Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-85

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-6389 van mevrouw Van de Casteele d.d. 13 december 2006 (N.) :
Verpleegkundigen, logopedisten en kinesitherapeuten. — Verstrekkingenregister. — Koninklijk besluit van 10 november 2006 tot herinvoering van de bewaring van verstrekkingen.

De wet van 7 december 2005 tot opheffing van artikel 76, eerste lid, en artikel 168, zesde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zorgt ervoor dat verpleegkundigen, logopedisten en kinesitherapeuten niet langer een verstrekkingenregister dienen bij te houden. De wetgever stelde immers vast dat er niet langer behoefte was aan het bijhouden van een verstrekkingenregister omdat de controlediensten van het RIZIV over voldoende informatie beschikten om hun opdracht uit te kunnen voeren. Met de wet werd vooral naar de zorgverleners toe een administratieve vereenvoudiging beoogd. Het bijhouden van een vertrekkingenregister zorgde immers voor heel wat administratieve overlast bij de betrokkenen en zorgde voor heel wat wrevel.

Kinesitherapeuten, logopedisten en verpleegkundigen moesten immers manueel alle verstrekkingen die zij verlenen optekenen in een verstrekkingenregister.

De regering kreeg de opdracht binnen de drie maanden een lijst op te stellen van gegevens die elektronisch zouden moeten worden bijgehouden. Bij het koninklijk besluit van 10 november 2006 voert de uitvoerende macht die opdracht uit, maar worden in feite weer dezelfde verplichtingen ingevoerd, maar dan elektronisch bij te houden in plaats van manueel (het bewaren van de data waarop de verstrekkingen uitgevoerd werden, naam en voornaam van de rechthebbenden en aard van de verleende verstrekkingen). Daarmee wordt wel papier bespaard maar wordt eigenlijk de wil van de wetgever niet gerespecteerd, met name de vermindering van de administratieve formaliteiten indien gegevens al via andere kanalen beschikbaar zijn.

Graag zou ik een antwoord krijgen op volgende vragen :

1. De datum van uitvoering was bepaald op drie maanden na verschijning van de wet in het Belgisch Staatsblad. Het koninklijk besluit dateert echter van 10 november 2006, ruim na de vooropgestelde termijn zoals bepaald in de wet. Is het huidige koninklijk besluit van 10 november dan wel wettelijk ?

2. De bedoeling van de wetgever tot schrapping van het verstrekkingenregister was het doorvoeren van een administratieve vereenvoudiging inzake het bijhouden van de verstrekkingen als controlemechanisme omdat die evengoed via andere manieren, zoals op basis van terugbetalingen, geverifieerd kunnen worden door de inspectiediensten. Deze wil komt duidelijk tot uiting in de verslagen.

Nu legt de Koning nieuwe voorwaarden tot bewaring van informatie op die de geschrapte bepaling zelfs nog verzwaren (de verplichting tot digitale bewaring). Gaat de uitvoerende macht hierbij haar bevoegdheid niet te buiten ?

3. Het koninklijk besluit van 10 november 2006 kwam er na overleg met de verschillende overeenkomstencommissies. De wetgever bepaalt echter dat het uitvoeringsbesluit er slechts mag komen na overleg met de sector van de betrokken beroepen. Ik stel vast dat één van de betrokken groepen, namelijk de zelfstandige thuisverpleegkundigen, binnen de overeenkomstencommissie verpleegkundigen, niet vertegenwoordigd is. Bijgevolg betekent dit dat met deze betrokken beroepsgroep niet overlegd is. Brengt dit de wettelijkheid van dit koninklijk besluit niet in het gedrang ? Is de geachte minister er zich van bewust dat vooral voor die groep de nieuwe verplichtingen moeilijkheden kunnen opleveren vermits veel zelfstandige verpleegkundigen nog niet geïnformatiseerd zijn.

4. Het koninklijk besluit van 25 november 1996 legde sancties op bij niet naleving van het bijhouden van het verstrekkingenregister. Het koninklijk besluit van 10 november 2006 voorziet geen sancties bij niet naleving van de nieuwe verplichtingen. Klopt dat ?

Uiteraard blijf ik voorstander van het ondersteunen van de verschillende betrokken beroepsgroepen om zoveel mogelijk op een geïnformatiseerde wijze patiëntendossiers te kunnen bijhouden om bijvoorbeeld pathologieregistratie en de elektronische uitwisseling van gegevens tussen verschillende zorgverleners mogelijk te maken. De cijfers die de geachte minister gaf in antwoord op mijn vragen daaromtrent (schriftelijke vraag nr. 3-4660, Vragen en Antwoorden nr. 3-65, blz. 6384) maken duidelijk dat er nog heel wat werk blijft en dat een stappenplan, opgemaakt met alle vertegenwoordigers van de verschillende beroepsgroepen, terzake aangewezen is.

Antwoord : 1. De drie maanden waren als volgt vastgelegd : « De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding en ten laatste drie maanden na de publicatie in het Belgisch Staatsblad »; de Koning kon dus een vervroegde datum van inwerkingtreding vastleggen maar, bij gebrek daaraan, trad de wet in werking op 18 april 2006.

2. Dat de Koning de gegevens vastlegt die elektronisch moeten worden bijgehouden, vloeit voort uit een parlementair initiatief (zie bijlage). Het soort gegevens dat moet worden bijgehouden, is voorwerp geweest van overleg met de betrokken sectoren. Het koninklijk besluit van 10 november 2006 werd ter advies aan deze sectoren voorgelegd. Wat de modaliteiten betreft : dat de datum van inwerkingtreding is uitgesteld (ontwerp van koninklijk besluit ingediend op 4 december 2006) is net om de mogelijkheid te bieden deze te bespreken.

3. De zelfstandige verpleegkundigen zijn wel vertegenwoordigd binnen de overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen (NFBV, NNBVV).

4. Er zijn inderdaad geen specifieke sancties meer voorzien voor het niet bijhouden van de gegevens bepaald in het koninklijk besluit van 10 november 2006, maar de wettelijk bepaalde sancties voor het niet bijhouden van een volledig dossier blijven gelden (een voorwaarde voor terugbetaling), zijnde artikel 141, § 5, b), van de huidige tekst van de gecoördineerde wet (of, in de toekomst, de tekst van het nieuwe artikel 73bis en artikel 142, 2º, voor de sancties).

5. Zie punt 2. De geachte minister is bereid om deze kwestie te bespreken, ook met de zorgverleners waarvoor momenteel geen homologatieprocedure bestaat, zijnde de logopedisten.

Bovendien overweegt de minister om de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit uit te stellen tot 1 januari 2008, zodat de betrokken zorgverleners voldoende tijd hebben om de noodzakelijke voorzieningen te treffen qua informatisering.