(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
De forfaitaire kostenvergoedingen voor reizen van korte duur in het buitenland worden door de administratie niet als belastbaar beschouwd, tenminste indien het bedrag 37,18 euro per dag niet overschrijdt.
1. Kan een leider van een onderneming die zich naar het buitenland dient te begeven in het kader van professionele activiteiten, ook dit voordeel genieten ?
2. Wat verstaat de geachte minister onder reizen « van korte duur » ?
3. Is de forfaitaire vergoeding evenzeer toegekend aan de personeelsleden, indien hun hotel- en eetkosten deel uitmaken van een factuur en opgenomen zijn in de boekhouding van de onderneming ?
4. Kan de forfaitaire vergoeding de overnachtingskosten vervangen, indien er geen bewijsstukken (factuur) voorhanden zijn ?
5. Een vennootschap kan een kaderlid dat voor een zending van korte duur naar het buitenland is geweest, terugbetalen op basis van een vast bedrag afgestemd op de forfaitaire kostenvergoedingen die FOD Buitenlandse Zaken aan zijn ambtenaren betaalt. Heeft de belastingadministratie dan het recht het opgegeven bedrag te weigeren en slechts het bedrag van 37,18 euro per dag te aanvaarden ?
Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna de antwoorden op de door haar gestelde vragen te willen vinden.
Vooreerst verwijs ik naar de antwoorden op de parlementaire vragen nr. 295 van volksvertegenwoordiger Yves Leterme van 29 maart 2000 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 50 034, blz. 3964 en volgende) en nr. 787 van volksvertegenwoordiger Trees Pieters van 18 september 2001 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 50 102, blz. 11932 en volgende). Daarin wordt gesteld dat de dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoedingen, zoals die zijn vastgesteld per land voor ambtenaren die behoren tot de « carrière hoofdbestuur » van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als een niet belastbare terugbetaling van eigen kosten van de werkgever in de zin van artikel 31, tweede lid, 1º, in fine van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden aangemerkt. De belastingadministratie zal er zich dus van onthouden de belastingplichtige te verplichten aan te tonen dat de door de werkgever of vennootschap toegekende forfaitaire vergoedingen voor een reis in het buitenland werkelijk beroepskosten zijn die uit de belastbare inkomsten moeten worden geweerd voorzover die vergoedingen niet meer bedragen dan de bovenbedoelde « forfaitaire dagelijkse vergoedingen », met dien verstande dat het forfaitaire bedrag van 37,18 euro echter nog steeds mag worden toegepast.
1. Die bedragen zijn niet alleen van toepassing op werknemers, maar ook op bedrijfsleiders.
2. Onder dienstreis « van korte duur » in het buitenland moet worden verstaan, een dienstreis in buitenland van maximum 30 dagen kalenderdagen.
3 en 4. De dagelijkse forfaitaire vergoedingen worden geacht alleen de kosten van de maaltijden en van de andere kleine uitgaven te vergoeden, met uitsluiting van de reis- en overnachtingskosten. Zij dekken dus niet de onvernachtingskosten en evenmin de verplaatsings- of reiskosten naar het buitenland en terug.
Onder kleine uitgaven wordt onder meer verstaan het plaatselijk vervoer in het land van bestemming — zoals tram, bus, metro of taxi —, drank, versnaperingen, lokale telefoongesprekken en fooien.
Wanneer de overnachtingskosten door de werkgever worden terugbetaald of ten laste werden genomen en deze tevens bepaalde maaltijden of kleine uitgaven omvatten, moeten de forfaitaire dagvergoedingen die als eigen kosten van de werkgever in aanmerking kunnen worden genomen — naargelang van het geval — worden verminderd :
— voor het ontbijt met 15 % van de dagelijkse forfaitaire dagvergoeding;
— voor het middagmaal met 35 % van de dagelijkse forfaitaire dagvergoeding;
— voor het avondmaal met 45 % van de dagelijkse forfaitaire dagvergoeding;
— voor de kleine uitgaven met 5 % van de dagelijkse forfaitaire dagvergoeding.
5. Deze vraag is zonder voorwerp, gelet op wat voorafgaat.