3-1780/1 | 3-1780/1 |
29 JUNI 2006
De jongste jaren heeft de horeca in ons land het moeilijk gehad. In 2005 telde de sector 1 327 faillissementen.
De uitbaters van cafés en restaurants hadden dan ook hun hoop gesteld op een verlaging van de BTW van 21 naar 6 %. Eind 2005 kwam dit punt op de agenda van de Europese top van staats- en regeringsleiders. Ons land was daar een felle pleitbezorger van de verlaging. Het uitstel van beslissing op deze top en de verwijzing ervan naar de Europese Raad van ministers van Financiën bleek afstel. Duitsland vreesde dat een vermindering van de BTW voor restaurantkosten de poort wijd open zou zetten voor alle andere sectoren die hetzelfde zouden vragen.
Vele restaurantuitbaters hadden op die verlaging gehoopt om hun zaak terug financieel leefbaar te kunnen maken. Die mogelijkheid lijkt er de eerstkomende jaren niet in te zitten. Ons land kan hierin ook niet eenzijdig beslissen : het heeft hiervoor de toestemming van de Europese Unie nodig.
Met dit wetsvoorstel wil de indienster, via een andere piste, tegemoetkomen aan de noodkreet van de sector, welke gelet op zijn economisch belang alle mogelijke steun verdient.
Tot op heden zijn restaurantkosten enkel aftrekbaar als beroepskosten ten belope van 69 %; dit geldt zowel in de personen- als in de vennootschapsbelasting. Het is de bedoeling van de regering om dit percentage spoedig op te trekken tot 75 %. Waar voorheen restaurantkosten in het buitenland, gemaakte kosten voor buitenlanders en restaurantkosten bij seminaries voor 100 % aftrekbaar waren, zal dit met de nieuwe regeling ook 75 % worden.
Restaurantkosten zijn ook (gedeeltelijk) aftrekbaar in de personenbelasting voor wie zijn beroepskosten bewijst. Omdat het overgrote deel van de belastingplichtigen de forfaitaire beroepsaftrek verkiest, slaat de aftrek van werkelijke beroepskosten slechts op een uiterst klein deel belastingplichtigen.
Om de andere belastingplichtigen aan te moedigen vaker op restaurantbezoek te gaan, wil de indienster ook restaurantkosten die niet als beroepskosten omschreven worden, aftrekbaar maken. In dit voorstel voorziet zij erin dat elke belastingplichtige van zijn belastingen tot 250 euro per aanslagjaar aan restaurantkosten mag aftrekken. De maximale opbrengst die een belastingplichtige bijgevolg kan genieten, zal ergens tussen de 75 en 100 euro liggen, genomen tegen een gemiddelde aanslagvoet tussen de 30 en 40 %.
Rekening houdend met het feit dat de 6 400 000 belastingplichtigen in België maximaal van de restaurantaftrek zouden gebruikmaken, brengt dat de budgettaire kost van dit voorstel op ruim 500 miljoen euro per jaar.
Het is echter verkeerd dit bedrag als een nettokost te beschouwen. Toen de wetgever in 1999 de verplichting invoerde voor restauranthouders om bij elke afrekening een zogenaamd BTW-bonnetje uit te schrijven, had hij als doel de zwarte omzet bij restaurants onmogelijk te maken. Ze werden verplicht bij elke afrekening een BTW-bonnetje uit te schrijven. Aanvankelijk moest de klant dit zelfs telkenmale expliciet aan de restauranthouder vragen, want als hij buiten de zaak werd opgewacht door inspectiediensten en geen bonnetje kon voorleggen, kon hij beboet worden. Doordat elke afrekening nu door middel van een BTW-bonnetje werd overgemaakt aan de belastingdiensten, zouden die tot op de euro nauwkeurig weten hoeveel een restaurateur verdiend had. « In het zwart werken » zou dus onmogelijk worden.
Vijf jaar praktijk leert echter het tegendeel. De inspectie van klanten bij het verlaten van een restaurant werd al vlug opgegeven, met als gevolg dat die er dan ook geen belang meer bij hebben of ze nu wel dan niet een BTW-bonnetje vragen (afgezien van de kleine minderheid die het als beroepskost in mindering kan brengen). Sommige restauranthouders die niet al hun inkomsten aan de belastingsdiensten wensen aan te geven, beseffen dit ook.
Zelf kunnen we vaststellen dat er nog zelden een BTW-bonnetje uitgeschreven wordt bij een afrekening in een restaurant, of dat men op zijn minst beleefd vraagt of men een BTW-bonnetje nodig heeft.
Uit een recent onderzoek van VUB-professor Jacques Vilrokx blijkt dat in de restaurantsector over het algemeen kan uitgegaan worden van een gemiddelde zwarte omzet van 40 %. Op een jaarlijkse restaurantomzet van 4.4 miljard euro in België, betekent dit dat de schatkist per jaar al snel 140 miljoen euro (1) misloopt.
Dit bedrag is een onmiddellijk verlies voor de schatkist door de derving van belastingen op de winst. Een veel groter verlies — maar moeilijker te ramen — is het verlies aan BTW-inkomsten. Het uiteindelijk uitschrijven van het BTW-bonnetje zal met name ook een zwart circuit van producten onmogelijk maken. Om zwarte omzet te genereren, heeft een restauranthouder namelijk grondstoffen nodig die in het zwart aangeboden worden. Van deze grondstoffen zullen geen facturen bestaan, waardoor de schatkist uiteindelijk op deze zwarte omzet nog eens 21 % BTW verliest. Omdat het om « zwarte » grondstoffen gaat, zal de 21 % BTW, die aan de klant aangerekend wordt, verdwijnen in de broekzak van de uitbater of leverancier en niet de schatkist ten goede komen. Als telkens voor iedere maaltijd een BTW-bonnetje uitgeschreven wordt zal de schatkist hierdoor ongeveer 370 miljoen euro (2) recupereren.
De reden waarom de schatkist jaarlijks ongeveer 510 miljoen euro misloopt, is omdat klanten op dit ogenblik er geen belang bij hebben om een BTW-bonnetje te vragen en er bijgevolg de restauranthouder ook niet mee lastigvallen als hij er spontaan geen verstrekt.
Dit zal ongetwijfeld veranderen als de klant hier wel voordeel bij haalt. Als hij dit kan inbrengen als aftrek voor zijn belastingaangifte, heeft hij er alle belang bij om juist wel een BTW-bonnetje te vragen. Het oorspronkelijk idee van het BTW-bonnetje, dat ingevoerd werd om alle zwart geld uit de restaurantsector te bannen, zou zo dan eindelijk zijn doel bereiken.
Met dit wetsvoorstel wil de indienster de restaurantsector een steun geven, omdat de sector geen beoogde verlaging van de BTW-tarieven heeft verkregen. Het wetsvoorstel zal iedere Belg ertoe aanzetten om op restaurantbezoek te gaan en zo te kunnen profiteren van een maximumbelastingaftrek van 250 euro. Het gaat hier om jaarlijks 1,6 miljard euro. Een groot deel hiervan zal door extra restaurantbezoeken heel wat extra-inkomsten betekenen voor restaurants waarbij ook de werkgelegenheid zal toenemen.
De indienster is er zich van bewust dat dit voorstel een grote budgettaire impact zal hebben en in wezen gelijkstaat met een belastingvermindering van ruim 80 euro voor iedere belastingplichtige.
Omdat het wetsvoorstel tot gevolg zal hebben dat iedere restaurantbezoeker een BTW-bonnetje zal nodig hebben ter staving van zijn belastingaangifte, zal met dit voorstel het oorspronkelijke doel van het BTW-bonnetje bereikt worden. Het gevolg zal zijn dat de recuperatie aan belastingderving de budgettaire kost van het voorstel ruimschoots zal compenseren.
Annemie VAN de CASTEELE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 104, eerste lid, 10º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 28 december 1992, wordt hersteld in de volgende lezing :
« 10º restaurantuitgaven die geen beroepskosten zijn tot een maximum van 250 euro, en waarvan de echtheid en het bedrag verantwoord worden door middel van bewijsstukken; »
Art. 3
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
3 mei 2006.
Annemie VAN de CASTEELE Fauzaya TALHAOUI Berni COLLAS. |
(1) 4,4 miljard euro × 40 % = 1,760 miljard euro zwarte omzet, dit tegen een gemiddeld winstpercentage van 20 % en een gemiddelde aanslagvoet van 40 % maakt 140 miljoen euro.
(2) 1,760 miljard euro zwarte omzet × 21 % BTW = 370 miljoen euro.