3-553/4 | 3-553/4 |
17 JANUARI 2006
I. INLEIDING
Het voorstel van resolutie nr. 3-553 is ingediend op 10 maart 2004. De commissie heeft dit voorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 10 en 17 januari 2006.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW DEFRAIGNE EN DE HEER ROELANTS DU VIVIER, INDIENERS VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE
Mevrouw Defraigne verklaart dat het voorstel van resolutie een specifieke vorm van racisme beoogt, te weten het antisemitisme, dat zijn eigen kenmerken heeft. Daarom hebben de indieners een voorstel van resolutie ingediend dat alleen dat specifieke verschijnsel beoogt. Het antisemitisme is weliswaar een variant van het racisme in het algemeen, maar het leek essentieel het afzonderlijk te behandelen.
Het is duidelijk dat onze maatschappij sinds het begin van de 21e eeuw met een ware opflakkering van het antisemitisme wordt geconfronteerd. Dat is niet zo onschuldig, zoals duidelijk blijkt uit de toelichting bij het voorstel. Het feit dat er weer geweld wordt gepleegd tegen joden en de ernst van daden bewijzen dat. Mevrouw Defraigne verwijst naar de vele voorbeelden en gegevens die het voorstel van resolutie vermeldt.
Wat het meest verontrust, is dat het antisemitisme momenteel deel uitmaakt van het verbaal geweld dat als dagelijks kan worden omschreven. In alle geledingen van onze samenleving raakt men steeds meer gewend aan antisemitische uitlatingen en clichés. Dat proces van verbale gewenning moet hoe dan ook bestreden worden.
Even verontrustend is de vaststelling dat joodse scholen in België het slachtoffer werden van gewelddadige aanvallen, waardoor de leerlingen gedwongen werden bepaalde metrostations te mijden om geweldplegingen te ontlopen. Dit is een echte schande voor een democratische Staat.
Het is een ernstig drama te moeten vaststellen dat onze samenleving momenteel niet kan waarborgen dat ook joden in vrede kunnen leven. Die toestand moet bijgevolg aan de kaak worden gesteld.
Wat de zeven concrete maatregelen betreft die aan de regering worden gevraagd, verwijst de indiener van het voorstel naar zijn tekst.
De heer Roelants du Vivier wijst erop dat het Centrum voor Gelijkheid van Kansen in België in zijn jaarverslag van 2004 duidelijk heeft gesteld dat de toestand in het Midden-Oosten het gevoel van onrechtvaardigheid heeft doen toenemen en dat de bijna dagelijkse beelden van geweld tegen Palestijnse burgers wraakgevoelens hebben gewekt die soms in antisemitisme uitmonden. Verder stelt het jaarverslag dat het oude, inheemse antisemitisme door die nieuwe context is opgeflakkerd.
De dienst racisme heeft in 2004 1 000 klachtendossiers wegens racisme behandeld, tegen 779 in 2003. Wat het antisemitisme op zich betreft, noteerde het Centrum in 2004 60 klachten wegens antisemitisme, soms met fysiek geweld, tegen een dertigtal in 2003.
De website www.antisemitisme.be noteerde in 2005 48 antisemitische daden, tegen 46 in 2005 en 28 in 2003.
Er bestaan geen recente gegevens van het Europees Waarnemingscentrum inzake racisme en vreemdelingenhaat, noch van de Commissie tegen racisme en onverdraagzaamheid, maar in Frankrijk slaat de Commission nationale consultative des droits de l'homme in zijn jaarverslag van maart 2005 alarm over het toenemend aantal racistische of antisemitische geweldplegingen en bedreigingen omdat dat verschijnsel in 2004 een nooit gezien peil heeft bereikt. In een jaar tijd is het aantal antisemitische en racistische daden in Frankrijk nagenoeg verdubbeld. Aldus heeft de Commission nationale in 2004 970 daden van antisemitisme opgetekend, tegen 601 in 2003.
We kunnen dus niet genoeg beklemtonen dat we aandacht moeten hebben voor het bijzondere en onuitroeibare verschijnsel dat het antisemitisme is.
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Collas onderstreept dat antisemitisme een ernstige zaak is. Op 26 januari 2006 wordt de holocaust herdacht. Het is wenselijk dat de commissie zich bij de tekst van de resolutie aansluit, zodat ze bij die gelegenheid kan worden voorgesteld.
De heer Moureaux stelt vast dat het om een voorstel van resolutie van 2004 gaat, waarin heel wat zaken staan die moeten worden geactualiseerd. Tevens bevat het voorstel van resolutie heel wat verwijzingen naar de toestand in Frankrijk, maar weinig of geen naar de toestand in België. Het spreekt vanzelf dat zijn partij achter het beginsel staat dat de strijd tegen racisme en xenofobie opgevoerd moet worden maar het voorstel bevat verwijzingen naar feiten die gedateerd bigak zijn en moet aan de actualiteit worden aangepast.
De Belgische wetgeving beschikt reeds over een wet die racisme en antisemitisme veroordeelt en het lijkt spreker voor de hand te liggen dat beide begrippen niet van elkaar mogen worden losgekoppeld. Het voorstel van resolutie gaat alleen over antisemitisme, zonder te verwijzen naar racisme. Dat lijkt hem niet wenselijk.
Zoals reeds gezegd komt de aanpassing van vermelde gegevens in het voorstel van resolutie hem als noodzakelijk voor. Tevens is de allusie op het Israëlisch-Palestijns conflict pertinent, maar ze moet met de grootste omzichtigheid worden behandeld.
Ter illustratie van de noodzaak om het voorstel te updaten, geeft spreker een voorbeeld uit de actualiteit dat hem essentieel voorkomt, namelijk de recente uitlatingen van de nieuwe president van Iran, die zeer verontrustend zijn. Er is nog geen uitgesproken besmettingseffect, maar het dreigt op te duiken wanneer niemand er zich tegen verzet. Hij meent dus dat men snel en duidelijk een standpunt moet innemen tegen dergelijke verklaringen.
Mevrouw Defraigne meent dat de woorden van de president van Iran verder reiken dan het internationale Israëlisch-Palestijnse probleem. De woorden van de Iraanse leider over de holocaust waren duidelijk negationistisch en revisionistisch getint en kunnen inderdaad in de toelichting bij het voorstel van resolutie worden opgenomen. Er is dus niets op tegen dat men een alinea van de resolutie aan het Iraanse hoofdstuk wijdt aangezien het om de recentste actualiteit gaat.
Volgens spreekster moet men echter voorkomen alles door elkaar te halen door zich teveel toe te spitsen op de internationale context en op de problemen die Israël met zijn Arabische buurlanden heeft.
De resolutie betreffende de opflakkering van het antisemitisme beoogt vooral het geweld en de aanvallen op joden als dusdanig in ons land en in Europa. Men moet zich aan het onderwerp van het debat houden en mag niet noch uitweiden, noch de draagwijdte ervan beperken : het antisemitisme is meer dan een probleem van buitenlands beleid.
De heer Moureaux deelt de analyse van de toestand zoals mevrouw Defraigne die maakt, niet. De opflakkering van het antisemitisme in onze samenleving is geen alleenstaand feit maar precies een feit dat verband houdt met een internationale context. Zij die tegenwoordig antisemitische uitlatingen doen, steunen hoofdzakelijk op de internationale politieke toestand. De internationale context niet ter sprake brengen zou een fundamentele vergissing zijn.
Spreker denkt dus dat het van essentieel belang is de draagwijdte van de woorden van de Iraanse president niet te onderschatten. Wat in Iran gebeurd is, is echt onrustwekkend : voor het eerst neemt een staatsbestel een ondubbelzinnig negationistisch en antisemitisch standpunt in. Het gevaar op besmetting van andere staatsoverheden is heel reëel. Hij kan zich geen resolutie van onze assemblee voorstellen die het standpunt van de president van Iran niet duidelijk veroordeelt.
Voor het overige herhaalt hij zijn mening dat racisme en antisemitisme onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat het onlogisch zou zijn ze van elkaar te willen losmaken. De commissie moet dus aan een resolutie werken die zowel het racisme als het antisemitisme behandelt en waarin de minister van Justitie verzocht wordt alle overtredingen van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van door racisme of xenofobie ingegeven daden krachtig te vervolgen. Dat belet geenszins dat men een alinea aan het antisemitisme wijdt, gebaseerd op de recente gebeurtenissen in Iran.
De heer Van Peel betwijfelt of men kwalijke maatschappelijke fenomenen kan bestrijden met resoluties. Dat het probleem van het antisemitisme bestaat en groeit is echter overduidelijk. Het conflict tussen Palestina en Israël moet echter absoluut gescheiden worden van de problemen inzake racisme en antisemitisme want daardoor wordt een oplossing alleen maar moeilijker. De bedoeling van dit soort resoluties mag zeker niet zijn om het conflict aan te wakkeren in plaats van het op te lossen en om die reden lijkt het aangewezen om de tekst evenwichtiger te maken.
De heer Delpérée meent dat een resolutie zoals voorliggende slechts politiek nut heeft indien de democratische partijen een consensus over het voorstel bereiken.
Ten tweede is het duidelijk dat de toelichting bij het voorstel inderdaad volledig achterhaald is. Ze alludeert onder andere op feiten van 2002 en op zogenaamde « recente » gebeurtenissen, terwijl ze van 2003 dateren.
De heer Van Peel kan, vanuit zijn Antwerpse invalshoek, het standpunt van de heer Moureaux alleen maar bijtreden. Antwerpen telt een grote gemeenschap van joden en van Marokkanen. Er is in Antwerpen jarenlang geen sprake geweest van antisemitisme doch het opflakkeren en het exploiteren van het conflict in het Midden Oosten heeft overduidelijk opnieuw aanleiding gegeven tot gevoelens van antisemitisme. Uiteraard heeft het antisemitisme veel diepere wortels in onze samenleving maar het doel van de resolutie, het bestrijden van nieuw opflakkerend antisemitisme, is in zeer grote mate een gevolg van de internationale context.
De heer Roelants du Vivier begrijpt dat sommigen het begrip racisme willen associëren met het antisemitisme. Andere resoluties in die zin zijn trouwens reeds ingediend in de Senaat, de Kamer van volksvertegenwoordigers en andere instellingen.
Deze resolutie wil echter specifiek ingaan op het antisemitisme, of het nu het gevolg is van internationale gebeurtenissen dan wel latent aanwezig is. Het is belangrijk een krachtig signaal te geven, wat kan via een resolutie betreffende het antisemitisme als zodanig en de heropflakkering ervan. De VN heeft 26 januari uitgeroepen als herdenkingsdag van de Holocaust. Het is belangrijk dat de Senaat bij die gelegenheid een resolutie aanneemt tegen het antisemitisme en de heropleving ervan.
Voor het overige onderschrijft spreker de terechte wens van de commissie om de tekst van het voorstel van resolutie te actualiseren. Hij dient dan ook amendementen in die de inhoud van het voorstel aanpassen aan de recentste cijfers en de huidige internationale politieke context.
IV. BESPREKING EN STEMMINGEN
Amendementen nrs. 1 tot 14 van de heer Roelants du Vivier
De heer Roelants du Vivier dient 14 amendementen in (stuk Senaat, nrs. 3-553/2 en 3-553/3), die de tekst van de resolutie actualiseren zodat die rekening houdt met de recentste cijfers en met de huidige internationale context. De indiener van de amendementen verwijst naar de opmerkingen van de commissieleden over het gebrek aan recente informatie in het voorstel.
Amendementen nrs. 15 en 16 van de heer Moureaux en mevrouw Bouarfa
Amendement nr. 15 (stuk Senaat, nr. 3-553/3) wil het opschrift van het voorstel van resolutie aanpassen aan de nieuwe tekst die amendement nr. 16 voorstelt.
Amendement nr. 16 (stuk Senaat, nr. 3-553/3) wil de consideransen en het dispositief vervangen door een nieuwe tekst.
Het voornaamste doel van dit amendement bestaat erin het antisemitisme te situeren in de ruimere context van racisme en xenofobie, waarvan het trouwens maar een specifieke vorm is.
De tekst zelf van het amendement is grotendeels ingegeven door een tekst die in een andere assemblee unaniem door de democratische partijen aangenomen werd.
Een aantal overwegingen zijn in het bijzonder bedoeld om ervoor te zorgen dat elkeen de etnische of religieuze afkomst kan overstijgen en dat oplossingen voorgesteld worden die de verschillen eerbiedigen.
De heer Moureaux benadrukt dat een aantal overwegingen bovendien specifiek het probleem van de antisemitische daden behandelt in de geest van het voorstel van resolutie.
In het voorgestelde amendement komt de indiener ook terug op een van de ernstigste feiten van de recente actualiteit, namelijk de uitspraken van de Iraanse President Mahmoud Ahmadinejad. In zijn ogen is dat een van de voornaamste punten van de resolutie, aangezien de antisemitische uitspraken gedaan werden door een officiële overheid, en zij dus met klem veroordeeld moeten worden.
Ten slotte legt het amendement ook meer de klemtoon op de initiatieven van de Belgische overheid in de strijd tegen het racisme en het antisemitisme. Spreker verwijst immers liever naar de Belgische toestand in plaats van systematisch te verwijzen naar de Franse maatregelen, waar hij het overigens niet altijd mee eens is.
Voorts verwijst spreker naar de tekst van zijn amendement.
De heer Destexhe is het niet eens met de opvatting die aan de basis ligt van het amendement. Het probleem van het antisemitisme is een specifiek probleem, het is geen subcategorie van het racisme en kan er ook niet mee gelijkgesteld worden.
Zijn fractie is vanzelfsprekend bereid een afzonderlijke resolutie goed te keuren die een duidelijk signaal in de strijd tegen het racisme zou geven. Men moet echter vaststellen dat er specifieke daden begaan worden tegen de joodse gemeenschap in België, bijvoorbeeld tegen hun scholen of handelszaken. Dat geldt zowel voor Frankrijk als voor België.
Er bestaan zeker verbanden tussen het racisme en het antisemitisme, maar het ene mag niet zomaar met het andere gelijkgesteld worden.
Hij vreest dat men door antisemitisme en racisme op een hoop te gooien het probleem gaat afzwakken of banaliseren. Het door de heer Moureaux voorgestelde amendement gaat helaas duidelijk in die richting : de werkingssfeer is veel te ruim.
De heer Moureaux is bereid om een technische verbetering aan te brengen in de tekst van zijn amendement en de verwijzing naar islamofobie in de zesde overweging te schrappen. Die verwijzing verruimt de werkingssfeer van de resolutie inderdaad te veel.
Het is daarentegen bijzonder gevaarlijk om racisme en antisemitisme van elkaar los te koppelen, want beide fenomenen houden nauw verband met elkaar.
De heer Delperée herhaalt dat hij zich niet kan inbeelden dat de democratische partijen van ons land het oneens zijn over een onderwerp als het antisemitisme op basis van een tekst waarover een consensus moet bestaan. Het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft wel een consensus bereikt tijdens besprekingen over een vergelijkbaar onderwerp.
Concreet stelt hij vast dat als de commissie beslist het door de heer Moureaux voorgesteld amendement aan te nemen, het opschrift van de resolutie moet worden gewijzigd aangezien de inhoud wordt gewijzigd. Ook de toelichting moet worden aangepast naar gelang van de keuze die de commissie maakt.
Ten slotte meent hij dat het amendement van de heer Moureaux vollediger en evenwichtiger is. Het is storend dat in het oorspronkelijke voorstel steeds wordt verwezen naar de situatie in Frankrijk.
Tot slot wijst hij erop dat als de commissie amendement nr. 16 van de heer Moureaux aanneemt, subamendementen moeten worden ingediend om bepaalde termen te wijzigen.
De commissie stemt eerst over het meest verstrekkende amendement, amendement nr. 16 van de heer Moureaux en mevrouw Bouarfa (stuk Senaat, nr. 3-553/3) dat het volledige voorstel van resolutie vervangt door een nieuwe tekst. Met 7 stemmen tegen 4 bij 1 onthouding besluit de commissie dat amendement 16 als basis dient voor de bespreking.
Op amendement nr. 16 worden evenwel een aantal subamendementen ingediend.
De heer Delpérée dient op dit amendement drie subamendenten in. De amendementen 17, 18 en 19 (stuk Senaat, nr. 3-553/3) die er alle toe strekken de verwoording van de resolutie een algemenere draagwijdte te geven.
De heer Roelants du Vivier dient de amendementen 5, 6, 7 (stuk Senaat, nr. 3-553/2) en 13 (stuk Senaat, nr. 3-553/3) opnieuw in als subamendement op amendement 16.
De heer Moureaux en mevrouw Bouarfa dienen zelf een subamendement nr. 20 (stuk Senaat, nr. 3-553/3) in dat het belang benadrukt van de systematische vervolging van de daders antisemitische handelingen.
Amendement nr. 5, opnieuw ingediend als subamendement op amendement 16, wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Amendement nr. 6, opnieuw ingediend als subamendement op amendement 16, wordt verworpen met 6 stemmen tegen 6 stemmen (staking van stemmen — artikel 47 van het reglement van de Senaat).
Amendement nr. 7, opnieuw ingediend als subamendement op amendement 16, wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Amendement nr. 13, opnieuw ingediend als subamendement op amendement 16, wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
De amendementen nr. 17 en nr. 18, subamendementen op amendement nr. 16, worden telkens aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 19, subamendement op amendement nr. 16, wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Amendement nr. 20, eveneens een subamendement op amendement nr. 16, wordt aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.
Het geheel van het aldus gesubamendeerde amendement nr. 16 wordt aangenomen met 11 stemmen bij 2 onthoudingen.
Ingevolge deze stemming vervallen de amendementen 1 tot en met 14 van de heer Roelants du Vivier.
Amendement nr. 15
Amendement nr. 15 van de heer Moureaux en mevrouw Bouarfa wijzigt het opschrift van het voorstel van resolutie (stuk Senaat, nr. 3-553/3).
Op dit amendement wordt door de heer Delpérée evenwel een subamendement ingediend (amendement nr. 21 stuk Senaat, nr. 3-553/3) dat benadrukt dat het voorstel van resolutie de strijd tegen het antisemitisme in het bijzonder beoogt.
Subamendement nr. 21 wordt aangenomen met 11 stemmen bij 2 onthoudingen. Ingevolge deze stemming vervalt amendement nr. 15.
Mevrouw Bouarfa is niet te spreken over de pogingen van sommigen om racisten in categorieën op te delen : volgens hen zouden er racisten bestaan die zwarten haten maar Arabieren niet, of racisten die Arabieren haten en joden niet. Volgens haar moet dit soort opdelingen absoluut worden vermeden in de strijd tegen racisme. Het draagt immers niet bij tot het scheppen van een maatschappij die als geheel tegen racisme strijdt. De opdeling in categorieën stemt overigens niet overeen met de realiteit. Zij heeft reeds vaak met plezier vastgesteld dat er een soort solidariteit bestaat tussen alle groepen; zij reageren allemaal samen wanneer iemand van de ene of de andere groep het slachtoffer wordt van racisme. Zij verwijst bijvoorbeeld naar de moord op een Marokkaanse familie, toen Arabieren en joden samen hun afschuw over deze weerzinwekkende daad hebben uitgesproken.
Het geheel van het naar de commissie verwezen voorstel van resolutie, aldus geamendeerd, wordt aangenomen met 11 stemmen bij 2 onthoudingen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Stefaan NOREILDE. | Ludwig VANDENHOVE. |