3-1320/1 | 3-1320/1 |
7 JULI 2005
I. INLEIDING
Het initiatief voor de Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie (EIRC) past in het kader van een Europees samenwerkingsverband waarin de parlementaire ruimtevaartgroepen van België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigd zijn. Opgericht in 1999, komen deze groepen op geregelde tijdstippen en minstens één keer per jaar samen om het Europees ruimtevaartbeleid te bespreken. In 2001 nam de Belgische Senaat het voorzitterschap van de EIRC waar. In 2006 zal de Belgische Senaat via de Werkgroep « Ruimtevaart » opnieuw voorzitter zijn.
In het kader van de EIRC nam een delegatie van de werkgroep deel aan de zevende interparlementaire conferentie in Parijs van 15 tot 18 juni 2005.
Als bijlagen werden het programma van de conferentie, de deelnemerslijst, de slotverklaring, de Belgische amendementen en de bijdragen van de Belgische delegatie aan deze conferentie toegevoegd.
II. VOORBEREIDING VAN DE EIRC — VERGADERING VAN 9 JUNI 2005
Inleiding
De EIRC vindt plaats van 15 tot 18 juni 2005 in Parijs onder Frans voorzitterschap. Op initiatief van Frankrijk, zal de Duitse parlementaire lucht- en ruimtevaartcommissie nauw betrokken worden bij dit voorzitterschap. Volgend jaar zal België het roterend voorzitterschap van deze conferentie waarnemen via de werkgroep « ruimtevaart » van de Senaat.
De Belgische delegatie voor deze conferentie bestaat uit mevr. Hermans en Kapompolé en de hh. Willems en Roelants du Vivier.
Het lidmaatschap van de EIRC is niet eenvormig. In de eerste plaats zijn er de permanente leden, te weten die nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie en/of ESA waar een permanente parlementaire commissie-comité-werkgroep exclusief bevoegd is voor ruimtevaart. Thans zijn dit België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Er zal tijdens de conferentie worden voorgesteld om Tsjechië en Rusland tot deze groep toe te laten, hetgeen voor de laatste stof geeft voor heel wat discussie.
Verder zijn er de gewone leden van de conferentie, te weten de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie en/of ESA. Ten slotte zijn er de waarnemers, te weten die landen die een ruimtevaartprogramma hebben : Verenigde Staten, China, Japan, Indië, Brazilië en Canada.
Bespreking van het ontwerp van slotverklaring en de voorgestelde Belgische amendementen
Het ontwerp van slotverklaring werd opgesteld door het Frans-Duits voorzitterschap, en kan op vele plaatsen worden verbeterd. Om deze reden werden een groot aantal Belgische amendementen ingediend. Vermoedelijk zullen tijdens de conferentie nog voorstellen worden gedaan door de Italiaanse en Britse delegatie.
De Belgische amendementen werden reeds besproken tijdens een informele vergadering tussen de leden van de werkgroep en vertegenwoordigers van de uitvoerende macht. Verder werd rekening gehouden met de opmerkingen en verzuchtingen van de verschillende actoren actief in de ruimtevaartsector.
Bedoeling is om met een coherent voorstel naar Parijs te gaan dat zo goed mogelijk de visies en standpunten weerspiegelt die in België bestaan.
Amendementen ingediend namens de Vlaamse Ruimtevaart Industriëlen (VRI)
De heer Thierry Eltges, Newtec en vertegenwoordiger van VRI, wenst de door deze organisatie ingediende amendementen 20, 29 en 30 nader toe te lichten.
Op het vlak van industriële politiek hebben ESA en de Europese Commissie in het verleden (al te) veel nadruk gelegd op de grote infrastructuur- en andere programma's. Hoewel dit zeer belangrijk is, wordt soms vergeten dat men ook aandacht moet besteden aan het commercieel en wetenschappelijk gebruik van de ruimte. Traditioneel worden hiervoor de Europese nationale ruimtevaartprogramma's gebruikt. Dit is in België echter niet mogelijk omdat een dergelijk programma niet bestaat. Nochtans is een groot deel van de Belgische industrie, en vooral dan de KMOs, afhankelijk van dergelijke programma's.
Vandaar dat in de voorgestelde amendementen wordt gevraagd om, verwijzend naar de enkele bestaande ESA-programma's als ARTES, GSTP en PRODEX, blijvend aandacht te besteden aan de noden van de gebruikers -commercieel of wetenschappelijk- van de produkten ontwikkeld in het kader van de ruimtevaart.
De leden van de werkgroep onderschrijven deze amendementen en zullen ze verdedigen tijdens de conferentie.
Opmerkingen aangaande GMES
De heer Dominique Fonteyn, Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie, wenst dieper in te gaan op het GMES-programma. Hij heeft de indruk dat dit programma wordt uitgevoerd in een te verspreide slagorde en dat er niet genoeg wordt geconcretiseerd. Al te vaak stelt men zich de vraag wie de uiteindelijke gebruikers zullen zijn van dit fantastisch aardobservatiesysteem. Er is een probleem van bekendheid en communicatie. Men vraagt zich nog teveel af waar men dit programma allemaal voor kan gebruiken. Vandaar dat de heer Fonteyn het amendement 6 toejuicht, dat hier een begin van oplossing kan bieden.
De heer Brice Lançon, SAFRAN, verwijst naar de conclusies van de Europese Ministerraad in Göteborg in 2001 waarin drie prioriteiten voor GMES werden gedefinieerd : crisisbeheersing, toezicht op de aarde (kadasters enz) en maritiem toezicht. De Europese Commissie is thans volop bezig deze prioriteiten verder uit te werken en te concretiseren. Eens dat gedaan is, zullen mogelijke gebruikers vanzelf kunnen worden gevonden.
De heer Giulio Barbolani di Montauto, ESA, benadrukt dat er in de Europese Unie steeds een gebrek is aan de nodige budgetten voor infrastructuurwerken in een programma. Er is een tendens om die te willen afschrijven op de gebruikers. Ook het Galileo-programma heeft hiermee te maken gekregen. Het is dan ook niet onlogisch dat potentiële gebruikers zich (nog) niet kenbaar maken om mogelijke kosten te vermijden. Er is nood aan een duidelijke mentaliteitswijziging.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, bevestigt het belang dat door België wordt gehecht aan GMES. Dit programma zal één van de prioriteiten worden van het Belgisch voorzitterschap van de EIRC in 2006.
Overige opmerkingen en amendementen
De heer Pierre Rousseau, Alcatel ETCA, verwijst naar amendement 32 om het belang te benadrukken van het onderscheid tussen het 7e kaderprogramma in algemene bewoordingen en de specifieke bepalingen hierin aangaande ruimtevaart en veiligheid. De financiering van dit laatste mag niet gebeuren zoals voor de rest van het programma. De mogelijkheid om aparte regels te voorzien, moet worden onderzocht.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, vindt dit een zeer terechte opmerking en zal dit aankaarten bij de andere delegaties in Parijs.
Meer algemeen is de heer Roelants du Vivier van oordeel dat het nodig is het 7e kaderprogramma te vermelden. Op basis hiervan heeft de Europese Commissie nu reeds bevoegdheden inzake ruimtevaart. Met de onzekere toekomst van de Europese Grondwet als basis voor een Europese ruimtevaartpolitiek in het achterhoofd, is dit geen overbodige luxe.
De heer Giulio Barbolani di Montauto, ESA, vindt de Belgische voorstellen zeer positief, en hoopt dat er tijdens de conferentie voldoende ruimte zal zijn om deze te verzoenen met de Frans-Duitse tekst die als basis zal dienen. Hij verwijst ook kort naar de conclusies van de « Space Council » (raden van ministers van ESA en de Europese Unie verenigd) van 7 juni laatsleden, waar duidelijk uit blijkt dat de focus thans ligt op de industriële politiek in de ruimtevaartsector.
De heer Brice Lançon, SAFRAN, legt de nadruk op de link tussen ruimtevaart en defensie en de rol van het Europees defensie-agentschap hierin. Dit is één van de pistes via dewelke een echte Europese ruimtevaartpolitiek zich verder kan ontwikkelen.
De heer Roelants du Vivier, voorzitter, benadrukt dat België steeds de link tussen ruimtevaart en defensie heeft verdedigd en dit zal blijven doen. Het is onrealistisch om over ruimtevaart te spreken zonder de defensiesector in het achterhoofd te houden.
III. EUROPESE INTERPARLEMENTAIRE RUIMTEVAARTCONFERENTIE — ZITTING VAN 15 JUNI 2005 (ASSEMBLEE VAN DE WEST-EUROPESE UNIE)
Voorstelling van het verslag van de Assemblee van de WEU op de wapenbeheersing en de niet-verspreiding van wapens : de controlemogelijkheden per satelliet, verslag ingediend door de Commissie voor Techniek en Ruimtevaart door de heer Jean-Guy Branger
De heer Branger heeft opgeroepen tot het opstarten van een echt Europees militair programma voor ruimte-observatie dat in het kader van het EVDB zou moeten leiden tot een zekere strategische onafhankelijkheid. Bovendien heeft hij eraan herinnerd dat men alleen voor het wetenschappelijk onderzoek tot een Europese samenwerking gekomen is (in de schoot van de ESA), terwijl de observatie met militaire doeleinden uitsluitend van het initiatief van de Staten afhangt.
De Europese samenwerking is op het vlak van het verspreiden van informatie aanzienlijk versterkt, met de oprichting van het satellietcentrum van de Europese Unie in Torrejón en het Europees bewapeningsagentschap. Niettemin is het vandaag ondenkbaar dat de Europese Unie zich zou mengen in de bouw van de volgende generatie observatiesatellieten, die op zuiver nationale basis zal geschieden.
In haar aanbevelingen is de Assemblee van oordeel geweest dat de Europese Unie reeds kan zorgen voor een Europees model, dat gebruikt kan worden wanneer de Unie klaar zal zijn om een militaire ruimtemacht te worden in overeenstemming met haar buitenlands beleid en haar doelstellingen op het vlak van wapenbeheersing en non-proliferatie. De Assemblee heeft eveneens de wens uitgesproken dat Europese initiatieven, als GMES, een wereldwijd systeem van bewaking van milieu en veiligheid (gezamenlijk gestuurd door het ESA en de EU) of intergouvernementele initiatieven als de BOC (Gemeenschappelijke operationele behoefte voor een Europees globaal aard-observatiesysteem per satelliet), die reeds goedgekeurd is door de stafchefs van het Franse, het Duitse, het Italiaanse, het Belgische, het Spaanse en het Griekse leger, worden aangemoedigd.
Om te streven naar een krachtig militair Europa in de ruimte, heeft de Assemblee voorgesteld dat het Satellietcentrum alle middelen zou krijgen die nodig zijn voor het vervullen van het EVDB, met vooral de toegang tot commerciële en niet-commerciële beeldverwerking voor de lidstaten van de Europese Unie, en dat het Centrum een tactische capaciteit kan verwerven om de Petersbergtaken uit te voeren.
Voorstelling van de Europese interparlementaire ruimteconferentie door de heer François Roelants du Vivier, vervanger van de heer Christian Cabal, voorzitter van de 7e EIRC
De voorstelling van de heer Roelants du Vivier is als bijlage in het verslag opgenomen
Toespraak van de heer Frank Asbeck, Directeur van het Satellietcentrum van de Europese Unie
De heer Franck Asbeck heeft de lidstaten gevraagd om het budget van het Satellietcentrum te verhogen opdat het zijn capaciteiten kan ontwikkelen ten dienste van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).
Hij heeft verklaard dat het Centrum sinds talrijke jaren werkt met een begroting met nulgroei. Die begroting, die op dit ogenblik 10 miljoen euro per jaar bedraagt, is onvoldoende, onder meer rekening houdend met de kwaliteit en de kwantiteit van het aan het Centrum gevraagde werk en in vergelijking met de begroting van andere vergelijkbare instellingen. Het Centrum stelt 70 ambtenaren te werk, waarvan 20 beeldanalisten, en het heeft voldoende opdrachten om nog meer dan een jaar bezig te zijn.
Het Centrum, dat door de Assemblee van de WEU werd opgericht, beschikt over mogelijkheden van groot strategisch belang voor de ontwikkeling van de capaciteiten van het EVDB. Om de middelen van het EVDB verder te ontplooien moeten we beschikken over de nodige geospatiale ondersteuning met elementen die gedeeld kunnen worden. De Europese Unie kan het zich niet veroorloven het toenemend belang te negeren van de geospatiale informatie. Men moet erkennen dat die nog weinig ontwikkeld is maar ze is er niet minder onmisbaar om, indien de Europese Unie haar strategische doelstellingen wil realiseren met het oog op een veilig Europa en een betere wereld. Het Centrum kan als inlichtingenorgaan van de Europese Unie, door het puren van informatie uit beelden, op dat vlak een doorslaggevende rol spelen.
De heer Asbeck heeft ten slotte verklaard dat hij sinds lang werkt aan de ontwikkeling van standaarden voor beeldinterpretatie en gegevensverwerking. De standaardisering is essentieel voor de operationaliteit tussen de lidstaten zelf en met andere landen als de Verenigde Staten. De Europese Unie dient te steunen op de ervaring van het Centrum bij de voortzetting van haar taken voor het instellen van een gecentreerde of gestructureerde netcapaciteit.
IV. EUROPESE INTERPARLEMENTAIRE RUIMTEVAARTCONFERENTIE — ZITTING VAN 16 JUNI 2005 (ESA)
Verwelkoming en algemene inleiding
De heren Jean-Jacques Dordain (Directeur generaal van ESA), Kurt Rossmanith (voorzitter van de Duitse delegatie en co-voorzitter van de conferentie) en Alain Gournac (interimvoorzitter van de Franse delegatie en co-voorzitter van de conferentie) benadrukten het belang van deze bijeenkomst op een ogenblik dat Europa zwaar verdeeld is over de richting waarin het moet evolueren. De 17 nationale delegaties aanwezig op deze conferentie bevestigen het feit dat ruimtevaart één van die materies is waarrond een coherent Europa kan worden gebouwd.
Internationale samenwerking is cruciaal voor het welslagen van de avonturen van de mens in de ruimte. De aanwezigheid van delegaties uit de Verenigde Staten, Rusland, China, Japan en vele andere niet-Europese landen tonen dit aan.
In 1999 werd de eerste interparlementaire ruimtevaartconferentie georganiseerd met de 6 landen die thans de permanente leden vormen van de EIRC In 2005, een jaar waarin ESA zijn 30e verjaardag viert, Arianespace 30 kaarsjes uitblaast en Frankrijk 40 jaar geleden zijn eerste satelliet lanceerde, is de EIRC volwassen geworden.
Drie onderwerpen staan tijdens de conferentie centraal. In de eerste plaats gaat het over de bescherming van de Aarde via onder andere het GMES-systeem. Voorts wordt er dieper ingegaan op de verkenning van de ruimte. Ten slotte staat de jeugd en het onderwijs centraal.
De rol van de nationale ruimtevaartagentschappen in de ontwikkeling van een ruimtevaartbeleid
Uiteenzettingen
Achtereenvolgens namen de hh. Jean-Jacques Dordain (ESA), Sigmar Wittig (DLR — Duitsland), Sergio Vetrella (ASI — Italië), Anatoly Perminov (Roskosmos — Rusland), Keiji Tachikawa (JAXA — Japan) en Sun Laiyan (CNSA — China) het woord.
Alle sprekers waren overtuigd van de noodzaak van samenwerking op wereldvlak inzake ruimtevaart. Enkel op die manier kunnen de enorme kosten en risico's worden gedekt.
Op Europees vlak moet een zeer intensieve samenwerking tot stand worden gebracht om een politiek te kunnen voeren die evenwaardig is aan die van de Verenigde Staten. Rusland moet een bevoorrechte partner worden van Europa inzake ruimtevaart.
De ontwikkeling van nationale programma's in Japan, China en andere landen moet worden aangemoedigd. Deze programma's moeten worden geïntegreerd in een groter internationaal geheel, gebaseerd op samenwerking en gelijkwaardigheid.
De heer Dordain benadrukte echter dat een dergelijke internationale samenwerking de solidariteit tussen de Europese landen niet mag ondermijnen.
De heer Perminov stelde ten slotte dat internationale samenwerking de enige dam is tegen een verregaande militarisering van de ruimte. Alle sprekers benadrukten het belang van het vreedzaam gebruik van de ruimte als gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid.
Voorbeeld van een dergelijk internationaal geheel is het « Cassini-Huygens » programma, waar NASA de Cassini-module heeft ontwikkeld en ESA de Huygens-lander. Een nieuwe opportuniteit ligt in de Amerikaanse plannen voor een verdere (bemande) exploratie van de ruimte en de complementariteit aan het Europese « Aurora »-programma en gelijkaardige plannen van China en anderen.
Ruimtevaart is meer dan enkel wetenschap of economie. Het is een instrument van exploratie, maatschappijvorming, onderwijs en algemene menselijke ontwikkeling. Elke persoon op Aarde gebruikt ruimtevaart. Tevens is het een katalysator voor andere takken van wetenschap en onderzoek. Het belang is dan ook enorm.
Op Europees vlak moet verder worden gewerkt aan de idee om van ESA het agentschap te maken dat de Europese ruimtevaartpolitiek zoals gedefinieerd moet worden door de Europese Unie, dient uit te voeren. De Europese Unie moet daarenboven veel meer gebruik gaan maken van hetgeen ruimtevaart te bieden heeft voor de uitwerking van een Europees beleid op alle gebied. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in domeinen als landbouw, maritieme pollutie, bosbranden, enz.
Bijzondere aandacht werd door de heer Vetrella besteed aan de rol van de parlementsleden in de ontwikkeling van een ruimtevaartpolitiek. Zij moeten de wisselwerking tussen de echte ruimtevaarttechnologie en de concrete toepassingen in de maatschappij helpen vergroten, de beschikbare budgetten voor onderzoek verhogen, de mogelijkheden inzake toegang tot en financiering van onderwijs gericht op de sector verbeteren en internationale samenwerking aanmoedigen.
De heer Perminov voegde hieraan toe dat de parlementsleden ook moeten waken over de ontwikkeling en het behoud van een sluitend internationaal juridisch kader voor ruimtevaartactiviteiten en een harmonisering van de vele nationale wetten op dit vlak.
De vertegenwoordigers van de nationale ruimtevaartagentschappen maakten van de gelegenheid gebruik om de nationale realisaties en vooruitzichten in de schijnwerpers te plaatsen.
Gedachtewisseling
Een lid van de Britse delegatie benadrukte het belang van het ruimte-avontuur voor de jeugd en de volgende generaties. Ruimtevaart kan een bron van inspiratie zijn voor de wetenschappers van morgen, maar er dienen inspanningen te worden gedaan. Wat doen de verschillende agentschappen concreet ?
De heer Jean-Jacques Dordain stelde dat ESA een aantal initiatieven zelf neemt en voor het overige in ondersteuning staat van de lidstaten zelf. Voorbeelden zijn de deelname van jongeren aan parabolische vluchten, de bouw van minisatellieten door scholieren, toegang tot de ESA-sites in Europa, enz.
De andere sprekers vermeldden als voorbeeld een aantal nationale initiatieven als de Ruimtedagen in Darmstadt, Duitsland.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de Belgische delegatie, merkte op dat alle aanwezigen overtuigde verdedigers zijn van een Europees ruimtevaartbeleid. Als men echter vergelijkt met het totaal aantal parlementsleden in Europa, verzinkt het aantal aanwezige parlementsleden in het niets. Het is de taak van de parlementsleden die lid uitmaken van de verschillende parlementaire groepen, om hun collega's en de eigen regering te overtuigen van deze noodzaak. Om dit te doen, is de steun van de publieke opinie essentieel. De publieke opinie overtuigen kan enkel door middel van correcte informatie die tot de verbeelding kan spreken. Deze informatie kan door de agentschappen aan de parlementsleden worden bezorgd, om hun taak naar de collega's en de kiezer te vergemakkelijken. Ook uitwisseling van informatie tussen de verschillende nationale parlementen is nodig. Eigenlijk zou bijna maandelijks informatie van de agentschappen aan de parlementen moeten worden gegeven.
Een tweede punt betreft de ontwikkeling van een Europees ruimtevaartbeleid. Zowel in het kader van het grondwettelijk verdrag als buiten dit verdrag om, moet gestreefd worden naar een geïntegreerde en efficiënte samenwerking tussen ESA en de Europese Commissie. Men kan zich echter niet van de indruk ontdoen dat deze samenwerking niet zo vlot verloopt als men zou willen.
Een lid van de Franse delegatie bevestigde het gebrek aan informatie bij de parlementsleden en hoopt dat de nationale agentschappen en ESA deze opmerking ter harte zullen nemen.
De heer Jean-Jacques Dordain, ESA, antwoordde dat de samenwerkingsplannen tussen ESA en de Europese Commissie enigszins vertraging hebben opgelopen. Het probleem stelt zich op dit ogenblik vooral op budgetair vlak met de onderhandelingen voor de financiële perspectieven 2007-2013. Van de kant van ESA is er echter nog steeds een sterke wil om deze samenwerking te doen slagen.
Een lid van de Britse delegatie had in dit verband een suggestie. Waarom wil men het beschikbare geld steeds weer verdelen over zovele verschillende projecten en programma's ? Is het niet veel beter alle middelen te concentreren op een beperkt aantal belangrijke programma's. Dit was in elk geval de reden waarom het Verenigd Koninkrijk niet heeft willen meewerken aan het Internationaal Ruimtestation.
Mevrouw Kapompolé, lid van de Belgische delegatie, had een vraag over het kosmisch afval. Het is niet coherent indien men het grote publiek wil sensibiliseren voor het ruimtebeleid via het milieu als men niets doet met het afval dat door het ruimtebeleid wordt geproduceerd.
De heer Jean-Jacques Dordain, ESA, antwoordt dat er daarover reeds gediscussieerd is. Er is een grote vorm van samenwerking en er zijn akkoorden over een aantal regels, maar het blijft wel een reëel probleem.
Bijdrage van het Europees Astronautenkorps
Het Europees Astronautenkorps was vertegenwoordigd door de hh. Michel Totigni, Jean-Françosi Caroy et Frank De Winne, ESA-astronauten. Nadruk werd gelegd op :
— de verkenning van de ruimte : de menselijke factor blijft van groot belang en is erg complementair aan de technologie die gebruikt wordt. Enkel de mens kan getuigen over de opgedane ervaringen en sensaties.
— de bescherming van de aarde : de algemene conclusie is dat de aarde mooi is en vol leven, maar vooral erg fragiel. Men moet blijven waken over de aarde en de mensen aansporen om een echt duurzaam beleid te voeren.
— de jeugd : er is een groot gebrek aan wetenschappers en ingenieurs. Europa zal nog enorm veel moeten investeren in een echte kennismaatschappij. Bemande vluchten zijn riskant, maar dragen bij tot het motiveren van de jeugd naar deze sector toe. Het is een droom van velen om ooit tussen de sterren te vliegen. Deze droom moet permanent worden gevoed.
Andere bijdragen en interventies
Een aantal nationale delegaties leverden een bijdrage aan de conferentie over een bepaald thema :
— België door mevr Margriet Hermans : de jeugd en onderwijs (de bijdrage werd als bijlage toegevoegd),
— Canada : robotica,
— Spanje : ruimtelijke ordening en stadsplanning,
— Frankrijk : draagraketten en verkenning van de ruimte,
— Italië : aardobservatie,
— Verenigd Koninkrijk : Galileo en ruimtewetenschappen,
— Rusland : bemande vluchten en aardobservatie.
V. EUROPESE INTERPARLEMENTAIRE RUIMTEVAARTCONFERENTIE — ZITTING VAN 17 JUNI 2005 (ASSEMBLÉE NATIONALE)
Slotverklaring van de Conferentie
De overeengekomen slotverklaring van de 7e EIRC is toegevoegd als bijlage.
VI. EVALUATIE VAN DE EIRC — VERGADERING VAN 7 JULI 2005
Leden van de EIRC
Tijdens de conferentie is gebleken dat er enige onduidelijkheid bestaat over de soorten van lidmaatschap van de conferentie. Als principe is steeds weerhouden dat enkel de nationale parlementen van de lidstaten van ESA of de Europese Unie, dat een commissie-comité-werkgroep hebben opgericht die zich bezighoudt met ruimtevaart, permanent lid kunnen zijn van de EIRC Dit is in Parijs opnieuw bevestigd. Thans zijn permanent lid van de EIRC de nationale parlementen van België, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië. Tijdens de conferentie heeft de Tsjechische delegatie aangekondigd haar kandidatuur te zullen indienen om in 2006 deze groep te vervoegen.
Rusland is weerhouden als geassocieerd lid van de EIRC Hoewel geen lid van ESA of de Europese Unie, verklaart de gepiviligieerde relatie tussen Europa en Rusland op ruimtevaartgebied dit statuut.
Alle andere (niet-)Europese landen met een bijzondere interesse in ruimtevaart, kunnen deelnemen aan de conferentie als waarnemer.
Het Belgisch voorzitterschap heeft de opdracht gekregen om tegen 2006 een document voor te bereiden dat het Charter van de EIRC zoals overeengekomen in 1999 verder verduidelijkt en toelicht waar nodig.
Slotverklaring van de EIRC
Alle Belgische amendementen werden besproken en weerhouden tijdens de conferentie. Hier en daar werden enkele wijzigingen aangebracht, maar men kan spreken van een succes voor België.
De verklaring bestaat uit 4 grote delen, te weten de bescherming van de planeet en de burger, de verkenning van de ruimte, de versterking van het Europees industrieel beleid en onderwijs en motivering van de jeugd.
Belgisch voorzitterschap van de EIRC
België neemt vanaf 1 januari 2006 voor de duur van 12 maanden het voorzitterschap over van Frankrijk. Na België zal Italië volgen. De jaarlijkse conferentie staat gepland voor einde mei of begin juni 2006. Tevens werden in de planning twee colloquia over een specifiek thema opgenomen, waarvan er één voor en één na de conferentie zal plaatsvinden.
| De rapporteurs, | De voorzitter, |
| François ROELANTS du VIVIER. | François ROELANTS du VIVIER. |
| Luc WILLEMS. | |
| Joëlle KAPOMPOLÉ. | |
| Margriet HERMANS. | |
Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie — Programma
— Woensdag 15 juni 2005 — Assemblée van de WEU
Voorstelling van het rapport over « de wapenbeheersing en de non proliferatie : satellitaire controlemiddelen », door de heer Jean-Guy Branger (Frankrijk) neergelegd in naam van de Commissie technologie en ruimtevaart van de Assemblee van de WEU — Bespreking en stemming over de ontwerpaanbeveling
Voorstelling van de Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie door de heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de Belgische Parlementaire Ruimtevaartgroep
Toespraak van de heer Frank Asbeck, Directeur van het Satellietcentrum van de Europese Unie te Torrejon — Vragen en antwoorden
— Donderdag 16 juni 2005 — ESA
Opening van de conferentie en toespraken van :
De heer Jean-Jacques Dordain, Directeur-generaal van ESA
De heer Alain Gournac, lid van de Franse Senaat, interimvoorzitter van de GPE, co-voorzitter van de 7e EIRC
De heer Kurt Rossmanith, lid van de Duitse Bundestag, co-voorzitter van de 7e EIRC
Ontmoeting tussen de hoofden van de ruimtevaartagentschappen en de delegatieleiders over de mogelijke rol van de parlementsleden ten aanzien van de ruimtevaartagentschappen
De heren Jean-Jacques Dordain (ESA), Sigmar Wittig (DLR — Duitsland), Sergio Vetrella (ASI — Italië), Anatoly Perminov (Roskosmos — Rusland), Keiji Tachikawa (JAXA — Japan), Sun Laiyan (CNSA — China)
Chinese bijdrage aan het Europees satellietnavigatiesysteem Galileo
Tussenkomst van het Europees astronautenkorps
« De Ruimte : een buitenkans voor de burgers » — bijdragen van :
België (Margriet Hermans) : Opvoeding en Jeugd
Canada : De robotica
Spanje : Het stadsbeheer — Telecommunicatie
Frankrijk : Draagraketten en langdurige expedities — Een nieuwe samenwerking met de Verenigde Staten — Ruimte en veiligheid
Italië : Aardobservatie — GMES
Verenigd Koninkrijk : Galileo — ruimtewetenschappen
Rusland : Bemande vluchten — Aardobservatie — Telecommunicatie
Hoorzitting met :
De heer Yannick d'Escatha, voorzitter van de CNES (Frankrijk)
De heer Frederick Gregory, Adjunct-bestuurder van NASA (Verenigde Staten)
De heer Madhavan Nair, voorzitter van ISRO (Indië)
— Vrijdag 17 juni 2005 — Assemblée nationale
Onthaal en toespraken :
De heer Alain Gournac, lid van de Franse Senaat, interimvoorzitter van de GPE, co-voorzitter van de 7e EIRC
De heer Kurt Rossmanith, lid van de Duitse Bundestag, co-voorzitter van de la 7e EIRC
Bespreking en aanneming van de eindresoluties
Conferentie georganiseerd door de Fondation Robert Schuman : « Naar een nieuw Europa van de ruimtevaart : tot waar ? »
De heren François Auque (PDG EADS SPACE), Philippe Busquin (Europees Parlementslid, voorzitter van de Intergroep Lucht & Ruimte), Kurt Rossmanith (Volksvertegenwoordiger, co-Voorzitter van de 7e EIRC), Sigmar Wittig (Voorzitter DLR)
— Zaterdag 18 juni 2005 — Le Bourget
Onthaal van de delegatie van de EIRC door de voorzitter van de GIFAS (Franse industriëlen actief op het vlak van de ruimtevaart) en bezoek aan het Salon du Bourget
VIIth European Interparliamentary Space Conference, 15-18 june 2005
DRAFT FINAL DECLARATION WITH PROPOSED BELGIAN AMENDEMENTS
Europe's space activities have assumed a prominent role thanks both to technical and scientific accomplishments (Ariane 5, International Space Station ISS, Cassini/Huygens, Envisat, etc.), the development of major industrial poles of activity on a world scale, and political and financial commitment to major programs such as GALILEO and GMES that provide the European Union with effective strategic independence.
European Space policy is currently being elaborated by the European Commission, the European Space Agency and member states. After the 2nd « Space Council » (7th of June 2005), the 3. « Space Council » (November 2005) and the ESA-Council on ministerial level (December 2005) an outline of the European Space Programme should be available. has to be agreed upon.
Belgian amendment 1 : replace « should be available » with « has to be agreed upon »
In parallel with the emergence of a strong independent European space program, major international co-operation is taking place in the area of environmental surveillance, as well as a major space exploration project due to be launched by the United States.
Permanent members of the Inter European Parliamentary Conference on Space (EISC) : Germany, Belgium, Spain, France, Great Britain and Italy and the United Kingdom, have observed, after six years of uninterrupted work, the growing role of the EISC and national parliaments in the elaboration and implementation of European space policies that are sensitive to the common interests of the European Union and member states.
Belgian amendment 2 : replace « Great Britain » with « the United Kingdom »
After seven years of building a European Space Policy between the member states, the European Space Agency, and the EU, there is a clear need for a strong and clear political and public financial commitment for increasing space policy objectives in Europe, especially at EU level. Large scale space programmes and long term research are definitely a main public infrastructure, driven buy public policies. Space is for Europe a main sovereignty expression. Defining a budget priority for space in the EU 2007 — 2013 financial perspectives for serving EU sectorial policies is needed (Environment, Defence, Security, etc.).
The EISC wishes to encourage and participate in the construction of a competitive European space policy capable of providing a response to the requirements of European Union policy and taking ambitious initiatives in the area of international co-operation involving major space powers.
The EISC proposes for its VIIth conference adopting proposals in four major areas of the European space program :
I. Protecting the planet and protecting the citizen
II. Pursuing Space exploration
III. Strengthening industrial policy
IV. Encouraging the education and training of young persons in space activities
I. Protecting the planet and protecting the citizen
Considering that space resources represent a means of protecting European citizens against direct or indirect threats, both in the area of risks related to the environment (natural catastrophes) as well as those related to human activity (military aggression, terrorism, illegal immigration etc.),
Considering that Europe requires strategic space intelligence resources, for use in and to accelerate the implementation of, its defence and security policy (CFSP, ESDP) currently under construction,
Recognising the interest that the European Union has in protecting the environment and encouraging sustainable development for the benefit of its citizens while respecting major international treaties on the environment,
Recalling that the European Union and the European Space Agency launched the GMES initiative in 2002 as a global surveillance system,
Belgian amendment 3 : insert the following new paragraph
Recalling the conclusions of the third Earth Observation Summit, held in Brussels in February 2005, establishing a general methodological and organisational framework named GEOSS (Global Earth Observation System of Systems) to make sure that the global Earth Observation Systems respond to the needs of the users,
1) The members of the EISC request the European Council, the European Commission and the European Space Agency that the GMES be considered as an absolute priority for the operational implementation of programs (recalling the 2003 resolution). They request that initial operations be made ready for August 2005. They request that a Project supervisor be clearly identified to ensure there is no delay in implementation of the initiative. They request that the resources of the European Union Satellite Centre, including the decentralised resources of member states, be used to their full capacity and that EUMETSAT be closely associated with the integration process. GMES is a global system that has to satisfy European requirements in the area of environmental monitoring, and the acquisition and processing of information for defence and security. A central procurement agency, « European homeland Security ? » able to define a list of programmes priorities.
Belgian amendment 4 : delete the sentence « They request that a Project supervisor be clearly identified to ensure there is no delay in implementation of the initiative. »
2) The members of the EISC request that GMES be a decision-making tool at the service of political decision-makers. GMES must initially provide political leaders, European Union countries and members of the European Union Council, at a minimum, with a capacity to envision and monitor changes in our planet in environmental terms as well as events of any other nature, on a continuing basis. GMES must, if not prevent, at least enable, facilitate the prevention and, if needed, the management of crises to be managed from an operational standpoint. Operational costs should not be endorsed by industry and the private sector.
Belgian amendment 5 : delete the wording « if not prevent, at least enable » and replace with « facilitate the prevention and, if needed, the management of », and delete the wording « to be managed »
Belgian amendment 6 : insert the next new paragraph
3) Members of the EISC ask that the GMES system starts up promptly with the launch of one or more operational satellites in order to define and discover the shortcomings vis-à-vis the demand.
4) Members of the EISC call on member states, the European Commission and Europol to constitute with the European Space Agency, which is in charge of the development of the necessary means, space resources to fight against clandestine immigration, and organised crime, both within and outside European borders.
Belgian amendment 7 : insert after « European Space Agency » the wording « which is in charge of the development of the necessary means »
5) Members of the EISC call on member states and the European Commission to constitute with the European Space Agency, which is in charge of the development of the necessary means, a system of co-ordination for civil security within the Union using GMES. This co-ordination could be extended to embrace the surveillance of European Union coasts and borders.
Belgian amendment 8 : insert after « European Space Agency » the wording « which is in charge of the development of the necessary means »
6) Members of the EISC desire that the European Armaments Agency, the European Commission and the European Space Agency as well as industrial groups, jointly determine the most appropriate solutions for the main European institutional actors together with industry, find the best definition of space systems to ensure for defence and European Union security, including providing as well as operational support for the European corps, and the member states.
Belgian amendment 9 : replace the wording « European Armaments Agency, the European Commission and the European Space Agency as well as industrial groups, jointly determine the most appropriate solutions for the » with « main European institutional actors together with industry, find the best »; delete after « definition of space systems » the word « for » and replace with « to ensure »; delete the wording « including providing » and replace with « as well as »
7) Permanent members of the EISC request insist on the need for Europe to develop a strong « European space transportation policy ». Guarantee of independent access to space is a strategic priority for Europe. Ariane 5, Souyouz in Kourou, VEGA programmes and their follow-up must be fully supported politically and financially. Financing launching infrastructures of the French Guyana Space Center must be assumed by the EU. As well as Ariane 5, Souyouz and VEGA should be preferably chosen for any member states institutional launch. A fair and correct division of costs for infrastructure and operations between the European Union, ESA and the Member States must be decided. Priority must be given to a European launch solution in case of institutional launches. A « European launch act » should be implemented.
Belgian amendment 10 : replace « request » with « insist on »
Belgian amendment 11 : delete « 5 » after « Ariane »
Belgian amendment 12 : add « and their follow-up » after the wording « VEGA programmes »
Belgian amendment 13 : add the wording « and financially » behind « fully supported politically »
Belgian amendment 14 : delete the wording « Financing launching infrastructures id the French Guyana Space Center must be assumed by the EU. As well as Ariane 5, Souyouz and VEGA should be preferably chosen for any member states institutional launch » and replace with « A fair and correct division of costs for infrastructure and operations between the European Union, ESA and the Member States must be decided. Priority must be given to a European launch solution in case of institutional launches »
8) Permanent members of the EISC request development of European immediate launch available in the event one or more member states or the European Union express an urgent need.
9) Members of the EISC request that all active and passive means be studied and implemented to enable surveillance and protection of strategic space infrastructure constituted by GMES and GALILEO, taking into account what has already been realised in the security area by these two programmes.
Belgian amendment 15 : add the wording « taking into account what has already been realised in the security area by these two programmes » at the end of the sentence
10) Members of the EISC propose presenting resolutions related to issues concerning protection of citizens to the High Representative for the CFSP.
11) Members of the EISC insist, based on the conclusions of the third Earth Observation Summit of 2005, on the importance of propose global co-operation in terms of environmental surveillance. They support the idea of coupling request that the GMES initiative be coupled with other surveillance systems as proposed through the GEOSS system, with the purpose of in the wake of a strengthening DEL the Space and Major Catastrophes Charter, as soon as possible through the US GEOS initiative. A global warning system should be studied. Permanent members of the EISC suggest to their partners in China, India, Japan, the United States, Brazil and Russia (recently a permanent member) establishing to establish a working group with responsibility for preparing proposals for the various heads of space agencies present at the VIIIth EISC, to be held under Belgian chairmanship in 2006.
Belgian amendment 16 : rephrase this paragraph as follows : « Members of the EISC insist, based on the conclusions of the third Earth Observation Summit of 2005, on the importance of global co-operation in terms of environmental surveillance. They support the idea of coupling the GMES initiative with other surveillance systems as proposed through the GEOSS system, with the purpose of strengthening the Space and Major Catastrophes Charter. A global warning system should be studied. Permanent members of the EISC suggest to their partners in China, India, Japan, the United States, Brazil and Russia to establish a working group with responsibility for preparing proposals for the various heads of space agencies present at the VIIIth EISC, to be held under Belgian chairmanship in 2006.
II. Pursuing Space Exploration
Belgian amendment 17 : Insert the following paragraph :
Celebrating the scientific and technological accomplishments of Europe in the field of the exploration of our Solar system and the successes of the ESA missions to the Moon (SMART-1), Mars (MARS EXPRESS) and Saturn-Titan (CASSINI-HUYGENS),
Recognising that space exploration and knowledge of the universe would appear to be inherent to the progress of humanity,
Recognising that space exploration is a major area of interest for international co-operation, in particular for inhabited flights and space sciences,
Noting the determination of the United States to re launch their exploration program to the Moon and Mars,
Considering that space exploration should provide a response to the technological challenges and industrial ambitions of Europe and that in this context also the potential of the International Space Station (ISS) for future space activities should be fully used.
1) Members of the EISC call on all parties interested in European Space activities to ensure that Europe has an effective political resolve underpinned by technical and financial resources adequate for the objectives that have been set.
2) Members of the EISC request that the new high technology initiatives (FLPP, AURORA, etc.) should be assisted by all concerned in the space sector.
3) Members of the EISC propose an international programme of exploration towards Mars with the sending of a European astronaut, a member of a future core of global astronauts. Facing the importance of the American, Chinese, and Indian programmes, Europe must develop its autonomous capacity to go to the Moon
Belgian amendment 18 : replace the wording « a member of a future core of global astronauts » with « astronaut »
4) Members of the EISC suggest pursuing studies of innovative systems in the area of propulsion.
5) Accordingly, permanent members of the EISC invite all European players to continue the dialogue with the United States, Russia and other interested countries an to formulate a constructive and ambitious proposal for co-operation with the United States in the framework of the American exploration initiative. call on European interested parties to respond favourably to the proposal of the United States made in the framework of the US exploration initiative. They call on the European Space Agency and member states to respond with ambition to this co-operation proposal.
Belgian amendment 19 : replace the wording « call on European interested parties to respond favourably to the proposal of the United States made in the framework of the US exploration initiative. They call on the European Space Agency and member states to respond with ambition to this co-operation proposal. » with the wording « invite all European players to continue the dialogue with the United States, Russia and other interested countries an to formulate a constructive and ambitious proposal for co-operation with the United States in the framework of the American exploration initiative. »
III. Strengthening industrial policy
The EISC is convinced that European space industry is a strategic element of sovereignty and the scientific and technological development of Europe. The skills and expertise acquired in Europe in this area need to be safeguarded and developed so as to be able to respond, in terms of space systems and infrastructure, to the objectives and growing needs of Union and member state sectoral policies. Furthermore, the European expertise acquired in the development of the products and services making use of space infrastructures must be developed in order to serve the needs of the user community worldwide. The EISC insists on the necessity of integration into the framework of the Lisbon process which has fixed as objective that the European Union become the most competitive and dynamic knowledge-based economy in the world.
Belgian amendment 20 : add behind the wording « member state sectoral policies » the sentence « Furthermore, the European expertise acquired in the development of the products and services making use of space infrastructures must be developed in order to serve the needs of the user community world-wide »
The EISC desires that conditions be provided to enable European Space industry to tackle the make major technological challenges breakthroughs by the year 2015.
Belgian amendment 21 : rephrase the sentence as follows : « The EISC desires that conditions be provided to enable European Space industry to tackle the major technological challenges by the year 2015. »
Considering the extent of merger activity and industrial consolidation in Europe over the last 10 years,
Considering the importance of promoting the emergence of a European Space industry with a global dimension based on EADS, Alcatel, Finmeccanicca, Safran Snecma/Sagem, etc,
Belgian amendment 22 : replace « Snecma/Sagem » with « Safran »
Belgian amendment 23 : insert the following paragraph :
Considering the presence in several countries of an industrial capacity at the level of subcontractors, suppliers and SMEs,
Considering the necessity of strengthening alliances so that Europe can build up an industry capable of competing with US and Asian industries such as the NASA CEV program,
Belgian amendment 24 : delete the wording « such as the NASA CEV program »
1) The EISC recommends a strengthening of co-operation between these groups and with the subcontractors, suppliers and SMEs, and insists on the necessity of rationalising research and production activities, while at the same time taking into account national requirements in terms of maintaining pools of employment and centres of expertise, and while valuing the technological and scientific expertise of the industry in every European country. The creation of space « Airbus » structure is needed.
Belgian amendment 25 : insert after the wording « between these groups » the wording « and with the subcontractors, suppliers and SMEs, and insists on »
Belgian amendment 26 : insert after the wording « centres of expertise » the wording « and while valuing the technological and scientific expertise of the industry in every European country »
Considering that currently European space industry does not have sufficient public financing for R&D to support its long-term competitivity, in particular vis-à-vis the US space sector,
Considering that the level of European financing is 6 times an order of magnitude lower than the one of the US, in particular in the area of defence and security,
Belgian amendment 27 : replace the wording « an order of magnitude » with the wording « 6 times » and delete the wording « in particular in the area of defence and security »
Considering that the launch industry risks to will suffer from 2005 on from a dramatic loss of expertise as a result of a lack of any concrete development programme for the post Ariane 5 period.
Belgian amendment 28 : replace « will » with « risks to »
Belgian amendment 29 : insert the following two paragraphs :
Celebrating the scientific, technological and commercial spin-offs of ESA research and development programmes such as ARTES, GSTP and PRODEX which answer to the needs of the user community and the companies specialised in the development of products and services for this community,
Considering however that these companies particularly suffer from the lack of priority given by ESA to its own research and development programmes,
2) The EISC proposes the immediate setting up, on a European scale, of a programme of « demonstrators », in particular in the framework of security and defence questions. The demonstrators program should be widened to embrace all areas concerned by space activities and also wherever there might exist sources of technological growth (telecommunications, satellite observation, propulsion systems etc.)
Belgian amendment 30 : insert the following paragraph :
3) The EISC proposes the implementation of a voluntary policy in favour of European research and development programmes aiming in particular at the development of products and services to serve the needs of the user community.
Considering the principle of an industrial return for the ESA and the necessity of examining its development in the context of current developments in Europe, but also bid procedures and the nature of European Union and ESA financing instruments, which might need adaptation to the new structure of economic cycles in the space industry,
Belgian amendment 31 : delete this paragraph and replace with the following three paragraphs :
Considering the nature of the principle of industrial return of ESA and its positive effect on the setting up of an industrial space capacity,
Considering the need to examine its evolution in order to better respond to the needs of the space sector,
Considering the nature of the financing instruments of the European Union and the fact that they are no longer adapted to the specific characteristics of the space sector,
4) The EISC supports the intention of the Commission and the ESA to develop possible scenarios for improvement of the performance of industrial return on the basis of a careful appraisal of the issues involved, taking in particular into account that industrial return represents a strong investment incentives for Member States.
Belgian amendment 32 : insert the following paragraph :
5) The EISC encourages the Commission and ESA to begin an evaluation study comparing the different scenarios of procedures in force at the moment,
6) The EISC further requests that the conditions for participation in the 7th Framework Programme for Research and Development be adapted in matters of space and security, in order bid procedures be modernised to ensure optimisation of flows of public funds to industry.
Belgian amendment 33 : replace the wording « bid procedures be modernised » with the wording « participation in the 7th Framework Programme for Research and Development be adapted in matters of space and security, in order »
Considering the strategic nature of the development of the European Space industry, in particular in the area of advanced defence technologies and security, the EISC desires that in the frame of the institutional markets of Union-members preference be given to European industrial products including products from European joint ventures if an adequate competitiveness exists. This concerns in particular the search for launch solutions.
7) The EISC also underlines the importance for Europe of maintaining its independence in the supply of selected strategic components and would like to see effective surveillance of the holding structures in the industries concerned.
IV. Encouraging the education and training of young persons in space activities
Considering the dramatic decline in the number of highly qualified staff and the disaffection of young persons for scientific and technological branches of space industry,
Considering the lack of « space culture », at deferent social and professional level,
Belgian amendment 34 : insert the following four paragraphs :
Considering the legal framework developed at a European level to promote the legal position of researchers, in particular through the directive on the mobility of researchers,
Considering that hundreds of thousands of new jobs have to be filled by scientific personnel to respond to the goals of the Lisbon process,
Considering that studies have shown that the age between 10 and 14 is crucial for future professional career choices and that the then emerging interest in sciences has to be cultivated and strengthened,
Considering that numerous children are fascinated by space and that the space sector is a certain eyecatcher for the promotion of sciences vis-à-vis young persons,
Considering the lack of real consensus of the International Space University located in Strasbourg,
Belgian amendment 35 : insert the following three paragraphs :
1) The members of the EISC encourage the national initiatives taken in large numbers in the field of space and education and call upon a co-ordination at the European level of all these initiatives. ESA must play the role of central co-ordinator in this respect.
2) The members of the EISC insist on the importance of supporting the national and regional initiatives taken in the area of space and education, since they can highlight local peculiarities and anticipate national and regional tendencies and needs.
3) The members of the EISC believe that these initiatives taken on a European, national and regional level, leave room for private initiatives that can mobilise each in their own way young people around the space theme, such as the KEO project, that Europe must continue to support, and possible actions of industry.
4) The EISC proposes that concerted measures between all partners (industrial, universities, member states, ESA, Commission, etc.) be initiated to encourage the awakening of vocations and the recruitment of young graduates useful to the sector. The existing « International Space University » in Strasbourg must be clearly undertaken by the institutional and private space actors. An innovative and strong educative programme could be initiated jointly by agencies, universities and industrial partners. The « Board » would be made up of managers from the various entities. The aim being to recruit students in all disciplines (scientific or not) interested by careers in space. The aim would also be to create a humanist spirit (science courses could be linked with management training and old antics philosophy) likely to encourage an attitude of international co-operation. An individualised training programme lasting several years in the five continents could be envisaged, with the creation of a « space passport » and a tutoring system. A pool of young « space graduate » should be able to work in any continent.
5) The EISC propose a real and intense promotion of space toward the youngest, as well as managers and specialists in touch with space matters.
Conclusions, EISC support for European space policy (details to be provided)
1) The permanent members reaffirmed their desire to see the EISC fulfil its role as a platform for dialogue between the various political and industrial players (ESA, UE) in the European Space sector. Delegation heads will ensure that information be provided to their heads of state and governments on the final resolutions adopted by the EISC.
2) The permanent members assure the ongoing work of the Conference by means of regular informal meetings with heads of delegations
3) The permanent members have noted the importance of relations with new member countries of the European Union. These countries have been admitted to the EISC as observers (to be defined).
4) The permanent members receive European parliamentarians from the Sky and Space Group and the Assembly of the WEU UEO at the conferences, and would like to establish ongoing dialogue with them.
Belgian amendment 36 : replace « UEO » with « Assembly of the WEU »
5) Permanent members of the EISC remind the European Space Agency, the European Commission, the European Parliament and Member states, of the strategic importance for Europe of having available autonomous access to space through support of the Ariane 5 and VEGA launch programs, by the installation of the Russian launcher Soyouz at Kourou and the utilisation of existing European Joint launch service ventures. These capabilities need to be ensured by ongoing public support for the program developing future European space launch capabilities and the FLPP program. A fair division of infrastructure and operating costs between the European Union, the ESA and member states needs to be studied, reflecting also the level of participation of the involved industries. Priority must be given to a launch services lead by European stakeholders in the framework of institutional launches by member countries of the ESA.
Belgian amendment 37 : delete this paragraph
5) Permanent members support the European participation in the International Space Station (ISS). Europe has gained a high reputation and established itself as a reliable partner. The EISC request that the ISS be considered as a part of the European research infrastructure to the utilisation and operation of which all member states of ESA and EU should contribute.
6) Permanent members support an ongoing and strengthened partnership with the Russian Federation, providing a natural continuity with European space activities. They extend a proposal to the Russian Federation to join the EISC as a permanent member for the VIIIth EISC to be chaired 2006 by Belgium. They desire that insist on a more intense and closer co-operation between the Russian Federation and ESA. Reference can be made to the Russian Clipper programme (new transportation system replacing Soyuz and the Space Shuttle) which would give Europe the opportunity not only to broaden the international co-operation, but also to increase the knowledge, technology and competence of its industry and science sector. Moreover, co-operation on Clipper would enable this to be achieved at a much lower cost than an autonomous route., in time, the Russian Federation be admitted as a permanent member of the ESA.
Belgian amendment 38 : replace the wording « desire that, in time, the Russian Federation be admitted as a permanent member of the ESA » with « insist on a more intense and closer co-operation between the Russian Federation and ESA. Reference can be made to the Russian Clipper programme (new transportation system replacing Soyuz and the Space Shuttle) which would give Europe the opportunity not only to broaden the international co-operation, but also to increase the knowledge, technology and competence of its industry and science sector. Moreover, co-operation on Clipper would enable this to be achieved at a much lower cost than an autonomous route. »
7) They nevertheless request greater clarity regarding the political and technical agenda surrounding decision-making in the elaboration of European Space policy by the ESA, the European Commission and member countries. They call on representatives of HSPLG, ESA, and the Commission to keep heads of delegations of the EISC regularly informed.
Belgian amendment 39 : insert the following paragraph :
8) The EISC insists on the importance of the White Paper as reference for the development of a European space policy.
9) The EISC requests that a delegation of permanent members may assist the joint Space Councils of EU and ESA and be kept regularly informed of the status of work between the Agency and the Commission.
10) The EISC calls on Finance ministers of the Union, the European Parliament, and the European Council to ensure that financing are made available, whether they be Community, intergovernmental or national. The European Commission is called on in the context of the financial outlook 2007 — 2013, to develop bid procedures and financing instruments adapted to the specificities of the space sector.
11) The EISC deems necessary a doubling of the European space budget in the period up to 2013 is desirable, as proposed in the Green Paper by the Commission.
Belgian amendment 40 : rephrase this paragraph as follows « The EISC deems necessary a doubling of the European space budget in the period up to 2013, as proposed in the Green Paper by the Commission. »
12) Members of the EISC remind the European Space Agency, the European Commission, the European Parliament and Member states of the strategic importance for Europe of having a scientific, technological and industrial base sufficiently robust over the long-term to be able to successfully implement European Union policies, whether they be in the area of applications, scientific research or exploration.
13) The EISC suggest the introduction of the concept of « critical capacity objectives » needs to be introduced, in other words endowing Europe with indisputable capabilities within a coherent research and development process and the immediate implementation of operational programmes required by European Union sectoral policies. To serve these objectives, platforms incorporating these capabilities will be identified for key sectors. They will associate universities, industrial groups, public and private research laboratories and civil and military authorities. Their financing can be assured jointly by the ESA, the Commission, member countries and industrial groups.
Belgian amendment 41 : Replace the wording « the concept of critical capacity objectives needs to be introduced, » with the wording « The EISC suggest the introduction of the concept of critical capacity objectives »
Assemblée de l'UEO
15-06-2005
Discours de M. François Roelants du Vivier, Président du Groupe parlementaire de l'Espace du Sénat belge
15 juin 2005
Chers collègues, Mesdames, Messieurs,
Tout d'abord, je voudrais excuser M. Christian Cabal Président de la Conférence interparlementaire européenne de l'Espace et membre de l'Assemblée nationale. Pour des raisons de santé, il ne peut pas être parmi nous.
En ma qualité de Président du Groupe parlementaire belge de l'Espace, et comme futur président de la Conférence interparlementaire européenne de l'Espace (la Belgique tiendra la présidence en 2006), j'ai été demandé d'approfondir un aspect méconnu, mais néanmoins important pour le développement futur de la politique spatiale européenne, à savoir sa dimension parlementaire tant au niveau national qu'européen.
Il ne faut plus vous convaincre de l'importance de l'espace pour l'Europe ni de l'Europe pour l'espace. Des personnes travaillent avec acharnement tant dans le cadre de l'ESA que dans le cadre de l'Union européenne pour faire de ce projet spatial européen un succès.
Mais on oublie un peu trop souvent que ce succès dépend dans une large mesure des moyens financiers que les gouvernements voudront consacrer à ce projet. Quand l'économie ne va pas aussi bien que certains l'espèrent, comme maintenant, les gouvernements ont tendance à rogner sur le budget spatial pour investir davantage dans des applications plus concrètes.
Dans une démocratie parlementaire, la décision finale en matière budgétaire appartient au Parlement. C'est ce Parlement qui peut forcer le gouvernement à changer de point de vue si nécessaire. Les parlements nationaux ont donc un rôle important à jouer dans le maintien et l'augmentation des budgets spatiaux nationaux.
Le Parlement a également un rôle, tout aussi important, de contrôle et de questionnement de l'Exécutif. En Belgique par exemple, les questions posées au ministre lors des réunions du groupe parlementaire de l'espace, avaient la singulière conséquence de forcer le ministre ou le responsable invité à se démasquer quelque peu et même à répondre ce que le secteur spatial attendait de lui alors que son mutisme en avait jusqu'alors préoccupé plus d'un.
Mais pour ce faire, il est essentiel que les parlementaires soient bien informés sur les enjeux du secteur spatial, sur son potentiel et les problèmes qui se posent. Et ceci non seulement pour qu'ils prennent des décisions en connaissance de cause mais aussi pour leur permettre de les défendre et d'en informer le grand public.
Les hommes politiques doivent à tout moment pouvoir rendre des comptes à leurs électeurs. Ils devront pouvoir justifier pourquoi plus d'argent sera consacré à l'espace plutôt qu'à d'autres fins peut-être apparemment plus populaires. La connaissance de ce secteur est donc essentielle.
Il est vrai que les parlementaires ont déjà un agenda chargé et la connaissance en matière spatiale est bien souvent affaire d'intérêt personnel ou d'implication professionnelle. Approfondir ses connaissances n'est donc pas toujours chose évidente.
C'est dans ce contexte qu'il a été décidé au sein de différents parlements nationaux européens d'ériger des groupes parlementaires spécialisés en questions spatiales. La Belgique a franchi le pas, en juillet 2002, lorsque M. Armand De Decker, que vous connaissez bien comme ancien Président de cette Assemblée et alors président du Sénat belge, a pris l'initiative de réunir les sénateurs intéressés par l'espace dans un groupe de travail. Cette initiative était inspirée par le rôle prééminent que la Belgique joue dans les différents programmes de l'ESA et l'importance croissante de l'espace pour l'économie belge.
Le groupe de travail a été reconstitué en février 2004, suite aux dernières élections fédérales.
Aujourd'hui j'ai l'honneur de le présider. Dès le départ, des représentants des principales institutions européennes, du gouvernement fédéral et du monde scientifique et industriel ont été associés aux travaux du groupe. Les membres belges du Parlement européen et les députés qui sont intéressés y participent également.
Comme je l'ai déjà dit, d'autres pays ont suivi l'exemple du Parlement belge. Le besoin d'une coordination au niveau européen s'est dès lors vite fait sentir. Le principe était clair et simple: il s'agissait de mettre en place une coopération informelle entre les membres des parlements nationaux pour permettre à chacun de mieux comprendre le secteur spatial et mieux évaluer et contrôler les initiatives européennes.
En 1999, les parlementaires français, allemands, italiens et britanniques vont conclure un accord à l'occasion de la première conférence interparlementaire européenne de l'espace organisée à Paris sous présidence française. Une charte pour une coopération interparlementaire prévoyant la création d'une conférence européenne interparlementaire de l'espace, fut adoptée. La Belgique et l'Espagne y adhérèrent en 2001.
L'objectif est de se réunir au moins une fois par an sous la présidence d'un des membres de la conférence. Ces rencontres ont pour but d'échanger des informations sur les initiatives nationales et européennes en matière spatiale et de promouvoir la compréhension réciproque de la politique nationale. Les résolutions et les conclusions de la Conférence traduisent les positions communes. L'ambition est d'élargir la conférence à tous les membres de l'ESA et de l'Union européenne.
Les présidences successives, italienne, belge, britannique, allemande et espagnole ont étoffé la conférence interparlementaire européenne spatiale, au point de pouvoir déclarer aujourd'huis, sous une nouvelle présidence française, 6 ans après sa création, que cette conférence est un grand succès.
En effet, au-delà de la simple information mutuelle, et en partie grâce aux contacts personnels amicaux qui ont pu être créés entre les uns et les autres, c'est une ambition commune qui s'est dégagée, dans un esprit européen que, plus que tout autre peut-être oserais-je dire, la Belgique incarne dans un tel forum. Au cours des conférences passées, des positions très claires ont été adoptées sur la coopération entre l'ESA et l'Union Européenne, le maintien du juste retour, l'augmentation substantielle des moyens financiers consacrés à l'espace, la protection du secteur industriel européen et le rôle qu'y jouent les PME, l'importance de la formation et de la motivation des jeunes, etc.
Mieux, la conférence a souvent exprimé des points de vue révolutionnaires qui ont suscité de nombreuses controverses en Europe et ailleurs. Les membres se sont d'autant plus réjoui de voir que le Livre Blanc de la Commission européenne en matière d'espace a repris et développé nombre de ses positions et idées.
Je voudrais profiter de l'occasion qui m'est donnée aujourd'hui pour approfondir quatre domaines, plus actuels que jamais, et que la conférence européenne interparlementaire de l'espace a depuis le début pris à cœur.
La conférence a toujours insisté sur la nécessaire indépendance de l'Europe en matière d'applications spatiales. Qu'il s'agisse d'un accès autonome à l'espace, de télécommunications, de météorologie ou autres, la conclusion a toujours été que l'Europe devait être capable de mener à bien toute seule sa politique spatiale, indépendamment de tout pays tiers. Ariane a montré que l'Europe était capable de le faire. Galileo doit en être la confirmation.
Le désastre en Asie a confronté chacun de manière très brutale à la nécessité de mettre au point un système efficace d'observation terrestre permettant de prévoir de telles catastrophes et d'en circonscrire les conséquences. La conférence européenne interparlementaire de l'espace a toujours insisté sur l'importance du GMES, projet souvent occulté au profit du seul programme Galileo. Ce système de surveillance et de contrôle de notre environnement a la capacité pour remplir ces tâches à l'avenir.
Les succès des missions vers Mars et Titan ont montré à suffisance que la coopération internationale fonctionne. L'accord pour lancer Soyuz à partir de 2008 depuis Kourou est une autre preuve exemplaire d'une coopération internationale réussie. Cela n'enlève rien à l'idée d'une politique spatiale européenne indépendante. La coopération avec d'autres nations au niveau spatial ne peut que développer et renforcer son potentiel propre.
Un autre sujet brûlant concerne le rôle de l'espace en matière de défense et réciproquement. Je ne dois pas vous rappeler que parler de défense dans le contexte spatial de 2000 était presque tabou. La question de l'activité militaire européenne spatiale ne pouvait être abordée et les personnes qui avaient des idées à ce sujet devaient utiliser des périphrases, voire des métaphores, pour exprimer leur point de vue. Le terme « sécurité » était déjà considéré comme très audacieux. Deux assemblées interparlementaires ont alors eu le courage de prendre position en la matière. D'abord, votre Assemblée, l'Assemblée de l'Union de l'Europe occidentale. Elle représente le Forum par excellence pour discuter de la défense et de la sécurité en Europe. Et l'autre, la Conférence européenne interparlementaire de l'Espace, qui a également arrêté des positions claires en la matière qui n'ont pas toujours été bien acceptées dans tous les pays. Mais en politique, il faut savoir prendre des risques et voir loin, même si votre attitude apparaît au moment même impopulaire. C'est la traditionnelle distinction entre le politique et le politicien.
Quoi qu'il en soit, je suis convaincu que ces deux assemblées interparlementaires, qui par ailleurs entretiennent d'excellents contacts, ont contribué à pouvoir parler du lien entre l'espace et la défense et en ont fait une priorité de l'ordre du jour européen.
De plus il est largement reconnu aujourd'hui que les missions spatiales de défense et de sécurité seront, ensemble avec le développement du « tourisme spatial » les moteurs de la prochaine décennie dans l'espace. Cependant, une ambiguïté existe encore toujours sur le plan européen, puisque la plus grande part des initiatives prises dans ce domaine est nationale au lieu d'européenne. On peut mentionner dans ce contexte des projets allemands (Sar-Lupe), espagnols (Hispasat), français (Syracuse et Spirale), italiens (Skymed) et anglais (Skynet). En plus, une étude du groupe de travail de l'ECAP, le « European Capabilities Action Plan », sur les besoins spatiaux en soutien de la politique de sécurité et de défense européenne, a estimé que 2 à 3 milliards d'euros devraient être investis par an pour l'Europe se dote d'une capacité satellitaire lui permettant de tenir les engagements stratégiques à l'échelle globale.
Le problème aujourd'hui est que le réflexe européen n'a pas encore éclos: une coopération européenne dans ce domaine, du type d'Eumetsat, n'a pas encore été mis en place.
Un grand rôle est donc confié à des institutions comme la conférence européenne interparlementaire de l'espace: il appartient aux parlements nationaux de convaincre les gouvernements de développer ce réflexe. C'est d'une importance cruciale pour le développement futur d'une véritable politique spatiale européenne.
La conférence européenne interparlementaire de l'espace est plus que jamais l'endroit où dans la tradition parlementaire, l'on se concerte. C'est le canal par lequel les idées politiques d'une croyance des membres en une politique spatiale européenne solide, peuvent être lancées
La conférence est un forum pour la coopération entre les parlements nationaux européens. Elle permet une concertation permanente en matière spatiale et soutient les gouvernements nationaux et les institutions européennes dans leur lutte pour développer une politique spatiale européenne commune au service des citoyens européens. Même si ce n'est pas toujours évident pour l'opinion publique, la conférence est convaincue qu'elle peut et doit jouer un rôle crucial pour assurer un contrôle démocratique parlementaire des questions spatiales. La présidence française de cette conférence a cette ambition à cœur, et j'attends avec impatience la réunion plénière de cette semaine qui permettra de renforcer notre pression politique sur nos gouvernements et l'Union européeenne en tant que telle.
J'espère ainsi vous avoir donné une idée de ce qui existe et se réalise aujourd'hui au niveau parlementaire en matière spatiale. Les mécanismes existants doivent encore être peaufinés, mais la volonté existe, tant dans les parlements nationaux qu'au Parlement européen, à l'Assemblée de l'UEO et dans la Conférence européenne interparlementaire de l'espace d'accorder à l'espace l'attention qu'elle mérite et de promouvoir une véritable politique spatiale européenne qui véhicule, pour les nouvelles générations, l'espoir d'un monde de connaissances dont elles seront les acteurs et les bénéficiaires.
Je voudrais conclure avec les mots de Dwight Morrow que je cite volontiers: « le monde est divisé en deux: ceux qui veulent être quelqu'un et ceux qui veulent réaliser quelque chose ». Je suis convaincu que chacune et chacun d'entre vous se réclame de cette deuxième ambition, celle qu'espèrent les générations nouvelles que je viens d'évoquer.
Discours de Mme Margriet Hermans, Sénatrice, Membre de la délégation belge auprès de la CIEE, Paris, 16-06-2005
L'aventure spatiale belge a débuté il y a bien longtemps. Et au-delà des hommes d'exception qui ont pu expérimenter l'ivresse de l'apesanteur comme les astronautes Dirk Frimout et Frank De Winne, un grand nombre de scientifiques de notre pays ont aussi participé à la conquête spatiale. Multiples sont les recherches belges réalisées et embarquées dans les navettes américaines, russes et européennes et dans la station spatiale internationale et nous en sommes fiers.
Depuis le début de la recherche spatiale, la Belgique a pris la décision de ne pas entreprendre elle-même des programmes spatiaux. Vu la taille d'un pays comme la Belgique, il nous paraissait inutile de mettre sur pied des programmes spatiaux propres. Nous avons opté résolument pour la collaboration avec d'autres pays européens. Depuis le début, le souci de la Belgique a été de donner à la recherche spatiale la place qu'elle méritait, ce qui jusqu'à ce jour s'est traduit par des budgets significatifs pour des volets de recherche importants à l'intérieur du programme spatial Européen.
Le domaine de l'espace se trouve à la base des recherches technologiques et innovatrices. Beaucoup d'applications appartiennent désormais à notre vie quotidienne. Pensons à notre téléphone portatif, la communication digitale, la télévision, les prévisions météorologiques de durée moyenne, la radiographie et l'échographie, etcetera.
Nous pouvons suivre quasi en direct le cours des événements dans d'autres continents. Notre terre est ouverte au monde et elle n'a presque plus de secrets.
La Belgique espère très fort que l'ESA parviendra à réaliser les objectifs suivants:
1. l'objectif scientifique:
Nous devons maintenir l'état des liens de coopération scientifique en développant davantage des projets spatiaux. La recherche de programmes d'application innovateurs doit sans cesse être encouragée.
2. l'objectif technologique:
Il faut promouvoir le transfert des technologies spatiales afin de générer du « spin-off ».
3. l'objectif public:
La télédétection au moyen de satellites fait partie des méthodes de haute technologie qui amassent des informations et les traitent pour l'observance de phénomènes atmosphériques, terrestres et marins, aussi bien d'origine naturelle que provoqués par la main de l'homme: le climat, la température sur terre et sur mer, les activités sismiques et volcaniques, les inondations, la végétation, la pollution des eaux, le développement urbain, la concentration d'ozone, etcetera. L'exploration spatiale permet l'observation globale de l'environnement, ce qui améliore les services publics et le niveau de vie. Une calamité comme le tsunami dans le Pacifique aurait ainsi pu être signalée plus vite à la population.
J'opte aussi pour un quatrième objectif, à savoir une fonction éducative et informative, qui deviendra, à mon avis, de plus en plus important dans un proche avenir. Il s'agit de la sensibilisation et de la formation de la jeunesse aux sciences et technologies spatiales. Et j'en viens ainsi à l'essence de mon discours.
Passons sommairement en revue une liste de personnes qui ont contribué au développement de l'astronomie. Nous pensons à Thales de Milete, Aristarchus, Copernic, Galilée, Kepler, Newton, etcetera. Galilée était déjà inscrit à l'université de Pise à 17 ans, Kepler était encore fort jeune lorsqu'il présenta sa première loi et pour Newton c'est l'année de ses 23 ans qui fut mémorable. Ils ont chacun développé très jeune un intérêt pour l'astronomie. Ce que je veux dire par là, chers collègues, c'est que nous devons susciter l'enthousiasme de la jeunesse vis-à-vis du domaine spatial.
Des études récentes montrent que l'enthousiasme pour l'espace et le besoin de découvrir en général se manifeste surtout entre 10 et 14 ans.
Dans ce cadre, la Belgique a déjà pris quelques initiatives concrètes. Une de ces initiatives est le projet « classe de l'espace ». Il s'agit d'une initiative de la Fondation Spatiale Européenne qui a reçu beaucoup de soutien. Une classe d'espace est un projet d'apprentissage particulier qui permet pendant un ou plusieurs jours, au choix, d'étudier, de vivre et de ressentir l'espace et les technologies spatiales.
Les enfants y apprennent d'une façon amusante et pratique à se servir des mathématiques, de la chimie, de la physique, de la géographie, de la biologie, de la médecine, de l'informatique, etcetera. Ils montent à bord d'une navette spatiale pour une simulation, ils se préoccupent de la construction d'une micro-fusée, ... Une classe d'espace est interculturelle et internationale, mais surtout interprofessionnelle, interscolaire et interdisciplinaire. Ce qui est remarquable, c'est l'enthousiasme et l'emballement de la jeunesse pour y participer. Et même si les classes de l'espace sont payantes, ils ont été près de 8 300 élèves à y prendre part au cours de l'année scolaire 2002-2003.
Nous pouvons parler à cet égard d'un succès phénoménal. Pour soutenir cette initiative, les Communautés flamande et française ont pourvu à un nombre d'enseignants-experts spatials, qui suivent les élèves lors de la classe d'espace. Ces classes s'inscrivent parfaitement dans les leçons de mathématiques et de sciences et répondent exigences finales interdisciplinaires de l'enseignement primaire et du premier degré de l'enseignement secondaire.
Un deuxième projet de la Fondation Spatiale Européenne, Eduproba, s'adressait surtout à la jeunesse de l'enseignement secondaire. À l'occasion du lancement du premier satellite belge, PROBA, les élèves pouvaient élaborer des programmes de recherche permettant d'utiliser le satellite de manière créative et éducative.
Dans le monde académique, l'Université Catholique de Louvain a pris l'initiative de mettre sur pied un centre interdisciplinaire pour des recherches spatiales. Dans différents secteurs du domaine on a rassemblé beaucoup de knowhow. Le professeur Waelkens, directeur académique du Centre Interdisciplinaire pour des Études de l'Espace (CIEE) le résume en quelques mots: « Nous avons constaté que la richesse des connaissances et l'intérêt pour les études spatiales sont dans notre université très grands. Différentes facultés s'en occupent à leur manière. Si nous réunissons toutes ces expertises, nous pourrons en retirer beaucoup plus que ce qui a été fait jusqu'à présent. » En d'autres mots, il faut qu'une telle orientation d'étude existe. Il faut savoir qu'un petit pays comme la Belgique voit chaque année partir quelque 60 étudiants pour aller suivre une telle formation à Delft aux Pays-Bas. L'université Catholique de Louvain songe à créer une spécialisation en études spatiales qui pourrait être fonctionnelle dès 2007. Il s'agirait d'un master d'un an réservé aux étudiants qui ont déjà une formation préparatoire, comme la médecine, le droit, la technologie etcetera et qui pourraient se spécialiser en sciences spatiales à partir de ces différents points de vues. La fondation du Centre Interdisciplinaire pour les Études spatiales (CIES) répond parfaitement aux besoins des institutions et des entreprises spatiales, à savoir la recherche de gens avec une connaissance générale accomplie. On a l'intention d'associer à ce projet le plus de partenaires européens possible, comme d'autres universités et des hautes écoles, la Commission Européenne, et l'Agence Spatiale Européenne.
Ces dernières années, les médias ne manifestent plus guère d'intérêt pour l'espace et ses domaines, ce qui a des répercussions pour notre jeunesse. L'époque où l'on se passionnait pour les premiers lancements et le premier alunissage est loin derrière nous. Chaque jour, nous sommes confrontés à des technologies et des applications dont peu se rendent compte qu'elles découlent de la découverte spatiale. Et cette accoutumance fait que les médias ne sont plus si réceptifs aux événements liés au secteur spatial.
Mais je suis, plus que jamais, convaincue que cet intérêt pour l'espace est encore bien vivace chez nos jeunes. Et j'estime donc qu'il s'agit d'une vraie mission politique d'encourager et de d'offrir à la jeunesse la possibilité de découvrir le domaine de l'espace pour continuer à stimuler leur intérêt spontané.
L'appel que je vous lance, chers membres de la Conférence Interparlementaire Européenne sur l'Espace est très simple: il faut soutenir toutes les initiatives nationales et locales dans le domaine de l'espace et l'éducation. Les initiatives uniques sont une chose, mais optons plutôt pour des projets permanents et répétés qui peuvent faire partie intégralement du domaine d'intérêt de notre jeunesse. Nous devons également nous occuper de mettre sur pied une organisation européenne capable de coordonner ces initiatives. L'Agence Spatiale Européenne me semble l'institution la mieux adaptée pour remplir ce rôle, parce qu'elle possède le plus de knowhow pour développer de telles initiatives. Nous devons également laisser plus de place aux initiatives privées pour mobiliser l'intérêt de la jeunesse pour ce secteur. Ce n'est qu'en mobilisant tous ces jeunes scientifiques que l'on pourra pourvoir aux centaines de nouveaux postes créés dans les différents secteurs scientifiques et répondre à la stratégie de Lisbonne. L'industrie, les différentes universités, les membres de la CIEE (Conférence Interparlementaire Européenne sur l'Espace), l'ESA, la Commission Européenne, etcetera doivent aussi prendre des initiatives pour encourager les jeunes diplômés à s'engager dans ce secteur ou suivre une formation complémentaire.
Comme illustration, je voudrais vous dire que notre sénat belge a déjà apporté sa pierre à l'édifice. Le premier prix ODISSEA, une initiative de l'astronaute Frank De Winne et du sénateur Ludwig Vandenhove, sera remis en novembre à un étudiant d'une université ou d'une haute école qui a fait un thèse ou une étude sur le domaine de l'espace au sens large. Un prix de 8 000 € lui sera remis pour effectuer un stage dans une organisation ou une entreprise spatiale européenne.
Je suis convaincue que vous êtes tous prêts, comme la Belgique, à prendre des initiatives pour encourager l'éducation des citoyens au domaine de l'espace. Notre jeunesse, notre industrie spatiale, notre bien-être et notre futur vous en seront reconnaissants.
Merci à vous tous.
VIIth European Interparliamentary Space Conference (VIIth EISC), Paris 16-18 June 2005
Europe's space activities have assumed a prominent role thanks both to technical and scientific accomplishments (Ariane 5, International Space Station ISS, Cassini/Huygens, Envisat, etc.), the development of major industrial poles of activity on a world scale, and political and financial commitment to major programs such as GALILEO and GMES that provide the European Union with effective strategic independence.
European Space policy is currently being elaborated by the European Commission, the European Space Agency and member states. After the 2. « Space Council » (7th of June 2005), the 3. « Space Council » (planned in November 2005) and the ESA-Council on ministerial level (December 2005) an outline of the European Space Programme has to be agreed upon.
In parallel with the emergence of a strong independent European space program, major international co-operation is taking place in the area of environmental surveillance, as well as a major space exploration project due to be launched by the United States.
Permanent members of the European Interparliamentary Space Conference (EISC) : Germany, Belgium, Spain, France, Italy, and the United Kingdom, have observed, after six years of uninterrupted work, the growing role of the EISC and national parliaments in the elaboration and implementation of European space policies that are sensitive to the common interests of the European Union and member states.
After seven years of building a European Space Policy between the member states, the European Space Agency, and the EU, there is a clear need for a strong and clear political and public financial commitment for increasing space policy objectives in Europe, especially at EU level, as far it is possible on the basis of present EU treaties.
Large scale space programmes and long term research are a main public infrastructure, driven by public policies. Space is for Europe a main sovereignty expression. Defining a budget priority for space in the EU 2007-2013 financial perspectives for serving EU sectorial policies is needed (Environment, Defence, Security, etc.).
Space applications have always benefited Europe's entire economy. But increasingly, business is cooperating not only in the exploitation of space programmes, but in their design and in their management. There are many models of public private partnership in space, models which should be actively encouraged, where appropriate.
The EISC wishes to encourage and participate in the construction of a competitive European space policy capable of providing a response to the requirements of European Union policy and taking ambitious initiatives in the area of international co-operation involving major space powers.
The EISC proposes for its VIIth conference adopting proposals in four major areas of the European space program :
I. Protecting the planet and protecting the citizen
II. Pursuing Space exploration
III. Strengthening industrial policy
IV. Encouraging the education and training of young persons in space activities
I. Protecting the planet and protecting the citizen
1. Considering that space resources represent a means of protecting European citizens against direct or indirect threats, both in the area of risks related to the environment (natural catastrophes) as well as those related to human activity (military aggression, terrorism, illegal immigration etc.),
2. Considering that Europe requires strategic space intelligence resources, for use in and to accelerate the implementation of its defence and security policy (CFSP, ESDP) currently under construction,
3. Recognising the interest that the European Union has in protecting the environment and encouraging sustainable development for the benefit of its citizens while respecting major international treaties on the environment,
4. Recalling that the European Union and the European Space Agency launched the GMES initiative in 2002 as a global surveillance system,
5. Recalling the conclusions of the third Earth Observation Summit held in Brussels in February 2005, establishing a general methodological and organisational framework named GEOSS (Global Earth Observation System of Systems) to make sure that the Earth Observation Systems respond to the need of the users,
6. The members of the EISC request the European Council, the European Commission and the European Space Agency that the GMES be considered as an absolute priority for the operational implementation of programs (recalling the 2003 resolution). They request that initial operations be made ready for August 2005. They request that the resources of the European Space Agency ESRIN centre, of the European Union Satellite Centre, including the decentralized resources of member states, be used to their full capacity and that EUMETSAT be closely associated with the integration process. Along these lines, a simple and effective managing structure is called upon, drawing lessons from the experience of Galileo. GMES is a global system that has to satisfy European requirements in the area of environmental monitoring, and the acquisition and processing of information for defence and security. The European Space Agency and the European Defence Agency should be involved.
7. The members of the EISC request that GMES be a decision-making tool at the service of political decision-makers. GMES must initially provide political leaders, European Union countries and members of the European Union Council, and of ESA at a minimum, with a capacity to envision and monitor changes in our planet in environmental terms as well as events of any other nature, on a continuing basis. GMES must facilitate the prevention and, if needed, the management of crises to be managed from an operational standpoint. Members of the EISC ask that the GMES system starts up promptly with the launch of one or more operational satellites in order to define and discover the shortcomings vis à vis the demand.
8. Members of the EISC call on member states, the European Commission and Europol to constitute with the European Space Agency, which is in charge of the development of the necessary means, space resources to fight against clandestine immigration, and organised crime, both within and outside European borders.
9. Members of the EISC call on member states and the European Commission to constitute with the European Space Agency a system of coordination for civil security within the Union using GMES. This coordination could be extended to embrace the surveillance of European Union coasts and borders.
10. Members of the EISC desire that the European Armaments Agency, the European Commission and the European Space Agency as well as industrial groups, jointly determine the most appropriate solutions for the definition of space systems for defence and European Union security, including providing operational support for the European corps, and the member states.
11. Permanent members of the EISC request the need for Europe to develop a strong European space transportation policy. Guarantee of independent access to space is a strategic priority for Europe. Ariane, Souyouz in Kourou, VEGA programmes and their follow-up must be fully supported politically and financially. Priority must be given to a European launch solution in case of institutional launches. Ariane 5, Souyouz and VEGA should be preferably chosen for any member states institutional launch. A « European launch act » should be implemented with a fair and correct division of costs for infrastructures and operations between the European Union, ESA and the Member States.
12. Permanent members of the EISC request development of a European immediate launch capacity based on technologies developed at a European level available in the event of one or more member states or the European Union express an urgent need.
13. Members of the EISC request that all means be studied and implemented to enable surveillance and protection of strategic space infrastructure constituted by GMES and GALILEO, taking in account what has already been realised in the security area by these two programmes.
14. Members of the EISC propose presenting resolutions related to issues concerning protection of citizens to the High Representative for the CFSP.
15. Members of the EISC insist, based on the conclusions of the third Earth Observation Summit of 2005, on the importance of global cooperation in terms of environmental surveillance. They support the idea of coupling the GMES initiative keeping European objectives as the key priority, is coordinated with other surveillance systems as proposed through the GEOSS system, with the purpose of strengthening the Space and Major Catastrophes Charter, as soon as possible. A global warning system should be studied. Permanent members of the EISC suggest to their partners in China, India, Japan, the United States, Brazil, Canada and Russia to establish a working group with responsibility for preparing proposals for the various heads of space agencies present at the VIIIth EISC, to be held under Belgian chairmanship in 2006.
16. Acknowledging that the future security policy should take into account potential threats from space, both to spacecraft and to the planet, Europe should take immediate action,
17. Recalling the Conference held in Madrid, the EISC requests ESA and the European Commission to guarantee European independence in space debris monitoring, space surveillance, space meteorology, detection of Near Earth Objects and virtual observatories, providing the adequate budget to allow necessary continuity and sustainability of research, programmes and facilities, thus enabling a more secure operation of Europe's space systems. The forthcoming ESA ministerial Conference will be an adequate starting point for this initiative.
18. EISC calls upon ESA and the European Union to assess future mission concepts aimed at enabling sustainable development, environmental protection, risk management and prevention of hazardous space objects. Along these lines we call upon the recommendations of ESA's Near-Earth Object Mission Advisory Panel (NEOMAP).
II. Pursuing Space Exploration
19. Celebrating the scientific and technological accomplishments of Europe in the field of the exploration of our Solar system and the success of the ESA missions to the Moon (SMART-1), Mars (MARS EXPRESS) and Saturn-Titan (CASSINI-HUYGHENS),
20. Recognising that space exploration and knowledge of the universe would appear to be inherent to the progress of humanity,
21. Recognising that space exploration is a major area of interest for international cooperation, in particular for inhabited flights and space sciences,
22. Noting the determination of the United States to relaunch their exploration program to the Moon and Mars,
23. Considering that space exploration should provide a response to the technological challenges and industrial ambitions of Europe and that in this context also the potential of the International Space Station (ISS) for future space activities should be fully used.
24. Members of the EISC call on all parties interested in European Space activities to ensure that Europe has an effective political resolve underpinned by technical and financial resources adequate for the objectives that have been set.
25. Members of the EISC request that the new high technology initiatives (FLPP, Space Exploration Programme, GSTP, TRP, ARTES, etc.) should be assisted by all concerned in the space sector.
26. Members of the EISC propose an international programme of exploration towards Mars with the sending of a European astronaut. Facing the importance of the American, Chinese, and Indian programmes, Europe must be involved in development of the autonomous capacity to go to the Moon, through international cooperation.
27. Members of the EISC suggest pursuing studies of innovative systems in the area of propulsion.
28. Accordingly, permanent members of the EISC invite all European players to continue the dialogue with the United States, Russia and other interested countries and to formulate a constructive and ambitious proposal for co-operation with the United States in the framework of the American exploration initiative
III. Industrial policy & Research
29. The EISC is convinced that European space industry and research are a strategic element of sovereignty and the scientific and technological development of Europe. The skills and expertise acquired in Europe in this area need to be safeguarded and developed so as to be able to respond, in terms of space systems and infrastructure, to the objectives and growing needs of the European Union and member state sectoral policies. Furthermore, the European expertise acquired in the development of the products and services making use of space infrastructures must be developed in order to serve the needs of the user community worldwide. The EISC insists on the necessity of integration into the framework of the Lisbon process which has fixed as objective that the European Union become the most competitive and dynamic knowledge-based economy in the world.
30. The EISC desires that conditions be provided to enable European Space industry to tackle the major technological challenges by the year 2015.
31. Considering :
— the extent of merger activity and industrial consolidation in Europe over the last 10 years,
— the importance of promoting the emergence of a European Space industry with a global dimension based on EADS, Alcatel, Finmeccanica, Safran, etc,
— the presence in several countries of an industrial capacity at the level of subcontractors, suppliers and SMEs
— the necessity of strengthening alliances so that Europe can build up an industry capable of competing with US and Asian industries
32. The EISC recommends a strengthening of cooperation between these groups and with the subcontractors, suppliers and SMEs, and insists on and the necessity of rationalising research and production activities, while at the same time taking into account national requirements in terms of maintaining pools of employment and centres of expertise. and while valuing the technological and scientific expertise of the industry throughout Europe
33. Considering that :
— currently European space industry does not have sufficient public financing for R&D to support its long-term competitivity, in particular vis-à-vis the US space sector,
— that the level of European financing is an order of magnitude lower than the one of the US, in particular in the area of defence and security,
— that the launch industry will suffer from 2005 on from a dramatic loss of expertise as a result of a lack of any concrete development programme for the post Ariane 5 period.
— that space is a largely institutional sector, and therefore it requires a tailored industrial policy aimed at ensuring both efficiency and an equitable distribution of work on both geographical and « industrial tissue » dimensions.
34. Celebrating the scientific, technological and commercial spin-offs of ESA research and development programmes such as ARTES, GSTP and PRODEX which answer to the needs of the user community and the companies specialised in the development of products and services for this community,
35. Considering however that these companies particularly suffer from the lack of priority given by ESA to its own research and development programmes,
36. The EISC proposes the immediate approval of the second period of the ESA Future Launcher Preparatory program (FLPP) at the occasion of the next ESA ministerial Council to be held on December 2005, based on a coherent and cost-effective approach elaborated from a global long term vision for launchers, including also « demonstrators », in particular in the framework of security and defence questions. The demonstrators program should be widened to embrace all areas concerned by space activities and also wherever there might exist sources of technological growth (telecommunications, satellite observation, propulsion systems etc.)
37. Recalling the last European Interparliamentary Space Conference held in Madrid on November 10th, 2004, the EISC confirms its support to a fair and balanced distribution of industrial space activities amongst all members and cooperating States of ESA, leading to an increased European productivity on the international market through established, accepted and transparent mechanisms. In this respect, the EISC calls upon ESA to keep the principle of « juste retour », recognising the difficulty of this given the evolving structure of the European Industry, adapted to the new European institutional framework, as the cornerstone of its industrial policy. In addition to the existing principle of « juste retour » applied in ESA, EISC calls upon the European Commission to assess the possibility of applying new industrial policy principles for EC funding of space activities, taking into account as much as possible a fair and balanced distribution of the industrial space activities.
38. This fair and balanced distribution of industrial work is envisaged among member states and among integrators, non-primes and SMEs. In order to guarantee this goal, the EISC proposes :
— To recognise that the « juste retour » principle is instrumental to the industrial space policy within ESA. Any action in the industrial policy domain should be based upon the rules set up in the ESA Convention, and subject of consensus among ESA Member States.
— To foster the use of similar schemes in EU-financed programmes, specifically designed in a way that they are compatible with existing European directives and regulations.
— To introduce elements of industrial policy aimed at ensuring, both at ESA and EU levels, that non-primes and SMEs, comprising most of the European « industrial tissue », have an equitable participation in European space projects along the space value chain.
39. Considering the nature of the principle of industrial return of ESA and its positive effect on the setting up of an industrial space capacity,
40. Considering the need to examine its evolution in order to better respond to the needs of the space sector,
41. Considering the nature of the financing instruments of the European Union and the fact that they are no longer adapted to the specific characteristics of the space sector,
42. The EISC encourages the Commission and ESA to begin an evaluation study comparing the different scenarios of procedures in force at the moment,
43. The EISC further requests that the conditions for participation in the 7th Framework Programme for Research and Development be adapted in matters of space and security, in order to ensure optimisation of flows of public funds to industry.
44. Considering the strategic nature of the development of the European Space industry, in particular in the area of advanced defence technologies and security, the EISC desires that in the frame of the institutional markets of Union-members, preference be given to European industrial products
45. The EISC also underlines the importance for Europe of maintaining its independence in the supply of selected strategic components and would like to see effective surveillance of the holding structures in the industries concerned.
IV. The education and training of young persons
46. Considering the dramatic decline in the number of highly qualified staff and the disaffection of young persons for scientific and technological branches of space industry,
47. Considering the lack of « space culture », at different social and professional level,
48. Considering the legal framework developed at a European level to promote the legal position of researchers, in particular through the directive on the mobility of researchers,
49. Considering that hundreds of thousands of new jobs have to be filled by scientific personnel to respond to the goals of the Lisbon process,
50. Considering that studies have shown that the age between 10 and 14 is crucial for future professional career choices and that the then emerging interest in sciences has to be cultivated and strengthened,
51. Considering that numerous children are fascinated by space and that the space sector is a certain eyecatcher for the promotion of sciences vis-à-vis young persons,
52. Considering the lack of real consensus of the International Space University located in Strasbourg,
53. The members of the EISC encourage the national initiatives taken in large numbers in the field of space and education and call upon a co-ordination at the European level of all these initiatives. ESA must play the role of central co-ordinator in this respect.
54. The members of the EISC insist on the importance of supporting the national and regional initiatives taken in the area of space and education, since they can highlight local peculiarities and anticipate national and regional tendencies and needs.
55. The members of the EISC believe that these initiatives taken on a European, national and regional level, leave room for private initiatives that can mobilise each in their own way young people around the space theme, such as the KEO project, that Europe must continue to support, and possible actions of industry.
56. The EISC proposes that concerted measures between all partners (industrial, universities, member states, ESA, Commission, etc.) be initiated to encourage the awakening of vocations and the recruitment of young graduates useful to the sector.
57. Considering the natural interest young people have for the protection of the environment, it is pertinent to make them aware of the concrete applications and the progress in space research, such as the protection of the endangered species of our planet.
58. The existing « International Space University » in Strasbourg must be clearly undertaken by the institutional and private space actors. An innovative and strong educative programme, using the capacities of other space related universities in Europe could be initiated jointly by agencies, universities and industrial partners. The « Board » would be made up of managers from the various entities. The aim being to recruit students in all disciplines (scientific or not) interested by careers in space. The aim would also be to create a humanist spirit (science courses could be linked with management training and old antics philosophy) likely to encourage an attitude of international co-operation. An individualised training programme lasting several years in the five continents could be envisaged, with the creation of a « space passport » and a tutoring system. A pool of young « space graduates » should be able to work in any continent.
59. The EISC propose a real and intense promotion of space toward the youngest, as well as managers and specialists in touch with space matters.
Conclusions
The permanent members reaffirmed their desire to see the EISC fulfil its role as a platform for dialogue between the various political and industrial players (ESA, EU) in the European Space sector, delegation heads will ensure that information be provided to their heads of state and governments on the final resolutions adopted by the EISC.
The permanent members assure the ongoing work of the Conference by means of regular informal meetings with heads of delegations.
The permanent members have noted the importance of relations with new member countries of the European Union. These countries have been admitted to the EISC as observers
The permanent members receive European parliamentarians from the Sky and Space Group and the Assembly of the WEU at the conferences, and would like to establish ongoing dialogue with them.
Permanent members of the EISC remind the European Space Agency, the European Commission, the European Parliament and Member states, of the strategic importance for Europe of having available and autonomous access to space through support of the Ariane 5 and VEGA launch programs, by the installation of the Russian launcher Soyouz at Kourou. These capabilities need to be ensured by ongoing public support for the program developing future European space launch capabilities and the FLPP programme.
Priority must be given to launch services lead by European stakeholders in the framework of institutional launches by member countries of the ESA.
Permanent members support the European participation in the International Space Station (ISS). Europe has gained a high reputation and established itself as a reliable partner. The EISC request that the ISS be considered as a part of the European research infrastructure to be exploited at the maximum extent.
Permanent members support an ongoing and strengthened partnership with the Russian Federation, providing a natural continuity with European space activities. They extend a proposal to the Russian Federation to join the EISC as a member for the VIIIth EISC to be chaired 2006 by Belgium. They insist on a more intense and closer co-operation between the Russian Federation and ESA. Reference can be made new transportation systems replacing Soyuz and the Space Shuttle which would give Europe the opportunity not only to broaden the international co-operation, but also to increase the knowledge, technology and competence of its industry and science sector. Moreover, this co-operation would enable this to be achieved at a much lower cost than an autonomous route.
They nevertheless request greater clarity regarding the political and technical agenda surrounding decision-making in the elaboration of European Space policy by the ESA, the European Commission and member countries. They call on representatives of HSPLG, ESA, and the Commission to keep heads of delegations of the EISC regularly informed.
The EISC insists on the importance of the White Paper as reference for the development of a European space policy.
The EISC requests that a delegation of permanent members may assist the joint Space Councils of EU and ESA and be kept regularly informed of the status of work between the Agency and the Commission.
Within this context, the EISC urges a timely and sound decision in selecting the Galileo concession.
The EISC calls on Finance ministers of the Union, the European Parliament, and the European Council to ensure that financings are made available, whether they be Community, intergovernmental or national. The European Commission is called on in the context of the financial outlook 2007-2013, to develop bid procedures and financing instruments adapted to the specificities of the space sector.
The EISC deems necessary a doubling of the European space budget in the period up to 2013 as proposed in the Green Paper by the European Commission.
Members of the EISC remind the European Space Agency, the European Commission, the European Parliament and Member states of the strategic importance for Europe of having a scientific, technological and industrial base sufficiently robust over the long-term to be able to successfully implement European Union policies, whether they be in the area of applications, scientific research or exploration.
The EISC suggest the introduction of the concept of « critical capacity objectives », in other words endowing Europe with indisputable capabilities within a coherent research and development process and the immediate implementation of operational programmes required by European Union sectoral policies. To serve these objectives, platforms incorporating these capabilities will be identified for key sectors. They will associate universities, industrial groups, public and private research laboratories and civil and military authorities. Their financing can be assured jointly by the ESA, the Commission, member countries and industrial groups.
The following national delegations took part in the proceedings :
As permanent members :
Belgium,
France,
Germany,
Italy,
Spain,
United Kingdom,
Other parliamentary delegations :
Brazil,
Canada,
China,
Czech Republic,
India,
Israël,
Japan,
Norway (represented by the Norwegian Space Agency),
Portugal,
Russian Federation,
United States,
WEU Assembly
Space agencies :
ASI (Italy),
CNES (France),
CNSA (China),
CSA (Canada),
DLR (Germany),
European Space Agency,
JAXA (Japan),
NASA (United States),
Roskosmos (Russian Federation).
European Commission.
7e CIEE / LISTE DES PARTICIPANTS
| Nom | Prénom | Délegation / Organisme | Titre / Fonction | Pays |
| CABIROL | Michel | La Tribune | Journaliste | — |
| CASTEL | Frédéric | BBC World (+RTBF) | Journaliste | — |
| de SELDING | Peter B. | Space News | Journaliste | — |
| FENOGLIO | Jérôme | Le Monde | Journaliste | — |
| GREFFOZ | Valérie | Science & Vie | Journaliste | — |
| LARDIER | Christian | Air&Cosmos | Journaliste | — |
| PIRARD | Teo | Space Information Center | Journaliste | — |
| TAVERNA | Michael | Aviation Week | Journaliste | — |
| BECKER | Dr. Christoph | DLR | Directeur de Cabinet du président | Allemagne |
| BRÜNING | Karl-Heinz | Forum aéronautique et spatial | Directeur | Allemagne |
| DENKER | Wolf-Peter | EADS | EADS Repräsentanz Berlin | Allemagne |
| FUHRMANN | Bernhard J. | DLR | Relations avec le Parlement — Réprésentant du Bureau exécutif | Allemagne |
| KRÄNZLE | Hansjörg | Forum aéronautique et spatial | — | Allemagne |
| LUDWIG | Klaus-Peter | EADS | — | Allemagne |
| POINTINGER | Claudia | Deutscher Bundestag | Vorsitzender Parlamentsgruppe | Allemagne |
| ROSSMANITH | Kurt | Parlement allemand | Président de la délégation | Allemagne |
| ROST | Erika | Ambassade d'Allemagne | Premier conseiller aux affaires scientifiques | Allemagne |
| WITTIG (Prof.Dr.) | Sigmar | Deutsches Zentrum fuer Luft und Raumfahrt | Président — Vorsitzender des Vorstandes | Allemagne |
| JAKOB | Michel | ESPI | Tresorier | Autriche |
| PLATTARD | Serge | European Space Policy Institute | Président | Autriche |
| DE BONDT | Tim | Sénat | Secrétaire du Groupe de travail « espace » | Belgique |
| HERMANS | Margriet | Belgian Parlamentary Space Group | Senator | Belgique |
| KAPOMPOLE | Joëlle | Belgian Parlamentary Space Group | Senator | Belgique |
| ROELANTS du VIVIER | François | Belgian Parlamentary Space Group | Senator Président du Groupe sur l'Espace | Belgique |
| VANHELLEMONT | Jan | Flemish Government — Cabinet of the Vice minister-President | Adviser Science and Innovation | Belgique |
| WILLEMS | Luc | Belgian Parlamentary Space Group | Senator | Belgique |
| DUQUESNE | Pierre | Spot Image | Brésil | |
| ZARATTINI | Ricardo | Chambre des députés — Brasilia | Député | Brésil |
| GUERTIN | Florian | Ambassade du Canada | Conseiller aux affaires spatiales | Canada |
| LAVERDURE | Claude | Ambassade du Canada | Ambassadeur | Canada |
| PIEDBOEUF | Jean-Claude | Agence Spatiale Canadienne | Directeur — Gestion des technologies et applications | Canada |
| MA | Hengru | CNSA | x | Chine |
| MA | Songde | The Ministry of Science & Technology | Vice minister | Chine |
| SUN | Laiyan | China National Space administration | Administrator | Chine |
| WANG | Shaoqi | Ambassade de R.P.Chine en France | Ministre Conseiller | Chine |
| ZHANG | Wei | CNSA | Deputy Director General — System Engineering | Chine |
| ZHANG | Xiangrong | Ambassade de R.P.Chine en France | Troisième Secrétaire | Chine |
| ZHANG | Guocheng | Ministère de la Recherche Chinois | Directeur Général, Centre de télédétection | Chine |
| CUEVAS | Antonio | Congreso de los Diputados | Chairman Comision de Industria, Turismo y Comercio | Espagne |
| DOMINGUEZ | Carmen | Congreso de los Diputados | Secretary | Espagne |
| GRAU | Pere | Congreso de los Diputados | Member of Comm.on Industry, Trade, Tourism | Espagne |
| MENDIZABAL | Arantza | Congreso de los Diputados | Member of Comm.on IIndustry, Trade, Tourism | Espagne |
| REGUERA | Candido | Congreso de los Diputados | Member of Comm.on Industry, Trade, Tourism | Espagne |
| RUIZ-NAVARRO | José Luis | Congreso de los Diputados | Director de Relaciones Parlamentarias | Espagne |
| CONDES | Albert | NASA | Deputy Assistant Administrator for External Relations | États-Unis |
| GREGORY | Frederick | NASA | Deputy Administrator | États-Unis |
| LOGSDON | John | George Washington University | Director Space Policy Institut | États-Unis |
| MILLER | Donald | NASA | NASA European Representative | États-Unis |
| SABATHIER | Vincent G. | CSIS | Visiting Senior Fellow | États-Unis |
| ABETE | Maria Grazia | ESA | Adjoint au Chef de Cabinet du DG | EU |
| ATKINSON | David | WEU Assembly | MP | EU |
| BARBOLANI | Giulio | ESA | Cabinet DG à Bruxelles | EU |
| BERQUIST | Karl | ESA | Relations Internationales | EU |
| CLERVOY | Jean-François | ESA | Senior ATV manager | EU |
| DORDAIN | Jean-Jacques | ESA | Directeur Général | EU |
| FREDEN | Lars | ESA | Chef des relations Internationales | EU |
| KREUZBERG | Karlheinz | ESA | Directeur de Cabinet du DG | EU |
| MORSILLO | Giuseppe | ESA | Chef du Bureau Politique DG | EU |
| NAJA | Geraldine | ESA | Bureau Politique DG | EU |
| PRAET | Michel | ESA | Chef du Cabinet du DG à Bruxelles | EU |
| RITTER | Caroline | ISU | Responsable des Relations Extérieures | EU |
| TOGNINI | Michel | ESA | Chef du Centre Européen des Astronaute | EU |
| BEAU | Laurence | Ministère des Affaires étrangères | Rédactrice | France |
| BENEDETTI | Arnaud | CNES | Directeur de la Communication | France |
| BENSOUSSAN | Alain | Professeur — Ancien président du CNES | France | |
| BORIES | Alain | Thales | Directeur Affaires Spatiales | France |
| BOUHEY | Céline | CNES | Affaires Européennes | France |
| BOUVARD | Loïc | Assemblée nationale | Député du Morbihan Membre du Bureau de GPE | France |
| BRANGER | Jean-Guy | Assemblée de l'UEO | Sénateur Membre du comité de la défense UEO | France |
| BROCHAND | Bernard | Assemblée nationale | Député des Alpes Maritimes | France |
| BRUDIEU | Patrice | CNES | Sous-Directeur aux Affaires Internationales | France |
| BRUNEAU | Christophe | SNECMA | France | |
| CALLARI | Sylvie | CNES | Sous-Direction des Affaires Internationales | France |
| COHEN | Pierre | Assemblée nationale | Député de Haute-Garonne Membre du Bureau du GPE | France |
| COSTE | Olivier | Alcatel Space | Vice President Business Dev, Strategy, Mkt | France |
| DARRICAU | Dominique | EADS astrium | France | |
| de LIPKOWSKI | Emmanuel | Groupe Parlementaire sur l'Espace | Secrétaire Général — Coordinateur | France |
| de MONTLUC | Bertrand | Ministère des Affaires étrangères | Conseiller pour les Affaires spatiales | France |
| DEHOUX | Marcel | Assemblée nationale | Député du Nord | France |
| DELABARRE | Chantal | CNES | Communication Publique | France |
| DENIAUD | Yves | Assemblée nationale | Député de l'Orne Membre du Bureau du GPE | France |
| D'ESCATHA | Yannick | Centre National d'Études Spatiales | Président | France |
| DIEBOLD | Jean | Assemblée nationale | Député de Haute-Garonne | France |
| DONADEL | Joel | EADS ST | Vice President Business Development | France |
| DUCOUT | Pierre | Assemblée nationale | Député de Gironde Membre du Bureau du GPE | France |
| DUPEYRAT | Pascal | Cercle Jefferson | Président | France |
| FAVERO | Prof. Jean | Ambassade de France en Italie | Conseiller scientifique | France |
| FLEUTIAUX | Bertrand | Ambassade de France en Russie | Conseiller scientifique | France |
| FROMION | Yves | Assemblée nationale | Membre du Bureau du GPE Député du Cher | France |
| GARGIR | Nisso | CNES | Expert GMES | France |
| GATIGNOL | Claude | Assemblée nationale | Membre du Bureau du GPE Député de la Manche | France |
| GAZIOT | Caroline | Sénat | Assistante | France |
| GEOFFROY | Anne-Charlotte | Groupe Parlementaire sur l'Espace | Chargé de mission | France |
| GOURNAC | Alain | Sénat | Vice-Président GPE Sénateur des Yvelines | France |
| HA MINH TU | Cécile | Alcatel Space | Institutional Marketing | France |
| HANCART | Benoît | Ambassade de France en Italie | Attaché d'armement | France |
| LAMORY | Grégory | ARIANESPACE | Corporate Affairs | France |
| LANÇON | Brice | Groupe Parlementaire sur l'Espace | Membre associé | France |
| LASBORDES | Pierre | Assemblée nationale | Membre du Bureau du GPE Député de l'Essonne | France |
| LEFEBVRE | Colonel Jean-Luc | Ministère de la défense | Cadre professeur au Collège Interarmées de Défense | France |
| MARTIN-LALANDE | Patrice | Assemblée nationale | Memebre du Bureau du GPE Député du Loir-et-Cher | France |
| MATHIEU | Galina | Groupe Parlementaire sur l'Espace | Chargé de mission | France |
| REGNIER | Gwenaël | Groupe Parlementaire sur l'Espace | Chargé de mission | France |
| REVOL | Henri | Assemblée nationale | Vice-Président GPE Sénateur de Côte-d'Or | France |
| RUDLOFF | Patrick | ARIANESPACE | Deputy Director Corporate Affairs | France |
| SOURBES-VERGER | Isabelle | CNRS | Chargée de Recherche | France |
| TORTORA | Jean-Jacques | Ambassade de France aux États-Unis | Attaché spatial | France |
| VILLAIN | Jacques | Institut Français de l'Histoire de l'Espace | Président | France |
| CAMERON | Collin | Assemblée DE l'UEO | Secrétaire Général | |
| ZIMMERMAN | James V. | IAF | Président | |
| NAIR | Dr. G. Madhavan | ISRO | Président | Inde |
| SUNDERARAMAIAH | V. | ISRO | Scientific Secretary | Inde |
| BAR-EL | Oren | Ambassade d'Iraël | Conseiller affaires économiques et scientifiques | Israël |
| SANDBERG | Eliezer | Parlement Israël — Knesset | Deputy Speaker of the Knesset | Israël |
| AIRAGHI | Marco | Camera dei Deputati | Member | Italie |
| ARRIGO | Gabriella | ASI | Head of International Relations with non European countries | Italie |
| CIALENTE | Massimo | Camera dei Deputati | Member | Italie |
| CRAMAROSSA | Augusto | ASI | Head of International Relations with ESA and European countries | Italie |
| GRASSO | Prof. Francesco | Ambassade d'Italie | Responsable du service scientifique | Italie |
| MENE | Antonio | Consigliere parlamentare | Secrétaire du comité VAST | Italie |
| PERMICE | Bartolomeo | ASI | Deputy for International Relations | Italie |
| RENZO | Gubert | UEO | Sénateur Membre du comité de la défense UEO | Italie |
| VETRELLA | Sergio | ASI — Italie | Président | Italie |
| FURUGAICHI | Takashi | JAXA | Interprète de M. TACHIKAWA | Japon |
| GOMI | Jun | JAXA | Directeur du Bureau de la JAXA à Paris | Japon |
| INABA | Yukharu | JAXA | Vice-directeur du Bureau à Paris | Japon |
| MATSUMOTO | Daisuke | House of representative | Member of the House of Representatives | Japon |
| MONDEN | Kimiko | Parlement du Japon | Interprète pour la délégation japonaise | Japon |
| ONO | Shinya | House of representative | Member of the House of Representatives | Japon |
| SHIOZAKI | Masaharu | Ambassade du Japon | 1er Secrétaire | Japon |
| SHOJI | Yoshikasu | JAXA | Conseiller du Directeur du Bureau à Paris | Japon |
| TACHIKAWA | Keiji | JAXA | Président | Japon |
| RONNEBERG | Jostein | Agence Spatiale Norvégienne | Deputy Director General | Norvège |
| RODRIGUES | Luiz | Parlement Portugais | President du comité | Portugal |
| BOHRN | Thomas | Czechinvest | Head of strategic services and new technologies section | Rép. Tchèque |
| DOBES | Karel | Czech Space Office | Chairman of Managing Board | Rép. Tchèque |
| DUDACEK | Lubomir | Parlement tchèque | Secretary of the subcommittee for aviation and cosmonautics | Rép. Tchèque |
| HANZALNOVA | Andrea | Parlement tchèque | Interprète pour la délégation tchèque | Rép. Tchèque |
| HODJA | Pavel | Parlement tchèque | Chairman of the subcommittee for aviation and cosmonautics | Rép. Tchèque |
| SKOPIK | Jan | Parlement tchèque | Vice-chairman of the subcommittee for aviation and cosmonautics | Rép. Tchèque |
| SYKORA | Antonin | Parlement tchèque | Député — membre du comité économique | Rép. Tchèque |
| VAVRA | Eduard | Parlement tchèque | Député — membre du comité économique | Rép. Tchèque |
| CARLE | Helena | Parlement de Russie | Interprète pour la délégation russe | Russie |
| FLEUTIAUX | Bertrand | Ambassade de France en Russie | Conseiller scientifique | Russie |
| IVANOV-TROTIGNON | Catherine | Ambassade de France en Russie | Attachée Spatial — Service pour la Science, la Technologie et l'Espace | Russie |
| KIZYUN | Andrey | Ambassade de Russie en France | Conseiller | Russie |
| KULIK | Sergev | Roskosmos | Head International Office | Russie |
| MEDVEDCHIKOV | Alexander | Roskosmos | Deputy Head | Russie |
| MOROSOV | Igor N. | Assemblée Féd. Russie — Duma | Député de la Duma | Russie |
| PERMINOV | Anatoli | Roskosmos | Président | Russie |
| RAYKOV | Gennady | Assemblée Féd. Russie — Duma | Député de la Duma | Russie |
| SHPORT | Viatcheslav Iv. | Assemblée Féd. Russie — Duma | Député de la Duma | Russie |
| SKOSYRSKIY | Vladimir | Ambassade de Russie en France | Deuxième secrétaire | Russie |
| TSVETKOV | Gen. Viatcheslav | Assemblée Féd. Russie — Duma | MDO de la Duma | Russie |
| USTINOV | Vladimir Serg. | Assemblée Féd. Russie — Duma | MDO de la Duma | Russie |
| GUNNER | Tom | Parliamentary Space Committee | Joint Administrative Secretary | UK |
| HAYNES | Dr. John | UK PSC | Expert | UK |
| McWILLIAM | John | Parliamentary Space Committee | Former Chairman Parliamentary Space | UK |
| NORRIS | Pat | UK PSC | Expert | UK |
| OLNER | Bill | Parliamentary Space Committee | Joint Chairman | UK |
| RICHARDSON | Frank | Parliamentary Space Committee | Joint Administrative Secretary | UK |
| SELSDON | Lord Malcolm | Parliamentary Space Committee | Honorary Secretary | UK |
| TAYLOR | Ian | Parliamentary Space Committee | Joint Chairman | UK |