3-1285/1 | 3-1285/1 |
5 JULI 2005
A. De benadering van de problematiek
In de nacht van 24 op 25 maart 2005 werden in Zaventem twee Arabische volbloedpaarden gestolen (1) . Tot op heden zijn de dieren spoorloos. Negen jaar geleden deed een dame uit Schoten een akelige ontdekking : haar paard « Little Joe », een Appaloosaruin, bleek 's nachts uit de wei verdwenen. Dit jaar heeft ze haar lievelingsdier eindelijk teruggevonden, in Ninove. De huidige eigenares had het paard te goeder trouw gekocht en wist niets af van een eerdere diefstal (2) . Dit zijn geen alleenstaande gevallen. Paarden zijn bij dieven erg in trek. Belgische warmbloeden, Brabantse en Ardense boerenpaarden, Friesen, dure dekhengsten, half-arabische volbloeden, Shetlandpony's : paardendieven lichten ze uit de wei. In ons land worden jaarlijks tientallen paarden gestolen. Vooral in de lente en zomer is geen paard veilig. Een federaal agent van de lokale politie regio « Rhode & Schelde », heeft zich al enkele jaren gespecialiseerd in het opsporen van gestolen paarden, samen met een collega uit het Waalse Bernissart. Ze hebben al dertig paarden teruggevonden, maar het blijft vechten tegen de bierkaai. Ook Adrienne Hauquier houdt zich al jaren bezig met paardendiefstallen, vooral in de provincies Antwerpen en Limburg en de grensstreek met Nederland en Duitsland.
Paardenfokkers en paardenliefhebbers pleiten nu eensgezind voor een geharmoniseerde registratie van paarden, door het inplanten van een chip of door het nemen van een DNA-staal. De registratie alleen vinden ze overigens niet voldoende, ook de controle daarop moet verbeteren. Want elk jaar worden er in ons land tientallen paarden en pony's gestolen. Sedert 1995 zijn er in Vlaanderen alleen al tussen de 400 en 500 diefstallen van paarden aangegeven bij de politionele diensten (3) . Nu is het in België zo, dat paarden die te goeder trouw worden gekocht, normaal bij de nieuwe eigenaar in bezit blijven. In Duitsland is dat niet het geval. Daar dient de bezitter van een gestolen paard het dier onmiddellijk en zonder enige vorm van vergoeding terug in het bezit te stellen van de bestolen eigenaar.
Op 13 oktober 2005 spreekt de rechtbank van Hasselt zich uit over de diefstal van een Duits paard in 1995. Dit dier, Queen, werd te goeder trouw gekocht door een familie uit Leopoldsburg voor 2 500 euro en is dus negen jaar in hun bezit geweest. Het paard wordt nu terug opgeëist door de oorspronkelijke Duitse eigenaar.
De piekjaren van de diefstallen situeerden zich tussen 1997 en 1999. Sedert een aantal jaren is in onze buurlanden Nederland en Duitsland een systeem uitgewerkt, waardoor paarden niet meer vervoerd mogen worden zonder in het bezit te zijn van een paspoort met alle gegevens van de viervoeter. Bovendien moeten alle dieren geregistreerd en geïdentificeerd zijn. Rechtstreeks gevolg hiervan is een vermindering van het aantal diefstallen van paarden, ook in ons land. Toch verdwijnt er nog bijna minstens één rijdier per week in Vlaanderen. De paarden worden gestolen om twee redenen. Ofwel gebeurt de diefstal in opdracht en verdwijnt het gestolen dier quasi direct via een internationale trafiek naar het buitenland bij de opdrachtgever. Ofwel wil de onverlaat snel geld verdienen en steelt hij willekeurig paarden voor het slachthuis. Dit levert gemiddeld 900 euro per paard op. Hier hebben de dieven vrij spel, want in tegenstelling tot runderen, moeten paarden niet geïdentificeerd en geregistreerd zijn. Hierdoor bestaat er ook geen controle-orgaan om na te gaan of het paard wel degelijk door zijn rechtmatige eigenaar aan het slachthuis wordt verkocht.
De wetgever kan dus niet roerloos blijven toekijken op deze malafide praktijken. Alle paarden zouden geïdentificeerd — liefst met een chip en/of DNA-staal en/of retina-iris-scan — en geregistreerd moeten worden. Alle paarden zonder stamboekpapieren zouden, met foto, ingeschreven moeten worden in een algemeen stamboek of gegevensbestand, zodat die organismes bij diefstal direct verwittigd kunnen worden. Ook zou er een grondiger controle moeten komen in de 113 paardenslachthuizen. Indien een ongechipt paard binnengebracht wordt, zou de federale politie direct verwittigd moeten worden om het dier in beslag te nemen. De politie moet dan via dit gegevensbestand nagaan of het paard al dan niet gestolen is.
Tevens zou voor de verkoop/aankoop van elk paard een bewijs/factuur moeten afgeleverd worden. Op die manier zou een stuk fraude tegengegaan worden. Nu kan men paarden in Nederland kopen bestemd voor het slachten in België. Hierop betaalt men 6 % BTW. Eens over de grens worden de paarden verkocht als rijpaarden tegen 21 % BTW. Het verschil in BTW brengt de malafide handelaar aardig wat geld op. Ook zou bij elk paard een soort gelijkvormigheidsattest of paspoort moeten blijven. Elke verkoop dient op dit attest/paspoort vermeld. Hierdoor kan men het traject dat het dier gedurende zijn leven heeft afgelegd achterhalen. Eigenlijk bestaat de verplichting al in de EU, alleen wordt ze niet of weinig toegepast. Aanvankelijk moesten alle door een stamboek geregistreerde paardachtigen in het bezit zijn van een paspoort vanaf 1 januari 1998 (93/623/EG van 20 oktober 1993). Op 22 december 1999 heeft men die verplichting uitgebreid tot alle als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (2000/68/EG). Tot op heden heeft de Europese Commissie met betrekking tot de registratie en identificatie van paardachtigen geen nadere voorwaarden gesteld.
B. Er bestaan verschillende middelen om een paard te registreren en te identificeren
1. Tatoeage
In het oor van het ros kan men een uniek nummer tatoeëren. Er zijn evenwel een aantal nadelen verbonden aan het aanbrengen van een tatoeage. Het tatoeëren is een voor het dier vrij pijnlijke onderneming. Bovendien is gebleken dat veel tatoeages na een tweetal jaar moeilijk of geheel niet meer leesbaar zijn. Een tatoeage kan ook makkelijk vervalst worden.
2. Chip
Een chip is een elektronisch implantaat of transponder die bestaat uit een omhulsel van bioglas, een hele kleine spoel en de eigenlijke chip en die met een injectienaald in de nek van het dier geïmplanteerd wordt. Wanneer de spoel in een magnetisch veld wordt gehouden zal hierin een kleine inductiestroom ontstaan, die de chip zal activeren. De chip is in wezen een vrij eenvoudig instrumentje, het enige wat hij kan is een code uitzenden. Die code is altijd dezelfde en bestaat uit 15 onveranderbare cijfers (4) . De eerste drie cijfers van de chip geven aan in welk land het dier gechipt is. De volgende 3 cijfers duiden de categorie dieren aan en de fabrikant van de transponder. De overige 9 cijfers (equivalent voor 10 miljard verschillende nummers !) vormen de unieke code die elk dier krijgt om de herkenbaarheid te waarborgen. Om de informatie universeel te kunnen aflezen moet de chip voldoen aan de ISO-norm. Een ieder die beschikt over een ISO-aflezer kan elke ISO-transponder over de hele wereld aflezen. De gegevens van het paard, gekoppeld aan het unieke nummer van de chip, worden in een centrale databank opgeslagen. Door dit nummer kunnen in een fractie van een seconde de ingebrachte gegevens opgevraagd worden. Een chip zorgt er dus voor dat huisdieren die gestolen, vermist of verwond zijn weer snel bij de eigenaar terugbezorgd kunnen worden. In het onderzoeksrapport van de Europese Commissie betreffende het IDEA-project (Identification Électronique des Animaux) vermeldt dat de betrouwbaarheid groot is en dat het elektronisch identificeren tevens voordelen oplevert voor het in kaart brengen van ziekten, het vaststellen van de subsidiabiliteit en het beheer van fokprogramma's.
Met ingang van januari 2004 moesten in Nederland alle paarden en pony's geïdentificeerd en geregistreerd worden door middel van een paspoort en microchip. In december 2004 besloot een groep van bekende ruiters en personaliteiten de « Nijhof-groep » op te richten die het aanbrengen van een microchip betwist en uiteindelijk, op basis van « gewetensbezwaren » tegen het inbrengen van een vreemd voorwerp in een dier, ontheffing hebben bekomen en in de plaats een DNA-typing mochten toepassen. Die uitzonderingsmaatregel werd in Nederland eerst toegestaan tot 1 februari 2005. Nu heeft de Nederlandse minister van Landbouw Veerman beslist een DNA-typing als identificatiemiddel te aanvaarden. Ook in België blijkt er een grote groep tegenstanders te bestaan tegen het inbrengen van een microchip als identificatie- en registratiemiddel. Infra volgt de door hen aangehaalde argumentatie tegen het aanbrengen van een chip :
— Bij het inbrengen van de microchip ontstaat er enige stress bij het dier.
— In het onderzoeksrapport van de Europese Commissie over de mogelijke invoering van elektronische identificatie van runderen lezen wij : « De bijzondere omstandigheden in slachthuizen (aanwezigheid van grote apparaten) beïnvloeden kennelijk de werking van de stationaire leesapparaten (tot zover de controle van microchips in slachthuizen) ». Op gebied van identificatie gaat dit argument niet op, daar het dier moet geïdentificeerd zijn alvorens het geslacht wordt. Op gebied van volksgezondheid kunnen wel vragen rijzen bij die 20 % niet-geëxtraheerde chips. In dit zelfde rapport staat te lezen dat die niet-geëxtraheerde chips mogelijkerwijze voor frauduleus gebruik aangewend kunnen worden.
— Voor het welzijn van het publiek en de veiligheid op de consumptie treffen wij loco citato de volgende opmerking aan : « Slechts 80 % kon worden gerecupereerd en slechts 52 % daarvan kon goed gelezen worden. Het extractieproces beïnvloedt kennelijk de leesbaarheid. »
— Voor de diefstallen is het zeker geen sluitende oplossing zolang er geen regelmatige controle is van de paspoorten op de openbare weg en de strafmaat op diefstallen niet wordt verstrengd.
3. DNA-profiel
Een genetische analyse, gebaseerd op een DNA-onderzoek, levert een formidabele hoeveelheid informatie over een organisme. Voor het paard heeft men informatie over de individuele identiteit, de afstamming, de genetische gelijkenissen met andere paarden, de bloedlijn, de morfologie, enz. Het DNA vormt een unieke en enige genetische blauwdruk van een organisme. Om een DNA-profiel te bepalen heeft men een beetje speeksel of een aantal paardenharen met follikel nodig. Het nemen van die stalen dient natuurlijk te gebeuren door een door de overheid erkend persoon, om opnieuw misbruiken te voorkomen. Het DNA wordt dan in een erkend labo geëxtraheerd uit het speeksel of haar en onderzocht, wat resulteert in een uniek DNA-profiel dat gedocumenteerd staat in een DNA-analyse-certificaat. DNA kan niet worden vervalst, waardoor men zonder enige discussie de identiteit van elk paard kan achterhalen. Natuurlijk kan een dergelijk onderzoek niet afgerond worden binnen een korte termijn. Is DNA-bepaling dan een goed alternatief als identificatiemiddel ? Bewijzen op basis van DNA-analyse worden toegelaten en aanvaard in gerechtszaken. Ook hier kan men bij geschillen een DNA-analyse laten doorwegen, maar of controles op door DNA geregistreerde paarden even efficiënt zijn lijkt ons heel onwaarschijnlijk.
4. Iris- en retinascan : biometrie door iris- of retinaherkenning
De technologie die gebruikt wordt bij de irisscan gaat uit van de herkenning van de specifieke kenmerken van de iris. Vergeleken met andere vormen van biometrische identificatie — zoals herkenning van de vingertop of de handpalm — is de irisscan de meest betrouwbare en de meest snelle vorm. De iris verandert namelijk niet, terwijl ook quasi geen beschadigingen aan dit lichaamsdeel optreden. Een kleine wond aan de vinger of op de handpalm kan biometrische herkenning al bemoeilijken.
De retinascan, ook wel netvliesverificatie genoemd, is de veiligste biometrische verificatietechniek met een onjuiste acceptatie van quasi nul procent. Ze is gebaseerd op de zeer stabiele omgeving van het bloedvat in de achterkant van het oog, waar zich ook het netvlies bevindt. Een infraroodbron met lage intensiteit scant de iris of retina en genereert een groep kenmerken die de plaatselijke variaties beschrijven. De gegevens worden vastgelegd in een database en aan iedere iris/retina wordt een code verbonden, waardoor men terug een uniek identificatiemiddel heeft. Het inlezen van de gegevens irriteert de ogen niet en brengt geen enkel gezondheidsrisico met zich mee. Bij een controle wordt iris- of retinaherkenning niet belemmerd door het eventueel plaatsen van contactlenzen of gekleurde lenzen op de ogen van het dier. Na de scan kunnen de irisdetails in een database opgeslagen worden. Door middel van een klein apparaatje, dat enkele seconden voor het oog wordt gehouden, kan men makkelijk de gegevens van het dier achterhalen. De betrouwbaarheid van die gegarandeerd veilige methode is nagenoeg 100 %.
Zowel voor de dierenliefhebbers, het dier, als voor de wetgever is dit misschien dé oplossing. Er ontstaat geen stress voor het dier bij deze niet-invasieve methode — waardoor er ook geen complicaties kunnen optreden —, er bestaat geen gevaar voor de menselijke consumptie en een onmiddellijke controle is mogelijk waarbij vergissingen uitgesloten zijn.
Het moet duidelijk zijn dat de paardendiefstallen en aanverwante malafide en frauduleuze praktijken pas zullen stoppen wanneer benevens de identificatie en registratie ook strengere controles op de weg gebeuren. Daarom zou ieder paard uitgerust zijn met een soort gelijkvormigheidsattest (analoog met dat in voertuigen) of een paardenpaspoort. Voor runderen is dit reeds vastgelegd in de verordening van de Europese Gemeenschap (820/97) van 21 april 1997. Die voorschriften werden gehandhaafd in de huidige verordening 1760/2000. Één van de argumenten voor het invoeren van die regels was een halt toeroepen aan de steeds stijgende runderdiefstallen en de frequenter voorkomende frauduleuze praktijken onder de veehandelaren en landbouwers. Waarom zou de wetgever hier dezelfde regel niet kunnen toepassen (5) ? Op een dergelijk document, evenals in de elektronische gegevensbank, zouden dan een aantal verplichte gegevens moeten vermeld worden : identificatiecode, geboortedatum, geslacht, ras of kleur van het paard, identificatiecode van de ouders, identificatiecode van het bedrijf of van de particulier waar het paard geboren is en de identificatienummers en de data waar het dier gehouden is.
Artikel 2
De wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren maakt geen gewag van de identificatie en registratie van paarden. Om een halt toe te roepen aan de aanhoudende paardendiefstallen wordt een artikel 7bis ingevoegd, dat in die identificatie en registratie voorziet. De Koning moet op de administratief eenvoudigste en meest adequate manier een systeem uitwerken dat die malafide praktijken een halt kan toeroepen. Tevens mag geen enkel paard meer verhandeld, vervoerd en geslacht worden, indien het dier niet geïdentificeerd en geregistreerd is.
Margriet HERMANS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende :
« Art. 7bis. — De Koning neemt maatregelen voor het identificeren en registreren van paarden. Hij bepaalt de voorwaarden van identificatie, aangifte en registratie. Paarden die niet geïdentificeerd en geregistreerd zijn mogen niet vervoerd, verhandeld of geslacht worden. ».
Art. 3
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
23 mei 2005.
Margriet HERMANS. |
(1) Het Laatste Nieuws, 7 april 2005.
(2) www.een.be/televisie1_master/programmas/e_ombu_ programma.
(3) Cijfers afkomstig van Adrienne Hauquier.
(4) Er zou reeds een toestel op de markt zijn — volgens de tegenstanders van het gebruik van een chip — waarmee men van buitenuit de informatiecode in de chip kan veranderen.
(5) De Europese Commissie heeft paardachtigen buiten de richtlijnen voor runderen, varkens, schapen en geiten gehouden (Richtlijn 92/102/EG van 27 november 1992).