3-1066/1 | 3-1066/1 |
28 FEBRUARI 2005
De « autoverbouwingsindustrie » staat garant voor een belangrijke economische activiteit.
Diverse ondernemingen en particulieren verbouwen hun voertuigen naargelang hun behoeften. Als voorbeeld kan men veiligheidsdiensten aanhalen die, met het oog op het uitoefenen van hun werkzaamheden, nood hebben aan functionele aanpassingen van hun voertuig.
Het ombouwen van een auto kan ook een hobby zijn. Men heeft het dan in het jargon over « tunen » van voertuigen. Het is dan in de eerste plaats bedoeld om een wagen te personaliseren (bijvoorbeeld het plaatsen van een siervelg, een spoiler, verchroomde uitlaatpijpjes, een lederen stuur, verlagen van de wagen, enz.).
Sinds begin van de jaren '80 bestond er een gedoogbeleid voor verbouwingen voor zover die geen problemen vormden voor de veiligheid op de weg. In 2002 werd het roer omgegooid. De politiediensten verplichtten bestuurders van de verbouwde auto's steeds vaker om zich in een keuringsstation aan te bieden, gingen soms over tot verbalisering of dwongen de betrokkenen zelfs de onderdelen ter plaatse te demonteren.
Het koninklijk besluit van 17 maart 2003 (tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, zie verder) vermeldde reeds nieuwe regelgeving die meer duidelijkheid diende te verschaffen. De praktische uitwerking volgde in 2004 met de uitvaardiging van de ministeriële omzendbrief (C — 2004/14038) « betreffende de verlaagde voertuigen (cat. M1) » met regelingen omtrent het verlagen van de ophanging, evenals specifieke bepalingen inzake de keuring van verbouwde voertuigen (verschenen in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 2004) dat van kracht werd op 22 maart 2004.
De indiener is van mening dat een wettelijke regeling geboden is, teneinde meer rechtszekerheid te verschaffen aan een ieder die bij het verbouwen van voertuigen betrokken is. In die discussie staan verkeersveiligheid en productkwaliteit uiteraard centraal. Dit wetsvoorstel beoogt eveneens de problematiek in een « Europese economische logica » te kaderen en, in het algemeen, administratieve rompslomp en kosten voor alle betrokkenen te vermijden.
Het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende de reglementering van de technische voorwaarden waaraan de voertuigen en hun opleggers moeten voldoen bepaalt in artikel 3 uitdrukkelijk dat de ingebruikneming op de openbare weg van een chassis of van een zelfdragend voertuig verboden is, wanneer dit laatste niet geheel overeenkomt met het type dat werd goedgekeurd, dat wil zeggen bij een Belgisch PVG (proces-verbaal van goedkeuring) of COC (Europese homologatie).
Bovendien bepaalt artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit dat iedere wijziging of verbouwing van een voertuig moet worden goedgekeurd door de voertuigconstructeur of zijn mandataris. Onder wijzigingen of verbouwingen dient men te verstaan, drastische ingrepen zoals bijvoorbeeld de stuurinrichting, aan het ophangings-, emissie- of aan het remsysteem of fundamentele ingrepen op het chassis of zelfdragend koetswerk, die indruisen tegen het bestaande PVG of COC. Het spreekt voor zich dat het gewijzigde of verbouwde voertuig bovendien moet beantwoorden aan alle andere vereisten van de reglementering en dezelfde veiligheid moet waarborgen.
Drie wettelijk toegelaten wijzen van wijzigingen en verbouwingen
Het voorstel voorziet in drie wettelijk toegelaten wijzen van wijzigingen en verbouwingen (dat wil zeggen « elke verbouwing van een voertuig waardoor het niet meer overeenstemt met het proces-verbaal van goedkeuring ») :
1. « Ex-factory »-regeling : met toestemming van de constructeur of zijn mandataris (het gaat hier bijgevolg om de « originele » verbouwingen uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de constructeurs);
2. « Europees paspoort »-regeling : indien het voertuig reglementair werd verbouwd en/of in verkeer werd gesteld in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte dan dient dit in België als dusdanig te worden erkend (onder verantwoordelijkheid van degene die het voertuig in België « in verkeer stelde »);
3. « Naverkoop »-regeling (« after-market ») : slaat op verbouwingen uitgevoerd en geattesteerd door bepaalde vaklui, zoals garagisten of carrossiers (en onder hun verantwoordelijkheid), aan de hand van onderdelen waarvan de deugdelijkheid wordt gecontroleerd en in een verslag gecertifieerd door een erkend controleorganisme (dat voldoet aan de noodzakelijke EN-normen). Van dergelijk organisme moet bekend zijn dat zij nagaan dat geen enkel onderdeel een negatieve invloed zou hebben op het rijgedrag, noch op de veiligheid van de wagen. Uiteraard geldt hier de specifieke Belgische regelgeving, thans vervat in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 en in overige uitvoerende akten (welke bijvoorbeeld strenger kan zijn dan de regelgeving die van toepassing is in een andere EER-staat).
De indiener houdt bij deze regeling rekening met de bepalingen van de Europese verordening 1400/2002 die het monopolie op de verkoop van originele reserveonderdelen afbouwt en de vrije keuze van onderdelen garandeert, waaronder de « conforme » onderdelen en de onderdelen van « gelijke kwaliteit » als die vervaardigd door de constructeur.
Validatieverslag — afschaffing
De indiener wenst komaf te maken met de administratieve rompslomp van het « validatieverslag ».
— Vandaag wordt de conformiteit van een verbouwing aan de eisen voor goedkeuring voor verlagen van voertuigen geattesteerd door een verslag van een erkend labo (controleorganisme), dat vervolgens nog dient te worden gevalideerd (in casu door GOCA VZW, de « Groepering van erkende organismen voor de automobielcontrole »). Zie hieromtrent de omzendbrief van 19 maart 2004 betreffende de verlaagde voertuigen (cat. M1). Dit brengt ook overbodige kosten mee voor de verbouwer of zijn opdrachtgever. Volgens de indiener volstaat het attest van het erkend labo om de keuringsstations informatie te verschaffen betreffende de verbouwing.
— Wel wordt erin voorzien dat, indien dit attest niet in het Nederlands, Frans of het Duits is opgesteld (wat uiteraard zal voorkomen indien het labo van het organisme in het buitenland gevestigd is), de verantwoordelijken van het keuringsstation kunnen eisen dat het wordt vertaald in de taal van het taalgebied waar het keuringsstation gevestigd is.
Montageattest
Het voorleggen van het « montageattest » blijft uiteraard wel verplicht. Zoniet kan het naleven van deze wetgeving niet nagegaan worden. Het montageattest dient de klant aan te vragen bij de verbouwer, die op zijn beurt dit attest opvraagt bij een federatie (Federauto of De Bond van de garagisten beroepsverenigingen).
Gespecialiseerd keuringscentrum
Om praktische redenen wordt voorzien dat de technische keuring (evenals de periodieke keuringen) van « een voertuig dat een wijziging of verbouwing heeft ondergaan die betrekking heeft op het chassis, het koetswerk of op de uitrusting, met een wijziging van de technische kenmerken van het voertuig tot gevolg » plaatsvindt in een gespecialiseerd keuringscentrum. Reeds vandaag worden deze voertuigen in de keuringscentra voor « keuring na ongeval » verwacht. Dergelijke gespecialiseerde keuringsdienst zal over een expertise beschikken, op de hoogte zijn van de toegelaten verbouwingen (hetgeen onder meer kennis vergt van wat in het EER-land van « oorsprong » toegelaten is) en zal over adequaat, gespecialiseerd materieel beschikken.
Artikel 2
In het Europa van vandaag worden de markten maximaal geopend. Met dit wetsvoorstel wordt de markt ook in dit debat geopend. Voertuigen die in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte reglementair in het verkeer werden gesteld, moeten dit ook in België reglementair kunnen. Het is ten eerste een uiting van vertrouwen in de reglementen van de Europese partners. Ten tweede vermijdt die maatregel onaangename verrassingen bij personen die een reglementair voertuig aankopen in het buitenland, om vervolgens vast te stellen dat die in eigen land niet gekeurd wordt.
Uiteraard blijft de klassieke toelating (wijzigingen en verbouwingen met toestemming van de constructeur of zijn gemachtigde) bestaan.
Dit artikel voorziet er voorts in dat, indien de wijziging of verbouwing in België niet door de constructeur werd uitgevoerd, dit dan door een « professionele verbouwer » moet gebeuren. Onder dergelijke professionele verbouwer begrijpen wij « garagisten », « carrossiers » en bepaalde andere personen bedrijvig in de sector of, juridisch duidelijk gesteld, een persoon die is ingeschreven in de kruispuntbank der ondernemingen en wiens handelsbedrijvigheid overeenkomstig het koninklijk besluit van 9 augustus 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden, wordt omschreven door één van de volgende rubrieken :
5020001 : de reparatie van auto's : reparatie van de mechanische onderdelen en van de elektrische installatie;
5020002 : carrosserieherstel (inclusief spuiten en verven);
5020004 : het gewone onderhoud van auto's : wassen, antiroestbehandeling, olie verversen, vervangen of herstellen van binnen- en buitenbanden, vervangen van ruiten, enz.;
5020005 : de installatie van onderdelen en accessoires, inclusief de ombouw- en uitbouwwerkzaamheden.
In de praktijk kan dit uiteraard een andere persoon zijn (bijvoorbeeld de particuliere eigenaar van het voertuig), maar in dat geval moet de verbouwing onder toezicht en onder verantwoordelijkheid van de professionele verbouwer worden uitgevoerd (die dit ook a posteriori kan bevestigen).
De wijziging of verbouwing dient voorts te gebeuren aan de hand van onderdelen voorzien van een erkend veiligheidskeurmerk (bijvoorbeeld TÜV of SAE). Dergelijke markeringen zijn internationaal erkende certificaten die de deugdelijkheid (veiligheid) bewijzen.
Tot op heden dienen verbouwingen met betrekking tot verlaging van voertuigen te gebeuren conform de eisen voor goedkeuring voor verlagen van voertuigen. De conformiteit dient te worden geattesteerd door een verslag van een erkend labo. Vervolgens dient dit verslag te worden gevalideerd door een door het Directoraat-Generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid aangeduide instelling (VZW GOCA, de Groepering van erkende organismen voor de automobielcontrole).
Het gevalideerd verslag heeft onder meer tot doel een Belgisch éénduidig referentienummer toe te kennen en keuringsgegevens aan de in artikel 1, § 1, 4, bedoelde instellingen ter beschikking te stellen.
Die verplichting lijkt administratief omslachtig en overbodig. Het is voldoende dat de conformiteit van de wijzigingen en verbouwingen met de regels die gelden in België of in enig andere EER-Staat worden geattesteerd door een erkend keuringslaboratorium.
Er kan vereist worden dat verslagen die niet werden opgesteld in één van de landstalen, worden vertaald in de taal van het taalgebied waar het keuringsstation gevestigd is (en de keuring plaatsvindt).
Het voertuig moet na wijziging of verbouwing uiteraard voor de inverkeerstelling gekeurd te worden en wel in een gespecialiseerd keuringscentrum (zie artikel 3).
Artikel 3
Eerste lid
Thans is er vaak kritiek op de ongelijke behandeling die men in verschillende instellingen krijgt en op de bijhorende rechtsonzekerheid. Wat betreft de verbouwde voertuigen is de onduidelijkheid — dikwijls door gebrek aan kennis van wat kan en mag — vrij groot. Vandaar dat de indiener voorstelt om voor keuring van verbouwde voertuigen gespecialiseerde en in artikel 1, § 1, 4, bedoelde instellingen aan te duiden. Zij kunnen dan met hun gespecialiseerde kennis van alle reglementaire bepalingen (als gevolg van bijzondere instructies uitgevaardigd door de bevoegde minister) en door middel van adequaat keuringsmaterieel instaan voor een eenvormige en optimale service.
Hoeveel dergelijke gespecialiseerde instellingen er moeten komen wordt overgelaten aan de appreciatie van de minister die Verkeerswezen onder zijn bevoegdheid heeft. In Nederland kent men bijvoorbeeld het RDW Testcentrum Lelystad, of kortweg TCL, een onafhankelijk testlaboratorium voor voertuigtechniek met een unieke combinatie van diensten en producten onder één dak. Men kan er op één plek terecht voor homologatiebeproevingen, nationale en internationale certificaten en voor het zelf uitvoeren van Research & Development-activiteiten. Per opdracht heeft de betrokkene te maken met één vaste contactpersoon. Dat geldt zowel voor het verkrijgen van een typegoedkeuring bij de RDW als voor het beheer van de faciliteiten voor eigen doeleinden. Vanaf het voorbereiden van de werkzaamheden tot en met het opleveren van het testrapport en de certificaten is die contactpersoon hét aanspreekpunt.
Tweede lid
Dit lid verwijst naar het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regels van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen. Zo kan (waarschijnlijk) vereist worden dat er gespecialiseerd materieel aanwezig moet zijn of dat een bepaalde ISO-norm gehaald moet worden met betrekking tot de kwaliteit van de organisatie van het keuringsstation.
Jean-Marie DEDECKER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende :
« Art. 4bis. — Bepaalde, door de Koning omschreven wijzigingen en verbouwingen aan voertuigen zijn slechts toegestaan ingeval die :
1º gebeurden met toestemming van de constructeur of zijn gemachtigde, of;
2º werden uitgevoerd conform de regels die gelden in een Staat die de Overeenkomst van 17 maart 1993 betreffende de Europese Economische Ruimte heeft ondertekend, van waaruit de voertuigen werden ingevoerd of;
3º in België door of onder toezicht van een professionele verbouwer werden uitgevoerd aan de hand van conforme onderdelen voorzien van een door de Koning erkend veiligheidskeurmerk en waarbij het verbouwde voertuig voldoet aan de in artikel 1, § 1, 1, bedoelde eisen.
Onder professionele verbouwer wordt begrepen, een persoon wiens handelsbedrijvigheid verband houdt met het onderhoud en reparatie van auto's, welke nader wordt omschreven onder bepaalde door de Koning aangewezen rubrieken, conform het koninklijk besluit van 9 augustus 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden.
De conformiteit van de wijzigingen en verbouwingen met de regels die gelden in België of in enig andere Staat die de Overeenkomst van 17 maart 1993 betreffende de Europese Economische Ruimte heeft ondertekend dient ten behoeve van de keuring door een in artikel 1, § 1, 4, tweede lid, bedoelde instelling te worden geattesteerd door een erkend keuringslaboratorium.
De Koning kan bepalen welke precisering dergelijke attesten minimaal dienen te bevatten.
Wat de attesten betreft die niet in één van de nationale talen werden opgesteld, kan de verantwoordelijke van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde instelling eisen dat zij vergezeld gaan van een vertaling in de taal of één van de talen van het taalgebied waar de keuring plaatsvindt.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, kan een voertuig na de in dit artikel bedoelde wijzigingen of verbouwingen niet in verkeer worden gebracht, noch op de openbare weg worden gebruikt zonder keuring te hebben ondergaan. »
Art. 3
In dezelfde wet wordt een artikel 4ter ingevoegd, luidende :
« Art. 4ter. — De vaststelling van het toegelaten karakter van de in artikel 4bis bedoelde wijzigingen en verbouwingen, evenals de periodieke en niet-periodieke keuringen van de voertuigen, kunnen slechts plaatsvinden in de door Koning hiervoor bijzonder aangewezen instellingen, behorende tot de categorie van de in artikel 1, § 1, 4, tweede lid, bedoelde instellingen.
De minister die het vervoer te land onder zijn bevoegdheid heeft, of zijn gemachtigde, bepaalt de bijzondere erkennings- en uitbatingsvoorwaarden voor de in het vorige lid bedoelde instellingen. »
Art. 4
Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en ten laatste op 1 januari 2006.
28 januari 2005.
Jean-Marie DEDECKER. |