(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
In welke landen moet een bedrijf dat zich met elektronische handel bezighoudt belastingen betalen ?
Bestaat er een specifieke regelgeving voor dit soort handel ?
Antwoord : 1. Inzake indirecte belastingen
Teneinde de langs elektronische weg verrichte diensten op passende wijze te belasten en ter zake concurrentieverstoringen te voorkomen, hebben de communautaire instanties de richtlijn 2002/38/EG van de Raad van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van de zesde (BTW) richtlijn 77/388/EEG aangenomen (PB nr. L 128/41 van 15 mei 2002).
Die op 15 mei 2002 in werking getreden richtlijn dient uiterlijk op 1 juli 2003 in intern fiscaal recht te worden omgezet. Zij heeft als voornaamste doelstelling de regels inzake de taxatie van de elektronische handel uniform te maken.
Deze nieuwe regels spitsen zich in feite toe op het volgende principe : diensten die langs elektronische weg worden verricht vanuit derde landen voor in de Gemeenschap gevestigde personen of vanuit de Gemeenschap voor in een derde land gevestigde ontvangers, moeten worden belast op de plaats van vestiging van de ontvanger van de dienst.
Met het oog op de implementatie in nationale wetgeving van de hierboven vermelde richtlijn werd op 20 januari 2003 in de Kamer van volksvertegenwoordigers een wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ingediend.
2. Inzake directe belastingen
Het begrip vaste inrichting zoals bepaald in artikel 5 van de dubbelbelastingverdragen (DBV) maakt het mogelijk te bepalen wanneer een Staat de winst van een onderneming van een andere Staat mag belasten. Volgens artikel 7 van de DBV mag een overeenkomstsluitende Staat de winst van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat slechts belasten indien deze haar bedrijf uitoefent met behulp van een in de eerste Staat gelegen vaste inrichting. Indien er geen vaste inrichting is, mag de winst van de onderneming uitsluitend worden belast in de Staat waarvan zij een inwoner is.
De werkzaamheden die binnen de OESO hebben plaatsgehad verduidelijken de manier waarop de bepalingen van artikel 5 van toepassing zijn op de elektronische handel. De regels die door de OESO werden bepaald en waar België zich bij aansluit, kunnen als volgt worden samengevat :
a) Onderscheid tussen een website en een server.
Een onderscheid wordt gemaakt tussen de geautomatiseerde uitrusting (server), enerzijds en de data en software die worden gebruikt door die uitrusting of hierin worden opgeslagen (website), anderzijds.
b) Een website is geen bedrijfsinrichting.
Een website die op zichzelf geen lichamelijk goed, zoals lokalen, machines of outillage impliceert kan als zodanig geen « bedrijfsinrichting » vormen. In die mate vormt een website die een onderneming in het kader van haar bedrijf gebruikt en die geplaatst is op de server van een dienstverlener op het internet, voor die onderneming geen vaste inrichting.
In dat geval staan de server en zijn localisatie inderdaad niet ter beschikking van de onderneming.
c) Een server kan een bedrijfsinrichting vormen.
De server waarop de website is geplaatst en wordt gebruikt is een bestanddeel van de uitrusting met een fysieke lokalisatie en kan een bedrijfsinrichting vormen van de onderneming die ze exploiteert. Wanneer de onderneming die een website gebruikt in het kader van haar bedrijf over de server beschikt waarop haar website is ondergebracht (dat wil zeggen eigenaar, huurder of houder is van de server), beschikt zij over een bedrijfsinrichting. Zo beschikt ook een dienstverlener op het internet die inzonderheid de websites van andere ondernemingen op zijn eigen servers plaatst, over een bedrijfsinrichting. Deze bedrijfsinrichtingen kunnen een vaste inrichting vormen indien een aantal andere voorwaarden zijn vervuld.
Vastheid van de server.
Een server kan een vaste inrichting vormen indien hij vast is dat wil zeggen indien hij zich op een plaats bevindt gedurende een voldoende lange tijdspanne om vast te worden.
Uitoefening van een werkzaamheid met behulp van een server.
Om te weten of een onderneming haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent met behulp van een server waarover zij beschikt en die ze exploiteert, moet geval per geval worden onderzocht. Dit impliceert evenwel, dat deze voorwaarde is vervuld vanaf het ogenblik dat de onderneming een server gebruikt waarvan ze eigenaar is in het kader van haar bedrijf (bijvoorbeeld om informatie te verspreiden betreffende het geheel of een gedeelte van haar werkzaamheden).
Aanwezigheid van personeel.
De aanwezigheid van personeel is niet noodzakelijk om te besluiten dat de onderneming haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent daar waar de server zich bevindt. Op dit punt is het standpunt gelijkaardig aan het standpunt dat werd ingenomen met betrekking tot andere automatische uitrustingen.
Voorbereidende werkzaamheden of hulpwerkzaamheden.
Om te weten of de werkzaamheden die werden uitgeoefend met behulp van een server waarover de onderneming beschikt al dan niet voorbereidende werkzaamheden of hulpwerkzaamheden vormen moet geval per geval worden geregeld. Daartoe moeten de verschillende functies die door de onderneming met behulp van de server worden uitgeoefend in aanmerking worden genomen, rekening houdend met de activiteit van die onderneming.
Oefent een dienstverlener op het internet voorbereidende werkzaamheden of hulpwerkzaamheden uit ?
Voor een dienstverlener op het internet die zijn eigen servers exploiteert met de bedoeling er websites toebehorend aan andere ondernemingen op te plaatsen, vormt die exploitatie van servers een wezenlijk deel van zijn werkzaamheid die niet kan worden beschouwd als voorbereidende werkzaamheid of hulpwerkzaamheid.
Wanneer oefent de onderneming die goederen of diensten op het net verhandelt, voorbereidende werkzaamheden of hulpwerkzaamheden uit ?
Wanneer het gaat om een onderneming die goederen of diensten op het net verhandelt kan de werkzaamheid, indien de voor een verkoop specifieke verrichtingen worden uitgeoefend met behulp van de server (bijvoorbeeld het geval van on line transacties waarbij het sluiten van de overeenkomst met de consument, de betaling en de levering van het goed automatisch met behulp van de server tot stand worden gebracht), niet worden aanzien als een voorbereidende werkzaamheid of hulpwerkzaamheid. In dat opzicht is een aantal landen van mening dat het feit dat de verkoop gesloten is met behulp van de server voldoende is om de werkzaamheid niet te beschouwen als een voorbereidende werkzaamheid of hulpwerkzaamheid. Andere landen vinden dat het feit dat de verkoop tussen de verkoper en de consument gesloten is met behulp van het net, niet voldoende is om te besluiten dat de verkoper belangrijke werkzaamheden uitoefent met behulp van de server waarover hij beschikt en waarop zich zijn website bevindt.
De telecommunicatie-uitrusting die bij het verkoopsproces wordt gebruikt zou terzake geen invloed mogen hebben. Het is niet belangrijk of de transactie heeft plaatsgehad per post, telefoon of via het internet. Er kan slechts een vaste inrichting zijn in die gevallen waar de informatica-uitrusting bij de transactie een doorslaggevende rol speelt.
d) Kan een dienstverlener op het internet een vertegenwoordiger vormen in de zin van artikel 5, paragraaf 5 ?
Dienstverleners die op het internet op hun eigen server websites plaatsen van andere ondernemingen vormen in het algemeen voor die andere ondernemingen geen vertegenwoordiger in de zin van artikel 5, paragraaf 5. Die DVI vormen bijgevolg geen vaste inrichting voor hun klanten.
De uitdrukking « vaste inrichting » lijkt evenwel slecht aangepast aan de elektronische handel. Het toepassen op de elektronische handel van een regel die gebaseerd is op de fysische aanwezigheid, druist in tegen het gezond verstand.
Bijgevolg onderzoekt de OESO momenteel voorstellen voor alternatieve bepalingen om in staat te zijn aanbevelingen te formuleren waarvoor een internationale consensus kan worden bereikt.