2-157/4

2-157/4

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

6 FEBRUARI 2002


Wetsvoorstel betreffende het rookverbod in de binnenlandse reizigerstreinen


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER MAERTENS


De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 12 januari, 10 mei en 16 november 2000, 14 maart 2001 en 16 januari 2002. Het verslag werd gelezen op 6 februari 2002.

I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE AUTEUR

Veel mensen zijn zich nog steeds niet bewust van de dodelijke gevolgen van tabaksgebruik. Alleen al in de geïndustrialiseerde wereld nochtans komt het aantal mensen dat dagelijks overlijdt aan de gevolgen van roken, overeen met het aantal dat zou omkomen wanneer negentien jumbojets crashen zonder overlevenden. Erger nog, per jaar sterven tussen de 1 000 en 4 000 niet-rokers omdat zij in contact kwamen met rokers.

De minister van Volksgezondheid heeft de moed gehad de horecasector te wijzen op zijn verplichtingen, namelijk een volledige scheiding tussen de ruimte voor rokers en die voor niet-rokers in cafés en restaurants. Dit is een belangrijke maatregel voor de privé-sector, maar het spreekt vanzelf dat de openbare sector ten minste het goede voorbeeld moet geven met betrekking tot de ruimten die hij beheert.

Sinds 15 mei 1990 is het verboden in sommige openbare gebouwen, bijvoorbeeld in stationshallen, te roken. Toch is het nog steeds toegelaten te roken in veel kleinere ruimten zoals treincompartimenten, waar het roken veel schadelijker is.

De indiener wijst erop dat de rokers zich veelal niets aantrekken van de gevolgen voor de niet-rokers. Er moeten dus maatregelen komen om die gevolgen aanzienlijk te beperken, zelfs om op sommige plaatsen een rookverbod op te leggen.

In een mondelinge vraag van 15 januari 1998 aan de voormalige minister van Vervoer vroeg de indiener of de rijtuigen van de NMBS als openbare ruimte beschouwd worden. Het antwoord van de minister, ingegeven door de NMBS, was dat roken toegestaan is in een NMBS-rijtuig, maar de minister voegde eraan toe bereid te zijn er verder over te discussiëren.

De nieuwe rijtuigen van de NMBS hebben elk een vrij kleine ruimte voor rokers, die echter niet goed afgescheiden is van de ruimte voor niet-rokers. In zijn antwoord wees de minister erop dat de rookafzuig- en ventilatie-apparatuur in de nieuwe rijtuigen de niet-rokers een efficiënte bescherming bieden tegen meeroken.

De indiener heeft echter al kunnen vaststellen dat deze apparatuur de helft van de tijd niet werkt en bovendien bij stilstand van de trein totaal ondoeltreffend is. De rookafzuiger staat haaks op de glazen plaat, die de doorgang slechts gedeeltelijk afsluit.

In de oude rijtuigen van de NMBS blijven de problemen bestaan. Nog steeds is 40 % van de zitplaatsen bestemd voor rokers, heel wat meer dus dan de 10 % die de NMBS vooropstelt.

Er is duidelijk weinig bereidheid bij de NMBS om het aantal rokersplaatsen te beperken ten voordele van plaatsen voor niet-rokers. In de spitsuren kan men vaststellen dat de ruimten voor niet-rokers overbevolkt zijn, terwijl er in die voor rokers dikwijls plaats over is. Bovendien kunnen sommige rokers het niet uithouden in de rookwalm van de compartimenten die nochtans voor hen bedoeld zijn en nemen zij, soms al rokend, plaats in de compartimenten voor niet-rokers.

De minister van Mobiliteit verklaarde dat in de toekomstige treinstellen, die nog in aanbouw zijn, slechts 6 % van de zitplaatsen voor rokers bestemd is. Het is zeer de vraag of deze 6 % zowel voor eerste als voor tweede klasse geldt en of de ruimten voor rokers en die voor niet-rokers goed van elkaar gescheiden zijn.

Indien de NMBS uitdrukkelijk belooft wijzigingen aan te brengen, is een oplossing haalbaar, maar als zij daartoe niet bereid is, handhaaft de indiener zijn wetsvoorstel : de eenvoudigste manier om het probleem op te lossen is een algemeen rookverbod in de treinen. Het wetsvoorstel betreft immers de volksgezondheid. Dat is het voornaamste doel. Om sommigen ervan te overtuigen moet men soms een zachte dwang uitoefenen.

II. ALGEMENE BESPREKING

De heer Morael meent dat het doel van het wetsvoorstel weliswaar zeer lovenswaardig is, maar dat het schade kan berokkenen aan het imago van de spoorwegen bij de gebruikers. Het is zo al moeilijk genoeg om de spoorwegen aantrekkelijk voor te stellen. Een van de voordelen van de spoorwegen, dat meestal voor langere trajecten gebruikt worden, is de beschikbaarheid ervan : in de trein lees je de krant, speel je kaart met collega's, enz. Het treingebeuren mag niet somberder voorgesteld worden dan het al is.

Zelfs in het licht van de volksgezondheid, en zeker tegen de achtergrond van de enorme uitdagingen op het vlak van uitstootgassen, pleit spreker veeleer voor waarborgen inzake het aantal plaatsen en vooral voor een volwaardige wand tussen de ruimten voor rokers en niet-rokers, wat dank zij enige kleine aanpassingen mogelijk moet zijn.

Mevrouw De Roeck steunt het voorliggende wetsvoorstel. De nieuwe treinstellen zijn zelfs een achteruitgang ten opzichte van de oude stellen waar er ten minste nog een deur tussen de compartimenten is. Zelfs als een niet-roker zo ver als mogelijk van het rokersgedeelte plaats neemt, ondervindt hij nog de nadelen ervan.

Wat de opmerking over de aantrekkelijkheid van het spoor betreft, maakt spreekster een vergelijking met vliegtuigreizen, waar vaak een totaal rookverbod geldt. Waarom kan een rookverbod in vliegtuigen wel gehandhaafd worden en niet in treinen ? Is het echt onmogelijk voor een roker om 1 à 1,5 uur per dag zonder roken door te brengen ? Misschien wordt door het wetsvoorstel het reizen per trein onaantrekkelijker voor rokers, maar voor de vele niet-rokers zal het reizen dan wel veel aantrekkelijker worden.

Ook de heer Ramoudt kan zich als niet-roker terugvinden in de doelstelling van het wetsvoorstel.

Zeker wat de nieuwe treinstellen betreft, blijft de situatie onder de verwachtingen en is de afscheiding tussen het rokers- en het niet-rokersgedeelte onvoldoende. De NMBS heeft duidelijk gefaald in haar beleid op dit vlak. Indien de beide gedeelten op een afdoende wijze zouden kunnen worden afgescheiden, dan zou het probleem zich nu niet zo scherp stellen. Daarom stelt hij voor om een totaal rookverbod op te leggen voor treinen waar er geen afgesloten ruimte tussen het rokers- en het niet-rokersgedeelte is. Zo zal voor de nieuwe treinstellen een rookverbod gelden en moeten er de nodige tekens worden aangebracht.

De heer Maertens juicht het wetsvoorstel toe omdat het de niet-rokers wil beschermen. Vanuit zijn ervaring als intensief treingebruiker en gelegenheidsroker stelt hij dat in eerste klasse er veel minder gerookt wordt dan in tweede klasse. Het verbieden van roken op treinen kan niet ver genoeg gaan omdat de trein nu eenmaal een openbare instelling is. Welnu, in een openbare instelling is het in principe verboden te roken.

De overheid moet veel geld besteden aan de bestrijding van de negatieve gevolgen van het roken. Daarom is elk preventief optreden door niet-rokers te beschermen een prioriteit, zelfs al hangt daar een prijskaartje aan.

Op de trein kan worden vastgesteld dat het roken bij jongeren fors is toegenomen, terwijl bij de ouderen de evolutie omgekeerd is. Op de pendeltreinen zitten de rokerscompartimenten vaak afgeladen vol. Alleen al het zich naar een andere wagon begeven waarbij men door zo'n compartiment moet, is een zeer onaangename ervaring.

Aangezien het percentage plaatsen voorbehouden voor rokers in de nieuwe treinstellen lager ligt dan het percentage treinreizigers dat rookt, voert de NMBS duidelijk een uitdovingsbeleid. Het geeft een signaal dat roken op een trein eigenlijk niet kan. Spreker twijfelt evenwel of het aangewezen is wetgevend op te treden. Waarom niet eerder een resolutie opstellen met het oog op de onderhandelingen over het nieuwe beheerscontract met de NMBS waarin zou gepleit worden voor een uitdoofbeleid ? Ook kan een anti-rookcampagne op de treinen worden gevoerd.

Het verbod kan met succes worden ingevoerd, vooreerst als het geleidelijk gebeurt, en vervolgens als het met de medewerking van de treinreizigers geschiedt. Tot op heden is er nooit enig onderzoek gevoerd nopens het rookgedrag op de trein. Minstens zou een enquête onder de treinreizigers moeten worden gehouden.

Volgens de heer Thissen is de kern van het probleem het maken van een echte scheiding tussen de rokers- en niet-rokersruimte. Men kan trachten mensen geluk op te dringen, maar problemen worden niet opgelost door ongeoorloofde criteria op te stellen. Dat lijkt te willekeurig. Ook al schaart de NMBS zich achter de wil om het roken te verminderen, toch moet zij een dienst bieden. Als rokers echter geen zin hebben om de trein te nemen omdat zij denken het roken niet te kunnen laten tijdens de rit, zullen zij de auto nemen. Spreker meent dat hierover geen wet moet komen. Een reglementswijziging kan volstaan om dit probleem te regelen.

Volgens de heer Roelants du Vivier zijn er steeds meer rokers, vooral bij jongeren. Dit is een onrustwekkende trend en niet-rokers moeten worden beschermd. In vliegtuigen kunnen geen tussenwanden geplaatst worden tussen de rokers en de niet-rokers. Vliegtuigmaatschappijen hebben dan ook besloten hun passagiers het roken te verbieden op Europese vluchten. België is een klein land. De afstanden die per trein afgelegd kunnen worden, zijn vrij kort. Het is dus redelijk de burger te vragen eenzelfde inspanning te leveren.

De volksgezondheid is belangrijker dan het argument dat men rokers niet wil wegjagen van de trein. Wat de commissie ook met dit wetsvoorstel doet, het is vrijwel zeker dat op Europees niveau wordt overwogen roken in treinen te verbieden. België kan ofwel vandaag het voortouw nemen, ofwel een tussenoplossing uitwerken, waarbij de rokersruimte hermetisch wordt afgesloten.

De heer Happart stelt mogelijke alternatieven voor : bijvoorbeeld geen rokerswagons meer bouwen. Geleidelijk aan zullen er dan geen rokerswagons meer zijn in de treinen. Ook hij is ervan overtuigd dat we op de een of andere manier in die richting evolueren. Dat zou aanzienlijke besparingen opleveren op het vlak van het onderhoud. Wellicht zullen de treinen in de toekomst nog sneller rijden en zou de tijd die de passagiers in de trein doorbrengen, veel korter worden. Het is ook een kwestie van te veranderen gewoontes. Dit kan misschien niet van de ene dag op de andere, maar wellicht vormt het idee om geen rokerscompatimenten meer te bouwen een goed alternatief.

Mevrouw Kestelijn-Sierens verklaart persoonlijk voorstander van een totaal rookverbod in treinen te zijn omwille van de volksgezondheid. Gaat het argument dat een radicaal rookverbod de rokende treinreizigers kan afschrikken, wel op ? Een zekere vorm van « opvoeding » moet mogelijk zijn. België kan op dat vlak misschien zelfs een voortrekkersrol spelen.

Toch vraagt het lid of de oplossing op wetgevend vlak moet gezocht worden. Misschien is het voorstel van een resolutie meer aangewezen.

De heer Poty verklaart dat hij oorspronkelijk van plan was een volledig rookverbod op de trein in te voeren daar het afleggen van een gemiddeld traject in België nauwelijks meer dan een uur in beslag neemt en het derhalve voor rokers ­ in het belang van allen en ook van de rokers zelf ­ niet onoverkomelijk is niet te roken in de trein. Inmiddels heeft hij in een antwoord op een parlementaire vraag (Bulletin 2-3, blz. 113) vernomen dat de rokersruimte in de toekomstige treinen beperkt zal worden tot 6 % en dat de rokersruimte op afdoende wijze zal worden afgeschermd van de niet-rokersruimte. Dat lijkt hem buitengewoon positief.

Moet men dan noodzakelijkerwijze wachten tot de huidige treinstellen vervangen worden door nieuwe treinstellen ? Voor de heer Poty is het antwoord op die vraag ontkennend omdat de huidige stellen nog vele jaren moeten meegaan, zelfs 10 tot 15 jaar.

Uit het betoog van verschillende leden van de commissie blijkt dat vele andere commissieleden eveneens voorstander zijn van een rookverbod in de treinen van de NMBS maar dat het niet de bedoeling is enkele verstokte rokers uit het openbaar vervoer te verjagen en te laten terugkeren naar hun wagens op de steeds vollere wegen.

Ten gevolge van die overwegingen dient de heer Poty een amendement in teneinde in de treinen een specifieke ruimte voor rokers te reserveren die echter niet meer dan 10 % van de volledige beschikbare treinruimte mag uitmaken.

De minister verklaart voorstander te zijn van alles wat het roken in de trein kan beperken. Zij argumenteert dat het niet de bedoeling is dat treinreizigers door een drastisch rookverbod terugkeren naar de wagen om hun individueel rookplezier te kunnen handhaven. Als minister van Mobiliteit streeft zij ernaar zoveel mogelijk autogebruikers voor de trein te doen kiezen. Voor het nieuwe materieel is een beperking van de rokersruimten voorzien.

Wat betreft de problematiek van de concurrentie met andere vervoersmodi en in het bijzonder met het vliegtuig, wijst de minister erop dat er voor vluchten zelden concurrentiële alternatieven zijn. Of de luchtvaartmaatschappijen nu al dan niet een rookverbod invoeren, hun passagiers zullen het vliegtuig blijven nemen voor middellange- of langeafstandsvluchten. Dit argument geldt niet voor de trein of voor het dagelijkse pendelverkeer.

De heer Poty verheugt zich over het feit dat de minister de idee aanvaardt volgens welke het absoluut noodzakelijk is de rokersruimten te beperken zonder ze helemaal af te schaffen. Uiteindelijk draait het probleem rond de tijd die de NMBS moet krijgen om de rokersruimten en de niet-rokersruimten op een afdoende wijze van elkaar te scheiden. Het feit dat de rokersruimten in tweede klasse overbevolkt zijn terwijl die in eerste klasse nagenoeg leeg zijn, is een intern NMBS-probleem.

In oudere rijtuigen is het verplaatsen van de tussenwanden moeilijk en ook duur. Maar in de recentere types, de zogenaamde internationale rijtuigen waarin de rokersruimte van de niet-rokersruimte wordt afgescheiden door gewone glazen wanden, zou de NMBS een inspanning moeten doen om een scheidingsdeur te plaatsen.

Volgens de minister wil iedereen hetzelfde : efficiënt optreden en tevens een sterk signaal geven aan de rokers, de niet-rokers en aan de NMBS. De minister wenst de termijn waarin artikel 5 voorziet te verlengen tot een termijn die als aansporing kan dienen en voldoende bindend is maar toch ook realistisch.

Het voorstel biedt het voordeel dat het niet-rokers wettelijk beschermt, wat thans niet bestaat in de trein, terwijl dat op andere plaatsen wel het geval is.

Persoonlijk is de minister voorstander van een drastische vermindering van het aantal rokersplaatsen. Zij verheugt zich er bovendien over dat in de nieuwe M6-dubbelrijtuigen die op 13 maart 2001 zijn voorgesteld, het aantal rokersplaatsen beperkt is tot 6 %. In één enkel rijtuig is een deel van de bovenverdieping gereserveerd voor rokers. Die zullen goed afgezonderd zijn van de niet-rokers. Deze rijtuigen zullen in gebruik genomen worden vanaf 2002. De minister is van mening dat bij de aankoop van nieuwe rijtuigen hetzelfde beleid moet worden gevolgd.

Daarenboven moet in het kader van het volgende beheerscontract het gedeelte comfort/onthaal van de reizigers een bepaling bevatten die het onder andere mogelijk maakt de nieuwe rijtuigen geleidelijk uit te rusten met verhoogde tussenwanden en het aantal rokersplaatsen te verminderen zodat de niet-rokers comfort gegarandeerd wordt waarbij het de bedoeling is de grotere meerderheid van de reizigers te beschermen en het roken te ontraden.

De minister besluit dat een rookverbod weliswaar het comfort van de reizigers en zelfs ook het comfort van de rokers zelf ten goede komt, maar dat het beleid dat gevoerd wordt niet mag verhinderen dat de NMBS ook rokers als reizigers aantrekt. Voorts moet het ongemak voor niet-rokers dat door de rokers wordt veroorzaakt, beperkt worden.

De heer Poty stelt vast dat de minister pleit voor een oplossing via een interne NMBS-procedure. Hij meent evenwel dat de wetgever eveneens een sterk signaal moet geven. Dat kan in de vorm van de goedkeuring van het voorliggende wetsvoorstel.

Daarenboven wenst de heer Poty, net als de minister, een stelselmatige vermindering van het aantal rokersplaatsen. Hij gaat ervan uit dat de installatie van tussenwanden die geen rook meer doorlaten, een dergelijk sterk signaal vomt. Het lid stelt voor te streven naar 10 % in de wetenschap dat zulks niet eenvoudig uit te voeren is. De wanden moeten worden aangepast, verplaatst, enz.

De heer Maertens meent dat het beter zou zijn een plan op te stellen met de NMBS om gespreid over 10 jaar geleidelijk het roken af te bouwen. Dit plan moet gepaard gaan met een sensibilisering van de treingebruiker. Ook de jeugd moet hierin speciaal worden begeleid.

Wil men dit alles via een wetsvoorstel regelen, dan duurt het zeker twee jaar vooraleer alle maatregelen in de praktijk kunnen worden uitgevoerd. Via een resolutie kan veel sneller gewerkt worden. Mocht dan blijken dat deze resolutie geen enkel effect ressorteert, dan kan alsnog wetgevend worden opgetreden. Eerst moet evenwel gepoogd worden via voorlichting positieve maatregelen uit te werken.

De heer Steverlynck meent dat een absoluut rookverbod op treinen niet te rijmen valt met de promotie van het openbaar vervoer. Bijgevolg is hij tegenstander van het eventueel invoeren van een dergelijk verbod. Hij voelt wel iets voor de geleidelijke afbouw en begeleidende maatregelen via opvoeding en opleiding. Het wetsvoorstel is niet de meest aangewezen weg om dit probleem op te lossen.

De minister herhaalt dat zij voorstander is van het verbod, maar dat er meer efficiënte manieren moeten worden gezocht. Uit een enquête van de NMBS blijkt dat er evenveel voor- als tegenstanders zijn van het rookverbod. Bovendien is slechts 28 % van de ondervraagden zelf roker. Van die rokende reizigers is 85 % tegen het rookverbod. Toch zegt 20 % van de ondervraagde personen dat zij hun reisgedrag zouden aanpassen als er een rookverbod komt. De NMBS geeft zelf ook aan dat het hier natuurlijk om een intentieverklaring gaat en dat het niet zeker is dat het gedrag ook daadwerkelijk zal veranderen.

De minister zegt ook dat het Parlement haar meer slagkracht zal moeten geven in haar onderhandelingsopdracht met de NMBS als zij binnen het kader van het beheerscontract wil blijven en als de commissie niet kiest voor een wetsvoorstel. Wat de commissie ook beslist, er is een duidelijke tekst nodig die de minister de onderhandelingsinstrumenten verschaft in het kader van het beheerscontract om rokers apart te zetten en om het aantal rokersplaatsen te verlagen.

De minister is het ermee eens dat we op termijn evolueren naar een verbod, we kunnen maar beter voorbereid zijn. De ramingen van de kostprijs die de NMBS heeft gegeven, zijn niet erg nauwkeurig. De minister betwijfelt eveneens of er drie jaar nodig is om nieuwe tussenwanden te plaatsen.

Een belangrijk argument van de NMBS is dat de treinbegeleiders vandaag al enorme problemen ondervinden om het rookverbod in de niet-rokerswagons te doen naleven.

De heer Maertens meent dat dit laatste punt moet gezien worden in een geheel van moeilijkheden die treinbegeleiders op bepaalde uren met bepaalde treinreizigers ondervinden. Treinen zijn gemeenschapslokalen waarop de bestaande wetgeving met betrekking tot roken van toepassing is en moet worden gerespecteerd.

De heer Poty van zijn kant is er meer en meer van overtuigd dat er wetgevend moet worden opgetreden om zeer snel een sterk signaal te geven. Hij kent tientallen resoluties die vol goede bedoelingen staan, maar nooit concreet uitgevoerd zijn.

De heer Poty merkt op dat er in de pers melding is gemaakt van de reactie van de gedelegeerd bestuurder van de NMBS over het voorliggende wetsvoorstel, met name over de kosten die de NMBS zal moeten dragen als zij het roken op de trein volledig verbiedt. Dit zijn kosten voor het aanpassen van bepaalde voertuigen.

De heer Poty betwist de gegeven cijfers ten zeerste. De gedelegeerd bestuurder heeft het bedrag genoemd van 23 miljoen frank als de NMBS de tafeltjes en armleuningen met asbakken moet vervangen door exemplaren zonder asbakken. De heer Poty meent echter dat deze maatregelen zo goed als niets kosten. In plaats van met een sticker aan te geven dat er gerookt mag worden, kan men met een sticker aangeven dat zulks niet mag. Deze stickers bestaan. Bovendien is de NMBS niet verplicht de tafeltjes te vervangen. Met vier schroeven kunnen de asbakken gesloten worden. De gedelegeerd bestuurder is dus duidelijk van slechte wil en probeert ontegensprekelijk invloed uit te oefenen op parlementsleden die zich gelukkig nog bekommeren om de gezondheid van de bevolking.

Ook het bedrag van 45 miljoen om tussenwanden in sommige wagons te plaatsen betwist de heer Poty. Treinwagons moeten regelmatig hersteld, onderhouden of schoongemaakt worden. De gedelegeerd bestuurder vergeet gemakshalve te vermelden hoeveel het onderhoud van de rokersruimte kost. En dat is geen klein bedrag.

De heer Poty vraagt zich af of ook hier het adagium « de vervuiler betaalt » niet van toepassing is. Als er tussenwanden moeten blijven of komen, moeten niet alle reizigers hiervoor opdraaien, maar alleen de vervuiler. Dit standpunt zal binnenkort bij de Raad van Europa worden verdedigd. De heer Poty stelt voor de prijzen voor treinkaartjes in de rokerscompartimenten met enkele franken te verhogen. Met deze verhoging, vermenigvuldigd met het aantal rokers dat elke dag de rokersruimtes in de trein gebruikt, kan na twee jaar wellicht de benodigde 45 miljoen worden geïnd die nodig zijn om tussenwanden te plaatsen.

Natuurlijk is de eenvoudigste oplossing een totaal rookverbod in de treinen.

Volgens de heer Poty zijn er twee mogelijkheden. Om te beginnen kunnen de tussenwanden worden behouden. Dat kost geld en deze kosten moeten worden gedragen door de vervuilers. Daar staat tegenover dat de tussenwanden kunnen worden verwijderd, dit zou bijna niets kosten.

De heer Maertens steunt de heer Poty. Volgens deze spreker loopt België op dit gebied achterop, zeker als men weet hoever men in de Verenigde Staten al gevorderd is inzake gerechtszaken tegen tabaksproducenten. België staat in rep en roer om te pogen het aantal verkeersslachtoffers te verminderen. Er zijn in ons land op jaarbasis zo'n 1 470 verkeersdoden. Daartegenover staat dat er in België jaarlijks 19 400 sterfgevallen te wijten zijn aan het roken, met andere woorden meer dan het tienvoudige.

Daarnaast zijn er ook de kosten voor het RIZIV. De RIZIV-kosten zijn natuurlijk niet allemaal te relateren aan de rokerscoupés op de trein. Voor Nederland worden die kosten op jaarbasis geschat op 7,45 miljard EUR. Beweren dat dit wetsvoorstel onuitvoerbaar is omdat het een paar miljoen EUR kost is bijgevolg ronduit belachelijk.

De heer Maertens dringt erop aan dat een rookverbod op de treinen deel zou uitmaken van het beheerscontract met de NMBS. Wanneer de NMBS voor de bestellingen van nieuwe treinstellen geen voorzieningen voor rokers meer hoeft te voorzien, zal dit een besparing opleveren. Er moeten immers geen afsluitingen, geen afzuigapparatuur en geen asbakken meer worden voorzien. De aldus vrijgekomen gelden kunnen geïnvesteerd worden om de recent in gebruik genomen treinstellen rookvrij te maken.

De heer Roelants du Vivier blijft erbij dat de beste oplossing een totaal rookverbod is. België is niet zo uitgestrekt. De maximumduur van een treinrit is niet langer dan een gemiddelde Europese vlucht, waar roken geheel verboden is. Rederlijkerwijze kan men de rokers ook enige inspanning opleggen.

De heer Thissen is het daarmee eens. Bovendien betreurt hij het dat het tot een nieuwe wet moet komen om het rookverbod in openbare plaatsen op te leggen. Er bestaat reeds een wetgeving in die zin. Indien men deze wetgeving had toegepast, was dit wetsvoorstel overbodig geweest. Aangezien de NMBS echter blijkbaar niets wil doen, is men wel verplicht wetgevend op te terden.

De heer Ramoudt meent dat het wetsvoorstel aan belang heeft gewonnen doordat in de recentere rijtuigen van de NMBS de ruimte voor rokers onvoldoende afgesloten is van deze voor de niet-rokers. De afzuiginstallaties werken niet altijd naar behoren. Zolang er geen afdoend afgesloten ruimte voorzien wordt, lijkt het onaanvaardbaar dat in dergelijke rijtuigen nog verder wordt gerookt. Het voorliggende wetsvoorstel kadert perfect in het regeringsbeleid inzake roken.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN

Artikel 1

Dit artikel geeft geen aanleiding tot opmerkingen en wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Artikel 2

De heer Ramoudt dient het amendement nr. 1 in dat ertoe strekt dit artikel aan te vullen met een bepaling die voorziet dat alleen een volledig rookverbod moet gelden als er geen volledig afgesloten ruimte voor rokers voorzien is.

De heer Poty dient het amendement nr. 3 in dat voorziet dat kleine, volledig afgesloten rokersruimten, kunnen getolereerd worden doch deze ruimten mogen maximaal 10 % van de zitplaatsen uitmaken.

Men mag de mensen die echt willen roken, ook niet uitsluiten van het treinvervoer. Daarom wil amendement nr. 3 tussenwanden laten aanbrengen waar er nog geen zijn. Er moet dringend een manier gevonden worden om niet-rokers te beschermen tegen de gevolgen van het roken in de AM 96-rijtuigen waar geen afdoende scheiding aangebracht is.

Volgens de minister is het amendement van de heer Poty een stap in de goede richting omdat het het aantal rokersplaatsen drastisch vermindert. Er rijst echter een praktisch probleem met betrekking tot het voorstel om 10 % van het totaal aantal plaatsen te bestemmen voor rokers. Het zou gemakkelijk zijn om één rijtuig op tien hiervoor te gebruiken, maar een treinstel bestaat niet altijd uit tien rijtuigen. Bijgevolg kan het een probleem zijn om binnen een vastgestelde termijn de nodige aanpassingen aan te brengen teneinde het percentage rokers op een efficiënte en zo mogelijk hermetische manier af te zonderen.

Indien men realistisch te werk wil gaan, moet de NMBS een redelijke termijn kunnen vooropstellen.

De heer Caluwé vraagt zich af of ­ gezien de praktische problemen om de 10 % te installeren ­ het niet moet worden overwogen om de verplichting niet voor eerste en tweede klasse apart aan te houden.

De heer Thissen wijst erop dat er momenteel een toename is van het aantal rokers, en dat zij veel meer dan 10 % van de bevolking uitmaken. Men zou moeten proberen na te gaan welk percentage treingebruikers roken, en dit aantal te verminderen in het belang van de volksgezondheid. Men mag het de rokers dus niet al te gemakkelijk maken, maar zij mogen ook niet ontmoedigd worden om de trein te nemen. Het einddoel blijft het aanpakken van het mobiliteitsprobleem dankzij een toegenomen treinvervoer.

De heer Thissen meent dat als er toch maatregelen moeten komen, men beter drastische maatregelen treft door een totaal rookverbod in treinen op te leggen. Gelet op het feit dat de duur van de verplaatsingen beperkt is, moet men de mensen proberen te doen inzien dat iedereen er belang bij heeft dat er niet meer gerookt wordt in de treinen.

Spreker is dus voorstander van een totaal rookverbod in de treinen. Maar als er toch een wetsvoorstel komt dat ruimte biedt voor rokers, moet men trachten, met de nodige beperkingen, het aantal plaatsen voor rokers in overeenstemming te brengen met de vraag van de rokers. Die plaatsen moeten volledig gescheiden zijn van de andere.

De heer Poty wijst erop dat een totaal rookverbod de goedkoopste oplossing is. Indien de meerderheid echter aan de wensen van de rokers tegemoet wil komen, kan hij akkoord gaan met amendement nr. 3, dat tussenwanden met deuren wil laten aanbrengen. Om dat resultaat zo spoedig mogelijk te halen, is het belangrijk een klaar en duidelijk wetsvoorstel op te stellen.

Na de uiteenzettingen van de verschillende commissieleden gehoord te hebben, verklaart de heer Poty zijn amendement nr. 3 terug te trekken.

De heer Ramoudt trekt zijn amendement nr. 1 op artikel 2 eveneens in. Het wordt evenwel overgenomen door de heer Moens.

De eerste stemming over dit amendement levert 6 stemmen voor en 6 stemmen tegen op. Deze eerste stemming is ongeldig omdat de som van de uitgebrachte stemmen (12) niet overeenstemt met het aantal aanwezige leden (11). De voorzitter beslist opnieuw over te gaan tot stemming. Bij de tweede stemming wordt dit amendement aangenomen met 6 tegen 5 stemmen.

Het aldus geamendeerde artikel 2 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem.

Artikel 3

De heer Ramoudt dient het amendement nr. 2 in dat ertoe strekt de passagiers duidelijk en nadrukkelijk te wijzen op de plaatsen waar roken respectievelijk verboden of toegelaten is. De auteur trekt het amendement nr. 2 vervolgens terug.

Artikel 3 wordt eenparig goedgekeurd door de 11 aanwezige leden.

Artikel 4

Het artikel 4 geeft geen aanleiding tot opmerkingen en wordt eenparig goedgekeurd door de 11 aanwezige leden.

Artikel 5

De heer Poty dient het amendement nr. 4 in dat ertoe strekt de termijn van inwerkingtreding uit te breiden tot 12 maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Voor de heer Poty is het vanzelfsprekend dat deze ruimte van 10 % in tweede klas gemakkelijk ingericht kan worden. Men kan bijvoorbeeld één volledig rijtuig bestemmen voor rokers en de overige voor niet-rokers. In de oudere eersteklasserijtuigen vergt dit enige aanpassing. Daar is 60 % van de plaatsen bestemd voor niet-rokers en 40 % voor rokers. Aangezien de rokersruimte dikwijls onderbezet is, kan er geen probleem zijn om deze in te krimpen. Moeilijker is het geval van de zogenaamde « internationale » rijtuigen, waar de tussenwand uit niets anders bestaat dan twee glazen wanden die volgens spreker tot niets dienen. Dicht bij de rokersplaatsen ademt men toch de rook in aangezien het afzuigsysteem vaak niet naar behoren werkt. Op dit plaatsen moet er een betere tussenwand komen, met een deur tussen de twee ruimten.

Natuurlijk zijn hiertoe aanpassingen nodig in de rijtuigen. Daarom voorziet amendement nr. 4 in een zekere termijn waarbinnen de NMBS het nodige kan doen. Als zij dit niet wil doen, komt er een rookverbod.

In amendement nr. 4 stelt de heer Poty een termijn van één jaar voor. Indien de minister echter na overleg met de NMBS meent deze termijn op twee jaar te moeten brengen, heeft spreker daar geen bezwaar tegen. Het is het resultaat dat telt. Een termijn van drie jaar lijkt hem wel overdreven. Als de wanden op korte termijn in serie geproduceerd worden, moet één jaar volstaan om ze te plaatsen.

Bovendien bestaat het gevaar dat rokers de trein gaan inruilen voor de auto ­ voor vliegtuigreizen is dit gevaar veel geringer. De termijn van twaalf maanden (amendement nr. 4) kan niet alleen dienen om de NMBS de kans te bieden de rijtuigen aan te passen, maar ook een informatiecampagne te voeren voor de treinreizigers.

Het amendement nr. 4 van de heer Poty op artikel 5 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding. Het aldus geamendeerde artikel 5 wordt met dezelfde stemmenverhouding aangenomen.


Het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Michiel MAERTENS. Paul DE GRAUWE.

Tekst aangenomen door
de commissie
(zie stuk Senaat nr. 2-157/5)