(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Wanneer een werknemer zijn persoonlijk voertuig gebruikt voor beroepsmatige verplaatsingen, moet de werkgever hem hiervoor vergoeden. Deze vergoeding wordt een terugbetaling van « kosten eigen aan de werkgever » genoemd. De terugbetaling van de kilometers die de werknemer met zijn eigen wagen voor rekening van de werkgever heeft afgelegd, is niet belastbaar voor de verkrijger voor zover deze op grond van ernstige criteria werd berekend. De forfaitaire vergoeding die vastgesteld werd op basis van het barema dat wordt gehanteerd voor de overheidsambtenaren, wordt geacht aan deze criteria te beantwoorden.
Ingevolge het koninklijk besluit van 20 juli 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 2000) is het terugbetalingstarief voor de ambtenaren met ingang van 1 september 2000 geüniformiseerd en op 10 frank per kilometer gebracht.
Bij dit koninklijk besluit wil ik de volgende vragen stellen :
1. Mag een werkgever uit de private sector ook in alle omstandigheden dit geüniformiseerd tarief van 10 frank per kilometer hanteren en dit zonder dat er bewijsstukken moeten voorgelegd worden ? Mag er ook méér betaald worden ?
2. Heeft dit gepubliceerd koninklijk besluit ook invloed op de precieze vaststelling van het voordeel in natura voor werknemers die een door de werkgever ter beschikking gestelde firmawagen mogen gebruiken voor woon-werkverkeer of voor privé-verplaatsingen ?
In bijlage bij het voormeld koninklijk besluit van 20 juli 2000 is een formule opgenomen. De factor F stelt een probleem voor de praktische toepassing : deze factor is de « gemiddelde prijs van een onderhoud ». Moet dit berekeningselement uitgedrukt worden in de gemiddelde prijs van een onderhoud per kilometer of moet een andere tijdsinterim gehanteerd worden ?
Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna de antwoorden op de gestelde vragen te willen vinden.
1. Overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1º, in fine, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de vergoedingen verkregen als terugbetaling van eigen kosten van de werkgever niet als een belastbare bezoldiging van de werknemer aangemerkt.
Daartoe moet de werkgever een dubbel bewijs leveren, namelijk :
1) dat de vergoeding bestemd is tot het dekken van kosten die hem eigen zijn;
2) dat die vergoeding ook daadwerkelijk aan dergelijke kosten is besteed.
Wat het eerste bewijs betreft, moet het werkelijk aantal kilometers worden aangetoond dat voor rekening van de werkgever is afgelegd.
Wat het tweede bewijs betreft, verliezen de eigen kosten van de werkgever die door de werkgever forfaitair berekend worden, daardoor niet de aard van werkelijke kosten wanneer hun bedrag bepaald is overeenkomstig bepaalde normen die het resultaat zijn van herhaalde waarnemingen en steekproeven.
Terzake wordt aanvaard dat de forfaitaire kilometervergoedingen voor autokosten werkelijke lasten dekken wanneer het bedrag ervan, niet meer bedraagt dan dat van de gelijkaardige vergoedingen die de Staat aan zijn personeel toekent overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965. Die bepaling werd laatst vervangen door het koninklijk besluit van 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 2000). Daardoor wordt het bedrag van de kilometervergoeding met ingang van 1 september 2000 éénvormig (ongeacht de fiscale PK) vastgesteld op 10 frank per kilometer.
Indien evenwel een hogere kilometervergoeding wordt toegekend is het gedeelte dat 10 frank overschrijdt belastbaar, tenzij ook het tweede bewijs wordt geleverd dat de hogere kilometervergoeding die wordt toegekend overeenstemt met de gemiddelde kostprijs per kilometer.
2. Het koninklijk besluit van 2 februari 2001 tot wijziging van het KB/WIB 1992 op het stuk van de voordelen van alle aard (Belgisch Staatsblad van 16 februari 2001) is van toepassing voor werknemers die een door de werkgever ter beschikking gestelde firmawagen mogen gebruiken voor woon-werkverkeer of voor andere privé-verplaatsingen. Het koninklijk besluit van 20 juli 2000 heeft hier geen invloed op.
3. Voor het antwoord op deze vraag is mijn collega, de minister van Ambtenarenzaken, bevoegd.