2-491/1 (Senaat)
0793/001 (Kamer)

2-491/1 (Senaat)
0793/001 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van Volksvertegenwoordigers

ZITTING 1999-2000

6 JULI 2000


De politieke vernieuwing


Inleidende bespreking


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIES (SENAAT EN KAMER) VOOR DE POLITIEKE VERNIEUWING

UITGEBRACHT DOOR DE DAMES
GENOT, SCHAUVLIEGE (Ch)
EN THIJS (S) EN DE HEREN
BACQUELAINE (K),
MAHOUX EN WILLE (S)


INHOUD


  1. Inleiding
  2. Bespreking
    Bijlage : Voorgestelde thema's te bespreken door de commissies voor de Politieke Vernieuwing

I. INLEIDING

Het regeerakkoord van 7 juli 1999 nodigde het Parlement uit een Commissie voor de politieke vernieuwing op te richten. Beide Wetgevende Kamers gingen op deze uitnodiging in. De Kamer van volksvertegenwoordigers stelde op 23 december 1999 een Commissie voor de politieke vernieuwing samen (Handelingen, Kamer, 23 december 1999, blz. 36). De Senaat deed zulks op 20 januari 2000 (Handelingen, Senaat, 20 januari 2000, blz. 4).

De Senaatscommissie vergaderde een eerste maal op 3 februari 2000. Zij benoemde de heer De Decker, Senaatsvoorzitter, tot voorzitter van de commissie. De heer Lozie en de heer Dallemagne werden benoemd tot respectievelijk eerste en tweede ondervoorzitter. Mevrouw Thijs en de heren Mahoux en Wille werden aangewezen als rapporteurs.

De Kamercommissie vergaderde voor het eerst op 16 februari 2000. Zij benoemde de heer Van der Maelen tot voorzitter, de heer Paque tot eerste ondervoorzitter en mevrouw Van Weert tot tweede ondervoorzitter. Als rapporteurs werden de dames Schauvliege en Genot en de heer Bacquelaine aangewezen.

Beide commissies spraken tijdens hun eerste vergadering de wens uit om samen te vergaderen. Zij nodigden de fracties uit om lijsten in te dienen met thema's die de commissies zouden moeten bespreken.

De eerste gezamenlijke vergadering van de Commissies voor de politieke vernieuwing vond plaats op 27 maart 2000. De commissies namen kennis van de voorgestelde thema's (zie bijlage, « Voorgestelde thema's te bespreken door de Commissies voor de politieke vernieuwing »).

De commissies besloten eerst de directe democratie te bespreken en vervolgens de vertegenwoordigende democratie en de deontologie van de politieke mandataris. De volgorde van de bespreking van de andere thema's zal later worden bepaald.

De commissies besloten de werkzaamheden aan te vatten met een algemene, inleidende bespreking van de politieke vernieuwing. In deze bespreking, die plaatsvond op 3 april 2000, lichtten de verschillende fracties hun standpunt toe inzake de politieke vernieuwing, de rol van de commissies en de te volgen werkwijze.

II. BESPREKING

De heer de Crem (CVP) verklaart dat de CVP kiest voor politiek dicht bij de mensen. Politici dienen bijgevolg dicht bij de mensen te staan. Om deze reden opteert de CVP voor een kiesstelsel waarin kiezers zich kunnen herkennen in hun verkozenen. De CVP is gekant tegen grote kieskringen omdat die leiden tot een vervreemding van kiezers en gekozenen, grootschalige campagnes, toenemende mediatisering en personalisering van de politiek.

De CVP kiest voor de representatieve democratie : de kiezers wijzen in vrije en geheime verkiezingen hun vertegenwoordigers aan die mede in naam van het volk beslissingen nemen. De directe democratie kan de representatieve democratie versterken. Ze kan de representatieve democratie een grotere legitimiteit geven. De directe democratie kan evenwel niet in de plaats treden van de representatieve democratie.

Voor de CVP vervullen politieke partijen een onvervangbare functie in de democratie. De CVP verzet zich tegen het populaire sfeertje van verdachtmaking en « kleinering » van politieke partijen. Politieke partijen verzamelen mensen op grond van een visie op de gewenste inrichting van de samenleving. Als politieke partijen deze rol niet meer (kunnen) vervullen in de samenleving, zullen andere sociale elites, zoals de media, individuen die zeer kapitaalkrachtig zijn, enz. deze rol overnemen.

Deze bijzondere rol en positie van de politieke partijen moeten grondwettelijk worden vastgelegd. Politieke partijen moeten samen met de burgers, belangenorganisaties en media waken over de kwaliteit van het politieke debat. Politiek zonder politieke partijen leidt ertoe dat de burger alleen komt te staan tegenover de Staat. Politieke partijen hebben ook als opdracht politiek personeel te rekruteren. Zij moeten dus mee kunnen bepalen wie volgens hen het best hun ideeën kunnen waarmaken.

Deze noodzakelijke invloed van de politieke partijen moet worden verzoend met voldoende inspraakmogelijkheden voor de kiezer bij de aanwijzing van de verkozenen. Het gewicht van de lijststemmen bij de zeteltoewijzing moet daarom in evenwicht gebracht worden met de naamstemmen die kiezers uitbrengen.

Het kiesstelsel moet garant staan voor een effectieve en efficiënte bestuurbaarheid. Verkiezingen worden niet alleen georganiseerd om de vertegenwoordigers van het volk aan te wijzen, maar ook om beleidskeuzen en bestuur mogelijk te maken. Na verkiezingen moeten een parlementaire meerderheid en regering gevormd worden die op basis van de uitspraak van het kiezerskorps een beleid kunnen voeren.

De wijze waarop de zetels tussen de partijen verdeeld worden en de verkozenen aangewezen worden dient eenvoudig te zijn. Complexiteit en ondoorzichtigheid van deze mechanismen werken de vervreemding tussen kiezers en verkozenen in de hand. Tevens dient een zo groot mogelijke eenvormigheid tussen de kiesstelsels voor de verschillende bestuursniveaus nagestreefd te worden.

De fundamentele principes van de politieke ethiek en de persoonlijke integriteit van politieke mandatarissen moeten worden gerespecteerd en waar nodig gereglementeerd en gesanctioneerd. Dit impliceert onder meer dat verkozen mandatarissen dienen te voldoen aan een strikte deontologische code die elke vorm van cliëntelisme en/of favoritisme onmogelijk maakt.

De specifieke rol van parlementen, regeringen, administraties, gerechtelijke instanties, media, bedrijfsleven, sociale partners en vormen van rechtstreekse inspraak moeten duidelijk worden gedefinieerd.

Een gezonde democratie is onmogelijk zonder een doorslaggevende rol van de wetgevende macht. Daarom pleit de CVP voor de herwaardering van de wetgevende organen op alle bestuursniveaus.

De CVP, zo besluit de spreker, is van oordeel dat de Commissie voor de politieke vernieuwing dient te streven naar het uitwerken van wetsvoorstellen die steunen op een consensus tussen de democratische partijen.

De heer Mahoux (PS) zet het standpunt van de PS uiteen. De PS-fractie verheugt zich over de installering en het begin van de werkzaamheden van de Commissie voor de politieke vernieuwing. Zij vindt het belangrijk dat de commissies van Kamer en Senaat gezamenlijk vergaderen en zo energieverlies en een mogelijk verminderde doeltreffendheid voorkomen. Het is de bedoeling de democratie te versterken indien nodig, maar in ieder geval de verkozenen en de burgers dichter tot elkaar te brengen. Men heeft ervoor gekozen dit doel te bereiken door de raakpunten en de verschillen vast te leggen met betrekking tot bepaalde, door de commissie geselecteerde thema's. Wanneer er raakpunten blijken te zijn, kan dat aanleiding geven tot wetsvoorstellen die daarna in de Kamers volgens de gebruikelijke procedure besproken worden. Kamer en Senaat blijven dus de rol spelen die hun door de Grondwet is toegekend. Voor de werkzaamheden is het ook belangrijk dat er zoveel mogelijk informatie wordt verzameld over de ervaringen in andere landen en dat er rekening wordt gehouden met de deskundigheid van alle diensten van de Kamer en de Senaat, niettegenstaande het feit dat de commissie een wetenschappelijk comité heeft aangesteld.

De PS-fractie benadrukt de noodzaak om alles wat besloten is ook toe te passen. Daarop is immers in de eerste plaats het vertrouwen gebaseerd dat de burger heeft in het democratische systeem. Er zijn tijdens de vorige zittingsperiode veel beslissingen genomen. Men moet er dus voor zorgen dat de uitvoeringsbesluiten worden aangenomen en ook controle uitoefenen op de toepassing van de reeds genomen beslissingen. Het Parlement heeft bijvoorbeeld besloten dat de regering in het kader van de ontwikkelingssamenwerking jaarlijks een verslag moet voorleggen met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten. Er is, sinds die wet is aangenomen, geen verslag over de eerbiediging van de mensenrechten ingediend. De PS-fractie hecht zeer veel belang aan de toepassing van alle maatregelen die genomen zijn met betrekking tot het respect voor de democratie en meer bepaald alle maatregelen die tijdens de vorige en de huidige zittingsperiode genomen zijn inzake ondemocratische groeperingen of parlementsleden die de regels van de democratie niet naleven.

De PS-fractie hecht ook veel belang aan de informatie van de burger. Die informatie dient verstaanbaar te zijn. Misschien moet men zich dus gaan bezighouden met het « jargon » dat in wetteksten wordt gebruikt en dat de burgers belet om duidelijk te begrijpen wat het Parlement doet. Men moet mensen opleiden om de nieuwe informatietechnieken onder de knie te krijgen. De fractie pleit voor de oprichting van een waarnemingscentrum voor het burgerschap.

Alvorens over te gaan naar andere uitdrukkingsvormen voor de democratie, dient men vooruitgang te boeken op het vlak van het stemrecht. Dit omvat het stemrecht voor alle vreemdelingen en de mogelijkheid voor alle vreemdelingen die stemgerechtigd zijn om zich verkiesbaar te stellen voor plaatselijke ambten, zoals burgemeester of schepen.

Indien men de kloof tussen de verkozenen en de burgers wil overbruggen, dient men zich ook bezig te houden met de situatie van de verkozenen. Daarover gaat het hoofdstuk over de « deontologie van de verkozene ». Dit omvat een zeer strikt geheel van deontologische regels, waaronder het verbod op de cumulatie van ambten. In dit verband moet men onderzoeken welke publieke en privé-ambten niet gecombineerd mogen worden.

De heer Wille (VLD) zet het standpunt van de VLD uiteen. Zijn fractie verheugt zich erover dat het Parlement ingaat op het regeringsverzoek om een Commissie voor de politieke vernieuwing op te richten. Het uitgangspunt voor deze commissie is de versterking van de participatie van alle groepen van de samenleving. De inspraak van de burger moet aanzienlijk worden verhoogd. De commissie plaatste terecht de rechtstreekse democratie bovenaan haar werkagenda. In het begin van deze nieuwe eeuw is de verhouding tussen de rechtstreekse en de vertegenwoordigende democratie aan een herijking toe.

Een andere prioriteit betreft de instrumenten waarmee de burger een grotere invloed kan uitoefenen op de samenstelling van de wetgevende en de uitvoerende macht. De discussiepunten inzake de hervorming van het kiesstelsel en de kiesomschrijvingen moeten spoedig worden aangesneden.

De fractie van de spreker wenst in dit stadium van de werkzaamheden nog geen stelling te nemen over alle aangekaarte thema's. De Commissie voor de politieke vernieuwing neemt zich terecht voor grondig te werk te gaan, steunend op de inbreng van een wetenschappelijk comité. Pas na de afronding van dat voorbereidend studiewerk kunnen keuzes worden gemaakt.

De VLD heeft in de laatste jaren afdoende bewezen van de politieke vernieuwing een strijdpunt te maken. Dat blijkt uit de partijstatuten, congresresoluties en partijprogramma's. De VLD koestert dan ook grote verwachtingen met betrekking tot deze commissie. De commissie bouwt voort op de veeleer informele initiatieven van « Zaal F » en de « Assisen van de democratie ». Vanuit institutioneel oogpunt hoort het debat over de politieke vernieuwing thuis in een parlementaire commissie.

De politieke vernieuwing wordt gedragen door de plicht om de democratie voortdurend te evalueren. Beantwoorden de wijze van besluitvorming en de inspraakmogelijkheden wel steeds aan de evoluties in de samenleving ? Wanneer de samenleving verandert, moeten ook de democratische spelregels worden aangepast. Wie dat uitgangspunt deelt, vangt het debat over de politieke vernieuwing aan met de juiste, constructieve geest. De vernieuwing moet bovendien gekenmerkt zijn door het streven om een zo breed mogelijk draagvlak te vinden voor de voorgestelde hervormingen. Om die reden is het weinig opportuun in deze beginfase reeds stellingen in te nemen. Politieke vernieuwing kan maar duurzaam zijn indien zij niet alleen wordt gedragen door een toevallige meerderheid.

De VLD steunt het werkplan zoals dit door de eerste minister werd voorgesteld. In een eerste fase kan de commissie de problemen en de voorstellen inventariseren. Daarbij kan een inbreng worden gevraagd van de buitenwereld, onder meer van academici. Niet zelden kan rechtsvergelijkend onderzoek zeer nuttig blijken. Deze eerste fase moet uitmonden in een basisrapport dat een referentiekader vormt voor alle voorstellen. Men moet zich ervoor hoeden die eerste fase niet te lang te rekken. Zij mag niet langer dan één jaar duren. In een tweede fase moet men dan de concrete voorstellen uitwerken en bespreken en daarover een zo ruim mogelijke consensus bereiken.

De heer Monfils (PRL-FDF-MCC) is van mening dat om de burger opnieuw centraal te stellen in het democratische proces, het van het grootste belang is dat men daarover op een minder passionele manier dan gewoonlijk kan discussiëren maar dan wel binnen een georganiseerde structuur zoals de Commissie voor de politieke vernieuwing.

In de regeringsverklaring worden, wat de doelstellingen van de commissie betreft, een aantal voorbeelden gegeven van het werk van de commissie. De regering en de PRL-FDF-MCC zitten daarbij op dezelfde golflengte. Enige tijd geleden, na afloop van de debatten over de assisen van de democratie, heeft de toenmalige PRL-voorzitter de wens te kennen gegeven dat daarop een vervolg zou komen tijdens hetwelk bepaalde problemen, waaronder de wijziging van het kiesstelsel, zouden worden aangepakt. De PRL-FDF-MCC-fractie is bijgevolg verheugd dat de Commissie voor de politieke vernieuwing haar in staat stelt die problemen in hun geheel te behandelen.

Het is ook wenselijk problemen aan te snijden waarover politiek het laatste woord nog niet is gezegd maar waarvan men toch al weet dat het mogelijk is daarover een consensus te bereiken. Wellicht kan men op die manier vooruitgang boeken en een consensus bereiken over de in aanmerking genomen thema's, namelijk het vertegenwoordigingstelsel, de directe democratie en de deontologie van de parlementsleden. Daarentegen is het niet zeker dat alle punten die zijn opgenomen in de inventaris van de te behandelen thema's in dezelfde doelstellingen passen. Men kan debatteren over de hervorming van het Arbitragehof maar gaat het dan om een probleem dat de burger rechtstreeks aanbelangt of gaat het om een probleem betreffende de werking van het constitutionele stelsel ? Men kan zich ook interesseren voor de werking van het Parlement maar de PRL-FDF-MCC-fractie heeft de indruk dat de Commissie voor de politieke vernieuwing niet het geschikte forum daarvoor is. De Kamer en de Senaat hebben trouwens verschillende bevoegdheden en dus ook verschillende werkingsmodellen. Het is derhalve verkieslijk daarover binnen elke assemblee afzonderlijk te discussiëren. Misschien zouden sommige punten verwijderd moeten worden uit de lijst van de te behandelen thema's omdat zij niet passen in de logica die de Commissie voor de politieke vernieuwing volgt.

In verband met de methode zij opgemerkt dat het wenselijk is dat de regering het resultaat van de debatten over elk door de commissie behandeld punt afwacht alvorens enig initiatief terzake te nemen. Het is ook niet de bedoeling dat de voorstellen die door parlementsleden worden ingediend en die rechtstreeks of zijdelings te maken hebben met de behandelde thema's, systematisch doorgestuurd worden naar de Commissie voor de politieke vernieuwing. Dat is nu gebeurd met de kwestie van de vertegenwoordiging van de vrouwen op de kieslijsten. In de parlementaire assemblees worden reeds voorstellen besproken. De regering heeft meegedeeld terzake een ontwerp te willen indienen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat alle debatten en het initiatief van de regering opgeschort worden en de kwestie op de agenda van deze commissie wordt geplaatst.

Wat de inbreng van de academische wereld betreft, is volgens de PRL-FDF-MCC-fractie voorzichtigheid geboden. Men moet voorkomen dat de Commissie voor de politieke vernieuwing een plaats wordt waar men urenlang luistert naar deskundigen. Er moet gebruik gemaakt worden van de bestaande documentatie en de diensten. Over het referendum is er in de bibliotheek een boekdeel van 1143 bladzijden over nationaal recht en rechtsvergelijking. Het is mogelijk om vrij snel te werk te gaan zonder systematisch een beroep te moeten doen op deskundigen.

Die deskundigen kunnen technische gegevens verstrekken maar het is de taak van de parlementsleden hierover te debatteren.

De PRL-FDF-MCC-fractie wil eveneens debatteren over de vertegenwoordigende democratie, dit wil zeggen de eventuele wijziging van het kiesstelsel. Hiervoor zal de commissie een beroep moeten doen op deskundigen die zullen moeten wijzen op de gevolgen die verbonden zijn aan het gekozen stelsel. De PRL-FDF-MCC-fractie wil ook debatteren over het referendum. Zij gelooft eveneens dat het noodzakelijk is de burger te vormen. De invoering van een referendum over een aantal ontwerpen of voorstellen zou precies leiden tot die vorming. Om de burger in staat te stellen een ernstige mening te geven over een tekst, moet er een soort campagne gevoerd worden tijdens welke iedereen zijn argumenten kan toelichten. Buitenlandse voorbeelden zijn instructief. Het is treffend hoe bijvoorbeeld in Frankrijk de burgers belangstelling opbrengen voor de debatten die moeten leiden tot het vormen van een oordeel over de Europese gedachte. Het debat over de politieke deontologie tenslotte bouwt voort op de gegevens die daarover reeds in de voorbije jaren werden verzameld. De transparantie moet nog groter worden opdat de burger zijn vertrouwen in de politiek kan terugvinden.

De heer Vanvelthoven (SP) verklaart dat de SP de oprichting van de Commissie voor de Politieke Vernieuwing vanzelfsprekend toejuicht. De SP wenst aan het debat over de politieke vernieuwing een constructieve bijdrage te leveren. Er bestaat een onmiskenbare nood aan een dergelijk debat. Het vertrouwen van de doorsnee burger in het politieke bedrijf is verontrustend gering. Dat wantrouwen gaat gepaard met een gevoel van politieke machteloosheid. 85 % van de bevolking meent dat politici geen rekening houden met de opvattingen van de burgers.

De SP wenst alle voorstellen en suggesties te bestuderen in de mate waarin zij een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing voor dit vertrouwensprobleem. De toetssteen hierbij zal zijn of het voorstel meer democratie oplevert voor meer mensen.

De commissie moet ook nagaan waaruit die gevoelens van wantrouwen en politieke machteloosheid voortkomen. Een juiste analyse is primordiaal. Is het bijvoorbeeld de complexiteit van de kieswetgeving, die wellicht één van de oorzaken voor het algemene wantrouwen vormt, of is er meer aan de hand ?

De commissie kan wellicht ook evalueren wat de stappen naar politieke vernieuwing tijdens de afgelopen jaren hebben opgeleverd. Er werd immers reeds heel wat gerealiseerd: de oprichting van een federale en een Vlaamse ombudsdienst, het doorzichtig maken van de partijfinanciering, de beperking van de verkiezingsuitgaven, de deontologische code in het Vlaamse Parlement, de wet « Tobback-Smet » die voor een grotere vertegenwoordiging van de vrouwen in de politiek zorgt, de financiële beperking in het geval van een cumulatie van mandaten, de financiële herwaardering van het lokale mandaat, enz. Bereikten die vernieuwende maatregelen wel het beoogde doel ? Is de lichte toename van het vertrouwen van de burger, zoals die uit de regionale indicatoren zou blijken, inderdaad te danken aan de recente maatregelen ?

Hervormingen hebben slechts zin indien zij in de eerste plaats leiden tot een grotere betrokkenheid van alle burgers. Om die reden zal de SP de opkomstplicht ook in de toekomst verdedigen. De leidraad bij de politieke vernieuwing is de bekommernis om meer mensen bij de democratie te betrekken. De voorgestelde maatregelen moeten worden getoetst op hun vermogen om alle bevolkingscategorieën, ook degene die traditioneel minder aan het politieke en sociale leven deelnemen, bij de democratie te betrekken.

Telkens zou de commissie ook achteraf moeten nagaan of de voorgestelde maatregelen wel het effect hebben dat zij beogen. Indien bijvoorbeeld blijkt dat de vernieuwing als resultaat heeft dat vooral actieve, mannelijke en hoog opgeleide burgers de politieke agenda bepalen, is het doel niet bereikt. In een democratie moeten zo veel mogelijk mensen worden betrokken bij de politieke besluitvorming.

Om die reden is het van groot belang dat terdege rekening wordt gehouden met de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Vooraleer men besluit tot een bepaalde institutionele hervorming, moet er afdoende wetenschappelijk materiaal voorhanden zijn, gebaseerd op concrete ervaring in andere westerse democratieën. Die werkwijze zal van de commissie weliswaar enige discipline vergen. Wellicht dient zij soms de moed op te brengen een bepaalde hervorming uit te stellen bij gebrek aan overtuigend bewijs dat de voorgestelde maatregel een gunstig effect zal hebben.

De commissie zal bestand moeten zijn tegen de druk van buitenaf, van de media en van degenen die hervormen om te hervormen.

De hervormingen mogen ook niet het product zijn van zuiver electorale berekeningen. De maatstaf voor een hervorming is niet het effect dat zij eventueel kan hebben op de volgende verkiezingsuitslag. De hervormingen moeten duurzaam zijn en kunnen, volgens SP, alvast niet tornen aan enkele vaste ankerpunten : België is een federale Staat, met meerdere taalgemeenschappen waartussen bepaalde evenwichten bestaan. België is bovendien een democratische rechtsstaat die de fundamentele rechten van de mens, ook van minderheden, erkent overeenkomstig het Europees Verdrag voor de fundamentele vrijheden en de rechten van de mens.

De hervorming kan ook pas geslaagd worden genoemd wanneer zij leidt tot een herstel van de geloofwaardigheid van de politiek. Dat zal dan echter niet alleen de verdienste van deze commissie zijn, maar van alle politici. De politieke vernieuwing mag niet alleen met woorden worden beleden, maar moet ook blijken uit de praktijk. Het baat niet dat een minister de trommel roert over de versterking van de rol van het Parlement en terzelfder tijd belangrijke initiatieven in primeur aan de media meedeelt. Hoe blijft een pleidooi voor een strengere parlementaire deontologie geloofwaardig wanneer de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers in een TV-soap meespeelt of wanneer een Vlaamse minister op straat voor de camera's danst ? Het volstaat dus ook niet te pleiten voor een volledige decumul van politieke mandaten om vervolgens zelf rustig verder te cumuleren. Het volstaat niet het einde van de politieke benoemingen aan te kondigen en terzelfder tijd te pleiten voor een inhaalbeweging.

De communicatie over de politieke vernieuwing zal, zoals iedere communicatie, twee aspecten vertonen : vorm en inhoud. Deze commissie zal zorgen voor de invulling van de inhoud, maar het zijn de politici zelf die de politieke vernieuwing vorm zullen moeten geven.

De heer Dallemagne (PSC) verklaart dat wij in ons land gedurende tientallen jaren geleefd hebben met de gedachte dat de werking van de Staat en van zijn instellingen, de verhouding van de Staat ten opzichte van de burger, de democratie zoals wij die beoefenden, de minst slechte van alle systemen vormden en dus op een of andere manier een volmaakte vorm van het democratisch ideaal voorstelden.

De politieke klasse werd in die gedachte gesterkt door de vergelijking met duidelijk minder benijdenswaardige systemen in het buitenland, door het feit dat er in België lange tijd geen antidemocratische partijen voorkwamen en door de berusting van de bevolking die uiteindelijk genoegen nam met het verloop van de politiek, die niettemin volgens haar getekend werd door particratie, gebrek aan plichtsbewustzijn, onverschilligheid voor de echte problemen van de mensen, slechte kwaliteit van de openbare diensten, politiek cliëntelisme, om niet te zeggen corruptie.

Maar met de economische achteruitgang en de gebrekkige werking van de politiek is de ontgoocheling van de Belgische bevolking over de politieke klasse en de Staat geleidelijk, naarmate er steeds meer affaires en nalatigheden van het staatsapparaat aan het licht kwamen, omgeslagen in wantrouwen en daarna in een afwijzende houding. De witte mars in oktober 1996 heeft de lont in het kruitvat gestoken. Zij heeft de zware crisis van ons politieke bestel aan het licht gebracht.

Het beeld is duidelijk geworden : de Staat is in de ogen van de grote meerderheid van de bevolking weinig efficiënt, zwak, verdeeld en heeft weinig voeling met de werkelijke problemen van zijn burgers. De politieke klasse is op de eerste plaats bezorgd om de ontwikkeling van haar organisatiestructuur (wat wij de hervorming van de instellingen noemen), het politieke personeel zoekt hoe het kan overleven, de meest bijdehande burgers profiteren van het systeem binnen in de zuilen en in de belangengroepen, de andere burgers worden aan hun lot overgelaten. Dat allemaal werd, naast de misdaden tegen kinderen, aan de kaak gesteld door de witte mars.

Voor velen van onze medeburgers beantwoordt onze democratie niet meer of slechts gedeeltelijk aan haar doelstellingen, namelijk het recht en de effectieve kansen van alle burgers om inspraak te verkrijgen, om gehoord te worden, om te participeren in het bestuur van de samenleving.

Volgens een recente opiniepeiling verklaren slechts 6 % van de Belgen nog geïnteresseerd te zijn in politiek.

Nochtans verwerpen de meeste mensen in hun grote wijsheid niet de waarden waarop onze samenleving gegrondvest is, noch het model van representatieve democratie. Zij stellen de disfuncties aan de kaak, zij schreeuwen om een kwalitatieve sprong van de democratie, van de werking van de Staat, van de verhouding tussen de Staat en de burger. Vaak vragen ze trouwens niet zozeer dat nog nieuwe normen uitgevaardigd worden dan wel dat de kloof tussen de concrete praktijk en de afgekondigde normen gedicht wordt.

Ze willen een zorgzame, aanwezige, waakzame staat, die bediend wordt door toegewijd, beschikbaar, creatief en onbaatzuchtig politiek personeel.

Maar in ruil daarvoor zet de burger zich steeds meer in voor een actieve samenleving, met een structuur van autonome netwerken waarin ideeën, projecten en veranderingen naar boven komen.

Waar in werkelijkheid behoefte aan is, en wat de fractie van de spreker ook vraagt, is het opstellen van een nieuw democratisch contract voor de 21e eeuw, een contract tussen twee nieuwe opnieuw gedefinieerde krachten, de macht van de burgers enerzijds en de macht van de Staat anderzijds, waarbij de ene niet zonder de andere kan en de ene niet tegen de andere in kan gaan.


De nieuwe macht van de burgers steunt op vier krachtlijnen :

De burger moet beter vertegenwoordigd worden, hij moet sterker bij de besluitvorming betrokken worden, zijn rol als actieve kracht in de samenleving moet versterkt worden en hij moet ten slotte beter geïnformeerd worden.

De eerste krachtlijn van de nieuwe burgermacht steunt op een betere vertegenwoordiging van de burger.

In dat verband is de PSC-fractie voorstander van de volledige afschaffing van de devolutieve werking van de lijststem. Zij wenst dat vrouwen en mannen op gelijke voet deelnemen aan de politiek, dat het cumuleren van politieke ambten nog meer dan thans het geval is verboden wordt opdat het politiek personeel zich volledig aan zijn ambt wijdt, en dat de partijen in het algemeen minder invloed krijgen op de keuze van de verkozenen.

Men moet bijvoorbeeld door een uitbreiding van het politiek verlof ervoor zorgen dat het politiek personeel sneller wisselt : door deze wisseling wordt verhinderd dat er echte politieke kasten ontstaan en wordt het met de tijd mogelijk de ervaring, de diversiteit en de kwaliteiten van de vertegenwoordigers van de Natie te verbeteren.

Om kerktorenpolitiek te vermijden, een situatie waarin de verkozenen alleen maar belangstelling hebben voor wat in hun eigen streek gaande is, moeten de kieskringen vergroot worden, bijvoorbeeld op het vlak van de provincies of zelfs verder.

De wijziging van het kiesstelsel, waardoor we van een systeem van evenredige vertegenwoordiging zouden evolueren naar een meerderheidsstelsel, lijkt volgens de PSC evenwel niet bevorderlijk te zijn voor een betere vertegenwoordiging van de wil van de burger. Het Belgische politieke leven in een bipolair systeem organiseren, het politieke debat beperken tot een debat tussen links en rechts leidt tot een vermindering van de democratie en tot een inperking van de keuzemogelijkheden van de burger. De politieke as links-rechts is niet in staat het groeiende aantal verschillen, de complexiteit van de maatschappij te vertegenwoordigen en verschillende behoeften op representatieve wijze aan bod te laten komen.

Anderzijds moet de stemplicht gehandhaafd blijven, op de eerste plaats omdat het niet alleen om een recht maar om een burgerplicht gaat. Maar ook omdat in het andere geval de tendens bestaat dat burgers uit kansarme kringen, die traditioneel niet gaan stemmen, door de politieke klasse verwaarloosd worden.

De PSC meent dat men het actief en het passief stemrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen ook moet uitbreiden tot de niet-Europese burgers die sinds ten minste 5 jaar in België verblijven. De kiesprocedure voor Belgen in het buitenland moet radicaal vereenvoudigd worden en kosteloos zijn zoals de regering voorstelt.

Ten slotte zouden we ons moeten bezinnen hoe we nieuwe vormen van vertegenwoordiging van de burgers bij de overheidsdiensten, en ook bij de intercommunales, kunnen invoeren, zodat we een systeem kunnen opzetten waarin de gebruikers concreet betrokken worden bij het besluitvormingsproces dat hen aanbelangt.

Om deze eerste krachtlijn af te sluiten, kunnen we alleen maar tot de volgende bevinding komen : de democratie is breekbaar. De jongste gebeurtenissen in Oostenrijk wijzen er ons op : zoals bij ons blijken de extreem-rechtse partijen zich blijvend in de politieke en parlementaire wereld te vestigen.

De democratie moet dan ook beschermd worden. Wij moeten in die richting nadenken. We moeten ons de wettelijke middelen verschaffen om de democratie te beschermen en de verdere ontwikkeling daarvan mogelijk te maken, en zo onze gehechtheid tonen aan een maatschappijmodel dat gebaseerd is op vrijheid, gelijkheid, respect voor de andere, bescherming van de zwakste, het recht op verschil, de rechten van de verdediging, ... De burger moet zich in die democratische waarden herkennen.

In die geest heeft de PSC een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt een partij of een persoon te verbieden zich kandidaat te stellen bij de verkiezingen, indien duidelijk is dat hij of zij de rechten van de persoon die beschermd worden door het Europees Verdrag van de rechten van de mens, niet eerbiedigt.

De bescherming van de rechten van de persoon ligt ten grondslag aan de werking van een democratie. Zoals de PSC-fractie in het verleden reeds heeft voorgesteld, is het daarom wenselijk het Arbitragehof om te vormen tot een grondwettelijk hof, dat de democratie behoedt en dat ervoor moet zorgen dat geen enkele burger in zijn vrijheden gekrenkt kan worden.

De tweede krachtlijn van de nieuwe burgermacht heeft betrekking op de versterking van de participatie van de burger in de politieke besluitvorming.

Tegenwoordig krijgt de burger steeds meer het gevoel dat zijn burgerschap beperkt blijft tot de periodieke verkiezing van zijn vertegenwoordigers, terwijl hij invloed zou willen uitoefenen op de maatschappelijke keuzen. In dat verband stelt de PSC-fractie voor de volksraadpleging te verruimen tot alle gezagsniveaus en ook binnen wettelijk te bepalen voorwaarden het referendum met wetgevend initiatief in te voeren. Het is de bedoeling de democratische legitimiteit van de genomen beslissing te vergroten, maar ook het politieke engagement van de bevolking en het contact tussen de kiezer en de verkozene vóór de beslissing te versterken.

De PSC is bovendien gewonnen voor een versterking van het petitierecht en stelt voor binnen de verschillende assemblees een debat te organiseren wanneer een bepaald percentage van de betrokken bevolking een petitie tot hen richt. We moeten ten slotte verbeeldingskracht aan de dag leggen om op alle gezagsniveaus nieuwe vormen van participatie van de burger aan het politieke debat op te zetten.

De derde krachtlijn van de nieuwe burgermacht heeft betrekking op de versterking van de rol van de burger als actieve kracht.

De naleving van het subsidiariteitsbeginsel is immers een grondvoorwaarde voor een goede uitoefening van het burgerschap. Subsidiariteit betekent dat de burger verantwoordelijkheid krijgt, dat hem de mogelijkheid gelaten wordt om essentiële taken voor de gemeenschap op zich te nemen. Waar privé-organisaties geacht worden bepaalde taken op het vlak van de samenleving, de cultuur, de opleiding of het onderwijs beter te vervullen, moet de overheid dit aan hen overlaten.

De verenigingen uit de non-profitsector moeten het werk doen waarvoor ze zijn opgericht, de Staat moet hoofdzakelijk de gelijke behandeling waarborgen. Ook hier moet de Staat als onpartijdige scheidsrechter versterkt worden.

De partij van spreker vraagt de andere politieke families met aandrang te onderhandelen over een pact waarin de beginselen omschreven worden die de betrekkingen tussen de overheid en de non-profitsector regelen. Dit pact moet duidelijk definiëren welke plaats de overheid inneemt, niet alleen wanneer ze haar rol als algemeen verantwoordelijke opneemt maar ook wanneer ze subsidiair optreedt, in een aantal aangelegenheden waar voorrang gegeven moet worden aan het burgerinitiatief.

De vierde krachtlijn van de nieuwe burgermacht heeft ten slotte betrekking op een betere voorlichting van de burger.

Een van de verwijten die vaak geformuleerd wordt, is dat onze Staat te complex is. De burger begrijpt er niets van, hij vindt er moeilijk zijn weg in terug. Deze complexiteit is schadelijk voor een efficiënte werking van de Staat. Wij moeten dan ook een betere verstandhouding tussen de overheidsbesturen en de burgers ontwikkelen. De overheidsbesturen moeten de dienstverlening aan het publiek opnieuw ontdekken terwijl de politici de dienstverlening aan de dienstensector moeten overlaten. De PSC-fractie roept dan ook op tot een depolitiseringspact.

Ook over de ingewikkelde organisatie van de staatsinstellingen wordt veel gesproken. Wie doet wat ? Wie doet wat voor wie ? In die geest moet men zich vragen stellen over elk van de gezagsniveaus en in het bijzonder over de toekomst van de provincies en over de weinig transparante rol die de intercommunales spelen. Ook moeten de verschillende assemblees zich weer laten meeslepen door hun rol als reële tegenmacht, zich openstellen voor het « burger-debat » binnen hun eigen muren, en opkomen voor transparantie en open toegang.

In dat opzicht is de PSC-fractie bijvoorbeeld voorstander van de afschaffing van de gewone motie die eigenlijk een miskenning is van de rol van initiatiefnemer die de parlementsleden kunnen spelen. De PSC denkt dat men binnen het Parlement zelf een « burger-ruimte » moet creëren, een huis voor burgers waar dezen meer bekendheid kunnen geven aan initiatieven uit de samenleving. We moeten er ten slotte voor zorgen dat de wetgeving toegankelijk en begrijpelijk is. De kracht van de wet is dat ze gemakkelijk te begrijpen en niet te overvloedig is. De verschillende assemblees moeten daartoe een zeer bijzondere inspanning leveren.

We moeten de burger ook openstellen voor de media en de media voor de burger. De burger moet bovendien toegang krijgen tot de nieuwe technologieën die een bevoorrechte informatiebron vormen voor de uitoefening van zijn burgerschap.

Het burger-zijn leert men trouwens van in de kinderjaren. Daarom vraagt de PSC in de scholen een echte pedagogische benadering van het burgerschap en vraagt ze de politieke partijen hieraan mee te werken.

De PSC sluit zich graag aan bij de werkzaamheden van de Commissie voor de politieke vernieuwing, temeer omdat deze een verlengstuk of de tweede fase vormt van de assisen van de democratie, die tijdens de vorige zittingsperiode op gang gebracht zijn en voorgezeten werden door Raymond Langendries, de gewezen voorzitter van de Kamer.

Er zij aan herinnerd dat de assisen van de democratie met de uiteindelijke deelname van vijf politieke partijen (de PSC, de CVP, de PS, de SP en de PRL) geleid hebben tot de goedkeuring van 16 wetten betreffende de beperking van de verkiezingsuitgaven, de beperking van de cumulatie van ambten, de verantwoordelijkheid van de mandatarissen, de organisatie van de volksraadpleging op gemeentelijk en provinciaal vlak. Dat was slechts een eerste fase, en de PSC is dan ook vastbesloten om de werkzaamheden die toen een aanvang hebben gekregen, in een constructieve geest voort te zetten.

De werkzaamheden van de Commissie voor de politieke vernieuwing moeten creatief zijn, respect opbrengen voor de mening van elk van de gespreks-partners, zonder deuren dicht te gooien en zonder koehandeltjes. De werkzaamheden van de commissie mogen er niet toe leiden dat de politiek zichzelf op de voorgrond plaatst. Ze moeten een gemeenschappelijk werkstuk zijn van de democratische politieke wereld.

De PSC is van plan op een constructieve manier deel te nemen aan de werkzaamheden van de commissie. Wat de PSC wil, wat haar interesseert, is het herdefiniëren van de rol van de Staat, het vergroten van de doeltreffendheid van de Staat, met andere woorden de goede werking van de Staat ten voordele van de burgers. De fractie hoopt dan ook dat de werkzaamheden van de commissie kunnen leiden tot een nieuw democratisch contract voor de XXIe eeuw, een contract tussen twee krachten, namelijk de burgers en de Staat, die allebei hun taak een nieuwe inhoud hebben gegeven.

De heer Verreycken (Vlaams Blok) verklaart dat het Vlaams Blok reeds sinds 1978, bij de eerste toespraak van een lid van die fractie voor een Belgisch parlement, om politieke vernieuwing vraagt. Oorspronkelijk was de fractie van de spreker dan ook opgetogen over de oprichting van een Commissie voor de politieke vernieuwing. De politieke vernieuwing zou, bijvoorbeeld, een instrument kunnen zijn dat sommigen kan beletten politieke nieuwkomers te bestrijden op grond van vooroordelen die al vijftig jaar oud zijn. De politieke vernieuwing had de gelegenheid kunnen bieden om, rekening houdend met de kiezers, geen anti-democratische schutkring te bouwen rond een rebelse nieuwkomer die niet hengelt naar de luxe van salons of naar vleespotten. Eén van de basisprincipes van de fractie van de spreker is dat er geen macht is zonder tegenmacht. Wie derhalve een deel van de oppositie onderwerpt aan beperkende maatregelen, beoefent geen politieke vernieuwing. Als een parlementslid onder het mom van de politieke vernieuwing een wetsvoorstel indient om politieke partijen te verbieden, is er niet veel sprake van politieke vernieuwing.

Het Vlaams Blok heeft een reeks voorstellen ingediend, vanuit het geloof dat de commissies voor de politieke vernieuwing goed werk zouden kunnen leveren. Die voorstellen betreffen onder meer de afschaffing van een gedachtepolitie, aangezien de gedachten in een echte democratie vrij moeten zijn, of de afschaffing van een parallel bestuurscircuit dat gevormd wordt door de kabinetten. Dit zijn voorbeelden van politieke vernieuwing die, zo meende de fractie van de spreker, zeker zouden aanvaard worden.

Verschillende sprekers namen reeds het woord « subsidiariteit » in de mond. Welnu, de districtsraden vormen het summum van subsidiariteit. Dichter bij de burger kan men niet gaan dan met rechtstreeks verkozen districtsraden. Toch moet men vaststellen dat twee politieke partijen tegen de rechtstreekse verkiezing van de districtsraden stemmen, ook al dragen zij de subsidiariteit hoog in het vaandel. Spreker is van oordeel dat er aan uitspraken in deze commissie ook enige gevolgen zouden moeten verbonden zijn, tenzij men de politieke vernieuwing als een lege doos beschouwt. Dan is zij echter niet meer dan een praatbarak waarin men voorstellen kan bespreken die nadien als wetsvoorstel nogmaals in een vaste commissie en in de plenaire vergadering zullen worden besproken. Als die opeenvolging van discussierondes effectief de bedoeling is van de oprichting van deze commissie, kan men ze beter meteen opdoeken. Als dat niet het geval is, zal de fractie van de spreker graag en zeer kritisch aan de werkzaamheden van deze commissie blijven deelnemen.

Men heeft ook het woord « taboes » vermeld. Taboes zijn onderwerpen die men eindelijk moet durven aanpakken. In het huishoudelijk reglement van de commissies voor de politieke vernieuwing kan men evenwel lezen dat het begeleidende Wetenschappelijke Comité taalparitair moet worden samengesteld. Is dat geen taboe ? De spreker denkt dat er zo monumenten overeind blijven die in deze commissie zouden moeten sneuvelen.

Het Vlaams Blok is een groot voorstander van de politieke vernieuwing. De burger vraagt dat de oorzaken van de problemen worden aangepakt, niet dat er wordt gesleuteld aan de gevolgen ervan. In een aantal van de thema's die in de omvangrijke lijst vermeld zijn, zal de fractie van de spreker een volksnationalistisch accent leggen. Dat is de opdracht die zij van de kiezers heeft gekregen.

Niemand heeft belang bij de ondermijning of de afbraak van het gezagsargument. Het gezagsargument kan de politieke partijen terug op hun juiste plaats zetten. De spreker sluit aan met de opmerkingen die al gemaakt zijn over de « vidiotisering » van de maatschappij, waarbij zelfs kamervoorzitters worden opgevoerd als soapacteurs. Men moet het politieke bedrijf inderdaad zijn ernst teruggeven en de kiezers recht in de ogen durven kijken. Niemand heeft belang bij de afbraak van het gezag van de politici. Dat gezag wordt echter vooral ondermijnd door de houding van de gewoontepartijen zelf. Spreker zal geen opsomming maken van de schandalen die het land in de voorbije jaren geteisterd hebben. Indien echter het Europees Parlement vandaag misbruiken ontdekt en wanpraktijken gaat onderzoeken, dan moeten ook de gewoontepartijen durven zeggen dat zij in eigen boezem zullen kijken. Het klakkeloze goedkeuren van kamerbegrotingen, bijvoorbeeld, is geen uiting van politieke vernieuwing, maar van behoudsgezindheid. Dat is geen uiting van het goede beheer van het gemeenschapsgeld.

Het Vlaams Blok denkt dus dat men moet streven naar een echte politieke vernieuwing, naar een herstel van het gezagsargument. Dit herstel kan van de Commissie voor politieke vernieuwing uitgaan. In die zin zal de partij kritisch aan de vergaderingen van de commissies blijven deelnemen.

Mevrouw Grauwels (Agalev-Écolo) merkt op dat zij als eerste vrouw het woord neemt in deze eerste vergadering van de Commissie voor de politieke vernieuwing. Dit is op zich reeds veelbetekenend. Wat de vertegenwoordiging van de vrouwen in de politiek betreft, is er duidelijk nog veel werk te verrichten.

Agalev verheugt zich over de regeringsverklaring waarin de oprichting van een Commissie voor de politieke vernieuwing wordt bepleit. Het ligt voor de hand dat Agalev wil bijdragen aan het welslagen van deze commissie. De fractie diende trouwens reeds enkele wetsvoorstellen in die een aanzet kunnen vormen voor een werkelijke vernieuwing.

De verwachtingen zijn zeer groot, ook bij de bevolking. Dit is de laatste kans voor de politici. Er zijn eerder reeds gelegenheden geweest waarbij de vernieuwing werd aangekaart, maar dat leverde onvoldoende resultaten op. Indien deze commissie in haar opdracht faalt, dreigt de politiek het vertrouwen van de burger grondig aan te tasten. De wijze waarop de politieke vernieuwing nu wordt opgevat, het feit dat Kamer en Senaat er heel wat tijd wensen voor uit te trekken en het feit dat alle partijen hun kans krijgen om voorstellen te doen, komt alvast tegemoet aan de hoge verwachtingen van het publiek en van de politici.

De commissie neemt zich terecht voor eerst de directe democratie aan te snijden. Daarmee kan de vernieuwing meteen een zeer zichtbare vorm aannemen. Via referenda, petities en volksinitiatieven wordt een rechtstreeks contact tussen burger en politiek gelegd. Het zijn uitgelezen technieken om, tussen twee verkiezingsmomenten in, voeling te houden met de bevolking en met datgene wat de burgers echt bezighoudt.

Ook de hervorming van het kiesstelsel vormt voor de fractie van de spreekster een vooraanstaand thema, ook al beroert het de burger misschien minder. Het kiesstelsel is aan vereenvoudiging toe, waarbij de zetelverdeling een getrouwer beeld van de stemuitslag moet bieden. Voorts bepleit de fractie een uitbreiding van het stemrecht. Ook jongeren van 16 jaar kunnen worden aangesproken over hun maatschappijbeeld en hun toekomstverwachtingen. Het is ten slotte ook belangrijk om de allochtone bevolking bij het beleid te betrekken. Immers, indien niemand hen om hun mening vraagt, houdt ook niemand zich met hun problemen bezig.

Agalev is ook vragende partij voor het invoeren van een decumulregeling. Uitvoerende mandaten op verschillende niveaus worden best niet door één persoon uitgeoefend. Wie een politiek mandaat opneemt, gaat een voltijds engagement aan. Een doorgedreven decumul vermindert ook het gevaar van belangenverstrengeling. Bovendien heeft de decumul als zeer concreet gevolg dat meer mensen een mandaat opnemen, hetgeen betekent dat ook meer mensen met de werking van de democratie in contact komen.

Agalev is voorts een grote voorstander van een daadwerkelijke invulling van de paritaire democratie. Het is duidelijk geworden dat de regel waarbij de kandidatenlijsten minimaal voor een derde uit vrouwen moeten bestaan, niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Verscheidene partijen richten zich slechts tot vrouwelijke kandidaten om de gaten op de lijst op te vullen en gunnen hen weinig verkiesbare plaatsen. De oplossing ligt in de toepassing van het ritsprincipe. Daarmee kunnen de verkiesbare plaatsen evenredig tussen de geslachten worden verdeeld. De regel waarbij ieder geslacht recht heeft op minstens een derde van de lijst, kan intussen worden toegepast op de uitvoerende mandaten, zodat vrouwen voortaan ook minstens één derde van de uitvoerende mandaten uitoefenen. Vrouwen maken per slot van rekening de helft van de bevolking uit en moeten dan ook minstens de helft van de politieke mandaten bekleden.

De oprichting van de commissies voor de politieke vernieuwing schept hoge verwachtingen bij sommige politici, maar zeker bij de bevolking. Het kader voor een fundamenteel debat is nu aanwezig. Als deze kans niet wordt benut, zal het thema van de politieke vernieuwing voor lange tijd in diskrediet verzeilen.

Voor mevrouw Genot (Agalev-Ecolo) is het duidelijk dat de representatieve democratie vandaag enigszins in ademnood verkeert en dat haar dringend nieuwe zuurstof moet worden toegediend om te voorkomen dat zij bezwijkt voor allerlei verleidingen. Vernieuwing impliceert het dichten van de kloof tussen politiek en burger maar dan wel meer op basis van dialoog, argumentatie en werk dan met sociaal dienstbetoon. Het dichten van de kloof volstaat overigens niet. Voor Ecolo moet politiek meer dan vroeger een zaak van iedereen worden die door iedereen besproken wordt. Ecolo pleit derhalve voor een goede dosis burgerparticipatie via het referendum maar ook via burgerfora. Burgers, die zoals voor een assisenjury na loting gekozen worden, zouden een dossier voorbereiden en een advies uitbrengen. Die fora bestaan al in Frankrijk, Zwitserland, Nederland en Duitsland. Dit is dus helemaal niet zo revolutionair.

Opdat politiek een zaak van eenieder wordt, moet iedereen voltijds vertegenwoordigd zijn. Ecolo pleit dus voor een vertegenwoordiging die een getrouwe weergave is van de samenleving, een evenredige vertegenwoordiging met mannen en vrouwen en met niet-Belgen. Het is niet normaal dat in gemeenten waarin inwoners van buitenlandse herkomst de meerderheid vormen, die inwoners hun vertegenwoordigers in de gemeenteraad niet kunnen kiezen.

Om mannelijke en vrouwelijke politici in staat te stellen zich volledig in te zetten, contact te houden met de burgers, actief te zijn in de assemblees en ook nog in hun partij, is het van belang dat zij voltijds beschikbaar zijn. Ecolo pleit voor een afschaffing van cumulatie die veel verder gaat dan thans het geval is.

De verkozenen moeten luisteren naar wat leeft in de maatschappij maar zij mogen daarvan de slaaf niet worden. Er moeten dus regels inzake onverenigbaarheid worden vastgelegd. Een van de factoren die de Belgische samenleving blijven verzieken, de burger verlammen of hem tot klant maken, is het beruchte « cliëntelisme ». Ecolo wil dat er een strikt verbod komt op de tussenkomst van verkozenen bij overheidsadministraties ten voordele van individuen. Er moeten duidelijke regels worden opgesteld die voor iedereen gelden.

Die aanpassingen, die omvormingen, die nieuwigheden zorgen voor een nieuw kader. De voltijdse verkozenen die wij nodig hebben, zullen ook behoefte hebben aan nieuwe instrumenten. Thans zijn de parlementsleden volledig afhankelijk van de evaluaties en audits uitgevoerd door de uitvoerende macht. Die audits beantwoorden niet volledig aan wat de parlementsleden vragen. Indien men echt wil dat de parlementsleden de uitvoerende macht controleren, dan is het nodig dat een instelling die afhankelijk is van het Parlement, het overheidsbeleid in alle onafhankelijkheid kan bestuderen. Een dienst voor de evaluatie van het overheidsbeleid en van de wetenschappelijke keuzes zou een belangrijk instrument zijn bij de parlementaire werkzaamheden.

Voor Ecolo zal dit nieuwe kader dat men misschien zal kunnen invoeren, de burger in staat stellen zich als dusdanig te gedragen en zich in te zetten voor echte strijdpunten zoals de ecologische crisis, de toekomst van de verzorgingsstaat, het stedelijk beleid, de migratievraagstukken, de Europese eenmaking, de relaties tussen generaties, de problemen die verband houden met de gezondheid, de seksuele identiteit. Dan pas zal men het kunnen hebben over een nieuw elan voor de politieke vrijheid.

Mevrouw Van Weert (VU-ID) stelt verheugd vast dat iedereen de noodzaak erkent om het debat over de politieke vernieuwing aan te gaan en concrete voorstellen uit te werken. In de wandelgangen wordt de nood aan politieke vernieuwing niettemin nog wel eens smalend weggewuifd. Deze commissie zal echter werk moeten maken van de politieke vernieuwing en resultaten moeten boeken, zo niet dreigt het vertrouwen van de burger in de politiek nieuwe averij op te lopen en mondt deze oefening uit in meer apathie en anti-politiek. Dat zou de fundamenten van de democratie zelf kunnen aantasten.

Bovendien zijn de spelregels van onze democratie niet mee geëvolueerd met de grote tendensen in de maatschappij : een hogere scholingsgraad, een grotere mondigheid van de burgers, een betere informatiestroom. Een herziening van de democratische spelregels dringt zich hoe dan ook op. Wat moet het doel dan zijn van die politieke vernieuwing ? In eerste instantie vragen mensen niet meer dan een efficiënt bestuur waarin zij voldoende vertrouwen kunnen hebben. Zij verwachten bovendien een beleid dat wordt gevoerd in samenspraak met de bevolking en niet over de hoofden heen.

Op welke manier kan de politiek die verwachtingen inlossen ? De democratie dient volgens VU-ID te worden hervormd langs twee assen : enerzijds moet zij evolueren van een vertegenwoordigende democratie met een sterke machtsconcentratie naar een model waarin de vertegenwoordigende en de rechtstreekse democratie worden gemengd, en anderzijds vergt zij een herwaardering van de rol van het Parlement. De hervormingsmaatregelen moeten bovendien gekenmerkt zijn door hun transparantie, efficiëntie en uniformiteit.

Er zijn in wezen drie grote uitdagingen. De eerste uitdaging is de versterking van de inspraak van de burgers en de zoektocht naar de geschikte instrumenten om dat te verwezenlijken. De tweede uitdaging is de versterking van de invloed en de macht van de volksvertegenwoordiging. De derde uitdaging is de actualisering van de deontologische regels die de politici zichzelf opleggen.

Tot slot pleit de spreekster voor een verzakelijking van de politiek. VU-ID heeft enkele voorstellen uitgewerkt om de excessen van de mediatisering van het politieke bedrijf tegen te gaan.

Het ligt voor de hand dat de versterking van de inspraak in de eerste plaats kan voortkomen uit de invoering van het bindende referendum. Zo kan ook de kiem worden gelegd voor een debatcultuur die heden goeddeels onbestaande is. De overgangsfase zal ongetwijfeld moeilijk zijn, maar dat mag geen argument zijn om niets te doen. Daarnaast zijn er nog tal van andere voorstellen die de invloed van de burger op de samenstelling van de vertegenwoordigende en de uitvoerende instellingen vergroot : de vermindering van de invloed van de lijststem, het afschaffen van de opvolgerslijsten, de rechtsreekse verkiezing van de burgemeester en de regering.

Wat de versterking van de wetgevende macht betreft, kan men bijvoorbeeld een techniek ontwikkelen waardoor het parlement met een bepaalde meerderheid uitvoeringsbesluiten kan evoceren, zodanig dat de regering de macht van het parlement niet volledig kan uithollen met kaderwetten. Ook de regeling waardoor een minister na ontslag zijn parlementair mandaat terug kan opnemen, is aan hervorming toe. Die terugkeerregeling bindt immers de handen van een aantal parlementsleden.

Wat de deontologie betreft, verheugt het de spreekster dat tal van fracties het belang van de decumul hebben erkend. Ook de oprichting van een deontologische commissie in de Kamers figureert tussen de voorstellen van de fractie van de spreekster, evenals het uitwerken van een deontologische code.

De commissies voor politieke vernieuwing moeten zich ervoor hoeden niet te verglijden tot een praatbarak. Dat de blauwdruk van de politieke hervorming hier wordt uitgetekend, is belangrijk, maar het mag niet zo zijn dat dit intussen alles blokkeert. Zodra een wetsontwerp of -voorstel ten gronde is besproken, moet een beslissing worden genomen. Indien die politieke wil niet bestaat, laadt men de verantwoordelijkheid op zich de collectieve geloofwaardigheid van de politiek op het spel te zetten.

Voorzitter De Decker dankt de aanwezigen en verheugt zich over het hoge niveau van deze inleidende bespreking. Hij wijst op het nut en de verrijkende aspecten van dit debat. De meeste leden zijn zich bewust van de resultaten die moeten worden bereikt. Velen hebben gewezen op het gevaar voor grote ontgoocheling mocht men daar niet in slagen en mochten concrete voorstellen uitblijven. Uit wat hij gehoord heeft, leidt hij af dat bij iedereen de wil bestaat om in ons democratisch systeem meer rekening te gaan houden met de burger.

Voorzitter Van der Maelen verheugt zich over de veelheid aan ideeën en voorstellen. Na dit algemeen debat moet de commissie een concrete werkagenda vaststellen. Uit de tussenkomsten kan men alvast enkele prioritaire aandachtspunten distilleren.

Tevens steunt hij het voorstel om een inventaris aan te leggen van de beslissingen die sedert 1991 werden genomen met het oog op politieke vernieuwing. Het zou ook nuttig zijn na te gaan of die beslissingen effectief werden uitgevoerd.

De rapporteurs, De voorzitters,
D. BACQUELAINE. A. DE DECKER.
Z. GENOT. D. VAN DER MAELEN.
Ph. MAHOUX.
J. SCHAUVLIEGE.
E. THIJS.
P. WILLE.

BIJLAGE


VOORGESTELDE THEMA'S TE BESPREKEN DOOR
DE COMMISSIES VOOR POLITIEKE VERNIEUWING

1. De rechtstreekse democratie

1.1. Het referendum

1.2. De volksraadpleging

1.3. Het volksinitiatief

1.4. Petitierecht

2. De vertegenwoordigende democratie (verkiezingen)

2.1. De complexiteit van de kieswetgeving

2.2. De verkiezingsprocedures (kandidaatstelling, voordrachten lijsten, organisatie, ...)

2.3. Het aantal en de omvang van de kiesomschrijvingen

2.4. De versplintering van het politieke landschap

2.5. Het vertegenwoordigingsstelsel (incl. kiesdrempel)

2.6. Het stelsel van zetelverdeling (vervanging systeem Imperiali door systeem D'Hondt, afschaffing apparentering bij voldoende grote kiesomschrijvingen, ...)

2.7. Het stelsel van zeteltoewijzing (gewicht lijststem, ...)

2.8. De paritaire democratie

2.9. Meervoudige kandidaatstelling ­ Kiezersbedrog

2.10. Politieke overloperij

2.11. Geautomatiseerde stemming

2.12. Volmachtregeling

2.13. Uitbreiding coöptatiestelsel (opening naar middenveld)

2.14. Afschaffing opvolgerslijsten

2.15. « Quorum » provincieraadsverkiezingen

2.16. De burgemeester ­ de voorzitter van de gemeenteraad (incl. rechtstreekse verkiezing burgemeester)

2.17. De opkomstplicht

2.18. Het stemrecht van niet-Belgen

3. Deontologie van de politieke mandataris

3.1. Deontologie (incl. deontologische commissie, registratieplicht en meldingsplicht bij onrechtmatige tussenkomsten)

3.2. Ministerschap op ander niveau dan kandidaatstelling

3.3. Decumulatie ­ Onverenigbaarheden

3.4. Terugkeerregeling van ministers

3.5. Vermogensverklaring en lijst van mandaten

3.6. Belangenconflict ­ Belangenvermenging

3.7. Bloed- en aanverwantschap

3.8. Leeftijdsgrenzen

3.9. De functie van de schepenen

3.10. Gezinsvriendelijke politiek

3.11. Verbetering (sociaal) statuut (lokale) mandatarissen ­ Uitbreiding politiek verlof

3.12. Versterking financiële onafhankelijkheid kandidaten

3.13. Vrij spreekrecht van de parlementsleden

3.14. Beperking duur uitvoerende mandaten

4. Politiek en maatschappij

4.1. Verhouding politieke macht-rechterlijke macht (Arbitragehof/Raad van State)

4.2. Verhouding media-politieke democratie (Hoge raad voor de journalistiek/Media-deontologie/Bescherming van de journalistieke vrijheid/onafhankelijkheid van en concentratiebewegingen in de media)

4.3. De burger en de mondialisering (« verplaatsing van de politiek »/democratische controle op diplomatieke besluitvorming)

4.4. Verhouding politieke democratie ­ bedrijfsleven (bevorderen van verantwoord ondernemerschap/democratie binnen bedrijven [sociale democratie])

5. Burgerschap en politiek

5.1. Oprichten burgerjury's

5.2. Bevorderen van de partijpolitieke « ideeënstrijd »

5.3. Bevorderen van de actieve participatie aan het verenigingsleven, herwaardering middenveld

5.4. Democratie in scholen

5.5. Jongeren in de politiek

5.6. Oprichting « Observatorium Burgerschap »

5.7. Versterking burgerschap

6. Efficiëntie van de democratie

Structuren

6.1. Vereenvoudiging van de politieke structuren (« institutionele deregulering »)

6.2. Teveel bestuursniveaus

6.3. Toekomst van de provincies

6.4. Intercommunales

6.5. Afschaffing paragemeentelijke VZW's

6.6. Openbaarheid van bestuur in intercommunales en paragemeentelijke VZW's

6.7. Opportuniteitstoezicht op de gemeenten

Instrumentarium

6.8. Wetsevaluatie

6.9. Beleidsevaluatie

7. Bescherming van de democratie

7.1. Bescherming van Europese grondrechten en sanctionering van politieke partijen

7.2. Debat over verbod van racistische of vrijheidsbedreigende partijen

7.3. Uitsluiting van niet-democratische partijen van bepaalde parlementaire functies (bureau, commissievoorzitterschap, quaestuur, ...)

7.4. Uitbreiding van de onverkiesbaarheidsredenen

8. De werking van het Parlement

8.1. Versterking van de rol van het Parlement

8.2. Afschaffen eenvoudige motie

8.3. Debatcultuur

8.4. Absenteïsme

8.5. Betere planning van de werkzaamheden

8.6. Meer schriftelijke procedures bij wetgeving

8.7. Parlementaire hoorzittingen bevorderen

8.8. Openbaarheid van de werkzaamheden bevorderen

8.9. Oprichting « Parlementaire dienst voor de evaluatie van het overheidsbeleid en van de wetenschappelijke en technologische keuzes » (Beheersplannen/« Technology assessment »)

8.10. Gelijktijdige verzending van voorontwerpen van wet, koninklijk besluit en ministerieel besluit naar de Raad van State en het Parlement

8.11. Mogelijkheid tot het evoceren van uitvoeringsbesluiten

8.12. Grondwettelijk verbod op bijzondere machten

8.13. Sancties bij niet-beantwoording van schriftelijke vragen

8.14. Inwerkingtreding van wet niet meer afhankelijk van beslissing uitvoerende macht

8.15. Meer evenwicht tussen regelgeving Parlement/regering

8.16. Wetsvoorstellen Planbureau

8.17. Kostprijsberekening partijprogramma's

8.18. Parlementsvoorzitter steeds uit oppositie/Verkiezing Parlementsvoorzitter

8.19. Afschaffing van de evocatieprocedure

8.20. De samenstelling van de Senaat

8.21. « Conferenties van burgers »/« Maison du Citoyen »

9. Het Arbitragehof

10. Depolitisering

11. Politieke partijen

11.1. Herwaardering

11.2. Grondwettelijke verankering

11.3. Verkiezingsuitgaven en financiering van de politieke partijen

12. De vervroegde ontbinding van de raden (gemeenschaps-, gewest-, provincie- en gemeenteraden)

13. « Handvest van de sociaal verzekerde »

14. Asielzoekers, vluchtelingen

15. Vrije meningsuiting

16. Afschaffing Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding

17. Versoepeling voorwaarden om als representatieve vakbond erkend te worden

18. Afschaffing ministeriële kabinetten

19. Afschaffing pariteit Ministerraad

20. Taalkennis ministers

21. Afschaffing faciliteiten