1-11 | 1-11 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU MERCREDI 29 NOVEMBRE 1995 |
VERGADERING VAN WOENSDAG 29 NOVEMBER 1995 |
De Voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goovaerts aan de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel over « de uitgifte van de zogenaamde lening `Philippe XVII' ». Ik stel voor ze samen te behandelen met de vraag om uitleg van de heer Coene over « de vaststelling van de modaliteiten van de jongste staatslening » eveneens gericht tot de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. (Instemming.)
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Goovaerts.
De heer Goovaerts (VLD). Mijnheer de Voorzitter, tussen 14 en 20 november werd een zogenaamde volkslening de « Philippe XVII » gelanceerd. Deze volkslening over 3, 6 en 9 jaar zou in de laatste twee perioden van 3 jaar minstens 6,75 en 7 pct. rente opbrengen. Deze rente zou naar boven worden aangepast als de marktrente op 3 jaar, weergegeven door de rente op de driejarige OLO's, hoger ligt.
Aangezien het eigenlijk gaat over drie leningen van ieder drie jaar die elkaar opvolgen is 1998 een sleuteljaar. Inderdaad, in 1998 komen belangrijke wijzigingen in het Europese muntstelsel in voege. Vermits de interesten op deze lening na 3 en 6 jaar op minstens 6,75 en 7 pct. wordt gebracht, is het natuurlijk interessant ze op te kopen. Bij de definitieve vastlegging van de pariteiten als de EMU er werkelijk zou komen is het dus van groot belang tegen een naar boven toe fluctuerende interestvoet aan te kopen en tevens een call-optie te nemen, dit is een optie om de lening te verlengen vooral na de eerste drie jaar. Die optie heeft natuurlijk waarde, en daar gaat het om.
Wij hebben vastgesteld dat een aantal institutionele kopers massaal hun lineaire obligaties verkochten, want de Staat betaalde eigenlijk minstens een half procent te veel wat op de 460 miljard opbrengst van deze lening een bedrag van 2 tot 3 miljard frank betekent.
De lening in kwestie werd inderdaad reeds na twee dagen afgesloten met een opbrengst van 460 miljard waarvan 150 miljard voor rekening is van de institutionele aankopers. De kleine spaarders alhoewel men deze lening een volkslening noemt konden nog wel intekenen, maar kwamen eigenlijk in concurrentie met de banken, met de institutionele investeerders, kortom met hun eigen geld.
Het absolute rekord van de opbrengst van deze lening staat in een schril contrast met de opbrengsten van vorige leningen. Zo werd vorig jaar in twee schijven 248 miljard gehaald.
De prijszetting van deze lening gebeurde op een onzorgvuldige wijze, wat een aantal belangrijke gevolgen had.
Een eerste gevolg is dat de kleine belegger aan wie men vaak verwijt dat hij te veel spaart werd uitgerangeerd en eigenlijk bedrogen, want hij had ook wel een voordeeltje verdiend. De winst op de operatie ging naar de institutionele investeerders die opkochten vanuit Londen. De rest ging naar andere institutionele investeerders.
Een ander gevolg konden wij vorige maandag lezen in de Wall Street Journal . Daarin stond dat OLO's werden aangeboden en toegewezen voor 16,055 miljard op biedingen voor bijna 79 miljard. Het minste dat tot nu toe ooit aan OLO's werd aangeboden en toegewezen is 30 miljard. Op die manier betaalt de belastingbetaler een tweede keer omdat hij zijn OLO's niet meer aan voor de Schatkist gunstige prijzen kan plaatsen. De Wall Street Journal wijst dan ook in de eerste paragraaf van het artikel op het verband tussen de « Philippe XVII » en de zeer beperkte toewijzing van de OLO's.
Op al deze gegevens, waaruit blijkt dat een en ander uit de hand is gelopen, reageerde de Vice-Eerste minister als volgt : « De opbrengst van deze lening maakt het mogelijk de consolidatiegraad van de schuld te verbeteren door kortlopende kredieten te vervangen door kredieten op lange termijn. » Dit is niet onjuist, maar men moet toegeven dat deze vervanging een prijs heeft gehad. Collega Coene zal u deze prijs straks zeer precies voorrekenen. Er zijn dus enkele miljarden verspeeld ten gevolge van deze foutieve prijszetting en bovendien konden de OLO's vorige week niet aan de beste voorwaarden plaatsen, wat een bijkomende verliespost vormt.
Deze eerste verklaring die eigenlijk geen steek houdt werd gevolgd door andere beschouwingen. Op een persconferentie van de administrateur-generaal van de Belgische Schatkist werd enkele dagen later meegedeeld dat er eigenlijk geen vuiltje aan de lucht was. De kabinetschef was het hiermee blijkbaar niet eens want hij verklaarde aan de pers : « Achteraf gezien was de prijszetting misschien wat te laks. » Hij voegde eraan toe : « We doen altijd een goede zaak in 1998 want dan kunnen we een negenjarige OLO uitgeven en de gemiddelde rentevoet op de Philippe XVII is dan nog altijd 47 basispunten minder dan de intrestvoet op die OLO. » Misschien heeft de kabinetschef een glazen bol.
Vice-Eerste minister Van Rompuy verklaarde in een uitzending van De Zevende Dag dat de rente bij de uitgifte van de lening lichtjes was gedaald, wat verklaart waarom de Philippe XVII zo uitgebreid is opgekocht.
In Mise au Point verklaarde Vice-Eerste minister Maystadt dat er geen verschil was met de voorwaarden van de Philippe XII en XIII. Er is echter wel degelijk een verschil. Het ligt tussen drie en vijf miljard want het kabinet had niet gezien wat de institutionele intekenaars vooral in Londen, waarlangs de Belgische Banken waarschijnlijk hun aankopen deden wel hadden gemerkt, namelijk dat de Europese Unie na de eerste periode van drie jaar voor deze belangrijke EMU-keuze zou staan.
Professor Jaumain van de Universiteit van Leuven kwam gisteren in L'Écho de la Bourse op een andere manier ter hulp. Uit een vergelijking met de rentabiliteit van de Philippe XII en XIII besluit hij dat de Philippe XVII niet voordeliger is. Hij plaatst zich hierbij volledig buiten de rentecontext van de uitgave van de Philippe XII en XIII, die anderhalf jaar geleden werden uitgegeven. Om op een wetenschappelijke wijze uit te leggen dat de institutionele investeerders geen voordeel hadden bij de operatie door middel van de opties zegt hij : « Pour les banques, le prix des options est pratiquement compensé par les frais de distribution et les conditions des trois emprunts sont sensiblement équivalents ». Deze professor is dus wel ter hulp gesneld, maar maakt een vergelijking die niets met de zaak te maken heeft.
Na al die uitleg hebben de analysten vastgesteld : ten eerste, het eigen produkt werd slecht ingeschat; ten tweede, er was een slechte timing want de voorwaarden voor de leningen worden te lang vooraf vastgelegd; ten derde, er was een slechte prijszetting want er werd geen rekening gehouden met de reële financiële waarde van de lening met de optie na drie jaar; ten vierde, het uitgiftebedrag was te hoog; ten vijfde, er was geen beperking van de deelname van de institutionele beleggers hoewel dat goed te doen ware geweest; ten zesde, de optieprijs verdwijnt bij de institutionelen; ten zevende, de rentepremie gaat naar de institutionelen en niet naar degenen voor wie de lening eigenlijk was uitgeschreven, namelijk het volk. Daaraan wordt nog toegevoegd dat de Regering door de prijszetting vanaf volgend jaar dreigt opgezadeld te worden met heel wat intrestlasten die niet in de begroting zijn opgenomen. Eén van de analysten heeft daarbij opgemerkt en ik laat dat voor zijn rekening dat men over dergelijke technieken in de financiële handboeken kan lezen.
Wij stellen dus vast dat hier een belangrijk bedrag van zo'n drie à vijf miljard verloren is gegaan. Daarmee hadden we misschien in één keer het armoedeprobleem in Brussel kunnen oplossen en de Brusselse OCMW's en de ziekenhuizen van fondsen kunnen voorzien.
Ik vrees dat men in de toekomst met een ander, nog vervelender aspect zal worden geconfronteerd. De minister heeft aangekondigd dat de Belgische Staat na deze lening staatsbons, vergelijkbaar met kasbons, zal uitgeven. Misschien komt er geen « Philippe » meer, omdat hij er een beetje moeite mee heeft deze naam te dragen op het ogenblik dat al deze miljarden verloren gaan en heeft hij besloten dat het volk voortaan kan intekenen op staatsbons. Kasbons maken echter de zuigkracht uit van de financiële instellingen en als de Staat zich nu op hetzelfde terrein en onder dezelfde omstandigheden gaat begeven als de financiële bemiddelaars, onder meer de banken en dus in concurrentie komt met de privé-sector, dan vraag ik mij af of al het bankpersoneel dat als taak heeft kasbons te verkopen, niet in de problemen zal komen. Ik vrees dus dat er in de banken werkgelegenheidsproblemen zullen ontstaan.
Tot slot wil ik nog enkele vragen stellen. Ten eerste, hoe is zoiets kunnen gebeuren ? Ten tweede, hoe kan het in de toekomst worden vermeden ? Ten derde, wie heeft er voordeel gehad bij deze operatie ? Ten vierde, hoe zal het verlies worden gerecupereerd ? Ten vijfde, zal de kleine belegger in de toekomst nog alleen staatsbons kunnen kopen en wat zal de invloed daarvan zijn op de banksector en de tewerkstelling in deze sector ?
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Coene voor het stellen van zijn vraag om uitleg.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de Voorzitter, de jongste staatslening, « Philippe XVII », had op het eerste gezicht een overweldigend succes. Dat succes had echter weinig te maken met het massale spaaroverschot van de privé-beleggers, maar wel met een meer dan gewone belangstelling van institutionele beleggers. Bij nader toezien is dat succes niet zo verbazingwekkend, want er is duidelijk iets misgegaan met de prijszetting van de lening.
Vóór ik echter bij het probleem van de prijszetting kom, wil ik het eerst nog over drie andere punten hebben. Om te verklaren waarom deze lening succesvol was, werden een aantal argumenten aangehaald. Allereerst werd gezegd dat de dagen vóór de uitgifte van de lening de lange-termijnrente plots daalde. Dit gaat echter niet op, want tussen vrijdag, de dag waarop de emissieprijs werd vastgesteld, en dinsdag, de eerste dag waarop banken en privé-beleggers konden intekenen, is de lange-termijnrente met drie basispunten gestegen, niet gedaald. Ze was wel gedaald in de periode vóór de vaststelling van de uitgifteprijs, maar in de tussenperiode, die toch cruciaal was om eventuele fouten op te vangen, was zij niet gedaald maar wel degelijk gestegen. Dat argument gaat dus niet op om het succes van de lening te verklaren. Ten tweede, zoals collega Goovaerts heeft aangehaald, zou het succes van de lening geen probleem vormen aangezien het toeliet de consolidatie van de globale schuld te verbeteren.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, u hebt me zwaar ontgoocheld. De beroepsernst, die u aan de dag legt bij de uitoefening van uw ambt, is alom bekend en wordt ook alom gewaardeerd. Dat u evenwel met zo een argument op de proppen komt, vind ik een belediging aan het gezond verstand van de burger.
Natuurlijk heeft de massale belangstelling voor de jongste staatslening toegelaten de consolidatie van de staatsschuld te versnellen, maar dat hoefde de belastingbetaler toch geen 5 miljard te kosten. Dit argument houdt impliciet in dat er iets fout was met de prijszetting.
Tenslotte verklaart u het succes van de lening door de goede timing. De eerste vervaldag van de lening, november 1998, zou namelijk samenvallen met de aanvangsdatum van de Economische en Monetaire Unie. Ook dit argument is niet ernstig. De cruciale datum is niet de aanvangsdatum van de EMU, begin 1999, maar de datum waarop zal worden bepaald wie mag toetreden tot de Unie. Dat is begin 1998. Het geld van de beleggers ligt dus nog elf maanden vast in een instrument waaruit ze niet weg kunnen en als de Belgische frank niet wordt toegelaten tot de EMU zitten ze zeker vast. Dit argument kan het succes van de lening dus niet verklaren.
Als we nagaan waarom de lening toch zo een overweldigend succes kende komen we telkens tot dezelfde vaststelling, namelijk dat de prijszetting fout was, en wel op twee gebieden : enerzijds bij de initiële uitgifteprijs voor institutionele beleggers, en anderzijds bij de prijszetting voor de rente-optie.
Ik verontschuldig mij omdat dit gedeelte van mijn uiteenzetting eerder technisch zal zijn, wat echter noodzakelijk is om politieke conclusies te kunnen trekken. Ik wil namelijk duidelijk aantonen waar de fout is gelegen.
Voor de privé-beleggers is er met de uitgifteprijs van 100,25 geen probleem. Dit geeft de eerste drie jaar een rendement van 5,01 pct. Aangezien het rendement van een kasbon op drie jaar 5,10 pct. bedraagt en er kosten aan verbonden zijn, wat niet het geval is met de staatslening, is het rendement van de staatslening ermee vergelijkbaar. Er werd dus niets gedaan speciaal voor de kleine belegger. Het is dan ook niet verwonderlijk dat die slechts matige belangstelling heeft getoond voor deze staatslening.
Voor de institutionele beleggers werd evenwel een korting gegeven. Zij mochten inschrijven tegen 99,1 pct. Dit geeft ze gedurende de eerste drie jaar een rendement van 5,43 pct., of 25 basispunten meer dan het gemiddelde rendement op de markt op dat ogenblik. Een kwart procent meer opbrengst is toch niet mis.
Deze korting is in principe bedoeld om de kosten te compenseren die de banken doen bij het verspreiden van de lening onder het brede publiek. In theorie zou dit dus niet mogen worden meegeteld bij de berekening van het rendement. In de praktijk zien we echter dat de banken de korting op zak steken en bijzonder weinig doorverkopen aan het brede publiek. Slechts 10 à 15 pct. van de « Philippes » worden via de banken nog bij het publiek geplaatst. De rest stoppen de banken in hun eigen portefeuille en dus steken ze ook de korting voor de plaatsing ervan op zak. Voor hen is het globale rendement dus 5,43 pct. voor de eerste drie jaar, dit is 25 basispunten boven de marktrente.
Er is iets heel eigenaardigs gebeurd, de ambtenaren van het ministerie van Financiën hebben dan dit rendement gecorrigeerd met de put. Dit is het recht om op het einde van het derde jaar uit de lening te stappen. Gecorrigeerd met deze put bekomen ze voor institutionele beleggers een rendement dat vergelijkbaar is met het marktrendement. Hier is de fout gemaakt. Deze put of uitstapprijs is in de huidige constructie van de lening volkomen zinloos, want wie zal uit een lening stappen die gegarandeerd 6,75 pct. opbrengt en die indien de intresten op de markten toevallig hoger zijn, ook dit hogere rendement geeft ? Deze put is dus zinloos en het rendement moet hiervoor niet worden verbeterd. Het rendement dat de institutionele beleggers krijgen, is dus wel degelijk 5,43 pct., dit is 25 basispunten boven de marktrente.
Zelfs indien de houders van obligaties op het einde van de drie jaar om andere redenen, bijvoorbeeld wegens liquiditeitsproblemen, toch uit de lening willen stappen, dan kunnen ze die zonder enig probleem op de markt kwijtraken waarschijnlijk zelfs boven pari, gezien de karakteristieken van de lening. Dan zullen zij zeker niet bij de Staat komen aankloppen om het uitstaprecht uit te oefenen.
Dit is dus de eerste fout die gebeurd is in de prijszetting en die als gevolg heeft dat de banken een kwart procent boven de marktrentevoet hebben gekregen. Toegepast op het geheel van de lening betekent dit een geschenk van ten minste drie miljard frank aan de banken.
Het is duidelijk dat de ambtenaren verstrikt zijn geraakt in de complexiteit van de structuur die ze zelf op poten hebben gezet. Ze hebben blijkbaar een aantal elementen met elkaar verward. Er is natuurlijk ook een andere uitleg mogelijk, namelijk dat zij wel degelijk wisten wat er aan de gang was, maar dat ze een rookscherm hebben willen optrekken opdat men niet zou zien dat aan de banken een geschenk werd aangeboden.
Eén fout was blijkbaar niet voldoende. Er werd nog een tweede fout gemaakt bij de prijszetting. Om redenen waarop ik later nog zal ingaan, werd een rente-optie ingebouwd na drie en zes jaar met een floor, dit wil zeggen een gegarandeerd minimum-rendement. Deze optie werd in de prijszetting echter niet weergegeven. Het is nochtans algemeen geweten dat een rente-optie op de hedendaagse gesofisticeerde financiële markten heel wat geld waard is. Dat wordt door professor Jaumain trouwens ook toegegeven. Deze rente-optie kan immers afzonderlijk van de titel verhandeld worden en is dus voor de banken wel wat waard.
Op basis van de historische evolutie van de volatiliteit van de rente over drie jaar voor een dergelijk instrument bedraagt de theoretische waarde van de rente-optie zestig basispunten. Deze theoretische waarde is natuurlijk voor discussie vatbaar. Meer realistisch is het te kijken wat er op de financiële markten gebeurt. Op het ogenblik worden op de markt rente-opties van de Philippe XVII aangeboden tegen veertig basispunten. Dat lijkt mij een realistische prijs. Ook Professor Jaumain komt in zijn artikel tot eenzelfde prijs. Hij zegt dat de waarde van de rente-optie gelijk is aan de distributiemarge van de banken en die is ook veertig basispunten waard. Ik heb er in het begin reeds op gewezen dat die distributiemarge niet bestaat, maar enkel fictie is.
Veertig basispunten is dus een redelijke prijs voor een rente-optie. Dit betekent dat de banken bijkomend geld kunnen halen uit de verkoop van een instrument waarvoor zij niet hebben betaald. Indien zij alle opties verkopen kunnen zij 3,5 miljard frank verdienen.
De totale extra-winst voor de banken bedraagt dus meer dan 6 miljard. Vermits niet alle elementen voor honderd procent zullen worden gebruikt, kan het totaal iets lager liggen, maar dat zal niet zo een groot verschil uitmaken.
De institutionele beleggers hebben natuurlijk ingezien hoe gunstig de lening was geprijsd en hebben massaal ingeschreven. De grote belangstelling uit Londen heeft natuurlijk te maken met het fenomeen van de XN-rekeningen. Met die XN-rekeningen kan men niet alleen automatische vrijstelling van roerende voorheffing genieten voor OLO's en schatkistcertificaten, maar ook voor klassieke leningen. Bovendien is die vrijstelling niet beperkt tot financiële tussenpersonen, maar geldt zij ook voor particulieren. De ambtenaren van het ministerie van Financiën hebben echter geen rekening gehouden met de impact van de hervormingen op de financiële markten die u hebt doorgevoerd. Dit is de derde fout die werd gemaakt. Nu kunnen immers buitenlandse banken zonder enige formaliteit de vrijstelling van roerende voorheffing genieten en hebben zij de garantie van een grote liquiditeit.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, u zult moeten toegeven dat de accumulatie van fouten bij het uitschrijven van deze lening indrukwekkend is. Dat er fouten gemaakt worden is niet zo verwonderlijk wanneer men de financieringspolitiek van de overheid misbruikt voor politieke propaganda. Zo werd het succes van de vorige scharnierleningen, Philippe XII en Philippe XIII verkeerd geïnterpreteerd. Ook dan heeft hetzelfde fenomeen zich voorgedaan. Toen lag de rente van de lening voor institutionelen ook boven de marktrente. Het verschil bedroeg evenwel geen 25 basispunten, maar slechts 15. De XN-rekeningen bestonden op dat ogenblik echter nog niet, zodat voor de buitenlandse investeerders het probleem van de liquiditeit en van de administratieve afhandeling van de roerende voorheffing veel belangrijker was en de aantrekkingskracht dus iets minder uitgesproken. Ook op dat ogenblik heeft men echter de verkeerde conclusies getrokken. Toen werd het succes toegeschreven aan het vertrouwen in het regeringsbeleid en men is niet dieper ingegaan op de echte redenen van het succes.
Ik heb vroeger zelf nog op het kabinet van de minister van Financiën gewerkt en weet dus uit ervaring dat het, indien men op dat ogenblik de markt een klein beetje getoetst had, duidelijk zou zijn geworden dat er ook met die leningen al een probleem was, dat toen echter snel had kunnen worden opgevangen.
Dat is evenwel blijkbaar niet gebeurd.
De jongste staatslening was opnieuw op politieke uitgangspunten gebaseerd. Na de mislukking van de begroting 1996 en de flop van de vorige lening kon de Vice-Eerste minister zich geen nieuwe vergissing meer veroorloven en werd overduidelijk te agressief geprijsd en met een aantal elementen geen rekening gehouden.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, waarom heeft uw administratie de constructie zo ingewikkeld gemaakt, zodanig zelfs dat ze door de ingewikkeldheid ervan zelf werd misleid ? Dit is onder meer te wijten aan het feit dat u interestlasten wou verschuiven naar de volgende legislatuur door gedurende de eerste drie jaar zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren en de factuur daarvan door te schuiven naar de volgende legislatuur. Als men dergelijke methodes gebruikt dan moet het wel mislopen.
Mijn politieke conclusies zijn tweeërlei. Vooreerst is het overduidelijk dat er bij de prijszetting van de jongste staatslening een en ander is misgelopen. Men heeft elementen in de prijs meegerekend die er niet moeten in meegerekend worden omdat ze volkomen zinloos zijn. De put na drie jaar heeft geen enkele betekenis. Het rendement is wel degelijk hoger gedurende de eerste drie jaar.
Bovendien loopt er blijkbaar iets fundamenteel fout in het systeem van uitgifte van leningen voor het grote publiek. Het moet toch wel eens overwogen worden wat de zin is van het betalen van een plaatsingscommissie aan de banken als de banken nog amper leningen plaatsen bij het grote publiek. De financiële markten werken immers niet in vakjes, maar wel geglobaliseerd.
Als men verschillende prijzen zet voor verschillende marktprijzen, dan worden fouten, zoals nu bij de jongste staatslening, onvermijdelijk. Er moeten duidelijk andere formules gevonden worden om dit probleem op te lossen. De kost moet evenwichtig zijn, zodat zowel de institutionele belegger als de kleine belegger op de lening kunnen intekenen.
De belangrijkste politieke conclusie is evenwel dat er een zware beroepsfout werd begaan. Wanneer iemand in de privé-sector een dergelijke fout zou maken, dan zou hij onmiddellijk gesanctioneerd worden. Hij zou wellicht amper de tijd krijgen om zijn bureau vrij te maken.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, er is echter meer. Uw administratie is er als de kippen bij om iemand die zijn belastingaangifte uit onwetendheid verkeerd invult omdat de fiscale wetten voor de zoveelste keer werden gewijzigd, onmiddellijk aan te vallen, hem van fraude te beschuldigen en hem op te zadelen met een fikse boete en een eventuele straf. Deze burger, maar ook degenen aan wie dagelijks nieuwe inspanningen gevraagd worden om de geldhonger van de overheid te stillen aanvaarden niet dat ambtenaren met spelletjes mogen spelen die de belastingbetaler vijf miljard kosten, en dan straffeloos verder mogen doen. Hier werd duidelijk met spelletjes gespeeld. Er werd een heel ingewikkelde constructie gemaakt waarin men zelf verstrikt is geraakt, zodat de prijszetting uiteindelijk volkomen verkeerd uitviel. Dit gebeuren laten voorbij gaan zonder ingrijpen is niet van aard het vertrouwen van de burger in de overheid te herstellen, integendeel.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, u draagt hier een grote verantwoordelijkheid. Waarom hebben uw ambtenaren niet eerst de temperatuur van het water gevoeld vooraleer in het water te springen ? Zeker met een dergelijk ingewikkeld produkt was een toetsing van de markt toch wel aangewezen om te zien of de prijs in de gulden middenweg lag. Wie draagt de verantwoordelijkheid voor deze miskleun en welke sanctie overweegt u tegen de verantwoordelijke die de belastingbetaler met ongeveer vijf miljard frank heeft opgescheept ? Hoe overweegt u deze kost voor de belastingbetaler te recupereren ? (Applaus.)
De Voorzitter . Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.
De heer Maystadt , Vice-Eerste minister en minister van Financiën. Mijnheer de Voorzitter, de Schatkist heeft de Philippe XVII-lening aangeboden tegen een a priori marktconforme prijs. Ex ante werd geen enkele beoordelingsfout gemaakt, noch wat de evaluatie van het instrument betreft vanuit het standpunt van de Schatkist met betrekking tot al de mogelijke rentevoetscenario's, noch wat de evaluatie betreft van de opties die aan de beleggers werden aangeboden. Een jaar geleden werd de gevolgde financiële techniek reeds met succes uitgeprobeerd bij de Philippe XII- en XIII-leningen. De parameters van de lening, met inbegrip van de uitgifteprijs, werden op marktconforme wijze vastgesteld zoals dit reeds het geval was bij de Philippe XII-lening. De leningsvoorwaarden, die reeds bekend waren op 24 oktober, hebben op dat moment overigens geen vragen doen rijzen bij degenen die thans kritiek uitoefenen op grond van een ex post gemaakte analyse.
De methode voor het evalueren van een financieel instrument met verschillende optionele componenten houdt een statistische analyse in en een kwantificering van de probabiliteit van de verschillende scenario's die de waarde van de opties kunnen beïnvloeden. De Schatkist heeft deze analyse punt per punt gemaakt.
De Schatkist heeft de markt discreet gepeild naar de waarde van de opties vervat in de lening. Een zeer precieze evaluatie van dit instrument is moeilijk te realiseren, daar de parameters voor de evaluatie constant fluctueren. De Schatkist heeft de waarde van deze optie bepaald binnen een schommelingsmarge tussen 0,5 pct. en 1 pct. van de uitgifteprijs van de lening.
De Schatkist heeft een analyse gemaakt van de globale besparingen zowel voor een lening met opties als voor een lening zonder opties, dit voor de twee mogelijke rente-scenario's, namelijk voor een daling van de rente of een stijging. In het geval van een daling van de rente, bespaart de Staat ongeveer 0,5 pct. ten opzichte van de OLO op 9 jaar. In het geval van een stijging van de rentevoeten bevindt de Staat zich in dezelfde toestand als zou hij achtereenvolgens driemaal op drie jaar geleend hebben tegen de marktrente van dat ogenblik, doch zonder de risico's inzake de herfinanciering van een bedrag van dergelijke omvang. Dit resulteert in een gemiddelde rentevoet die iets hoger ligt dan de OLO's over dezelfde periode, ongeveer OLO + 18 vergeleken met OLO + 17 voor de eerste 3-6-9 lening, wat vergelijkbaar is met de andere volksleningen. De probabiliteit inherent aan deze scenario's, vermenigvuldigd met hun respectieve financiële resultaten, resulteert in een evaluatie van de opties die zich situeert binnen de schommelingsmarge waargenomen op de markt, dit is ongeveer 0,75 pct. Het is bijgevolg niet waar dat de Schatkist deze twee opties aan de markt cadeau heeft gedaan, want het aldus door de Schatkist bespaarde bedrag komt overeen met de gemiddelde schatting door de markt van de waarde van de opties die de Schatkist aan de markt biedt.
In alle opzichten is de Philippe XVII-lening volledig vergelijkbaar met de Philippe XII- en XIII-leningen die indertijd door de markten als zeer succesvol werden beschouwd.
Ex post ligt de verklaring voor de aanzienlijke trek van de institutionele beleggers in de synergie van een reeks factoren. De voornaamste factoren zijn zonder twijfel het verstevigde vertrouwen dat de beleggers aan de debiteur schenken en de stabiliteit van de Belgische frank. Andere factoren zijn van institutionele aard, zoals de ontwikkeling van het nieuwe clearing-systeem met de XN-rekeningen, of van structurele aard zoals de verbetering van de liquiditeit van de Belgische markt en de verweving ervan met de grooteuropese markten ingevolge de stabiliteit van de frank. Bepaalde factoren hebben dan weer veeleer te maken met het tijdstip. De datum van het eerste scharnier valt op een cruciaal moment in de totstandkoming van de monetaire unie, wat de subjectieve waarde van de impliciete optie blijkbaar heeft verhoogd. Al deze factoren hebben echter niets met de prijszetting van deze lening te maken en vormen dus geenszins een geschenk aan de institutionele beleggers. Er is geen sprake van een foutieve pricing en bijgevolg zijn de vragen naar sancties en het zogezegd recupereren van een verlies niet pertinent.
Dit kan ik probleemloos stellen daar de modernisering van het openbaar schuldbeheer onder mijn verantwoordelijkheid werd gerealiseerd. Dit heeft het mogelijk gemaakt om elk jaar tientallen miljarden te bezuinigen. Ik heb op dit domein dus van niemand lessen te krijgen en zeker niet vanuit een politieke hoek die zich tijdens de lange periode dat ze het ministerie van Financiën leidde op dit gebied bepaald niet ijverig heeft getoond.
Tot slot herinner ik eraan dat deze lening, in navolging van de vorige openbare leningen, kadert in het uitzonderlijke herfinancieringsprogramma dat in de lente van 1993 werd aangevat. Aanvankelijk had het programma betrekking op een bedrag van zowat 2 700 miljard frank, wat overeenkomt met 50 pct. van het uitstaande bedrag van de schuld in frank op middellange en lange termijn. Dit programma beoogde met name oude openbare leningen met hoge rentevoeten van gemiddeld 9 pct. te vervangen door minder dure leningen met een rente tussen 6,5 en 7,5 pct. Met een gewaarborgde minimumrentevoet beantwoordt de jongste lening met een gemiddelde rentevoet van 6,3 pct. volkomen aan deze strategie, waarvan de belastingplichtige uiteindelijk de voornaamste begunstigde zal zijn. Het herfinancieringsbeleid heeft immers een recurrente vermindering van de financiële lasten van de schuld mogelijk gemaakt ten belope van 60 miljard per jaar. Door de consolidatie van de openbare schuld te bevorderen heeft deze lening een bijkomende ontspanning van de rentevoeten op korte termijn mogelijk gemaakt, wat goed is voor de economie in het algemeen.
Verder is er geen directe invloed op of verband met de werkgelegenheid. De kwestie van de te hoge spaarquota van de Belgische gezinnen en de aanwending ervan door produktieve projecten die werkgelegenheid creëren, heeft technisch gezien niets met deze lening te maken.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Coene.
De heer Coene (VLD). Mijnheer de Voorzitter, niemand zal ontkennen dat Vice-Eerste minister Maystadt heel wat inspanningen heeft gedaan om het schuldbeheer in dit land structureel te verbeteren. De discussie van vandaag gaat echter niet daarover, maar over wat er allemaal is misgelopen met de jongste staatslening. De uitleg die de minister daarover zonet heeft gebracht, is voor mij alleszins niet overtuigend. De feiten zijn daar, de banken hebben nu voor 400 miljard kunnen inschrijven op een lening waarvoor ze 25 basispunten meer rendement krijgen dan wanneer zij dat op de markt hadden moeten doen. Als toemaatje krijgen ze dan nog rente-opties die ze kunnen verkopen. Dat is nog een bijkomende winst. Zij hebben dus meer gekregen dan indien zij hetzelfde geld op de markt hadden moeten investeren. Dat is de essentie van de hele operatie en de som van deze twee elementen samen brengt ons op meer dan vijf miljard.
Ik meen bijgevolg dat er een grondig onderzoek moet komen over wat hier effectief misgelopen is. Ik vraag de minister dit debat in alle sereniteit te laten verlopen en aan de internationale instellingen zoals Moody, of Standard & Poor te vragen een evaluatie te maken van de voorwaarden van deze lening. Daaruit zal duidelijk blijken dat er een ernstige fout werd gemaakt. Men is verstrikt geraakt in de complexiteit van een constructie waarbij men geen overzicht meer had over alle elementen. (Applaus.)
De Voorzitter. Tot besluit van de vragen om uitleg van de heren Goovaerts en Coene heb ik twee moties ontvangen.
De eerste, ingediend door de heren Coveliers en Devolder, luidt :
« De Senaat,
Gehoord de vragen om uitleg van de senatoren Goovaerts en Coene en het antwoord van de minister van Financiën,
Eist dat de Regering maatregelen neemt tegenover de verantwoordelijken voor de begane miskleun die de belastingbetaler vijf miljard frank kost. »
De tweede, ingediend door de heer Hostekint, mevrouw Bribosia en de heer Staes, luidt :
« De Senaat,
Gehoord de vragen om uitleg van de heren Goovaerts en Coene en het antwoord van de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel,
Gaat over tot de orde van de dag. »
« Le Sénat,
Ayant entendu les demandes d'explications de MM. Goovaerts et Coene et la réponse du Vice-Premier ministre et ministre des Finances et du Commerce extérieur,
Passe à l'orde du jour. »
Wij stemmen later over de gewone motie, die de voorrang heeft.
Nous procéderons ultérieurement au vote sur la motion pure et simple qui bénéficie de la priorité.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.