1-527/1 | 1-527/1 |
21 JANUARI 1997
« Slachtoffers die hun verhaal aan de buitenwereld vertellen, worden vaak geconfronteerd met ongeloof en afgrijzen. Men wil niet geloven dat zoiets kan bestaan, want dan hoeft men er ook niets aan te doen. Hoe bind je trouwens de strijd aan met iets dat je nauwelijks met je verstand of gevoel kunt bevatten ? » Dit schrijft Carine Hutsebaut in haar boek « Kinderen houden niet van krokodillen », over incest en kindermisbruik.
Dit citaat duidt goed aan wat er gebeurt wanneer een slachtoffer van seksueel misbruik wil opkomen tegen het onrecht dat hem/haar werd aangedaan. Het is niet zo evident om als slachtoffer naar het gerecht te stappen en klacht in te dienen. Verschillende elementen, eigen aan de aard van het misdrijf, zorgen ervoor dat slachtoffers in de eerste plaats het stilzwijgen bewaren voor hun eigen veiligheid en die van anderen. Bovendien duurt het ettelijke jaren vooraleer iemand een dergelijke traumatische ervaring heeft verwerkt en hierover durft te spreken.
Seksueel misbruik van minderjarigen is een verdoken probleem dat in alle lagen van de bevolking voorkomt. Het Franse ministerie van Volksgezondheid heeft ooit vooropgesteld dat wel 25 % van de kinderen het slachtoffer zouden zijn van seksueel misbruik. Hoogste tijd dus om extra aandacht te besteden aan het beleid terzake.
Door de wet van 13 april 1995 werd een poging ondernomen om deze problematiek voor een stuk te regelen : de verjaringstermijn voor de strafvordering van seksueel misbruik ten aanzien van minderjarigen begint pas te lopen vanaf de dag waarop het slachtoffer de leeftijd van achttien jaar bereikt. Deze verjaringstermijn voor de strafvordering bij aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, respectievelijk 5 en 10 jaar, is echter nog steeds te kort en komt niet tegemoet aan de noden van de slachtoffers. Daarom stel ik voor om deze verjaringstermijnen af te schaffen.
Hiervoor pleiten verschillende argumenten.
In eerste instantie is er, zoals hierboven reeds gesteld, de aard van de problematiek en de personen die erbij betrokken zijn. Seksueel misbruik raakt een persoon tot in het diepste van de ziel. Het heeft te maken met misbruik van macht van een (fysiek) sterkere tegenover een zwakkere persoon. Bij misbruik van minderjarigen gaat het bovendien vaak om misbruik door een « betekenisvolle » volwassene. In driekwart van de (geregistreerde) gevallen in Vlaanderen (1) gebeurde het misbruik door familieleden of personen die in het gezin van het slachtoffer woonden. Dit misbruik van macht en vertrouwen is dusdanig zwaar dat de invloed ervan nog lang kan blijven doorwerken na de feiten. Vaak uit de dader bedreigingen jegens de persoon in kwestie of mensen uit de naaste omgeving, zodat het slachtoffer in zijn/haar greep blijft. De bijkomende druk vanwege de familie is soms dusdanig groot dat een slachtoffer gewoon niet in staat is om binnen de geijkte periode klacht neer te leggen.
Er is ook steeds een probleem van bewijslast dat slachtoffers ervan weerhoudt om de stap naar het gerecht te zetten. Hoe bewijst men met name misbruikt te zijn geweest ? ! De bewijslast berust bij het slachtoffer, dat tijdens een rechtszaak vaak opnieuw door de hel moet gaan. In 1994 werden in België slechts 395 individuen veroordeeld voor het seksueel misbruik van minderjarigen. In Vlaanderen alleen al werden in ditzelfde jaar 1 323 minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik geregistreerd door de zes centra voor hulpverlening inzake kindermishandeling.
De verjaringstermijnen in de wetgeving beschermen in de praktijk de dader. Wanneer die erin slaagt om gedurende 5 of 10 jaar druk uit te oefenen op het slachtoffer, dan gaat hij/zij vrijuit. De verjaringstermijnen dragen in wezen niets bij tot de rechtszekerheid van de verdachten, vermits artikel 6 van het EVRM al bepaalt dat een ieder recht heeft op een afhandeling van zijn/haar rechtszaak binnen een redelijke termijn. Wel minimaliseren deze termijnen de kans om een veroordeling op te lopen. Veel te vaak worden in het licht van de verjaringstermijnen klachten geseponeerd door het openbaar ministerie. Een afschaffing van de verjaringstermijn voor de strafvordering bij aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen, betekent daarentegen wél grotere rechtszekerheid voor het slachtoffer. Deze maatregel voorkomt een secundaire « victimisering » van het slachtoffer door de huidige wetgeving en maakt het gerecht ineens een stuk « slachtoffervriendelijker ».
Artikel 2
Dit artikel schaft de verjaringstermijn van de strafvordering af voor het aangeven van volgende misdaden en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid : aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, en het aanzetten tot en « organiseren » van ontucht en prostitutie van minderjarigen.
Artikel 3
Aangezien deze wetswijziging geen grote aanpassingen vraagt van het huidige justitieel apparaat, wordt ervoor geopteerd om deze wet onmiddellijk in werking te laten treden, m.n. de eerste dag na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Bert ANCIAUX |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wordt het artikel 21bis vervangen als volgt.
« Art. 21 bis. In de gevallen bedoeld in de artikelen 372, 373, 375, 379 en 380bis , § 4, van het Strafwetboek, vervalt de verjaringstermijn van de strafvordering. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking de eerste dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .
Bert ANCIAUX. Guy VERHOFSTADT. |
(1) Deze registratie gebeurde door de Vlaamse centra voor hulpverlening inzake kindermishandeling.