1-465/1 | 1-465/1 |
12 NOVEMBER 1996
(Verklaring van de wetgevende macht
zie « Belgisch Staatsblad » nr. 74 van 12 april 1995)
Artikel 151 van de Grondwet is tijdens deze zittingsperiode vatbaar voor herziening. De Witte Mars van 20 oktober 1996 heeft de ontwikkeling naar een volstrekte depolitisering in een stroomversnelling gebracht.
Bedoeling moet zijn te komen tot een corps van onafhankelijke, hoogstaande, onkreukbare magistraten.
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is ongetwijfeld één van de hoekstenen van onze parlementaire democratie. De onafhankelijkheid van de rechter wordt in de eerste plaats door de magistratuur zelf ingevuld, en wel door de wijze van uitoefening van het rechterlijk ambt, door de wijze van rechtspreken. De Grondwet moet echter de minimale objectieve voorwaarden daartoe scheppen.
Artikel 152 van de Grondwet waarborgt terzake nu reeds de onafzetbaarheid van de rechters door de uitvoerende macht en de onmogelijkheid voor de uitvoerende macht om een rechter zonder zijn toestemming over te plaatsen.
Een en ander is echter onvoldoende. Vooral de laatste decennia is de politieke aanhorigheid van de (kandidaat)magistraat een steeds grotere rol gaan spelen bij benoeming en bevordering, derwijze dat leden van de rechterlijke orde zelf publiek hun bezorgdheid uitten over de nadelige gevolgen hiervan op de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
In een rechtsstaat gebaseerd op de scheiding der machten dient de absolute onafhankelijkheid bij het rechtspreken beoogd te worden. Daarom dient gestreefd te worden naar een gedepolitiseerde, objectieve manier van werving, selectie en benoeming.
Het argument dat de rechterlijke macht een weerspiegeling moet zijn van de zogezegde maatschappelijke opinies, is vals. De facto wordt immers slechts de afspiegeling van bepaalde politieke stromingen beoogd. Een volkomen gedepolitiseerde aanwervingsprocedure biedt daarentegen de beste garantie voor een rechterlijke macht waarin alle opinies vertegenwoordigd zijn.
Bovendien is de politisering van de rechterlijke macht de wortel van veel, zoniet alle kwaad. Het bestendigt de verplichte politieke aanhorigheid van de (kandidaat)magistraat, waarbij een schijn van partijdigheid gewekt wordt. De publieke opinie denkt onvermijdelijk aan het gezegde : « de ene dienst is de andere waard ».
In het onderhavige voorstel wordt geopteerd voor het vastleggen van een aantal principes in de Grondwet. Deze dienen uitgewerkt te worden bij wet, goedgekeurd door een tweederden-meerderheid. Er moet immers vermeden worden dat een gewone parlementaire meerderheid, al dan niet in functie van regeerakkoorden, dergelijke fundamentele regels wijzigt. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is dermate belangrijk dat ze dient gedragen te worden door een ruime politieke meerderheid.
Een eerste principe is dat de wet de objectieve criteria voor werving, selectie en benoeming vastlegt en daarbij de onafhankelijkheid van de rechter waarborgt. « Politieke » voordrachten zijn dus uitgesloten. Uitsluitend de bekwaamheid en geschiktheid van de kandidaat mogen in aanmerking genomen worden.
Een tweede principe is de oprichting van een Hoge Raad voor de rechterlijke macht. Deze bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige Raad die bevoegd zijn voor de voordracht van respectievelijk de Nederlandstalige, en de Franstalige kandidaten. Daarnaast is de Hoge Raad onder andere bevoegd voor het opstellen van de examenprogramma's, voor de programma's van opleiding en vorming, voor advies over de werking van het gerecht en de gerechtelijke organisatie en voor de tuchtregeling.
Bij dit laatste moet opgemerkt worden dat artikel 152 van de Grondwet bepaalt dat geen rechter uit zijn ambt kan worden ontzet of geschorst worden dan door een vonnis. Dit artikel is evenwel niet vatbaar voor herziening. Terzake kan dus slechts ten vroegste in een volgende zittingsperiode een coherent stelsel uitgewerkt worden.
Het zal tijd vergen vooraleer de Hoge Raad operationeel is. Er dient derhalve een overgangsregeling getroffen te worden. Deze tijdelijke regeling bestaat erin dat voor benoemingen tot eender welk ambt in de rechterlijke orde het advies van de adviescomités (art. 259ter Ger. W.) dient gevraagd te worden.
Bij gewone wet dienen de desbetreffende bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek onmiddelijk gewijzigd te worden in die zin dat de bedoelde adviescomités de kandidaten rangschikken. De benoemende overheid mag van het advies slechts afwijken bij uitdrukkelijk gemotiveerde beslissing, met dien verstande dat nooit mag benoemd of bevorderd worden wanneer een ongunstig advies werd gegeven.
Jan LOONES. |
Enig artikel
Artikel 151 van de Grondwet wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 151. De wet waarborgt de onafhankelijkheid van de leden van de rechterlijke macht en bepaalt de objectieve criteria die gelden voor de werving, selectie en benoeming.
Er bestaat voor geheel België een Hoge Raad voor de rechterlijke macht, bestaande uit een Nederlandstalige Raad en een Franstalige Raad. De wet regelt de inrichting, de bevoegdheid en de samenstelling van de Hoge Raad.
De rechters worden door de Koning benoemd, de Nederlandstalige rechters op voordracht van de Nederlandstalige Raad voor de rechterlijke macht, de Franstalige rechters op voordracht van de Franstalige Raad voor de rechterlijke macht.
De in dit artikel bedoelde wetten worden aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 198, tweede lid. »
Overgangsbepaling
Totdat de in het tweede lid bedoelde Hoge Raad voor de rechterlijke macht is samengesteld, gebeuren alle benoemingen van leden van de rechterlijke orde op advies van de adviescomités bedoeld in artikel 259ter van het Gerechtelijk Wetboek.
Jan LOONES. Bert ANCIAUX. Chris VANDENBROEKE. |