1-236/12

1-236/12

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

5 DECEMBER 1996


Wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet


SUBAMENDEMENTEN

op amendement nr. 83
(Gedr. St. 1-236/9)


Nr. 106 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 19

Het voorgestelde artikel 65bis vervangen door de volgende bepalingen :

« Art. 65bis. ­ § 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken, ook niet indien die akte of dat stuk betrekking heeft op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht.

Een register van inkomende en uitgaande stukken wordt bijgehouden in de diensten en instellingen van de provincie.

Aan de provincieraadsleden wordt een afschrift van de akten en stukken afgegeven wanneer zij daarom verzoeken bij de griffier van de provincie.

De provincieraadsleden ontvangen op hun verzoek een afschrift van de notulen van de vergaderingen van de bestendige deputatie binnen 15 dagen na die vergaderingen.

§ 2. De provincieraadsleden mogen alle inrichtingen en diensten bezoeken die de provincie opricht en beheert.

Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt op welke wijze en op welk tijdstip het inzage- en bezoekrecht kunnen worden uitgeoefend, alsmede onder welke voorwaarden een afschrift van de akten of stukken kan worden verkregen. Voor het verkrijgen van een afschrift van de akten of stukken kan een vergoeding aangerekend worden die overeenstemt met de kostprijs, zonder dat de personeelskosten op enigerlei wijze in rekening mogen worden gebracht.

§ 3. De leden van de provincieraad hebben het recht vragen te stellen aan de bestendige deputatie of aan de gouverneur over de aangelegenheden die het bestuur van de provincie betreffen.

Behoudens uitzonderingen die de wet bepaalt en zonder op enige wijze afbreuk te doen aan de aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegekende bevoegdheden, hebben de leden van de provincieraad het recht om geïnformeerd te worden door de gouverneur of door de bestendige deputatie over de wijze waarop ze hun bevoegdheden uitoefenen.

Om de leden van de provincieraad de kans te bieden mondelinge vragen over actuele onderwerpen te stellen, wordt aan het begin van iedere vergadering van de raad één uur uitgetrokken.

Voorts hebben de leden van de raad ook het recht schriftelijke vragen te stellen waarop geantwoord moet worden binnen een termijn van twintig werkdagen. Die vragen en antwoorden moeten verschijnen in een daartoe uitgegeven bulletin.

Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Het vraagrecht kan geen betrekking hebben op dossiers van administratief toezicht ten aanzien van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn. »

Verantwoording

Het artikel, in eerste lezing aangenomen door de Commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden, wordt aangehouden.

Nr. 107 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 20

Artikel 20 vervangen door de volgende bepalingen :

« Art. 20. ­ Artikel 66 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1952, 20 juni 1963, 6 januari 1984 en 15 maart 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Artikel 66. ­ § 1. De Koning bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de provincies volgens de principes van de dubbele boekhouding, alsook de nadere regels voor de uitoefening van de taken van de provinciale ontvanger en van de ontvangers en rekenplichtigen, bedoeld in artikel 114.

§ 2. Ieder jaar legt de bestendige deputatie tijdens een vergadering die wordt gehouden in de maand oktober, aan de provincieraad het ontwerp voor van begroting voor het volgende dienstjaar, alsook de rekeningen voor het vorige jaar. De bestendige deputatie legt aan de raad eveneens een algemene beleidsnota voor waarin de situatie van de provincie betreffende haar administratie wordt uiteengezet. Deze nota wordt bekendgemaakt in het « Bestuursmemoriaal ». De bestendige deputatie legt aan de Raad eveneens alle andere voorstellen voor die zijn nuttig acht.

§ 3. Naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen en de rekeningen, bespreekt de provincieraad op grondige wijze de in § 2 bedoelde nota. Hij bespreekt eveneens het beleid van de verschillende intercommunales of verenigingen waaraan de provincie deelneemt en in het beheer waarvan zij vertegenwoordigd is.

§ 4. Ieder jaar stelt de provincieraad de rekeningen van de provincie over het vorige jaar vast. De jaarrekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultatenrekening en de balans;

Bovendien stemt hij ieder jaar de begroting van de uitgaven voor het volgende dienstjaar en de middelen om daarin te voorzien en dit ten laatste op 31 oktober.

Alle ontvangsten en uitgaven van de provincie moeten op de begroting en in de rekeningen gebracht worden. »

Verantwoording

Omwille van de coherentie wordt voorgesteld de bepalingen van artikel 66 en artikel 115 van de provinciewet te groeperen in een zelfde bepaling.

In § 1, wordt het begrip rekenplichtige gepreciseerd volgens het verzoek van de Raad van State.

Nr. 108 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 23

Dit artikel wijzigen als volgt :

« Art. 23. ­ Artikel 75, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« In gevallen van dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden, kan de bestendige deputatie, op eigen initiatief, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden van de raad uitoefenen.

Haar besluit wordt medegedeeld aan de provincieraad, die er tijdens zijn volgende zitting akte van neemt. »

Verantwoording

Er moet worden verwezen naar de bepaling die overeenstemt met de nieuwe gemeentewet (art. 234, derde lid).

Nr. 109 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 23bis (nieuw)

Een artikel 23bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 23bis. ­ In artikel 78, tweede lid, van dezelfde wet de tweede zin doen vervallen. »

Verantwoording

In functie van de nieuwe opvatting van het mobiliteitsbeleid en de rol van de provincies als wegbeheerder wordt dit verbod best geschrapt.

Nr. 110 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 24

De tekst van § 2 voorgesteld in het 3º van dit artikel vervangen als volgt :

« § 2. De leden van de bestendige deputatie worden door de raad uit zijn midden verkozen.

In geval van vernieuwing van de provincieraad kunnen de verkozenen voor de raad kandidaten voordragen met het oog op deze verkiezing. Hiervoor moet per mandaat een gedagtekende akte van voordracht worden neergelegd in handen van de gouverneur, uiterlijk drie dagen vóór de zitting van de aanstelling van de raad.

Om ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ondertekend zijn ten minste door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. Ingeval de lijst waarop de kandidaat voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van wat voorafgaat, de handtekening van één onder hen. Behoudens in geval van overlijden of afstand van het mandaat van provincieraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor hetzelfde mandaat.

Wanneer geen enkele voordracht van kandidaten geschied is overeenkomstig het hierboven vermelde lid of wanneer de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om de bestendige deputatie volledig samen te stellen, kunnen ter zitting kandidaten mondeling worden voorgedragen, met uitsluiting van de schriftelijk voorgedragen kandidaten en die niet verkozen zijn.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid, door zoveel afzonderlijke stemmingen als er bestendig afgevaardigden te kiezen zijn. De rang van de afgevaardigden wordt bepaald door de volgorde van de stemmingen.

Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat is voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is het lid dat de meeste anciënniteit heeft als lid van de bestendige deputatie verkozen. »

Verantwoording

De voorgestelde opmaak houdt rekening met de opmerking van de Raad van State betreffende de duidelijkheid van de bepaling.

In het vierde lid in fine , wordt tevens rekening gehouden met de rechtspraak van het Arbitragehof die bepaalt dat in geval van mondeling ter zitting voorgedragen kandidaten, die schriftelijk voorgedragen kandidaten moeten worden uitgesloten die niet verkozen zijn.

Nr. 111 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 29

In het 2º van dit artikel de woorden « wijst de rapporteur aan » vervangen door de woorden « kan de rapporteur aanwijzen ».

Verantwoording

De bestendige deputatie moet de opportuniteit krijgen om een rapporteur aan te wijzen.

Nr. 112 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 30

Het 2º van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Deze schrapping wordt gerechtvaardigd door het desbetreffend advies van de Raad van State.

Idem, de Vlaamse Regering.

Nr. 113 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 30bis (nieuw)

Een artikel 30bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Artikel 107 van dezelfde wet opgeheven door artikel 6 van de wet van 6 januari 1984, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :

« De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de organisatie van het archief van de provinciebestuur. »

Verantwoording

Artikel 61 van het voorstel bepaalt dat een artikel 118bis wordt ingevoegd in de provinciewet. Rekening houdend met het voorwerp van deze bepaling en met de door de Raad van State voorgestelde invoeging van nieuwe titels in de provinciewet, is het aangewezen de inhoud van deze bepaling op te nemen in de titels met betrekking tot de algemene maatregelen betreffende de bestendige deputatie.

Nr. 114 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 32

Het 2º, het 3º en het 4º van dit artikel vervangen als volgt :

« 2º Het tweede lid wordt vervangen als volgt :

« De bevelschriften worden ondertekend door de gouverneur en door de griffier; »

3º Het derde, vijfde en zevende lid vervallen;

4º In het negende lid, dat het vijfde wordt, vervallen de woorden « en de comptabiliteit. »

Verantwoording

Er moet een einde komen aan de voorafgaande controle van het Rekenhof omwille van het afstemmen van de hervormingen die van toepassing zijn op de provincies op die die ingesteld is voor de gemeenten.

Nr. 115 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 35

In het voorgestelde artikel 113bis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In § 2, tweede lid, het woord « kan » vervangen door « wordt » en de woorden « benoemd worden » door « benoemd ».

2º Paragraaf 3 vervangen door de volgende bepaling :

« § 3. Vooraleer in functie te treden, legt de provinciale ontvanger de eed af tijdens een openbare vergadering van de provincieraad, in handen van de voorzitter.

Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt.

De ontvanger die zonder wettige reden de eed niet aflegt, na daartoe bij een ter post aangetekend schrijven uitgenodigd te zijn voor de eerstvolgende vergadering van de provincieraad, wordt geacht te verzaken aan zijn benoeming. »

3º Paragraaf 4 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Elk jaar legt hij bij het Rekenhof op de datum, vastgesteld door de reglementering betreffende de boekhouding van de provincies, rekenschap af van zijn beheer ».

Verantwoording

1º Aangezien het ambt van provinciaal rekenplichtige is afgeschaft, zou de vastbenoemde rekenplichtige die niet tot ontvanger zou worden benoemd, elk ambt ontzegd worden.

Aangezien een groot aantal aan de provinciale ontvanger toevertrouwde taken bovendien nu reeds zijn goedgekeurd door de provinciale rekenplichtige, moeten de titularissen van dit ambt benoemd worden in de graad van provinciaal ontvanger om aldus de continuïteit van de opdrachten op een harmonieuze manier veilig te stellen.

2º Deze bepaling moet zo gauw mogelijk aansluiten bij de overeenkomstige bepaling uit de nieuwe gemeentewet (art. 53).

3º Het Rekenhof moet de controle a posteriori behouden.

Nr. 116 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 38

In het voorgestelde artikel 113quinquies , een tweede lid toevoegen, luidende :

« De bestendige deputatie zorgt dat de zekerheid werkelijk gesteld wordt en te bekwamer tijd vernieuwd wordt. »

Verantwoording

Deze bepaling moet zo nauw mogelijk aansluiten bij de overeenkomstige bepaling uit de nieuwe gemeentewet (art. 62).

Nr. 117 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 41

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 113octies schrappen.

Verantwoording

Deze bepaling heeft betrekking op het geldelijk statuut van de provinciale ontvanger en kan derhalve beter onder artikel 42 van het voorstel worden geplaatst.

Nr. 118 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 42

Het voorgestelde artikel 113novies aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De diensten die de provincieontvanger, vóór zijn benoeming in die hoedanigheid, heeft vervuld bij de rijks-, gewest-, provincie- en gemeentebesturen, komen integraal in aanmerking bij de berekening van zijn wedde en van zijn rust- of overlevingspensioen ten bezware van de provincie. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 117.

Nr. 119 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 43

Het voorgestelde artikel 113decies aanvullen met een vierde lid, luidende :

« De provincieraad legt een tuchtstraf op aan de provincieontvanger die de verbodsbepalingen bedoeld in het eerste en het tweede lid overtreedt. »

Verantwoording

Deze bepaling moet aansluiten bij de overeenkomstige bepaling van de nieuwe gemeentewet (art. 68).

Nr. 120 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 44

In het voorgestelde artikel 113undecies de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º In het eerste lid de woorden « aan de provincieraad die de eindafrekening afsluit en de provincieontvanger kwijting verleent of een tekort vaststelt » vervangen door de woorden « aan het Rekenhof dat de eindafrekening definitief afsluit volgens de modaliteiten die voorgeschreven worden in artikel 10 tot 13 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. »;

2º Het tweede en het derde lid doen vervallen.

Verantwoording

De controle a posteriori van het Rekenhof behouden.

Nr. 121 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 49

Het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel 114sexies, vervangen als volgt :

« De provincieraad wijst de leden van de raad van bestuur van het autonome provinciebedrijf aan. Deze bestaat uit een aantal leden dat niet groter mag zijn dan een vijfde van het aantal provincieraadsleden. De meerderheid van de raad van bestuur bestaat uit leden van de provincieraad. Elke fractie is erin vertegenwoordigd. »

Verantwoording

Tegemoetkomen aan een opmerking van de Raad van State betreffende het gebrek aan duidelijkheid van de bepaling.

Nr. 122 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 56

Het artikel doen vervallen.

Verantwoording

Men moet zich op dit punt aansluiten bij de opmerking van de Raad van State.

Nr. 123 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 57

Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« Na artikel 114duodecies van dezelfde wet wordt een titel VIIquater ingevoegd, met als opschrift « Reglementen en verordeningen van de provincieraad of van de bestendige deputatie », die de artikelen 116 tot 118 bevat. »

Verantwoording

De artikelen 115 en 118bis (ingevoegd bij art. 61 van het voorstel) zijn omwille van de coherentie overgedragen naar andere plaatsen van de provinciewet die meer geschikt waren voor hun onderwerp.

Nr. 124 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 58

Het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« Artikel 115 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1952 en 6 januari 1984, wordt opgeheven. »

Verantwoording

De inhoud van artikel 115 van de provinciewet is opgenomen in artikel 66 van dezelfde wet.

Nr. 125 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 60

In het eerste lid, van § 2 van het voorgestelde artikel 118 de woorden « voorzitter van de bestendige deputatie » vervangen door het woord « gouverneur ».

Verantwoording

De bevoegdheid van de gouverneur in deze materie moet worden bevestigd.

Nr. 126 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 61

Het artikel doen vervallen.

Verantwoording

De inhoud van het voorgestelde artikel 118bis moet worden overgedragen naar het aldus opnieuw opgenomen artikel 107 van de provinciewet.

Nr. 127 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 79

Het in dit artikel voorgestelde artikel van de provinciewet vernummeren tot artikel 141.

Verantwoording

Motief van de wetgevingstechniek.

Nr. 128 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 80

Het in dit artikel voorgestelde artikel van de provinciewet vernummeren tot artikel 142.

Verantwoording

Motief van de wetgevingstechniek.

Nr. 129 VAN DE HEER PINOIE EN MEVR. VAN DER WILDT

Art. 81

Het in dit artikel voorgestelde artikel van de provinciewet vernummeren tot artikel 143.

Verantwoording

Motief van de wetgevingstechniek.

Nr. 130 VAN DE HEER PINOIE ET MEVR. VAN DER WILDT

Art. 84 (nieuw)

Een artikel 84 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 84. ­ De Koning kan de bestaande wetgevende bepalingen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de provinciewet.

Hij kan de provinciewet wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de wetgevende bepalingen die haar impliciet zouden wijzigen. »

Verantwoording

Dit amendement is geïnspireerd op artikel 6 van de wet van 26 mei 1989 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 24 juni 1988 houdende codificatie van de gemeentewet met als opschrift « Nieuwe gemeentewet ».

Eric PINOIE.
Francy VAN DER WILDT.