5-25

5-25

Belgische Senaat

5-25

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 9 JUNI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Mondelinge vragen

Verwelkoming van een buitenlandse delegatie

Mondelinge vragen

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 15 juli 2009, tussen het Koninkrijk België en het Prinsdom Monaco inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Akkoord (Stuk 5-961)

Wetsontwerp houdende instemming met het Tweede Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Australië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Canberra op 13 oktober 1977, zoals gewijzigd door het Protocol, ondertekend te Canberra op 20 maart 1984, en tot aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voormeld Tweede Protocol (Stuk 5-962)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Berlijn op 23 juni 2009, tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Protocol (Stuk 5-963)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 15 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Finland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 18 mei 1976, zoals gewijzigd door het Aanvullend Akkoord ondertekend te Brussel op 13 maart 1991, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-964)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, ondertekend te Brussel op 1 juni 1987, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-965)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 10 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Oslo op 14 april 1988, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-966)

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971, 8 februari 1999 en 12 december 2008, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Avenant (Stuk 5-967)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 14 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te San Marino op 21 december 2005, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-968)

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 23 oktober 2009, tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Prinsdom Andorra inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Akkoord (Stuk 5-969)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen België en Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen nar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 16 oktober 1969, zoals gewijzigd en aangevuld door het op 27 september 1999 te Kopenhagen ondertekende Protocol, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Protocol (Stuk 5-970)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Singapore op 6 november 2006, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-971)

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant en de uitwisseling van brieven, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het desbetreffende Slotprotocol, ondertekend te Luxemburg op 17 september 1970, zoals gewijzigd door het Avenant, ondertekend te Brussel op 11 december 2002, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Avenant (Stuk 5-972)

Voorstel van resolutie betreffende de strijd tegen de kinderarmoede (van mevrouw Olga Zrihen; Stuk 5-238)

Voorstel van resolutie betreffende de armoedebestrijding (van mevrouw Cindy Franssen c.s.; Stuk 5-254)

Voorstel van resolutie betreffende de bevordering van de toegang tot de informatie- en communicatietechnologie en de ontwikkeling van een internet voor de burger in het kader van de bestrijding van armoede en uitsluiting (van mevrouw Olga Zrihen; Stuk 5-328)

Inoverwegingneming van voorstellen

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Danny Pieters

(De vergadering wordt geopend om 15 uur.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Dimitri Fourny aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over «de tegemoetkoming van het Rampenfonds aan landbouwers die getroffen zijn door de droogte» (nr. 5-182)

De heer Dimitri Fourny (cdH). - Na een extreem strenge winter heeft de landbouwsector nu te kampen met een zeer droge lente, één van de droogste en de zonnigste lentes in ongeveer honderd jaar. De groei van graan, maïs, en andere gewassen komt dan ook in het gedrang. De landbouwers moeten hun vee voeren met de voorraden die ze gewoonlijk in de winter gebruiken en ze moeten aanvullende voeding kopen, wat een zware financiële last betekent.

In Wallonië heeft minister Lutgen toegestaan dat de voedergewassen vroeger worden geoogst, zodat de landbouwers kunnen redden wat nog te redden valt in deze moeilijke omstandigheden. De opbrengst ligt immers veel lager dan gemiddeld. Begin deze week hebben de ministers Lutgen en Peeters u een gezamenlijk verzoek ingediend om het Rampenfonds te activeren. Gelet op het uitzonderlijke karakter van de situatie lijkt deze maatregel mij onontbeerlijk.

Is de minister echt bereid dat fonds te activeren? Ik zou graag een ander antwoord krijgen dan de bedenking of we wel de middelen zullen hebben om het fonds te stijven. Ik zou graag nu willen weten of de tussenkomst van dat fonds zal worden gevraagd.

Ik heb in Le Figaro gelezen dat de Franse president Sarkozy onmiddellijk een maatregel in die zin zou aankondigen. Er zou zelfs zevenhonderd miljoen euro worden vrijgemaakt ten voordele van de Franse landbouwsector. Dat is een sterk gebaar, dat we zouden kunnen steunen en volgen.

Begin deze week heb ik u horen verklaren dat de plaatselijke commissies moesten samenkomen om de vaststellingen te doen. Ik wens uw aandacht te vestigen op de problemen die we gekend hebben in 2006. Dat jaar hadden we een bijzonder warme julimaand, gevolgd door overvloedige regens. Dit weersverschijnsel werd toen erkend als landbouwramp, via een koninklijk besluit dat in 2007 werd genomen. In 2006 hebben zich echter belangrijke procedureproblemen voorgedaan bij de oprichting van de plaatselijke commissies. De aanpak van de crisis was even rampzalig als de ramp waarvan de landbouwers het slachtoffer waren. Ik zou dan ook willen weten of u alle maatregelen reeds hebt genomen om de landbouwsector correct te informeren over het soort vaststelling dat moet worden gedaan. In 2006 moest het woord teelt algemeen worden beschouwd.

In de landbouwsector sloeg dat woord op iets anders dan op de weiden.

Het hof van beroep te Luik heeft in tal van arresten gewezen op de problemen die gerezen zijn bij de aanvragen bij het rampenfonds en de samenstelling van de plaatselijke commissies.

Mevrouw de minister, hebt u al maatregelen getroffen om de aandacht van de gouverneurs op deze problemen te vestigen en de moeilijkheden te vermijden die sommige landbouwers ondervonden hebben na de ramp van 2006?

De voorzitter. - Ik wijs de leden van deze assemblee erop dat ik vandaag streng zal toezien op de naleving van de termijn van drie minuten voor de mondelinge vragen, omdat er bijzonder veel op de agenda staan. Ik zal in dat opzicht even streng zijn als mijn collega van de Kamer.

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. - Mijnheer Fourny, u had het over de maatregelen die Frankrijk genomen heeft, namelijk ongeveer 700 miljoen euro in de vorm van kaskredieten tegen een voorkeurtarief. Dat soort maatregelen zou inderdaad dringend moeten worden toegepast op het Waals Gewest.

Ik hoop dat u weet dat het economische aspect van het landbouwbeleid al enkele jaren geregionaliseerd is.

Alleen het Rampenfonds valt nog onder de federale overheid. De gouverneurs kennen deze wetgeving goed - jammer genoeg, zou ik bijna zeggen - aangezien we de jongste jaren verschillende landbouwrampen hebben gekend.

Ik kan u geruststellen: alle nodige contacten zijn genomen om de gouverneurs correct te informeren, zodat ze de gemeenten kunnen uitleggen hoe de gemeentelijke commissies tot vaststelling van schade moeten worden samengesteld en hoe de schadeformulieren moeten worden opgesteld.

Afgelopen maandag heb ik een onderhoud gehad met het Agrofront en we blijven uiteraard in contact.

Aangezien u ook in een ander parlement zitting hebt, verzoek ik u proactief te werk te gaan en de Waalse gewestminister te vragen om net als de Franse minister maatregelen te nemen om de landbouwers renteloze leningen te verstrekken.

De heer Dimitri Fourny (cdH). - Ik ben niet tevreden met dit antwoord van de minister. Ze gaat niet in op de inhoud van de vraag. Ze zegt ook niet of ze van plan is de tussenkomst van het Rampenfonds te vragen en of er in dat verband maatregelen zullen worden aangekondigd. Ik kan dat alleen maar betreuren. De landbouwsector verwacht zeer spoedig antwoorden en zekerheden.

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. - Juist daarom verwijs ik u naar de bevoegde gewestminister.

Het spijt me dat ik u moet herinneren aan de procedure die moet worden gevolgd voor het Rampenfonds. Als u wil, zal ik u een kopie van die procedure toesturen, zoals ik dat ook voor de gouverneurs heb gedaan.

Het is bedrieglijk te doen geloven dat deze procedure a priori wordt gestart, maar ik weet dat dit u om het even is ...

De heer Dimitri Fourny (cdH). - U moet toegeven dat het hof van beroep u al meermaals heeft terechtgewezen. Corrigeer de vergissingen uit het verleden.

De heer Richard Miller (MR). - Dat de heer Lutgen zich met de landbouwers bezighoudt! Dat hij zijn werk doet!

De heer Dimitri Fourny (cdH). - Zoals ik al zei, is de minister door het hof van beroep te Luik terechtgewezen voor de manier waarop ze de rampen van 2006 heeft aangepakt. Daarom wou ik haar wijzen op het belang om, enerzijds, niet dezelfde procedurefouten te maken en, anderzijds, de landbouwers niet in een lastig parket te brengen. Ik wil haar vooral vragen maatregelen te treffen om dat fonds te stijven.

De heer Richard Miller (MR). - U bent te kwader trouw. We mogen u niet om het even wat laten zeggen!

De voorzitter. - Collega's, gelieve kalm te blijven. Het is niet gebruikelijk het woord te nemen in de mondelinge vragen.

Mondelinge vraag van mevrouw Mieke Vogels aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het uitblijven van een nieuw interprofessioneel akkoord met de social-profitsector» (nr. 5-186)

Mevrouw Mieke Vogels (Groen!). - In België blijft de landbouw de gemoederen beroeren. Vandaag betoogde in Brussel echter ook de witte woede tegen het uitblijven van een interprofessioneel akkoord voor de social-profitsector.

Het vorige meerjarenakkoord liep reeds eind 2009 af. Vorig jaar heeft de regering een inspanning gedaan door met de werkgevers en de werknemers uit de gezondheidssector een miniakkoord te sluiten. Dat bracht een beetje soelaas, onder meer met de invoering van een avondtoeslag en de uitbreiding van de mobiele equipe.

Een jaar later is er echter nog steeds geen regering en wordt nog steeds niet onderhandeld over een nieuw meerjarenakkoord. De sociale partners vrezen voor grote problemen op korte termijn. Ik heb gehoord dat in de komende vakantieperiode reeds een groot tekort aan verpleegkundigen dreigt, en dat zowel in de woonzorgcentra als in de ziekenhuizen. Er wordt zelfs overwogen bepaalde ziekenhuisafdelingen te sluiten.

Er is dringend nood aan een nieuw langetermijnakkoord en aan een nieuwe sociale Maribel die extra jobs kan creëren. Ook moeten extra maatregelen worden uitgewerkt om werken in de gezondheidszorg aantrekkelijker te maken. Zeker met het oog op de vergrijzing zal steeds meer personeel nodig zijn, dat bovendien recht heeft op een eerlijk loon. De nieuwe functieclassificatie is zo goed als rond en ze zou moeten worden opgestart in het kader van een meerjarenplan.

De huidige politieke impasse dreigt grote gevolgen te hebben voor de kwaliteit van onze gezondheidssector.

Ik begrijp dat de regering van lopende zaken geen akkoorden kan sluiten die de begrotingen van de volgende vijf jaar engageren. Ze kan echter wel de onderhandelingen starten en de contouren van een nieuw akkoord aftasten. Dat kan ze overhandigen aan de onderhandelaars voor een nieuwe regering. Momenteel wordt immers gesproken over de sociaal-economische thema's. Elke partij heeft zijn lijstje klaar. Het zou jammer zijn dat geen aandacht zou gaan naar de welzijnssector.

Is de eerste minister bereid om met de welzijnssector verkennende gesprekken op te starten met het oog op een nieuw interprofessioneel akkoord voor de komende jaren?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Het laatste sociaal akkoord werd gesloten voor de periode 2005 tot 2010 en voorzag in een jaarlijks budget van 471 miljoen euro.

De laatste maatregel werd van kracht op 1 januari, namelijk de financiering van 948 voltijdse equivalenten in de ziekenhuizen, op een totaal van 3287 voltijdse equivalenten voor alle sectoren voor de hele periode.

De regering in lopende zaken kon alleen een beperkt sociaal akkoord voor 2011 sluiten. Er werd een budget van 50 miljoen euro vrijgemaakt, onder andere voor de creatie van 615 extra jobs.

De verschillende maatregelen van dit akkoord worden allemaal ten uitvoer gelegd. Dat vereist veel wettelijke en daaruit voortvloeiende administratieve aanpassingen.

Men moet een onderscheid maken tussen het sociaal akkoord van de non-profitsector en de zogenoemde Maribelmaatregelen. Die hangen van andere soorten beslissingen af, die een aanpassing van de sociale bijdragen vergen om ze aan het scheppen van nieuwe jobs te besteden.

Samen met collega Milquet heb ik deze morgen een ontmoeting gehad met de vakbondsvertegenwoordigers van de privésector die de betoging van vandaag organiseerden. We hebben hun belangrijkste zorgen besproken en nota genomen van hun prioriteiten. Men heeft de uitvoering van de nieuwe functieclassificatie ter sprake gebracht.

Ik heb laten weten dat ik een meerjarig sociaal akkoord wil verdedigen, rekening houdend met de algemene begrotingstoestand en de huidige politieke onzekerheden. De voorbereidende werkzaamheden, zoals de kostenraming, zullen binnenkort van start gaan.

Mevrouw Mieke Vogels (Groen!). - Ik dank de minister voor haar positief antwoord. Samen met de betogers kan ik alleen maar tevreden zijn dat onderhandelingen zullen worden opgestart en dat een verkennend gesprek zal worden gehouden over de eerste contouren. Daardoor zal duidelijk worden welke financiële ruimte vereist is, zodat die eventueel kan worden opgenomen in de bespreking van de meerjarenbegroting van de nieuwe regering.

Mondelinge vraag van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het statuut van de verpleegkundigen» (nr. 5-193)

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - Recent heeft een vakbond die vooral de rechten van thuisverpleegkundigen verdedigt, de aandacht gevestigd op enkele specifieke eisen van de sector. Zo vraagt hij behoorlijke jobs voor een kwaliteitsvolle zorg voor iedereen. Koopkracht, kwaliteitsvolle jobs, combinatie van werk en gezin, kwaliteitsvolle opleiding en begeleiding staan duidelijk op de lijst met eisen.

Die eisen dateren uit 2009. Alleen in 2011 zou een sociaal minimumakkoord zijn ondertekend. Dat is waarschijnlijk te wijten aan de beperkingen die aan een regering in lopende zaken worden opgelegd.

Heeft het departement van de minister oog voor de maatregelen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de verwachtingen van heel de sector van de verpleegkundigen, dus niet alleen van die van de thuisverpleegkundigen, en om het beroep, dat van essentieel belang is voor de volksgezondheid, aantrekkelijk te maken?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - De sector van de verpleegkundigen staat onder druk; op de arbeidsmarkt zijn niet voldoende verpleegkundigen beschikbaar om de noden van de instellingen en van de thuiszorg op te vullen.

Om die reden heb ik, naast de akkoorden die betrekking hebben op heel het personeel van de federale diensten voor gezondheidszorg, in 2008 en 2009 een plan uitgewerkt om het beroep van verpleegkundige aantrekkelijker te maken.

Dat plan bevatte onder meer loopbaaneindemaatregelen. Sinds 2000 is er een geleidelijke arbeidsduurvermindering vanaf de leeftijd van 45, met behoud van loon of een gelijkaardige premie in geval van voltijdse prestaties. Tevens werden extra banen in het vooruitzicht gesteld om de werklast te verminderen; sinds 2005 werden 6740 voltijdse equivalenten, VTE, gecreëerd, waarvan 153 in de sector van de thuisverpleging.

In mijn antwoord op de vraag van mevrouw Vogels heb ik al verwezen naar de het sociaal akkoord van 2011, en de 610 VTE die eraan zitten te komen. Het gaat om jobs voor verpleegkundigen. Het probleem is dat de zorgprofielen van de patiënten en de bewoners van zorgcentra steeds zwaarder en complexer worden. De nieuw gecreëerde jobs volstaan amper om aan die hogere eisen tegemoet te komen.

Er moet bij de financiering dus meer rekening worden gehouden met die profielen voor verpleegkundige zorg. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een studie op basis van gegevens over het beroep die door verpleegkundigen in ziekenhuizen werden verzameld. Het doel is tot een meer aangepaste financiering te komen. De overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen van het RIZIV is gelast gelijkaardige voorstellen uit te werken op basis van een studie van het KCE. Hetzelfde geldt voor de instrumenten om de verpleegkundige profielen te evalueren van de mensen die in RVT's verblijven.

De sociale akkoorden voorzien ook in stabiele werkroosters die vooraf worden bekendgemaakt. Die bepaling moet nog worden verbeterd, maar er mag niet worden vergeten dat patiënten 24 uur per dag en alle dagen ziek zijn.

De onvermijdelijke sociale druk waartoe die ongemakkelijke en onregelmatige prestaties leiden, moet dan ook beter worden gewaardeerd. De toelagen voor avondprestaties zullen worden opgetrokken. Ook wordt het vierde dagelijkse huisbezoek aan eenzelfde patiënt met 10% opgewaardeerd, wat de zelfstandige thuisverpleegkundigen ten goede zal komen.

Ook de permanente vorming werd versterkt.

We hebben tevens aandacht gehad voor de beroepstitels en kwalificaties. Het klopt dat de periode van lopende zaken dit proces afremt, maar de beslissing om de vormingsinspanningen financieel op te waarderen is een belangrijk element van het plan om het beroep aantrekkelijker te maken.

De houders van een beroepstitel of een kwalificatie krijgen een jaarlijkse bruto premie van respectievelijk 3341,5 euro en 1113,8 euro. Ook werd werk gemaakt van de informatisering. Het gaat om een reeks positieve maatregelen voor de verpleegkundigen op het terrein.

Verder hebben we hun representativiteit verbeterd, ook in het Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg. In de raad van bestuur zetelen nu twee verpleegkundigen, evenals in de multipartiete structuur betreffende het ziekenhuisbeleid. Dat is een erkenning van hun belangrijke rol: de verpleegkundigen zijn nu vertegenwoordigd in alle structuren waar beslissingen inzake gezondheidszorg worden genomen.

De acties ten voordele van de welzijnssector moeten worden voortgezet: de creatie van jobs om de druk te verminderen, waarschijnlijk ook nieuwe loopbaaneindemaatregelen, veralgemening van de tweede pensioenpijler. Van dat laatste punt wordt werk gemaakt, maar de onderhandelingen zijn pas onlangs opgestart.

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - Ik dank de minister voor haar antwoord en de acties die ze onderneemt en die lijken tegemoet te komen aan de verwachtingen van de sector.

Zoals mevrouw Vogels aangaf, wacht de sector op een meerjarenakkoord. Dat kan echter moeilijk worden gesloten in de periode van lopende zaken.

Ik blijf nauwgezet toezien op de tenuitvoerlegging van de acties en hun effecten op het terrein. Om het statuut van het personeel in de cruciale gezondheidssector te verbeteren moeten we de weg blijven volgen die de minister is ingeslagen.

Mondelinge vraag van mevrouw Cécile Thibaut aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken over «de opschorting van de Belgische bijdrage aan het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding» (nr. 5-185)

Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken over «de opschorting van de Belgische bijdrage aan het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding» (nr. 5-191)

Mondelinge vraag van mevrouw Marie Arena aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken over «de opschorting van de Belgische bijdrage aan het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding» (nr. 5-192)

De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding, opgericht in januari 2002 is nu de belangrijkste financieringsbron van de programma's ter bestrijding van die ziektes. Het Wereldfonds verschaft bijdragen voor een totaal bedrag van meer dan 20 miljard dollar aan 600 programma's in 150 landen.

Ten gevolge van verdenkingen van verduistering in sommige landen, heeft het Fonds een panel van internationale experts belast met een audit van de situatie. De Europese Commissie, die haar storting aan het Fonds heeft opgeschort, heeft onderzoeken opgestart in verschillende landen en zal de resultaten daarvan aan het door het Fonds aangestelde panel voorleggen.

Vorige dinsdag heeft u aangekondigd dat u de financiële steun van België aan het Wereldfonds wil laten afhangen van een gunstig resultaat van het onderzoek dat de Europese Commissie momenteel voert. De corruptie en het gebrek aan transparantie in het beheer van de gelden moet absoluut worden aangepakt. Het aantal landen dat bij een onderzoek is betrokken is, in verhouding tot het aantal landen dat door het Wereldfonds wordt gesteund evenwel beperkt. Bovendien worden de landen waarop de verdenkingen rusten, beschouwd als de meest corrupte van de wereld.

Aansluitend bij die internationale reacties neemt ook het Wereldfonds maatregelen om eventuele verduistering te bestrijden. Het Wereldfonds voert de controles op in vijf landen die bijdragen ontvangen. Hun activiteiten worden van nabij gevolgd en mutaties in de liquiditeiten worden beperkt.

In april heeft het Wereldfonds een rapport gepubliceerd met als titel Results With Integrity, The Global Fund's Response to Fraud. In dat rapport wordt onderstreept dat een bedrag van 44 miljoen dollar dat werd verduisterd, nu van verschillende landen wordt teruggeëist. Het blijkt dat 63% van het bedrag slechts naar vier landen is gegaan, namelijk Djibouti, Mali, Mauritanië en Zambia. In de conclusie van dat rapport lezen we: `Het is belangrijk ervoor te waken dat de misdaden van enkelen, de essentiële steun van het Wereldfonds aan honderden toegewijde organisaties en tienduizenden toegewijde mensen die onze fondsen efficiënt gebruiken, niet in het gedrang brengen.'

Vorige week nog, na een reeks onderzoeken van inspecteurs van het Wereldfonds in Mali, heeft het Malinese gerecht bekendgemaakt dat ze de gewezen minister van Volksgezondheid heeft beschuldigd van het in beslag nemen van openbare goederen, verduistering van staatsgelden, bedrog, favoritisme, en medeplichtigheid aan favoritisme.

Een en ander toont aan dat het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding de pogingen tot geldverduistering actief bestrijdt.

Kan de minister zijn voornemen verduidelijken om de Belgische steun aan het Wereldfonds, die in de begroting is opgenomen, op te schorten?

Is het redelijk onze financiële steun volledig op te schorten terwijl de feiten zich wellicht beperken tot enkele landen en het Wereldfonds dat gekonkel actief bestrijdt?

Als de opschorting zou worden opgeheven ten gevolge van de resultaten van het onderzoek van de Europese Commissie, zal de storting van de hulp vertraging hebben opgelopen. Heeft u de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de programma's van het Wereldfonds geëvalueerd?

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Zoals gezegd zal de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de Belgische bijdrage aan het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding niet storten. De beslissing werd genomen nadat het fonds zelf had bekendgemaakt dat de gelden in bepaalde landen verkeerd waren besteed. Het ontdekken van die corruptie was met andere woorden niet het resultaat van een externe audit, maar het gevolg van de verantwoordelijkheidszin van de organisatie zelf. Concreet is 44 miljoen dollar, op een totaal budget van 13 miljard dollar, in verkeerde handen terechtgekomen, of 0,3% van de totale uitgaven van het fonds. Maar 0,3% is voor België blijkbaar voldoende om zijn jaarlijkse bijdrage aan de wereldwijde strijd tegen aids, tbc en malaria te blokkeren.

Het is echter dankzij het programma van het fonds dat miljoenen mensen muskietennetten kunnen gebruiken, een tuberculosebehandeling krijgen of verder kunnen leven dankzij de vooruitgang die geboekt werd op het vlak van aidsremmers.

Enkele maanden geleden verzekerde de minister de Senaat nog dat de reactie op de corruptie vastgesteld door het fonds zelf, proportioneel zou zijn. Vandaag moeten we echter vaststellen dat, zolang het onderzoek loopt, de fondsen geheel bevroren blijven, en dát precies op het ogenblik dat in New York de VN-aidsconferentie plaatsvindt, 30 jaar na de ontdekking van het virus, en precies op het ogenblik dat alle experts, zoals Bertrand Audoin, hoofd van de International AIDS Society, oproept om meer tijd en geld te stoppen in het zoeken naar een echt aidsmedicijn. Toeval wil ook dat dokter Kazatchkine, executive director van het fonds, volgende week in de Senaat wordt gehoord. Ik hoop echt dat we hem kunnen melden dat België zijn beslissing zal terugdraaien.

Graag vernam ik van de minister waarom hij besliste tot de buitenproportionele reactie om de volledige bijdrage aan het Wereldfonds stop te zetten, hoewel de organisatie zelf de problemen aankaartte en de aidsbestrijding duidelijk haar nut heeft bewezen en nodig blijft.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik heb net zoals mijn collega's vernomen dat België zijn bijdrage van 21 miljoen euro aan het Wereldfonds voor aids-, tuberculose- en malariabestrijding voor 2011 heeft opgeschort wegens verdenkingen van verduistering in sommige ontvangende landen.

De strijd tegen aids, malaria en andere ziektes is één van de Millenniumdoelstellingen. Die doelstelling is moeilijk te bereiken. In deze problematische situatie, die al maanden aansleept, lopen verschillende onderzoeken om het bedrog vast te stellen.

Het Wereldfonds heeft een panel van internationale experts aangesteld en streeft volledige transparantie na. In december 2010 heeft het ook verschillende bijdragen opgeschort wegens verduistering van gelden en ongerechtvaardigde uitgaven. Die opgeschorte bijdragen werden overgemaakt aan nieuwe entiteiten die hun sporen hebben verdiend op het vlak van beheer en efficiënte werking.

Fraude moet hoe dan ook worden bestraft, maar we kunnen vragen stellen bij de weerslag van een dergelijk bericht voor de geldschieters op de vooravond van de opening van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die plaatsvindt in New York van 8 tot 10 juni. Artsen Zonder Grenzen had net de absolute noodzaak van steun aan het Wereldfonds benadrukt om de goede resultaten van de voorbije tien jaar te behouden en om de doelstellingen voor de periode van nu tot 2015 te bereiken.

Kan de minister toelichten welke de nieuwe elementen zijn in het dossier sinds maart - toen hij antwoordde op een vraag van mevrouw Temmerman - die aan de grondslag liggen van de beslissing de steun aan het Wereldfonds op te schorten?

Welke maatregelen heeft u genomen opdat die opschorting, noch de patiënten, noch de vele begunstigden die niet van corruptie kunnen worden verdacht, benadelen?

De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken. - Deze vragen sluiten aan op de vragen die ik in maart heb beantwoord. Zijn er in dit dossier nieuwe elementen, mevrouw Arena?

Mevrouw Arena, ik heb vorige dinsdag niets meegedeeld; de krant De Morgen heeft op aansturen van een aantal parlementsleden blijkbaar ontdekt wat ik in maart jongstleden heb gezegd. Ik kan alleen herhalen dat onze houding sindsdien absoluut niet veranderd is.

Zoals ik u bij die gelegenheid al heb gezegd, is het niet mijn bedoeling blindelings een sanctie op te leggen of `een reactie buiten proportie te ondernemen' tegen organisaties die fraude vaststellen. Ik wil evenmin de ernst en de kwaliteit van het Wereldfonds ter discussie stellen. Het fonds bracht malversaties aan het licht. Het gaat niet over vermoedens zoals ik in bepaalde commentaren kon lezen, maar over bewezen fraude voor een bedrag van naar schatting 34 miljoen euro. Ik heb alle lof voor de beslissing van de leiding van het fonds om op hoog niveau een groep op te richten die de financiële beschermingsmaatregelen van het fonds moet doorlichten. Het verslag van die groep wordt verwacht vóór 15 september, en niet zoals eerst aangekondigd vóór mei.

Terwijl Duitsland heeft beslist om de betaling van zijn bijdrage voor 2011 op te schorten, heeft de Europese Commissie van haar kant, alvorens haar bijdrage van 134 miljoen euro te storten, een onderzoek opgestart naar de wijze waarop het Wereldfonds gevolg heeft gegeven aan de aanbevelingen van haar audit van 2009-2010. Die aanbevelingen hadden hoofdzakelijk betrekking op procedures voor de gunning van opdrachten en op methoden om fraudezaken op te sporen.

Het onderzoek heeft tevens betrekking op de vier landen die bij de malversaties zijn betrokken - Mali, Djibouti, Mauritanië en Zambia - en net als een hele reeks andere landen verwachten we de resultaten ervan in de loop van volgende weken. Een gunstige analyse zal voor de Commissie het licht op groen zetten om haar bijdrage te betalen zoals gepland.

België heeft besloten zich aan te sluiten bij het standpunt van de Commissie die het vertegenwoordigt in de raad van bestuur van het fonds. Zoals ik in maart al heb gezegd, lijkt het me voorts normaal en juist om rekening te houden met de besluiten van het onderzoek alvorens onze bijdrage te storten.

Het nulrisico mag dan niet bestaan, we moeten ervoor zorgen dat fraude wordt bestreden; zo zie ik in elk geval mijn rol als minister verantwoordelijk voor het goed beheer van de staatskas ten overstaan van de burgers die deze assemblee vertegenwoordigt. Dat is ook de waarborg dat we de door ons allen nagestreefde doelstellingen om die kwalen beter te bestrijden, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid halen.

België blijft zich resoluut inzetten voor de strijd tegen onder andere aids, tuberculose en malaria. Daarvan getuigt enerzijds de verhoging van de bedragen de we toekennen aan het Wereldfonds - 12,4 miljoen euro in 2008, 16,6 miljoen in 2009 en 21 miljoen in 2010 - waarvan de jaarlijkse begroting schommelt rond de 2 miljard euro, en anderzijds de vertegenwoordiging van ons land door de eerste minister zelf op de VN-conferentie over aidsbestrijding; hij heeft er de directeur-generaal van het Fonds, professor Kazatchkine, kunnen ontmoeten en geruststellen.

Tot slot wil ik de opeenvolgende gebeurtenissen op een tijdlijn uitzetten. Ten eerste, de geldschieters werden in oktober 2010 uitgenodigd het bedrag van hun bijdrage voor de periode 2011-2013 mee te delen. Om bovenvermelde redenen heeft België niets kunnen meedelen maar wel zijn bereidheid bevestigd om nauw met het Wereldfonds te blijven samenwerken. Ten tweede, de Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft de begroting 2011 in mei goedgekeurd en als bijdrage voor het Wereldfonds het bedrag van vorig jaar van 21 miljoen euro voor het lopende jaar aangehouden. Ten derde, volgens de opgestelde planning die aan het Wereldfonds is meegedeeld, zou die bijdrage gedurende het laatste kwartaal van dit jaar worden betaald voorzover de verschillende onderzoeken bevestigen dat het Fonds zich ertoe verbindt de corruptie te bestrijden. Zo kunnen de gemeenschap van geldschieters en de openbare opinie er ongetwijfeld van op aan dat de fondsen goed beheerd worden en wordt het partnerschap tussen het Wereldfonds en België sterker.

Zoals u hebt kunnen vaststellen, is er in deze fase nog geen sprake van een opschorting of een schrapping, zoals in andere landen. Aidsbestrijding blijft een belangrijk element van het Belgische ontwikkelingsbeleid, via dit soort bijdragen en via bilaterale ontwikkelingsprogramma's waarin gezondheid een prioritaire plaats inneemt. Ik herinner eraan dat we alleen al in 2010 niet minder dan 46 miljoen euro aan aidsbestrijding hebben besteed.

Hopelijk heb ik u er met dit antwoord van kunnen overtuigen dat ik de bestrijding van die ziekten en meer bepaald van aids wil blijven steunen.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Het antwoord van de minister gaat zowat alle richtingen uit. Hij tracht ons gerust te stellen, maar sinds we een regering van lopende zaken hebben, zijn de bijdragen nog altijd niet gestort, hoewel de begroting is goedgekeurd. De stortingen zullen pas gebeuren als de resultaten van de onderzoeken gunstig uitvallen. We doen net als een leraar die de hele klas straft voor twee onrustige leerlingen. We moeten vlugger optreden en een veel globalere visie op de bestrijding van die kwalen ontwikkelen.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik volg mevrouw Thibaut. Het is belangrijk dat de strijd wordt voortgezet, dat België zijn belofte nakomt en dat niet iedereen wordt gestraft. De landen die frauderen moeten een waarschuwing en eventueel sancties krijgen, maar niet het fonds zelf.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik sluit me aan bij mijn collega's. Er werd een eerste schijf gestort in juni 2010 en een tweede in september 2010. Waarom hebt u niet hetzelfde gedaan, mijnheer de minister? Waarom hebt u niet de eerste schijf gestort en vervolgens het rapport afgewacht alvorens de tweede te storten? Zo zouden we een klaar signaal aan het Wereldfonds hebben gegeven, dat waarborgen heeft gegeven dat het de corruptie en de fraude bestrijdt. We moeten dus zo snel mogelijk voortgang maken.

Mondelinge vraag van de heer Rik Daems aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de fiscale chaos bij aandelentransacties» (nr. 5-179)

De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Er verschenen in de pers recent verschillende artikelen over het al dan niet belasten van meerwaarden op aandelen. Volgens artikel 90,1º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn speculatieve winsten belastbaar als `diverse inkomsten' tegen 33%. Anderzijds aanvaardt de administratie dat er geen aanleiding is tot een belasting op meerwaarde bij een normaal beheer van het patrimonium. Die regeling leidt nogal tot willekeur.

Als ik een bedrijf verkoop dat ik twintig jaar geleden heb opgestart en waarvan ik de enige eigenaar en aandeelhouder ben, is dat dan een normaal beheer? Ik meen van wel. Quid als ik maar voor 50 of 25 procent eigenaar ben? Quid als ik de oom van de eigenaar of bedrijfsleider ben? Kortom er kunnen tal van situaties zijn die voor de fiscus aanleiding zijn om al dan niet te belasten.

Ik vind in geen van die gevallen belasting op meerwaarde verantwoord omdat de situaties waarin er geen normaal beheer van patrimonium is, heel duidelijk zijn.

Mijn vraag is dan ook eenvoudig. Kan de minister bevestigen dat de meerwaarde op aandelen bij verkoop door een privépersoon niet belast wordt?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van vice-eersteminister Reynders.

Ik kan niet bevestigen dat er in de personenbelasting in België geen enkele belastingheffing bestaat op meerwaarden voortkomend uit aandelentransacties.

Artikel 90, 9º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, stipuleert uitdrukkelijk dat als diverse inkomsten belastbaar zijn de meerwaarden op aandelen die verwezenlijkt zijn naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen, buiten het uitoefenen van een beroepsactiviteit, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen.

Het antwoord op de vraag of een aandelentransactie al dan niet voortkomt uit het normale beheer van een privévermogen, hangt af van het geheel van de juridische en feitelijke omstandigheden eigen aan elk geval.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik had een dergelijk dubbelzinnig antwoord verwacht. Ik zal daarom een wetgevend initiatief nemen om de willekeur die er in deze kwestie vandaag bestaat voor eens en voor altijd weg te werken en de belasting op meerwaarde duidelijk op nul te brengen.

Mondelinge vraag van de heer Guy Swennen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over «de ongelijke behandeling van co-ouders» (nr. 5-181)

De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.

De heer Guy Swennen (sp.a). - Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 5 mei jongstleden in antwoord op een prejudiciële vraag geoordeeld dat het feit dat een co-ouder waar de kinderen niet bij gedomicilieerd zijn, bij een gelijkmatig verdeeld verblijf van de kinderen, geen vermindering van de onroerende voorheffing voor kinderlast bekomt, strijdig is met het gelijkheidsbeginsel.

Ik besef dat het hier gaat om een gewestelijk fiscaal dossier, maar met deze uitspraak verwijst het Hof indirect duidelijk naar diverse domeinen waar er van discriminatie sprake is. Een daadwerkelijke aanpak van deze ongelijkheden is dan ook gerechtvaardigd. Het gaat om een maatschappelijke realiteit die nog altijd uitbreidt.

Welke maatregelen en initiatieven denkt de minister te nemen om aan deze ongelijkheden een einde te stellen?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van minister Reynders.

Uit het arrest van het Grondwettelijk Hof van 5 mei jongstleden blijkt dat het aangevoerde verschil in behandeling niet zijn oorsprong vindt in artikel 136 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, maar in de artikelen 257 en 258 van hetzelfde Wetboek, die betrekking hebben op de vermindering van de onroerende voorheffing voor kinderen ten laste. Het verschil in behandeling vloeit alleen uit die bepalingen voort indien zij in samenhang worden gelezen met de in artikel 136 van het WIB 92 vervatte definitie van `kinderen ten laste', wanneer die definitie van toepassing is op de berekening van de onroerende voorheffing.

Volgens de artikelen 3, eerste lid, 5º, en 4, §2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, zijn de gewesten vanaf 1 januari 2002 bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de onroerende voorheffing te wijzigen.

Bijgevolg is uitsluitend het Waalse Gewest bevoegd om de betrokken bepalingen door middel van een decreetgevend initiatief te wijzigen.

Aangezien deze problematiek eveneens de overige gewesten aanbelangt, zal ze worden voorgelegd aan een werkgroep Staat-Gewesten die daartoe zal worden opgericht in de Waarnemingspost voor de Gewestelijke Fiscaliteit.

Inzake inkomstenbelastingen bestaat er anderzijds een wettelijke bepaling betreffende het co-ouderschap, namelijk artikel 132bis van het genoemde Wetboek, die tot doel heeft de toeslagen die voor kinderen ten laste worden toegekend, over de beide ouders te verdelen.

Mocht dat nodig blijken, ben ik uiteraard altijd bereid te laten onderzoeken of deze bepaling kan worden verbeterd.

De heer Guy Swennen (sp.a). - Ik heb nog een bijkomende vraag. Heeft die werkgroep specifiek de problematiek uit mijn vraag als opdracht of betreft het een algemene werkgroep die zich met alles en nog wat bezighoudt?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Er zal een werkgroep bijeenkomen in het kader van de Waarnemingspost voor de Gewestelijke Fiscaliteit om dat probleem te onderzoeken. Het betreft een afzonderlijke dienst in de FOD Financiën, in overleg met de drie Gewesten en de federale overheid.

Verwelkoming van een buitenlandse delegatie

De voorzitter. - Ik begroet een delegatie van het Parlement van Burundi, bestaande uit mevrouw en de heren Quaestoren van de Senaat en de secretarissen-generaal van de Nationale Assemblee en van de Senaat. Ik wens haar een vruchtbaar verblijf in ons midden toe. (Algemeen applaus)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Karl Vanlouwe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «het justitiepaleis van Brussel» (nr. 5-189)

De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer de voorzitter, ik betreur het dat de minister niet persoonlijk aanwezig is, temeer daar ik niet voor de eerste keer een vraag stel over de problematiek van het Brusselse justitiepaleis en ik van hem wellicht meer details had kunnen vernemen. De staatssecretaris doet uiteraard zijn werk en ik zal dus aandachtig naar het antwoord luisteren.

Dit weekend kwam het justitiepaleis weer in de actualiteit: dieven braken via de steigers om het gebouw en zouden gerechtelijke dossiers en de laptop van een advocaat-generaal gestolen hebben, aldus de mededeling van het Brusselse parket. Iedereen herinnert zich wellicht ook nog de spectaculaire ontsnappingen van enkele jaren geleden.

De koepel van het gebouw heeft twee decennia lang in de steigers gestaan; nu is het de beurt aan de sokkel onder de koepel en aan de voorgevel. Op mijn mondelinge vraag van 27 januari heeft minister Reynders geantwoord dat die steigers nog niet worden gebruikt voor het renovatiewerk, maar wel voor de voorbereidende studie en voor beveiligingswerkzaamheden. Dagelijks bezoeken duizenden mensen het gebouw, waaronder uiteraard magistraten, griffiepersoneel en advocaten, en zij moeten dat op een veilige manier kunnen doen. Persoonlijk heb ik het justitiepaleis nooit uit de steigers gezien. Sommigen hier misschien wel, maar dat was dan minstens vijfentwintig jaar geleden.

Op dezelfde mondelinge vraag heeft minister Reynders geantwoord dat de vergunning voor de restauratie van de gevel eind 2012 zou worden verleend en dat de werkzaamheden in de loop van 2013 zouden worden aanbesteed. De ingediende dossiers werden onderzocht door een onafhankelijke jury waarin onder andere verschillende vertegenwoordigers van de dienst Monumenten en Landschappen en van de dienst Stedebouw van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vertegenwoordigers van de Stad Brussel zitting hadden. Medio februari werd een beslissing van de jury verwacht.

Intussen heeft Brussels minister-president Picqué aangekondigd dat hij namens het gewest een rechtsgeding tegen de Regie der gebouwen zou aanspannen. Twee overheden staan tegenover elkaar: voor de ene zijn de steigers noodzakelijk, voor de andere zijn ze opgetrokken zonder vergunning. Zo ontspint zich een vaudeville rond een openbaar gebouw dat onveilig is door vallende stenen en waarrond reeds een perimeter is aangelegd waarbinnen geen wagens mogen parkeren.

Van de staatssecretaris kreeg ik graag een gedetailleerde stand van zaken, zowel van de voorbereiding van de renovatiewerken als van het rechtsgeding.

Wat denkt de minister te ondernemen met het oog op de veiligheid van de bezoekers en op het weren van onbevoegde personen?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Het gerechtelijk onderzoek naar de inbraak van vorig weekend loopt. Ik beschik over het nummer van het proces-verbaal dat de politie heeft opgesteld. Zolang dat onderzoek loopt, doet de politie hierover geen enkele mededeling. Verschillende feiten raakten bekend in de pers, maar ik kan die momenteel niet becommentariëren.

Ook de studies voor de renovatie van de koepel en de werkzaamheden die nodig zijn voor de uitvoering van die studies zijn aan de gang.

De steigers zijn al beveiligd tegen inbraak. Metalen panelen van twee meter hoog die op het niveau van de parkeerplaatsen geplaatst zijn, maken de toegang tot de steigers naar de koepel onmogelijk. Hetzelfde geldt voor de steigers van het Poelaertplein. Steigers beveiligen blijft altijd een moeilijke zaak. Die rond het justitiepaleis wijken niet af van de regel.

In de toekomst is de plaatsing gepland van een hek langs het tracé van het oorspronkelijke hek. Die voorziening zal een betere controle van de omgeving van het justitiepaleis mogelijk maken.

Het geschil tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de federale overheid is nu aanhangig bij de rechtbank en we wachten op een beslissing. Zolang die er niet is, geef ik geen commentaar.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Normaal dank ik de minister altijd voor zijn antwoord en dus doe ik dat ook nu, maar niet voor de inhoud ervan. Hij heeft bijzonder weinig gezegd.

Ik heb niet naar de stand van het strafrechtelijk onderzoek gevraagd. Ik weet dat dit geheim is. Ik vroeg naar de stand van zaken van de renovatie. Enkele maanden geleden heeft de minister een tijdschema voor de werkzaamheden gegeven. Ik had gehoopt dat er nu, na al de incidenten en met de procedure tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Regie der gebouwen, toch wel enige vooruitgang zou zijn. Het kan toch niet zo zijn dat we de komende tien jaar opgescheept blijven met een justitiepaleis in de steigers.

Ik zal minister Reynders hierover in de toekomst nog ondervragen.

Mondelinge vraag van de heer Frank Boogaerts aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «een betalingsuitstel naar aanleiding van de verliezen voor de Belgische groentesector ten gevolge van de EHEC-bacterie» (nr. 5-190)

De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.

De heer Frank Boogaerts (N-VA). - De EHEC-bacterie zou, volgens de laatste onderzoeken, niet afkomstig zijn van Spaanse komkommers of van Duitse sojascheuten, maar van een andere nog onbekende bron. Wat er ook van zij, de schade voor onze Belgische groentesector is enorm, vooral door de gissingen in Duitsland.

Volgens Vlaams minister-president Kris Peeters lijden de telers en veilingen in Vlaanderen alleen al 6 miljoen euro verlies per week. Volgens De Standaard is deze raming al twee keer hoger dan de ramingen van vorige week. Bovendien zullen exporteurs daarbij nog eens tussen 4 en 10 miljoen euro extra verlies lijden door het Russische verbod op import vanuit Europa.

De minister-president zoekt nu naar steunmaatregelen om de getroffen landbouwers en telers te compenseren. Hij roept alle Europese lidstaten op om een noodfonds op te richten, zoekt oplossingen op Vlaams niveau en vraagt ook aan de federale regering om fiscaal rekening te houden met de verliezen.

Is de minister bereid om uitstel van betaling te verlenen voor de belastingen met kwijtschelding van nalatigheidsinteresten en bij de vaststelling van de forfaits rekening te houden met de uitzonderlijke verliezen die landbouwers en telers lijden ingevolge de EHEC-crisis?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van de minister van Financiën.

De forfaitaire grondslagen van aanslag voor de landbouwers-groentetelers worden op vraag van de betrokken beroepsgroepering vastgesteld met toepassing van artikel 372, §1, tweede lid, van het WIB 1992. Voorafgaand aan de besprekingen voor het afsluiten van de forfaitaire grondslagen van aanslag worden door de beroepsgroepering, voor een bepaald jaar en deze beroepsactiviteit, becijferde en gedetailleerde voorstellen ingediend. Voor het desbetreffende jaar zal de Algemene Administratie van de fiscaliteit alle gegevens inzamelen met het oog op de vaststelling van de belastbare winst. Op basis van deze voorstellen en de door de administratie ingezamelde gegevens worden de forfaitaire grondslagen van aanslag vastgesteld in akkoord met de beroepsgroeperingen. De forfaitaire grondslagen van aanslag houden dus zowel rekening met de schommelingen van de inkomsten en de uitgaven, als met de verscheidenheid van de teelten. Bijgevolg zal bij het afsluiten deze forfaitaire grondslagen van aanslag wel degelijk rekening worden gehouden met de gevolgen van de EHEC-crisis.

Wanneer ontvangers betalingsfaciliteiten verlenen aan hun belastingschuldigen is dat in volle onafhankelijkheid en op hun eigen verantwoordelijkheid. De termijnen waarbinnen de belastingen moeten worden betaald, zijn immers wettelijk vastgelegd. Geen enkele wettekst verleent de ontvanger de bevoegdheid daarvan af te wijken. Wanneer een ontvanger termijnen en uitstel van betaling toestaat aan de belastingschuldige die in moeilijkheden verkeert, wijkt hij dus af van de strikte toepassing van een wetgeving van openbare orde. Dat doet hij dan ook in zijn hoedanigheid van rekenplichtige van de Schatkist ten persoonlijke titel en onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid en geldelijke aansprakelijkheid.

Dat principe vindt zijn oorsprong in artikel 66 van het koninklijk besluit houdende de coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, waarin wordt bepaald dat elke rekenplichtige aansprakelijk is voor de invordering van kapitaal, inkomsten, rechten en belastingen waarvan de inning hem is toevertrouwd.

Die persoonlijke aansprakelijkheid sluit bijgevolg elke onderrichting en elke tussenkomst van een hiërarchische overheid ter zake uit. Ik heb derhalve niet de bevoegdheid bij de ontvangers te interveniëren naar aanleiding van een verzoek tot toekenning van betalingsfaciliteiten, noch is het in de huidige stand van de wetgeving mogelijk dat de fiscus zelf een afbetalingsplan voorstelt.

De rekenplichtige onderzoekt evenwel elke vraag om betalingsfaciliteiten en houdt daarbij rekening met alle feitelijke omstandigheden in het dossier, ouderdom en omvang van de schuld, financiële draagkracht en solvabiliteit van de schuldenaar, aangeboden waarborg, enzovoort. Hij waakt daarbij over het belang van de Schatkist, maar probeert ook op een redelijke wijze tegemoet te komen aan de situatie waarin de belastingschuldige zich bevindt. Het is evident dat de ontvanger hierbij het beginsel van de redelijkheid moet hanteren.

Toch ben ik bereid de ontvangers uit de nodigen de verzoeken om betalingsfaciliteiten van ondernemingen uit de sector van de groenteteelt, die financiële moeilijkheden ondervinden als gevolg van de verliezen in de Belgische groentesector naar aanleiding van de EHEC-bacterie, met de meeste welwillendheid te behandelen.

Wat de aanvragen tot vrijstelling van de nalatigheidsinteresten betreft, die door de belastingschuldigen zouden kunnen worden ingediend, ben ik eveneens bereid de gewestelijke directeurs invordering die bevoegd zijn voor deze materie, uit te nodigen om dergelijke verzoeken op dezelfde wijze te behandelen.

De heer Frank Boogaerts (N-VA). - Ik dank de staatssecretaris. Ik leid uit het positief antwoord af dat inderdaad inspanningen zullen worden geleverd om deze sector te helpen in deze uitzonderlijke situatie.

Mondelinge vraag van de heer Peter Van Rompuy aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over «de aanbevelingen van de Europese Commissie inzake werkgelegenheid» (nr. 5-183)

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Mijn vragen aan de minister gaan steeds over hetzelfde, namelijk over hoe we wat Europa van ons vraagt in nationale wetgeving kunnen omzetten. Ik klop al maandenlang op dezelfde nagel. Ik stel dus eens te meer de vraag wat we kunnen doen en hoe we concreet kunnen reageren op wat ons gevraagd wordt, in het bijzonder inzake het optrekken van de werkgelegenheidsgraad bij ouderen en de verbetering van de cijfers rond de vervroegde pensionering.

Welke concrete maatregelen overweegt u te nemen als reactie op de aanbevelingen van de Europese Commissie voor België? Die aanbevelingen zijn inderdaad nog niet helemaal definitief, maar we weten wel dat ze al ver gevorderd zijn. Wat kunnen wij doen op korte termijn?

Ik heb onlangs in de krant het voorstel gedaan om, als reactie op de Europese aanbevelingen, een aantal elementen uit de evaluatie van het Generatiepact versneld uit te voeren. Aangezien we dat in november toch moeten doen, waarom zouden we het dan nu al niet doen? Zo kunnen we onze geloofwaardigheid ten aanzien van de Europese Unie in het belang van iedereen verstevigen. De EU is volgens mij immers het beste ratingbureau dat er bestaat.

U zal wellicht verwijzen naar de situatie van lopende zaken. Ik zou voorstellen, nu we het Europese momentum kunnen aangrijpen, om met een aantal zaken naar het parlement te komen, dat wel volledig bevoegd is. Ik ben altijd bereid daaraan mee te werken en ik ben ervan overtuigd dat we aldus veel meer kunnen doen dan we vermoeden.

Mijn oproep is niet alleen tot u, maar ook tot de andere ministers gericht om deze kans, die we maar gedurende een tweetal weken hebben, zouden benutten om alvast een aantal concrete maatregelen te nemen.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - Allereerst over de procedure: de aanbevelingen van de Europese Commissie moeten morgen nog goedgekeurd worden door de EMCO- en EPC-comités, door de EPSCO- en ECOFIN-raden volgende week, en ten slotte door de Europese Raad eind juni. Ze kunnen dus nog aangepast worden.

De lidstaten moeten op basis van die aanbevelingen maatregelen nemen binnen de 12 tot 18 maanden en er rekening mee houden bij de opstelling van hun begroting voor 2012. We hebben dus nog enkele maanden, maar we moeten hoe dan ook een concreet en structureel antwoord geven.

Om die aanbevelingen ten gronde uit te voeren moet er nu snel een regering gevormd worden en moeten we structurele en ambitieuze hervormingen doorvoeren. Een regering in lopende zaken kan dat niet. Ik herhaal nogmaals dat wij wensen dat er zo snel mogelijk een regering met volheid van bevoegdheid komt.

We gaan akkoord met de eerste aanbeveling dat de arbeidsparticipatie van oudere werknemers omhoog moet en vervroegde uittreding moet worden bestreden. Daartoe moet ons activeringsbeleid nog effectiever worden gemaakt wat de tewerkstelling van oudere werknemers en van kwetsbare groepen betreft.

Het Generatiepact wordt geëvalueerd in samenspraak met de sociale partners. Ik heb daartoe zowel de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid als de Nationale Arbeidsraad aangeschreven; hun adviezen moeten klaar zijn tegen oktober 2011. Ik heb dus alles gedaan wat de wet hieromtrent voorschrijft.

Als minister van Werk kan ik geen bijkomende voorstellen doen inzake het brugpensioen vóór de evaluatie klaar is. Ik had wel al maatregelen genomen ter beperking van het conventioneel brugpensioen. Zo werd de hoofdelijke bijdrage die de werkgever moet betalen ingeval van toepassing van brugpensioen of pseudo-brugpensioen op lagere leeftijd, aanzienlijk verhoogd en dit om het gebruik van het stelsel af te remmen.

Deze maatregelen hebben zeker effect, want het aantal bruggepensioneerden in de leeftijdscategorieën 50-54 jaar en 55-59 jaar is afgenomen, en dit ondanks de crisis en de vele herstructureringen. Het aantal bruggepensioneerden is nu het laagste van de afgelopen 10 jaar.

De toename in de leeftijdscategorie 60-65 jaar is hoofdzakelijk te wijten aan de verhoging van de pensioenleeftijd voor vrouwen in 2009 tot 65 jaar, waardoor zij een jaar langer in het stelsel van het brugpensioen blijven.

Structurele hervormingen van de arbeidsmarkt, de pensioenen en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers zijn dus nodig, maar daarvoor moet er eerst een regering met volheid van bevoegdheden komen.

Mondelinge vraag van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over «het evaluatieverslag inzake de nieuwe wetgeving op de beperking van de werktijd voor artsen» (nr. 5-188)

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - België heeft de Europese richtlijn omgezet betreffende de reglementering van de arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaten in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen.

De wet, die op 1 februari jongstleden in werking is getreden, maakt het mogelijk de werktijd te beperken tot gemiddeld 48 uur per week, nacht- en weekendwerk inbegrepen, over een referentieperiode van 13 weken. Dat is een mooie vooruitgang in vergelijking met werkweken van soms 90 uur. De duur van elke prestatie mag niet meer dan 24 uur bedragen, met een verplichte compenserende rust van 12 uur. De arts mag vrij kiezen om wekelijks tot 12 bijkomende uren te werken.

Sinds dinsdag zijn evenwel 200 artsen van Brusselse ziekenhuizen van het Irisnet voor drie dagen in staking. Mogelijk breidt de staking als een olievlek uit. De specialisten in opleiding vinden dat ze in erbarmelijke omstandigheden werken, zowel op het vlak van werkuren als op het vlak van salaris, dat acht tot twaalf euro per uur zou bedragen. Dat is zeer bescheiden voor iemand die minstens zeven jaar heeft gestudeerd en een zware verantwoordelijkheid draagt.

De nieuwe wetgeving is al meer dan drie maanden van kracht en ondanks de genomen maatregelen betogen de stagiair-artsen. Dat betekent dat er nog steeds problemen zijn.

De stagiair-artsen worden onder druk gezet om het beruchte opting-out te ondertekenen en daarmee de twaalf bijkomende uren te aanvaarden om de diensten te doen draaien. Verder is er een probleem op het vlak van de vergoeding voor die bijkomende uren. Die vergoeding is niet altijd bepaald. Ze worden vergoed volgens de weddenschaal A1.1 van een adjunct-adviseur, wat overeenkomt met het minimum voor een universitair in een openbare dienst.

De ziekenhuizen van hun kant staan voor onoplosbare problemen. Ze moeten immers dezelfde werklast met evenveel personeel, maar met minder uren verzekeren.

Kan de opdracht van openbare dienst worden vervuld met die nieuwe wet zonder bijkomende aanpassingen?

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - Het is verbazend dat een wet, drie maanden nadat ze unaniem is goedgekeurd in de Kamer en die werd uitgewerkt op basis van een unaniem akkoord tussen de partners uit de ziekenhuiswereld, de studenten en de stagiairs, nu door een staking opnieuw ter discussie staat!

We moeten de zaken nuanceren en de achtergrond bekijken: een Europese richtlijn, een brede consensus en lange onderhandelingen om tot een evenwicht te komen. Op het moment dat de wet werd goedgekeurd, wist iedereen dat regels uitvaardigen die de mogelijkheden van overbelasting op het vlak van uren beperken, gevolgen zou hebben.

De wet is nog maar pas in werking getreden.

Er werd een referentieperiode van dertien weken, hetzij meer dan drie maanden, bepaald om na te gaan of de 48 uur wordt nageleefd. Aangezien de wet pas vier maanden van kracht is, kunnen we pas sinds drie weken analyseren wat er heeft plaatsgevonden tijdens die referentieperiode. Bovendien moest er, zodra de wet in werking trad, worden onderhandeld en gereorganiseerd en moesten er nieuwe contracten worden opgesteld, wat enige tijd in beslag heeft genomen.

We bevinden ons dus in een overgangs- en aanpassingsfase, met een logge organisatie. Het is te vroeg om conclusies te trekken. Het ene ziekenhuis is trouwens het andere niet, de ene dienst de andere niet. In sommige ziekenhuizen kunnen er spanningen naar boven komen. Sommige diensten hebben bijvoorbeeld te kampen met organisatieproblemen. Ik wil de zaken dus relativeren.

De wet is een goede zaak voor de bezoldiging van de prestaties. Ze voorziet immers in een bezoldiging voor de twaalf bijkomende uren die moeten worden gewerkt los van het arbeidscontract. Dat was een van onze eisen. Hij stond niet in de basistekst, maar we hebben hem kunnen realiseren. Ik heb persoonlijk gestreden om die belangrijke vooruitgang, vooral gebaseerd op het Franse model, te bereiken.

Op dit moment zijn de onderhandelingen op nationaal niveau aan de gang. Die nationale commissie, samengesteld uit evenveel artsen als bestuursleden, verfijnt op dit ogenblijk een collectieve overeenkomst over de verschillende loonschalen.

Toch blijf ik gevoelig voor de signalen die worden gegeven, zelfs al zijn ze beperkt tot een bepaald type ziekenhuizen, op sommige plaatsen.

We zijn van plan om in de komende twee of drie maanden samen met de inspectiediensten van de FOD Werkgelegenheid een inspectie-, preventie- en informatiecampagne op te zetten om na te gaan of de wet correct wordt toegepast, en om aanbevelingen te doen als dat niet het geval is.

In die fase zullen er nog geen sancties worden opgelegd omdat een overgangsperiode nodig is en omdat de onderhandelingen met de ziekenhuizen nog aan de gang zijn.

Op basis van de resultaten zullen we de nodige aanbevelingen doen en vooral eventuele aanpassingen overwegen.

Dit probleem staat niet los van het debat dat we zullen moeten voeren, als we een volwaardige regering zullen hebben, over de zin van het behoud van een numerus clausus. Er is en er zal uiteraard bijkomende druk zijn als de arbeidsduur beperkt is, gezien de schaarste aan huisartsen en aan sommige specialisten.

Volgens mij moeten beide thema's samen worden behandeld, en zullen we onze te restrictieve regels moeten herzien.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - Als er niets verandert, is een conflictsituatie onvermijdelijk, aangezien de ziekenhuizen te kampen hebben met een kleinere beschikbaarheid van stagiair-artsen. Er is dus onvermijdelijk een probleem.

De ziekenhuizen zetten de stagiairs onder druk om de twaalf uren te aanvaarden, maar het is niet aan de stagiairs om de problemen op zich te nemen.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - Zelfs met de twaalf bijkomende uren zullen ze veel minder uren werken dan voorheen.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - Het is niet omdat de artsen in een openbare dienst werken en ze verantwoordelijkheid dragen op het vlak van de volksgezondheid, dat ze uitgebuit moeten worden.

De mentaliteit is sterk geëvolueerd. Steeds vaker weerklinkt de wens naar een evenwicht tussen het beroeps- en privéleven.

De druk die wordt uitgeoefend is onaanvaardbaar. De wet bestaat en moet worden nageleefd.

Een ander punt zijn de lage vergoedingen. De huidige vergoedingen omvatten de nacht- en weekenduren, die dus niet meer als wachtdiensten worden vergoed. De artsen bevestigen dat ze minder goed verdienen dan vroeger. Dat moet uiteraard worden nagegaan.

Een overgangsperiode bepalen kan de gemoederen misschien bedaren.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - De wet is eenparig goedgekeurd en niemand van uw fractie heeft toen een overgangsperiode gevraagd.

Mondelinge vraag van de heer Ludo Sannen aan de minister van Klimaat en Energie over «het arrest van het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van artikel 41 van de wet van 15 december 2009 die een meerjarentariefsysteem voor distributienettarieven bekrachtigde» (nr. 5-180)

Mondelinge vraag van de heer François Bellot aan de minister van Klimaat en Energie over «het arrest van het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van artikel 41 van de wet van 15 december 2009 die een meerjarentariefsysteem voor distributienettarieven bekrachtigde» (nr. 5-187)

De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

De heer Ludo Sannen (sp.a). - De minister, de distributienetbeheerders, de gewesten en de consumenten hebben een probleem en de minister heeft dat probleem gecreëerd.

Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 31 mei 2011 gesteld dat de minister niet het recht had om in te grijpen in de methode om de toekomstige tarieven van de netbeheerders te bepalen. Volgens het hof komt dat recht krachtens artikel 37 van de derde elektriciteitsrichtlijn van de EU enkel en alleen aan de CREG toe. De minister heeft via een wettelijk initiatief proberen in te grijpen, hoewel de CREG en de Raad van State de minister hadden gewaarschuwd dat dit tot problemen zou kunnen leiden.

Nu heerst er juridische onzekerheid. Wat is nog de wettelijke basis voor de tarieven die momenteel door de netbeheerders worden geïnd? Wat was de wettelijke basis voor de tarieven die door de netbeheerders werden geïnd? De vzw Dolor denkt eraan naar de rechter te stappen en spoort de consumenten aan om de betaalde bijdragen voor de netbeheerders terug te vorderen.

Er is dus zeer grote onduidelijkheid over de facturen die de burgers krijgen en kregen: moe(s)ten ze betalen of niet? Krijgen ze hun onterecht geïnde gelden terug? Mij lijkt dat niet realistisch. Hoe denkt de minister een wettelijke basis met terugwerkende kracht uit te werken?

Het Belgische elektriciteitsbeleid bestaat grotendeels uit ingrepen in de distributienettarieven. Zo werd de duurzame energie met de groenestroomcertificaten bevorderd. Ook krijgen de netbeheerders sociale dienstverplichtingen opgelegd, zoals de gratis elektriciteit en initiatieven voor isolatie. Het beleid wordt grotendeels door de gewesten gevoerd. Op welke juridische basis kunnen de gewesten een beleid voeren, als enkel en alleen de CREG bevoegd is om de distributienettarieven te bepalen?

Heeft de minister al contact opgenomen met de CREG? Hoe zal de juridische onzekerheid worden weggewerkt?

Hoe kunnen de gewesten een eigen energiebeleid bepalen en sturen, met respect voor de autonomie van de CREG? Voor de uitwerking van een beleid hebben de gewesten de distributienettarieven nodig.

De heer François Bellot (MR). - Momenteel zouden de consumenten het gedeelte van de energiefactuur voor de distributie dat geïnd wordt op grond van de gewraakte wet en het gewraakte koninklijk besluit, via de leveranciers van de distributiebedrijven kunnen terugvorderen.

Mijnheer de minister, kunt u eerst preciseren welk bedrag ten onrechte werd geïnd en vervolgens aangeven welke voorstellen u zult doen om die situatie recht te trekken? Hebt u effectief verklaard, zoals vermeld in de pers van 8 juni, dat de consumenten de ten onrechte betaalde bedragen op geen enkele manier kunnen terugvorderen?

Aangezien het niet volstaat dat u niet akkoord gaat met het besluit van het Grondwettelijk Hof, bent u voornemens de wet van 2009 weldra te wijzigen? Het juridische kader voor de netbeheerders is immers opnieuw nogal onstabiel en onprecies geworden. Gelast u de CREG als enige om de elementen van het verleden te corrigeren? Aanvaardt u voor de toekomst dat de CREG als enige de distributietarieven vastlegt die de netbeheerders mogen toepassen? Zo bepaalt het immers de Europese richtlijn: de CREG, regulator, oefent zijn functies ten volle uit en legt de prijzen vast. Als een akkoord uitblijft, deelt men dat mee aan de CREG, maar men mag niet zelf de distributietarieven in zijn plaats vastleggen.

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Het Grondwettelijk Hof heeft op 30 mei 2011 artikel 41 van de wet van 15 december tot bevestiging van het koninklijk besluit over de distributietarieven vernietigd.

Op basis van de juridische analyses waarover ik thans beschik, kan ik meedelen dat de bevestigingswet werd vernietigd, met terugwerkende kracht sedert de goedkeuring, en dus niet het besluit betreffende de distributietarieven. We bevinden ons derhalve in de toestand die gold vóór goedkeuring van de bevestigingswet. Ter herinnering: het hof van beroep had in het kader van een beroep tegen de tariefbeslissingen van de CREG de `exceptie van onwettigheid' inzake het tariefbesluit ingeroepen. Het hof weigerde het besluit betreffende de distributietarieven in aanmerking te nemen omdat er geen overleg geweest was met de gewesten en omdat de hoogdringendheid niet voldoende aangetoond was.

De besluiten zijn onwettig, maar alleen voor de partijen die voor het hof van beroep de onwettigheid hebben aangehaald. De in fine door de CREG goedgekeurde tarieven zijn gepubliceerd en werden niet vernietigd.

Inmiddels heeft de Ministerraad van 15 april 2011 het `derde pakket Energie' omgezet en het wetsontwerp tot wijziging van de elektriciteitswet van 29 april 1999 en de gaswet van 12 april 1965 goedgekeurd.

Dit ontwerp is conform het arrest van het Grondwettelijk Hof en anticipeert door de volle bevoegdheid voor de tarieven aan de CREG toe te vertrouwen. De regulator is voortaan als enige gemachtigd om de tariferingsmethode vast te leggen en de tarieven goed te keuren, wat niet het geval was met toepassing van de vorige wet tot omzetting van het eerste en tweede pakket van vrijmakingsrichtlijnen.

Aangezien de federale regering die bevoegdheid niet langer mocht uitoefenen, komt het de CREG toe om een juridische grondslag te bepalen waarop het de nieuwe tarieven vestigt. Ik heb daartoe alle nodige stappen gedaan ten aanzien van de CREG.

Wat betreft de autonomie van de CREG in de ruime zin, dus ruimer dan de uitgebreide tariferingsbevoegdheid, heft het wetsontwerp het recht van de regering op om de tarieven te schorsen. Het wijst een reeks procedures aan de exclusieve bevoegdheid van het Parlement toe - zelfs al is de CREG autonoom, ze blijft directe verantwoording verschuldigd aan het Parlement. Zodra het wetsontwerp is goedgekeurd, is het aan het Parlement om de begroting voor de werking van de regulator goed te keuren, het jaarrapport in ontvangst te nemen en na te zien, en de vergoedingen voor de leden van de raad van bestuur goed te keuren.

De heer Ludo Sannen (sp.a). - Bedoelt de minister dat er eigenlijk niets is veranderd? Een artikel van de wet werd verworpen, maar die wet had precies tot doel het bewuste besluit te bekrachtigen. Met andere woorden, de gebrekkige juridische basis voor dat besluit, die aanleiding heeft gegeven tot die wet, is niet verdwenen en dus blijft een juridische discussie mogelijk. Mijn tweede vraag is dus zeker niet beantwoord. Hoe kunnen de gewesten met respect voor de autonomie van de CREG in het kader van een energiebeleid ingrijpen in de distributienettarieven?

De heer François Bellot (MR). - Mijnheer de Minister, u hebt niet aangegeven of de consument beroep kan aantekenen bij de rechtbanken tegen de toepassing van de onwettig geachte tarieven tussen 2008 en 2012.

U hebt vermeld dat de regering op 15 april een wetsontwerp heeft besproken. Wanneer wordt het overgezonden aan de bevoegde commissie van Kamer en Senaat?

Mijns inziens zou in de toekomst niet een en dezelfde minister bevoegd mogen zijn voor de behartiging van de consumentenbelangen en voor energie, want de belangen van de consumenten en die van de intercommunale netbeheerders zijn tegenstrijdig. Het besluit en de wet die voor het Grondwettelijk Hof gewraakt zijn, namen het ontegensprekelijk op voor de netbeheerders.

Kunt u me over die drie elementen extra informatie bezorgen?

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Laat wat mij betreft uw bedenkingen over de verdeling van de ministeriële bevoegdheden gerust de vrije loop.

Ik ben er niet zeker van dat de consumentenbelangen beperkt blijven tot de prijs. Ook een kwaliteitsservice is in het belang van de consument. Daarvoor zijn investeringen nodig. Cheap is not always good.

De wet is wel vernietigd, maar niet de koninklijke besluiten die eraan voorafgingen. Ze blijven van kracht, behalve voor de intercommunales die ze hebben aangevochten. In de huidige situatie kunnen de consumenten de onterecht geïnde bedragen dus niet gerechtelijk terugvorderen. Op economisch vlak ligt de discussie anders.

Het juridisch vacuüm blijft bestaan, maar niet voor lang meer. Het wetsontwerp is in eerste lezing door de ministerraad goedgekeurd en is voorgelegd aan de Raad van State. Op 15 juni krijgen we het terug. Het zal aan het advies van de Raad van State worden aangepast en vervolgens keurt de ministerraad het in tweede lezing goed. Bijgevolg belandt het over enkele weken bij het Parlement. De CREG kan al aan de slag en kan binnen een redelijke termijn een voorstel van tariferingsmethode doen.

Zal dat in het voordeel zijn van de gewesten? Het zal altijd een beetje een probleem blijven zolang de bevoegdheid voor de tarieven federaal blijft, maar de gewesten met allerlei beslissingen kunnen ingrijpen in de tarieven. Vandaar het voorstel om de discussie over de tarieven naar de gewesten over te hevelen. Dat zou meer coherent zijn.

Mondelinge vraag van de heer Peter Van Rompuy aan de minister van Klimaat en Energie over «de aanbeveling van de Europese Commissie inzake de concurrentie op de energiemarkt» (nr. 5-184)

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Zoals de minister ongetwijfeld weet, is de Europese Commissie deze week met haar aanbevelingen naar buiten gekomen. Voor België zijn die nog niet definitief, aangezien ze nog langs de vakraden en de Europese Raad moeten passeren, maar we weten dat dit naar goede gewoonte niet meer zoveel zal veranderen. Eigenlijk weten we dus waarvoor we staan, en dat weten we al veel langer.

Op het vlak van energie gaat het, kort samengevat, over een verbetering van de concurrentie op de elektriciteits- en gasmarkt en over de effectiviteit van de regulator en de mededingingsautoriteit. Zoals ik net nog heb gezegd, zou het nuttig zijn mocht de regering van lopende zaken, gesteund door het parlement, dat wel zijn volle bevoegdheden heeft, toch een antwoord geven op de vragen die de Europese Commissie aan België stelt, om de geloofwaardigheid van ons land op de internationale fora en meer bepaald tegenover Europa, op het ogenblik het meest geloofwaardige ratingbureau, overeind te houden.

Ik hoef u niet te zeggen dat de maatregelen die op het vlak van energie nodig zijn, zeer dringend zijn. Ze werken namelijk ook door in de index en de ontwikkeling van de loonhandicap in ons land, die intussen, dat weet de minister beter dan ik, sinds de goedkeuring van het interprofessioneel akkoord met bijna 1% verder is ontspoord ten opzichte van de buurlanden.

Mijn vraag is dan ook of de minister op korte termijn van plan is gevolg te geven aan de Europese aanbevelingen op het vlak van energie. Ik begrijp dat de minister op andere punten in Europa de grote boeman en vijand ziet, maar op energievlak is er misschien wel iets mogelijk. Is de minister iets van plan? Wat is hij van plan? Zal hij dat doen in samenwerking met het parlement? Met andere woorden, kunnen we de Europese aanbevelingen niet als een window of opportunity gebruiken om bepaalde dringende maatregelen te nemen?

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Op 15 april werd de derde wet die de Belgische gas- en elektriciteitsmarkt zal reorganiseren door de Ministerraad goedgekeurd. Na de twee eerdere wetten van 1999 en 2003 zal deze nieuwe wet de tekortkomingen van de geliberaliseerde markt bijsturen en een volledige transparantie van de markt voor de consument garanderen. Deze wet moet worden gezien in het kader van de omzetting van het Derde Pakket Energie en biedt een wettelijk kader voor de maatregelen die een goede marktwerking in de hand moeten werken.

De bevoegdheden van de nationale energieregulator, CREG, worden versterkt. De regulator zal nu over de nodige bevoegdheden beschikken om in volledige onafhankelijkheid de transport- en distributietarieven te bepalen. De regulator zal verantwoording moeten afleggen aan de Kamer en er zijn tariefmethodes en jaarverslagen moeten voorleggen.

De bescherming van de consument wordt verstevigd door de leveranciers een bepaalde informatieverstrekking en dienstverlening aan hun klanten op te leggen. Zo moeten ze bijvoorbeeld duidelijk maken dat de klant binnen drie weken van energieleverancier kan veranderen. Dat zal de concurrentie aanmoedigen.

Ook werd recentelijk beslist dat in België een controlesysteem op de energieprijzen zal worden toegepast, dat ongeoorloofde prijsstijgingen kan tegenhouden en transparantie zal bieden in de gehanteerde leveranciersprijzen. Elke prijsstijging zal voortaan door de regulator moeten worden goedgekeurd.

Momenteel wachten we nog op het advies van de Raad van State. Dat wordt volgende week verwacht. Ik zal in elk geval alles in het werk stellen om de wet snel te laten goedkeuren.

De rol van de mededingingsautoriteit in het versterken van de concurrentie op de energiemarkt is eerder gelimiteerd. Het is een structureel probleem gerelateerd aan de aard van de markt, die namelijk eerder statisch van aard is en op het vlak van concurrentieversterking weinig stimulering mogelijk maakt. Dat belet de nationale mededingautoriteit echter niet om kordaat op te treden in geval van eventuele inbreuken van de spelers op de elektriciteits- en gasmarkt.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Wanneer zal over de omzetting van een derde pakket kunnen worden gestemd?

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Ik krijg volgende week het advies van de Raad van State. Er zijn wellicht twee of drie weken nodig om na te gaan of er aanpassingen nodig zijn. Het zou begin juli door de regering in tweede lezing en vervolgens door het parlement kunnen worden goedgekeurd.

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de rellen die in Gent en Antwerpen zijn uitgebroken na de interlandvoetbalwedstrijden van vorige week» (nr. 5-195)

De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, antwoordt.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Het voorbije weekend waren er ernstige rellen na twee interlandvoetbalwedstrijden. Vrijdag werd in Gent serieus gevochten na de wedstrijd België-Turkije. In Antwerpen waren er zaterdag dan weer rellen na de wedstrijd Marokko-Algerije en werd een spoor van vernieling door de stad getrokken.

In de media had men het in dat verband vooral over allochtoon voetbalhooliganisme, maar dat lijkt me een verkeerde inschatting van het fenomeen. Volgens mij gaat het om voorspelbaar etnisch geweld, een uiting van zich permanent afzetten tegen onze westerse samenleving en het openbaar gezag.

Er moeten dan ook vragen worden gesteld bij de eventuele preventieve maatregelen die werden genomen en bij de inschatting die de politie van die etnische onlusten heeft gemaakt. In Gent werden naar verluidt nauwelijks 20 agenten ingezet, een andere bron spreekt van 40 manschappen, om de orde te handhaven en dat voor een massa van meer dan 7000 mensen. Ook in Antwerpen was de preventieve aanpak en het optreden van de politie absoluut niet in verhouding tot de risico's.

Is de minister het ermee eens dat de politie faalde in het handhaven van de openbare orde door een foutieve inschatting van de rellen en de echte motieven er achter? Het ging immers niet om voetbalhooliganisme, maar om een gewelddadig optreden naar aanleiding van een interlandwedstrijd, als uiting van een latent aanwezige opstand tegen het gezag. Een preventieve inschatting van mogelijke incidenten is dan ook belangrijk.

Zal de politie in de toekomst naar aanleiding van etnische rellen die volgen op internationale voetbalwedstrijden, weer optreden als `brandweerpolitie' of zijn er ondertussen lessen getrokken uit de twee incidenten, zodat we in de toekomst mogen rekenen, zowel op preventieve maatregelen, als op een grondige aanpak van degenen die de openbare orde ernstig bedreigen?

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. - Ik lees het antwoord van de minister. Allereerst denk ik dat we de gebeurtenissen van afgelopen weekend in Gent en in Antwerpen niet over dezelfde kam mogen scheren.

Hoewel beide gebeurtenissen even verwerpelijk zijn van aard, zijn de onderliggende oorzaken heel verschillend.

In Gent ging het duidelijk om voetbalgerelateerd geweld. De feiten die daar gepleegd zijn, zullen ook als dusdanig vervolgd worden. De politie is momenteel zeer druk bezig met het achterhalen van zo veel mogelijk identiteiten van geweldplegers. Geweldplegers kunnen een boete oplopen tot 5000 euro.

In Antwerpen, waar er rellen uitbraken na de afloop van de wedstrijd Algerije-Marokko, ging het om geweldplegingen tout court, gericht tegen het openbaar gezag en publieke en privé-eigendommen.

Hoewel er dus heel wat verschillen zijn tussen de twee gebeurtenissen, ging het in beide gevallen om straathooliganisme. Een nieuw soort hooliganisme dat de jongste maanden de kop opsteekt.

Sinds de invoering van de voetbalwet hebben we het hooliganisme in en rond de stadions tot een minimum kunnen terugbrengen.

Buiten de stadions zien we echter dat een nieuwe trend zich ontwikkelt, waarbij voetbal wordt gebruikt als aanleiding om rel te schoppen.

Hiertegen moeten we snel en efficiënt optreden, zodat het nieuwe fenomeen in de kiem wordt gesmoord.

Ik pleit voor een totaalaanpak precies zoals we dat de afgelopen jaren zo succesvol hebben toegepast in en rond de voetbalstadions.

In de eerste plaats wil ik de beperkte groep relschoppers in kaart brengen en een permanente en dynamische risicoanalyse uitvoeren om te zien op welke evenementen de relschoppers zich zouden kunnen manifesteren.

Verder zal ik maatregelen uitwerken aangepast aan elk evenement in overeenstemming met de risico's. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om ostentatief en heel zichtbaar veel politiemensen in uniform in te zetten, als men weet dat precies dat voor sommige jongeren de aanleiding kan zijn om zich massaal tegen de politie te keren.

Ten derde wil ik een aantal gespecialiseerde politiemensen die de doelgroep kennen en bij hen ook bekend zijn, de opdracht geven om de relschoppers bij evenementen te volgen, te observeren en preventief met hen in dialoog te gaan om de groepsanonimiteit te doorbreken en preventief incidenten te vermijden. Dat is vergelijkbaar met het werk dat de voetbalspotters de laatste jaren met succes hebben verricht.

Ten vierde wil ik een aangepaste politiestrategie uitwerken om escalatie te voorkomen.

Verder zal ik een consequent verbaliserings- en sanctioneringsbeleid invoeren via onder meer de zogenaamde GAS-wet of de strafwet.

Ten slotte wil ik de jongeren en hun ouders via hun sociaal netwerk betrekken bij onze totaalaanpak en mediatoren en preventiewerkers inschakelen. Dat veronderstelt dat alle betrokken partners regelmatig met elkaar in overleg treden om het noodzakelijke maatwerk te actualiseren.

De politie en burgemeesters van Gent en Antwerpen zullen uit de gebeurtenissen ook zelf lessen moeten trekken en zijn al bezig met een evaluatie van de incidenten zodat het straathooliganisme in de toekomst zo goed mogelijk kan worden aangepakt.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik dank staatssecretaris Van Quickenborne voor het voorlezen van het toch wel uitvoerige antwoord van minister Turtelboom, maar ik betreur wel dat de minister hier niet zelf aanwezig is, aangezien zij toch de politieke verantwoordelijkheid draagt voor de ordehandhaving bij dergelijke incidenten. Vooral wanneer politiemensen gewond raken, zoals in Antwerpen en in Gent is gebeurd, moet de minister verantwoordelijkheid op zich nemen. Hier zijn duidelijk fouten gemaakt, bijvoorbeeld op gebied van kledij, het versterken van de achterlinie, enzovoort. Dat getuigt van amateurisme, waarvoor iemand toch de politieke verantwoordelijkheid op zich moet nemen.

Het verheugt me wel dat de minister erkent dat het probleem in Antwerpen iets anders ligt dan in Gent. In Antwerpen zijn er achterliggende redenen voor zelfs zware straatcriminaliteit. Ik betreur dan weer dat we een week na de rellen nog geen evaluatierapport hebben gekregen. Er is een evaluatie gemaakt, er is overleg gepleegd tussen de Antwerpse en de federale politie, maar verder horen we niets meer.

Er is trouwens meer nodig dan de maatregelen die de minister opsomt. De risico's op etnische rellen in Antwerpen vergroten alsmaar. Er zijn een hele hoop ontaarde jongeren die uit een machocultuur komen, er is een gebrek aan opvoeding. Dat is een tikkende tijdbom. Er is meer nodig dan wat te pamperen op basis van een voetbalwet. Een struisvogelpolitiek kan absoluut niet meer.

Staatssecretaris Van Quickenborne kan natuurlijk niet meer dan doen dan het antwoord van de minister voorlezen. Nogmaals, het is jammer dat de minister niet zelf is gekomen.

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 15 juli 2009, tussen het Koninkrijk België en het Prinsdom Monaco inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Akkoord (Stuk 5-961)

Algemene bespreking

De heer Rik Daems (Open Vld), corapporteur. - De regering heeft twaalf wetsontwerpen ingediend houdende instemming met akkoorden, protocollen en avenanten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving. De akkoorden werden gesloten met Monaco, Australië, Nederland, Finland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Frankrijk, San Marino, Andorra, Denemarken, Singapore en Luxemburg.

De wetsontwerpen werden besproken in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging op 24 mei 2011. In die vergadering werden amendementen ingediend ingevolge de inwerkingtreding op 1 juli 2011, van het artikel 55 van de wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen. Diverse artikelen van de verschillende wetsontwerpen weken af van de bepalingen van artikel 318 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Die artikelen werden opgesteld toen de opheffing van het bankgeheim nog niet door het parlement was goedgekeurd. Gelet op de inwerkingtreding op 1 juli 2011 van artikel 55 van de wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen is de afwijking niet meer noodzakelijk.

Gelet op de nieuwe bepalingen van het interne recht met betrekking tot de opheffing van het bankgeheim zijn de administratieve en strafrechtelijke sancties waarin het interne fiscale recht voorziet bovendien automatisch van toepassing op personen die weigeren bankgegevens te verstrekken, die worden gevraagd op grond van de protocollen bij de verdragen.

Na de stemming van de geamendeerde wetsontwerpen rezen nog een aantal technische problemen in verband met de aangenomen teksten en dienden een aantal tekstverbeteringen te worden aangebracht ingevolge de amendementen die door de commissie werden aangenomen. Ik overhandig de lijst van de verbeteringen aan de griffier en benadruk dat het om tekstverbeteringen gaat, louter vormelijke wijzigingen dus.

De commissie keurde de wetsontwerpen goed. Ik nodig de plenaire vergadering uit hetzelfde te doen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb geen probleem met de voorliggende wetsontwerpen die een aanpassing beogen van een reeks verdragen in verband met belastingen. Wat mij echter opvalt is dat sommige landen ontbreken in de lijst. Ik stel de vraag aan de regering waarom bijvoorbeeld Zwitserland ontbreekt. Sommige staten die in het verleden bekend stonden als belastingparadijzen, onder meer Singapore en Luxemburg, staan door de aanpassing een beetje minder buiten schot van de belastingcontrole en zijn een beetje minder paradijselijk op het vlak van belastingen, hoewel er nog altijd achterpoortjes zullen overblijven. Zwitserland dat een prominente plaats bekleedt op het lijstje van belastingparadijzen ontbreekt wel opvallend in de lijst van ontwerpen. Komt er nog een ontwerp in verband met Zwitserland? Zo neen, wat gaat de regering doen in dat verband? Wat zal in de toekomst de houding zijn tegenover de FIFA bij de organisatie van het wereldkampioenschap voetbal.

Een groot probleem in die overeenkomst met de FIFA was dat ze niet waterdicht is voor de belastingvrijstellingen die de FIFA overal voorgesteld krijgt. De FIFA beriep zich op het verdrag tussen België en Zwitserland tot het vermijden van dubbele belasting om hier een pak winsten belastingvrij te kunnen binnenrijven.

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Maar is daarin niet geslaagd!

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het is niet gelukt, dat is waar, maar de FIFA hield wel staande dat die winsten al in Zwitserland belast werden. Bij nader toezien hadden ze er echter verregaande belastingvrijstellingen verkregen, waardoor niet alleen de FIFA, maar ook afgeleide organisaties in de brede zin, geen euro belastingen zouden hebben moeten betalen op miljoenen euro winsten.

Hier is sprake van openlijke fraude; we hebben die wettelijk mogelijk gemaakt door voornoemd verdrag. In het rijtje protocollen tot wijziging van verdragen die weliswaar meer mogelijkheden bieden om inlichtingen in te winnen en controle uit te oefenen, ontbreekt wel boeman Zwitserland. Ik had graag vernomen waarom.

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Mijnheer Anciaux, die protocollen betreffen verdragen gesloten tussen ons land en andere landen. Om een tango te dansen moet je met twee zijn. Zolang we geen overeenkomst hebben met Zwitserland, kan de Belgische regering geen protocol tot wijziging ervan voorstellen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Hebt u Zwitserland wel ten dans gevraagd?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Verdragen en protocollen moet het akkoord krijgen van beide partijen. De procedure is lang. De FOD Financiën heeft voorliggende protocollen al twee jaar geleden geparafeerd, maar de FOD Buitenlandse Zaken heeft tijd nodig om protocollen in wetsteksten om te zetten. Dat geldt voor alle internationale verdragen. Bij de FOD Financiën liggen momenteel nog 27 protocollen ter parafering voor.

We hebben al onze partnerlanden, ook Zwitserland, verzocht om de bestaande verdragen aan de nieuwe OESO-normen aan te passen. Ik heb onlangs niet meer gecontroleerd hoever het staat met Zwitserland, maar ik meen me te herinneren dat begin 2011 Zwitserland niet bereid was de transparantie aan de dag te leggen die wij voorstaan. Zwitserland stelt andere vormen van samenwerking voor met de landen van de OESO en van de Europese Unie. We hebben daarover dus nog geen akkoord bereikt.

De ECOFIN-raad heeft de Europese Commissie de opdracht gegeven direct met Zwitserland te onderhandelen. De Commissie zit immers in een sterkere onderhandelingspositie dan de afzonderlijke lidstaten.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Als het ons menens is om de terechte OESO-bekommernissen in de diverse verdragen aangaande de dubbele belastingstarieven op te nemen, dan moeten we de opzeggingsprocedure waarin de verdragen voorzien, opstarten als Zwitserland manifest weigert de aanpassingen te doen die de OESO vraagt. We moeten dat lef hebben als we geloofwaardig willen zijn.

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - De toestand met Zwitserland is nog niet zo slecht. De ministers van Financiën hebben de Europese commissaris de opdracht gegeven met Zwitserland te onderhandelen teneinde een akkoord te bereiken over de Europese aanpak. Zwitserland heeft echter al afzonderlijke verdragen met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk; dat verzwakt natuurlijk de Europese positie. Een klein land als België zal nooit als eerste een dergelijk akkoord kunnen sluiten met Zwitserland. Wij hopen dus dat de grote Europese landen het Europese standpunt volgen en versterken.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-961/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 15 juli 2009, tussen het Koninkrijk België en het Prinsdom Monaco inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Tweede Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Australië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Canberra op 13 oktober 1977, zoals gewijzigd door het Protocol, ondertekend te Canberra op 20 maart 1984, en tot aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voormeld Tweede Protocol (Stuk 5-962)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-962/4.)

-De artikelen 1 tot 6 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Berlijn op 23 juni 2009, tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Protocol (Stuk 5-963)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-963/4.)

-De artikelen 1 tot 6 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 15 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Finland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 18 mei 1976, zoals gewijzigd door het Aanvullend Akkoord ondertekend te Brussel op 13 maart 1991, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-964)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-964/4.)

-De artikelen 1 tot 6 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, ondertekend te Brussel op 1 juni 1987, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-965)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-965/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, ondertekend te Brussel op 1 juni 1987.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 10 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Oslo op 14 april 1988, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-966)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-966/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 10 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Oslo op 14 april 1988.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971, 8 februari 1999 en 12 december 2008, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Avenant (Stuk 5-967)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-967/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Avenant.

-De artikelen 1 tot 6 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 14 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te San Marino op 21 december 2005, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-968)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-968/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 14 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te San Marino op 21 december 2005.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 23 oktober 2009, tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Prinsdom Andorra inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Akkoord (Stuk 5-969)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-969/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 23 oktober 2009, tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Prinsdom Andorra inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen België en Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen nar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 16 oktober 1969, zoals gewijzigd en aangevuld door het op 27 september 1999 te Kopenhagen ondertekende Protocol, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Protocol (Stuk 5-970)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-970/4.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Singapore op 6 november 2006, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-971)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-971/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Singapore op 6 november 2006.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant en de uitwisseling van brieven, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het desbetreffende Slotprotocol, ondertekend te Luxemburg op 17 september 1970, zoals gewijzigd door het Avenant, ondertekend te Brussel op 11 december 2002, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Avenant (Stuk 5-972)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De algemene bespreking over het wetsontwerp 5-961 geldt ook voor dit wetsontwerp.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-972/4.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant en de uitwisseling van brieven, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het desbetreffende Slotprotocol, ondertekend te Luxemburg op 17 september 1970, zoals gewijzigd door het Avenant, ondertekend te Brussel op 11 december 2002.

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Voorstel van resolutie betreffende de strijd tegen de kinderarmoede (van mevrouw Olga Zrihen; Stuk 5-238)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, zie stuk 5-238/4.)

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS), rapporteur. - Het voorstel van resolutie betreffende de strijd tegen de kinderarmoede werd door mevrouw Zrihen ingediend op 6 oktober 2010 en vertrekt uit de vaststelling dat de armoedegraad in ons land zeer hoog ligt in vergelijking met andere Europese landen. Dat geldt vooral voor de kinderarmoede.

De indienster wees erop dat de tekst jammer genoeg nog steeds actueel is. Het is volgens haar ontoelaatbaar dat in onze samenleving nog zoveel kinderen door armoede worden getroffen.

Samengevat heeft de commissie over de volgende aanbevelingen gedebatteerd: het thema van de strijd tegen de kinderarmoede opnemen in het programma van de volgende interministeriële conferentie; de kinderarmoede definiëren en de evolutie ervan volgen ten opzichte van een mediaaninkomen en doeltreffende indicatoren bepalen om de materiële welvaart van kinderen na te gaan; de analyse van de begrotingen vanuit het oogpunt van hun impact op kinderen, opdat de middelen ten behoeve van kinderen nog efficiënter gebruikt worden; het uitstippelen van een nationale strategie voor de bestrijding van de kinderarmoede, met inbegrip van duidelijke doelstellingen en een tijdschema, naar het voorbeeld van het beleid van de Scandinavische landen die een lage graad van kinderarmoede kennen.

Voorts is het de bedoeling regelmatig na te gaan welke vorderingen geboekt zijn in de strijd tegen de kinderarmoede; op Europees vlak een diepgaande discussie op gang te brengen over het probleem van de kinderarmoede en de acties die kunnen leiden tot een uitroeiing ervan, opdat de strijd tegen de kinderarmoede een duidelijke beleidsprioriteit wordt voor de Europese Unie en elk van haar lidstaten; over te gaan tot een uitwisseling van goede praktijken die binnen de Europese Unie bestaan; bijkomende maatregelen te nemen die de arbeidsparticipatie van personen, die onder de armoedegrens leven, verhogen; alsook verdere maatregelen uit te werken die de ouders in staat stellen om werk en gezin beter te combineren.

De heer Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, wees erop dat de lopende zaken de manoeuvreerruimte beperkten en dat hij zijn voornemens betreffende de tekst niet kon uitspreken.

Tijdens het Belgisch voorzitterschap was het eerste initiatief van de staatssecretaris de organisatie van de Europese conferentie `Who cares? Stappenplan voor een aanbeveling ter bestrijding van de kinderarmoede', op 2 en 3 september 2010 in Marche-en-Famenne.

Deze conferentie werd in nauwe samenspraak met Eurochild en Unicef voorbereid; het ging niet alleen om analyses, maar vooral om het voorstellen van oplossingen.

De conferentie is uitgemond in een door de vertegenwoordigers van het Spaans-Belgisch-Hongaars trio ondertekende eindverklaring, die concrete oplossingen aandraagt. Deze verklaring werd tijdens de informele ontmoeting van 19 oktober 2010 in Brussel voorgesteld aan de Europese ministers die belast zijn met de strijd tegen armoede en maatschappelijke uitsluiting.

De staatssecretaris herinnerde eraan dat hij ervoor ijvert om dit thema in de eindverklaring van dit Europees jaar tegen de armoede als een prioriteit te laten opnemen in het `Platform tegen de armoede'. Hiermee wil Europa zijn becijferde doelstelling bereiken: ervoor zorgen dat tegen 2020 het aantal mensen dat in armoede leeft met minstens 20 miljoen daalt.

De commissieleden hebben opmerkingen gemaakt over de volgende punten: de noodzaak om de stand van zaken op te maken van de reeds ondernomen acties, de voorrang aan gezinnen met kinderen, de noodzaak om een omgeving te creëren die zoveel mogelijk kansen op tewerkstelling biedt.

De verschillende fracties hebben amendementen ingediend en hebben een constructief debat mogelijk gemaakt waarin de parlementaire democratie ten volle kon opbloeien.

Het geamendeerde voorstel van resolutie werd aangenomen met tien stemmen bij drie onthoudingen.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). - De Senaat bespreekt vandaag drie voorstellen van resolutie met betrekking tot de armoedebestrijding.

Alleen al het thema maakt die teksten belangrijk. Armoedebestrijding verdient onze aandacht en vereist een inzet die steeds moet worden vernieuwd. Zelf wil ik kort de tekst toelichten die ik heb ingediend betreffende de strijd tegen de kinderarmoede.

Jammer genoeg moet men geen vreemde oorden, zoals de ontwikkelingslanden, opzoeken om met armoede te worden geconfronteerd. Tal van onze medeburgers worden geconfronteerd met problemen om in hun basisbehoeften te kunnen voorzien. Het probleem is dus niet nieuw. Armoedebestrijding blijft jammer genoeg actueel en dat geldt des te meer in deze crisistijden.

De armoede heeft lang een bedreiging gevormd en is nu reëel aanwezig. Ze is geen randverschijnsel meer, maar slaat steeds harder toe en leidt tot onwaardige levensomstandigheden.

In ons land leeft 15% van de mensen onder de armoedegrens; bij de kinderen loopt dat aandeel op tot 17%. Het risico om in armoede terecht te komen zou bij eenoudergezinnen 39,5% bedragen, en zelfs 74,4% voor kinderen wier ouders niet werken. Tewerkstelling is meer dan ooit een essentieel element voor maatschappelijke integratie.

In 2009 was de staatssecretaris belast met de strijd tegen de armoede, de heer Delizée, het in grote mate eens met de draagwijdte van het voorstel van resolutie en hij beschouwde de inhoud ervan als een rode draad van zijn beleid.

In het tweede semester van 2010 was de bestrijding van kinderarmoede een van de prioriteiten van het Belgische Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. We kijken trouwens met veel aandacht uit naar de aanbeveling die de Europese Commissie in 2012 zou moeten publiceren en die de vrucht is van de Europese conferentie die staatssecretaris Courard over dit thema heeft georganiseerd.

Het voorstel van resolutie betreffende de strijd tegen de kinderarmoede is meer bescheiden van opzet. Toch strekt het ertoe eraan te herinneren dat het onaanvaardbaar is dat in onze maatschappij een zo groot aantal kinderen in armoede leeft en zich in een toestand van afhankelijkheid bevindt.

De ontslagnemende staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding wees er in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden eerst op dat de lopende zaken de manoeuvreerruimte beperken. Dat is dan maar zo, al zijn er de initiatieven die door het Belgische Voorzitterschap werden genomen. Zoals de staatssecretaris stelde, is het van essentieel belang om de vicieuze cirkel van de generatiearmoede te doorbreken. Alle kinderen moeten kansen krijgen voor hun ontwikkeling en toekomst, ook als hun ouders niet over weinig middelen beschikken.

Hoewel het voorliggende voorstel van resolutie uitvoering is besproken en op verschillende punten is geamendeerd, is de oorspronkelijke geest onaangetast gebleven. De commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat heeft de tekst aangenomen. Ik hoop dat de plenaire vergadering dat ook doet.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - De N-VA juicht de strijd tegen de armoede en meer specifiek de kinderarmoede uiteraard toe. Wij erkennen ten volle het recht van elkeen, volwassene en kind, op een levensstandaard die toereikend is voor een goede lichamelijke, geestelijke, intellectuele en sociale ontwikkeling. De maatschappij heeft de plicht dit nobele doel na te streven. Met het oog op hun ontwikkeling moeten alle volwassenen en kinderen maximaal toegang krijgen tot gezondheidszorg, scholing en cultuur. Daarom moeten we er onder meer voor zorgen dat de leefomstandigheden van de ouders van die aard zijn dat de ontwikkeling van het kind ook alle kansen krijgt. Het is onze taak om dat beleid uit te stippelen, een beleid dat mensen helpt om niet in de armoede te belanden en dat ervoor zorgt dat degenen die wel in de armoede zijn terechtgekomen, ook voldoende kansen krijgen om iets te doen aan hun precaire situatie.

Senator Franssen heeft op dit gebied een voortrekkersrol gespeeld door het indienen van een voorstel van resolutie die rekening houdt met heel wat domeinen, onder andere de verbetering van het algemeen beleid, aanpassingen in verband met werkgelegenheidssystemen, gezondheidsbeleid, energie en huisvesting. Het is ongetwijfeld een grote stap in de goede richting en dat kunnen we alleen maar toejuichen. De meer dan 70 amendementen die werden ingediend, wijzen op de grote interesse van de andere fracties. Ook onze fractie heeft tal van amendementen ingediend.

Over de partijgrenzen heen zijn we ervan overtuigd dat een goed arbeidsmarktbeleid de belangrijkste factor is om armoede en sociale uitsluiting terug te dringen. Het risico op kinderarmoede wordt sterk bepaald door de situatie van de ouders op de arbeidsmarkt. Een beleid dat de strijd aanbindt tegen armoede en kinderarmoede moet dan ook in de eerste plaats gericht zijn op de integratie in de arbeidsmarkt. Die moet voldoende soepel zijn om de combinatie tussen gezins- en beroepsleven mogelijk te maken, bijvoorbeeld door voorzieningen voor kinderopvang.

Een prioriteit voor ons is de versterking van het activeringsbeleid voor werklozen. De personen met een arbeidshandicap vormen een doelgroep die onze bijzondere aandacht verdient. Die groep is intussen even omvangrijk als de groep werklozen, voor wie het gevaar op sociale uitsluiting en armoede enorm is.

Vandaag zijn de overheidsuitgaven in België vooral erg hoog door de passieve uitkeringen voor werkloosheid, brugpensioen en tijdelijke werkloosheid, maar we investeren veel minder dan andere Europese landen, bijvoorbeeld de Scandinavische landen, in de actieve begeleiding, beroepsopleiding en omscholing van werkzoekenden.

Als we als maatschappij echt solidair willen zijn met personen met een arbeidshandicap moeten we ze niet alleen een gepast vervangingsinkomen geven, maar moeten we er vooral voor zorgen dat ieder naar zijn of haar mogelijkheden opnieuw geïntegreerd wordt in de arbeidsmarkt. Dat is het onderscheid tussen een afhankelijkheidscultuur en echte solidariteit. Daarom betreuren wij dat onze amendementen in die zin niet werden aangenomen. Eén lid van onze fractie zal zich dan ook symbolisch onthouden.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De voorliggende resoluties zijn goede resoluties en ook de aanpassingen die werden aangebracht, zijn goed. Deze resoluties worden door een brede meerderheid gesteund.

Over armoede moeten we niet te veel praten, we moeten vooral proberen er elke dag iets aan te doen. Ik stel vast dat er altijd veel verwezen wordt naar bevoegdheden die niet tot de federale overheid behoren, ook op het vlak van kinderarmoede. Zo wordt terecht verwezen naar scholing, onderwijs, cultuur, kinderopvang en dergelijke meer, maar ook de federale overheid kan veel doen op het gebied van de bestrijding van kinderarmoede. Niettegenstaande het feit dat nog heel wat bevoegdheden rechtstreeks ingrijpen in de leefomstandigheden van kinderen en jongeren, wordt er geen allesomvattend, samenhangend jeugdbeleid gevoerd, ook niet op federaal niveau.

Het jeugdbeleid valt terecht volledig onder de bevoegdheid van de gemeenschappen, maar zaken als asiel, sociale zekerheid, werkgelegenheid, jeugdrecht en justitie in het algemeen, armoedebestrijding, gezondheidszorg, energie zouden kunnen worden gebundeld tot een samenhangend federaal jeugdbeleid, zodat de jongeren- en kinderarmoede ook op federaal niveau zou kunnen worden bestreden. Ik doe dus een beroep op de Senaat om de regering ertoe aan te zetten die problematiek ook federaal aan te pakken.

We horen voortdurend uitspraken over economische activering, maar ik vind dat het activeringsbeleid zich niet mag beperken tot de economische situatie. We moeten dat nog meer opentrekken in de richting van (inter)culturele, sociale, politieke en maatschappelijke activering. Ook in de strijd tegen armoede is het essentieel dat mensen op die andere terreinen worden geactiveerd. Veel mensen in armoede voelen zich niet betrokken bij de samenleving en geven bijgevolg te weinig rechtstreekse impulsen. In verenigingen waar armen het woord nemen, zijn al veel emanciperende initiatieven genomen. Op federaal niveau wordt ook al een beroep gedaan op ervaringsdeskundigen. De armoedebestrijding kan alleen maar tot resultaten leiden als we nog veel meer oog hebben voor een grotere betrokkenheid van de hele samenleving bij de politieke besluitvorming.

De heer Jurgen Ceder (VB). - We zullen ons onthouden bij de stemming over de resolutie. Dat wil niet zeggen dat we voor armoede zijn en nog minder voor kinderarmoede. We zijn echter evenmin voorstanders van resoluties met een voornamelijk ritueel karakter, waarbij we allemaal samen declameren dat we de armoede op een ernstige wijze willen bestrijden.

Dergelijke vrome resoluties blijven meestal zeer vaag. Ook deze resolutie is daardoor onduidelijk, bijvoorbeeld over de pensioenregeling. Als er al concrete maatregelen worden voorgesteld, ontbreekt de berekening van de budgettaire weerslag. Dat is eigenlijk normaal, precies omdat het `maar' gaat om een resolutie gericht aan de regering en omdat die regering, die dit blijkbaar niet belangrijk genoeg vindt om naar hier te komen, daarmee kan doen wat ze wil. We weten allemaal dat de regering de resolutie zal laten, als ze te veel kost.

Veel van wat in de resolutie staat, valt onder onze bevoegdheid als federale wetgever. We hoeven dus de vluchtweg van de resoluties niet te nemen want we kunnen zelf optreden. Dat gebeurt ook, bijvoorbeeld met het voorstel van de sp.a over de veralgemening van de derdebetalersregeling. Ik vind het nuttiger om die weg te bewandelen.

Onze fractie zal zich dus onthouden bij de stemming over de eerste twee resoluties.

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Voorstel van resolutie betreffende de armoedebestrijding (van mevrouw Cindy Franssen c.s.; Stuk 5-254)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, zie stuk 5-254/5.)

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS), rapporteur. - Het voorstel van resolutie betreffende de armoedebestrijding, dat werd onderzocht door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, werd ingediend door mevrouw Franssen. Zij heeft nadien een globaal amendement voorgesteld om het opschrift en het geheel van de artikelen van haar voorstel te vervangen.

De commissie besliste om op basis van die tekst voort te werken.

Bij de voorstelling van haar tekst heeft mevrouw Franssen onderstreept dat die een sterk signaal wil geven, zowel aan de regering in lopende zaken als aan de toekomstige federale regering opdat de armoedebestrijding een beleidsprioriteit zou blijven op Belgisch en Europees niveau.

Ondanks de maatregelen en initiatieven inzake de armoedebestrijding moet worden vastgesteld dat de armoedecijfers niet dalen. Dat is zorgwekkend in verschillende opzichten. De armoede moet worden beschouwd als een netwerk van sociale uitsluiting.

Mevrouw Franssen pleit er trouwens voor dat de armoedebestrijding wordt geïntegreerd in een globale aanpak die gebaseerd is op de grondrechten, die worden omgezet in een inclusief beleid op het vlak van armoedebestrijding, zij het dat toch bijzondere aandacht moet worden geschonken aan specifieke doelgroepen.

Voor de indienster verwijzen die inclusieve beleidsmaatregelen naar de verschillende beleidsniveaus van ons land. Die moeten efficiënt samenwerken en hun acties coördineren. De bestaande instrumenten, zoals de Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie, moeten op een betere manier worden gebruikt.

Naast het algemene armoedebeleid werden ook op enkele specifieke beleidspunten voorstellen gedaan, met name het inkomens- en werkgelegenheidsbeleid, gezondheidsbeleid, huisvesting en energie.

Wat inkomen en werk betreft, verwijst mevrouw Franssen naar de discussie over het minimuminkomen en de sociale bescherming die werd gevoerd in het kader van het Belgisch EU-voorzitterschap.

Er worden eveneens enkele beleidsaanbevelingen voorgesteld voor de specifieke doelgroepen.

De heer Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, heeft voor de commissie gepreciseerd dat de toestand van lopende zaken de manoeuvreerruimte beperkt en dat hij zich niet over de tekst kan uitspreken. Hij heeft eraan herinnerd dat een reeks voorstellen in deze resolutie zijn uitgevoerd dankzij het Federaal Plan Armoedebestrijding, dat 59 maatregelen bevat en dat tijdens deze en de vorige zittingsperiode werd opgemaakt.

Volgens de heer Courard heeft dat plan een nieuwe dynamiek op gang gebracht inzake armoedebestrijding. Om de drie maanden wordt in de Ministerraad nagegaan hoever men staat met de uitvoering van het plan. Die toetsing is belangrijk omdat zij elk regeringslid enigszins verplicht een standpunt in te nemen over armoedebestrijding in de aangelegenheden waarvoor het bevoegd is.

In dat plan is de participatie van mensen in armoede als grondbeginsel opgenomen.

Na een ruime algemene bespreking, waarvoor ik naar het schriftelijk verslag verwijs, heeft de commissie het globaal amendement van mevrouw Franssen en de subamendementen van de verschillende fracties onderzocht.

Het globaal amendement van de indienster van de tekst werd geactualiseerd op basis van recente gegevens die werden verstrekt door de staatssecretaris voor Armoedebestrijding en met de opmerkingen van de leden van de verschillende fracties.

Ik verwijs naar het schriftelijk verslag voor de technische details van de amendementen, voor de opsomming van de beleidsmaatregelen inzake de armoedebestrijding en voor de discussies die worden gevoerd over sociale economie, mobiliteit, het minimuminkomen, toegang tot gezondheidszorg, huisvesting, energie, enz.

Die discussies en de subamendementen, waarover lang werd gedebatteerd, hebben de commissieleden ertoe geleid dit voorstel goed te keuren met elf stemmen bij drie onthoudingen.

Het verslag werd eenparig door de aanwezige leden goedgekeurd.

(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.)

Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Het armoederisico in ons land is de afgelopen jaren toegenomen. Van de kopgroep is België geleidelijk weggezakt naar de middenmoot van de Europese landen. Niet voor niets heeft de Europese Commissie 2010 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Om te vermijden dat 31 december 2010 het eindpunt zou zijn geweest van een jaar van congressen en forums, heb ik het initiatief genomen om hierover een resolutie in te dienen, om de aandacht niet te laten verslappen.

In België leeft 14,6% van de bevolking, dit zijn ongeveer 1,6 miljoen mensen, onder de armoederisicodrempel. Vrouwen, mensen met een handicap, chronisch zieken, werklozen, allochtonen, laaggeschoolden, alleenstaande ouderen, eenoudergezinnen lopen een hoger risico op armoede. Zij lopen ook het grootste risico om armoede van generatie op generatie door te geven.

Om armoede te bestrijden is een multidimensionale en transversale aanpak vereist, waarbij actie ondernomen wordt op alle beleidsdomeinen en beleidsniveaus. We hebben er dan ook op gelet niet te veel in het vaarwater van de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten terecht te komen. We willen ook een maximale afstemming van acties en strategieën nastreven tussen de verschillende beleidsniveaus.

In het kader van het Belgische voorzitterschap in de tweede helft van 2010 hebben zowel de federale regering als de gemeenschappen en gewesten van armoedebestrijding een prioriteit gemaakt, onder het motto `armoedebestrijding is een zaak van iedereen'.

De strijd tegen de armoede is een werk van lange adem. Het armoedebestrijdingsbeleid moet erop gericht zijn structurele oplossingen aan te reiken om de sociale grondrechten te herstellen en te vrijwaren.

De federale regering heeft de voorbije regeerperiode veel inspanningen geleverd in het kader van de armoedebestrijding. Er was voor het eerst een uitgewerkt Federaal Plan Armoedebestrijding met concrete doelstellingen en actiepunten. Daarnaast was er de ambitieuze rechtvaardigheidsagenda van premier Leterme en zijn voltallige regering die erop gericht was, zelfs in budgettair krappe periodes, de inkomenspositie van de gezinnen en in het bijzonder de meest kwetsbare en de gezinnen met de laagste inkomens, te verbeteren.

De aandacht en inzet mogen echter niet verslappen, zeker niet nu er in de formatiegesprekken terecht volop wordt gefocust op het terugdringen van het begrotingstekort. Het voorstel van resolutie wil een krachtig signaal geven dat de armoedeproblematiek hoog op de agenda moet blijven staan, zowel op Belgisch als op Europees vlak, ook na het Europees jaar van de strijd tegen armoede.

De resolutie vertrekt vanuit de visie van de grondrechtenbenadering en niet van een individueel schuldmodel. De resolutie omvat een waslijst van concreet uitgewerkte prioriteiten op uiteenlopende terreinen, steunend op de sociale grondrechten.

Collega Ceder, ik heb in de commissie gezegd dat dit een kaderresolutie is met heel wat prioriteiten die ook in wetten kunnen worden gegoten. We zullen dan ook niet nalaten om dit te doen.

Wij vragen dan ook de nieuwe beleidsmaatregelen en -uitgaven te toetsen op hun impact op de bestrijding van armoede binnen het instrument Sociale impactanalyse teneinde de Matteüseffecten van heel wat beleidsmaatregelen weg te werken. Wij vragen een versterkte samenwerking tussen alle beleidsdomeinen en alle beleidsniveaus. Wij vragen de participatie van mensen in armoede te intensiveren via een permanent armoedeoverleg met de verenigingen waar armen het woord nemen en de inschakeling van opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede in federale overheidsdiensten. Wij vragen duidelijke streefcijfers en een strikte timing voorop te stellen bij een nieuw federaal plan armoedebestrijding.

De resolutie biedt tevens een aantal belangrijke richtsnoeren voor het beleid op verschillende terreinen die verankerd zijn in artikel 23 van de Belgische Grondwet: inkomen, werk, gezondheid, huisvesting.

De resolutie zet hiervoor alvast de bakens uit, bijvoorbeeld door de verdere herwaardering en welvaartskoppeling van de wettelijke pensioenen, het versterken van de verplichte solidaire ziekteverzekering, het structureel verhogen van uitkeringen en vervangingsinkomens tot minimaal boven de armoedegrens - trouwens ook een opdracht die de Europese Unie ons heeft gegeven - het opnemen van energie in de Belgische Grondwet, het nemen van bijkomende initiatieven in de strijd tegen armoede bij kinderen. Het voorstel van collega Zrihen is van dit laatste al een goed voorbeeld.

Ook voor de versnelde en automatische toekenning van sociale rechten geldt dat de resolutie geen eindpunt is.

Ik hoop dat het voorstel van resolutie in plenaire vergadering net als in de commissie op brede steun kan rekenen. Ik dank de leden van de meerderheid en de oppositie voor de verrijkende amendementen die ze in de commissie hebben ingediend. Ook dank ik het secretariaat van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden voor het vele werk en voor de verwerking van de amendementen.

Het voorliggende voorstel van resolutie is een belangrijk politiek statement. Boven de politieke grenzen heen wordt erkend dat armoedebestrijding een win-winsituatie is: er wordt gezorgd voor mensen en tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in de samenleving van morgen. De beste belegging die elke overheid kan doen, is investeren in armoedebestrijding. Kortom, we moeten verzorgen, versterken, verbinden en vooruitzien.

(Applaus)

De heer Richard Miller (MR). - Het voorliggende voorstel van resolutie betreffende de armoedebestrijding komt op het juiste moment. U zult zeggen, collega's, dat het deze aanpak onbeduidend is. De tekst maakt nochtans duidelijk dat het om een verschrikkelijke toestand gaat en om een belangrijke democratische uitdaging.

(Voorzitter: de heer Danny Pieters.)

In de huidige Belgische samenleving, in onze moderne maatschappij, in het centrum van de Europese welvaart blijkt armoedebestrijding niet enkel nodig te zijn, ze blijkt zelfs meer en meer nodig te zijn.

De nieuwe economische productiewijzen, die steeds meer opleiding, ervaring en professionele creativiteit vereisen, veroorzaken binnen het economische weefsel van de zogenaamde `rijke landen' kernen van armoede, plaatsen van verarming waar de bevolking voortdurend toeneemt.

Dat is niet alles. Naast deze armoedegebieden worden nieuwe bevolkingslagen getroffen door verarmingsprocessen: vrouwen die er als ouder alleen voorstaan, werknemers, arbeiders, kaderleden waarvan de onderneming de deuren heeft gesloten en die er niet in slagen hun beroepsloopbaan te herwaarderen. Er zijn ook de jongeren, al dan niet met een diploma.

Wij kennen allemaal die realiteit in onze regio's, steden, gemeenten, wijken.

De democratische uitdaging is duidelijk. Men heeft hier zopas op deze tribune de grondrechten aangehaald. Er is inderdaad geen groter gevaar voor de democratie dan de armoede. Waar armoede heerst, is er geen vrijheid, geen veiligheid, geen hoop; er is geen toegang tot huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, werk, dus geen toegang tot cultuur, sport, tot een waardig leven.

Daarom zullen de MR-senatoren deze tekst goedkeuren, zeer goed wetend dat het om een resolutie gaat, dat wil zeggen een politieke handeling die ons bindt, net zoals de regering die wij controleren. Daarom betreur ik de afwezigheid van de staatssecretaris belast met de armoedebestrijding, omdat deze resolutie hem rechtstreeks aanbelangt.

We zullen erop toezien dat deze resolutie wordt nageleefd en uitgevoerd zodat ze geen dode letter blijft. We zullen ook toezien op haar politieke en budgettaire implicaties voor de deelgebieden: ik heb het over Brussel en het Waals Gewest. Er moet inderdaad voor worden gezorgd dat de gewesten en gemeenschappen zo efficiënt mogelijk hun bevoegdheden, waarop deze resolutie betrekking heeft, uitoefenen. Die bevoegdheden betreffen ook het beleid inzake huisvesting, onderwijs en werkgelegenheid. Wat dit laatste betreft, werd gesproken over job coaching. Wij zijn daar voorstander van en we zullen toezien op de taken die ter zake aan Forem worden toegewezen.

De MR is van mening dat het fundamentele instrument in de armoedebestrijding de economische activiteit en de jobcreatie is. De wil om degenen die werk vragen te helpen om zich te mobiliseren om werk te vinden, is voor ons een prioriteit. Men kan spreken over aansporing of andere begrippen gebruiken. Als oud-schepen voor werkgelegenheid kan ik zeggen dat het belangrijkste de persoonlijke begeleiding is. Dat geldt ook voor het multiculturele aspect waarnaar Bert Anciaux verwees.

Mijn twee laatste opmerkingen betreffen de conclusie van het voorstel van resolutie. Wanneer wordt gesproken over de doelstellingen 2020 van de EU, moeten wij vermijden dat de evaluatiecriteria louter economisch zijn. Er moet ook worden voorzien in ontwikkelingscriteria inzake leefmilieu en op sociaal vlak, zoals de OESO doet. Die criteria moeten het ons mogelijk maken de vooruitgang inzake armoedebestrijding te evalueren.

Ten slotte heb ik nog een opmerking die is gebaseerd op een parlementaire missie van onze assemblee naar Boedapest. Aan het einde van de resolutie wordt de regering gevraagd om in de Europese Raad te pleiten voor een daadwerkelijke en krachtige opvolging van deze doelstelling. Het zou goed zijn daar de controle door de federale parlementen aan toe te voegen. Het Verdrag van Lissabon heeft zowel aan de federale overheden als aan de deelgebieden de instrumenten gegeven om die controle te garanderen.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Ik wil namens mijn fractie mevrouw Franssen feliciteren voor de voorliggende kaderresolutie over een zo omvangrijk en ernstig onderwerp. Dat vereiste een enorm werk. We willen dat deze tekst niet wordt beschouwd als een verkiezingsprogramma, maar als een politiek standpunt dat ons bindt.

Ik ervaar verschillende frustraties over de vorm van de resolutie. Er werden in commissie talrijke inhoudelijk rijke amendementen ingediend, die onze uiteenlopende zienswijzen uitdrukken. Ze werden echter op een erg `dorre' manier voorgesteld. Er had een arbitrage plaats tijdens een bijeenkomst van de meerderheid, terwijl de regering in lopende zaken is. Er was dan ook geen enkel debat in de commissie.

De tekst hanteert op verschillende plaatsen het begrip `de armen', wat ik enigszins stigmatiserend vind. Ik heb dan ook een amendement ingediend. Men heeft me echter doen weten dat een technische correctie om in de Franse versie de uitdrukking `personnes en situation de pauvreté' te gebruiken die tekortkoming in de tekst kon verbeteren. Ik kon me aansluiten bij dat voorstel en was bereid mijn amendement 48 in te trekken.

Wat de grond van de zaak betreft, denken wij dat het in een resolutie over armoedebestrijding tegenstrijdig is te spreken over een sanctie wanneer het gaat over activering van werklozen. Ik steun de resolutie op dat vlak dus niet.

Ik heb amendement 50 ingediend over de financiering van de OCMW's. Wanneer er vandaag een sanctie is, wenden de betrokkenen zich tot het OCMW. De staat moet meer bijdragen tot de financiering van het leefloon en de OCMW's moeten beter worden ondersteund.

Amendement 63 heeft tot doel het bedrag voor samenwonenden af te stemmen op het bedrag voor alleenstaanden. De beste manier om vandaag de armoede te bestrijden, is de sociale minima niet te individualiseren, omdat dit te veel gezinnen ertoe aanzet om uiteen te gaan en een buurtsolidariteit te organiseren.

Wij hebben nog twee andere amendementen ingediend. Amendement 74 strekt ertoe het maandelijks minimuminkomen te verhogen. Een dergelijke verhoging maakt het mogelijk de werkloosheidsval terug te dringen door het verschil te benadrukken tussen het minimuminkomen en de werkloosheidstoelagen. Een hoger maandelijks minimuminkomen schept niet enkel een financiële aansporing om werk te zoeken, maar verhoogt ook het financiële belang van hen die werk hebben om dit te behouden.

Het laatste amendement heeft tot doel ervoor te zorgen dat dit voorstel van resolutie niet louter een intentieverklaring is. We stellen voor termijnen in te voeren voor de verhoging van de armoededrempel, maar ook om dit begrip te verduidelijken.

Deze resolutie is een stap in een beleid van kleine stappen. Deze tekst vormt een belangrijke stap vooruit. De heer Miller zei het al: deze resolutie is een engagement. Wij zullen er dus op toezien dat deze voorstellen in de toekomst worden omgezet in koninklijke besluiten of wetsvoorstellen. Ik zal trouwens toezien op het gevolg dat wordt gegeven aan het wetsvoorstel om de sociale minima te verhogen, dat nu in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden wordt onderzocht.

Ik betreur de afwezigheid in dit debat van de staatssecretaris voor Armoedebestrijding. Ik stel me overigens vragen over de rol van die staatssecretaris. Zijn optreden geeft blijk van onmacht. Hij kan inderdaad niets doen voor talrijke materies die tot de bevoegdheid van andere ministers behoren: volksgezondheid, werk, pensioenen, huisvesting, energie.

Vandaag moet de strijd tegen de armoede als een transversale doelstelling in het beleid van verschillende ministers worden ingebed. De armoedebestrijding moet besloten liggen in alle beleidsdomeinen.

De voorzitter. - Op dit voorstel van resolutie heeft mevrouw Thibaut amendement 48 ingediend (zie stuk 5-254/2).

Op punt 1 van het dispositief heeft mevrouw Thibaut amendement 50 ingediend (zie stuk 5-254/2).

Op punt 2 van het dispositief heeft mevrouw Thibaut de amendementen 74 en 75 ingediend (zie stuk 5-254/6).

Op punt 4 van het dispositief heeft mevrouw Thibaut amendement 63 ingediend (zie stuk 5-254/2).

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over de amendementen en over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Voorstel van resolutie betreffende de bevordering van de toegang tot de informatie- en communicatietechnologie en de ontwikkeling van een internet voor de burger in het kader van de bestrijding van armoede en uitsluiting (van mevrouw Olga Zrihen; Stuk 5-328)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, zie stuk 5-328/5.)

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS), rapporteur. - Bij de commissie voor de Sociale Aangelegenheden zijn twee voorstellen van resolutie ingediend betreffende de bevordering van de toegang tot de informatie- en communicatietechnologie en de ontwikkeling van een internet voor de burger in het kader van de bestrijding van armoede en uitsluiting.

De eerste van die resoluties werd in oktober 2010 ingediend door mevrouw Zrihen en werd besproken door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

In haar inleidende uiteenzetting heeft mevrouw Zrihen de vergelijking gemaakt met analfabetisme, een fenomeen dat jammer genoeg toeneemt en het de betrokkenen niet mogelijk maakt volwaardig deel te nemen aan de samenleving en hen belet hun rechten inzake huisvesting, onderwijs, werk en sociale zekerheid te genieten. In de strijd tegen de armoede is het toekennen van het recht op elektronische communicatie dan ook erg belangrijk. Hoewel er al inspanningen gedaan werden, wijst mevrouw Zrihen erop dat de tekst van haar voorstel jammer genoeg actueel blijft.

Oorspronkelijk vroeg ze in haar voorstel de federale regering, in samenwerking met de deelgebieden, een coherent en geïntegreerd beleid te voeren om de toegang tot internet te beschouwen als een dienst van algemeen nut die zowel voor individuen als voor de gemeenschap noodzakelijk is, ervoor te zorgen dat iedereen toegang krijgt tot de informatie- en communicatietechnologie en dat recht te erkennen als een noodzakelijke hefboom in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.

In een tweede voorstel, betreffende de digitale kloof, ingediend door de heer du Bus de Warnaffe, worden drie ongelijkheidsniveaus toegelicht, namelijk de ongelijkheid in de materiële toegang tot de informatie- en communicatietechnologie, in het gebruik van die instrumenten en in het gebruik van de informatie die met die instrumenten wordt verkregen.

Met dit voorstel van resolutie vraagt de indiener dat de strijd tegen de digitale kloof verder wordt gevoerd en de samenwerking en coördinatie tussen de verschillende beleidsniveaus worden versterkt. Bovendien wenst de heer du Bus de Warnaffe dat het nationaal plan ter bestrijding van de digitale kloof 2005-2010 wordt geëvalueerd.

Aangezien de beide teksten dezelfde doelstelling hebben, hebben de indieners beslist een gemeenschappelijke tekst voor te stellen en de amendementen van de heer du Bus de Warnaffe daarin op te nemen. Verschillende commissieleden hebben dat initiatief gesteund, de consideransen en aanbevelingen van die tekst werden dan ook besproken en ruimschoots geamendeerd in het kader van een constructieve discussie over de toegang tot het internet, die niet als een even noodzakelijke dienst van algemeen nut mag worden beschouwd als de levering van water en elektriciteit.

Vastgesteld wordt dat leeftijd en levenspeil twee belangrijke criteria van ongelijkheid zijn. Acties moeten dan ook vooral gericht worden op bepaalde bevolkingsgroepen; landelijke gebieden waar de toegang tot internet nog niet overal verzekerd is, mogen niet worden vergeten.

Ook de evolutie van de kostprijs van de abonnementen, die de toegang tot internet voor elke burger garandeert, was een punt van discussie.

Ik verwijs naar het schriftelijk verslag voor alle nuances en details van dit voorstel van resolutie, dat werd aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Ik dank de commissieleden die de teksten hebben verrijkt, alsook de diensten voor de kwaliteit van de verslagen, die het mij mogelijk hebben gemaakt deze synthese voor te stellen.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Tijdens de werkzaamheden in de commissie hebben wij uitstekend samengewerkt. De heer du Bus de Warnaffe had een gelijkaardig voorstel ingediend. Dankzij het uitstekende werk en de inbreng en toevoegingen van onze collega's hebben we vooruitgang kunnen boeken in deze ingewikkelde problematiek van de digitale kloof.

Ik heb veel belangstelling voor dit thema omdat de elementen en getuigenissen die tot uiting komen in de verschillende colloquia en seminaries die we de jongste jaren in de Senaat organiseren naar aanleiding van de week van de digitale kloof, onze analyse bevestigen over de noodzaak om zeer praktisch in te grijpen op deze aspecten, die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het burgerschap en zelfs voor het bestaan van de individuen.

In mijn inleidende uiteenzetting van dit voorstel in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, heb ik inderdaad de vergelijking gemaakt met alfabetisering, of liever met analfabetisme. De digitale kloof neemt wel degelijk gestaag toe en maakt het de betrokkenen onmogelijk volwaardig deel te nemen aan de samenleving en hun rechten inzake huisvesting, onderwijs, werk en sociale zekerheid te genieten. Ik heb het niet over een luxe, maar over een noodzaak.

In de strijd tegen de armoede is elektronische communicatie daarom erg belangrijk. De digitale kloof is een multidimensionaal fenomeen, dat gedefinieerd wordt als een interactie tussen de materiële en de sociale dimensie. Het overstijgen van die kloof en een volwaardige inclusie in de informatiemaatschappij impliceren noodzakelijkerwijze een erkenning van deze beide dimensies.

Vandaag kan de digitale kloof gedefinieerd worden als een uitdrukking van de sociale ongelijkheden op het vlak van de verspreiding en het gebruik van de informatietechnologieën. Zij draagt bij tot een dualisering in de maatschappij, waarbij het niet enkel de economie betreft, maar ook het intergenerationele aspect en de verschillende lagen van de maatschappij.

Ik dank nogmaals de collega's van de commissie, die het ons mogelijk hebben gemaakt vooruitgang te boeken in dit dossier en het hebben verrijkt.

Dit voorstel is een aanvulling op het plan ter bestrijding van de digitale kloof, dat in 2005 van start is gegaan. De evaluatie van de eerste fase heeft bemoedigende resultaten opgeleverd. Sommige van onze voorstellen hebben dus concrete gevolgen, voor zover eenieder van ons ze volgt op zijn eigen werkterrein.

Ik heb vernomen dat de regering groen licht gekregen heeft om de tweede fase 2011-2016 te starten. De meest ambitieuze prioriteit blijft de verlaging van de kostprijs van een breedbandverbinding. Het financiële aspect is weliswaar niet het enige aspect waarmee rekening moet worden gehouden, maar het blijft een hinderpaal voor vele burgers.

We moeten aandacht blijven besteden aan de concrete uitwerking van de elementen van onze resolutie, maar ook aan de specifieke werkzaamheden van de regering met het oog op een sterkere aanwezigheid van de publiek toegankelijke cyberruimten in de Waalse wijken en de oprichting ervan in Vlaanderen, en het opzetten van een universele dienstverlening inzake sociale tarieven.

Onze toekomstige politieke initiatieven moeten meer dan ooit gericht zijn op de bevordering van de integrerende technologieën en diensten die projecten op het gebied van de sociale cohesie bevorderen en de emancipatie van de zwaksten mogelijk maken.

Digitale inclusie plaatst ons voor uitdagingen als de democratisering van de toe-eigening van de digitale cultuur, de bevordering van de ontwikkeling van digitale technologieën in het perspectief van sociale billijkheid en het vooruitlopen op de technologische evolutie.

Wij zijn ons daarvan bewust. We moeten veel meer energie steken in ons werk, temeer daar er vandaag nog een nauw verband bestaat tussen de digitale kloof en alle andere sociale kloven. Dat zijn geen virtuele, maar concrete elementen.

Aan deze voorstellen van resolutie werden na de besprekingen tal van amendementen toegevoegd, maar de oorspronkelijke geest van de tekst werd niet gewijzigd. De voorstellen werden goedgekeurd in de senaatscommissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Ik hoop dat dit ook het geval zal zijn in de plenaire vergadering.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ook deze strijd tegen de digitale kloof juichen we toe. Jammer genoeg vraagt de Senaat niet meer aan de regering dan de uitvoering van wat al gepland was, en verder te doen waarmee ze bezig was. Wil de Senaat toch nog relevantie nastreven, dan raad ik de collega's aan om de ambitie te tonen het beleid mee te willen sturen. Het is aan ieder van ons om het regeringsbeleid kritisch en constructief onder de loep te nemen.

Weliswaar zijn er lichtpunten in de resolutie waar te nemen: de delen die aandacht vragen voor de digitale kloof van de tweede graad. Deze passages werden via amendementen van collega du Bus de Warnaffe aan de resolutie toegevoegd. Daar ben ik hem erkentelijk voor.

25% van de bevolking gebruikt nog geen internet. De cruciale vraag is ook hoe die 25% achterblijvers te bereiken. Wat houdt hen tegen om mee te surfen op de golven van de digitale samenleving? Hoe moet men het beleid heroriënteren nu zoveel mensen al toegang hebben tot het internet?

Binnen- en buitenlands onderzoek verlegt in dat kader de focus van de strijd tegen de digitale kloof van de eerste graad, waarbij materiële toegang centraal staat, naar de strijd tegen de digitale kloof van de tweede graad, die de focust legt op e-geletterdheid: het stimuleren van interesse, het aanleren van competenties en vaardigheden om te werken met ICT-toepassingen en er kritisch mee om te gaan.

Voor de N-VA heeft de strijd tegen de digitale kloof van de tweede graad, die vooral een zaak is van de gemeenschappen, de hoogste prioriteit. Uit het evaluatieverslag van de eerste fase van het Nationaal Plan ter bestrijding van de digitale kloof blijkt immers dat de groep met de laagste inkomens de enige categorie is die de voorbije jaren geen toename van het aantal internetgebruikers heeft gekend. Blijkbaar bereiken de fiscale steunmaatregelen die materiële toegang tot het internet mogelijk moeten maken, deze mensen niet. Met die wetenschap in het achterhoofd vraagt de N-VA de beleidsmatige focus te verleggen van weinig effectieve fiscale steunmaatregelen naar maatregelen die een verbetering van de marktwerking beogen. Jammer genoeg was de commissie dit idee niet genegen.

De commissie miste de kans een boost te geven aan de ontwikkeling van het e-governmentbeleid door ons amendement ter zake niet goed te keuren. E-government heeft immers een positieve rol in het dichten van de digitale kloof. Aantrekkelijke e-governmenttoepassingen kunnen een extra stimulans betekenen voor kansengroepen om de boot van de digitale samenleving niet te missen. Het verbaast me dan ook dat Open Vld het daar niet mee eens was, aangezien dit toch het stokpaardje is van minister Van Quickenborne.

Om deze redenen zal één lid van onze fractie zich bij de stemming symbolisch onthouden.

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 15 juli 2009, tussen het Koninkrijk België en het Prinsdom Monaco inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden (Stuk 5-961)

Stemming 1

Aanwezig: 52
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Tweede Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Australië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Canberra op 13 oktober 1977, zoals gewijzigd door het Protocol, ondertekend te Canberra op 20 maart 1984, en tot aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voormeld Tweede Protocol (Stuk 5-962)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Berlijn op 23 juni 2009, tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Protocol (Stuk 5-963)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 15 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Finland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 18 mei 1976, zoals gewijzigd door het Aanvullend Akkoord ondertekend te Brussel op 13 maart 1991, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van voornoemd Protocol (Stuk 5-964)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Parijs op 24 juni 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, ondertekend te Brussel op 1 juni 1987 (Stuk 5-965)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 10 september 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Oslo op 14 april 1988 (Stuk 5-966)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Avenant. (Stuk 5-967)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 14 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek San Marino tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te San Marino op 21 december 2005 (Stuk 5-968)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gedaan te Brussel op 23 oktober 2009, tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Prinsdom Andorra inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden (Stuk 5-969)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 7 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen België en Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen nar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 16 oktober 1969, zoals gewijzigd en aangevuld door het op 27 september 1999 te Kopenhagen ondertekende Protocol, en houdende aanpassing van de Belgische belastingwetgeving aan sommige bepalingen van eerstgenoemd Protocol (Stuk 5-970)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Singapore op 6 november 2006 (Stuk 5-971)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant en de uitwisseling van brieven, gedaan te Brussel op 16 juli 2009, bij de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het desbetreffende Slotprotocol, ondertekend te Luxemburg op 17 september 1970, zoals gewijzigd door het Avenant, ondertekend te Brussel op 11 december 2002 (Stuk 5-972)

-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 1 aanvaard.

-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Voorstel van resolutie betreffende de strijd tegen de kinderarmoede (van mevrouw Olga Zrihen; Stuk 5-238)

Stemming 2

Aanwezig: 52
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Voorstel van resolutie betreffende de armoedebestrijding (van mevrouw Cindy Franssen c.s.; Stuk 5-254)

De voorzitter. - Amendement 48 van mevrouw Thibaut, dat ertoe strekte de woorden `de armen' te vervangen door `de personen in een precaire situatie', werd ingetrokken omdat in de Franse tekst een tekstcorrectie heeft plaatsgevonden waarbij `les pauvres' werd vervangen door `les personnes en situation de pauvreté'.

We stemmen over amendement 50 van mevrouw Thibaut.

Stemming 3

Aanwezig: 49
Voor: 8
Tegen: 35
Onthoudingen: 6

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 74 van mevrouw Thibaut.

Stemming 4

Aanwezig: 48
Voor: 4
Tegen: 33
Onthoudingen: 11

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 75 van mevrouw Thibaut.

Stemming 5

Aanwezig: 48
Voor: 4
Tegen: 33
Onthoudingen: 11

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 63 van mevrouw Thibaut.

Stemming 6

Aanwezig: 49
Voor: 4
Tegen: 36
Onthoudingen: 9

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het voorstel van resolutie in zijn geheel.

Stemming 7

Aanwezig: 50
Voor: 44
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik verwijs naar mijn uiteenzetting in het kader van de bespreking van dit voorstel van resolutie. Onze fractie juicht de strijd tegen de armoede uiteraard toe, maar wij vinden het jammer dat de kans niet werd gegrepen om belangrijke accenten te leggen inzake arbeidsintegratie.

-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Voorstel van resolutie betreffende de bevordering van de toegang tot de informatie- en communicatietechnologie en de ontwikkeling van een internet voor de burger in het kader van de bestrijding van armoede en uitsluiting (van mevrouw Olga Zrihen; Stuk 5-328)

Stemming 8

Aanwezig: 50
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Zoals ik al zei, vinden wij het jammer dat de kans werd gemist om belangrijke accenten te leggen in de strijd tegen de digitale kloof van de tweede graad. Vandaar deze symbolische onthouding.

-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Donderdag 16 juni 2011 om 15 uur

Actualiteitendebat en mondelinge vragen.

Voorstel van resolutie met het oog op het wereldwijd strafbaar en vervolgbaar stellen van misdrijven tegen het werelderfgoed (van de heer Patrick De Groote c.s.); Stuk 5-955/1 en 2.

Inoverwegingneming van voorstellen.

Vanaf 17 uur: Naamstemming over het afgehandelde agendapunt in zijn geheel.

-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 16 juni om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 18.10 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de dames Lijnen en Stevens, de heer Sevenhans, om gezondheidsredenen, de heer Tommelein, in het buitenland, de dames Piryns, Turan en Taelman, de heren De Bruyn, Moureaux en Siquet, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 52
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Filip Dewinter, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Elke Sleurs, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Stemming 2

Aanwezig: 52
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Elke Sleurs, Anke Van dermeersch.

Stemming 3

Aanwezig: 49
Voor: 8
Tegen: 35
Onthoudingen: 6

Voor

Christine Defraigne, Jan Durnez, Zakia Khattabi, Richard Miller, Jacky Morael, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Mieke Vogels.

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Caroline Désir, Bart De Wever, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Elke Sleurs, Muriel Targnion, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Gérard Deprez, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.

Stemming 4

Aanwezig: 48
Voor: 4
Tegen: 33
Onthoudingen: 11

Voor

Zakia Khattabi, Jacky Morael, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Caroline Désir, Bart De Wever, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Elke Sleurs, Muriel Targnion, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Bert Anciaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Christine Defraigne, Gérard Deprez, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Richard Miller, Ludo Sannen, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch.

Stemming 5

Aanwezig: 48
Voor: 4
Tegen: 33
Onthoudingen: 11

Voor

Zakia Khattabi, Jacky Morael, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Dirk Claes, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Elke Sleurs, Muriel Targnion, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Bert Anciaux, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Christine Defraigne, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Richard Miller, Ludo Sannen, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch.

Stemming 6

Aanwezig: 49
Voor: 4
Tegen: 36
Onthoudingen: 9

Voor

Zakia Khattabi, Jacky Morael, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Caroline Désir, Bart De Wever, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Elke Sleurs, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Bert Anciaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Gérard Deprez, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Ludo Sannen, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch.

Stemming 7

Aanwezig: 50
Voor: 44
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Elke Sleurs, Anke Van dermeersch.

Stemming 8

Aanwezig: 50
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Filip Dewinter, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Elke Sleurs.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht (van de heer Francis Delpérée en mevrouw Christine Defraigne; Stuk 5-1067/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken betreft (van de heer Bart Laeremans c.s.; Stuk 5-937/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten teneinde de regels inzake handels- en reclamepraktijken voor alcoholhoudende dranken te versterken (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-986/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot instelling van een filmclassificatiesysteem (van de heren Richard Miller en Armand De Decker; Stuk 5-1034/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 37.4 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, betreffende prioritaire voertuigen die een rood licht voorbijrijden (van de heren François Bellot en Gérard Deprez; Stuk 5-1035/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 25.1, enig lid, 1º, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, om het verbod om te parkeren op minder dan een meter van een ander stilstaand of geparkeerd voertuig op te heffen (van de heer François Bellot; Stuk 5-1036/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot het verbieden van bisfenol A in kassabonnen en in ontvangstbewijzen van kredietkaarten (van mevrouw Dominique Tilmans en de heer Jacques Brotchi; Stuk 5-1037/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van het artikel 91 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen met betrekking tot de jaarlijkse forfaitaire bijdrage voor vennootschappen (van de heer Peter Van Rompuy c.s.; Stuk 5-1041/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 82, tweede lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 betreffende de bevrijding van de wettelijk samenwonende partner van een verschoonbaar verklaarde gefailleerde (van de heer Peter Van Rompuy c.s.; Stuk 5-1043/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot opheffing van artikel 3bis van de wet van 7 mei 2000 houdende toekenning van een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip, een jaarlijkse dotatie aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid en een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent (van de heer Bart Laeremans c.s.; Stuk 5-1047/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Strafwetboek en de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (van mevrouw Christine Defraigne c.s.; Stuk 5-1048/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 74/9 in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, inzake het verbod o het opsluiten van minderjarigen in gesloten centra (van mevrouw Freya Piryns en mevrouw Claudia Niessen; Stuk 5-1051/1).

-Verzonden naar de commissie de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Voorstellen van resolutie

Voorstel van resolutie om te komen tot strengere regels inzake handels- en reclamepraktijken voor alcoholhoudende dranken (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-985/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof (van de heer Richard Miller; Stuk 5-1038/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstel van resolutie betreffende de politieke en de veiligheidssituatie ten gevolge van de blokkering van het verkiezingsproces in Burundi (van mevrouw Olga Zrihen c.s.; Stuk 5-1062/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstel van resolutie tot de erkenning van Zuid-Soedan door België (van de heren Karl Vanlouwe en Louis Ide; Stuk 5-1063/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstel van resolutie betreffende de bescherming van het woud in de Democratische Republiek Congo (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 5-1068/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstellen tot herziening van de Grondwet

Herziening van artikel 152 van de Grondwet (van de heer Francis Delpérée c.s.; Stuk 5-1065/1).

Herziening van artikel 157 van de Grondwet (van de heer Francis Delpérée c.s.; Stuk 5-1066/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Voorstellen tot oprichting van een onderzoekscommissie

Voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie wat de dotaties aan de koninklijke familie betreft (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 5-1052/1).

-Verzonden naar het Bureau.

Intrekking van een voorstel

De heer André du Bus de Warnaffe heeft zijn voorstel van resolutie teneinde de strijd tegen de digitale kloof op te voeren (5-678), ingetrokken.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Verzending van wetsvoorstellen naar een andere commissie

Het Bureau stelt voor de volgende wetsvoorstellen te verzenden naar de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden:

Deze voorstellen werden eerder verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Dit voorstel werd eerder verzonden naar de commissie voor de Justitie.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

Indiening van een wetsontwerp

De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

Wetsontwerp houdende goedkeuring van de wijzigingen van de Overeenkomst tot oprichting van het Multilaterale Agentschap voor investeringsgaranties bij resolutie nr. 86 van 30 juli 2010 van de Raad van Gouverneurs van het Multilaterale Agentschap voor investeringsgaranties met het oog op het moderniseren van het mandaat van het Multilaterale Agentschap voor investeringsgaranties (Stuk 5-1060/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Grondwettelijk Hof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Hof van Beroep

Bij brief van 27 mei 2011 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Hof van Beroep te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 26 mei 2011.

Bij brief van 30 mei 2011 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Hof van Beroep te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 mei 2011.

Bij brief van 30 mei 2011 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Hof van Beroep te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 24 mei 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Arbeidshof

Bij brief van 26 mei 2011 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Arbeidshof te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 13 mei 2011.

Bij brief van 31 mei 2011 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Arbeidshof te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 24 mei 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Parket-generaal

Bij brief van 30 mei 2011 heeft de Procureur-generaal te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Parket-generaal te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 mei 2010.

Bij brief van 1 juni 2011 heeft de Procureur-generaal te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Parket-generaal te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 mei 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Auditoraat-generaal

Bij brief van 27 mei 2011 heeft de Procureur-generaal van het Auditoraat-generaal bij het Arbeidshof te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Auditoraat-generaal bij het Arbeidshof te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 24 mei 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Directie-generaal internationale samenwerking - Dienst Bijzondere Evaluatie Ontwikkelingssamenwerking

Bij brief van 26 mei 2011 heeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig artikel 3, §1, 6º, van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot benoeming van een "Bijzonder Evaluator van de Internationale Samenwerking" bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, en tot vaststelling van zijn administratief en geldelijk statuut aan de Senaat overgezonden, het verslag van de Bijzonder Evaluator van de Ontwikkelingssamenwerking 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Bij brief van 25 mei 2011 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden:

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Bij brief van 25 mei 2011 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 25 mei 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Zilverfonds

Bij brief van 30 mei 2011 heeft de Voorzitter van de raad van bestuur van het Zilverfonds, overeenkomstig artikel 41 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2010 van het Zilverfonds.

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden en naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Europees Parlement

Bij brief van 30 mei 2011 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 9 tot en met 12 mei 2011.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.