2-286 | Belgische Senaat | 2-286 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Inoverwegingneming van een voorstel
Ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet (Stuk 2-1549)
Voorzitter: de heer Armand De Decker
(De vergadering wordt geopend om 10.20 uur.)
De voorzitter. - Aan de orde is de inoverwegingneming van het voorstel van resolutie met betrekking tot het statuut van journalisten en redacties dat de optimale uitoefening van de vrijheid van informatie en van hun overige democratische opdrachten van openbare dienstverlening waarborgt (van de heer Jean Cornil c.s.; Stuk 2-1591/1)
Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.
Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat dit voorstel in overweging is genomen en verzonden naar de commissie voor de Justitie. (Instemming.)
De voorzitter. - Bij brief van vandaag verzoeken vijftien leden van de Franse taalgroep om het advies van de Raad van State over dit door de Kamer geamendeerde wetsontwerp, en meer bepaald over artikel 5, paragraaf 4, van dit ontwerp.
Overeenkomstig artikel 66, paragraaf 2, van ons reglement zal ik de Raad van State verzoeken met spoed een advies uit te brengen.
De heer Philippe Mahoux (PS). - We vragen inderdaad het advies van de Raad van State. De tekst die door de Kamer werd overgezonden, stemt niet langer met de oorspronkelijke tekst overeen. De uitvoerende macht komt namelijk tussen in rechtszaken, wat volgens ons niet strookt met het principe van de scheiding der machten.
De voorzitter. - Laten we de bespreking van dit ontwerp uitstellen. Het Bureau komt vanmiddag bijeen. De Senaat zal waarschijnlijk volgende week vergaderen om het ontwerp en het advies, dat we tegen dan hopelijk zullen hebben ontvangen, te bespreken.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Hebt u enig idee binnen welke termijn de Raad van State een advies zal uitbrengen?
De voorzitter. - Ik heb de eerste voorzitter gevraagd het advies zo snel mogelijk over te zenden. We zullen het uiterlijk op maandag hebben.
De voorzitter. - Ik stel voor het ontwerp en de voorstellen samen te bespreken. (Instemming)
De heer Ludwig Caluwé (CD&V), corapporteur. - Ik zal verslag uitbrengen van de algemene bespreking in de commissie en de heer Monfils zal nader ingaan op de artikelsgewijze bespreking. Tijdens de vergaderingen van 26, 27 en 28 maart jongstleden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden werden twaalf voorstellen en een ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet besproken. Het regeringsontwerp diende als uitgangspunt voor de artikelsgewijze bespreking. De voorstellen van de senatoren werden behandeld in volgorde van de artikelen waarop ze betrekking hadden.
De vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie legde in zijn inleidende algemene uiteenzetting de nadruk op de interne logica van het regeringsontwerp dat drie subcategorieën bevat: een eerste categorie zijn de bepalingen die in 1999 voor herziening vatbaar werden verklaard maar vooralsnog niet werden herzien; een tweede categorie zijn bepalingen in de sfeer van de rechten en vrijheden, inclusief een bepaling over de duurzame ontwikkeling als algemene beleidsdoelstelling in de Grondwet; een derde categorie zijn bepalingen die betrekking hebben op de hervorming van de instellingen met name inzake het tweekamerstelsel, bepalingen inzake de gefedereerde entiteiten en de herziening van artikel 195 van de Grondwet.
De heer Van den Brande gaf nadere uitleg bij zijn voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet. Hij stelt veeleer een projectmatige herzieningsverklaring voor waarbij de uitbouw van een confederale staat met twee deelstaten en twee deelgebieden en een aantal punctuele uitbreidingen van titel II centraal staan, met name op het vlak van het recht op veiligheid en de vrijheid van ondernemen.
Hij had ook vragen bij de totstandkoming van het regeringsontwerp dat veeleer de uitvoering is van een politiek akkoord dan wel van een grondige discussie over de herzienbaarverklaring zelf. Met name inzake de voorgenomen hervorming van het tweekamerstelsel betreurt hij de afwezigheid van een werkelijk overleg met de eerste betrokkenen. Inzake de wijziging van artikel 195 heeft hij het gevoel dat er een geheim akkoord bestaat tussen de meerderheidspartijen over de uitvoering ervan.
De heer Monfils stelde met voldoening vast dat de voorgestelde wijzigingen niet bedoeld zijn om te raken aan de fundamentele evenwichten in het land. Ook inzake rechten en vrijheden kan hij zich grotendeels vinden in het regeringsontwerp, met dien verstande dat hij aandacht vraagt voor een aantal amendementen die bijkomende waarborgen instellen tegen het opkomen van vrijheidsbedreigende organisaties en partijen. Hij spreekt echter zijn bezorgdheid uit over de voorgenomen hervorming van de Senaat. De instelling dreigt van elke zin ontbloot te worden, wanneer de hervorming zou uitdraaien op een feitelijke machteloosheid. Bij de hervorming moet in ieder geval grondig worden nagedacht over de verhouding tussen het federale parlement en de parlementen van de gefedereerde entiteiten. Ten gronde blijft de spreker echter overtuigd van de meerwaarde die uit het optreden van de Senaat kan volgen. Hij kan enkel vaststellen dat de Senaat nooit de werking van de Kamer heeft gehinderd, terwijl amenderingen van geëvoceerde wetsontwerpen naderhand meestal zonder morren werden aangenomen door de volksvertegenwoordigers.
Ten aanzien van de herziening van artikel 195 zei de heer Monfils dat zijn fractie enkel kan instemmen met een herziening binnen duidelijke grenzen.
Mevrouw Willame-Boonen plaatste het ontwerp in een ruimere context van communautaire krachtsverhoudingen. Zij heeft ernstige bedenkingen bij de meerwaarde van de huidige ontwerpen vanuit het oogpunt van de inspraak van de burger. Met name de voorgenomen hervorming van artikel 195 stemt haar ongerust en ze begrijpt niet waarom sommige Franstalige politici blijkbaar afstappen van hun eerdere aarzelingen daaromtrent. Is het de bedoeling een explosie van het aantal grondwetswijzigingen te bewerkstelligen, zo vraagt zij zich af? Is het de bedoeling de inspraak van de burger bij de grondwetswijziging te vergroten of net te beperken? Het feit dat ongeveer één derde van het aantal artikelen van de Grondwet nu voor herziening vatbaar wordt verklaard, voorspelt volgens de spreekster weinig goeds en ruikt naar een verkapte institutionele revolutie waarvan de wijziging van artikel 195 het begin zou zijn.
De heer Van den Brande is het niet eens met vorige spreekster met betrekking tot een mogelijke wijziging van de rol van de Senaat bij de totstandkoming van gemengde verdragen.
Mevrouw Lizin verklaart zich tegenstander van een wijziging van artikel 195.
De heer Lozie heeft eveneens vragen bij de voorgestelde hervormingen die ingaan tegen de praktijk in de meeste gefedereerde staten. Hij vreest dat de Grondwet zou kunnen worden gewijzigd door een toevallige meerderheid onder druk van bepaalde incidenten. Zou het geen beter idee zijn, vraag hij zich af, om een ruimer gebruik te maken van bijzondere wetten en om de staatsinstellingen grotendeels te onderwerpen aan die techniek.
De heer Vankrunkelsven verklaart zich akkoord met de grondlijnen van het ontwerp.
De heer Vandenberghe situeert het ontwerp in de algemene politiek lijn van deze regeerperiode en voorspelt een langzame wurgdood voor de Senaat. Ook vreest hij dat een wijziging van artikel 195 tot institutionele chaos zal leiden. Een eerste element van die chaos ziet hij nu reeds ontstaan door de onduidelijkheid over de draagwijdte van de wijziging van artikel 195. Hij vraagt zich af of de regering hieruit afleidt dat reeds in de volgende regeerperiode gebruik zal kunnen worden gemaakt van de nieuwe procedure. Spreker is van mening dat dit in tegenstrijd zou zijn met het wezen van ons constitutioneel stelsel. Daarenboven merkt hij op dat de rigiditeit van de herzieningsprocedure die sommigen inroepen, toch niet heeft geleid tot een overmatige constitutionele stabiliteit, als men het aantal grondwetsartikelen in ogenschouw neemt dat sinds 1970 is gewijzigd.
Voorzitter De Decker heeft ernstige bedenkingen bij de voorgenomen hervorming van de Senaat waarvoor zijns inziens geen doorslaggevende redenen bestaan. Overal ter wereld maakt het tweekamerstelsel opgang, maar in België zou het afgebouwd worden. Ook de wijziging van artikel 195 en de mogelijkheid van een beperking van de inbreng van het kiezerskorps in de grondwetswijziging lijkt hem onvoldoende gemotiveerd.
De minister van Ambtenarenzaken en van de Modernisering van de Openbare Besturen wijst tenslotte op de essentie van de procedure waarbij de herzienbaarverklaring geen richting aangeeft voor de wijziging in de volgende legislatuur. De politieke formaties kunnen standpunten innemen, maar het is de Constituante die gestalte geeft aan de hervorming.
Een aantal sprekers meent dat nu al van gedachten kan wordt gewisseld over de toekomstige hervorming om zo een eindoordeel te vormen over de opportuniteit van de herziening.
De heer Cheron sluit zich in wezen aan bij dat standpunt en kan zich verzoenen met het regeringsontwerp. Het echte debat zal in de volgende regeerperiode worden gevoerd.
Ten slotte maakt de heer Istasse meer voorbehoud bij de voorgestelde lijst. Hij heeft een aantal bezwaren met betrekking tot de hervorming van de Senaat. Bij de herziening van artikel 195 zal zijns inziens zeker rekening moeten worden gehouden met de belangen van de Franstaligen in ons land.
Tot daar het beknopte overzicht van de algemene bespreking in de commissie.
De heer Philippe Monfils (MR), corapporteur. - De heer Caluwé heeft de teneur van de algemene bespreking zeer goed weergegeven. Voor de artikelsgewijze bespreking verwijs ik naar het schriftelijk verslag.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Deze bespreking van de voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet heeft iets buitengewoon schimmigs. Bijna onbegrijpelijk zijn wij gekomen tot de soevereiniteit van de partijen in plaats van de volkssoevereiniteit of de soevereiniteit van de verkozenen die namens het volk een aantal opties voor de toekomst moeten uitwerken.
Wij hebben geen amendementen ingediend op de voorstellen van de regering, maar wij hebben wel een eigen consistent en samenhangend voorstel gedaan, waarbij wij zijn uitgegaan van drie wezenlijke kenmerken van een moderne grondwet.
De Grondwet kan worden omschreven als een basisnorm. Ze bepaalt de organisatie van de staat, de grenzen van zijn optreden en zijn verhouding met de bevolking. De Grondwet is dus een fundamentele wet die stabiliteit moet proberen te verenigen met maatschappelijke werkelijkheid. Alleen op die manier kan ze de `identiteitskaart' van de samenleving zijn en een identiteitskaart verander je ook niet van vandaag op morgen. De Grondwet is de uiting van een consensus waarbij er ruimte is voor een Verfassungspatriotismus, zoals dat in de Duitse Grondwet zo mooi is verwoord.
De jongste decennia werd er ongetwijfeld te veel aandacht besteed aan de organisatie van de staat. Het constitutionele recht moet meer zijn dan de beschrijving van vigerende of wenselijke instellingen. Het moet ook stabiliteit en maatschappelijke relevantie met elkaar verzoenen. Het huidige voorstel tot verklaring van herziening van de Grondwet schrijft zich in dat uitgangspunt in.
Op het vlak van maatschappelijke relevantie bepleit dit voorstel van verklaring de herziening in twee fasen. Het neemt enerzijds akte van de ruime consensus die er in Vlaanderen bestaat over de evolutie van het Belgisch staatsbestel naar een confederaal model. Dat model is geëvolueerd. Het bevat een bredere visie op mens en samenleving die de communautaire tegenstellingen ruim overstijgt. De confederale staatsvorm is gedurende eeuwen de verwerkelijking geweest van de eenheid van de gewesten. Onder het motto `samen waar het kan, even goede vrienden als het alleen moet' kan de confederale gedachte niet alleen leiden tot een reductie van de Belgische problemen tot realistische proporties, ze kan ook de implementatie zijn van het subsidiariteitsbeginsel dat voor ons zeer belangrijk is in de opbouw van de staat.
Ik verklaar dat op een ogenblik waarop er in de Europese Conventie belangrijke principes naar voor worden geschoven, gebaseerd op subsidiariteit en vooral op de gedachte dat men bij de basis moet beginnen opbouwen. Er moet eerst worden onderzocht welk beleid er in een bepaalde kring van verbondenheid wordt gevoerd. Nadien moeten er andere kringen opgezocht worden om samen na te gaan welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden gemeenschappelijk kunnen zijn.
Wij hebben het huidige artikel 195 van de Grondwet met opzet niet in ons voorstel opgenomen. We zijn van mening dat er niet mag worden afgeweken van de principiële strengheid van de grondwetgever ten aanzien van de Grondwet. Een argument zou zijn dat het om een logge en moeilijke procedure gaat, maar ik denk dat het houvast dat een procedure tot herziening van de Grondwet moet geven daartegen opweegt.
Ik begrijp niet wat de eerste minister, gesteund door alle VLD-politici, nu voor ogen heeft. Voor mij komt het erop neer dat men 's morgens opstaat met de vraag welk referendum er die dag moet worden georganiseerd, op welke manier de representatieve democratie een beetje meer onderuit kan worden gehaald.
Wanneer het om de Grondwet gaat doet men precies het tegengestelde en acht men het zelfs niet nodig de kiezer te raadplegen en pas in de volgende regeerperiode tot de hervorming over te gaan. De heer Vandenberghe heeft er nadrukkelijk op gewezen dat de bepalingen in verband met de termijnen voor de herzieningsprocedure niet van toepassing kunnen zijn op de volgende regeerperiode. De meerderheid wil het politiek akkoord van april 2002 te allen prijze uitvoeren. Het is de eerste keer dat op een dergelijke zuiver partijpolitieke wijze uitvoering wordt gegeven aan een politiek akkoord.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De heer Van den Brande wil de indruk wekken dat onze partij de bevolking niet wil raadplegen. Een van de artikelen die voor herziening vatbaar zullen worden verklaard, voorziet in de invoering van het referendum. Dat gebeurt weliswaar niet op federaal vlak omdat onze partij de enige was die daarvoor pleitte. Ik weet overigens nog steeds niet wat het standpunt ter zake van CD&V is. De volksdemocratie zal op alle andere niveaus worden ingevoerd, zowel op lokaal en op bovenlokaal niveau als op het niveau van de gewesten en de gemeenschappen. We zullen de stem van het volk raadplegen, niet alleen bij verkiezingen, maar ook voor specifieke aangelegenheden. Het is me niet volledig duidelijk of CD&V het eens is met het principe van het bindend referendum.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het verbaast me dat daarover niets wordt voorgesteld in het kader van de herzienbaar verklaarde artikelen. Is de heer Van Quickenborne van plan nog een amendement in te dienen? Heeft hij zijn eigen partijgenoten er niet van kunnen overtuigen dat er een referendum op federaal vlak moet worden ingevoerd?
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De Belgische regering is samengesteld uit leden van verschillende partijen. Onze partij was uitdrukkelijk voorstander van de invoering van het referendum op federaal vlak, maar we zijn er niet in geslaagd de andere partijen te overtuigen. Wat telt, is dat op alle andere niveaus een bindend referendum zal kunnen worden georganiseerd. Wij zijn overigens ook voorstander van de afschaffing van de opkomstplicht, maar ook op dat vlak hebben wij onze slag niet thuisgehaald.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Eén zaak is duidelijk, de heer Van Quickenborne wil de bevolking raadplegen als het zijn partijpolitieke belangen dient. Als de mogelijkheid bestaat dat de opinie van de bevolking niet overeenstemt met de zijne, is hij niet bereid het risico te lopen. Het is merkwaardig dat dit voor de VLD uiterst belangrijke principe niet in de voorstellen tot herzienbaarverklaring voorkomt. De heer Van Quickenborne spreekt vol overtuiging over `onze partij'. Ik veronderstel dat hij al jaren de basis van die partij uitmaakt en ze een nieuwe richting heeft doen inslaan.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik kan goed begrijpen dat de heer Van den Brande in zijn partij dat gevoel niet kent.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - We mogen niet toegeven aan de verleiding om op een onverantwoorde manier grondwetswijzigende procedures in te voeren waarbij de mening van de kiezer niet wordt gevraagd en de regering een blanco cheque wordt gegeven om te doen wat ze wil. Ik weet niet of de Senaat zich ervan bewust is dat de herziening van artikel 195 tot gevolg heeft dat een aantal grond- en basisrechten zonder meer kunnen worden afgeschaft.
Ons eerste uitgangspunt is dus dat de Grondwet voor ons een basischarter is, dat houvast moet geven in de wisselende omstandigheden van het dagelijks maatschappelijk verkeer. Het moet dus zekerheid en stabiliteit bieden en de procedure moet inhouden dat de kiezer zich daarover democratisch kan uitspreken.
Wij zijn uiteraard niet tegen vereenvoudiging, maar men zou een heel andere methode kunnen hebben gevolgd. In Nederland bijvoorbeeld wordt een artikel dat tijdens een zittingsperiode wordt gewijzigd pas van kracht na de volgende verkiezingen. Daardoor worden de zekerheid en het democratische gehalte gewaarborgd. Wij hebben dus bewust en beargumenteerd niet gekozen om artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren.
Ik kom tot ons tweede uitgangspunt. In een aantal partijstandpunten horen we grote theorieën over hoe de Belgische staat in de toekomst zou moeten worden hervormd. De CD&V heeft op haar congres van Kortrijk, bevestigd door het congres van Antwerpen, gekozen voor een confederaal model. Wat betekent dat? Er bestaan discussies over wat volgens de Reine Rechtslehre een confederaal model is. Voor ons steunt dat begrip op de basisverantwoordelijkheid die wordt gelegd bij de twee basisdeelstaten én bij de specifieke situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest én de autonomie van de Duitstaligen. Wat nog gemeenschappelijk kan worden gedaan, moet van onderuit worden opgebouwd.
De volle verantwoordelijkheid moet dus toekomen aan de twee deelstaten. Die moeten samen uitmaken wat men in de toekomst nog op confederaal niveau wenst te doen. Daarom willen we de artikelen 1, 2 en 3 en volgende van de Grondwet herzienbaar verklaren om tot een duidelijke institutionele inrichting te komen. Er komen dus twee deelstaten, Vlaanderen en Wallonië, een autonomie voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en autonomie voor de Duitstaligen. De huidige Grondwet spreekt zelfs niet over Vlaanderen en Wallonië. Dat is paradoxaal en creëert een ondoorzichtige situatie.
Volgens de Grondwet is België een federale staat, maar met `aseksuele' gemeenschappen en gewesten. Niemand, noch in het binnenland en zeker niet in het buitenland, begrijpt dat onderscheid tussen gemeenschappen en gewesten. Het scharnierartikel om de situatie om te buigen is artikel 35. Nu bepaalt dit dat de residuaire bevoegdheden toekomen aan gemeenschappen en gewesten onder de voorwaarden en op de wijze door de wet bepaald. Na tien jaar zijn we er echter nog steeds niet in geslaagd die wet over de omschrijving van de exclusieve bevoegdheden en de andere bevoegdheden goed te keuren. We willen artikel 35 dan ook herzienbaar verklaren om niet langer de bevoegdheden vast te leggen in een uitvoeringswet, maar de verantwoordelijkheden te leggen waar ze moeten worden gelegd en de confederale bevoegdheden te omschrijven.
(Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter.)
Dit is het uitgangspunt en dat gaat samen met de hervorming van de bijzondere wetten, die meer en meer het instrument geworden zijn om een herverkaveling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tot stand te brengen. Door van onderuit te bepalen wie waarvoor bevoegd is, door de deelstaten samen te laten uitmaken wat ze samen willen doen, willen we invulling geven aan het confederale model dat we in de toekomst tot stand willen brengen.
Opvallend is dat de VLD eens te meer in een congres met grote overtuiging heeft gezegd dat we met de Vlaamse liberalen naar een confederaal model zullen gaan. Daar vind ik niets van terug, integendeel. In de commissie is opnieuw gebleken dat al onze voorstellen van herzienbaar te verklaren grondwetsartikelen, zonder het minste, zelfs verbale, verzet zijn weggestemd. Voor de kiezer willen we duidelijk stellen dat de heer De Croo toch gelijk gekregen heeft. Hij zei immers dat we de congresbesluiten over het confederalisme niet al te ernstig moesten opnemen. Dat die er enkel gekomen zijn onder invloed van een aantal mensen in de partij, maar dat dit punt eigenlijk afgevoerd is.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Mijnheer Van den Brande, we weten uit ervaring dat u een bijzonder intelligent man bent. Maar in uw inleiding zei u zelf dat er veel discussie bestaat over de inhoud van het begrip confederalisme. Waar het ons - want ik voel mij thuis in de VLD - om te doen is, is stapsgewijs vooruitgang te boeken in een proces van staatshervorming. Op ons congres en in ons verkiezingsprogramma hebben we punctueel aangeduid waar we stappen vooruit willen zetten.
We onderscheiden ons van u en uw partij omdat we wellicht niet zo sterk zijn met grote woorden en straffe verklaringen. In de voorbije periode, 1999-2003, hebben we echter getoond dat we inderdaad stapsgewijs vooruitgegaan zijn. Dat is u en uw partij voordien niet gelukt in de periode 1995-1999. We willen dat nu opnieuw doen in de komende regeerperiode, in goede verstandhouding met onze Franstalige vrienden.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Ik zie dat mijnheer Wille zich daarbij aansluit en dat hij dus niet langer opkomt voor een confederale herinrichting van de staat.
Mijnheer Van Quickenborne, graag twee korte reacties op wat u zei. De eerste betreft het verhaal over uw formidabele realisaties in de periode 1999-2003. De geschiedenis zal uitwijzen hoe marginaal de vooruitgang is geweest. Vergeet niet dat het uw partij was, toen u evenwel nog niet zo goed geplaatst was om dat te weten, die samen met ons in de resoluties van het Vlaams Parlement op 29 februari 1996 en daarna uitdrukkelijk gezegd heeft dat er volle uitvoering moest worden gegeven aan het Sint-Michielsakkoord. En daar mogen wij dan toch voor tekenen. Daarmee werden, weliswaar zonder uw medewerking, fundamentele stappen gedaan, zoals de rechtstreekse verkiezing in Vlaanderen van een Vlaams Parlement, daaruit voortvloeiend een rechtstreeks gekozen regering in alle gemeenschappen en gewesten en een enorme ommezwaai in een aantal bevoegdheden. Het belangrijkste was misschien wel dat we de gelijkheid van de normen hebben ingevoerd, zodat we niet alleen binnengaats exclusieve bevoegdheden hebben kunnen tot stand brengen, maar ook buitengaats.
De vier fundamentele hervormingen van de staat zijn alle onder leiding en eerste verantwoordelijkheid van een christen-democraat doorgevoerd. Als ik nu de verwezenlijkingen van 1999-2003 bekijk, dan zullen de deelstaten in 2011 misschien een stukje meer bevoegdheid inzake fiscaliteit hebben. De fiscaliteit zal op dat ogenblik, mild genomen, overeenstemmen met nauwelijks 25% van datgene wat tot de bevoegdheidssfeer behoort.
Ik heb nog een tweede reactie op uw opmerking. Van het noodlottige Lambermontakkoord zijn inderdaad niet alle elementen overeind gebleven. Ik heb er geen probleem mee dat stapsgewijs vooruitgang wordt geboekt. Dat is nu zelfs noodzakelijk. We kunnen de toekomstige architectuur van Europa echter niet loskoppelen van de toekomstige architectuur van België en zijn gemeenschappen. Daarom is het van groot belang dat artikel 35 herzienbaar verklaard wordt. De toewijzing van verantwoordelijkheid gebeurt immers van onderuit. In de lijn van de resoluties die we hebben goedgekeurd, moet het gezins- en gezondheidsbeleid, het werkgelegenheidsbeleid, het beleid inzake collectieve arbeidsovereenkomsten, de belastingbevoegdheid, substantiële delen van het veiligheids- en justitiebeleid, te weten de gerechtelijke organisatie en de lokale politie, de huurwetgeving, de mobiliteit inclusief de regionale spoorinfrastructuur en -exploitatie, het volledige wetenschapsbeleid, aspecten van de verkeersreglementering, het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten en het Rampenfonds aan de deelstaten worden toegewezen.
Vanuit dit concept moeten we ook naar Brussel kijken. Er mag daarover geen onduidelijkheid bestaan. Sommigen zeggen dat de CVP destijds voorstander was van het `condominium', waarbij Brussel door de twee gemeenschappen van bovenaf wordt bestuurd. We zijn daar geen voorstander van. We geloven integendeel dat Brussel een eigen invulling aan de autonomie moet kunnen geven, gelet op zijn specifieke interculturele situatie van venster op Europa en de wereld.
In ons voorstel wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan wat Vlaanderen al lang wil: de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, die na het arrest van het Arbitragehof uitdrukkelijk in de Grondwet geregeld moet worden. Daarom moeten de nodige artikelen herzienbaar verklaard worden. Ik was aangenaam verrast dat de heer Vandenbroucke, die als kandidaat opkomt in Brussel-Halle-Vilvoorde, nu een groot voorstander is van de splitsing. De VLD die, met Patrick Dewael op kop, de splitsing altijd heeft verdedigd, heeft toch tegen de herzienbaarverklaring van dit artikel gestemd.
Ons voorstel gaat dus uit van 3 uitgangspunten. De Grondwet is voor ons geen vodje papier. Dat is ons eerste uitgangspunt. We moeten er behoedzaam mee omgaan, ook met de wijziging ervan. Er moet rekening worden gehouden met de institutionele stabiliteit, maar vooral met de democratische toetsing langs de kiezer om. Ons tweede uitgangspunt is dat het confederale model realistisch en consequent moet worden ingevuld. Ons derde uitgangspunt is dat we opkomen voor mensen en waarden. Naast het institutionele gegeven waarin gemeenschappen en culturen elkaar ontmoeten en proberen zichzelf te zijn, willen we belangrijke artikelen herzienbaar verklaren. Die gaan over het recht op veiligheid, de vrijheid van ondernemen, evenwel gebonden aan de reeds bestaande sociale rechten, en over een betrouwbare overheid die aandacht moet hebben voor de zwaksten.
Fundamentele rechten, zoals het recht op veiligheid, het recht op ondernemen op een sociaal en economisch verantwoorde wijze of het recht op economisch initiatief, werden ondanks veel lippendienst door de meerderheid één voor één van tafel geveegd. De socialisten hebben het vaak over de actieve welvaartstaat, maar ik begrijp niet waarom ze niet bereid zijn enkele fundamentele waarden in de Grondwet op te nemen. Nog minder begrijp ik waarom de liberalen deze artikelen hebben afgewezen.
Met ons voorstel tot herzienbaarverklaring hebben we enkele bekommernissen naar voren willen brengen. We stellen echter vast dat grondrechten voor de huidige meerderheid niet van tel zijn. Ze behoren nochtans tot de essentie van een moderne grondwet. De meerderheid schrijft een blanco cheque uit; door artikel 195 herzienbaar te verklaren wenst de meerderheid het politieke akkoord van april 2002 te realiseren.
Er wordt geen staatssoevereiniteit, maar een regelrechte partijsoevereiniteit ingesteld. Er komt niets in huis van de institutionele modellen. Bovendien wordt een nieuwe grendel voorbereid voor de normale Vlaamse verwachtingen. Bovenop de tweederde meerderheid die krachtens de huidige procedure noodzakelijk is voor een Grondwetswijziging, zal er in de toekomst in bepaalde gevallen ook nog een meerderheid binnen elke taalgroep moeten zijn. Hierdoor ontstaat een accumulatie van voorwaarden en zullen normale herzieningen zoals Vlaanderen die voorstelt, onmogelijk worden.
Een laatste punt waarop ik zal ingaan, is de hervorming van de Senaat. CD&V heeft uiteraard voorstellen voor een betere werking van de instelling. Wel houden we vast aan een fundamenteel tweekamerstelsel. In het belang van de kwaliteit van de wetgeving moet niet alleen een reflectie mogelijk zijn, maar moet het ook mogelijk zijn om degelijk wetgevend, en derhalve ook maatschappelijk, werk te verrichten. De meerderheid wenst de Senaat af te schaffen. Het politiek akkoord van april 2002 zal worden gerealiseerd; de Kamer krijgt er enkele leden bij en de Senaat zal geen enkele rol meer spelen.
Eigenlijk wil de meerderheid het tweekamerstelsel gewoon afschaffen. Dat is een slechte zaak. In enkele andere Europese landen, waaronder veel van de nieuwe democratieën, is het tweekamerstelsel daarentegen in opmars. Los van alle partijpolitieke overwegingen roep ik de leden van de meerderheid dan ook op om goed na te denken over de opdracht die we als wetgever hebben gekregen.
Ook tijdens vorige regeerperiodes werden op het einde enkele dossiers snel door het parlement gejaagd. Ik betreur het echter dat nu wat absoluut moet worden aangepast, niet wordt gewijzigd, waarna er reparatiewetten moeten worden goedgekeurd om niet meer te doen dan goed legistiek werk te leveren. In een moderne democratie moeten we zorg dragen voor goed wetgevend werk. De mensen moeten een houvast hebben aan de wetgeving en er hun weg in vinden. Om die redenen blijft een tweekamerstelsel, evenwel op een moderne manier ingevuld, volgens ons absoluut noodzakelijk.
Het is nog niet bekend, ook niet in regerings- of meerderheidskringen, hoe de toekomstige Senaat er zal uitzien. Zal hij alleen uit vertegenwoordigers van de regio's of van de gemeenschappen worden samengesteld? Alleszins vind ik het onwezenlijk en absurd dat een hervorming van het federale tweekamerstelsel plaatsheeft zonder dat er een klare kijk is op de verhouding tussen de deelstaten van de toekomst en het toekomstige federale of confederale beleidsniveau met twee kamers.
Wat moest geschieden, geschiedt. De politieke obsessie van premier Verhofstadt bestond erin hoe dan ook te komen tot grotere kiesomschrijvingen, waar de ministers meer in the picture komen. Ik veronderstel evenwel dat dit standpunt snel zal wijzigen zodra de VLD terug in de oppositie zit. In de burgermanifesten, die dateren uit de oppositieperiode van de VLD, worden immers totaal andere ideeën vooropgesteld. Op die manier omspringen met de essentiële regels van goed bestuur vormt een aberratie voor het goed functioneren van de democratie en voor de kwaliteit van het wetgevend werk.
Met het herzienbaar verklaren van bepaalde Grondwetsartikelen kunnen we vanzelfsprekend instemmen, maar algemeen beschouwd is het ontwerp van de regering een gemiste kans. Het is politiek en gestuurd door één partij. Ik begrijp dan ook niet dat de overige meerderheidspartijen daar met de ogen open op ingaan.
De heer Jean-François Istasse (PS). - Mijn fractie neemt een genuanceerd standpunt in over de verklaring tot herziening van de Grondwet.
Tot grote vreugde van alle leden van de PS-fractie zullen we dankzij deze verklaring tot herziening tijdens de volgende regeerperiode op bepaalde punten vooruitgang kunnen boeken. Wij denken hierbij aan het hoofdstuk over de duurzame ontwikkeling en dat over de modernisering van de fundamentele rechten en vrijheden.
Veel aandacht gaat naar het hoofdstuk over de institutionele hervormingen. We kunnen ons grotendeels aansluiten bij de bekommernissen die sommigen op deze tribune hebben geuit over de toekomst van de Senaat en de motieven voor de hervorming van onze instelling.
Voor de PS is een paritaire samenstelling een van de hoofdvoorwaarden voor een hervorming van deze assemblee. Als er ooit een paritaire Senaat komt, dan kan die niet louter een ontmoetingsplaats zijn van vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten. Hij moet een wetgevende assemblee blijven, met een wetgevende rol en alle daarmee gepaard gaande prerogatieven.
We hebben allen de rol belicht die de Senaat tijdens deze regeerperiode, met name als reflectiekamer, heeft vervuld. Die rol moet behouden blijven.
De Senaat heeft ook uitstekend werk verricht. Hij heeft de werkzaamheden van de regering gesteund. De huidige regering heeft dan ook geen enkele reden om over de werking van de Senaat te klagen.
Bovendien zal voor elke aanpassing van de toekomstige rol van de Senaat een tweederde meerderheid vereist zijn. Om een dergelijke meerderheid te halen, moeten minstens twee voorwaarden worden vervuld. De Senaat moet paritair samengesteld zijn en hij moet een volwaardige wetgevende assemblee blijven.
Een tweede element van de institutionele hervormingen is de herziening van artikel 195. In de commissie heb ik er reeds op gewezen dat dit een zeer oud artikel is, maar dat de schrapping ervan niet hoeft te betekenen dat de Franstaligen hun waarborgen zouden verliezen.
Ik heb ook gezegd dat dit verlies niet moest worden overdreven. Aan Franstalige kant verwijt men de meerderheid dat ze de Franstalige zaak verraadt, maar aan Vlaamse kant beschuldigt de oppositie de leden van de meerderheid van verraad als ze een aanpassing van artikel 195 aanvaarden.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Dat horen we al vier jaar.
De heer Jean-François Istasse (PS). - Ik wou enkel aangeven dat het grappig is dat we aan beide kanten onder vuur worden genomen.
Tijdens de verkiezingen van 1999 was de winst van de VLD in Vlaanderen en van Ecolo in Franstalig België niet in eerste instantie te wijten aan de lijst van herzienbare artikelen. Verkiezingen worden op andere punten gewonnen, wat aantoont hoe relatief het belang van een herziening is.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Het lag aan de kwaliteiten van de kandidaten.
De heer Jean-François Istasse (PS). - Dat zal ook bij de komende verkiezingen zo zijn.
Een grote meerderheid van Franstalige grondwetspecialisten was er trouwens voorstander van dat artikel 195 op de lijst van herzienbare artikelen zou worden opgenomen. Er was slechts één uitzondering, maar de betrokken persoon is dan ook kandidaat bij de verkiezingen. Misschien werd zijn standpunt hierdoor beïnvloed. Alle anderen waren van mening dat de herziening van dit artikel bijkomende garanties voor de Franstaligen zou kunnen opleveren.
Zo moeten we de waarborg krijgen dat de Grondwet ook na een wijziging van artikel 195 de best beschermde rechtsnorm blijft. Men zegt vaak dat er in onze federale staat geen hiërarchie der normen meer bestaat. Dit klopt voor de verhouding tussen de federale wet en de decreten van de gewesten en gemeenschappen, maar niet voor de Grondwet. De hoogste norm moet worden beschermd.
Als de Grondwet in één en dezelfde regeerperiode kan worden herzien, dan moeten hiervoor op zijn minst bijzondere meerderheden vereist zijn, dus een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen en de meerderheid in elke taalgroep.
Bovendien moet worden bepaald dat een dergelijke herziening in twee fasen moet gebeuren, met een voldoende lange tussenperiode. De constituante moet immers worden beschermd tegen elke buitensporige druk en tegen elke ondoordachte en overhaaste hervorming. Onder die voorwaarden kunnen we aanvaarden dat artikel 195 herzienbaar wordt verklaard.
Ondanks deze voorwaarden is de PS geen vragende partij voor een institutionele hervorming. Voor ons tellen vooral de economie en het sociale. We zullen de rechten van de Franstaligen verdedigen. Ze vormen een minderheid in ons land en moeten dus in de Grondwet, die de hoogste norm is, voldoende waarborgen krijgen waaraan niet kan worden getornd.
Ik zal de lijst van herzienbare artikelen die door de regering werd opgesteld en door de commissie werd aangenomen, dan ook goedkeuren. Ik ben loyaal tegenover de regering. Als in de volgende regeerperiode echter risico's worden genomen en de voorwaarden waarover ik het had er niet komen, dan zullen we het probleem herbekijken. Om die reden zullen andere leden van mijn fractie straks een andere stem uitbrengen.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Alle grondwetspecialisten zijn het erover eens dat de Grondwet de meest fundamentele regel van een Staat is.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Zelfs de politici.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Zelfs de grondwetspecialisten die politicus worden. (Men glimlacht)
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Dat zijn de besten, nietwaar mijnheer Cheron?
De Grondwet is de akte waarin de burgers de voorwaarden vastleggen voor de uitoefening van de politieke macht omdat de regeerders niet het recht hebben de macht te grijpen, te behouden en naar eigen goeddunken aan te wenden. (Applaus van de heer Mahoux) Dank u, mijnheer Mahoux!
Ze moeten de door de Natie uitgevaardigde regels naleven. Met de verklaring tot herziening van de Grondwet van 5 mei 1999 werden 20 artikelen herzienbaar verklaard. Nu zijn er dat 61. Tijdens deze legislatuur werden maar zes wijzigingen aangebracht in de Grondwet. Ik zal er daarvan enkele aanhalen.
Er waren wijzigingen op het gebied van de waarden, zoals de invoeging van een derde lid in artikel 10 en een artikel 11bis met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de gelijke toegang tot de door verkiezing verkregen mandaten en de openbare mandaten.
Er werd ook een artikel 22bis ingevoegd met betrekking tot de rechten van het kind.
Vervolgens waren er meer praktische wijzigingen, zoals de schrapping van het tweede lid van artikel 147 met betrekking tot de berechting van ministers voor het Hof van Cassatie.
De regering vond die lijst van 5 mei 1999 uiteindelijk te krap en heeft de Grondwet tijdens deze legislatuur meermaals geschonden, vooral via de verschillende ontwerpen tot hervorming van de instellingen, de Lambermont-akkoorden, artikel 162 van de Grondwet, de hervorming van de kieswet, de artikelen 62 en volgende.
De verklaring tot herziening van de Grondwet die de regering en het parlement - althans in de commissie - hebben aangenomen, ligt in de lijn van de krachtsverhoudingen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in de regering. Ze vertokt eens te meer de overwinning van de enen op de anderen.
Laten we het over artikel 195 hebben. Door de herzienbaarverklaring van artikel 195 van de Grondwet, dat de procedure voor de grondwetsherziening bepaalt, hebben de Franstaligen van de meerderheid het risico genomen dat die procedure soepeler en minder democratisch wordt.
Tijdens de volgende legislatuur zullen de Nederlandstaligen de Franstaligen voortdurend onder druk zetten om de procedure te versoepelen, vooral om de grondwettelijke mechanismen voor de bescherming van de Franstaligen - zoals de pariteit in de Ministerraad, de vereiste bijzondere meerderheden op communautair en taalkundig gebied en de alarmbelprocedure - sneller te kunnen wijzigen.
Onder die druk zullen de Franstaligen ofwel moeten toegeven, wat vervelend is, ofwel een prijs betalen opdat de procedure niet zou worden versoepeld. Bovendien kan worden gevreesd dat de volgende meerderheid de in artikel 195 bepaalde procedure wijzigt onder druk van de omstandigheden.
Laten we even teruggaan in de tijd. Zou de paarsgroene meerderheid, geconfronteerd met het verstek van de Volksunie ten tijde van de Lambermont akkoorden, niet hebben toegegeven aan de verleiding om artikel 195 te wijzigen - als dat artikel herzienbaar was verklaard - om de vereiste tweederde meerderheid te vervangen door bijvoorbeeld een meerderheid van drie vijfden?
Daarom hebben de heren De Croo, De Decker, Maingain, Ducarme en Moureaux zich ook resoluut aangesloten bij het standpunt van onze partij, die tegen elke herziening van artikel 195 van de Grondwet is. Ik kom niet terug op de diverse verklaringen daarover. Ik vind wel dat het tijd is om de maskers te laten vallen en goed in te zien welke rollenspellen hier aan de gang zijn.
(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)
De heer Philippe Mahoux (PS). - U hebt daar wel veel ervaring mee!
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik kom tot concrete elementen.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Juist, laten we concreet zijn, ook over het andere onderwerp dat we sinds gisteren bespreken.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - We moeten nagaan welke rol elkeen speelt in volle kiescampagne. Mijnheer Mahoux, herinnert u zich de film `Le Bon et les méchants'?
De heer Philippe Mahoux (PS). - Van Lelouch?
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Dat is mogelijk.
In de meerderheid zijn er ook `braven' en `slechteriken'. De braven zijn, enerzijds, de kleine soldaatjes, die van de eerste minister niet mogen bewegen en anders geen plaats meer op de lijsten krijgen en, anderzijds, zij die doen alsof ze overtuigd zijn, maar soms even cynisch als intelligent zijn. Ik denk aan de heer Cheron.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Ik zal intelligent onthouden.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik stel vast dat u het cynisme niet ontkent!
De braven zullen dus voor de wijziging van artikel 195 stemmen. De meerderheid telt echter ook slechteriken, die door hun politiek kaliber of hun indrukwekkende functie niet kunnen aanvaarden dat de Senaat minder bevoegdheden krijgt of dat artikel 195 wordt gewijzigd. Vergis u echter niet: binnen de meerderheid werd een ingewikkelde berekening gemaakt om de slechteriken de kans te geven zonder risico tegen bepaalde artikelen te stemmen.
Ik wil dit spelletje, waardoor wij ons niet laten beetnemen, aan de kaak stellen.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Is dat nooit gebeurd met de PSC in de regering?
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Dat heb ik niet gezegd.
De in artikel 195 bepaalde procedure is overigens een democratische procedure die de burger laat deelnemen aan de discussie, naar aanleiding van de verkiezingen die volgen op de ontbinding van de Kamers als gevolg van de publicatie van de verklaring tot herziening.
Bij de volgende verkiezingen heeft de kiezer dus de keuze tussen de weigering van de CDH om artikel 195 te herzien en de wil van de meerderheidspartijen om het wel te wijzigen. De slechteriken in de meerderheid kunnen evenwel zeggen dat zij tegen de herzienbaarverklaring van een bepaald grondwetsartikel hebben gestemd.
De CDH is duidelijk: ze vreest dat de herziening van artikel 195, via een procedure die in één legislatuur verloopt, de burgers zal uitsluiten van deelname aan bepaalde beslissingen die de grondvesten van de rechtstaat raken.
Door artikel 195 herzienbaar te verklaren dreigen de partijen van de meerderheid het evenwicht dat aan de basis ligt van de federale en democratische staat, te verstoren.
Als sommigen al niet in staat zijn neen te zeggen op het einde van een regeerperiode, op een ogenblik dat de politieke prijs laag is, dan is het zeer onwaarschijnlijk dat ze in het begin van de volgende regeerperiode neen zullen zeggen. De institutionele pauze waarom de Franstalige partijen vroegen, is hiermee van tafel geveegd. Mijn partij is en blijft de laatste toevlucht tegen de Vlaamse eisen en de laatste waarborg voor een institutionele pauze.
We zullen dit aan de kiezers meedelen en zij zullen een oordeel vellen.
Op de lijst van herzienbare artikelen staan 61 artikelen, dus een derde van de Grondwet. Die artikelen kunnen in twee categorieën worden opgesplitst. De eerste groep bevat sympathieke intentieverklaringen over het recht op duurzame ontwikkeling, rechten voor gehandicapten, Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, de afschaffing van de doodstraf en de universele dienstverlening.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Dit is meer dan sympathiek, het is fundamenteel.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - De tweede groep bestaat uit bepalingen die de kern van onze democratie uitmaken en gaan over de Kamer en de Senaat, de volksraadpleging, de decentralisatie, het Arbitragehof en de rechterlijke macht.
Tegen de eerste groep valt weinig in te brengen. Men kan zich enkel afvragen of het nodig is dat rechten waarvan die niet-naleving onmogelijk door een rechter kan worden bestraft, in de Grondwet moeten worden opgenomen. Dat het recht op duurzame ontwikkeling in een aparte titel wordt opgenomen, is in dat verband veelzeggend.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Dat is zeer juist, maar u vergeet dat artikel 142 herzienbaar wordt verklaard. Het probleem dat u opwerpt kan worden geregeld in een meer algemeen debat over het Arbitragehof, dat een grondwettelijk hof zou worden met ruimere bevoegdheden.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Daarover heb ik het straks.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Mocht artikel 142 niet herzienbaar worden verklaard, zou u gelijk hebben, maar als het herzienbaar wordt verklaard, verliest uw argument zijn kracht.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik zal daar straks op terugkomen.
Het recht op duurzame ontwikkeling wordt dus in een aparte titel opgenomen om te vermijden dat het Arbitragehof zich erover moet uitspreken.
Dit is een mooi staaltje van marketting door Ecolo, maar uiteindelijk verbindt het tot zeer weinig. Er wordt alleen, op een volgens ons ongepaste plaats, een symbool in de Grondwet opgenomen.
De tweede groep baart me meer zorgen. De voorliggende verklaring zou aanleiding kunnen geven tot ingrijpende institutionele veranderingen. Het wordt mogelijk dat de Senaat, en dus het bicamerisme, wordt afgeschaft.
De meerderheid wil de burgers te snel af zijn. Het bicamerisme geeft de burgers en het middenveld de tijd om deel te nemen aan het democratisch debat en indien nodig hun bezwaren te uiten.
De verzwakking of afschaffing van de Senaat zou een stap achteruit betekenen voor de democratie, net nu het bicamerisme in de meeste Europese landen in opmars is.
De afschaffing van de Senaat, die in het politiek akkoord van 26 april 2002 werd aangekondigd, is zeker een grondig debat onder senatoren waard. De regering heeft het dossier naar zich toe getrokken en heeft het debat in één of twee nachten beslecht.
Zelfs de voorzitter van de Senaat werd niet geraadpleegd, ook al had hij het debat op gang gebracht door grondwetspecialisten in de Senaat uit te nodigen en de fracties te vragen een omstandige nota op te stellen over onze visie. De regering heeft blijkbaar niet veel respect voor onze assemblee.
Met de oprichting van een paritaire Senaat, zoals aangekondigd in het akkoord, wedt men op het verkeerde paard.
De bescherming van de Franstalige minderheid zal niet verbeteren door een paritaire Senaat. De bijzondere meerderheden en de pariteit binnen de regering zijn veel betere garanties.
Ook de rol en de samenstelling van de Kamer worden grondig overhoop gegooid. Gelet op wat tijdens de huidige regeerperiode is gebeurd, vrees ik dat de hervormingen niet zullen leiden tot een betere politieke controle op de regering, noch tot een beperking van het aantal mandaten.
Die vrees wordt nog bevestigd door het feit dat op de lijst van de artikelen die voor herziening vatbaar worden verklaard, bepalingen staan over tegenmachten als het Arbitragehof en het Rekenhof.
Omdat ze de regering controleren, zullen die belangrijke instellingen op basis van de verklaring tot herziening kunnen worden afgeschaft. De toelichtingen bij deze verklaring stellen ons niet gerust aangezien ze de grondwetgever tot niets verbinden.
De erkenning van de constitutieve autonomie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt mogelijk gemaakt doordat artikel 118, paragraaf 2, en artikel 123, paragraaf 2, voor herziening vatbaar worden verklaard. Wat mogelijk wordt, is nog niet verworven. Dit geldt trouwens ook voor de paritaire Senaat.
In maart 2002 was er binnen de regering immers ook een akkoord om constitutieve autonomie en decretale bevoegdheden toe te kennen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De hervorming van de Senaat en de constitutieve autonomie voor Brussel werden naar de volgende regeerperiode doorgeschoven omdat de betrokken grondwetsartikelen niet konden worden herzien.
De decretale bevoegdheid is er nooit gekomen, ook al moest de Grondwet hiervoor niet worden gewijzigd en kon ze via een bijzondere wet worden geregeld. De CDH heeft een voorstel van bijzondere wet in die zin ingediend, maar dat is nooit behandeld.
Dit toont aan hoe moeilijk de Franstaligen het hebben om het weinige dat ze in de onderhandelingen konden bereiken, te realiseren. Ik vrees dat de constitutieve autonomie eenzelfde lot is beschoren.
Artikel 118, paragraaf 2, en artikel 123, paragraaf 2, worden herzienbaar verklaard om de gewest- en gemeenschapsraden de hoedanigheid van parlement toe te kennen. De meerderheid heeft juist die twee bepalingen gekozen omdat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest er niet in wordt vermeld. De verschillen tussen Brussel en de andere gewesten moeten in de verf worden gezet door Brussel het recht op een parlement te ontzeggen.
Het bewijs hiervan is dat via een herzienbaarverklaring van artikel 115 de hoedanigheid van parlement kon worden toegekend aan alle gemeenschaps- en gewestraden van dit land. Er werd echter gekozen voor artikel 118, paragraaf 2, en artikel 123, paragraaf 2, waardoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap worden gediscrimineerd.
Als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap in de artikelen 118 en 123 worden vermeld, kan de naam van hun respectieve raden worden gewijzigd. De Brusselse en Duitstalige raden kunnen echter slechts als parlement worden erkend als ze constitutieve autonomie krijgen.
En zelfs dan kunnen problemen inzake grondwettigheid rijzen, waarover ik niet wil uitweiden.
De discriminatie die aldus ontstaat door de mogelijkheid om de hoedanigheid van parlement toe te kennen aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschap, de Raad van de Franse Gemeenschap en de Raad van het Waalse Gewest, maar niet aan de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, is voor ons onaanvaardbaar. We begrijpen niet dat de Brusselse parlementsleden van de meerderheid het daarmee eens kunnen zijn.
Ten slotte wenst de CDH echt dat niet-democratische partijen niet langer overheidsgeld krijgen, ook al heeft ze zich onthouden over het voorstel om in de Grondwet, het Hof van Cassatie of het Arbitragehof de bevoegdheid te verlenen om de stopzetting van die financiering uit te spreken. Die onthouding betekent niet dat we zo'n systeem niet willen invoeren, maar dat we willen dat wordt toegepast wat al bestaat.
De wet van 12 februari 1999 kent de Raad van State de bevoegdheid toe om zich uit te spreken over de verzoeken tot stopzetting van de openbare financiering van niet-democratische partijen. Ondanks de talrijke vragen, interpellaties en voorstellen van onze partij...
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik begrijp uw tegenstand niet goed, mevrouw Willame. Wij zijn er voorstander van dat het Arbitragehof die bevoegdheid krijgt. Willen uzelf en de leden van uw partij die bevoegdheid toekennen aan het Arbitragehof of het Hof van Cassatie?
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Mijnheer Mahoux, wij hebben ons onthouden omdat we de indruk hebben dat het probleem kan worden geregeld met de wet van 12 februari 1999, want die geeft de Raad van State de bevoegdheid om zich uit te spreken over de verzoeken tot stopzetting van de openbare financiering van niet-democratische partijen. Die wet wordt echter niet toegepast. In die omstandigheden zou het op zijn minst merkwaardig zijn dat de meerderheid andere maatregelen neemt.
De heer Philippe Mahoux (PS). - U zou ons kunnen helpen door het amendement, dat zal worden ingediend, goed te keuren. Het maakt het Arbitragehof, het terzake meest geschikte orgaan, daarvoor bevoegd. Dit is een zeer belangrijke zaak, ze heeft betrekking op de rol van de niet-democratische partijen. Steun ons, mevrouw. Maak ons sterker in deze strijd en onthoud u niet.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - U speelt komedie, mijneer Mahoux. Het volstond een koninklijk besluit of een wet aan te nemen om de wet van 1999 te kunnen toepassen. Waarom wil u het warme water opnieuw uitvinden?
We zullen niet tegen stemmen, maar ons onthouden omdat we van mening zijn dat de nodige juridische instrumenten al bestaan.
Met het voorstel om in de verklaring tot herziening van de Grondwet een bepaling op te nemen om die bevoegdheid aan een ander rechtscollege toe te kennen, zorgen de Franstalige meerderheidspartijen ervoor dat de wet van 1999 onuitvoerbaar blijft. Zo kunnen de tegenstanders van die wet het voorwendsel inroepen dat gewacht moet worden op de herziening van de Grondwet en de toekenning van die bevoegdheid aan het Hof van Cassatie om de niet-toepassing van de wet van 1999 te rechtvaardigen. Met die laatste wet zouden we desnoods morgen al kunnen ingrijpen.
De CDH begrijpt trouwens niet wat de toekenning van die bevoegdheid aan het Hof van Cassatie of aan het Arbitragehof, eerder dan aan de Raad van State, rechtvaardigt. Er kan immers worden gevreesd dat die handelwijze in strijd bevonden wordt met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, omdat het Hof van Cassatie een uitzonderingsbevoegdheid zou krijgen die de beschuldigde de rechtspraak in twee instanties ontzegt. Het Europese Hof heeft zo'n regeling voor de berechting van ministers al veroordeeld, zodat de grondwetgever ze moest aanpassen. Ik betreur dat de heer Mahoux niet naar mij luistert, want ik vind mijn juridische redenering tamelijk goed.
De CDH vindt dat de sympathieke voorstellen die door de MR en Ecolo werden ingediend en door andere meerderheidspartijen werden gesteund, contraproductief zijn ten opzichte van de voorgewende doelstellingen en dus demagogisch zijn. Ze zijn bedoeld om de ernstige tekortkomingen van de regering te verdoezelen, tekortkomingen die nog in de verf werden gezet door het recente arrest van het Arbitragehof dat het Brussels ABS-systeem ongeldig heeft verklaard.
Speelt die demagogie en de juridische incoherentie van de meerderheidspartijen niet in de kaart van degenen die ze beweren te bestrijden?
Ik zal niet uitweiden over de rest van de verklaring tot herziening. Als artikel 195 voor herziening vatbaar wordt verklaard, is het heel goed mogelijk dat de rest van de lijst niet meer zin heeft dan na te gaan wat de wil is van de partijen die ermee instemmen.
Dan volstaat het voor de grondwetgever artikel 195 te wijzigen om naar believen op zeer korte tijd alle grondwettelijke bepalingen te wijzigen. Als u artikel 195 van de Grondwet voor herziening vatbaar verklaart, opent u de doos van Pandora. Wat er dan in de andere doos zit, heeft geen belang.
Zeg ons niet dat onze vrees ongegrond is of dat we overdreven pessimistisch zijn. Onze vrees en ons pessimisme worden terecht gedeeld door prominenten. De beslissing van de regering - die deze prominenten blijven steunen - brengt de bescherming van de Franstaligen, de toekomst van de Belgische Staat en van de rechtsstaat in gevaar.
De Franstaligen hebben nog een reden om te hopen: aangezien artikel 195 van de Grondwet van toepassing is op zijn eigen herziening, moeten de kiezers zich op 18 mei uitspreken over de opportuniteit om dit artikel, dan wel andere bepalingen, te herzien.
De heer Philippe Monfils (MR). - Dit debat moest het hoogtepunt zijn van de parlementaire werkzaamheden. Over enkele dagen immers zullen de drie takken van de grondwetgevende macht zich hebben uitgesproken en zullen de kamers worden ontbonden. Om drie redenen is het geen hoogtepunt.
Ten eerste, parlementen zijn nu eenmaal parlementen en het ene voorval moet wijken voor het andere. Vandaag denken kamerleden en senatoren méér aan de verwijzing van een tekst naar de Raad van State dan aan de verklaring tot herziening van de Grondwet.
Ten tweede is het huidige systeem van grondwetsherziening nogal eigenaardig. Het is zelfs in die mate eigenaardig dat de bespreking plaatsvindt in afwezigheid van de regering. De senatoren discussiëren over de hervorming van de Senaat zonder dat iemand hen van antwoord kan dienen. Beide assemblees en de regering zijn drie evenwaardige takken van de grondwetgevende macht, zo heeft de grondwetgever dat destijds gewild. Waarom zou de regering dan naar onze bezwaren komen luisteren?
Ten derde praten wij hier eigenlijk voor de vaak, want de preconstituante kan de constituante tot niets binden. Ik zou onze discussie in de commissie over de onderzoekscommissies als voorbeeld willen aanhalen. De enen zeggen dat er geen sprake van kan zijn om het desbetreffende artikel te herzien, omdat de nieuwe Senaat het onderzoeksrecht moet behouden. Anderen daarentegen - en ik behoor daartoe - zijn van oordeel dat er enkele lijnen aan dat artikel moeten worden toegevoegd om verwarring met de rechterlijke macht te vermijden en om het parlementair onderzoek in bepaalde omstandigheden te beperken. Dat is een mooi voorbeeld waarbij in één fractie verschillende opvattingen bestaan over het doel van de herziening van een grondwetsartikel.
Wij kunnen niettemin een analyse maken van wat wel en wat niet in de regeringsverklaring tot herziening van de grondwet is opgenomen en nagaan wat ons daarin bevalt.
In tegenstelling tot sommige sprekers ben ik tevreden dat geen artikels voor herziening vatbaar zijn verklaard waardoor het evenwicht van onze Staat zou kunnen evolueren naar een confederaal of een ander systeem. Mijn collega's van de CD&V betreuren natuurlijk dat de artikelen 1, 2, 3 en andere grondwettelijke waarborgen niet herzienbaar zijn verklaard. In de volgende zittingperiode zal er dus niets fundamenteels veranderen aan het evenwicht tussen de machten. Dat stemt mij nog meer tevreden, nu het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap constitutieve autonomie zullen krijgen.
Het was niet aanvaardbaar dat sommige gefederaliseerde entiteiten een aantal materies volledig zelf konden beheren, terwijl de twee genoemde regio's dat slechts in zeer beperkte mate konden doen. Een en ander schenkt mij dus volledige voldoening.
Enerzijds wordt er niet fundamenteel geraakt aan de staatsstructuren en anderzijds krijgen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap eindelijk volledige constitutieve autonomie.
Mevrouw Willame beweert dat men alles gaat veranderen, dat het een catastrofe is en dat het CDH het laatste bolwerk zal zijn tegen het institutionele avontuur. Mevrouw Willame, ik heb geen staat bijgehouden van de capitulaties van Franstaligen die u de jongste 20 of 40 jaar hebt aanvaard.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik wist wel dat u 50 jaar in de geschiedenis zou teruggaan!
De heer Philippe Monfils (MR). - Niet wij hebben de catastrofale wetten inzake de financiering van de Franse Gemeenschap goedgekeurd. Tot op vandaag dragen de Franstaligen hiervan de financiële gevolgen. De Lambermontakkoorden, die wij hebben moeten afkopen met regelrechte toegevingen aan de Vlaamse eisen voor Brussel, zijn daarvan een rechtstreeks gevolg. U was destijds toch aan de macht.
U kunt ons dus niet verwijten dat wij het land in een institutioneel avontuur storten. Mevrouw Willame, uw fractie heeft zich op het vlak van de rechten van de Franstaligen zo dikwijls laten verkrachten, dat ik de indruk krijg dat zij er de smaak van te pakken heeft gekregen, of er in ieder geval aan gewend is geraakt. Ik wil dat van meet af aan in herinnering brengen.
Wat de instellingen betreft, schenkt het voorstel van Grondwetsherziening ons veeleer voldoening.
Wij weten wel dat de politieke partijen verdeeld zijn over artikel 195. Ik zal niet verbloemen dat sommige leden van mijn fractie gekant zijn tegen de herziening van dat artikel.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Wij zullen geen risico nemen en tegen stemmen, mijnheer Monfils.
De heer Philippe Monfils (MR). - Wat weet u ervan mevrouw Willame? Bent u de Pythia geworden die voorspelt wat vanavond, morgen of maandag te gebeuren staat? Wacht toch minstens de stemuitslag af. Ik denk niet dat u begiftigd bent met de gave om, zoals het in juridische werken wordt genoemd, `de harten en nieren te beproeven' van wie hier aanwezig zijn. We zullen zien hoe dit afloopt. Zowel bij de PS als MR zullen er senatoren zijn die tegen de herziening van artikel 195 stemmen. Op dat punt lopen onze meningen uiteen. Anderen zullen wel zeggen waarom de herziening van dit artikel hen verontrust.
Ik zal zelf niet tegen stemmen. Zelfs als onze voorwaarden niet zijn opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet, zal mijn fractie eisen dat eraan wordt voldaan, mocht er in de volgende zittingperiode toch over artikel 195 worden gediscussieerd. Die voorwaarden zijn: primo, een bijzondere meerderheid voor de verklaring tot herziening van de Grondwet; secundo, een termijn van twee zittingperiodes, één voor de verklaring tot herziening en een andere voor de stemming; tertio, niet alleen een tweederde meerderheid, maar ook een meerderheid in elke taalgroep, zoals ik heb geantwoord toen de heer Van den Brande naar het standpunt van mijn partij vroeg.
Komt er geen akkoord uit de bus, dan mislukken de onderhandelingen en wordt artikel 195 niet herzien. Men mag de onderhandelingen die op dat ogenblik zullen worden gevoerd, niet onderschatten.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - De heer Monfils herhaalt hier wat hij in de commissie heeft gezegd. Het is een conditio sine qua non; bovenop de bijzondere grondwettelijke meerderheid een absolute meerderheid in elke taalgroep.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik bevestig wat ik in de commissie heb gezegd. De MR heeft een eensgezind en duidelijk standpunt: wij eisen een meerderheid in elke taalgroep.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Wij hebben hetzelfde gezegd. Dat staat trouwens ook in de toelichting bij de verklaring tot herziening van artikel 195. We vragen een tweederde meerderheid en een meerderheid in elke taalgroep. We kopen geen kat in de zak.
We hebben niet tot nu moeten wachten om te weten dat er grondige verschillen bestaan. Dit is misschien nog zachtjes uitgedrukt als we kijken naar het standpunt en de houding die de heer Van den Brande aannam toen hij nog een andere functie uitoefende.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Het gaat niet om een persoonlijke positie. Dit is de unanieme houding van alle CD&V-fracties en van de CD&V in het algemeen.
De heer Philippe Mahoux (PS). - We zijn het dus niet eens.
De heer Philippe Monfils (MR). - De zaken zijn duidelijk. Ik stel vast dat sommige Franstalige fracties het met ons eens zijn, waardoor onze verklaringen aan kracht winnen. We zullen tijdens de onderhandelingen niet alleen staan.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Wij sluiten ons bij die voorwaarden aan. Ik zou zelfs zeggen dat het om een drempel gaat waarvan geen enkele Franstalige zal afwijken, ook de CDH niet. Ik begrijp dan ook niet voor wie deze partij angst heeft.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik ben ontzettend tevreden over dit standpunt van PS, Ecolo en CDH, die in geval van onderhandelingen wel zal moeten volgen. Een Franstalig blok legt dus minimumvoorwaarden vast zonder dewelke artikel 195 van de Grondwet niet kan worden gewijzigd. Dit is een troef van deze assemblee: de fracties zeggen openlijk waar het op staat.
Het verheugt me ook dat in de verklaring geen artikelen zijn opgenomen met betrekking tot de monarchie. Het zou een onhandigheid, een misdaad of een fout zijn geweest om die artikelen herzienbaar te verklaren.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ecolo heeft niet gewonnen.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik ben niet de fractieleider van Ecolo, gelukkig maar.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Nee, maar ik vermaak me.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik heb niet veel te maken met de groenen.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Nog niet!
De heer Philippe Monfils (MR). - We hebben trouwens enkele problemen gehad met Ecolo. U moet de heer Cheron maar eens vragen of hij tegen de monarchie gekant is.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik weet wat hij gaat zeggen.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik geef gewoon het standpunt van de MR-fractie en zal aandachtig luisteren naar wat de heer Cheron te zeggen heeft. Misschien zegt hij wel dat de Koning naar de guillotine moet. Ik ben alleszins blij dat niet aan de monarchie wordt geraakt. Ik vind dat die in België moet blijven bestaan omdat ze essentieel is voor het evenwicht van onze staat. Er wordt weliswaar een artikel over de senatoren van rechtswege herzienbaar verklaard. Dit veroorzaakt echter geen onoverkomelijke problemen omdat iedereen weet dat over de hervorming van de Senaat in voorkomend geval zal worden onderhandeld. Ik kom hier nog op terug.
Dat is dus de achtergrond van het institutionele aspect van de verklaring tot herziening van de regering. Voor heel wat punten ben ik het volledig eens met de indieners van de nota. Onze Grondwet moest worden vernieuwd. Zo is het artikel dat bepaalt dat persdelicten een zaak voor het assisenhof zijn voorbijgestreefd. Het leidt tot bepaalde problemen. Artikel 150 moet dan ook worden herzien.
Het verheugt me dat een artikel de mogelijkheid opent voor een volksraadpleging op gewestelijk en gemeentelijk vlak. Die mogelijkheid bestaat echter niet op het federale niveau, omdat daarover geen akkoord bestaat, wat ik betreur.
Wij hebben het referendum op federaal niveau altijd aanvaard, uiteraard met een aantal voorwaarden. Dit moeilijke systeem zou bij wet moeten zijn georganiseerd en zou van de bevolking heel wat ervaring hebben gevraagd.
Wij zijn geen Zwitsers, maar Belgen, en een volksstemming zoals die al jaren wordt gebruikt door de zelfbewuste en georganiseerde Zwitsers, zou van ons een grote mentaliteitsverandering vragen. Bij ons had het principe van het referendum moeten aanvaard worden en daarna hadden we in alle rust een wettelijke bepaling terzake kunnen uitwerken. Daarmee had men de overheid dichter bij de burger kunnen brengen.
Over de artikelen met betrekking tot de uitbreiding van bevoegdheden tot het Arbitragehof en het Rekenhof en over andere punten is zelfs helemaal niet gediscussieerd.
De heer Mahoux, die mevrouw Willame vraagt het artikel tegen de niet-democratische partijen goed te keuren dat deze aangelegenheid wil voorleggen aan het Arbitragehof, wijs ik erop dat wij het Hof van Cassatie hebben voorgesteld. Wij hebben dat amendement dan ook in de plenaire vergadering ingediend. De doelstelling is echter dezelfde. Ik zal voor het amendement van de MR stemmen, en als het verworpen wordt, zal ik voor het amendement van de PS stemmen. We moeten, net als in de commissie, front vormen in deze aangelegenheid. We zien wel bij de stemming.
Ik kom nu tot de hervorming van de Senaat. Ik kan dat zonder scrupules doen omdat ik de komende legislatuur geen senator meer zal zijn. Ik werk dus enigszins pro domo, want als de kiezers het willen, zal ik naar de Kamer gaan.
Ik hoef me dus geen zorgen te maken over de Senaat, maar om verschillende redenen doe ik dat toch. Ik heb lang in deze hoge vergadering gewerkt en ik heb het werkvolume gezien. Ik vond de debatten interessant en ik heb vastgesteld dat de voorstellen, de interventies en de teksten die er worden voorgesteld veel slaagkans hebben en over het algemeen wetten zijn geworden. Dat is duidelijk méér het geval voor teksten van de Senaat dan voor die van de Kamer.
De Kamer volgt uiteraard een andere logica: ze steunt of bekritiseert de regering en de kamerleden hebben niet de mogelijkheid om zich, zoals wij doen, gedurende weken of maanden over voorstellen te buigen. Alle politieke en budgettaire elementen werden dan ook in hoofdzaak in de Kamer behandeld, al wordt ook in de Senaat aan politiek gedaan. Dat hebben wij vanochtend nog aangetoond, met ons verzoek om het advies van de Raad van State in te winnen.
Senatoren zijn ook politici. Er zijn meerderheden en opposities, en uiteraard gebeurt het ook in de Senaat dat politieke problemen worden voorgesteld als belangrijk en essentieel.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Vooral als ze betrekking hebben op de scheiding der machten. Dan gaat het om een fundamenteel politieke zaak.
De heer Philippe Monfils (MR). - Men kan inderdaad moeilijk een dossier voor advies naar de Raad van State sturen omdat men niet wil dat de wet zo maar wordt goedgekeurd. Men vraagt dus een advies over juridische problemen.
Ik blijf erbij dat de motieven om de Raad van State om advies te vragen niet dezelfde zijn, maar daarover kunnen we het hebben eens de Raad zijn advies heeft gegeven.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Laten we de genocidewet als voorbeeld nemen. U zou als verdediger van de Senaat blij moeten zijn met wat vanochtend is gebeurd. De Senaat kan nu aantonen hoe belangrijk hij is en hoe zinvol het is dat een dergelijke materie door de Senaat wordt behandeld.
We zullen kunnen nagaan of fundamentele zaken zoals de scheiding der machten, op het spel staan.
Of men behoort tot de MR, de Senaat verdedigt of voorstander is van de genocidewet, men kan enkel blij zijn met wat vanochtend is gebeurd.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik kan moeilijk mijn lach inhouden als ik de heer Cheron zo hoor spreken.
We weten zeer goed hoe gedacht wordt over de genocidewet.
We weten zeer goed wie de oorspronkelijke wet van 1993, die door het Hof van Cassatie of de interpretatieve wet werd uitgelegd, tot het einde heeft gesteund.
We weten zeer goed wie niet akkoord gaat en wie vrede kon nemen met de tekst van de Kamer, ook al is die geen hoogtepunt van juridisme. Dat is echter een ander probleem.
We weten zeer goed dat er voor de verwijzing naar de Raad van State andere redenen waren dan de wens een uitstekend advies te krijgen dat de Senaat in staat moet stellen de meest verfijnde juridische analyse te maken.
U zult zeggen dat u bezorgd was om de rechtsstaat. Ik zeg alleen dat het een mooi manoeuvre was: 15 op 29 terwijl men altijd aan een derde van de Senaat had gedacht. Niemand had ooit gedacht aan de helft van een taalgroep. Gefeliciteerd. Het reglement is het reglement en ik leg mij erbij neer.
Ik denk alleen dat er andere dingen speelden dan de bekommernis dat de rechtsscholen de tekst van de Kamer zouden bejubelen of de tekst die uiteindelijk na het advies van de Raad van State zal worden goedgekeurd.
Ik zeg alleen dat soms aan politiek wordt gedaan, en niet aan pure wetgeving. Niettemin heeft de Senaat op heel wat punten uitstekend werk verricht. Ik zal niet ingaan op alle ethische problemen die tijdens de debatten aan bod zijn gekomen en die uiteindelijk hebben geleid tot de stemming die we gisteren hebben meegemaakt. Het wetsvoorstel betreffende de bio-ethiek, waarover de Senaat heel lang heeft gedebatteerd, werd in de Kamer goedgekeurd met 80 stemmen tegen 26 tegen bij 26 onthoudingen. Beter kan moeilijk.
De Senaat heeft de regering soms problemen bezorgd. Zijn we een politieke assemblee? De werkzaamheden hadden wellicht beter kunnen worden georganiseerd; zo hadden we veel herhalingen bij de vragen om uitleg en de mondelinge vragen kunnen vermijden. De Kamer wou daarover echter niet met ons praten.
Globaal gezien heeft de Senaat volgens mij een belangrijke plaats in de publieke opinie. Er wordt gesproken over het werk dat we hebben geleverd en de wetten die we hebben goedgekeurd. We hoeven ons dus niet te schamen.
Waarom moet de Senaat worden hervormd en in welke zin? Ik heb destijds goed geluisterd naar de regeringsverklaring. Ik heb toen trouwens enkele opmerkingen gemaakt over de Senaat van de gemeenschappen en gewesten. Dit is immers een absurd idee. We leven niet in een federale staat zoals Duitsland of de Verenigde Staten, met veel deelstaten, waar onder meer verschillen tussen meerdere staten of groepen staten aan het licht komen.
Onze staat telt maar drie gewesten en gemeenschappen. Het is een illusie te denken dat een Senaat van de gemeenschapen en de gewesten erin zal slagen problemen op te lossen die niet door de parlementen of de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten konden worden geregeld. Kan men zich inbeelden dat een parlementslid van het Waals gewest, dat tegen het standpunt van een parlementslid van het Vlaams gewest heeft gestemd, in de Senaat in de armen van zijn Vlaamse collega valt en hem zegt dat hij een compromis heeft gevonden? Belangenconflicten werden overigens nooit in de Senaat geregeld. Het is zelfs ooit gebeurd dat de Senaat, in tegenstelling tot het Vlaams parlement, vond dat er geen belangenconflict was en dat de Vlaamse collega's het halfrond verlieten om geen andere houding dan die van hun collega's te moeten aannemen.
Zo'n formule lijkt me niet leefbaar.
Er zal een Senaat van de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten zijn, maar hij zal niet de vredestaak vervullen die sommigen hem willen geven.
Ik ben niet tegen de hervorming van de Senaat, maar men moet mij geen onwaarheden vertellen.
We zouden de Senaat kunnen afschaffen en met één Kamer werken, zoals Vlaanderen, Wallonië en Brussel doen. De decreten die er worden opgesteld zijn niet altijd van goede kwaliteit, maar ook wij begaan vergissingen. In mijn gemeenschap heeft nog nooit iemand gepleit voor een tweede assemblee. Als ik mij niet vergis, heeft ook nog niemand een Vlaamse Senaat gevraagd. En toch functioneren de twee grote gemeenschappen. We kunnen ons dan ook wel vinden in een federaal parlement met één Kamer, al dan niet met een tweede lezing, maar dat punt moet nog besproken worden.
Men moet niet proberen ons wijs te maken dat de Senaat van de gewesten en de gemeenschappen een positieve institutionele vernieuwing is, temeer daar die Senaat onvermijdelijk een aantal van zijn bevoegdheden zal moeten inleveren. Ik kan me niet voorstellen dat een assemblee met gemeenschaps- en gewestsenatoren de Kamer de les leest in een federaal debat! Wat zou er gebeuren als een vijftigtal gemeenschaps- en gewestsenatoren een debat aangaan om de wet betreffende de euthanasie te wijzigen? Dat is onmogelijk, want ze worden aangesteld om zich met gemeenschaps- en gewestaangelegenheden bezig te houden. Alle partijen willen al jaren meer autonomie en welomlijnde bevoegdheden geven aan elk van de instellingen. Nu zou men die bevoegdheden opnieuw willen mengen. Gewestsenatoren zouden zich dan bezighouden met fundamentele elementen van de sociale zekerheid, ethische problemen, fundamenteel economische problemen of zelfs met de wet op de universele bevoegdheid. Daar moeten zij zich toch niet mee bezighouden, evenmin als wij ons moeten mengen in de aangelegenheden van de gemeenschappen en de gewesten. Wij zijn toch ook niet bevoegd voor sport. Wat dat betreft, vergist men zich zwaar.
De gewest- en gemeenschapssenatoren zullen misschien evocatierecht kunnen uitoefenen in `gemengde' materies waarvoor zowel de federale staat als de gewesten en gemeenschappen bevoegd zijn, bijvoorbeeld het auteursrecht, het leenrecht in de bibliotheken. De enig mogelijke evocaties zijn die waarbij het belang van de gemeenschappen en de gewesten in het geding is. De Kamer heeft in ieder geval het laatste woord, om de eenvoudige reden dat in de toekomst verschillende meerderheden mogelijk zijn. Kunnen we ons een Senaat van de gewesten en gemeenschappen voorstellen met een andere meerderheid dan die van de federale overheid, die maatregelen zou nemen of wetten goedkeuren tegen de wil van de Kamer die de federale macht vertegenwoordigt? Dat is volkomen ongerijmd.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Bedenkingen of vragen bij dit voorstel zijn mogelijk, maar het is geen absurd voorstel. De Duitse Bundesrat werkt al jaren op die manier, over de verschillende coalities heen. Het is geen perfect systeem, maar het is zeker niet absurd.
De voorzitter. - De Bundesrat heeft andere en uitgebreidere bevoegdheden.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Moet ik daaruit afleiden dat het de bedoeling is dat de Senaat geen bevoegdheden meer zal hebben?
De heer Philippe Monfils (MR). - Mijnheer Van den Brande, u zou moeten weten dat de instellingen van verschillende landen niet zomaar kunnen worden vergeleken. Duitsland is België niet, de Duitse Länder zijn geen Gemeenschappen of Gewesten. De geschiedenis van de instellingen in Duitsland is niet dezelfde als bij ons.
Zo ook is het niet mogelijk het Belgische systeem, dat zonder oorlog geleidelijk is gegroeid, toe te passen in Cyprus, dat verdeeld wordt door een bezettingsleger in het Noorden.
We zijn niet van plan bij ons de bevoegdheden opnieuw te vermengen, nadat we tientallen jaren geprobeerd hebben bevoegdheden over te hevelen naar de gewesten en de gemeenschappen en nu bepaalde fracties overigens een herziening van die bevoegdheden vragen. Sommigen willen de bevoegdheden uitbreiden, anderen willen wellicht ook een aantal problemen regelen die ontstaan als in gemengde aangelegenheden concurrentie bestaat tussen de assemblees. Uzelf wou trouwens altijd verder gaan, mijnheer Van den Brande. In sommige gevallen is men tot het besef gekomen dat bepaalde verwante aangelegenheden, zoals buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking bijvoorbeeld, naar de deelstaten moesten worden overgeheveld. Dat werd, althans gedeeltelijk, geregeld via de Lambermontakkoorden.
Om al die redenen kan zo'n Senaat volgens mij niet bestaan. Eigenlijk worden de bevoegdheden van de Senaat al een tiental jaren geleidelijk uitgehold. Het is begonnen - mevrouw Willame zal dit niet graag horen - toen een einde werd gemaakt aan het volledige tweekamerstelsel en de Senaat evocatierecht kreeg, alsook nog enig wetgevend initiatiefrecht. De laatste of voorlaatste fase is uiteraard de toekomstige Senaat van de gemeenschappen en de gewesten. De belofte dat hij nog enig wetgevend initiatief behoudt voor federale aangelegenheden zal een loze belofte zijn. De Senaat zal alleen nog de schijnmogelijkheid hebben om wetten te herzien, want de Kamer zal veertien dagen wachten en dan teruggrijpen naar haar oorspronkelijke tekst.
In de laatste fase zal de Senaat uiteraard verdwijnen. Ik heb liever dat de Senaat volledig verdwijnt dan dat hij wordt omgevormd in de belachelijke schijnvertoning die men ervan wil maken. Dan zijn we beter af met een machtige Kamer met 200 volksvertegenwoordigers, eventueel met een systeem van tweede lezing, zodat de kwaliteit van de wetgeving behouden blijft of zelfs verbeterd wordt. Ik denk niet dat de fase van een rompsenaat nodig is, waar de senatoren eens per week zouden samenkomen voor een lunch en eens per maand voor een cocktail. En dat risico bestaat.
Ik stel in ieder geval voor dat, op het ogenblik waarop wij ons moeten uitspreken over de artikelen betreffende de Senaat, de muziek van het orkest van de Titanic wordt gespeeld, terwijl de huidige Senaat zachtjes wegzinkt in het vergeetboek van de geschiedenis van de instellingen van ons land.
De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 14.30 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 12.15 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de heer Steverlynck, om familiale redenen.
-Voor kennisgeving aangenomen.