3-9 | Belgische Senaat | 3-9 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Ontwerp van programmawet (Stuk 3-137) (Evocatieprocedure)
Voorzitter: de heer Armand De Decker
(De vergadering wordt geopend om 10.05 uur.)
Mevrouw Sfia Bouarfa (PS), rapporteur namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
De heer Jean-François Istasse (PS), rapporteur namens de commissie voor de Justitie. - De artikelen 33 en 34 van het ontwerp van programmawet beogen een herziening van de wet van 16 juli 2002. Die wet heeft onder meer de artikelen 21 en 24 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering gewijzigd.
Artikel 21, zoals herzien door de wet van 16 juli 2002, heeft de verjaringstermijn voor misdaden die niet in een wanbedrijf kunnen worden omgezet, verlengd van tien tot vijftien jaar en heeft ook een verjaringstermijn van één jaar ingevoerd ingeval een wanbedrijf wordt omgezet in een overtreding. Die wijzigingen waren gemotiveerd door het gevaar dat de rechtsvordering voor bepaalde misdrijven van de bende van Nijvel zou kunnen verjaren. Die bepalingen met betrekking tot artikel 21 zijn in werking getreden op 5 september 2002.
Artikel 24 werd ingevoerd door de `Securitaswet' van 11 december 1998 en gaf de gevallen aan van schorsing van de verjaring. De grond voor de schorsing, die bestond uit de inschrijving voor de inleidende terechtzitting, bracht verschillende problemen met zich mee, inzonderheid voor de berekening van de verjaringstermijn in bepaalde complexe dossiers.
De wet van16 juli 2002 wilde de `Securitaswet' herzien om zich meer te richten naar de rechtspraak van het Hof van Cassatie. Voor alles wat de opheffing van de schorsing van de verjaring betreft, werd een termijn van twaalf maanden vastgelegd om de dossiers in orde te brengen.
Sommige hoven van beroep hebben de minister er echter op gewezen dat bepaalde dossiers definitief zouden kunnen verjaren, vooral belangrijke dossiers met betrekking tot mensenhandel, BTW-carrousels en verdovende middelen. De wetgeving van 2002 moest dus worden herzien om ervoor te zorgen dat de gronden voor de schorsing van de verjaring slechts van toepassing zouden zijn voor feiten die vanaf 1 september 2003 zijn gepleegd, om zo alle lopende dossiers in stand te houden.
Tijdens onze bespreking in de commissie voor de Justitie ging het vooral over de vraag of het opportuun is die wijzigingen door te voeren via de programmawet. De minister van Justitie heeft daarop geantwoord dat het hier niet om een wetgeving ad hoc gaat, maar dat men niet het risico mag nemen van een onmiddellijke toepassing van de wet op lopende dossiers. Tijdens het debat werd er ook meermaals op gewezen dat zou moeten worden nagedacht over de gehele problematiek van de verjaring en over de werking van de parketten en van de rechterlijke orde. De minister van Justitie is het daar mee eens.
De artikelen 33 en 34 van het ontwerp van programmawet werden dan ook aangenomen met acht stemmen bij één onthouding.
De voorzitter. - De heer Siquet, rapporteur namens de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De CD&V-fractie zal verschillende tussenkomsten doen over de verschillende hoofdstukken van deze programmawet.
Bij wijze van inleiding wijs ik erop dat de programmawet een harde confrontatie is van het paarse of het paarsgroene verhaal met de werkelijkheid. Het feest van paars I is voorbij. De verkiezingsshow is voorbij, de lichten zijn gedoofd, de maskers zijn gevallen, de pruiken zijn afgevallen, de maquillage loopt stilaan uit. Om het met een beeldspraak te zeggen: de klok heeft 24 uur geslagen en de koets van assepoester is opnieuw een gewone pompoen geworden. Het beeld past bij het seizoen, want pompoenen zijn nu juist de groenten van het seizoen.
Het feest is voorbij. Vandaag rijst de vraag in welke politieke context wij deze programmawet behandelen en de meerderheid ze wellicht zal goedkeuren, zoals in de Kamer al het geval was.
Ik heb een viertal bedenkingen, waarvan de meeste de minister niet vreemd zullen zijn. De paarse meerderheid gaat er prat op dat de belastingdruk daalt. De cijfers leren ons echter dat na vier jaar paars de belastingdruk sinds de tweede wereldoorlog nog nooit zo hoog is geweest als vandaag. Na de Scandinavische landen heeft België de hoogste fiscale druk van heel West-Europa. Mijn collega's hebben in de kamer al gezegd dat van elke honderd euro die in ons land wordt verdiend of gespendeerd, dit jaar 47,3 euro naar de Staat gaat. De belastingdruk is met vier jaar paars niet omlaag maar omhoog gegaan en dat zal vandaag niet verbeteren met de maatregelen die worden voorgesteld.
De regering komt haar verkiezingsbeloftes niet na. De enkele weken geleden beloofde verlaging van de sociale lasten wordt uitgesteld en voor het komende jaar gehalveerd.
De regering wordt geconfronteerd met een groot begrotingstekort maar heeft dat tijdens de verkiezingsperiode angstvallig verborgen gehouden. Daarom heeft onze fractie het voorstel ingediend om een onderzoekscommissie op te richten die moet nagaan in welke mate de informatie die daags na verkiezingen wordt bekendgemaakt, tijdens de verkiezingsperiode totaal onbekend was. Vóór de verkiezingsperiode leefden we in een land waar alles mogelijk was. Onmiddellijk na de verkiezingen blijkt dat we onze violen opnieuw moeten stemmen. De programmawet en de niet-gehouden beloften van het regeerakkoord zijn daarvan een illustratie.
Als deze programmawet wordt goedgekeurd, zal de beloofde en geprogrammeerde daling van de personenbelasting voor 2003 ca. 35% moeten inboeten. Dat blijkt uit de berekeningen van onze fractie in de Kamer, die gebaseerd zijn op informatie van de inspectie van Financiën.
Omdat de regering een begrotingstekort heeft, houdt ze ook niet vast aan het stabiliteitspact dat van België vereist dat er structurele overschotten worden opgebouwd om de toekomst veilig te stellen en de overheidsschuld snel af te bouwen.
Er bestaat opnieuw, voor het eerst na vele jaren, een risico op een begroting met een tekort. De Hoge Raad voor de Financiën, die toch wel een ernstige instelling is in ons land, zegt dat 2003 wel eens zou kunnen afsluiten met een gemiddelde schuld van 604 euro per gezin van vier personen terwijl we, alleen al om de pensioenen te kunnen betalen, in 2003 een overschot zouden moeten hebben van gemiddeld 750 euro per gezin van vier personen.
Die cijfers heb ik niet uitgevonden, ze zijn door CD&V-collega's al veelvuldig aangehaald zowel in de Kamer als in de Senaat en ze zijn gebaseerd op de officiële Europese informatiebronnen en die van de Hoge Raad voor de Financiën en van de Inspectie van Financiën. Dit is dus de context binnen dewelke deze programmawet vandaag wordt aangenomen.
Welke zijn nu de maatregelen die in deze programmawet staan? Ik haal er een viertal aan als illustratie van de mate waarin de bevolking meer zal moeten betalen om het paarse beleid te bekostigen. Dat beleid biedt evenwel geen garanties voor meer levenskwaliteit een reikt evenmin een degelijk project aan.
Een eerste punt betreft het feit dat de regering de belastingen verhoogt, maar hiervoor het milieu als schaamlapje gebruikt. Ik verwijs naar de verhoging van de energiebijdrage voor stookolie en elektriciteit, de verhoging van de accijnzen op benzine en op diesel, de zogenaamde variabilisering. Dat zijn allemaal belastingen die onder het mom van duurzaamheid en de druk van de Kyotonorm, eigenlijk tot doel hebben de Staatskas te spijzen.
Ten tweede, wat de prijsverhoging voor aardolie betreft, doet de regering 1 miljoen gezinnen die niet kunnen overschakelen op aardgas, omdat er in hun omgeving geen leidingen lopen, de rekening van haar beleid betalen. We vernemen dat de maatregel waarmee men het energieverbruik wil afremmen, volgens cijfers van de petroleumsector, 1,7 miljoen gezinnen treft, waarvan 1 gezin op vier geen zinvol alternatief heeft voor stookolie. Is een dergelijke maatregel verantwoord, zonder overgangsmaatregelen, zonder de nodige infrastructuurwerken om de toegang tot aardgas voor alle gezinnen gelijk te maken? CD&V vindt dit alvast een gezinsonvriendelijke maatregel.
Ten derde heeft de regering de voorbije maanden het systeem van de ecoboni eerst hervormd, dan bijgestuurd in de richting van hergebruik en neemt nu duidelijk opnieuw een bocht na het verdwijnen van de groene collega's uit de regering. Dat is althans wat we begrepen hebben uit de lezing van het commissieverslag. Wat is de duurzaamheid van een dergelijke beslissing, die zoveel mensen in onzekerheid laat.
Tot slot, kom ik tot een vierde illustratie van de incoherentie van deze programmawet: de regering laat duizenden mensen, voornamelijk vrouwen in de kou staan omdat ze niet de nodige financiële middelen wil uittrekken voor het alimentatiefonds. De minister van Financiën heeft toegegeven dat het fonds wel mogelijk was geweest indien daartoe in de begroting voldoende middelen waren ingeschreven. Men beweert dat het te maken heeft met administratieve moeilijkheden en een laattijdige organisatie van het fonds. Na de bespreking in de commissie blijkt dat het probleem van budgettaire aard is: de middelen werden niet voorzien of men wil niet in die middelen voorzien. Er is vandaag sprake van uitstel, maar tussen de regels van de uiteenzetting van de minister, lezen wij dat het een mogelijk afstel kan worden. Het was een belofte die een paar weken voor de verkiezingen veel mensen hoop heeft gegeven en vandaag wordt teruggeschroefd.
Uit dit alles blijkt dat we naast het feestelijke verhaal van paars ook nog het ontnuchterende verhaal van paars moeten brengen. De fiscale bepalingen in deze programmawet zijn allemaal maatregelen om het begrotingsdeficit van het lopende begrotingsjaar te temperen en om de druk op de begroting voor de volgende jaren gedeeltelijk te ondervangen.
Een eenvoudige berekening van de zogenaamde variabilisering van de autokosten zou volgens de berekeningen van onze fractie een slordige 3,83 miljard euro opleveren tussen de invoering van de taks en het jaar 2008. De opbrengst van die taks is hoger dan de loonlastenverlaging. Compenseren beide operaties elkaar?
Deze waaier van maatregelen komt neer op een inlevering voor de bevolking. De programmawet is in die zin de eerste echte programmawet van Verhofstadt met begrotingscorrigerende maatregelen. We betreuren echter dat dit niet de laatste zal zijn.
CD&V waarschuwt ervoor dat voor de tekorten in de sociale zekerheid geen structurele oplossing in het vooruitzicht wordt gesteld. Dit is dan ook nog maar het begin van een parlementair beleidsdebat over de manier waarop men er in zal slagen de begroting in evenwicht te houden.
CD&V zal dit ontwerp uiteraard niet goedkeuren. We zullen wel een aantal amendementen voorstellen die het ontwerp nog wat kunnen bijsturen en die rekening houden met een aantal beloftes die vandaag door de regering niet kunnen worden hard gemaakt.
De heer René Thissen (CDH). - Op 8 juli beloofde Verhofstadt II ons zuurstof en creativiteit.
Vandaag, 31 juli, vraagt de regering ons een eerste verzamelwet goed te keuren. Hoe creatief is Verhofstadt dan wel? De paarsgroene regering had ons vertrouwd gemaakt met programmawetten die honderden artikelen telden. Er is een aanzienlijke verbetering opgetreden, want dit ontwerp telt maar 5 hoofdstukken en 38 artikelen. De echte reden is wellicht tijdsgebrek.
Tijdens zijn regeringsverklaring blaakte de eerste minister van optimisme. Ik had in de eerste ontwerpen dan ook enige zuurstof en creativiteit verwacht. Bij de analyse van deze programmawet blijkt dat de nieuwe regering kortademig is en dat haar creativiteit op een laag pitje staat, behalve dan om nieuwe belastingen in te voeren of maatregelen uit te stellen die zeer gunstig zijn voor de bevolking.
In de regeringsverklaring staat dat van regeringen verwacht wordt dat ze de problemen aanpakken en de toekomst voorbereiden. Deze regering is er, net als de vorige, zeer handig in om problemen voor zich uit te schuiven. De groenen zijn nog maar net uit de regering verdwenen of de fiscale maatregelen inzake ecotaksen en ecoboni worden al met zes maanden uitgesteld! Aangezien vertraging is opgetreden bij de aflevering van de nodige vergunningen zullen wellicht weinig consumenten en producenten daarover klagen, en we kunnen ze begrijpen. Veel nadeliger is het uitstel met twaalf maanden van de effectieve start van het Fonds voor alimentatievorderingen. Daar kom ik nog op terug.
"Regeren gebeurt niet alleen meer bij wet en budget" is een andere uitdrukking uit het regeerakkoord. We zouden het nochtans gewaardeerd hebben dat de regering ons, op het einde van een eerste semester dat zeer ontgoochelend is geweest op sociaal-economisch gebied, enige toelichting had gegeven over de uitvoering van de begroting 2003, vooral omdat die ernstig zou kunnen ontsporen. Het Federale Planbureau, dat nochtans niet bekend staat om zijn pessimistische vooruitzichten, vreest een tekort van 0,8% van het BBP voor dit jaar.
Mijnheer de minister van Financiën, u bent geen minister van Begroting, maar u weet wel waarover het gaat. Hoe verklaart u dat we vandaag niet weten hoe de rijksbegroting in 2003 zal evolueren?
We weten niet waar we staan, maar tegelijkertijd verantwoordt u budgettaire ingrepen met de mededeling dat er dringend maatregelen moeten worden genomen. Deze maatregelen treffen sommige categorieën van personen en, in bepaalde gevallen, weerloze personen.
Ik zou graag hebben dat de regering ons zegt hoe het nu met de begroting staat. We horen echter niets, waarschijnlijk omdat we er nog minder goed voorstaan dan de ergste pessimisten de voorbije maanden hebben voorspeld.
Een andere toverspreuk van de regering is dat het de taak is van de overheid iedereen kansen op ontplooiing te geven. Ongetwijfeld moet daar de reden worden gezocht van de belastingen op het energieverbruik die, onder het mom van de duurzame ontwikkeling, als enige doelstelling hebben de schatkist te vullen.
In dit verband herinner ik eraan dat de minister van Begroting in de commissievergaderingen verklaarde dat die belastingen louter bedoeld zijn om de verlaging van de sociale lasten te compenseren, terwijl de minister van Financiën met veel mooie woorden zei dat die herziening van de belasting past in het schema om de Kyotonorm en de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling te halen.
"Regeren gebeurt in een fijnmazig netwerk van gelaagde besturen waarin finaal het primaat van de politiek geldt, uiteraard best in de strategische cellen." De regering wil nu dat de taalkaders niet van toepassing zijn op die cellen. Dat is uiteraard het logische gevolg van de hervorming van de ministeriële kabinetten in gepolitiseerde cellen. Het bevestigt, voor zover dit nog nodig is, de ware bedoeling van de regeringen-Verhofstadt inzake de vernieuwing van de politieke praktijken!
Deze programmawet is al een miniatuur van wat we van de nieuwe meerderheid mogen verwachten. De verantwoordingen van de regering kunnen noch de zwakke budgettaire situatie noch het onvermogen verdoezelen om de inspanningen billijk te verdelen en om impulsen te geven voor een economische en sociale heropleving. De regering kiest dus voor een gemakkelijkheidsoplossing: ze praat de energiegebruikers een schuldgevoel aan en legt hen blind belastingen op. In gevoelige dossiers is er manifeste politieke weerstand en wordt te pas en te onpas het alibi van de administratieve moeilijkheden ingeroepen, zoals in het geval van de alimentatievorderingen.
De regering is weliswaar een klein beetje veranderd, maar de methode blijft dezelfde. Hoe aanlokkelijker de woorden zijn, hoe meer de daden ontgoochelen. Verschillende zuiver technische bepalingen gaven in de commissie wel aanleiding tot bespreking, zodat de draagwijdte ervan kon worden verduidelijkt. Ik ga daar nu niet op in.
Ik wil het wel nog hebben over twee punten waaraan wij als CDH-senatoren aanstoot nemen.
De belastingen zijn natuurlijk het eerste punt. Het is niet verwonderlijk dat de regering ernstige budgettaire moeilijkheden ondervindt door de tegenvallende conjunctuur. Het zou haar overigens tot eer strekken als ze de ware omvang ervan zou erkennen, zonder verder te dralen zoals ze nu doet.
Het is ook normaal dat de regering in de huidige omstandigheden probeert de stijging van de uitgaven te beheersen. Ze heeft zich daartoe trouwens openlijk verbonden, ten belope van maximum 1,2% per jaar. Het is echter onthutsend dat de programmawet geen enkele bepaling bevat om die doelstelling te bereiken. Wellicht zullen we eind 2003 voor enkele pijnlijke verrassingen staan.
Het tweede punt zijn de nieuwe belastingen. Het is volstrekt normaal dat de regering probeert haar fiscale ontvangsten te optimaliseren. Ze had ons trouwens een vernieuwd fiscaal beleid beloofd. Na de veelvuldig aangekondigde belastingverlagingen en - hervormingen komen er nu nieuwe belastingen.
We staan dus nog ver van een tweede fiscale hervorming. Men spreekt nu van groene belastingen in naam van Kyoto en de duurzame ontwikkeling. Of het nu gaat om de verhoging van de energiebijdrage of de stijging van accijnzen op de brandstofprijs, het komt erop neer dat geld van de belastingplichtigen naar de Schatkist vloeit.
Dat geld zal dienen om de gaten te vullen. De ministers van Financiën en van Begroting hebben zich daarover in de commissie flagrant tegengesproken. De ene zegt dat de opbrengst zal dienen voor het werkgelegenheidsbeleid, meer bepaald om de verlaging van de sociale lasten te compenseren, terwijl de andere zegt dat het de bedoeling is de doelstelling van Kyoto te halen!
Alles wordt aangetast, het groene verflaagje schilfert ook al af. De Inspectie van Financiën heeft zelf geschreven dat het dossier geen enkele wetenschappelijke basis heeft, noch wat de verwachte gedragswijziging betreft noch wat het totale broeikaseffect van de verschillende energievormen betreft voor het geheel van de productie- en consumptiecyclus. Daar hoef ik niets aan toe te voegen.
De energiegebruikers die met deze in prijsverhoging vermomde belastingen worden geconfronteerd, hebben geen enkele concrete mogelijkheid om hun gedrag te veranderen: hun traject inkorten, van voertuig veranderen, overschakelen op het openbaar vervoer of een andere verwarmingsbron kiezen. Men geeft dus de voorkeur aan onmiddellijke inkomsten in de plaats van besparingen op langere termijn. Onze medeburgers laten zich hierdoor niet misleiden.
Bepaalde beroepsverenigingen hebben er terecht op gewezen dat het bijzonder simplistisch is te zeggen dat aardgas minder vervuilend is dan stookolie. Er bestaat immers geen totale energiebalans. Bovendien wordt met deze nieuwe belastingen een ongelijkheid geschapen tussen de Belgen! Vele gezinnen beschikken immers niet over aardgas, omdat in hun straat geen leiding ligt. Die personen worden tweemaal getroffen. Het is immers vooral in landelijke gebieden dat er geen aardgasleidingen liggen en dat de mensen langere verplaatsingen moeten maken om naar hun werk te gaan. Ze kunnen dus niet investeren om energie te besparen en moeten ook meer betalen voor hun verplaatsingen, want het openbaar vervoer biedt hen geen echt alternatief.
Wat ons ook dwarszit, is de onwaarschijnlijke vertraging bij de oprichting van het Fonds voor alimentatievorderingen, ondanks de ruime politieke consensus die na dertig jaar onderhandelen en aarzelen op het einde van de vorige legislatuur werd bereikt.
Tijdens de verkiezingscampagne hebben de meerderheidspartijen nochtans gezegd dat ze tevreden waren dat er eindelijk een akkoord bereikt was waarmee een belangrijk probleem voor personen in moeilijkheden kon worden opgelost. Met het eerste wetgevend initiatief wordt echter het uitstel van de maatregel aangekondigd. De socialisten wezen in de commissie op een organisatorisch probleem. Ze waren het ermee eens de maatregel uit te stellen tot 1 september 2004, terwijl mevrouw Lizin een amendement had ingediend om uitstel te geven tot 1 oktober 2003.
Aangezien wij ons bewust zijn van de eventuele organisatorische problemen en we niet alle budgettaire elementen kennen, hebben wij een uitstel tot 1 januari 2004 aanvaard. Dat vragen we nu opnieuw, mijnheer de minister. Er is nog hoop, want u hebt gezegd dat u na de vakantie de mogelijkheid zou onderzoeken om het Fonds voor alimentatievorderingen vroeger te laten starten. U hebt gezegd dat er organisatorisch geen enkel probleem is en dat het ministerie van Financiën klaar is. Dat verheugt mij.
De CDH is geen vragende partij voor een herziening van de uitgewerkte organisatie, want die biedt de meeste kansen voor een efficiënte werking op korte termijn. Ten opzichte van de fiscus reageren onze medeburgers nog, omwille van de belangrijke verplichtingen die hen worden opgelegd. Wat de organisatie betreft, weten we dat u klaar bent. Het probleem is louter van budgettaire aard. Ik vraag de meerderheid dan ook wat haar prioriteiten zijn. Er werd immers een begroting van 10.000 of 11.000 miljard gereserveerd voor de prioriteiten en verplichtingen die de regering zich oplegt.
Nu stel ik vast dat de meerderheid van socialisten en liberalen het Fonds voor alimentatievorderingen, net als de ecoboni, de kleinste prioriteit geeft om het begrotingsevenwicht te garanderen. We nemen akte van die keuze die we betreuren, want een aantal personen zullen grote moeilijkheden blijven ondervinden.
U hebt gezegd dat u er, indien mogelijk, vroeger mee zou starten, misschien al ter gelegenheid van de begrotingscontrole. Ik ben ervan overtuigd dat het niet dit jaar zal zijn, gelet op de moeilijkheden waarvan u op de hoogte bent en waarover u het voltallige parlement nog niet hebt ingelicht. Mogen we hopen dat het Fonds op 1 januari 2004 zal bestaan? Daarmee zou de meerderheid te kennen geven dat ze rekening houdt met de problematiek van dat Fonds en met de uiterst onzekere situatie van mensen die al lang op de oprichting ervan wachten.
Het is niet logisch een maatregel uit te stellen waarvan de invloed op de begroting zeer beperkt is, zonder het parlement op de hoogte te brengen van de situatie van de begroting van het jaar 2003.
Wij weigeren dat uitstel. Wij willen ons niet neerleggen bij de verslechtering van de financiële situatie van verscheurde koppels, eenoudergezinnen en alle personen die redelijkerwijze konden rekenen op de inwerkingtreding van deze langverwachte wet. We begrijpen niet dat de regering de resterende maanden van het jaar niet gebruikt om ervoor te zorgen dat de nieuwe instelling uiterlijk op 1 januari 2004 functioneert met de actieve medewerking van de diensten van Financiën. De overheid moet ten dienste staan van de bevolking. Als de regeringsmeerderheid in gebreke blijft, moet de oppositie haar op haar plichten wijzen. Dat doen wij, niet met plezier maar met droefheid, want we zouden liever niet moeten aandringen op dat punt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - U moet niet droevig zijn! U moet met plezier dat punt benadrukken.
De heer René Thissen (CDH). - We zijn uiteraard droevig voor de bevolking, niet voor de regering!
Rekening houdend met deze elementen kan onze fractie de programmawet uiteraard niet goedkeuren, temeer daar in de commissie alle amendementen werden verworpen, ook die van de meerderheid.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Zoals u weet heeft het parlement inzake fiscaliteit een belangrijke functie.
Wij moeten erover waken dat geen belastingen worden ingevoerd dan tenzij door een wet. De voornaamste doelstelling van de voorliggende programmawet is nu juist extra belastingen te heffen. De regering is op strooptocht; ze is op zoek naar meer geld. De paarsgroene regering heeft in de vorige regeerperiode niet als een goede huisvader omgesprongen met ons belastingsgeld en nu moeten wij de prijs betalen van het slechte beleid van Verhofstadt-I.
Het dossier van de ecoboni toont zeer goed aan hoe slecht en chaotisch de paarsgroene coalitie tijdens de vorige regeerperiode heeft bestuurd. De groenen zijn weg en nu vallen de lijken uit de kast. Eerst moest er absoluut een ecoboni-wet komen en nu wordt in de programmawet een uitstel van de inwerkingtreding gevraagd. Hopelijk betekent dit uitstel deze keer een aankondiging van afstel, want wij zijn het nooit eens geweest met deze ecoboni-wet: zelfs de Europese commissie dringt aan op een drastische bijsturing van de wet.
De regering wil niet alleen zo snel mogelijk komaf maken met de groene invloeden in de vorige regering, ze wil spijtig genoeg vooral de kas stijven en ze misbruikt hiervoor het groene ideeëngoed. Milieu- en Kyotonormen worden gebruikt als afleiding voor het botweg invoeren van belastingverhogingen. De vergroening van de fiscaliteit, die er in de vorige legislatuur kwam onder druk van de regeringsdeelname van Agalev en Ecolo wordt, nu de groenen er niet meer zijn, misbruikt als dekmantel voor een zoveelste verhoging van de fiscale druk. De voortdurende verwijzing naar het Kyotoprotocol moet verhullen dat de regering ijverig op zoek is naar bijkomend geld. Het ontbreekt de regering zelfs aan het lef om gewoonweg toe te geven dat door haar beleid tijdens de vorige regeerperiode nu dringend extra fiscale ingrepen nodig zijn.
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)
Even een overzicht van de nieuwe inkomsten die de regering Verhofstadt wil aanboren door middel van de programmawet.
Een paar jaar geleden werden we allemaal aangespoord om energiezuinige hogerendementsketels te plaatsen. Nu wordt plots, zonder enige wetenschappelijke reden, de fiscale neutraliteit tussen huisbrandolie en aardgas opgeheven. Ook de mensen die hun woning met elektriciteit verwarmen krijgen nu de rekening gepresenteerd, ook al kregen ze een paar jaar geleden premies om hun huis met elektriciteit te verwarmen. Deze belastingverhoging heeft niet als doelstelling mensen aan te sporen om rationeel en milieubewust met energie om te gaan, ze dient enkel en alleen om de schatkist te stijven. Miljoenen mensen worden door deze verhoging van de tarieven van de energiebijdrage getroffen en voor velen is er geen ontsnappen aan, want sommige mensen kunnen de belasting helemaal niet ontwijken door over te schakelen op aardgas, ook al zouden ze dit willen. Kou lijden is dan nog de enige optie. Deze maatregel is dan ook discriminerend en asociaal.
Ook het cliquetsysteem voor brandstoffen is een belastingverhoging die men verstopt in een zogenaamd milieuvriendelijke verpakking en ook hier wordt Kyotonorm aangehaald om de ware doeleinden te verbergen. En ook in dit geval is er geen ontkomen aan. De automobilisten of de bedrijven uit de vervoerssector kunnen ook deze belasting niet ontwijken. Er zijn immers geen alternatieven: het openbaar vervoer staat nog altijd niet op punt en ook het goederenvervoer per spoor of per binnenschip is geen volwaardig alternatief.
De verhoging van de taks op de materiële aflevering van effecten aan toonder en op de collectieve beleggingsinstellingen treft vooral de kleine spaarder en dit is ook weer zeer typerend voor deze regering. In het regeerakkoord werd aangekondigd dat werk zou worden gemaakt van de strijd tegen de fiscale fraude, maar maakte de regering ook gewag van fiscale amnestie voor beleggers die reeds geruime tijd met hun geld naar het buitenland zijn vertrokken. Een collectieve witwasoperatie dus voor de grote spaarders en een extra taks voor de kleine. Bovendien zal deze verhoging van de taks op de materiële aflevering van effecten aan toonder geen enkel effect hebben op het aantal afleveringen aangezien het niveau ervan niet ontradend is en de kosten die banken rekenen voor een effectenrekening nog altijd veel te hoog blijven. Het gaat hier dus weerom om een eenvoudige belastingverhoging met als enig doel het stijven van de schatkist.
Dat is ook het enige doel van de verhoging van de taks op de collectieve beleggingsinstellingen, tenzij men ook werkelijk het neveneffect van deze maatregel nastreeft, namelijk de vermindering van de investeringen en een kapitaal- en arbeidsvlucht. Dat zal die verhoging van de taks op collectieve beleggingsinstellingen immers meebrengen. Opnieuw worden de beleggers de dupe van de taksverhoging, want de banken rekenen ze gewoon door aan hun klanten. Bovendien blijven de hoge winsten die banken met deze beleggingsfondsen maken, hetzelfde als ze met de hele operatie ook nog eens naar het buitenland verhuizen. Want wat is er nu mobieler dan zo'n collectief beleggingsfonds? Qua jobcreatie, waar de regering altijd de mond van vol heeft, kan dit dus tellen. Deze belastingverhoging creëert inderdaad werkgelegenheid, maar dan wel in het buitenland.
Ook de wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer is overduidelijk een wierookoperatie om de gebroken belofte van belastingverlaging te maskeren. Vóór de verkiezingen werd ons beloofd dat de belasting op de inverkeerstelling zou worden afgeschaft. Natuurlijk is niemand tegen het afschaffen van een belasting, maar de vermindering van 62 euro naar 31 euro en het volledig wegvallen ervan vanaf 2004 zijn slechts een lapmiddel voor de tijdens de verkiezingsperiode beloofde afschaffing van de BIV die natuurlijk veel hoger ligt dan 62 euro.
Niet alleen de beloften van verlaging van de fiscale druk worden gebroken, ook sociaal dringende en noodzakelijke hulp wordt niet geboden zoals beloofd. Het Vlaams Blok pleit al lang voor een oplossing voor de probleemsituatie waarin eenoudergezinnen met kinderen zich bevinden als de onderhoudsgelden niet volgens afspraak worden betaald. Alimentatiegelden moeten betaald worden omdat het hier gaat om het dagelijkse levensonderhoud van kinderen, vrouwen en soms ook mannen in een kansarme en zeer moeilijke situatie.
We hebben er destijds bij de behandeling van het ontwerp van de wet op het alimentatiefonds reeds op gewezen dat de uitvoering ervan op bepaalde moeilijkheden zou stuiten. Hierbij hebben we er uitdrukkelijk op gewezen dat er in de praktijk moeilijkheden zouden rijzen bij het inpassen van het nieuwe systeem in het oude, waarbij de OCMW's deze belangen behartigen. Al van bij het begin van de besprekingen was het duidelijk dat het financiële aspect van de Dienst voor Alimentatievorderingen, maar ook de vereiste periode om die Dienst operationeel te maken, problematisch zouden worden. Ik vraag mij af of de regering echt van plan is om het Alimentatiefonds operationeel te maken en of er niet meer zit achter dit uitstel.
Is er misschien een politieke, ideologische spanning tussen de socialisten en de liberalen over de taak van de overheid en de OCMW's inzake de betaling van alimentatie? Het is hoe dan ook een schande dat de regering al die noodlijdende kinderen en ouders, aan wie zij voor de verkiezingen beloften had gedaan, nu zomaar in de kou laat staan. Het alimentatiefonds uitstellen is geen oplossing, want er valt te vrezen dat als de economie niet betert, dit uitstel een afstel wordt.
Het blijkt dus duidelijk dat de kiezer belogen en bedrogen wordt door de regeringspartijen. Vóór de verkiezingen werd telkens opnieuw herhaald dat er een lastenverlaging zou komen en nu, enkele maanden na de verkiezingen in volle vakantie, regent het belastingverhogingen. De Vlaams Blok-fractie kan hier dan ook absoluut niet mee akkoord gaan.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - In de laatste uurtjes voor het zomerreces krijgen we nog een programmawet voorgeschoteld met amper 40 artikelen. Allicht tot vreugde van de oudgedienden onder ons, want die zijn gewoon aan veel omslachtiger programmawetten.
Ik wil absoluut beginnen met de vele goede zaken die ook in deze wet staan. Er zijn maatregelen in opgenomen die vanuit sociaal én vanuit milieuoogpunt zeer goed zijn. Zo is er de verlaging van de BTW voor handelingen verricht door instellingen met een sociaal oogmerk en voor arbeidsintensieve diensten, zoals fietsherstellingen. Er is de financiële aanmoediging voor gezinnen om over te stappen naar groene energie, onder andere opgewekt uit zonne-energie. Het ontwerp bevat maatregelen die perfect kaderen in het federale ozonplan, zoals het invoeren van zwavelarme brandstof. Als we over elk artikel apart zouden kunnen stemmen, dan zou ik zeker en vast al deze bepalingen mee goedkeuren, omdat ze sociaal zijn en voor het milieu een gunstig effect ressorteren.
Er zijn echter ook verschillende artikelen die mij als vrouw, als persoon die opkomt voor de sociaal zwakkeren, en als ecologiste enorm storen.
In artikel 2 bijvoorbeeld wordt het uitstel van de ecoboni vastgelegd. De ecoboni zijn een reële belastingvermindering op herbruikbare drankverpakkingen. De ecoboni zijn niet alleen gunstig voor het milieu, omdat ze de afvalberg aanzienlijk zullen doen verkleinen, maar ze zijn ook sociaal. Een gezin van vier personen kan dankzij de ecoboni 20 procent uitsparen op de jaarlijkse drankenfactuur. Eenvoudig gezegd: voor elke vijf flessen frisdrank in herbruikbare fles krijgen ze er eentje gratis.
Ik begrijp niet waarom het invoeren van de ecoboni met een half jaar wordt uitgesteld. De reden die de minister in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden gaf, klopt niet. Het betrokken controleorganisme is wel gereed om de controles uit te voeren. Er is alleen de moedwil van sommige bedrijven die weigeren zich op deze wet voor te bereiden in de hoop dat de ecoboni er nu niet en liefst nooit komen. De minister liet in het midden of het over uitstel dan wel afstel gaat. Alleszins zien de milieubewuste consumenten en de handelaars die zich wel op de toepassing van de nieuwe wet hebben voorbereid, nu een aanzienlijke BTW-korting aan hun neus voorbijgaan.
Het tweede artikel dat mij en vele andere mensen ergert, is artikel 19, dat de start van het alimentatiefonds uitstelt tot 1 september 2004. Een vraag die al 30 jaar leeft bij heel wat vrouwen en bij de vrouwenverenigingen en waarop ze in de vorige legislatuur eindelijk een antwoord hebben gekregen, wordt nu zomaar weggeschoven. We vinden dat het alimentatiegeld een recht is van elk kind. We weten dat heel wat vrouwen, na een vaak zware echtscheidingsprocedure, nog eens worden geconfronteerd met het uitblijven van het geld waarop hun kinderen en, onrechtstreeks, ook zijzelf recht hebben. Heel wat vrouwen komen daardoor in financiële moeilijkheden. Dit fonds moest deze problemen gedeeltelijk oplossen, maar nu zullen deze vrouwen nog een jaartje langer moeten wachten.
Dit uitstel is een blamage voor de vrouwelijke volksvertegenwoordigers, die over de partijgrenzen heen tijdens de vorige legislatuur tot een degelijk wetsvoorstel zijn gekomen. Een van hen is nu zelf minister. Ik vraag me af of ook zij geen bedenkingen heeft bij dit uitstel. Minister Reynders, die het voorstel destijds steunde en eraan meewerkte, vraagt vandaag om uitstel. Dit uitstel geeft me het gevoel dat er niet veel waarde wordt gehecht aan het werk van de parlementsleden. Het verheugt me dat mevrouw Lizin haar amendement om de datum van inwerkingtreding te vervroegen, opnieuw bij de Senaat indient.
Ik kom tot de artikelen in verband met de verhoging van de energiebijdragen en de autoheffingen. Dit lijkt een groen verhaal, maar dat is het niet. In deze artikelen wordt de variabele kost van het autogebruik de hoogte ingejaagd door het gebruik van milieuonvriendelijke brandstoffen te bestraffen. Dat zou inderdaad een groene, milieuvriendelijke maatregel zijn als de autogebruiker zijn gedrag ook echt zou aanpassen, als hij - om het in mensentaal te zeggen - niet langer zijn auto zou gebruiken om een brood te halen bij de bakker om de hoek.
Variabiliseren moet echter samen gaan met het verminderen van de vaste kosten. Het autobezit zelf mag niet worden bestraft. Dit kan door een vermindering of een afschaffing van de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling, de aanvullende belasting op LPG. Dit gebeurt niet. De minister beweert dat dit niet kan omdat deze drie `belastingen' gemeenschapsbevoegdheid zijn. Is er dan geen overleg mogelijk?
Wat wel gebeurt is de afschaffing van de kosten voor het bekomen van een nummerplaat en dit in twee fases. Twee fases om de mensen een cadeau te geven van 62 euro, een kleine 2.500 oude Belgische frank! De heer Schouppe zal ons perfect kunnen toelichten hoe vaak een gezin van vier personen daarmee met de trein van Limburg naar de zee kan reizen.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Met dat bedrag kan die familie toch nog naar het strand van St.-Anneke gaan.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Wat ook nog ver is vanuit Limburg.
De meeste mensen schaffen maar één of twee keer in hun leven een nummerplaat aan. De meeste mensen zullen die 62 euro dan ook nooit of te nimmer zien.
De regering besliste ook de accijnscompenserende belasting op diesel te verminderen. Het hele plaatje toont ons dat rijden op diesel wel beloond wordt, maar op LPG niet. De luchtkwaliteit zal nauwelijks verbeteren en door de kleine vervuilende stofdeeltjes van diesel zullen kinderen met astma blijven kuchen.
Deze artikelen lijken een goed begin te zijn voor een milieubewust beleid, maar zijn het niet. Misschien is het gewoon een platte belastingverhoging. Dat is een spijtige zaak, want met wat meer overleg met de gemeenschappen had het wel degelijk een groen verhaal kunnen zijn!
Tijdens de besprekingen in de commissie werd er vaak uitgehaald naar de voordelen voor aardgasgebruikers. CD&V betwijfelde zelfs of aardgas wel echt milieuvriendelijker is dan stookolie. Daarover bestaat inderdaad een hele discussie.
Volgens mij is deze maatregel wel degelijk een milieuvriendelijke maatregel. De vraag is alleen of het ook een sociale maatregel is. Zijn er niet heel wat gezinnen die geen toegang hebben tot aardgas en die dus niet mee kunnen profiteren van dit voordeel? Nog belangrijker, zijn er ook niet heel wat gezinnen die in erbarmelijke huizen wonen, slecht geïsoleerd en met een erg vervuilend verwarmingssysteem? Kan er voor hen geen sociale maatregel uitgewerkt worden, bijvoorbeeld via een energiebon, zodat ze niet te fel zullen lijden onder de accijnsverhoging op vervuilende brandstoffen?
Of kan er geen gedeelte van deze meeropbrengst geïnvesteerd worden in het renoveren en dus beter isoleren van verouderde sociale woningen? Dat kan een energiebesparing opleveren van 30% en zal tot gevolg hebben dat de bewoners, dikwijls uit een sociaal zwakkere groep, de accijnsverhoging minder of niet zullen voelen.
Ik diende in de commissie twee amendementen in. Een eerste amendement moest ervoor zorgen dat er geen energiebijdrage komt op elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen, de zogenaamde groene energie. Een tweede amendement voorzag in de oprichting van een fonds waaruit de particulier die een lekkende stookolietank heeft, kan putten om de grond te saneren. Wie Het Nieuwsblad van 29 juli gelezen heeft weet dat deze kost enorm kan oplopen en onbetaalbaar is voor de doorsnee burger. Dit amendement beoogde dus een sociale maatregel die steunt op solidariteit.
De amendementen werden niet aangenomen in de commissie. Ik zal ze omzetten in wetsvoorstellen, zoals minister Reynders mij trouwens aangeraden heeft. Ik reken voor de medeondertekening op de vele sociaal en ecologisch bewogen collega's hier aanwezig.
Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - Een bepaling uit de programmawet strekt ertoe de start van het alimentatiefonds uit te stellen tot 1 september 2004. Dit dossier ligt al sedert 1976 op de tafel van de opeenvolgende regeringen. We waren blij dat de vorige regering eindelijk een oplossing had gevonden.
In de commissie verklaarde de minister net als de eerste minister dat dit uitstel nodig was voor een precieze evaluatie van de vereiste middelen. We waren verbijsterd: drie maanden geleden immers had de minister gezegd dat het probleem opgelost was en dat talrijke gezinnen van deze dienst gebruik zouden kunnen maken. Vier op de tien kinderen ontvangen niet genoeg. Het is dan de ouder met kinderlast, meestal de moeder, die daarvoor moet opdraaien op het gevaar af in financiële moeilijkheden te geraken. Vrouwen- en gezinsbewegingen en leden van deze assemblee hebben daar al op gewezen.
Iedereen weet dat de vorige regering zich ertoe verbonden had dit alimentatiefonds op te richten. Bovendien ontstaan de problemen vaak door de niet-uitvoering van een gerechtelijke beslissing. Kinderen en ouders worden dus tweemaal benadeeld: ze ontvangen de middelen niet die hen zijn toegekend en ook het elementaire recht om een rechterlijke beslissing uitgevoerd te zien wordt hen ontzegd. Ook aan dat aspect van het probleem moet aandacht besteed worden.
Welke concrete maatregelen zal de minister nemen voor de periode tussen september 2003 en september 2004? De minister stelt zelf de datum van september 2004 voorop. We willen garanties dat er in de komende maanden werkelijk schot in de zaak komt en dat hij dan over de nodige middelen zal beschikken. Wat zal hij intussen ondernemen? Keren we terug naar de vroegere toestand met de medewerking van de OCMW's? Waar zal de minister de nodige middelen halen? De regering heeft veel maatregelen uitgewerkt om de gezinnen te helpen en ze ijvert voor meer sociale rechtvaardigheid. Het alimentatiefonds lijkt mij een essentieel punt en daarom wil ik graag een concrete en precies antwoord.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Minister Reynders is niet de enige minister met kleine kinderen die snakken naar vakantie. Toch maakt hij tijd vrij om de parlementaire debatten bij te wonen. Dat kan niet worden gezegd van sommige van zijn collega's. Ik dank minister Reynders dan ook voor zijn aanwezigheid en ik hoop dat mijn opmerking de betrokkene zal bereiken.
Met voorliggende programmawet komt de regering back to reality. In de weken en maanden voor 18 mei hebben we een kandidaat-eerste minister herhaaldelijk horen verklaren dat we nog maar aan het begin stonden van `Vlaanderen vakantieland' en `La Wallonie, terre de loisirs'. Na 18 mei zouden we wat anders zien. Maar wat zien we? Het diametraal tegenovergestelde van wat ons werd beloofd.
Zoals ik al bij de bespreking van de regeringsverklaring heb gezegd, is er in de nacht van 18 op 19 mei een grote ramp gebeurd: de regeringspartijen zijn teruggekomen tot de werkelijkheid nadat de Nationale Bank en het Planbureau hen hadden duidelijk gemaakt dat de kermis voorbij was en het beleid er anders moest uitzien dan ze de 10 miljoen Belgen hadden wijsgemaakt.
Ietwat oneerbiedig heb ik verklaard dat de bekende Amerikaanse illusionist Copperfield het moet afleggen tegen sommige politici van de meerderheid. Copperfield krijgt enkel een zaal in zijn ban. Zij geven een heel land de illusie dat er morgen gratis wordt geschoren.
De meerderheidspartijen in het algemeen en de eerste minister in het bijzonder hebben het land wekenlang voorgelogen. Dat blijkt vandaag uit de programmawet. De belastingdruk wordt verhoogd in plaats van verlaagd, de beloofde vermindering van de arbeidskost wordt uitgesteld en van de beloofde 200.000 nieuwe jobs zullen er hoogstens een tiende, een twintigste of nog minder worden gecreëerd.
Nog ernstiger is dat de regering niet de moed heeft gehad om aan het parlement en de bevolking uit te leggen in welk kader haar programmawet past. In het 70 pagina's tellende regeerprogramma wordt er nauwelijks een halve pagina gewijd aan de macro-economische gegevens waarop het voorgestelde beleid steunt. Merkwaardig genoeg wordt nergens aangegeven van welke hypothese van economische groei voor 2003 wordt uitgegaan.
Rekent de regering nog altijd op een verhoging van het bruto binnenlands product met 1%?
Wordt daar zedig over gezwegen of krijgt het parlement volledige klaarheid in september bij de begrotingscontrole 2003 en de voorstelling van de begroting 2004? Krijgen we dan eindelijk de cijfers van het Planbureau en van de Nationale Bank die de regering angstvallig verborgen houdt?
Om de financiële toestand enigszins onder controle te krijgen, doet de regering een beroep op de gewesten. De voorzitter van de Waalse regering heeft daarop al gereageerd. Voor hem zal dat een non possumus worden. De voorzitter van de Vlaamse regering heeft zich meer genuanceerd uitgesproken, zoals dat gewoonlijk het geval is.
Het resultaat kunnen we al raden. De federale regering vraagt, de Vlaamse regering zegt ja en de Vlaamse bevolking draait op voor het nakomen van de begrotingsnormen en het Stabiliteitspact
Nu de groenen zijn `weggezuiverd', zijn de maatregelen inzake Kyoto voor de regering het alibi om de belastingen te verhogen. De variabilisering die in de memorie van toelichting wordt aangekondigd, is nog minder dan een doekje voor het bloeden. De maatregelen zijn milieu-, gezins- en vrouwonvriendelijk. Ook mevrouw De Roeck heeft het er net over gehad. Het is zelfs zo erg dat een amendement van mevrouw Lizin, toch geen onbelangrijk lid van de PS-fractie, in de commissie door haar eigen fractie werd verworpen. Ik neem aan dat ze dat amendement straks opnieuw zal indienen. Doet ze dat niet, zullen we het ons veroorloven haar amendement over te nemen.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Daaruit blijkt hoeveel belang we hieraan hechten. De indiening van een amendement is een individueel initiatief. We zullen straks de gelegenheid hebben ons daarover uit te spreken en u daarover in te lichten.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik ben benieuwd hoe de socialistische fractie zal reageren als mevrouw Lizin haar amendement opnieuw indient in de plenaire vergadering.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Het heeft geen zin elkaar hier af te dreigen. We weten zeer goed waarover we spreken. We kennen de standpunten. Het feit dat de meerderheidspartijen bij de bespreking van een programmawet vertrouwen schenken aan de regering, belet niet dat ze bepaalde punten alsnog gewijzigd zouden willen zien. We zullen zeer aandachtig luisteren naar het antwoord van de minister. Een amendement is nog geen motie van wantrouwen.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik begrijp zeer goed dat u niet de verantwoordelijkheid opneemt voor individuele initiatieven van leden van uw fractie.
De regering zal begrijpen dat CD&V het Rekenhof een correcte evaluatie zal vragen van de fiscale regeringsmaatregelen.
Straks dienen wij opnieuw onze amendementen in met betrekking tot de milieumaatregelen. Wij zijn immers van oordeel dat de verwijzing naar Kyoto volkomen onterecht is. De regering is niet selectief geweest bij de verhoging van de accijnzen. De minister heeft in de commissie ook toegegeven dat het om een algemene maatregel gaat en dat hij pas na de goedkeuring van de maatregel met de betrokken sector zal gaan praten.
Berouw komt altijd na de zonde. Wij akteren dat de minister heeft beloofd na de besprekingen met de sector een nieuw voorstel aan het parlement te zullen voorleggen. We zullen er bijzonder nauwlettend op toezien dat de minister die belofte houdt.
Voorts vestig ik nogmaals de aandacht op de grote onrechtvaardigheid ten opzichte van de meer dan één miljoen gezinnen die geen gebruik kunnen maken van aardgas en die door de voorgestelde accijnsmaatregelen worden bestraft.
Op ons voorstel om de vergoeding voor de vervanging van een oude brander substantieel te verhogen, werd nauwelijks ingegaan. Een dergelijke maatregel is nochtans uiterst zinvol en milieuvriendelijk omdat het verbruik erdoor wordt verminderd en de verbranding vollediger - dus milieuvriendelijker is.
De maatregelen die de regering voorstelt zijn stuk voor stuk asociaal en gezinsonvriendelijk. Het voorstel inzake de alimentatievoorschotten, waarover in het parlement een algemene consensus bestond, wordt zonder meer op de lange baan geschoven.
Ten slotte wil ik het hebben over de strikt financiële aangelegenheden. We zullen de in de artikelen 20 en 21 voorgestelde verhogingen blijven bekampen. Vooral de maatregel met betrekking tot de gemeenschappelijke beleggingsfondsen is totaal onaanvaardbaar omdat hij tegen de financiële belangen van de sector, van de kleine spaarders en van de staat indruist. In plaats van de taksen op de beleggingsfondsen met 200% te verhogen, van 0,06% naar 0,18%, zullen ze waarschijnlijk met 100% verminderen. Het is natuurlijk evident dat alle financiële instellingen gretig gebruik zullen maken van de diensten van hun Luxemburgse dochtermaatschappijen om daar gemeenschappelijke beleggingsfondsen te creëren, die in ons land aan de man zullen worden gebracht. Die maatregel druist tevens in tegen de aangekondigde strategie op het vlak van de werkgelegenheid. In plaats van ervoor te zorgen dat er in de financiële sector zoveel mogelijk jobs worden behouden, worden er maatregelen genomen waardoor noodgedwongen een aantal activiteiten naar het buitenland zullen worden overgeheveld.
De CD&V-fractie zal de amendementen die in de commissie werden ingediend, opnieuw ter appreciatie aan de plenaire vergadering voorleggen.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Een korte algemene beschouwing moet mij toch van het hart vóór ik het deelgebied Binnenlandse Zaken behandel.
De Senaat wordt geacht de kwaliteit van de wetten te bewaken. Wij worden geacht nauwlettend na te gaan of de wetten die door de Kamer worden goedgekeurd, wel correct zijn. Het is waarschijnlijk daarom dat samen met de plenaire vergadering ook commissievergaderingen worden belegd! Dat was eergisteren zo en ook vandaag is dat zo, zodat er zo weinig mogelijk controleurs aanwezig kunnen zijn en niemand de kwaliteit van die wetten kan bewaken. Waarschijnlijk is het ook daarom dat de ministers met vakantie gaan wanneer er ontwerpen die hun bevoegdheid betreffen, worden besproken; zodat ze de eventuele kritiek niet kunnen horen. Waarschijnlijk is het ook daarom dat het de Senaat verboden is één letter, één komma te wijzigen; want de Kamer is al met reces. Het is misschien ook daarom dat de termijn die in het reglement wordt opgelegd voor het bezorgen van de verslagen, niet wordt nageleefd.
De kwaliteitsbewaking waarvoor wij instaan, wordt tot een lachertje herleid, zodat we eigenlijk een pleidooi houden voor de afschaffing van de instelling en alleen maar kunnen wijzen op het overbodige karakter van de Senaat, die nodeloos en nutteloos nakauwt wat in de Kamer al werd besproken.
Ik heb enkele opmerkingen bij artikel 37 van de programmawet. Dat artikel heeft tot doel middelen die voor de gemeenten bestemd zijn, over te hevelen naar De Post. Die krijgt immers de mogelijkheid de nieuwe elektronische identiteitskaarten uit te reiken. De gemeenten beslissen of ze die taak zelf uitvoeren of doorschuiven naar De Post. Indien De Post die taak uitvoert, wordt De Post daarvoor vergoed; indien de gemeenten het zelf doen, krijgen ze echter geen extra middelen.
We moeten ook aandacht hebben voor het algemene veiligheidsaspect. Ik heb daarover in de commissie een vraag gesteld. Criminelen deinzen er vandaag helemaal niet voor terug een postkantoor te overvallen. De minister heeft mij verzekerd dat in de postkantoren geen blanco elektronische dragers voor Belgische identiteitskaarten aanwezig zullen zijn. Dat is een enorme geruststelling, want ik vreesde dat die blanco dragers, net als krediet- en bankkaarten, zouden kunnen worden gestolen.
Nu blijkt dat in de gemeentehuizen de identiteitskaarten voor vreemdelingen, zowel EU-burgers als niet-EU-burgers, wel voorradig zullen zijn. Die identiteitskaarten worden dus niet centraal aangemaakt, zoals de elektronische kaarten voor de Belgen.
Volgens mij blijft er dus een gevaar bestaan. De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken onderschat de verbetenheid van de criminelen om aan identiteitsdocumenten te geraken. Zij geven op de markten waar ze handel drijven, veel geld voor vervalste identiteitsdocumenten, vooral wanneer die op originele dragers zijn aangemaakt. De minister gaat daar licht over. Ik kreeg de indruk dat zijn medewerker er minder licht over ging. Ik hoop dan ook dat die medewerker hem nog beter inlicht over het gevaar.
In de gemeenten moeten zo weinig mogelijk identiteitsdocumenten worden bewaard. Ze moeten zo veel mogelijk centraal worden aangemaakt en bewaard. Zo maken we personen met malafide bedoelingen het werk moeilijk.
Bij de bespreking van artikel 40 is er een eigenaardige, bijna hallucinante situatie ontstaan. De eerste commissievergadering over het onderdeel Binnenlandse Zaken had eergisteren gelijktijdig met de plenaire vergadering plaats. Op een bepaald ogenblik kregen de commissieleden de indruk dat de vergadering gesloten werd; de tolken vertrokken, de minister murmelde wat - wij dachten dat het de algemene toelichting was - en de voorzitter sloot de algemene bespreking. 's Anderendaags bleek echter dat de minister met vakantie vertrokken was en dat er geen vragen meer konden worden gesteld.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Dat is niet correct. De voorzitter heeft de algemene bespreking toen niet gesloten.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - De tweede vergadering was de minister in elk geval op vakantie vertrokken en wij hebben niet de mogelijkheid gekregen vragen te stellen en het onderdeel inhoudelijk te bespreken.
De heer Paul Wille (VLD). - Ik heb de tweede vergadering voorgezeten omdat commissievoorzitter Vandenhove niet aanwezig kon zijn. De aanwezigheid van de minister was vereist wegens de indiening van amendementen door leden van CD&V. Toen we vaststelden dat de minister niet aanwezig kon zijn, hebben we aan de kanselarij van de premier gevraagd dat de regering zou komen antwoorden. Op zeer korte termijn werd daarop ingegaan.
Deze discussie moet echter in het Bureau worden gevoerd en moet niet ter sprake komen in de algemene vergadering.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Met dat laatste ben ik het niet eens. Alle collega's hebben het recht te weten hoe het er in de commissie aan toe is gegaan. Ik heb alle respect voor de vervangende minister, zoals ik gisteren heb gezegd, want ik heb zelfs goede antwoorden gekregen. Dat doet niets af aan het feit dat een minister die bevoegd is voor het deel van het ontwerp dat besproken wordt, geacht wordt aanwezig te zijn.
De heer Paul Wille (VLD). - Mijnheer Verreycken, u hebt in de commissie gevraagd het verslag te lezen, maar bent zelf met de overige leden van de oppositie hiervoor niet komen opdagen. Met zulke spelletjes wil ik mij niet bezighouden.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Ik moet niet voor het quorum zorgen. Ik wilde er alleen op wijzen dat het Parlement mag blijven werken en de minister met vakantie mag vertrekken.
Ik kom nu tot de grond van de zaak. Artikel 40 holt de taalwet, waarover velen plechtig verklaren dat ze het fundament van de Staat is en voor het noodzakelijke evenwicht moet zorgen, gewoon uit.
In de programmawet wordt, zonder het minste debat, een artikel opgenomen waardoor voor bevoorrechte kabinetsmedewerkers een uitzondering op de taalwet en meteen ook een discriminatie wordt ingevoerd. Dat we vandaag met een programmawet een belangrijke wet wijzigen, is een precedent dat in de toekomst gevolgen kan hebben.
Doe maar! Als deze hoogste vergadering een fundament van de Belgische staat wil ondergraven, zal ik de laatste zijn om me daartegen te verzetten. Doe maar! Zaag maar de poten weg onder deze constructie! Het enige wat ik betreur, is dat de regering een tendens in het onderwijs aanmoedigt om alleen nog de eigen taal en het Engels te leren. Ze moedigt de jongeren aan alle andere Europese cultuurtalen en de klassieke talen overboord te gooien.
Mevrouw Christiane Vienne (PS). - De problematiek van het alimentatiefonds ligt de PS na aan het hart. Ik wil de ontstaansgeschiedenis van het fonds schetsen.
In 1989 werd op initiatief van Philippe Busquin een werkgroep opgericht die oplossingen zoekt voor het probleem dat gestaag toeneemt naarmate het aantal echtscheidingen stijgt en steeds meer mensen, vooral vrouwen, te maken krijgen met kansarmoede.
Al snel blijkt dat een oplossing via de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) niet werkbaar is wegens het fundamentele verschil tussen het statuut van werknemers en dat van zelfstandigen. Tijdens deze regeerperiode zullen de heer Demotte en mevrouw Simonis zich trouwens bezighouden met de gelijkschakeling van die twee stelsels.
In 1997 stelt de minister van Financiën voor dit dossier over te nemen. In 2000 wijst de heer Vande Lanotte op de technische moeilijkheden van de voorgestelde formule en stelt voor om voorschotten op het onderhoudsgeld te laten uitbetalen door de OCMW's.
Dit systeem is ver van volmaakt, maar het blijft voorlopig wel werken. De minister van Financiën heeft tijdens de vorige legislatuur de gehele problematiek naar zich toegetrokken.
Het is een zeer complexe situatie, maar op de Ecofinraad van gisteren kondigde de minister aan dat er geen praktische hinderpalen meer zijn en dat zijn diensten klaar zijn.
Hij voegde eraan toe dat het probleem van budgettaire aard is. We zullen nauwlettend moeten toezien op de financiering. De minister liet gisteren uitschijnen dat de maatregel misschien toch iets vroeger van start zou kunnen gaan.
Dit is werkelijk een elementaire maatregel voor meer sociale rechtvaardigheid. We willen voorkomen dat de leefkwaliteit van vrouwen er nog meer op achteruitgaat. Waarom hebben we anders zoveel voorzorgen genomen om op correcte wijze tegemoet te kunnen komen aan de financiële noden van kansarme gezinnen?
Het is niet zo dat de meerderheid verdeeld is tussen de goeden, die de maatregel willen toepassen, de slechten, die zich daartegen verzetten. De gemeenschappelijke wil bestaat om het fonds zo snel mogelijk op te starten.
De socialistische parlementsleden zullen er in het bijzonder op toezien dat dit ook gebeurt.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Nu we vandaag worden geconfronteerd met de eerste programmawet van de nieuwe regering, kunnen we een vergelijking maken tussen paars en paarsgroen. Er zijn enkele verschillen merkbaar, maar één ding is wel hetzelfde gebleven: ook in deze programmawet staan fouten en onzorgvuldigheden. Tijdens de vorige regeerperiode dachten we dat die fouten te wijten waren aan de onbekwaamheid en de onervarenheid van de groene ministers die voor het eerst deel uitmaakten van een regering. In deze nieuwe programmawet, die in tegenstelling tot haar voorgangers heel kort is, vinden we echter ook zeven manifeste fouten en onzorgvuldigheden terug.
Een eerste punt is het uitstel van de inwerkingtreding van de ecotakswet en dit op een moment dat de wet al in werking zou zijn getreden, als de juridische weg correct zou zijn gevolgd.
Ten tweede wordt in de programmawet een hele reeks koninklijke besluiten bekrachtigd, die eigenlijk al heel lang geleden hadden moeten zijn bekrachtigd. Sommige koninklijke besluiten dateren nog van de laatste regering-Dehaene. Nu het Arbitragehof een arrest heeft geveld dat aantoont wat voor gevolgen een dergelijk uitstel van bekrachtiging kan hebben, heeft de regering al deze koninklijke besluiten in allerijl in de programmawet opgenomen.
Ten derde zijn artikelen 17 en 18 niets meer dan rechtzettingen van fouten uit de vorige programmawet. CD&V had destijds op die fouten gewezen, maar zoals zo vaak worden in de nieuwe programmawet onze amendementen op de vorige programmawet opgenomen.
Ten vierde oordeelt de Raad van State dat in artikel 22 aan de regering een machtsoverschrijding wordt toegekend. Dit artikel bepaalt dat de regering wordt gemachtigd om een belasting in werking te laten treden hoewel volgens de Raad van State enkel de wetgever gemachtigd is om belastingen in te voeren.
Ten vijfde konden artikelen 23 en 25 normaliter slechts worden uitgewerkt na een voorafgaand advies van de minister van Ambtenarenzaken. Dit advies ontbrak. De regering merkt op dat de betrokken minister deel uitmaakt van de Ministerraad en dat dit volstaat. Dit klopt uiteraard niet: er bestaan nu eenmaal vormvereisten en de regering had voorafgaandelijk het advies van de minister van Ambtenarenzaken moeten vragen.
Ten zesde was minister Anciaux, die nog deel heeft uitgemaakt van de Vlaamse regering en normaal toch een Vlaams-regionalistische reflex moet hebben, maar die nu met vakantie is, vergeten de gewestregeringen, zoals formeel vereist is, te betrekken bij het uitwerken van de enkele artikelen waarvoor hij bevoegd is. Dus werd in allerijl en onzorgvuldig een schriftelijke procedure georganiseerd, die echter niet beantwoordt aan het concept `betrokkenheid'. De gewestregeringen moeten immers op het juiste moment geraadpleegd worden en, zoals de Agalevministers in de Vlaamse regering terecht hebben gezegd, is dit geen correcte manier om deze vormvereiste te vervullen.
De zevende juridische fout die we in deze korte programmawet vinden, is het verlengen van volmachten - betreffende Belgacom en BIAC - zonder de vormvereisten in acht te nemen. Er wordt niet aangegeven waarom de volmachten worden verlengd, welke bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, en ook van een echte beperking in de tijd is geen sprake, want deze volmachten zullen drie jaar gelden.
Op één punt is er dus geen verschil tussen paarsgroen en paars: de regering blijft juridisch onzorgvuldig en maakt fouten die dan later moeten worden rechtgetrokken.
Op bepaalde punten zijn er echter wel verschillen. Ik wil dan ook even een positieve noot laten horen. Ook onze oppositie is dus niet meer dezelfde. Tijdens de vorige legislatuur waren we misschien louter negatief, vandaag doen we ons best om het beetje positief dat we merken, ook te zeggen. Positief is dat deze regering eerlijker is dan de vorige. Tijdens de vorige legislatuur ontkende minister Reynders in alle toonaarden dat de ecotakswet niet op 1 juli van dit jaar in werking zou treden. Nu zegt hij in alle eerlijkheid dat de inwerkingtreding wordt uitgesteld, maar dat het eigenlijk een begin van afstel is, want dat in oktober of november belangrijke, fundamentele wijzigingen in de wet zullen worden aangebracht. Dat is eerlijk en duidelijk, dat moeten we toegeven.
Even werd er gezegd dat de inwerkingtreding van het Alimentatiefonds werd uitgesteld omdat er onvoldoende personeel was en alle formaliteiten nog niet waren vervuld. Tijdens de commissiebesprekingen is minister Reynders er rond voor uitgekomen dat het daarmee eigenlijk niets te maken heeft. Het ministerie is er eigenlijk wél klaar voor, maar de regering is het niet meer eens met de inhoud van de wet. Ze zal te veel geld kosten. Het is dus een budgettaire zaak geworden. De vorige regering zou dat allemaal nog ontkend hebben, de huidige zegt het in alle eerlijkheid.
Tijdens de commissiebesprekingen heeft minister Vande Lanotte ook klaar en duidelijk gezegd dat de verhoging van de accijnzen en de energiebijdragen, in tegenstelling tot wat in de memorie van toelichting en het regeerakkoord staat, niets te maken hebben met het halen van de Kyotonorm. Het is geen milieumaatregel en heeft ook niets te maken met variabilisering. We doen dit, aldus de minister, omdat we meer inkomsten nodig hebben. Dit is niets anders dan een belastingverhoging die nodig is om de sociale lasten te kunnen verlagen.
Als ik de vergelijking maak tussen paars en paarsgroen, dan moet ik erkennen dat paars eerlijker is. Ik wil daarmee de Agalev-ministers niet met de vinger wijzen, want zij waren nog de meest eerlijke in de vorige regering. (Protest van de heer Coveliers).
U moet wat meer sympathie opbrengen voor de kleintjes, mijnheer Coveliers. U was eergisteren trouwens niet redelijk tegen de ene groene senator die er nog overblijft en die dus hoegenaamd geen bedreiging meer kan vormen.
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Ik begrijp, mijnheer Caluwé, dat u het principe toepast: "Over de doden geen kwaad, vooral als ze nog leven".
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Naast de graad van eerlijkheid, heb ik ook de inhoud van paars en paarsgroen onderling vergeleken. Tijdens de vorige regering kregen we de indruk dat iedereen mocht scoren: de groenen mochten de kernenergie afschaffen, de socialisten mochten allerlei dingen gratis verdelen en de liberalen mochten aankondigen - niet beslissen! - dat ze de belastingen zouden verlagen. Iedereen mocht zijn ding doen.
Met de Francorchampswet en met de regionalisering van de wapenvergunningen is duidelijk geworden dat in ieder geval Spirit niet mag scoren. Enige Vlaamse reflex is er niet te vinden in deze regering, in het regeerakkoord noch in deze programmawet of in de andere wetten die we tot dusver al hebben behandeld. De heer Lionel Vandenberghe is op het moment niet aanwezig en minister Anciaux is al helemaal niet te zien, want die is al met vakantie.
Een Vlaamse reflex konden we van deze regering hoe dan ook niet verwachten. Dat zit hem eigenlijk al in de naam van deze regering. We noemen deze regering wel paars, maar eigenlijk is ze SP.A en Blauw, dat is Spa-blauw, daar zit geen enkele spirit in, dat is gewoon plat. Spa-blauw durven sommigen ook wel eens zeggen tegen leidingwater. Dat is precies wat paars ons aanbiedt.
Vandaag kennen we een regering waarin niet meer iedereen zijn ding mag doen. De liberalen moeten verschrikkelijk snel belastingen en taksen verhogen, zodat al 35 procent van de aangekondigde belastingverlaging wordt teruggenomen. De socialisten mogen niet meer sociaal zijn, maar moeten ook hogere taksen op stookolie opleggen aan zwakkeren, die het meest stookolie gebruiken om zich te verwarmen en die vaak niet eens de keuze hebben om naar een andere brandstof over te schakelen. De enige keuze die ze wel nog hebben is: in de kou zitten of extra belastingen betalen. Als de maatregel niet door amendering wordt gewijzigd, moeten de socialisten zelfs aanvaarden dat vrouwen met kinderen die in grote mate leven van alimentatiegeld, nog langer in de armoede worden geduwd. De maatregel die dat moest verhelpen is namelijk met een jaar uitgesteld.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik zou meer bepaald willen ingaan op artikel 19 met betrekking tot de inwerkingtreding van het Fonds voor Alimentatievorderingen.
Zoals ik in de commissie voor de Financiën heb gezegd, is het uitstel niet verantwoord. Terwijl andere maatregelen snel worden uitgevoerd, beslist men tot een jaar uitstel voor de uitvoering van een wet die is aangenomen na vijftien jaar aandringen van de vrouwenbeweging en na meer dan twintig coördinatievergaderingen van de betrokken parlementsleden, gespreid over verschillende zittingsperiodes. Het was immers zeer moeilijk om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over de betaling van de alimentatieschulden en over de rol van de overheid ten aanzien van privé - verplichtingen van echtparen.
De jongste jaren heeft de Vrouwenraad die vergaderingen gecoördineerd. Het was zeer moeilijk om een akkoord te bereiken. De standpunten lagen eerst bijzonder ver uiteen, hetgeen de positie van de vrouwen verzwakte.
Tot slot van dat debat, dat overigens grotendeels werd gedragen door zijn partijgenoten, heeft de heer Reynders gesuggereerd dat hij hiervoor de verantwoordelijkheid zou opnemen. Wij zijn dus bijzonder ontgoocheld dat deze beslissingen niet correct zijn uitgevoerd.
Mijnheer de minister, het cijfer dat u werd meegedeeld, lijkt mij fel overdreven. Ik wil constructief blijven en stel voor om de plafonds in verschillende fasen toe te passen. Zo kan de wet behouden blijven en snel ten uitvoer worden gelegd.
Waarom is dit Fonds zo belangrijk? Als achterstallige alimentatie niet kan worden ingevorderd, dan krijgen vrouwen af te rekenen met een menselijk delicate en financieel catastrofale situatie. Ook als de rechtbank de verantwoordelijkheid van elk van beide partners ten aanzien van de kinderen heeft vastgelegd, gebeurt het dat een van beide zijn of haar financiële verplichtingen niet nakomt.
Parlementsleden kennen dit soort discussies wel: is de fles nu halfvol of halfleeg? Ik heb het gevoel dat voor de vrouwen de fles echt leeg is.
Daarom dienen wij in de plenaire vergadering twee amendementen opnieuw in. Eén ervan stelt de inwerkingtreding van het fonds uit van 1 oktober 2003 tot 1 januari 2004. Er is gezegd dat de parlementsleden waakzaam zullen toekijken op de regering. Ik toon nu reeds mijn waakzaamheid.
Mevrouw Thijs, rapporteur - Ik breng verslag uit namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken, waar we vorige dinsdag de artikelen 32, 37 en 40 hebben besproken. Artikel 32 werd ingeleid door minister Arena, minister van Ambtenarenzaken. Het heeft als doel de niet-begeleide minderjarigen in de centra voor asielzoekers te kunnen opvolgen.
Artikel 37, behorende tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael, handelt over de mogelijkheid van De Post om identiteitskaarten af te leveren. De regering heeft beslist dat er een synergie moet worden ontwikkeld tussen De Post en de gemeente teneinde een versnelde verstrekking van de identiteitskaart te garanderen. De programmawet moet voor de nodige juridische basis zorgen. Voor de aflevering van identiteitskaarten zal De Post, zoals de gemeenten, toegang verkrijgen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het register van de identiteitskaarten en kan er gebruik worden gemaakt van de identificatienummers van het Rijksregister. Daarenboven zal De Post vergoed worden voor de diensten die zij levert. De modaliteiten van die vergoeding zullen worden bepaald door een koninklijk besluit.
Bij de algemene bespreking over dat onderwerp werden heel wat vragen gesteld. De heer Roelants du Vivier stelde dat er wellicht een probleem zal rijzen in verband met de informatie aan de burger. Sommige gemeenten gaan de verbintenis aan met De Post en anderen niet. Hoe kan de burger weten of in zijn gemeente de identiteitskaart op het gemeentehuis moet worden afgehaald dan wel bij De Post?
Mevrouw Bouarfa vroeg of er geen sprake is van een schending van de persoonlijke levenssfeer door de inzage van De Post in het Rijksregister. Daarenboven vroeg ze of de elektronische identiteitskaart ook zal worden toegepast voor Europese onderdanen en voor niet-genaturaliseerde vreemdelingen die in België verblijven.
De heer Brotcorne vroeg welke belang de burger er bij heeft dat De Post zijn identiteitskaart aflevert.
Er werden ook vragen gesteld in verband met de vergoeding die De Post zal krijgen voor het afleveren van de elektronische identiteitskaarten.
De heer Siquet wees erop dat de aanvraag voor een identiteitskaart ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Rijksregister van de natuurlijke personen. Noch de gemeente, noch De Post hebben terzake iets te beslissen.
Ikzelf stelde de vraag of de burger goed zal worden geïnformeerd over dit thema.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft geprobeerd op zoveel mogelijk vragen te antwoorden, maar stelde dat dit artikel in de programmawet wordt opgenomen met als enige bedoeling in het najaar gesprekken met De Post te kunnen aanknopen. Er moet een debat worden gevoerd over de rol van De Post als dusdanig en daarvoor is een wettelijke basis nodig.
Na de repliek van minister Dewael, hield minister Arena haar inleidende uiteenzetting bij artikel 40 betreffende de eentaligheid van de `cellen voorbereidingen', de vroegere kabinetten. Ik vraag mij trouwens af waartoe die voortdurende naamveranderingen dienen.
Alle amendementen werden verworpen meerderheid tegen oppositie.
De naar de commissie verwezen artikelen werden aangenomen met 9 stemmen tegen 4.
Het verslag werd goedgekeurd. (Applaus)
Namens mijn fractie zou ik hierop onmiddellijk enige commentaar willen leveren. Mijns inziens was dit onderdeel van de programmawet beter in het najaar behandeld, want niet alleen de oppositie maakte veel opmerkingen, ook de meerderheid deed dat.
Eén van de kerntaken van de gemeenten is het afleveren van identiteitskaarten en het bijhouden van het bevolkingsregister. Wij zijn van oordeel dat beide administratieve handelingen aan elkaar gekoppeld moeten blijven.
Een identiteitskaart kan eventueel door de postbode aan huis worden bezorgd, maar dat is nog heel iets anders dan de aanvraag van een identiteitskaart op het postkantoor te laten gebeuren. Aanvraag en aflevering kunnen gesplitst blijven.
Verder rijst de vraag wat er zal gebeuren als De Post wordt geprivatiseerd. Hoe zal De Post dan omspringen met deze gegevens? Zelf heb ik daarmee geen probleem, maar de meeste burgers wel. Zij vragen zich af hoe het staat met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Er werd opgeworpen dat voor die problemen naderhand wel een oplossing zal worden uitgewerkt.
Wie nu een adres wil kennen, moet een schriftelijke aanvraag indienen bij de gemeente en die aanvraag moet worden onderzocht. In voorkomend geval zal De Post zo maar toegang krijgen tot het Rijksregister. Ik vraag mij af of dat wel een goede werkwijze is.
Als de Staatsveiligheid vandaag het Rijksregister wil raadplegen, dan worden de betrokken ambtenaren opgenomen in een controlesysteem. Zal dat ook zo in zijn werk gaan voor de verantwoordelijke postbeambte?
De heer Hugo Coveliers (VLD). - Inderdaad, zoals vandaag al gebeurt voor de deurwaarders.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Al die elementen zullen in het najaar opnieuw moeten worden besproken.
Wij weten allemaal dat De Post niet voor niets kan werken. Vandaag is zij al geen liefdadigheidsinstelling en morgen ziet het er misschien nog slechter uit.
Tot nu toe draagt de federale overheid de kosten voor de opname van de identiteits- en de handtekeningscertificaten. Daartoe werd in maart 2003 nog een wet goedgekeurd, zodat de gemeenten die al met heel wat financiële problemen hebben af te rekenen, werden gerustgesteld.
Terzake heb ik nog een vraag. Indien de gemeenten in de toekomst beslissen om die taak over te hevelen naar De Post, zullen ze die kosten dan zelf moeten dragen of zal de federale overheid die kosten aan De Post betalen en die bedragen nadien afhouden van de vergoedingen aan de gemeenten?
Wij pleiten ervoor om in dit dossier geen verdere beslissingen te nemen zonder eerst een evaluatie te hebben gemaakt van de elf proefprojecten die vorig jaar in december in heel België zijn opgestart. In het begin rezen er daar wel problemen, maar dat is niet ongewoon. Ik vind het echter voorbarig om nu al te besluiten dat die projecten een succes zijn.
De planning was om na vijf jaar over te schakelen op de elektronische identiteitskaart. De minister wil die termijn nu op drie jaar brengen en ik ben het daar volkomen mee eens. Het mag allemaal een beetje sneller, maar ik vind een voorafgaande evaluatie van de proefprojecten een absolute must. De minister heeft aangekondigd dat die evaluatie er in het najaar zal komen. Het zou dan toch veel ernstiger geweest zijn met de voorgestelde maatregelen te wachten tot in het najaar.
Vorig jaar heb ik een onderzoek gedaan naar de biometrie op de identiteitskaart. Ik heb daarbij vastgesteld dat heel wat Europese landen daar op dit ogenblik mee bezig zijn en beslist hebben om daarmee door te gaan. Nederland neemt daarin het voortouw. Waarom zou België dat voorbeeld niet volgen? Als we dat niet doen, zullen we over vijf jaar hopeloos achter zijn.
Enkele weken geleden las ik dat er tegen 2007 een Europese richtlijn zou zijn volgens welke de biometrie op de identiteitskaart moet worden vermeld. Bij de aangekondigde evaluatie zou men dat misschien al kunnen overwegen.
Mijn laatste opmerking heeft betrekking op de eentaligheid in de kabinetten. Ik blijf de term `kabinet' gebruiken omdat men met de term `beleidsvoorbereidingscel' een beetje de kop in het zand steekt. In de vorige regeerperiode heeft men ons urenlang onderhouden over de nieuwe filosofie van de Copernicushervorming. De kabinetten zouden worden afgeschaft. Ze zouden in de administratie worden geïntegreerd, maar ik vrees dat men daarbij uit het oog verloor dat dan de wet op het gebruik van de talen in bestuurszaken moet worden nageleefd. Er werd dan maar beslist om het woord `beleidsvoorbereidingscel' te behouden en de kabinetten eruit te lichten zodat die toch eentalig zouden kunnen functioneren.
Waarom plots overschakelen op een andere terminologie? Er is hier ooit een commissie opgericht voor de nieuwe politieke cultuur. Er mochten geen kabinetten meer bestaan. De ministers hebben zeker ondersteuning nodig, maar de regering mag daar niet hypocriet over doen. Ze moeten durven zeggen waar het om gaat.
Men zal misschien moeten terugkomen op de initiatieven die in de vorige regeerperiode gelanceerd werden en die niet haalbaar zijn.
De CD&V zal deze artikelen verwerpen.
De voorzitter. - Wij zetten de bespreking van dit ontwerp van programmawet vanmiddag voort.
Wij gaan nu over tot de vier vragen om uitleg aan de vice-eerste minister en minister van Justitie.
(Voorzitter: mevrouw Jeannine Leduc.)
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Via de krant en het Belgisch Staatsblad hebben we vernomen dat de vroegere minister van Justitie op 7 juli 2003, dus net op de valreep, 80 kandidaat-notarissen heeft benoemd. Enkele dagen later legde de nieuwe regering de eed af.
Notarissen zijn nog steeds openbare ambtenaren en in de rechtspraak van de Raad van State is er al meermaals beslist dat, zeker wanneer het gaat om belangrijke functies, een ontslagnemende regering niet kan overgaan tot nieuwe benoemingen. Dat is zeker het geval wanneer men er rekening mee houdt dat het benoemingsbesluit dateert van 7 juli jongstleden, datum waarop er nog geen nieuwe minister van Justitie was bevoegd voor deze materie. Bovendien heb ik bezwaren tegen de manier waarop de kandidaten werden geëxamineerd en waarop de resultaten in het benoemingsbesluit werden verwerkt.
Op grond van het koninklijk besluit van 9 maart 2001 stelt de `benoemingscommissie notariaat' het eindresultaat vast van het vergelijkend examen. Dat examen bestaat uit een schriftelijk gedeelte, gevolgd door een schifting en een mondeling gedeelte. Op grond daarvan rangschikt de benoemingscommissie de kandidaten, maar de rangschikking is voorlopig. Dat betekent dat de definitieve rangschikking nog niet vastligt en dat men niet weet op welke wijze de minister de gerangschikte kandidaat-notarissen benoemt.
De kandidaten zelf worden niet op de hoogte gebracht van de voorlopige rangschikking en nemen enkel kennis van de definitieve rangschikking door de minister. De kandidaten kunnen geen kennis nemen van de quotering van het schriftelijke examen. Ze kunnen wel uitleg vragen. Een kandidaat die met kennis van zaken wil oordelen over de wijze waarop er werd geëxamineerd, is verplicht een procedure in te stellen bij de Raad van State om kennis te nemen van zijn dossier. Dat is onredelijk. Bovendien beantwoordt het mondelinge examen niet aan de vereisten. Het gaat om een vergelijkend examen waarbij de jury de volgorde van de geslaagden vaststelt en het aantal vacatures wordt ingevuld op basis van de volgorde van het vergelijkende examen. Bij een universitair examen is de volgorde niet bepalend, maar wordt enkel een graad toegekend. Een vergelijkend examen impliceert dat aan alle kandidaten dezelfde vragen worden gesteld. Een mondeling examen laat niet toe op objectieve wijze een volgorde vast te leggen.
Ik wens de nieuwe minister van Justitie uiteraard veel succes op dit gevaarlijke departement. Er liggen heel wat bananenschillen. Ik wil haar er in elk geval op wijzen dat het onaanvaardbaar is de benoeming van meer dan 70 kandidaat-notarissen als een lopende zaak te beschouwen. Het feit dat de kandidaten niet op de hoogte zijn van de voorlopige en van de definitieve rangschikking is een probleem op het vlak van de openbaarheid van bestuur. De vragen die ik haar op voorhand heb gesteld zal ik niet herhalen want ze sluiten alle aan bij mijn uiteenzetting.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Met toepassing van artikelen 9 en 30, §6, van de wet van 25 ventôse jaar XI, benoemt de Koning de kandidaat-notarissen binnen de maand na de overzending van de definitieve lijst met de gerangschikte kandidaten. De definitieve rangschikking van de kandidaten gebeurt door de bevoegde benoemingscommissie na onderzoek van de door de wet voorgeschreven adviezen. De minister van Justitie is zowel voor de voordracht van de personen als de timing gebonden door de definitieve rangschikking overgezonden door de benoemingscommissies. Deze lijsten werden overgezonden op 17 juni 2003. In verband met het inzagerecht bepaalt artikel 39, §8, van genoemde wet dat de kandidaat na een schriftelijk verzoek, gericht aan de benoemingscommissie, afschrift krijgt van het gedeelte van het proces-verbaal dat uitsluitend op hem en op de benoemde kandidaten betrekking heeft. Met toepassing van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur verleent de minister van Justitie de effectieve deelnemers aan het examen inzage van de volledige dossiers van de kandidaten die het voorwerp waren van een benoeming tot kandidaat-notaris en die mij door de benoemingscommissies werden toegestuurd. De huidige regelgeving biedt de kandidaten bijgevolg alle waarborgen inzake objectiviteit van de benoemingen en openbaarheid van bestuur.
Het komt me voor dat de regels correct zijn toegepast. Tenzij ik daarover nieuwe gegevens zou ontvangen, bieden zij voor de kandidaten alle vereiste waarborgen.
Wat de benoeming gedurende een periode van lopende zaken betreft, vestig ik uw aandacht erop dat de betrokkenen benoemd zijn op voorstel van de benoemingscommissie en niet alleen op advies van de minister van Justitie. In het licht van de continuïteit van de openbare dienst en van de verplichting om een bepaalde termijn te eerbiedigen is de houding van mijn voorganger in mijn ogen onberispelijk.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zal bij het begin van het nieuwe parlementaire jaar op deze kwestie terugkomen.
-Het incident is gesloten.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Overeenkomstig artikel 109 van de wet tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in oorlogstijd van 10 april 2003 worden de magistraten benoemd bij het Militair Gerechtshof, bij het auditoraat-generaal van het Militair Gerechtshof en bij de Krijgsraad, de griffiers en het griffiepersoneel benoemd bij het Militair Gerechtshof en bij de Krijgsraad en de secretarissen en het parketsecretariaatspersoneel benoemd bij het auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof, opgenomen in een tijdelijke afbouwformatie. De betrekkingen waaruit die formatie bestaat, worden overeenkomstig hetzelfde artikel afgeschaft naarmate de betrokkenen ze niet langer bekleden, tengevolge van een benoeming in andere ambten, pensionering, ontslag, ontzetting uit het ambt of afzetting, ontslag van ambtswege of overlijden.
De artikelen 110 en 111 van dezelfde wet regelen de samenstelling van deze tijdelijke personeelsformatie.
Artikel 112 van dezelfde wet stelt specifiek voor magistraten dat aan magistraten van het Openbaar Ministerie bij de Krijgsraad en de magistraten van het openbaar ministerie bij het Militair Gerechtshof, behorend tot de tijdelijke personeelsformatie, door de minister van Justitie een opdracht wordt gegeven bij het openbaar ministerie van een burgerlijk rechtscollege. De opdrachten worden gegeven op advies van de bevoegde procureur-generaal, waarbij het advies van de auditeur-generaal wordt gevoegd voor de eerste opdracht. Zij kunnen op basis van de wet eveneens de toepassing genieten van artikelen 308, 327, tweede en derde lid, en 327bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Dit wil zeggen dat zij in theorie gemachtigd kunnen worden om opdrachten te vervullen bij supranationale, internationale of buitenlandse instellingen. Er kan hun tevens een opdracht worden gegeven bij een burgerlijk parket, in dienst van de Koning of voor ministeriële kabinetten (beleidscellen), ministeriële departementen, regeringscommissies, -instellingen of -diensten, bij het Ministerie van Justitie of bij het CFI.
Dit lijkt in theorie allemaal wel aanlokkelijk, maar ondertussen weten deze magistraten, zeer valabele krachten met meestal vele jaren ervaring, nog steeds niet waar zij zullen terechtkomen.
De voormalige minister van Justitie heeft wel reeds laten verstaan dat zij allen naar de parketten zullen worden gestuurd, maar voor velen van deze magistraten blijft de onzekerheid over hun toekomst bestaan. Naar hun mening wordt in het geheel niet gevraagd en naar hun wensen wordt niet geluisterd.
Daarom vraag ik de minister wat zij denkt te doen aan deze onzekere toestand, of zij er voor zal zorgen dat deze personen worden gehoord en wanneer er duidelijkheid komt over hun toekomst.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Van zodra de beslissing werd genomen bij wet van 10 april 2003 om de militaire gerechten in vredestijd op te heffen werd door mijn voorganger, de gerechtelijke overheden en de administratie voorrang gegeven aan het vinden van nieuwe betrekkingen voor de magistraten en het gerechtelijk personeel. De magistraten en de personeelsleden die reeds gedelegeerd werden naar een gewoon gerecht blijven er geaffecteerd. Wat het personeel betreft kan uw ongerustheid als voorbijgestreefd beschouwd worden, aangezien bij de ministeriële besluiten van 11 juli 2003, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2003, de nieuwe delegaties voor het statutaire gerechtelijke personeel werden vastgelegd. De contractuele beambten hebben tegelijkertijd nieuwe arbeidscontracten ontvangen. Aan de door de beambten uitgedrukte voorkeuren kon in zeer grote mate voldoening worden gegeven.
Voor de magistraten is er een bijkomende formaliteit, namelijk het advies van de procureur-generaal. Dat wordt door mijn administratie gevraagd. Aan de magistraten werd gevraagd om hun voorkeur te geven.
Volgens een eerste analyse kan hen waarschijnlijk voldoening worden gegeven. De meesten zullen naar het college van procureurs-generaal, naar het federaal parket, naar een parket-generaal of naar een territoriaal parket gaan.
Ik herinner eraan dat het om veertien magistraten gaat, van wie er twee weldra op pensioen gaan en twee anderen geen voorkeur hebben gegeven en dus volgens de noodwendigheden van de dienst zullen worden geaffecteerd.
Ik heb niet het gevoel dat er grote ongerustheid heerst onder de betrokken magistraten. Ik ben er in elk geval niet van op de hoogte gebracht. Ze kennen de toepasselijke wetgeving en hebben hun voorkeur kunnen laten blijken. Ze hebben geregeld contact met de directeur-generaal van de gerechtelijke organisatie. Ik meen dat ze tevreden kunnen worden gesteld.
Om een harmonieuze overgang te verzekeren, werd aan de administratie, onder leiding van de directeur-generaal van de gerechtelijke organisatie, een opvolgingsopdracht gegeven. Er is dus een contactpunt waar iedereen terecht kan. Dat systeem heeft tot op heden perfect gewerkt. Ik zie geen reden om het te wijzigen.
-Het incident is gesloten.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Op het einde van de vorige legislatuur werden twee wetten goedgekeurd, die een ingrijpende doch tegelijk hoogst noodzakelijke wijziging inhielden van het adoptierecht, zowel wat betreft de landelijke als de interlandelijke adoptie.
Beide wetten werden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd op 16 mei 2003. Tot op heden is er echter nog geen koninklijk besluit dat de datum van inwerkingtreding bepaalt.
Die datum is van heel groot belang voor de personen die heden in een lopende adoptieprocedure zitten. Die vragen zich af welke procedure op hen van toepassing zal zijn, die van de oude of die van de nieuwe wet. Vooral inzake de wet van 24 april 2003 is dat van heel groot belang.
In de Senaatscommissie Justitie is langdurig gedebatteerd over de vraag hoe rechtsonzekerheid te voorkomen voor kandidaat-adoptanten die in een lopende adoptieprocedure zitten. Bedoeling was te vermijden dat ze bepaalde stappen zouden moeten overdoen.
We stonden allen achter de nieuwe wet die dringend nodig was. Voor mensen die soms al jaren met een adoptieprocedure bezig zijn, doet de overgangsperiode problemen rijzen. Wanneer nu voor hen de eindmeet in zicht komt, vragen sommigen zich af of de door hen ingezette procedure werkelijk tot een adoptie zal leiden. Zo worden we nu geconfronteerd met vragen van ongeruste kandidaat-adoptanten. Voor de rechtszekerheid moet spoedig duidelijk worden wanneer de nieuwe regeling van toepassing zal zijn.
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)
Wanneer zullen de koninklijke besluiten aangaande de inwerkingtreding van voormelde wetten worden gepubliceerd?
Zal er tussen de publicatie van die koninklijke besluiten en de daarin bepaalde datum van inwerkingtreding voldoende tijd zijn om de betrokken kandidaat-adoptanten de mogelijkheid te geven gebruik te maken van de overgangsmaatregel vervat in artikel 21 van de wet van 24 april 2003?
Hoe zal de regering erop toezien dat de kandidaat-adoptanten tijdig en terdege worden voorgelicht omtrent de overgangsmaatregel, de rechten die ze op basis daarvan hebben en de stappen die ze moeten ondernemen om niet onnodig veel tijd en geld te verliezen? Daarover bestaat vandaag veel onzekerheid. Wekelijks wordt ik meermaals gecontacteerd door kandidaat-adoptanten die me vragen wat de stand van zaken is en welke stappen ze moeten ondernemen om de procedure rechtsgeldig te kunnen voortzetten.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Voor de inwerkingtreding van die twee wetten dienen verschillende uitvoeringsmaatregelen te worden genomen: een samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen, de uitvoeringsbesluiten en de oprichting van de centrale federale autoriteit bij de federale overheidsdienst Justitie.
Tijdens de vorige regeerperiode werd een werkgroep opgericht die belast was met de voorbereiding van een ontwerp van samenwerkingsakkoord. Die groep was samengesteld uit afgevaardigden van de minister van Justitie en de administratie, alsook van de Franstalige, Vlaamse en Duitstalige Gemeenschappen.
De werkgroep en de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten zullen weldra weer worden opgestart.
De inwerkingtreding van de wetten die de adoptie hervormen, vereist een aanpassing van de decreten van de gemeenschappen. Gelet op het grote aantal te nemen maatregelen kan ik voor het ogenblik geen precieze datum voor de inwerkingtreding van de wetten van 13 maart 2003 en 24 april 2003 geven. Ik volg het dossier echter van zeer nabij.
Wat artikel 21 van de wet van 24 april 2003 over adopties in België betreft, beoogt het samenwerkingsakkoord onder meer een overgangssysteem voor de buitenlandse adopties om te voorkomen dat kandidaat-adoptanten te veel nadelen, die verband houden met de inwerkingtreding, zouden ondervinden. De kandidaat-adoptanten zullen tijdig op de hoogte worden gebracht van de inwerkingtreding en van de weerslag daarvan op de adoptieprocedure. Ik besef dat er achter al die teksten individuele projecten staan die geluk beogen, maar die ook zwaar om dragen zijn. Waakzaamheid is dus geboden inzake het overleg met de families en de informatie die hen toekomt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik dank de minister voor haar antwoord en kijk uit naar de timing die bij het begin van het nieuwe parlementaire jaar zal worden afgesproken.
-Het incident is gesloten.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - In `La Dernière Heure' van 19 februari 2003 werd groot misbaar gemaakt over de familiale en jeugdachtergrond van een zangeres die deel uitmaakte van de folkgroep die ons land in mei op het Eurosongfestival te Riga ging vertegenwoordigen. De informatie daaromtrent zou uit een rapport van de Staatsveiligheid gekomen zijn. Ook de internetsite `Indymedia' pakte in dezelfde periode uit met een artikel getiteld "Wallonië stuurt fasciste naar Eurosongfestival."
Naderhand bleek dat de Staatsveiligheid niet alleen een dossier over de genoemde persoon aan de eerste minister en de minister van Justitie had overgemaakt, maar ook aan de terzake niet voor ontvangst van dergelijke informatie bevoegde heer Miller, gemeenschapsminister bevoegd voor de audiovisuele media.
Senator Hugo Vandenberghe stelde daarover trouwens op 20 februari 2003 een mondelinge vraag. De vorige minister van Justitie heeft in eerste instantie, in antwoord op de vraag van senator Vandenberghe, proberen voor te houden dat de Staatsveiligheid haar taak naar behoren had volbracht. Nadien heeft hij zijn standpunt moeten wijzigen, omdat inderdaad bleek dat het lek naar de pers kwam van de voornoemde (ex-) gemeenschapsminister en dat de Staatsveiligheid een geheel onvolledig rapport had afgeleverd.
De persoon in kwestie diende klacht in.
Een aantal dagen geleden heeft het Vast Comité I geoordeeld dat de Staatsveiligheid onzorgvuldig tewerk is gegaan. Zij had moeten vermelden dat mevrouw Collier reeds lange tijd had gebroken met het al of niet terecht gewraakte verleden.
Nu het Comité I klaarblijkelijk de fout van de Staatsveiligheid heeft vastgesteld en de fout van de voormalig gemeenschapsminister eveneens is toegegeven, rijst de vraag naar de verschillende aansprakelijkheden en eventuele schadevergoedingen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat dergelijke toestanden in de toekomst niet meer voorkomen.
Vindt de minister dat het lekken van de nota en de besluitvorming van het Vast Comité I in overeenstemming kan worden gebracht met het recht op eerbied voor de privé-sfeer van de betrokkene?
Wordt in sancties voorzien, desgevallend bij toepassing van artikel 43 van de wet van 30 november 1998, die de geheimhoudingsplicht sanctioneren van elke persoon die deze informatie verkrijgt? Hoe zit het met de vergoeding van de schade, minimaal de morele schade, die de betrokken persoon door deze manifeste inbreuken heeft opgelopen, onder meer door het niet kunnen deelnemen aan de liedjeswedstrijd te Riga?
Welke maatregelen neemt de minister om deze onverantwoorde schending van de vertrouwelijkheid van informatie bij de Staatsveiligheid te voorkomen?
Het is nu duidelijk gebleken dat de Staatsveiligheid in het bezit is van gedateerde, onvolledige dossiers over zogenaamd `potentieel gevaarlijke landgenoten' die men te pas en te onpas kan bovenhalen, met de gekende gevolgen voor betrokkenen. Kan de minister zeggen welke criteria de Staatsveiligheid gebruikt om iemand als staatsgevaarlijk te catalogeren? Is bijvoorbeeld het lidmaatschap van een vereniging die pleit voor de onafhankelijkheid van een deelstaat voldoende om een dossier te openen?
Hoe wordt gegarandeerd dat de in dergelijke dossiers opgenomen informatie, correct en niet achterhaald is? Als die garanties niet of onvoldoende bestaan, welke controlemechanismen stelt de minister dan voor?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Het Vast Comité I heeft zijn toezichtsrapport in verband met mevrouw Soetkin Collier op 14 mei 2003 aan de vroegere minister van Justitie bezorgd. Dit rapport is, overeenkomstig de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie en inlichtingendiensten, als vertrouwelijk geclassificeerd. Overeenkomstig de reglementering tot classificatie van gevoelige informatie draagt het de vermelding `beperkte verspreiding'. Daardoor blijft de mededeling ervan beperkt tot diegenen die bevoegd zijn er kennis van te nemen.
Het verslag van het Comité-I en de opmerkingen van de minister van Justitie werden via het Comité-I aan de voorzitter van de Senaat bezorgd op 17 juli 2003 met het oog op een onderzoek door het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De opmerkingen over het rapport spreken de idee tegen dat de Staatsveiligheid nalatig zou zijn geweest.
Het betrokken rapport is nog vertrouwelijk, aangezien het Vast Comité, dat op 29 juli werd samengesteld, het nog niet heeft kunnen onderzoeken,. Zolang het Vast Comité van de Senaat het rapport en de opmerkingen van de minister niet heeft onderzocht, is een antwoord op de vraag niet mogelijk. Ik stel het antwoord dan ook uit tot het Vast Comité zijn werk heeft gedaan.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De minister schuift haar antwoord dus nog een beetje voor zich uit, maar intussen heeft dit alles ernstige gevolgen gehad voor de betrokkene. We weten dat er een onverantwoorde fout is gemaakt en dat heeft het hele establishment blijkbaar ingezien, aangezien zangeres Collier mocht optreden ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van onze Koning. Het is dus ook voor de hele publieke opinie duidelijk dat er een ernstige fout is gemaakt, met vergaande gevolgen. Het niet mogen optreden op het Eurosongfestival kan voor zo'n jonge zangeres immers gevolgen hebben voor haar verdere loopbaan.
Mijn vraag ging over de vertrouwelijkheid van de informatie, maar ook over de gevolgen van een duidelijke, manifeste schending van die vertrouwelijke informatie met grote, persoonlijke schade tot gevolg. Welke visie heeft de minister dan op schadevergoeding? Blijft het bij de mededeling dat er een fout is gemaakt of komt er ook eerherstel of een morele schadevergoeding? Bovendien ben ik van mening dat de minister van Justitie ook de verantwoordelijkheid heeft om de publieke opinie duidelijk te maken op welke basis de staatsveiligheid werkt en dossiers aanlegt. Wat kan de minister van Justitie doen aan dossiers die onvolledig zijn? Moeten dossiers die verjaard zijn, bewaard blijven of blijft het mogelijk dat die te pas en te onpas opduiken?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Het gaat om een gevoelig dossier. Ik begrijp het ongeduld van mevrouw De Schamphelaere en van hen die rechtstreeks bij dit dossier zijn betrokken, maar ik zal vanzelfsprekend de vertrouwelijkheid respecteren. Ik wacht dus het einde van de werkzaamheden van het Vast Comité van de Senaat af.
-Het incident is gesloten.
De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 12.50 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de heren Detraux en Nimmegeers, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.