5-90 | Belgische Senaat | 5-90 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Inoverwegingneming van voorstellen
Overlijden van een oud-senator
In overweging genomen voorstellen
Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie
Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune
(De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.)
De heer Bart Laeremans (VB). - Mijn vraag over de toespraak van de Koning voor de gestelde lichamen stond aanvankelijk als eerste op de ontwerpagenda. Dat ik ze uiteindelijk niet mag stellen, verontwaardigt me ten zeerste. Als een parlementslid geen vragen meer kan stellen over een aangelegenheid die uitdrukkelijk tot de bevoegdheid van de regering behoort, zijn we laag gevallen. Ik begrijp niet waarom ik die vraag niet mag stellen en protesteer daartegen. Ik verzoek de Senaat dan ook die beslissing te herzien, vooral omdat de eerste minister bereid was te antwoorden.
De voorzitster. - De fractievoorzitter van het Vlaams Belang heeft de vergadering van het Bureau bijgewoond. Bij de bespreking van de agenda werd beslist de vraag van de heer Laeremans niet te aanvaarden, niet omdat het thema niet bespreekbaar zou zijn, maar wel omdat het Bureau van oordeel is dat de vraag niet respectvol was geformuleerd. Met andere woorden, de weigering heeft betrekking op de toon en de bewoordingen. Het staat de heer Laeremans vrij het debat over dit thema te openen, maar niet op de manier die hij voorstelt.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik heb me daar op die bewuste vergadering van het Bureau uitdrukkelijk tegen verzet. De vraag over het taalgebruik van de Koning zou in de gebruikte bewoordingen niet aanvaardbaar zijn. Aldus wordt de bal gewoon teruggekaatst. Wij willen een vraag stellen over het taalgebruik van de Koning, maar die wordt niet aanvaard omwille van het taalgebruik. Dat slaat nergens op.
De heer Laeremans moet toch zijn vraag kunnen stellen? Ik heb er in het Bureau op gewezen dat ik hem zou verzoeken zijn vraag anders te formuleren.
We hebben dus onze goede wil getoond, met als doel een inhoudelijke vraag te kunnen stellen. Daar is het ons uiteindelijk om te doen, maar dat werd ons geweigerd.
De voorzitster. - Ik zal de procedure toelichten, zodat iedereen weet hoe het Bureau in dezen heeft beraadslaagd.
Inhoudelijk kan elke vraag gesteld worden. De vraag van de heer Laeremans werd echter verworpen vanwege de toon en de formulering ervan. Het staat hem vrij het thema opnieuw aan de orde te brengen, maar dan op een respectvolle manier. Mevrouw Van dermeersch weet dat alle leden van het Bureau, behalve zijzelf, die overtuiging zijn toegedaan.
De beslissing werd genomen en er wordt niet meer over gedebatteerd.
De heer Bart Laeremans (VB). - De Koning kan het zich dus in een kersttoespraak permitteren de helft van de Vlamingen te beschuldigen van populisme.
Met deze beslissing ontpopt de voorzitster zich tot de slippendrager van het koningshuis. Dat betreur ik ten zeerste.
De voorzitster. - Het debat is gesloten. We gaan over tot de orde van de dag.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
Mevrouw Marie Arena (PS). - Op maandag 28 januari vernamen we via verschillende media dat de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken een Belgische onderofficier gedetacheerd bij de afdeling Defensie van de Belgische ambassade, bij brief aan de ambassade in Kigali gelast heeft het Rwandese grondgebied binnen de 48 uur te verlaten wegens activiteiten die onverenigbaar zijn met zijn functie.
We hebben vernomen dat de officier terug in België is.
Waarom is hij teruggekeerd?
Hoever staat het momenteel met dat dossier?
Heeft die kwestie de betrekkingen van ons land met Rwanda vertroebeld?
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Een militaire attaché verbonden aan onze ambassade in Kigali heeft Rwanda moeten verlaten om redenen die niet geheel duidelijk zijn. Hij heeft een lange staat van dienst. Een bron stelt dat hij slechts twee dagen tijd kreeg om het grondgebied te verlaten, wat hoogst ongewoon is. Naar verluidt zou de betrokkene inmiddels al terug in ons land zijn.
Wat is het motief achter de beslissing van de Rwandese autoriteiten om de militaire attaché uit te wijzen of persona non grata te verklaren? Zitten er politieke of diplomatieke redenen achter die beslissing van de Rwandese overheid? Is er een verband met de Belgische beslissing om de militaire samenwerking met Rwanda tijdelijk op te schorten, dit naar aanleiding van een VN-rapport over de Rwandese inmenging in het conflict in Oost-Congo?
Op de Belgische ambassade is door die uitwijzing geen deskundige meer ter plaatse om onder meer de troepenbewegingen te volgen. Hoe zullen de taken van de attaché worden opgevangen binnen de ambassade?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Zoals ik in de pers heb meegedeeld, hebben we in overleg met het departement Defensie besloten de Rwandese ambassadeur te Brussel op mijn kabinet te ontbieden om hem mee te delen dat ik nota heb genomen van de beslissing die me niet alleen heeft verwonderd, maar die ik niet gerechtvaardigd vind, en om hem om opheldering te vragen.
Dat onderhoud vindt deze namiddag plaats op mijn kabinet. We zullen de gelegenheid hebben om de redenen te bespreken die Rwanda heeft om die soevereine beslissing te nemen, waarover ik me op dit ogenblik niet kan uitspreken. Ik weet niet of ze door politieke of door andere motieven is ingegeven.
Overigens wil ik erop wijzen dat zo'n maatregel, die men als vijandig zou kunnen beschouwen, tot de diplomatieke regels en gebruiken behoort, zoals bepaald in het Verdrag van Wenen.
Pas nadat ik de ambassadeur van Rwanda heb gehoord, kan ik reageren. Ik kan u echter verzekeren dat dit voorval onze houding ten aanzien van Rwanda in de komende weken en maanden niet zal beïnvloeden. We wensen nochtans wel de betrekkingen tussen ons beider landen uit te klaren.
De betrokkene werd inderdaad persona non grata verklaard in een nota. Bij mijn weten heeft de minister van Defensie, die verantwoordelijk is voor de organisatie van de taken van de militair attaché nog geen opvolger aangesteld. Ik wacht zijn beslissing ter zake af.
Intussen stelt de Belgische ambassadeur ter plaatse alles in het werk om de veiligheid van onze landgenoten in Rwanda op de voet te blijven volgen en daartoe de nodige maatregelen te nemen.
Mevrouw Marie Arena (PS). - Mijnheer de vice-eersteminister, u beweert dat het incident onze betrekkingen met Rwanda niet zal beïnvloeden. Alles lijkt me er echter toch van af te hangen hoe Rwanda zijn beslissing verantwoordt. Ik weet niet welke opdracht de gedetacheerde onderofficier had. Zou het probleem verband kunnen houden met bijzondere inlichtingen over verschillende militaire operaties van Rwanda in de regio? Persoonlijk zou ik het spijtig vinden dat onze diplomatieke betrekkingen met Rwanda onder geen beding zouden kunnen worden beïnvloed.
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Het is goed dat de Rwandese ambassadeur op het kabinet van Buitenlandse Zaken wordt ontboden. Ik wacht het resultaat van dat gesprek af en ik hoop dat de minister, indien nodig, de gepaste maatregelen neemt, eventueel na overleg met de Europese collega's.
Wat het niet aanwijzen van een opvolger betreft, zal ik mij wenden tot de minister van Defensie.
De heer Johan Verstreken (CD&V). - Vorige week heeft de Russische Doema een omstreden wet aangenomen die het verbiedt om minderjarigen van informatie te voorzien, die wordt omschreven als homoseksuele propaganda. Dat verbod legt LGBT-organisaties aan banden en maakt het bijzonder moeilijk antidiscriminatie campagnes, hiv-preventie campagnes of gelijk welk debat over de rechten van holebi's en transgenders in het openbaar te voeren. Uiteraard vormt dat een schending van de mensenrechten in een land waar homofoob geweld al vrij groot is.
Voortaan mogen in Rusland mensen van hetzelfde geslacht niet meer hand in hand lopen of elkaar kussen op straat. Overigens vraag ik me af hoe dat land daarop zal toezien. Als kleine jongen zag ik immers op televisie Russische prominenten zoals Brezjnev andere mannen kussen. Zullen ook op dat soort gedrag straffen staan in Rusland?
België wil discriminatie door overheden op grond van seksuele geaardheid tegengaan en een einde maken aan de strafbaarstelling van homoseksualiteit. Bovendien heeft de Senaat onlangs in een resolutie de Jogjakartaprincipes erkend. Daarin wordt de regering opgeroepen om die principes formeel te onderschrijven en ze te verdedigen waar nodig.
Tijdens zijn officiële bezoek aan Rusland afgelopen week sprak de minister lovende woorden over president Poetin. Ik hoop dat hij daar ook over de mensenrechten heeft gesproken.
Heeft de minister Rusland gewezen op de contradictie tussen de nieuwe wet en het internationale mensenrechtenbeleid inzake seksuele geaardheid? Zal België die wet officieel veroordelen? Zal de minister het probleem op Europees niveau aankaarten? Heeft ons land intussen formeel de Jogjakartaprincipes onderschreven als leidraad voor het internationaal beleid op het gebied van LGBT?
Onze ambassades hebben een belangrijke rol te vervullen als het erom gaat de mensenrechten van homoseksuelen te doen aanvaarden en beschermen waar ook ter wereld. Beschikken onze ambassades net als die van Nederland over een handleiding waarmee ze het Belgische beleid op dat vlak kunnen uitdragen en uitvoeren?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Zoals de heer Verstreken heeft benadrukt, verzet ons land zich sterk tegen elke vorm van discriminatie. Dat geldt ook voor discriminatie op grond van seksuele oriëntatie of genderidentiteit. België is niet alleen lid van de LGBT-kerngroep binnen de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, maar houdt ook binnen de Europese Unie actief toezicht op die werkgroep.
Gisteren heeft mevrouw Catherine Ashton, de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de EU, uiting gegeven aan de bezorgdheid van de Europese Unie over de nieuwe Russische wet. Volgens haar kan die wet de discriminatie van holebi's en van hun sympathisanten in de hand werken. Daarom heeft ze Rusland ertoe opgeroepen zijn nationale en internationale verplichtingen na te leven en het land herinnerd aan zijn lidmaatschap van de Raad van Europa. Uiteraard onderschrijf ikzelf volledig de verklaring van mevrouw Ashton. Zoals bekend, hecht ik inderdaad een groot belang aan een gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Europese Unie.
Evenwel ben ik van mening dat een aparte Belgische verklaring niet opportuun is. Die zou immers het standpunt dat mevrouw Ashton namens de Europese Unie duidelijk heeft gemaakt, niet versterken.
Tijdens mijn gesprek met mijn ambtgenoot Sergej Lavrov vorige maandag heb ik uiteraard de naleving van de mensenrechten in Rusland aangekaart. Het moet me van het hart dat zo'n gesprek niet gemakkelijk is, want in dat soort dossier zijn de antwoorden van de tegenpartij meestal heel kort.
Hoe dan ook zetten we onze inspanningen voort. Momenteel werkt de Europese Unie aan nieuwe richtlijnen voor holebi's en die zullen tegen juni ter goedkeuring worden voorgelegd aan alle lidstaten. De richtlijnen zullen verwijzen naar de Jogjakartaprincipes en een bruikbare basis vormen voor niet alleen de Belgische, maar voor alle Europese ambassades.
In 2010 heeft België al een LGBT-handleiding verspreid en gepromoot bij zijn diplomatieke posten in de andere lidstaten van de Europese Unie. Die handleiding vormt juist een instrument waarmee ze discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en gender kunnen aanpakken.
Het Belgische mensenrechtenbeleid blijft prioritair gericht op het tegengaan van de discriminatie van holebi's. Daarom zal onze ambassade in Moskou tijdens de komende dagen en weken de evolutie binnen de Doema nauwgezet volgen. Hopelijk levert die aandacht resultaten op.
De heer Johan Verstreken (CD&V). - Het is positief dat de minister de discriminatie van holebi's ter sprake brengt waar het ook mogelijk is en dat ook mevrouw Ashton hamert op het thema.
Volgens mij is het evenzeer van belang nog andere ambassades aan te spreken. Buiten Rusland zijn er inderdaad andere landen waar homoseksualiteit strafbaar is en waar de mensenrechten geschonden worden. Ik ben alvast erkentelijk namens de velen die het moeilijk hebben hun stem te laten horen.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - De subsidies voor de gewestelijke steuncentra die therapie geven aan zedendelinquenten, zoals het Antwerpse Universitair Forensisch Centrum (UFC), dalen dit jaar met zo'n 60 000 euro. De subsidies bedragen dan nog in totaal 835 000 euro. Dat blijkt uit de begroting van de FOD Justitie.
Het kabinet van de minister deelde mee dat die subsidievermindering een gevolg is van de lineaire besparing bij alle overheidsdiensten. Volgens haar kabinet worden de centra die zedendelinquenten begeleiden niet geviseerd, maar moeten ze net als andere centra een bijdrage leveren aan de begrotingsinspanning. Ze zullen net als de federale overheidsdiensten efficiënter moeten werken met de beschikbare middelen.
Toch lieten de centra de minister al twee keer schriftelijk weten dat het water de therapeuten al lang aan de lippen staat. Bij het UFC worden de wachtlijsten nog langer en kunnen ze minder daders begeleiden. Bij het UFC kwamen de afgelopen twintig jaar ongeveer duizend zedendelinquenten therapie volgen. Ruim de helft daarvan had minderjarigen misbruikt. Het UFC krijgt de zwaarste daders over de vloer. Nu heeft het UFC gemiddeld zo'n honderd tot honderdtwintig personen in therapie, maar dat zal dus verminderen.
Uit onderzoek blijkt dat die dader therapieën zinvol zijn. Zeventig procent van de daders zonder therapie hervalt na twee jaar.
Daarnaast geeft het UFC opleidingen aan centra voor geestelijke gezondheidszorg en doet het onderzoek. De weerslag van de budgetdaling daarop moet nog blijken.
Bovendien legde anderhalf jaar geleden de bijzondere Kamercommissie over seksueel misbruik in de kerk nog de nadruk op therapie voor zedendelinquenten. De minister onderschreef de aanbevelingen zelfs in haar beleidsnota vorig jaar. Het mag dan ook verbazen dat ze dit jaar kiest om te beknibbelen op de expertise in het behandelen van seksuele delinquenten. En dat de minister zich verschuilt achter een opgelegde lineaire besparing is helemaal bedroevend.
Mij lijkt dit de zoveelste federale besparing op kap van de gemeenschappen. De minister rekent er wellicht op dat de regionale overheden het gat zullen dichtrijden.
Heeft de minister over die subsidievermindering overlegd met de bevoegde gemeenschapsministers voor welzijn? Hoe rijmt de minister de besparing met de aanbeveling van de bijzondere Kamercommissie over seksueel misbruik in de kerk, die de nadruk legde op de uitbreiding van dadertherapieën voor zedendelinquenten? Was er geen andere manier om te besparen dan een domme lineaire besparing?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Zoals gezegd onderstreept het rapport van de bijzondere Kamercommissie Seksueel Misbruik het belang van een goede samenwerking tussen de gezondheidssector en de justitiële sector. Ik kan het daar alleen maar mee eens zijn. De drie gewestelijke steuncentra vormen dan ook een belangrijke schakel tussen Justitie en de gespecialiseerde voorzieningen van de gemeenschappen.
Ik wil in de eerste plaats benadrukken dat ik absoluut niet twijfel aan het nut van therapieën voor seksueel delinquenten. Dat de vastleggingskredieten voor de drie steuncentra in 2013 lager liggen dan in 2012 komt niet omdat er discussie bestaat over hun werk, maar omdat we lineair besparen in alle "facultatieve subsidies". Dat geldt niet alleen voor Justitie. Het gaat om een algemene regeringsmaatregel die van toepassing is op heel veel projecten van alle federale overheidsdiensten. Deze budgettaire maatregelen, die ook voor de steuncentra gelden, mogen dus geenszins worden beschouwd als een waardeoordeel over de kwaliteit van hun werk. Het is ook niet mijn bedoeling te besparen op de rug van de gemeenschappen. Voor het Centre d'Appui Bruxellois draagt Justitie alleen de kosten, aangezien het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen enkele bijdrage levert.
Op het ogenblik zoek ik met mijn administratie naar een oplossing van het probleem. Ik zal het resultaat zeker in het parlement meedelen, want het is gaat om een zeer belangrijke problematiek.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Of het al dan niet over een lineaire besparing gaat, maakt niet uit. De beslissing gaat in tegen de adviezen van de commissie Seksueel Misbruik en dat begrijp ik niet. De minister zal nog bekijken of er eventueel nog een mouw aan te passen valt, maar au fond is de beslissing onbegrijpelijk. Ik ben ervan overtuigd dat er in het departement Justitie op een andere, meer gerichte manier kan worden bespaard.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - De minister heeft deze week aan het kernkabinet voorstellen gepresenteerd om het onbetaalbaar wordende pro-Deosysteem van kosteloze rechtsbijstand te hervormen.
Het opvallendste denkspoor zou een systeem van "abonnementenadvocaten" voor materies zoals vreemdelingenrecht zijn. Dat zou neerkomen op een numerus clausus. Volgens een nota van het kabinet van de minister zou immers slechts een beperkt aantal advocaten tot het abonnement worden toegelaten, meer in het bijzonder specialisten die gemiddeld een bepaald aantal dossiers per jaar behandelen.
Daarnaast zou ook financieel een aanpassing worden gedaan om te vermijden dat advocaten met opzet extra procedures instellen om meer geld te ontvangen. In een abonnement zou de advocaat een forfaitair bedrag ontvangen, een soort bruto maandloon voor een gemiddeld aantal zaken.
Het systeem van "abonnementenadvocaten" wordt beschreven als het meest opvallende denkspoor in de voorstellen. Welke elementen zitten er verder nog in? De implementatie van het nieuwe pro-Deosysteem zou door een proefproject worden voorafgegaan. Ook daar kreeg ik graag meer uitleg over.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Er zijn enkele fundamentele hervormingen gepland: het erfrecht, de gerechtelijke organisatie en de tweedelijnsbijstand. De hervorming van die kosteloze rechtsbijstand is één van de belangrijke wijzigingen. Ze is nodig omdat we op lange termijn de filosofie van het systeem willen waarborgen, namelijk rechtsbijstand geven aan personen die zich om financiële redenen geen advocaat kunnen veroorloven. Dat is een basisrecht. Tegelijk willen we ervoor zorgen dat de advocaten die de prestaties leveren, billijk worden vergoed. Het huidige systeem is echter aan herziening toe.
Steeds meer mensen doen immers een beroep op de gratis rechtsbijstand. Op tien jaar verdubbelde het aantal zaken met een pro-Deoadvocaat. Bijgevolg steeg ook het budget. In 2012 bedroeg dit 78 miljoen euro, een verdrievoudiging tegenover het begin van de jaren negentig.
Wij dringen op een hervorming aan. Het systeem van de abonnementenadvocaten is een van de vele denksporen die op dit moment worden onderzocht. In andere landen wordt het al toegepast. Mocht ons land voor dezelfde hervorming kiezen, dan zullen we sowieso met een proefproject starten. Vervolgens zal een aanbesteding worden uitgeschreven, waarna een selectie van de advocaten kan plaatsvinden. Het proefproject moet ook grondig worden geëvalueerd vooraleer het kan worden veralgemeend.
Ik benadruk dat er naast het voorstel van de abonnementenadvocaten ook andere hervormingen op de tafel liggen. Als het pakket in zijn geheel klaar is, zullen we ons een correct beeld kunnen vormen.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Ik kan de minister niet bedanken, want ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag welke andere denksporen haar nota bevat, naast het voorstel van de abonnementenadvocaten.
Ik stel vast dat de minister opnieuw een grote hervorming aankondigt. Hopelijk gaat die niet dezelfde weg op als haar andere aankondigingen. De informatisering van justitie, die in 2006 was gepland, wordt immers nogmaals met twee jaar uitgesteld en komt er niet vóór 2015. De strafuitvoeringsrechtbanken worden ook uitgesteld tot 2015. Ik vrees dat het dossier van de pro-Deohervorming ook die weg zal opgaan.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - De heer Goethals en de heer Leclercq, respectievelijk eerste voorzitter en procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, hebben de moeilijkheden opgesomd die zich in de verschillende rechtbanken voordoen als gevolg van het uitstel tot 2015 van de inwerkingtreding van de wet betreffende de elektronische procesvoering, die oorspronkelijk op 1 januari 2013 was bepaald.
De brief vermeldt een hele reeks voorstellen en onderstreept dat door het ontbreken van de elektronische procesvoering dossiers moeten worden verplaatst, wat een risico op verlies inhoudt.
Ons land heeft nood aan een geïnformatiseerde, efficiënte en snelle justitie. Door de intrede van de gerechtelijke wereld in het informaticatijdperk zullen de burgers opnieuw vertrouwen kunnen krijgen in het systeem.
Wat is de kost van de inwerkingtreding van de wet en van de informatisering? Hoe is de vertraging te verklaren? We kennen de moeilijkheden waarmee justitie te kampen had in het verleden, met projecten die gestrand zijn. Die hindernissen zijn evenwel al lang bekend. Kan de minister ons garanderen dat de inwerkingtreding van de wet, die wel degelijk bestaat en die het instituut en de rechtsonderhorige ten goede zal komen, wel zal doorgaan in 2015?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - De inwerkingtreding van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, de zogenaamde Phenix II-wet, en de wet van 5 augustus 2006, de Phenix III-wet, is gedeeltelijk uitgesteld - ik benadruk dat het een gedeeltelijk uitstel betreft - door de artikelen 16 en 35 van de wet van 31 december 2012 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, die door alle meerderheidspartijen werd goedgekeurd.
De elektronische procesvoering is pas mogelijk als een aantal voorwaarden zijn vervuld.
Ten eerste moeten in de rechterlijke orde gestandaardiseerde en gedocumenteerde processen en procedures worden toegepast.
Ten tweede moeten de authentieke bronnen kunnen worden gedefinieerd met het oog op een bevredigend beveiligd elektronisch verkeer van precieze en actuele informatie tussen de diverse actoren bij justitie.
Ten derde moet er in een aangepaste ICT-infrastructuur worden voorzien voor een centraal beheer van de documenten, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van de gegevens van persoonlijke aard.
Ten vierde moeten de controleautoriteiten de nodige toestemmingen verlenen voor de uitwisseling en de raadpleging van informaticagegevens.
Ten vijfde moet er vooral en in de eerste plaats gewerkt worden met een gemoderniseerde gebruikersomgeving, met andere woorden met geschikte pc's die met elkaar kunnen communiceren.
De ontwikkeling van het project PC@Work is volop bezig. Over enkele maanden zullen 3000 magistraten over een pc beschikken. Elke week worden 300 nieuwe pc's geïnstalleerd. We zullen dat tempo volhouden zodat alle personeelsleden van justitie volgend jaar over een geschikte pc beschikken en we naar de volgende fasen van het informatiseringsproces kunnen overgaan.
Aangezien de meeste van die voorwaarden nog niet zijn vervuld en verschillende aspecten een uitvoeringstermijn van minimum twee jaar vereisen, was het opportuun de uitvoering van voormelde wetten gedeeltelijk uit te stellen tot eind 2014. De uitvoering kan eventueel vroeger gebeuren als aan alle voormelde technische voorwaarden is voldaan. We zullen er ijverig aan werken, in het bijzonder met de eerste fase van het project JustX en met de plaatsing van de nieuwe gestandaardiseerde pc's. Mijn ambities blijven dus onveranderd.
De kostprijs van de informatisering is moeilijk te preciseren omdat niets zo snel evolueert als de prijs van technologische producten zoals computers. Vorig jaar werd 12,5 miljoen euro besteed aan informatiseringsprojecten bij justitie. Dit jaar wordt in een bedrag van meer dan 15 miljoen euro voorzien.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - De minister zegt dat niets zo snel evolueert als computers. Dat is waar. We moeten dus hopen dat de computers niet zijn verouderd als de wet op de elektronische procesvoering in werking treedt!
De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Zijn er opmerkingen?
Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
De voorzitster. - Het woord is aan de heer Bousetta voor een mondeling verslag.
De heer Hassan Bousetta (PS), rapporteur. - Het voorliggende optioneel bicamerale wetsontwerp werd oorspronkelijk op 23 september 2010 door mevrouw Defraigne als wetsvoorstel ingediend.
De Senaat heeft de tekst op 19 juli 2012 aangenomen en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Op 17 januari 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers het geamendeerde wetsontwerp naar de Senaat teruggezonden.
De commissie voor de Justitie heeft het wetsontwerp op 30 januari besproken in aanwezigheid van de minister van Justitie, en vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor een mondeling verslag.
De vertegenwoordiger van de minister heeft de tekst die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd teruggezonden, voorgesteld. Aan de door de Senaat aangenomen tekst werden in hoofdzaak vier wijzigingen aangebracht.
De vakbonden en de OCMW's kunnen voortaan zoals de advocaten een ingebrekestellingsbrief verzenden die een verjaringsstuitende werking heeft; artikel 1146 van het Burgerlijk Wetboek wordt uitdrukkelijk gepreciseerd; sommige begrippen, zoals de woonplaats en de verblijfplaats, worden preciezer gedefinieerd; er komt een regeling voor die gevallen waarin de woonplaats verschilt van de verblijfplaats.
Tijdens de algemene bespreking heeft de voorzitter er meteen op gewezen dat de Chambre des huissiers de justice francophones, de Kamer van Franstalige gerechtsdeurwaarders, gevraagd heeft om bij de bespreking van het wetsontwerp te worden gehoord. Hij heeft er tevens op gewezen dat de voorzitter van de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders van België al bij de eerste bespreking door de Senaat werd gehoord. Bijgevolg heeft een meerderheid van de commissieleden besloten om niet op dat verzoek in te gaan.
Mevrouw Defraigne en de heer Courtois hebben twee amendementen ingediend. Amendement 12 strekt ertoe het opschrift van het wetsvoorstel te wijzigen en in overeenstemming te brengen met de wijziging waartoe amendement 13 strekt.
Voornoemd amendement 13 strekt ertoe om de verwijzing naar artikel 728, §3 van het Burgerlijk Wetboek te schrappen; door die verwijzing wordt het aantal personen wier tussenkomst een verjaringsstuitende werking kan hebben, uitgebreid. Het amendement strekte er dus toe om terug te grijpen op de oorspronkelijke tekst en dat nieuwe instrument alleen aan advocaten voor te behouden.
In de loop van de discussie heeft Mevrouw Faes erop gewezen dat haar fractie het oorspronkelijk voorstel niet heeft gesteund en dat ook de ingebrekestelling door een deurwaarder in overweging kan worden genomen en hetzelfde effect kan ressorteren.
Ze heeft ook gevraagd waarom geen rekening werd gehouden met het advies van de Raad van State wat betreft de ingangsdatum van de nieuwe verjaringstermijn.
De minister heeft gepreciseerd dat het voorliggend wetsontwerp een alternatief biedt voor de talloze procedures voor de rechtbanken die niet tot doel hebben om het geschil ten gronde te beslechten, maar om een procedurefase met verjaringsstuitende werking te openen.
Gelet op de belangrijke juridische gevolgen die uit de ingebrekestellingen zullen voortvloeien en teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, is het aangeraden een dergelijke ingebrekestelling uitsluitend aan advocaten toe te vertrouwen.
Na afloop van de discussie heeft de heer Mahoux erop gewezen dat na de stemming in de Senaat de Kamer het laatste woord heeft.
Amendementen 12 en 13 werden aangenomen met elf stemmen tegen één stem, bij één onthouding.
Het geheel van het wetsontwerp is aangenomen met tien stemmen tegen twee bij één onthouding.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Ik verheug mij over het voortreffelijke en objectieve verslag van de heer Bousetta.
Het voorstel heeft een lange weg afgelegd. Nadat onze assemblee het heeft aangenomen, werd het door de Kamer geamendeerd. De Kamer heeft de logica van het voorstel uitgehold door de mogelijkheid om bij aangetekend schrijven de verjaringstermijn te stuiten, uit te breiden tot een vrij heterogene groep van personen.
Het voorstel heeft tot doel de mogelijkheid in te voeren om de verjaringstermijn voor een beperkte duur van één jaar te stuiten, mits voldaan is aan bepaalde vorm- en geldigheidsvoorwaarden, te voorzien in een onderhandelingsfase en de gerechtskosten, de kosten voor een deurwaarder, voor de inschrijving op de rol, en de nodeloze overbelasting van de rechtbanken te vermijden.
De nieuwe procedure biedt de rechtsonderhorige dus alleen maar voordelen. Onze keuze is uitgegaan naar de advocaat omdat die, zoals mevrouw Khattabi heeft gezegd, door de aard van zijn beroep gehouden is aan deontologische regels, aan een adviseringsplicht en in staat is om de bezwaren te filteren.
Vertrouwelijkheid is overigens het sluitstuk van onderhandelingen. Als we, zoals de Kamer dat vroeg, het aantal tussenkomende partijen dermate hadden uitgebreid, dan was er geen sprake meer geweest van onderhandelingen in een vertrouwelijke sfeer.
Bijgevolg hoop ik dat de volksvertegenwoordigers tot rede zullen komen en op de fundamentele verantwoording van het voorstel zullen teruggrijpen.
Ik dank heel de commissie voor haar oordeelkundige opmerkingen en voor de harmonieuze samenwerking in dit dossier.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Het wetsontwerp om een verjaringsstuitende werking te verlenen aan de ingebrekestelling van de advocaat werd vorig jaar als voorstel in de Senaat ingediend en in de commissie voor de Justitie en de plenaire vergadering goedgekeurd. In de Kamer werd het wetsontwerp geamendeerd en uitgebreid tot andere categorieën van personen die krachtens het gerechtelijk wetboek ook voor de rechtbank kunnen verschijnen, zoals vakbondsafgevaardigden. Toen het wetsontwerp terug naar de Senaat kwam, werd een amendement ingediend om die bijkomende categorieën af te schaffen en enkel prerogatieven aan de advocatuur te laten. Onder het mom dat de gerechtsdeurwaarders, die nochtans voor ons de personen bij uitstek zijn, al meer dan genoeg verdienen, stemde de commissie met dit amendement in.
Ik betreur dit ten zeerste. Naar ons gevoelen gaat het hier immers om een discriminatie. In België is men tot op vandaag nog altijd niet verplicht om met een advocaat voor de rechtbank te verschijnen, niet als verweerder en niet als eiser. Als men een regel in werking laat treden waarbij enkel aan de brieven van advocaten verjaringsstuitende werking wordt verleend, gaat men een discriminatie in het leven roepen. Iemand met eenzelfde probleem die zich niet wenst te laten bijstaan door een advocaat, heeft die mogelijkheid immers niet. Ik kreeg geen juridische verantwoording op de vraag waarom dit onderscheid wordt gemaakt. Het gevolg is dat rechtzoekenden verplicht zullen zijn een advocaat te raadplegen.
Op mijn vraag waarom de opmerkingen van de Raad van State over de aanvang van de termijnen niet werden overgenomen, kreeg ik noch van de regering noch van de indienster van het wetsvoorstel een antwoord.
De N-VA-fractie zal dan ook tegen dit wetsontwerp stemmen.
-De algemene bespreking is gesloten.
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5-145/12.)
De voorzitster. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp tot wijziging van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek teneinde aan de ingebrekestellingsbrief van de advocaat een verjaringsstuitende werking te verlenen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De heer François Bellot (MR). - Mijnheer de minister, u weet hoe precair de financiële toestand van onze gemeenten is. Meer dan de helft zou voor 2013 een begrotingstekort hebben. U weet ook hoe belangrijk de aanvullende belastingen op de personenbelasting voor de gemeenten zijn. Ze maken immers een aanzienlijk deel uit van de inkomsten van de lokale besturen.
In 2012 liep het inkohieren van de personenbelasting vertraging op. Dat is opmerkelijk, want de bedoeling van Tax-on-web is het inkohieren te bespoedigen en het systeem kent steeds meer succes. Door deze vertraging worden de opcentiemen van het federale niveau naar de gemeenten later doorgestort, met ernstige gevolgen voor de rekeningen en de begrotingen van de gemeenten. Volgens de Vereniging van Steden en Gemeenten zal het tekort voor de Waalse gemeenten voor 2012 oplopen tot 42 miljoen euro.
Dat betekent bijgevolg een groot gat in de gemeentebegrotingen, dat de gemeenten moeten dempen met dure kredieten om tegemoet te komen aan hun onmiddellijke liquiditeitsbehoeften.
De Hoge Raad van Financiën heeft nochtans al in 2011 gewezen op de vertraging bij het doorstorten van de opcentiemen op de personenbelasting. Intussen is er nog niets gebeurd om de toestand recht te trekken.
Zal het systeem worden aangepast om het probleem van de wisselende stortingen op te lossen? Wat denkt u van het voorstel, onder meer van de Hoge Raad van Financiën in het rapport van 2011, om een permanent systeem te ontwikkelen, waarbij vaste voorschotten aan de gemeenten worden gestort, zodat ze bij het opstellen van hun begroting op vaste bedragen kunnen rekenen?
Volgens de Hoge Raad van Financiën zijn administratieve wisselvalligheden één van de oorzaken van de vertraging. Klopt dat? Zijn er andere redenen voor de vertraging bij het inkohieren?
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - Het probleem dateert al van voor 2011. De vraag naar een permanent systeem voor vaste voorschotten aan de gemeenten is niet nieuw, want ze werd al in 1990 gesteld. Het stemt in elk geval niet overeen met de wens van de regionale en lokale besturen om meer verantwoordelijkheid te krijgen inzake personenbelasting. Deze vraag komt neer op het installeren van een dotatiesysteem. Ik begrijp uiteraard de bekommernis van de lokale besturen om op stabiele ontvangsten te kunnen rekenen, zodat ze hun financiële situatie beter kunnen beheren. Zij zijn trouwens niet de enige die dit standpunt verdedigen.
De federale overheid heeft sinds 2007 al heel wat inspanningen gedaan om de gemeentefinanciën te verbeteren.
Sinds het aanslagjaar 2007 worden de personenbelastingen sneller ingekohierd. In juli 2012 is men al gestart met de inkohiering voor het aanslagjaar 2012, terwijl men voor het aanslagjaar 2006 maar gestart is in december 2006. In vergelijking met vroeger hebben de gemeenten dus al verschillende maanden gewonnen.
Beweren dat er vertragingen zijn, is onbegrijpelijk, want de gemeenten beschikken vijf maanden eerder over de middelen voor de financiering van hun uitgaven. Dat is toch niet onbelangrijk in een budgettair moeilijke periode. De gemeenten kregen trouwens sinds 2007 elk jaar meer ontvangsten dan hun fiscale draagkracht.
Dat betekent dat de federale overheid meewerkt aan een snellere financiering dan vroeger.
Een versnelling gedurende een bepaald jaar heeft natuurlijk een impact op de ingevorderde ontvangsten van het volgende jaar. Wat in een bepaald jaar werd ontvangen, kan gedurende het volgende jaar niet meer worden ontvangen. De schommelingen in de ontvangsten die hierdoor ontstaan, zijn te wijten aan de fiscale realiteit en dus aan de financiële responsabilisering van de gemeenten, die voortdurend wordt gevraagd.
Als gevolg van die schommelingen en doordat voor het aanslagjaar 2012 de verdeling van de ingekohierde ontvangsten verschilde van die van 2011, waren de inkomsten van 2012 lager dan die van 2011. Maar, nogmaals, dat is het gevolg van het meerjarensysteem.
In de context van de wijziging van de wet op de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten zal het niet gemakkelijk zijn een systeem van vaste voorschotten in te voeren. Niet enkel de federale staat, maar ook de gewesten zullen immers verantwoordelijk zijn.
Rekening houdend met wat voorafging en gezien de huidige financiële toestand, is het volgens mij niet het moment om een systeem van vaste voorschotten in te voeren.
De heer François Bellot (MR). - Het probleem is dat het gewestelijk toezicht de bedragen die door het ministerie van Financiën worden meegedeeld als referentie neemt. Voor 2012 werd een bepaald bedrag aan alle gemeenten meegedeeld, maar eind november, begin december, heeft de Federale Overheidsdienst Financiën de dotaties voor 2012 herzien, waardoor een aantal gemeenten, onder druk van hun toezichthoudende overheid, hun begroting voor 2012 in allerijl moesten bijstellen.
Nu zegt men ons bij de Federale Overheidsdienst Financiën dat de bedragen die in 2012 niet werden ingevorderd, in 2013 geïnd zullen worden. In 2012 was er dus een probleem met de inkohiering. Ik ken het mechanisme voor het inhalen van de achterstand van de jaren voordien, maar in 2012 was er duidelijk een probleem van belastinginning.
Op het einde van het jaar werd aan de meeste gemeenten meegedeeld dat hun ontvangsten aanzienlijk lager zouden zijn. Die schommelingen hebben voor heel wat problemen gezorgd. Besturen is veel gemakkelijker als men kan rekenen op stabiele inkomsten.
De heer Guido De Padt (Open Vld). - Sedert meer dan een jaar worden een aantal lokale besturen door de belastingdiensten gecontroleerd. De controle behelst onder meer de mogelijke belastbaarheid in de rechtspersonenbelasting van een aantal gemeentelijke inkomsten, zoals standgelden op markten en kermissen, concessievergoedingen, leenrechten in de bibliotheek en retributies voor de inname van het openbaar domein door de horeca. Volgens de interpretatie van de controleurs van de FOD Financiën zou op een aantal van die inkomsten roerende voorheffing zijn verschuldigd.
De Open Vld is zich bewust van de mogelijke negatieve financiële gevolgen van deze controles voor de lokale besturen.
Er is niet alleen het financiële aspect, met vaak advocatenkosten, maar ook de enorme hoeveelheid werk, en dat niet alleen voor de lokale besturen, maar ook voor de fiscus zelf. Het gaat toch al snel over enkele duizenden tot tienduizenden euro per bestuur. Voor mijn eigen stad Geraardsbergen gaat het bijvoorbeeld om 25 000 euro per jaar. De fiscus wil vijf jaar teruggaan. Dat betekent dat Geraardsbergen meer dan honderdduizend euro roerende voorheffing verschuldigd zou zijn.
De plaats en het voorwerp van de controles en de jaren dat de fiscus teruggaat worden vaak lukraak gekozen. Er zit daar geen lijn in.
Er wordt geprobeerd in het belang van alle partijen een algemeen geldende oplossing te vinden.
Lokale besturen trekken intussen hun plan en ze nemen contact op met de belastingdiensten met de vraag geduld te oefenen. In dat geval zijn ze echter afhankelijk van de goodwill van de fiscus. Als de belastingen niet vrijwillig worden betaald, kunnen inbeslagnames volgen.
Dat is een zeer slechte evolutie. Onze steden en gemeenten kunnen nu al nauwelijks het hoofd boven water houden.
Het getuigt ook van weinig respect dat de federale overheid via belastingen de middelen van de lokale entiteiten afroomt.
De lokale besturen vrezen dat tegen de door de fiscale administratie aangehaalde motivering niets valt in te brengen en dat enkel een wetgevend initiatief een antwoord kan bieden.
Bevestigt de minister dat heel wat lokale besturen de afgelopen tijd door de belastingdiensten werden gecontroleerd, met als resultaat dat op een aantal gemeentelijke inkomsten roerende voorheffing zou zijn verschuldigd? In hoeveel en in welke gemeenten is dat gebeurd en over welke bedragen gaat het?
Klopt het dat het afgelopen jaar naar een oplossing werd gezocht? Wat is de stand van zaken? Kan de minister bevestigen dat de administratie er ondertussen op aandringt de voorgestelde regeling te aanvaarden? Is de vrees van de lokale besturen terecht dat enkel een wetgevend initiatief soelaas kan brengen? Hoe ziet een dergelijke regeling er volgens de minister dan precies uit?
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - Bij de bespreking van mijn beleidsnota in het Parlement heb ik erop gewezen dat de administratie een redelijke zekerheid moet kunnen bieden dat iedereen - burgers zowel als bedrijven - zijn verplichtingen nakomt met volle eerbiediging van de geldende regel- en wetgeving. Dat geldt uiteraard ook voor de openbare besturen. Daarom heeft de administratie in de uitoefening van een van haar kerntaken ook bij de lokale besturen fiscale controles gedaan. De administratie kon helaas binnen de korte termijn sinds deze vraag is ingediend, niet de gevraagde cijfers ter beschikking stellen. Vanuit zijn eigen ervaring als minister zal collega De Padt ongetwijfeld begrijpen dat dergelijke gegevens best via een schriftelijke vraag worden opgevraagd.
Overigens kan ik over individuele gevallen geen informatie geven. In het algemeen spitsen de controles zich toe op de inkomsten van lokale besturen die fiscaal als roerend inkomen worden beschouwd en die bijgevolg aan de roerende voorheffing zijn onderworpen. De desbetreffende fiscale bepalingen zijn van openbare orde en moeten in principe restrictief worden geïnterpreteerd. Dat betekent dat de lokale besturen de schuldenaar zijn van deze roerende voorheffing.
Bij een fiscale controle moet natuurlijk altijd rekening worden gehouden met de specifieke feitelijke en juridische gegevens van elk geval afzonderlijk. Ook moet de administratie zich houden aan de circulaires en instructies die ter zake zijn opgemaakt.
Het wetgevende initiatief waar de heer De Padt naar vraagt, komt eigenlijk neer op een vrijstelling van de roerende voorheffing voor de lokale besturen. Dat zou een impact hebben op de federale begroting. Een dergelijke maatregel is ook niet opgenomen in het regeerakkoord, dat de basis vormt voor het overleg over de financiering van de verschillende bestuursniveaus. Het initiatief houdt tevens het risico in dat de evenwichten tussen de federale entiteiten die nu in het regeerakkoord zijn vastgelegd, op losse schroeven komen te staan. Daarom vind ik het momenteel niet opportuun om een initiatief in die zin te nemen.
De heer Guido De Padt (Open Vld). - Het is heel begrijpelijk dat openbare overheden net zo min als gewone burgers graag belastingen betalen.
In dit geval heeft de federale overheid de taak de goede onderlinge verhoudingen tussen de verschillende overheden te bewaken. We zouden dan ook mogen verwachten dat ze er rekening mee houdt dat de gemeentebesturen voor de federale overheid heel wat taken uitvoeren. Ik denk bijvoorbeeld aan de uitreiking van de identiteitskaarten. De federale overheid zou dan ook enige goodwill aan de dag mogen leggen.
We lezen alle dagen in de kranten dat de gemeentebesturen, die het dichtst bij de burger staan, het vandaag zeer moeilijk hebben. In Geraardsbergen, mijn eigen stad, zijn de controleurs de voorbije jaren nooit langsgekomen. Nu deden ze dat plots wel en staan wij voor een uitgave van meer dan 100 000 euro, in oude Belgische franken toch nog altijd vier miljoen.
De voorzitster. - Het woord is aan de mevrouw Talhaoui voor een mondeling verslag.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), corapporteur. - Ik werd op het laatste nippertje aangewezen als corapporteur.
Het wetsvoorstel is oorspronkelijk ingediend door Guy Swennen c.s. Het beoogt de automatische verlenging van het geschiktheidsvonnis.
Internationale adopties nemen veel tijd in beslag. Daarom heeft de wetgever in 2009 en 2010 de duur van het geschiktheidsvonnis verlengd tot vier jaar, en werd bovendien de mogelijkheid tot verlenging van het vonnis voor een nieuwe termijn van twee jaar ingevoerd.
Die verlenging impliceerde echter een nieuwe gerechtelijke procedure. Om die procedure te vermijden en de kandidaat-adoptieouders zo heel wat frustratie te besparen, diende Guy Swennen samen met enkele andere senatoren het huidige wetsvoorstel in. Het beoogt een automatische verlenging van het geschiktheidsvonnis voor twee jaar indien de gezinssituatie niet is gewijzigd.
De discussies gingen over wat een "gewijzigde gezinssituatie" inhoudt. Onder andere collega Rik Torfs en collega's van de N-VA hebben op dat punt amendementen ingediend.
Een tweede discussiepunt ging over wie de gewijzigde gezinssituatie moet controleren: de adoptiedienst, de centrale autoriteit of de jeugdrechtbank?
Er werd ingegaan op de vraag of een marginale toetsing door de rechtbank wenselijk is.
Verder waren er enkele technische amendementen inzake het woordgebruik, in het bijzonder of in de Franstalige tekst "service" of "institution" moest worden gebruikt, waar in de Nederlandstalige tekst "dienst" wordt gebruikt.
Verder waren er vragen over de communautaire verschillen op het vlak van de adoptieprocedure.
Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen door de commissieleden. Als dit wetsvoorstel in de plenaire vergadering wordt aangenomen, zal dit een hele opluchting zijn voor adoptieouders.
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Ik dank de rapporteur voor haar verslag. Ik ben medeondertekenaar van het wetsvoorstel, maar heb helaas geen tijd gehad om de bespreking in de commissie bij te wonen.
Namens onze fractie wens ik mijn tevredenheid te uiten over het werk van de commissie, vooral met betrekking tot het antwoord op de niet altijd even makkelijke vraag wat een gewijzigde gezinssituatie inhoudt. De bevoegdheid in deze materie is deels federaal, en berust deels bij de gemeenschappen, wat per definitie niet gemakkelijk is.
Het belangrijkste is dat dit wetsvoorstel tegemoetkomt aan een vraag van heel veel kandidaat-adoptieouders. Het Verdrag van Den Haag heeft de internationale adoptie vergaand geregeld. Dat is een goede zaak in de strijd tegen kinderhandel, maar stelt tegelijkertijd veel eisen aan de adoptieouders: ze moeten een hele procedure doorlopen, een door de Gemeenschap georganiseerde opleiding volgen en er volgt een maatschappelijk onderzoek - dat in Vlaanderen door de Centra voor Algemeen Welzijnswerk wordt georganiseerd. Die procedure is zwaar voor kandidaat-adoptieouders. Het is onmenselijk te eisen dat ze na twee of drie jaar die hele procedure moeten overdoen. Ik ben dus heel blij met de voorgestelde regeling. Ik zal mijn petje in het Vlaams Parlement gebruiken om erop toe te zien dat de Vlaamse centrale autoriteit dit wetsvoorstel mee ondersteunt en uitvoert.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Mijn dank gaat ook uit ook naar mevrouw Vogels die de materie als gewezen minister van Welzijn zeer goed kent.
In de commissie werd gesuggereerd om de adoptieprocedure te evalueren. Wellicht moeten we dat ook in Vlaanderen doen zodat we die procedure wat lichter kunnen maken voor de kandidaat-adoptieouders.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5-1146/4.)
De voorzitster. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetvoorstel houdende aanvulling van artikel 1231-33/1 van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een automatische verlenging van de termijn van geschiktheid.
-De artikelen 1 tot 5 worden zonder opmerking aangenomen.
-De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - In aanwezigheid van de staatssecretaris is vandaag het derde jaarboek over armoede en sociale uitsluiting in België voorgesteld. De onderzoekers nemen in het jaarboek geen blad voor de mond; ze confronteren ons nogmaals met cijfers die dwingen tot actie. Zowat 15,3% van de Belgen leeft onder de armoederisicogrens. Voor de eenoudergezinnen loopt dat percentage op tot 38,5% en voor de ouderen tot 20,2%. Welzijnszorg heeft de armoede bij ouderen overigens als jaarthema voor zijn werking gekozen. Tot slot leven ook 25,4% van de laaggeschoolden onder de armoederisicogrens.
De jongeren blijken een van de nieuwe risicogroepen te vormen: 18,5% van de jongeren leeft in armoede. Vooral de kwetsbare positie van werkloze jongeren baart me zorgen. De jongerenwerkloosheid stijgt steeds meer, terwijl werk nochtans een van de belangrijkste hefbomen is om uit de armoede te blijven of te geraken. Ook steeds meer studenten doen een beroep op het OCMW voor een leefloon. Kinder- en jongerenarmoede is nochtans een van de prioriteiten van zowel de federale regering als van de regionale regeringen.
Daarom had ik graag van de staatssecretaris vernomen welke acties ze overweegt om de armoede bij jongeren aan te pakken? Welk beleid wil ze voeren om samen met de minister van werk, Monica De Coninck, armoede bij jongeren en meer bepaald bij werkloze jongeren te bestrijden?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Het federale plan Armoedebestrijding, dat 118 acties omvat, werd voorgesteld in samenwerking met de minister van Werk en wordt thans uitgevoerd. Toen deze vraag mij vanochtend bereikte, had ik net een toespraak gehouden op het colloquium waar het jaarboek Armoede en sociale uitsluiting in België van 2012 werd voorgesteld.
Kinderen en jongeren zijn een zeer kwetsbare groep; de cijfers over het armoederisico zijn ons allen bekend. Vanmorgen bleek tijdens het colloquium dat België Europees gezien in de wat betere middelmoot zit inzake kinderarmoede en dat in heel wat landen rondom ons de afgelopen jaren de kinderarmoede toenam. We kunnen echter niet op onze lauweren rusten, integendeel! Er is nog werk aan de winkel. Het is belangrijk armoede zo vroeg mogelijk in iemands leven aan te pakken.
Ik wens de rol van de OCMW's als lokale regisseur inzake armoedebestrijding aan te stippen. Zij hebben heel wat instrumenten in handen om jongeren uit de armoede te halen en hen naar een job te leiden. In het kader van het recht op maatschappelijke integratie ontvingen vorig jaar ongeveer 17 000 studenten een leefloon. Dat cijfer is de jongste jaren gestegen. Dat zijn allemaal jongeren die op die manier de mogelijkheid krijgen om een diploma te behalen en die zo hun kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk kunnen vergroten. De begeleiding naar werk kan door een OCMW worden gedaan of door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Mijn collega van Werk doet hiervoor belangrijke stappen en ik werk met haar samen om het beleid inzake armoede te versterken, vooral op het vlak van activering.
Zo heeft de minister van Werk samen met de gewesten een stagesysteem in ondernemingen uitgewerkt voor jonge werkzoekenden met hoogstens een diploma secundair onderwijs. Jongeren kunnen tijdens hun beroepsinschakelingstijd een eerste werkervaring opdoen of bepaalde vaardigheden die ze niet of onvoldoende hadden, bijspijkeren. Ze krijgen hiervoor een toelage die overeenkomt met het gemiddeld bedrag van de inschakelingsvergoeding, aangevuld met een vergoeding door de stagemeester.
Aanvullend op dit systeem heb ik een koninklijk besluit uitgewerkt dat ervoor zorgt dat de 200 euro stagevergoeding voor de schoolverlaters met een leefloon die een dergelijke stage volgen, niet in mindering gebracht wordt van hun leefloon. Ze krijgen dus een positieve incentive. Dit koninklijk besluit zal op zeer korte termijn worden ingevoerd; de Raad van State heeft al een advies uitgebracht.
Ik verwijs ten slotte nog naar de partnerschapsovereenkomsten die OCMW's met de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en/of één of meer door die dienst erkende partners kunnen sluiten om een gerechtigde te begeleiden naar een tewerkstelling op de reguliere arbeidsmarkt. Het OCMW kan een financiële tussenkomst van 500 euro ontvangen indien er een begeleiding is van ten minste honderd uur. Het koninklijk besluit van 8 oktober 2012, koninklijk besluit 500 genoemd omdat het om 500 euro gaat, is op 4 november jongstleden in werking getreden en zorgde voor een administratieve vereenvoudiging. Hierdoor kan deze maatregel nu frequenter worden toegepast om OCMW-gebruikers en dus ook de jongeren te begeleiden naar een job.
Dit zijn enkele van de vele maatregelen. Ik kan ze hier niet alle 118 acties opsommen.
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoord. Ik merk dat er inderdaad al een aantal maatregelen op kruissnelheid zitten, maar elke jongere die in armoede leeft, is er één te veel. Het werk is dus nog niet af, vooral omdat we, ook in ons nationaal hervormingsprogramma, ambitieuze doelstellingen tegen 2020 hebben opgenomen. Ik hoop dat de staatssecretaris voortgaat op de ingeslagen weg. Hopelijk wordt niet verder bespaard op de maatregelen die belangrijk zijn voor de jongeren die in armoede leven.
De heer Wilfried Vandaele (N-VA). - Op de nieuwjaarsreceptie van Belgacom haalde topman Didier Bellens zwaar uit naar de Belgische politiek. Die knijpt volgens Bellens de bedrijven dood en dat is volgens hem ook het beeld dat het buitenland van ons land heeft. Dat vind ik een delicate uitspraak voor een uitzonderlijk goed betaalde CEO van een bedrijf waarvan de overheid nog steeds meerderheidsaandeelhouder is.
Verschillende politici betreurden die uitspraak. Vlaams minister-president Peeters zei zelfs dat het allicht de voorkeur verdient Belgacom te regionaliseren. In antwoord op mijn vraag in het Vlaams Parlement over de uitspraak van Didier Bellens zei de minister-president van oordeel te zijn dat een deel van de Belgacomaandelen perfect naar de gemeenschappen en gewesten kunnen worden doorgeschoven. Naar eigen zeggen wil hij het debat over de rol van de regio's in Belgacom graag voeren naar aanleiding van de nakende hersamenstelling van de raad van bestuur.
De minister heeft volgens de pers de heer Bellens vandaag op het matje geroepen. Ik ben benieuwd te horen of hij met hem een vruchtbaar gesprek heeft gehad, maar ik ben nog nieuwsgieriger naar zijn reactie op het voorstel van minister-president Peeters om Belgacom te regionaliseren.
De heer Jean-Pascal Labille, minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. - Zoals ik onmiddellijk heb laten blijken, vond ik de uitlatingen van de CEO van Belgacom van vorige dinsdag erg schokkend en onaanvaardbaar. Ik heb er dan ook meteen publiekelijk op gereageerd en heb de heer Bellens op mijn kabinet uitgenodigd voor een gesprek over zijn uitlatingen.
Belgacom is een autonoom overheidsbedrijf. De wet van 21 maart 1991 is duidelijk over de rol van de bevoegde minister en de Ministerraad. Zo moeten de bestuursorganen van het bedrijf de CEO evalueren.
In mijn gesprek met de heer Bellens heb ik erop gewezen dat zijn uitlatingen het imago van het bedrijf en van ons land hebben geschaad. Hij zei het te betreuren dat zijn uitspraken schokkend of beledigend overkwamen. We zijn overeengekomen dat het in de economisch moeilijke situatie waarin het land zich bevindt, het cruciaal is zich te concentreren op de ontwikkeling van Belgacom en op zijn sociaaleconomische rol in het land. Dat is voor mij alleszins het belangrijkste. In dat opzicht denk ik niet dat de regionalisering van Belgacom, waarnaar Vlaams minister-president Peeters verwees, enige meerwaarde kan bieden.
De heer Wilfried Vandaele (N-VA). - De gemeenschappen zijn bevoegd voor de televisie- en radio-omroepen. De federale overheid daarentegen is bevoegd voor de telecommunicatie. De praktijk leert nochtans dat het onderscheid tussen omroep en telecommunicatie volslagen achterhaald is. Die twee komen dichter bij elkaar. Vandaar dat een overheveling van bevoegdheden op dat gebied naar de gemeenschappen zeker nodig is.
De minister ziet absoluut geen meerwaarde in een regionalisering van Belgacom. Gisteren heeft evenwel de minister-president Peeters in het Vlaams Parlement verklaard: "Het interessante debat moet worden gevoerd. Hoe gaan we om met de participaties van de federale overheid waar Vlaanderen mogelijks interesse in heeft?"
De Vlaamse minister-president wil dus graag het debat met de minister voeren. Is hij van zijn kant daartoe bereid?
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Ik besef dat de minister nog maar pas is aangetreden en dat de Senaat niet bevoegd is voor de begroting. Dat belet niet dat ik uiting wil geven aan de ongerustheid van een aantal ngo's en ontwikkelingsorganisaties.
In september-oktober 2012 werden de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking bevroren. Concreet kon meer dan 400 miljoen euro aan geplande middelen niet meer worden uitgegeven. Dat had zeker effecten op de bilaterale landenprogramma's en de humanitaire hulp.
Voor het pas begonnen begrotingsjaar zou er volgens documenten van de Kamer 100 miljoen euro bespaard worden op ontwikkelingssamenwerking. Oorspronkelijk was gemeld dat de ngo's daarvan weinig of niets zouden merken; de regering zou vooral besparen op de niet-bestede middelen van de BTC en op de multilaterale hulp. De beslissing is genomen en wordt nu uitgevoerd. Maar wat betekent ze in de praktijk en welke keuzes maakt de regering?
Ngo's zoals Dokters van de wereld spreken al van een catastrofe door het wegvallen van eerder toegezegde middelen. Vooral de multilaterale hulporganisaties binnen de Verenigde Naties zijn enorm geschrokken van de Belgische inkrimping. Binnen de WHO signaleert men mij dat een aantal projecten abrupt moet worden afgebroken; de WHO zelf valt terug van een bijdrage van ons land van 8,7 miljoen euro in 2012 naar 5,65 miljoen euro in 2013. Het Global Fund to fight AIDS, tuberculosis and malaria kent bijna een halvering van de Belgische middelen, namelijk van 21 miljoen naar 11,55 miljoen. Ook Unicef en het UNDP moeten het met tien miljoen minder doen.
Welke concrete effecten had de bevriezing van de middelen einde 2012 op lopende initiatieven inzake ontwikkelingssamenwerking?
Op basis van welke criteria behoudt de minister de eerdere initiatieven ten behoeve van de ngo's, de bilaterale en multilaterale samenwerking?
Kunnen de waardevolle multilaterale initiatieven van bijvoorbeeld de WHO toch nog de oorspronkelijk gebudgetteerde middelen krijgen door binnen de begroting van uw departement de besparingen te verschuiven naar niet-operationele projecten?
De heer Jean-Pascal Labille, minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. - Een aantal multilaterale organisaties was ervan op de hoogte dat de Belgische bijdrage in 2012 wegens budgettaire beperkingen zou bevriezen. Ze zijn zich bewust van de huidige economische realiteit van de donoren. In 2013 verkrijgen ze ter compensatie een bijdrage gelijk aan de bijdrage die ze in 2012 zouden ontvangen, verhoogd met 30%. Die compensatie zal de bevriezing van de bijdrage in 2012 kunnen verzachten. Voor de andere multilaterale partnerorganisaties zal de Belgische bijdrage in 2013 afnemen.
De bevriezing van de subsidies heeft geen gevolgen gehad voor de structurele programma's van de ngo's. Sommige interventies van humanitaire ngo's werden echter uitgesteld tot 2013. In het slechtste geval moest de gouvernementele samenwerking door de bevriezing eind 2012 nieuwe interventies uitstellen. Die dossiers worden vanaf begin 2013, naargelang de urgentie, opnieuw ingediend.
De lopende uitgaven kwamen niet in het gedrang, aangezien de BTC die financiert op haar budget operationele kosten. Die operationele kosten worden jaarlijks in vier schijven gestort aan de BTC.
De besparing op de operationele kosten van de BTC in 2013 heeft evenmin dramatische gevolgen. De BTC wordt immers geconfronteerd met een aanzienlijke vertraging in de uitvoering van de projecten. Dat komt onder meer door de veiligheidsproblematiek in West-Afrika, de vertraging in het opstarten van de programma's in de DRC en Rwanda en de wetswijziging inzake nationale uitvoering die pas midden 2012 werd goedgekeurd.
Op het gemengd beheerscomité van 22 november 2012 zijn de BTC, de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en de beleidscel Ontwikkelingssamenwerking overeengekomen het bedrag van de operationele kosten voor 2013 te beperken tot 200 miljoen euro. De begroting die de raad van bestuur van 17 december 2012 heeft goedgekeurd, is conform die beslissing en het bedrag ingeschreven in het ontwerp van uitgavenbegroting 2013.
De bijdragen aan onze partnerorganisaties voor de multilaterale samenwerking zijn de laatste jaren gestegen. Wanneer de begroting onder druk staat, verminderen vooral die bijdragen. De besparingen viseren niet een of andere organisatie in het bijzonder. Ze slaan op de grote meerderheid van de partnerorganisaties. Dat was een moeilijke oefening. Er werd rekening gehouden met de relatieve grootte van de Belgische bijdrage in het totaal van de middelen die de donorgemeenschap aan die organisaties geeft. Het spreekt vanzelf dat bijvoorbeeld de impact van een vermindering van de bijdrage van België op een totaal UNDP-budget van 5 miljard dollar minder groot is dan voor een organisatie met een veel beperkter budget.
De grote meerderheid van de bijdragen aan de multilaterale samenwerking steunt de operationele activiteiten. Daarom is het niet relevant om de voorziene besparingen op de vrijwillige bijdragen aan de VN-organisaties naar andere budgettaire allocaties van het multilaterale budget over te dragen.
De gezondheidssector blijft echter een prioriteit voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Op het ogenblik is België in twaalf van de achttien partnerlanden actief in de gezondheidssector. Voor 2013 wordt op multilateraal vlak het budget voor UNAIDS verhoogd om gedeeltelijk de bezuinigingen van 2012 te compenseren, terwijl de basisallocaties van andere partnerorganisaties evenredig worden verminderd.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord. Ik ben blij dat de gezondheidsprogramma's een prioriteit blijven voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Ik ben ook blij dat de minister onze multilaterale verplichtingen inzake de uitvoering van programma's ook zal blijven nakomen. Hij sprak zelfs van een verhoging met 30%. We moeten besparen, daar kan de minister ook niets aan doen. Ik vind het alleen jammer dat, nu de post-2015-agenda voor de millenniumdoelstellingen dit jaar op alle internationale fora uitgebreid aan bod komt, ons ontwikkelingsbudget en dat van andere landen daalt door de internationale crisis, terwijl de armoede nog toeneemt. Ik hoop echt dat we er samen met de minister alles aan zullen doen om armoede-, alfabetiserings- en andere projecten te blijven ondersteunen.
De voorzitster. - De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, antwoordt.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Onlangs meldde de minister van Binnenlandse Zaken dat de politie drastisch moet besparen. Niet alleen moet de topzware structuur inkrimpen, ook moeten bepaalde taken, zoals de bescherming van ambassades en de beveiliging van de koninklijke domeinen, door andere instanties, zoals het leger, worden ingevuld.
De minister van Landsverdediging reageerde hierop eerder verbaasd. Hij verklaarde de voorbije dagen dat hij niet echt op de hoogte was van deze plannen en dat ons leger niet in staat is die taken erbij te nemen, zeker niet nu het defensiepersoneel drastisch wordt ingekrompen.
Het is op zijn minst opmerkelijk dat een dergelijk plan wordt "gedropt" zonder dat binnen de regering vooraf overleg is gepleegd.
Hoe evalueert de minister van Landsverdediging het idee om bepaalde taken van de politie naar het leger over te hevelen?
In het regeerakkoord wordt gestipuleerd dat naar oplossingen wordt gezocht om de politie te bevrijden van bepaalde operationele taken, zoals de bewaking van de ambassades, zodat ze zich meer op haar kerntaken kan concentreren. Is het volgens de minister van Landsverdediging uitgesloten dat het leger bepaalde taken overneemt?
In welke fase zitten de gesprekken tussen het kabinet van de minister van Landsverdediging en dat van de minister van Binnenlandse Zaken over de uitvoeringsmaatregelen voor de overgang van het personeel?
Ik hoop op een duidelijk antwoord, misschien met extra elementen in vergelijking met het antwoord dat de minister in de Kamer gaf.
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Zoals de minister van Defensie gisteren in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft verklaard, beschikt hij niet over de concrete plannen van Binnenlandse Zaken. Ik kan dus enkel herhalen wat minister De Crem gisteren in de commissie heeft gezegd.
Net zoals de senatoren heeft ook hij de optimalisatieplannen van de politie in de kranten gelezen. Wat die nieuwe maatregelen ook mogen inhouden, er bestaat nu al een samenwerking tussen de politie en het leger. Daarover werden in het verleden twee protocolakkoorden gesloten.
In dat kader ontmoet minister De Crem regelmatig zijn collega van Binnenlandse Zaken, mevrouw Milquet. Een aantal punten die in de pers werden vermeld, werden reeds door beide kabinetten besproken. Die gesprekken hadden tot doel de stand van zaken op te maken van enkele punten, zoals de beveiliging van nationale en internationale strategische plaatsen en gevoelige infrastructuur. Voorbeelden hiervan zijn de koninklijke domeinen en residenties, de parlementen, de ambassades en de zetel van de NAVO.
Ook is gesproken over de uitvoeringsmaatregelen voor de overgang van personeel tussen defensie en politie in het kader van de mobiliteit, zoals bepaald bij de invoering van het statuut "beperkte duur". De creatie van dat statuut is opgenomen in het regeerakkoord. De gesprekken lopen nog en hebben vooralsnog niet tot concrete maatregelen geleid.
De minister van Landsverdediging is uiteraard een voorstander van elke maatregel die de werking van de openbare diensten in de brede zin van het woord verbetert. De werking van een dienst optimaliseren ten nadele van een ander departement, kan toch niet de bedoeling zijn.
Tot slot benadrukt de minister dat hij de transformatie van Defensie al heeft gerealiseerd. In totaal werden al 8000 plaatsen geschrapt en in deze regeerperiode zullen nog eens 2000 betrekkingen verdwijnen. Er zijn omvangrijke budgettaire besparingen gerealiseerd zonder de opdrachten van de krijgsmacht in het gedrang te brengen en vooral zonder een externe dienst met de lasten van de transformatie op te zadelen.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Uit het antwoord leid ik af dat de minister van Landsverdediging helemaal geen ruimte ziet om sommige beveiligingstaken van de politie over te nemen. Ik roep de regering dan ook op tot een betere verstandhouding. Desgevallend kunnen ook de beide federale assemblees hun licht over de zaak laten schijnen.
De voorzitster. - De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten antwoordt.
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). - In februari 2012 besliste de Amerikaanse minister van Defensie om veiligheidsredenen en om budgettaire redenen 65 C-130 Hercules toestellen af te stoten voor 2017.
Ons leger heeft nog 11 exemplaren van dat vliegtuig. Deze vliegtuigen hebben ons land en hulpbehoevende bevolkingsgroepen wereldwijd grote diensten bewezen. Nu beantwoorden deze toestellen echter niet meer aan de vereisten van een moderne militaire vloot. Na 41 jaar dienst en niettegenstaande permanente aanpassingen en moderniseringen hebben onze piloten de jongste jaren heel wat gebreken vastgesteld. Sinds 2000 waren er wereldwijd ernstige incidenten, met soms dramatische menselijke gevolgen.
Ook bij ons had de pers het over een reeks vliegincidenten, waarbij piloten verklaarden dat ze voor hun veiligheid vreesden. Deze vliegtuigen zullen naar het schijnt tegen 2018 vervangen worden door toestellen van EADS.
Deelt de minister deze vaststellingen? Zo ja, welke maatregelen zal hij nemen om ervoor te zorgen dat de veiligheid van onze piloten en het goed onderhoud van deze toestellen tot aan hun vervanging worden gegarandeerd?
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Ik lees het antwoord van de minister van Defensie, die momenteel met opdracht in het buitenland is.
De meest recente cijfers over de werking van onze C-130's voor 2012 zijn de volgende. In totaal werden vanuit Melsbroek of vanuit Deployed Operating Bases 1804 opdrachten voor de Belgische C-130's gepland. Er waren 69 ground aborts en 16 in-flight aborts. Dat betekent dat 95% van de vluchten zonder problemen zijn verlopen.
De C-130's hebben natuurlijk een respectabele leeftijd. In 2001 werd beslist de C-130 vloot te vervangen door toestellen van het type A400M. Het eerste vliegtuig zal in 2019 geleverd worden. Er is dus een tijdspanne van achttien jaar tussen de beslissing van de toenmalige regering en de eerste levering.
Aangezien de Belgische troepen in heel wat operaties over de hele wereld ingeschakeld zijn, worden de C-130 toestellen nog steeds veel gebruikt.
Een verhoogde inzet zal gedeeltelijk voor rekening zijn van de partnerlanden in het kader van de EATC (European Air Transport Command) en in het kader van wat gewoonlijk de Pooling & Sharing wordt genoemd.
Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de onderhoudscontracten van deze toestellen om de veiligheid van het personeel, de passagiers en het vervoerde materiaal te garanderen.
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). - Ik ben blij dat men zich van de ernst van het probleem bewust is.
Ik hoop dat het leven van onze piloten niet meer in gevaar zal worden gebracht.
De heer Ahmed Laaouej (PS). - Mijn vraag heeft te maken met de demotivering van de federale ambtenaren. Er is trouwens een nationale betoging van het gemeenschappelijk vakbondsfront aangekondigd op 7 februari eerstkomend.
De representatieve vakbonden van de federale ambtenaren roepen op tot betogen om te protesteren tegen het gebrek aan overleg, dat tot talrijke slechte beslissingen leidt.
In zijn algemene beleidsnota kondigt de minister aan dat 2013 het jaar van de kentering van het loopbaansysteem zal zijn als logisch gevolg van de wijziging van het evaluatiesysteem van de federale ambtenaren.
Het koninklijk besluit betreffende de inschrijvingen voor de gecertificeerde opleidingen is genomen en werd in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Dat besluit wekt ongerustheid bij de federale ambtenaren. Het was nochtans niet de bedoeling te besparen, maar een loopbaansysteem te vervangen door een ander, dat volgens de minister meer motiverend is, met respect voor het meerderheidsakkoord waarin staat: "De regering moet een motiverend loopbaanbeleid voeren (met inbegrip van de evaluatie). Ze moet ook een leeftijdsbewust personeelsbeleid voeren dat rekening houdt met het diversiteitsaspect." En verder: "De federale regering moet blijven investeren in haar aantrekkelijkheid als werkgever en in een modern beheer van de human resources."
In eerste instantie wens ik dat de minister de ambtenaren kan geruststellen. Immers, volgens de informatie waarover ik beschik zou het OFO al ongeveer 27 000 inschrijvingen hebben ontvangen. Kan de minister dat cijfer bevestigen en verzekeren dat iedereen die zich heeft ingeschreven voor de uiterste inschrijvingsdatum wel degelijk het recht heeft de gecertificeerde opleiding te volgen en bijgevolg kan genieten van de premie voor competentieontwikkeling die daaraan verbonden is? Hoeveel ambtenaren zullen worden uitgenodigd de opleiding in 2013 te volgen?
De omvang en de inhoud van de hervorming van de loopbaan van de federale ambtenaren is uiterst belangrijk, zowel voor de ambtenaren als voor een betere werking van onze openbare diensten. Dit dossier moet de vereiste prioriteit krijgen.
Wanneer zullen de personeelsleden uitsluitsel krijgen over hun lot? Wanneer zullen ze worden geïnformeerd over de manier waarop ze in de nieuwe loopbaanstructuur zullen worden ingepast? Kan de minister ons al de hoofdlijnen van de nieuwe loopbaan geven, waarvan ik hoop dat de ambtenaren ze zullen goedkeuren? Rekening houdend met de diversiteit van de situaties zal de minister het met me eens zijn dat een ruim voorafgaand overleg met alle betrokken partijen nodig is. Ik denk daarbij aan de representatieve vakorganisaties.
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Het OFO heeft inderdaad 27 000 inschrijvingen voor de gecertificeerde opleidingen ontvangen.
In overeenstemming met de beslissing van de Ministerraad op het begrotingsoverleg, bevestig ik dat iedereen die is ingeschreven voor de uiterste inschrijvingsdatum, wel degelijk het recht zal hebben de opleiding te volgen en de eraan verbonden competentiepremies te genieten.
De Ministerraad heeft ook beslist het systeem van de premies voor de competentieontwikkeling te vervangen door een nieuw systeem dat op 1 januari 2014 in werking treedt.
Wat de toekomstige loopbaan van de federale ambtenaren betreft, ben ik van plan het ontwerp van koninklijk besluit inzake de invoering van de nieuwe loopbaan op de agenda te zetten tijdens het eerste trimester van dit jaar.
Het overleg met de vakbonden is reeds gestart. De vergaderingen hebben elke woensdag om 10 uur plaats. De krachtlijnen van dat overleg zijn: integratie van de evaluatie die samenhangt met de doelstellingen inzake prestaties, ontwikkeling of opleiding in de loopbaan, en invloed van de evaluatie op de snelheid van de loopbaan; in de evaluatie rekening houden met elementen zoals klantvriendelijkheid, collegialiteit en mobiliteit; meer tussenstappen in de loopbaan; vlottere overgang van het ene niveau naar het andere; geen evolutie in de loopbaan die enkel gebaseerd is op de anciënniteit; het openstellen van de loopbaan voor contractuelen.
De heer Ahmed Laaouej (PS). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Ik wil alleen maar zeggen dat de federale ambtenaren het beu zijn. Ik verzoek de minister daar aandacht voor te hebben want als het ongenoegen blijft voortduren, kan dat gevolgen hebben voor de werking van de openbare dienst.
Ik vraag de minister erop toe te zien dat de beslissing van het begrotingsoverleg volledig wordt uitgevoerd en dat alle ambtenaren die zijn ingeschreven, de proef kunnen afleggen. Ik geloof niet dat ik een precies antwoord heb gekregen op de vraag over het aantal inschrijvingen voor 2013, maar ik zal er in ieder geval op toezien dat die ambtenaren niet benadeeld worden.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ruim 200 000 mensen zijn actief in de horecasector: zelfstandigen, deeltijdse en voltijdse werknemers, maar ook occasionele werknemers en studenten. Heel wat mensen die weinig of niet geschoold zijn vinden er een job of een bijverdienste. Het geld dat ze in de sector verdienen, komt opnieuw in het economisch circuit en meestal meteen. De horecasector vervult ook een sociale rol, brengt mensen bij elkaar en geeft ons land daardoor een eigen karakter.
Ik ben nogal geschokt door de uitspraken van sommige vertegenwoordigers van de horecasector, die beweren dat er te veel horecazaken zijn in het land en dat de sector moet worden uitgezuiverd.
Via de media heb ik gehoord dat de staatssecretaris me bijvalt en toegeeft dat het voor sommige horecabedrijven volgens de vigerende regels onmogelijk is om rendabel te zijn. Ik verheug me over die uitspraak. De vraag is dan hoe dat probleem aan te pakken.
Zal er voor de horecasector een regelgevend kader worden gecreëerd en zullen de lasten worden verminderd zodat rendabiliteit mogelijk is?
Als er geen nieuw aangepast kader komt, dan vrees ik dat we in de toekomst zes euro zullen moeten betalen voor een biertje te drinken in een of andere keten. Dat stemt echter niet overeen met het beeld dat ik heb van de horecasector.
Ter compensatie van de invoering van de geregistreerde kassa en de "verwitting" van de sector stelt de staatssecretaris voor zo een 10 procent van de BTW-opbrengst weer in de sector te injecteren. Het is wel wat, maar mijn vraag is of dat wel voldoende is om de sector overeind te houden.
Graag kreeg ik dan ook een antwoord op volgende vragen.
Vindt de staatsecretaris dat het geregistreerde kassysteem kan worden ingevoerd zonder bijkomende maatregelen, die in mijn ogen nodig zijn om de sector rendabel te maken?
Is het niet beter het kasregister gefaseerd in te voeren? Dus in 2014 starten met de grote zaken die al in grote mate overgeschakeld zijn op het nieuwe systeem en in 2015 met de kleinere zaken nadat er ervaring is opgebouwd.
Vandaag zijn heel wat horecazaken niet rendabel. Als men niet gefaseerd te werk gaat en er geen bijkomende omkaderingsmaatregelen komen dan zullen nog meer zaken failliet gaan, en dat kan toch de bedoeling niet zijn.
De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude. - Ik dank de heer Daems voor deze vraag, die symbool kan staan voor veel discussies die over de horecasector gevoerd worden. In de horecasector bedraagt de loonkost vaak meer dan 50% van al de werkingskosten.
De nieuwe kassa kan inderdaad niet ingevoerd worden zonder flankerende maatregelen. Voor alle duidelijkheid, de sp.a maakte geen deel uit van de regering toen de maatregel werd afgesproken. Intussen hebben de zes regeringspartijen beslist om de sector met bijkomende maatregelen te ondersteunen. Voor de horecasector blijkt dat niet genoeg te zijn.
Voor de regering is de voornaamste vraag of we onze diverse, kwaliteitsvolle horecasector in stand willen houden. Ons land telt veel horecazaken vergeleken bij andere landen. België telt honderden horecazaken meer dan Nederland, voor een kleinere bevolking. Welnu, het antwoord op de vraag of we die sector in stand willen houden, is positief.
Het belang dat de regering aan de sector hecht blijkt uit de opeenvolgende steunmaatregelen die al werden genomen. Allereerst zijn er de maatregelen over de gelegenheidsarbeid en de contractuele arbeid. Los van de timing voor de nieuwe kassa, worden de maatregelen op de gelegenheidsarbeid in elk geval dit jaar ingevoerd. Die maatregelen houden in dat de belasting vooraf wordt vastgesteld, dat de kosten voor de werkgever zullen dalen en dat de werknemers netto meer zullen overhouden.
Mijn collega van Financiën, die mij op de hoogte houdt over de timing van de invoering van de nieuwe kassa, laat me weten dat de budgetten die dit jaar al voorhanden zijn om de bedrijven te ondersteunen, ook behouden blijven bij de invoering van de nieuwe kassa.
Door de startdatum te verschuiven naar 2014, hebben we wat extra tijd om met de sector over bijkomende maatregelen te overleggen, wat niet evident is met een sector die een complex gegeven is. De personeels- en loonkosten variëren enorm al naargelang de omvang van het horecabedrijf. Een klein café is niet te vergelijken met een groot restaurant. Zo moet voor elk type worden nagegaan wat de impact is van de gelegenheidsarbeid, van de korting op de contracten, van de bijkomende beslissingen rond de overuren enzovoort.
Ik begrijp dat sommigen een compenserende injectie van 10% in de sector te weinig vinden, maar toch ben ik tevreden dat die beslissing is genomen. Het nieuwe uitgangspunt is alleszins dat we met de sector willen samenwerken en dat we willen dat er geld terugvloeit naar de sector. De regering denkt aan een compensatie via de overuren omdat restaurants met veel personeel de overuren als bijkomend probleem aanhalen.
Ook die maatregel zal wellicht nog niet genoeg zijn, maar wees gerust: we hebben nog tijd om een pakket van bijkomende maatregelen uit te werken om de goed draaiende ondernemingen te ondersteunen. Ik verwijs daarmee naar wat de sector zelf zegt, namelijk dat sommigen niet zo goed bezig zijn en zelfs voor oneerlijke concurrentie zorgen. Wie te goeder trouw is, heeft er door samenwerking met de overheid belang bij te `verwitten'. Veel horecaondernemers zijn vragende partij voor `verwitting' als het voor hen op een rendabele manier kan. Een deel van het loon wordt meestal op vraag van het personeel in het zwart betaald om het verschil tussen het bruto- en nettoloon kleiner te maken.
Kortom, de begeleidende maatregelen ter ondersteuning van de sector moeten er komen vóór de invoering van de nieuwe kassa en zullen al gedeeltelijk worden opgestart voor de invoering van die kassa.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik ben uitermate tevreden met het antwoord van de minister. Hij bevestigt dat er maar een controlemechanisme kan worden ingevoerd, dus ook een geregistreerd kassysteem, als bedrijven daarbij rendabel kunnen blijven. Ik onthoud dat de minister zegt dat de invoering van het geregistreerd kassysteem gepaard moet gaan met flankerende maatregelen. Ik neem me dan ook voor in de commissie terug te komen op de concrete aspecten daarvan.
Tenslotte denk ik dat in de toekomst niemand graag zes euro zal willen betalen voor een pint. Laten we het toch gezellig houden in België!
De voorzitster. - De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Frans Vanderborght, eresenator.
Uw voorzitster heeft het rouwbeklag van de vergadering aan de familie van ons betreurd gewezen medelid betuigd.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 51
Voor: 35
Tegen: 12
Onthoudingen: 4
De heer Ahmed Laaouej (PS). - Ik wilde voorstemmen.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het werd opnieuw geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 2
Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen.
-Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
De voorzitster. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:
Donderdag 7 februari 2013 om 15 uur
Actualiteitendebat en mondelinge vragen.
Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot wijziging van boek II, titel 1ter van het Strafwetboek; Stuk 5-1905/1 tot 3. [Pro memorie]
Toe te voegen: Wetsvoorstel tot wijziging van artikelen 137 en 138 van het Strafwetboek, teneinde de strijd tegen het terrorisme op te voeren (van de heer Richard Miller en mevrouw Christine Defraigne); Stuk 5-1655/1.
Inoverwegingneming van voorstellen.
Vanaf 17 uur:
Geheime stemming over de voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (N) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State.
Geheime stemming over de voordracht van kandidaten voor het ambt van staatsraad (F) bij de Raad van State.
Naamstemming over het afgehandelde wetsontwerp in zijn geheel.
-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.
De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 7 februari om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 17.15 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de dames Maes en Vermeulen, de heren Broers, De Gucht en Torfs, om gezondheidsredenen, mevrouw Khattabi en de heer Anciaux, met opdracht in het buitenland, mevrouw Thibaut en de heren Boogaerts, Morael en Pieters, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 51
Voor: 35
Tegen: 12
Onthoudingen: 4
Voor
Marie Arena, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Dominique Tilmans, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Tegen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Patrick De Groote, Filip Dewinter, Inge Faes, Lies Jans, Bart Laeremans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.
Onthoudingen
Marcel Cheron, Benoit Hellings, Freya Piryns, Mieke Vogels.
Stemming 2
Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Marie Arena, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Dominique Tilmans, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel houdende wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie met betrekking tot de procedure voor de registratie van wilsverklaring (van mevrouw Elke Sleurs c.s.; Stuk 5-1942/1).
-Verzonden naar de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden
Wetsvoorstel tot aanvulling van het Wetboek van strafvordering betreffende de bescherming van de anonimiteit van bepaalde leden van de politiediensten (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-1945/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie
Wetsvoorstel inzake de uitbreiding van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie tot minderjarigen, de medische hulp aan de patiënt die zelf de levensbeëindigende handeling stelt en de strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding (van mevrouw Elke Sleurs; Stuk 5-1947/1).
-Verzonden naar de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 27, eerste lid, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen teneinde voorwaarden op te leggen met betrekking tot de oprichting van een stichting voor een werk van algemeen belang en zonder winstoogmerk (van de heren Ahmed Laaouej en Philippe Mahoux; Stuk 5-1948/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 februari 1998 met het oog op het behoud van de economische activiteit en de werkgelegenheid in het kader van de sluiting van een levensvatbaar bedrijf (van de heer Willy Demeyer c.s.; Stuk 5-1949/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie teneinde de herindustrialisering van de Europese Unie te bevorderen (van mevrouw Marie Arena c.s.; Stuk 5-1950/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Het Bureau stelt voor het volgende wetsvoorstel te verzenden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden:
Dit wetsvoorstel werd eerder verzonden naar de Commissie voor de Justitie.
Het Bureau stelt ook voor het volgende wetsvoorstel te verzenden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden:
Wetsvoorstel tot wijziging, wat betreft de schijndetacheringen, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers (5-1535).
Dit wetsvoorstel werd eerder verzonden naar de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Met toepassing van artikel 21-4 van het Reglement wordt de samenstelling van de commissies gewijzigd als volgt:
Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden:
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
De Senaat heeft bij boodschappen van 24, 25 en 28 januari 2013 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen:
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake (Stuk 5-1922/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp tot wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wat betreft de nietigheden (Stuk 5-1924/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp betreffende de door de advocaten van de partijen medeondertekende onderhandse akte (Stuk 5-1936/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij boodschappen van 29 januari 2013, heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet-geëvoceerde wetsontwerpen:
Wetsontwerp houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar (Stuk 5-1925/1).
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (I) (Stuk 5-1926/1).
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij boodschappen van 24 januari 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:
Artikel 77 van de Grondwet
Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 1 juni 2011 tussen de Federale Staat, en de gewesten en de gemeenschappen betreffende de coördinatie van de controles inzake illegale arbeid en sociale fraude (Stuk 5-1944/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Artikel 78 van de Grondwet
Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van economisch recht (Stuk 5-1943/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 25 januari 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 18 februari 2013.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013.
Kennisgeving
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht, het Uitvoeringsreglement en de Resolutie van de Diplomatieke Conferentie, gedaan te Singapore op 27 maart 2006 (Stuk 5-1787/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de volgende internationale Akten:
1º het Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging;
2º het Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging;
3º de Wereldpostconventie en het Slotprotocol;
4º de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post,
gedaan te Genève op 12 augustus 2008 (Stuk 5-1796/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Aanvullend protocol tussen het Koninkrijk België en de Internationale Bank voor wederopbouw en ontwikkeling, ondertekend te Brussel op 28 februari 2005 (Stuk 5-1801/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN), gedaan te Genève op 26 mei 2000 (Stuk 5-1802/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid, aangenomen te Genève op 2 juli 1999 (Stuk 5-1811/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag ter bescherming van het cultureel erfgoed onder water, aangenomen te Parijs op 2 november 2001 (Stuk 5-1822/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, en met de Slotakte, gedaan te Brussel op 9 december 2011 (Stuk 5-1837/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, gedaan te Brussel op 6 oktober 2010 (Stuk 5-1838/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 24 januari 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Brussel op 22 juli 2010 (Stuk 5-1946/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 30 januari 2013 heeft de heer L. P., aan de Senaat overgezonden, een verzoekschrift over de opheffing van artikel 59 van het koninklijk besluit houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden.
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden en naar de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden.