5-55 | Belgische Senaat | 5-55 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Inoverwegingneming van voorstellen
In overweging genomen voorstellen
Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen
Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken
Directie-generaal internationale samenwerking - Mensenrechten in partnerlanden
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Voor we aan de mondelinge vragen beginnen, wil ik opmerken dat het hallucinant is dat in de Senaat niets wordt gezegd over het misbruik dat senator Fatiha Saïdi heeft gemaakt van haar parlementair statuut. De kranten stonden er bol van en er zijn al precedenten geweest. In 2002 misbruikte Jean-Marie Dedecker zijn status van senator om, samen met een journalist, Marc Dutroux te bezoeken in de gevangenis. Daar is toen in de Senaat veel misbaar over gemaakt. De meerderheid diende zelfs een motie in en Jean-Marie Dedecker werd onder het toezicht geplaatst van senator Leduc. In 2008 was er het degoutante optreden van senator Delacroix. Er is toen terecht ook een officieel communiqué vertrokken met de boodschap dat de Senaat zich van de heer Delacroix distantieerde.
En nu zouden we gewoon overgaan tot de orde van de dag. Een collega van de N-VA heeft wel een mondelinge vraag gesteld over het optreden van senator Fatiha Saïdi, maar die is gericht aan de uitvoerende macht, vertegenwoordigd door de eerste minister.
Wij, de wetgevende macht, de Senaat zelf, moeten toch onze eer hoog houden, een debat voeren en ons tenminste officieel distantiëren van wat er is gebeurd is in het vliegtuig.
Ik wil hier ook graag een debat over het invoeren van een deontologische code en ik dring aan op een schorsing, een sanctie tegen mevrouw Saïdi. Als zij een zware illegale recidivist de hand boven het hoofd houdt, vraag ik me af in hoeverre ze banden heeft met het criminele milieu. Als fractieleider van Vlaams Belang dring ik aan op haar ontslag. Haar situatie in de Senaat is nu zeer wankel en ik vind dat wij daar niet zo maar kunnen over heen gaan. (Protest)
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Keer op keer stellen we vast dat het Vlaams Belang zich opwerpt als zedenpolitie en volgens eigen criteria bepaalt wanneer iemand de deontologische regels naleeft en wanneer niet. Enkel naar eigen inzichten, zonder zich te baseren op een ernstig onderzoek en zonder het dossier ten gronde te kennen doen ze niets anders dan anderen systematisch veroordelen, terwijl ze wel behoren tot de enige partij in dit halfrond die ooit werd veroordeeld voor strafrechtelijke feiten. Ik ben die houding kotsbeu.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Het is nu niet het moment om in te gaan op de grond van de zaak, maar ik wil de sympathieke racisten die hier aanwezig zijn wel wijzen op het feit dat ik als eerste gevraagd heb dat illegalen, die onze wetten overtreden, naar hun land worden teruggezonden. Als over dit onderwerp een debat wordt gevoerd, zult u merken dat de vertegenwoordigers van de Parti Socialiste zeer streng zijn op dit gebied. U haalt echter alles door elkaar!
Als een fractie vraagt een deontologische code in te voeren, wens ik dat dit punt wordt verwezen naar het Bureau en dat dan ook wordt overwogen sancties te treffen tegen de racistische verkozenen.
Laten we nu dan ook overgaan tot de agenda. (Applaus)
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ongeacht de grond van de zaak, waarover we ons niet moeten uitspreken, mogen we onze assemblee niet onder druk laten zetten door typisch racistische en antidemocratische beschouwingen. Ik stel dan ook voor dat we overgaan tot de orde van de dag. Ik vind immers niet dat onze assemblee een sanctie moet uitspreken. Als dat toch het geval zou zijn, steun ik het voorstel van de heer Moureaux om ook een sanctie te treffen tegen bepaalde collega's. (Applaus)
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Deze zaak heeft niets met racisme te maken. Onze partij uitschelden als racistisch is volkomen naast de kwestie en hoe dan ook niet correct. Het argument dat hier wordt aangehaald is dan ook maar een zwakke verdediging.
Het gaat over een illegale recidivist wiens gewettigde uitwijzing werd verhinderd. In het verleden is onze fractie bij de grenspolitie in Zaventem op bezoek geweest. Naar aanleiding van een overlijden tijdens een uitwijzing zijn we gaan nakijken of de wetgeving werd nageleefd. Onze fractie was de enige van de Senaat die ter plaatse is geweest en tenminste interesse heeft getoond. Wij weten dus dat de grenspolitie haar werk doet. Deze mensen doen hun best met de middelen die ze hebben en binnen de geldende wettelijke bepalingen. Het is dan ook niet aan een senatrice om dat te verhinderen. Ik wou wel eens willen weten waarom een illegale crimineel, een zware recidivist, de hand boven het hoofd wordt gehouden. Mevrouw Saïdi kan beter ontslag nemen. Zij is de Senaat onwaardig.
De voorzitster. - Iedereen heeft zijn standpunt kunnen uiteenzetten. Het Bureau van de Senaat heeft geoordeeld dat er geen grond is om nu verder op deze zaak in te gaan.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Elio Di Rupo, eerste minister, antwoordt.
De heer Guido De Padt (Open Vld). - Half februari kwam een vrouwelijke senator tussen bij een gedwongen uitwijzing, zodat de repatriëring werd afgeblazen. Ik ga me niet uitspreken over de vraag of die tussenkomst opportuun was. Van een gewone burger wordt dit alvast niet gedoogd. Als politici moeten we op dit vlak ook zeer terughoudend optreden.
Ik wil het nu hebben over de maatschappelijke problemen bij de uitwijzing van criminelen. De man wiens uitwijzing onmogelijk werd gemaakt, blijkt nu al zestien jaar illegaal in ons land te verblijven. Tijdens deze periode werd hij tweeënveertig keer opgepakt voor verschillende feiten: zware diefstallen, heling, drugsfeiten, brandstichting en wapenbezit. We spreken met andere woorden over een hardleerse crimineel met een stevige staat van dienst. De betrokken man is afkomstig uit de Marokkaans-Algerijnse grensstreek en gebruikte beide nationaliteiten om keer op keer verwarring te stichten en door de mazen van het net te glippen. Hij belandde meermaals in de gevangenis, maar wist te ontsnappen. Zijn weerspannigheid op het vliegtuig loonde ook. Wie voldoende kabaal maakt en alleen met geweld te bedwingen valt, wordt blijkbaar van boord gehaald.
Het regeerakkoord vermeldt dat de burger recht heeft op veiligheid en een snelle en efficiënte justitie. Dat zijn twee van de belangrijkste taken van de staat. Maar de burger krijgt al te vaak te maken met een justitie die hij of zij niet begrijpt. Het hierboven beschreven verhaal is daar een voorbeeld van. Daarom moeten we de justitie grondig hervormen.
We hebben nood aan een doeltreffend, eerlijk en evenredig strafrecht. De veiligheid van de burgers kan immers niet worden gewaarborgd zonder een doeltreffende justitie die voor elke overtreding een juist en adequaat antwoord biedt. De samenhang van de strafrechtsketen moet daarom worden versterkt, vanaf het plegen van het delict tot de uitvoering van de straf. Eenmaal opgelegd, moeten straffen ook effectief en coherent worden uitgevoerd.
Volgens het regeerakkoord zouden bilaterale akkoorden worden gesloten en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat vreemdelingen hun straf in hun thuisland kunnen uitzitten, om er zo spoedig mogelijk hun re-integratie te kunnen voorbereiden. Vreemdelingen die hier illegaal verblijven, zouden aan het einde van hun straf onmiddellijk ter beschikking van de dienst Vreemdelingenzaken worden gesteld, met het oog op hun uitzetting in het kader van de Europese terugkeerrichtlijn.
Is de eerste minister het ermee eens dat dit verhaal onbegrijpelijk is voor de burger? Tonen dergelijke situaties dan niet aan dat justitie dringend moet worden hervormd?
Hoever staan we met de uitvoering van de bilaterale akkoorden met Marokko die het mogelijk moeten maken dat illegale criminelen hun straf in hun thuisland uitzitten of, na het uitzitten van hun straf naar het land van herkomst moeten worden teruggestuurd?
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik had liever het standpunt van mevrouw De Block gehoord, want zij is tenslotte bevoegd voor asiel en migratie. Dan had ik meteen geweten of de regering over deze kwestie op dezelfde lijn zit, want het standpunt van de eerste minister hebben we in de Kamer al gehoord. (Uitroepen)
Op 15 februari kwam een collega-senator op een lijnvlucht Brussel-Casablanca van Royal Air Maroc tussen bij de uitwijzing van een persoon die illegaal in België verbleef. Ze probeerde blijkbaar niet de politie bij te staan, wat we toch van een senator in zo'n situatie mogen verwachten. (Protest)
De persoon die uitgewezen diende te worden, verbleef al zestien jaar zonder enige verblijfsvergunning in het land. Hij zou betrokken zijn bij 42 strafrechtelijke feiten, zoals diefstal, heling, drugsfeiten, wapenbezit en brandstichting. Dat heb ik althans in de media gelezen. Hij zou ook liefst twintig keer het bevel hebben gekregen om het land te verlaten. Hij staat bij politie en gerecht bekend met acht verschillende namen. De topman van de dienst Vreemdelingenzaken, de heer Freddy Roosemont, verklaarde dat hij zeker geen koorknaap is, `anders zou hij zeker niet met een escorte het land worden uitgezet'. De DVZ bevestigt dat de betrokkene zich schuldig maakte aan valse naamdracht, bekend was bij justitie en politie en al meerdere keren het bevel had gekregen om het land te verlaten.
Via de media verneem ik dat onze collega meent dat ze haar burgerplicht heeft gedaan, dat ze het zelfs laf zou hebben gevonden op haar stoel te blijven zitten en niet te reageren. Blijkbaar heeft ze de politie geïntimideerd en zou de betrokkene daardoor nog altijd in het land verblijven. De poging tot uitwijzing is dus onmogelijk gemaakt.
Hierbij kan al alvast de vraag worden gesteld of er sprake is van een misdrijf. Volgens artikel 77 van de vreemdelingenwet is strafbaar degene die een persoon die geen onderdaan is en die illegaal in het land verblijft, helpt in het land te verblijven. Het beletten of verhinderen van een uitwijzing komt er volgens mij op neer dat men iemand helpt om verder illegaal op het grondgebied te verblijven.
We kennen de verklaring van de eerste minister dat er inderdaad met strenge hand moet worden opgetreden tegen misdadigers die illegaal in het land verblijven en dat er voor hen geen plaats is in het land. Hij zei dat de regering prioriteit geeft aan de vrijwillige terugkeer, maar dat er desnoods ook tot gedwongen uitzetting wordt overgegaan.
Wat is de houding van de eerste minister tegenover de feiten? Zijn hier strafbare feiten gepleegd? Zijn er mogelijk burgerrechtelijke gevolgen? Heeft, met andere woorden, dat het land schade geleden omdat de betrokkene er nog altijd verblijft? Overweegt de eerste minister om de kosten van de mislukte repatriëring terug te vorderen?
De heer Elio Di Rupo, eerste minister. - Het standpunt van de regering over asiel en migratie is zeer duidelijk: het migratiebeleid dient meer ondersteund te worden. Het moet zowel menselijk als strikt zijn. Op menselijk vlak waarborgt België, overeenkomstig de Conventie van Genève van de Verenigde Naties, het asielrecht voor personen die in hun land worden vervolgd, bijvoorbeeld wegens hun politieke overtuiging. Het migratiebeleid moet ook strikt zijn. Zoals ik gisteren al heb gezegd, moeten personen die niet over een wettelijke verblijfsvergunning beschikken en die geen mogelijkheid hebben om dergelijke vergunning te verkrijgen, worden uitgewezen. Daar bestaat geen twijfel over. Volgens het regeerakkoord krijgt de vrijwillige terugkeer de prioriteit. Als dat niet mogelijk blijkt, wordt de gedwongen terugkeer uitgevoerd, mits de rechten van de betrokkene worden nageleefd. In tegenstelling tot wat sommigen doen geloven, wordt dit onderdeel van het regeerakkoord dagelijks uitgevoerd. Dagelijks worden personen zonder wettelijk verblijf uitgewezen uit ons land. Ter informatie: in 2011 werden 10 600 personen zonder wettelijk verblijf van het grondgebied verwijderd, waarvan 3 700 via gedwongen repatriëring, 3000 via uitdrijving en 3900 via vrijwillige terugkeer. De eerste twee maanden van 2012 waren er 1 775 verwijderingen, waaronder 600 via gedwongen repatriëring, 300 via terugdrijving en 800 via vrijwillige terugkeer. Dat is de realiteit in ons land. Volgens de informatie waarover ik beschik, werd op 14 februari een procedure van gedwongen verwijdering uitgevoerd door de federale politiediensten. De persoon in kwestie werd op een commerciële lijnvlucht met bestemming Casablanca gezet. De diensten van de minister van Binnenlandse Zaken, die bevoegd is voor deze zaak, hebben mij meegedeeld dat de betrokkene, na in het vliegtuig te zijn gestapt, zich verzette tegen zijn uitwijzing. Naar aanleiding van het oproer dat betrokkene veroorzaakte en de reactie van sommige passagiers aan boord van het vliegtuig, heeft de gezagvoerder gevraagd hem te laten uitstappen, zodat het vliegtuig in de vereiste veiligheidsomstandigheden kon opstijgen. De persoon in kwestie is op dit ogenblik opgenomen in een gesloten centrum.
De Belgische regering kan geen beroep doen op niet-commerciële vluchten voor dergelijke uitwijzingen aangezien Marokko daar momenteel geen toestemming voor geeft.
Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, die ter zake bevoegd zijn, gevraagd de nodige maatregelen te nemen om de uitwijzingsprocedures van misdadigers die illegaal in het land verblijven, te versnellen, in overeenstemming met het regeerakkoord. Die personen zullen en moeten worden uitgewezen onder gepaste veiligheidsomstandigheden.
De dienst Vreemdelingenzaken werkt aan een betere organisatie van de terugkeer van illegalen die een gevaar betekenen voor de openbare orde.
De heer Guido De Padt (Open Vld). - Ik dank de eerste minister omdat hij zich de moeite heeft getroost om over deze problematiek de nodige uitleg en een antwoord te verschaffen. Het wijst er natuurlijk op dat ook de regering wellicht wat geschrokken is door die feiten.
Uit het antwoord leid ik ook af dat de regering van plan is echt aandacht te besteden aan de grote criminelen die hier illegaal verblijven en ervoor te zorgen dat ze binnen de kortste keren worden gerepatrieerd. Het is goed dat het parlement dat nauwkeurig opvolgt.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Tot mijn spijt kan ik de premier niet bedanken voor zijn antwoord. Hij heeft immers niet geantwoord op mijn vraag. De eerste minister antwoordt hier letterlijk op verschillende vragen die in de Kamer werden gesteld. Ik heb echter totaal andere vragen gesteld. Ik zal ze herhalen in de hoop dat de eerste minister nu luistert.
Wat is de houding van de eerste minister tegenover de feiten? Zijn hier strafbare feiten gepleegd? Zijn er mogelijk burgerrechtelijke gevolgen? Heeft, met andere woorden, het land schade geleden omdat de betrokkene hier nog altijd verblijft? Overweegt de eerste minister de kosten van de mislukte repatriëring terug te vorderen?
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - De gevolgen van de financiële en economische crisis op het dagelijkse leven van onze burgers hoeven jammer genoeg geen betoog. Sommigen hebben het moeilijk de financiële inspanningen te leveren die direct of indirect verband houden met hun beroepsactiviteit.
Heel wat autobezitters kunnen niet langer de verkeersbelasting in één keer betalen. Misschien kan worden nagedacht over financiële aanpassingen om tegemoet te komen aan de, soms moeilijke, levensomstandigheden van een aantal burgers. Kan bijvoorbeeld, geval per geval, niet worden overgegaan tot een maandelijkse betaling, zoals dit reeds geldt voor de directe belastingen?
Ik heb vernomen dat de bedragen van de niet-betaalde processen-verbaal zullen worden verrekend met de belastingen. Kan dan ook geen maatregel worden uitgewerkt om de levensomstandigheden enigszins te vergemakkelijken voor tal van burgers die hun auto nodig hebben voor hun werk?
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - De verkeersbelasting behoort tot de bevoegdheid van de gewesten. Vlaanderen oefent op dat vlak ten volle zijn bevoegdheid uit, terwijl de FOD Financiën voor de andere gewesten de jaarlijkse belasting int tot op het ogenblik dat ze zelf volledig voor de inning zullen instaan.
Het Waals Gewest heeft aangekondigd dat het vanaf 2015 zal instaan voor de inning van de verkeersbelasting. In de praktijk geldt voor het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat, indien de belasting niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, deze belasting wordt ingekohierd en de invordering ervan wordt toevertrouwd aan de ontvanger van de directe belastingen van het ambtsgebied waar de belastingplichtige gedomicilieerd is. Deze laatste kan betalingsfaciliteiten vragen aan de ontvanger.
Alleen de ontvanger van de directe belastingen kan deze faciliteiten toestaan, inzonderheid op basis van elementen die aantonen dat de belastingplichtige werkelijk financiële moeilijkheden ondervindt om zijn schuld te vereffenen binnen de wettelijke termijn. Het is dan ook niet nodig algemene maatregelen uit te werken voor de spreiding van de betaling van de verkeersbelasting.
Rekening houdend met deze aspecten, vooral met het feit dat de andere gewesten deze bevoegdheden eveneens zullen overnemen, lijkt een wijziging van de wetgeving niet opportuun in de huidige stand van de zaken.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Ik noteer dat we moeten wachten op de overdracht van bevoegdheden om maatregelen te kunnen nemen die het leven van onze burgers grotendeels zal vergemakkelijken.
Ik vind hoe dan ook dat het voorstel om geval per geval te onderhandelen bij de directe belastingen niet de beste oplossing is. Het is immers bekend dat sommige ontvangers niet ontvankelijk zijn voor de sociale problemen van een aantal burgers.
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Vorige week stond in de krant andermaal een groot artikel over een koperdiefstal. Deze keer ging het over een grote diefstal op het bedrijfsterrein van een kabelproducerend bedrijf in Buizingen. Twee dieven konden nog ter plekke worden opgepakt. Het waren Roemenen, wellicht leden van een georganiseerde bende. Zeven kompanen konden ontkomen met een buit ter waarde van 12 000 euro.
Ook de NMBS-treinen staan bijna wekelijks stil omdat her en der kabels worden gestolen. Een snelle zoekopdracht op het internet heeft me geleerd dat er in de voorbije maand incidenten waren in Lokeren, Antwerpen, Beringen, Gentbrugge, Heffen, Steenokkerzeel, Leuven, Mechelen, Heverlee, Geel, Meer, Brussel, Halle, Genk, Turnhout, Gent en Zulte.
Via de wet houdende diverse bepalingen van 29 december 2010 die in werking trad op 10 januari 2011, werd opnieuw een identificatieplicht ingevoerd bij de aankoop van oude metalen. Het uitvoeringsbesluit is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 mei 2011.
Is de herinvoering van deze maatregel minder efficiënt dan verwacht? Zal de minister nog bijkomende maatregelen nemen om deze plaag in te dijken? Daar het vaak gaat over internationale bendes, vraag ik mij af of er geen samenwerking op Europees niveau vereist is om de daders te klissen en het gestolen koper terug te vinden.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Het is nog te vroeg om al te concluderen dat de herinvoering van de identificatie- en registratieplicht minder efficiënt is dan verwacht, aangezien de praktische uitwerking van deze maatregel nog geen jaar geleden werd ingevoerd. Deze vorm van criminaliteit houdt ook verband met de economische wetten van vraag en aanbod. De rol van de hoge koperprijs mag dan ook niet worden onderschat. De identificatie- en registratieplicht biedt de politie- en inspectiediensten de mogelijkheid efficiënter op te treden tegen metaaldieven. Er zijn al een aantal succesvolle controleacties gevoerd waarbij metaaldieven konden worden gevat. Op korte termijn is overleg gepland met Nederland en Luxemburg om na te gaan of het mogelijk is een uniforme wetgeving in te voeren teneinde het verplaatsingseffect van rondtrekkende dadergroepen in te perken en de daders sneller te kunnen opsporen. Frankrijk heeft trouwens al een dergelijke regelgeving sinds 2011. Ook Nederland en Frankrijk worden geteisterd door koperdieven. Daarom verdient het onderzoek van de mogelijkheid tot samenwerking met de buurlanden om koperdiefstallen aan te pakken prioriteit. Volgende maand zal ik de Nederlandse en de Franse ministers van Binnenlandse Zaken ontmoeten, met het oog op de versterking van onze samenwerking en uitwisseling van leden van de verschillende politiediensten.
Een deel van de metaaldiefstallen wordt gepleegd door georganiseerde dadergroepen die internationaal actief zijn, maar ook lokale daders nemen een belangrijk deel van de feiten voor hun rekening. Een rondvraag in het kader van het Europees voorzitterschap van België betreffende de activiteit van de rondtrekkende dadergroepen in de Europese Unie toont aan dat ook andere lidstaten met dit probleem geconfronteerd worden. De dadergroepen maken dankbaar gebruik van de landsgrenzen om zich aan opsporing te onttrekken, bijvoorbeeld door de metalen te stelen in één land, ze te verkopen in een tweede land en in een derde land te verblijven. Er is dus wel degelijk internationale samenwerking vereist.
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Het verheugt me te horen dat inderdaad overleg zal worden gepleegd met de buurlanden. Nederland heeft al sinds medio vorig jaar een integrale aanpak gelanceerd om koperdiefstallen tegen te gaan. Ik hoop dan ook dat ons land een aantal van die maatregelen kan invoeren. Ik zal deze zaak blijven volgen.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Bart Laeremans (VB). - Men kan de aanslag op de sjiitische moskee in Anderlecht niet wegwuiven als een toevallig incident, zeker niet na de dramatische gebeurtenissen van vorige week in Frankrijk. Het bleek immers te gaan om een uiting van soennitische haat tegenover andersdenkenden. In een opmerkelijk artikel in Het Laatste Nieuws van 14 maart lezen we in dat verband toch enkele opmerkelijke kanttekeningen van UCL-professor Felice Dassetto.
Deze expert stelt dat het aantal salafisten in Brussel en daarbuiten zienderogen toeneemt. `Vele duizenden is geen overschatting. Want ze zijn extreem goed georganiseerd. Onder meer dankzij de geldstromen die rechtstreeks uit Saoedi-Arabië komen.' Volgens Dassetto werven zij massaal nieuwe leden `door middel van websites, dvd's én lezingen in moskeeën door imams als Rachid Haddach. Onder meer in de Grote Moskee in het Brusselse Jubelpark lokt die laatste met zijn lezingen [...] vele honderden jongeren. Ook zijn preken op YouTube worden vele duizenden keren (her)bekeken.' Ook de militante groepering Sharia4Belgium is salafistisch. De Staatsveiligheid zei daarover: `Maar in ons land zijn intussen al Arabieren, Berbers, bekeerde Belgen en andere Europeanen, Latijns-Amerikanen, Afrikanen, Albanezen, Bosniërs, Turken en Tsjetsjenen actief in salafistische middens'.
In de kranten van het afgelopen weekend zei het hoofd van de Veiligheid van de Staat, Alain Winants: `De Staatsveiligheid heeft in 2010 al gewaarschuwd dat het salafisme de grootste bedreiging is voor de democratie in West-Europa.' Ook de zevenvoudige moordenaar Mohammed Merah die in Frankrijk toesloeg, behoorde tot een salafistische groepering.
Kan de minister bevestigen dat het aantal extreme soennieten snel toeneemt en dat onder andere in de Grote Moskee in het Jubelpark regelmatig salafistische, antiwesterse lezingen worden georganiseerd?
Welke maatregelen neemt de minister om de buitenlandse financiering van de salafistische beweging af te snijden, verdere rekrutering te beletten en de verspreiding van salafistische propaganda te verhinderen?
De heer Filip Dewinter (VB). - De aanslagen in Toulouse, gepleegd door Mohammed Merah, hebben ook bij ons naschokken veroorzaakt. De heer Alain Winants, hoofd van de Veiligheid van de Staat, heeft in de pers heel wat vragen bij het optreden in ons land van groepen van salafistische inslag. Hij beschouwt het optreden van Sharia4Belgium als problematisch en is van oordeel dat het mogelijk zou moeten zijn deze organisatie te verbieden op basis van het optreden in het buitenland van haar zusterverenigingen. Dat is echter niet mogelijk, omdat onze wetgeving dat niet toestaat. Hij voegt eraan toe dat hij het antwoord van de staatssecretaris afwacht.
Omdat het hoofd van de Veiligheid van de Staat geen parlementslid is en hij hier dus geen vragen kan stellen, ben ik graag zijn tolk. Ik had dus graag vernomen welk antwoord zal worden gegeven op de oproep van de Veiligheid van de Staat. Als de grote baas daarvan het nodig acht zijn beschouwingen in de pers te ventileren, wijst dat erop dat hij geen gehoor krijgt via de kanalen waarover hij beschikt.
De oproep van de Veiligheid van de Staat mag alleszins niet in dovenmansoren vallen. De heer Winants heeft er in de krant immers op gewezen dat wat in Frankrijk gebeurde ook in ons land mogelijk is. We kampen met dezelfde problemen, maar de wettelijke middelen ontbreken om ze afdoend te bestrijden. Snel en efficiënt ingrijpen is dus noodzakelijk.
Zal er weldra een wetsontwerp worden ingediend om een wettelijk kader te scheppen teneinde verenigingen die oproepen tot geweld buiten de wet te plaatsen en ze te verbieden?
De heer Richard Miller (MR). - De gebeurtenissen die zich deze maand in Toulouse en in Montauban hebben afgespeeld en de aanslag tegen de sjiitische moskee in Anderlecht moeten ons doen nadenken. Een democratisch antwoord is nodig.
Met deze vraag wil ik de nadruk leggen op de strijd tegen de terroristische criminaliteit en op de noodzaak deze problematiek niet langer te benaderen vanuit nationalistische of religieuze beschouwingen. Een dergelijke benadering resulteert in tegenspraak die ons leidt tot het maken van nutteloze analyses en uiteindelijk tot nietsdoen. Als we dit soort daden en dergelijk gedrag laten toenemen, zal het enige resultaat de stigmatisering zijn van de hele moslimbevolking in ons land, hetzij een 600 000 mensen.
Daarom is het absoluut noodzakelijk de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld en de verklaringen die daarover door de hiërarchie van de Veiligheid van de Staat werden afgelegd te benaderen vanuit het oogpunt van de criminaliteit. Vorige zondag verklaarde de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat publiek: `De laatste tijd hebben we een verhoging van het radicalisme en van het extremistische, zelfs terroristische gevaar vastgesteld. Een minderheid begeeft zich naar jihadistische landen en volgt militaire trainingen. Dat wordt gevaarlijk voor België als die mensen naar het grondgebied terugkeren.'
Hoe denkt de minister de Veiligheid van de Staat te kunnen toestaan inlichtingen te gebruiken die ze in haar bezit heeft om te anticiperen op de daden die dat soort mensen kunnen stellen? Het is in ons belang het stadium van de reflectie en de bevraging te overstijgen. We moeten absoluut proberen onze bevolking te beschermen tegen een soort van gedelokaliseerd terrorisme, waarvoor alle veiligheidsdiensten in Europa vandaag vrezen. Welke maatregelen denkt de minister te nemen in dit verband?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Ik wil vooraf enkele beschouwingen geven.
We bevinden ons niet meer in het stadium van de reflectie, maar in het stadium van de actie, ook al is die uiteraard niet altijd openbaar. Bovendien nemen, zowel de regering als ikzelf, de beschreven problematiek zeer ernstig. Ik heb de recente gebeurtenissen niet afgewacht. Sinds ik in functie ben getreden, heb ik in dat verband een reeks initiatieven genomen en heb contact opgenomen met de diensten. We moeten onze strijd tegen het radicalisme opdrijven. Radicalisme kan immers een gevaar opleveren voor de bescherming van personen wegens de banden met criminaliteit en terrorisme. Bovendien kan een krachtdadige bestrijding van het radicalisme voorkomen dat er amalgamen worden gemaakt tussen radicale groeperingen en de moslimbevolking die bij ons leeft en wiens religie respect verdient. Om die twee redenen, is die strijd een prioriteit die ik deel.
Overigens ben ik niet van plan op te treden als historicus, socioloog of islamoloog. Ik beperk me tot de verschillende werkbare aspecten die tot de bevoegdheid van Binnenlandse zaken behoren. Ik kom nu tot de verschillende punten waar we aan werken en waarop we vooruitgang boeken.
Allereerst is er het `actieplan radicalisme'. In het kader daarvan heeft het College voor Inlichtingen en Veiligheid in juni 2011 een pakket maatregelen goedgekeurd waarvoor de verschillende betrokken diensten bevoegd zijn en die gebaseerd zijn op bestaande wetten. Er bestaat dus, zij het zeer recent, een pakket maatregelen en initiatieven. Sinds ik in december minister van Binnenlandse Zaken werd, heb ik over deze problemen een groot aantal vergaderingen gehad met de verschillende diensten, onder meer het OCAD, de Staatsveiligheid enzovoort.
Ik heb hen gevraagd zo snel mogelijk aanvullende operationele maatregelen voor te stellen en ik verwacht na Pasen een aanvullend pakket maatregelen.
Naast alle reeds genomen maatregelen, heb ik met mijn diensten een reeks punten geanalyseerd om vooruitgang te boeken inzake zuiver operationele aspecten die ik hier, om begrijpelijke redenen, niet ga uiteenzetten. Ik heb daar onlangs nog een ontmoeting over gehad met de diensten. Het werk is zo goed als afgerond.
Er is ook de `federale preventiestrategie tegen gewelddadige radicalisering en polarisering'. Een dergelijke aanpak overstijgt de verschillende bevoegdheidsniveaus: jeugdwerking, maatschappelijke integratie, onderwijs enzovoort en beoogt onder meer de weerbaarheid tegenover het radicale discours te verhogen. We hebben nu een nieuwe strategie klaar, onder de naam `Veilig en respectvol samenleven', die na Pasen aan het Comité voor Inlichting en Veiligheid zal worden voorgelegd.
Over de coördinatie in het algemeen kan ik het volgende kwijt. Sinds de aanslag in de moskee heb ik al verschillende vergaderingen gehad met de bevoegde diensten. Alle maatregelen voor bescherming en toezicht zijn genomen, ook voor de joodse gemeenschap, die ik al drie keer heb ontmoet. Gezien de vertrouwelijkheid van deze initiatieven kan ik daarover uiteraard niet meer zeggen. Na Pasen zullen we het in het Comité voor Inlichting en Veiligheid over dit specifieke thema opnieuw vergaderen. Momenteel bestudeer ik ook of er wetswijzigingen nodig zijn om doeltreffender te kunnen optreden en ons wettelijk kader te versterken.
Sommige leden hebben vragen gesteld over de versterking van onze wettelijke basis. Twee jaar geleden hebben enkele diensten voorstellen gedaan. Die hebben echter niet tot rechtsgevolgen geleid. Ik ben bezig die voorstellen, en ook wat in het buitenland wordt gedaan, te onderzoeken om het wettelijk kader te versterken, zowel op het vlak van de vervolging van strafbare feiten en administratieve overtredingen, als op het vlak van het gebruik van de bijzondere technieken.
De opleiding in Community policing and the prevention of radicalisation, het CoPPRa-project, is een van de prioriteiten van de federale politie. Ze wordt uitgebreid tot de lokale politiezone zodat men sneller de eerste tekenen van radicalisering kan herkennen. In mijn beleidsnota heb ik ook de versterking van deze vorming opgenomen. Ook dat is een opdracht voor de nieuwe commissaris-generaal. Tijdens het begrotingsconclaaf heb ik eveneens een uitbreiding van het politiebestand verkregen. Een deel van dat nieuwe personeel zal zich met dat dossier bezighouden. Ik zal daarvoor binnenkort de nodige maatregelen nemen.
De Staatsveiligheid ressorteert uiteraard onder Justitie, maar is bezig met verschillende acties en volgt ook bepaalde mensen. Ook de politiediensten besteden bijzondere aandacht aan het detecteren en volgen van dergelijke individuen. Als daden worden vastgesteld die een misdrijf kunnen inhouden, worden de gerechtelijke overheden ingelicht. Zij beslissen over een eventueel verder onderzoek. Tevens wordt het OCAD ingelicht met het oog op een dreigingsanalyse en indien nodig het nemen van beschermende maatregelen.
Er wordt ook informatie uitgewisseld tussen de verschillende diensten. Zodra het federaal parket, het OCAD, de politie of de Veiligheid van de Staat over een inlichting beschikt, wordt die ook medegedeeld aan de andere diensten.
Het parket heeft al geprobeerd, en probeert nog steeds, processen aan te spannen tegen Sharia4Belgium.
Naast het huidige actieplan trachten we, zowel op het vlak van de operationele en de wettelijke aspecten, als op het vlak van preventie, het visabeleid - waarover ik overleg pleeg met de bevoegde staatssecretaris - en de hervorming van de moslimcultus een benadering te vinden die zo efficiënt en zo multidisciplinair mogelijk is en we pijnlijke amalgamen die de ene groep tegen de andere opzet voorkomen.
Zoals de heer Miller zei, is het dossier een specifiek criminaliteitsdossier dat we niet kunnen negeren, maar dat er niet toe mag leiden dat we de daders en de moslimbevolking op één hoop gooien.
De heer Bart Laeremans (VB). - Het antwoord blijft zeer vaag. We worden hier in de Senaat als kleuters behandeld. Ik had gevraagd of de minister kan bevestigen dat het aantal extreme soennieten en salafisten toeneemt en dat er in de grote moskee van het Jubelpark antiwesterse lezingen worden georganiseerd, maar ik kreeg geen antwoorden. Ik kreeg evenmin een antwoord op de vraag hoe de minister de financiering, rekrutering en propaganda van de salafistische beweging wil aanpakken. De minister maakt alleen gewag van een pakket maatregelen, van vergaderingen en van een nieuwe federale strategie, maar treedt niet in detail. Op die manier worden we als parlementsleden in de hoek gezet. De minister weigert man en paard te noemen en negeert onze vragen. Een dergelijke houding is beneden alle peil.
De heer Filip Dewinter (VB). - De minister had het over haar actieplan tegen radicalisme en over het plan voor veilig en respectvol samenleven. Zoals vandaag meestal het geval is, bezondigt ze zich aan politiek correct denken en durft ze de problemen niet bij naam te noemen.
Mijn vraag gaat niet over radicalisme, maar over moslimfundamentalisme en islamterrorisme. Dat zijn de passende benamingen. Ik beweer niet dat iedere moslim een terrorist is, maar ik stel wel vast dat vandaag bijna iedere terrorist een moslim is. De minister moet een actieplan ontwikkelen dat zich toespitst op deze specifieke problematiek. Als ze rond de pot blijft draaien uit schrik om sommige kiezers voor het hoofd te stoten, dan zullen we in België dezelfde toestanden meemaken als in Toulouse en andere plekken in Europa.
De minister mag de vis niet verdrinken om ideologische en politieke redenen. Daarmee slaat ze de bal fout. Als er zich op ons grondgebied nieuwe aanslagen voordoen, is zij verantwoordelijk door haar getalm en haar weigering om de problemen onder ogen te zien en de noodzakelijke maatregelen te nemen. De grote baas van de Veiligheid van de Staat dringt aan op een wettelijk kader om dit soort van organisaties buiten de wet te stellen. Ik wil weten of de minister snel een dergelijke wet wil maken of niet. Ik heb geen boodschap aan haar politiek correcte verhaal en de toekomstige slachtoffers van het terrorisme nog minder ...
De voorzitster. - Uw spreektijd is voorbij, mijnheer Dewinter.
De heer Richard Miller (MR). - In tegenstelling tot de twee vorige senatoren, vind ik het antwoord van de minister zeer relevant: het richt zich tot democratische volwassenen, die belang hechten aan het slagen van `samenleven in een steeds complexere maatschappij'. De minister heeft de nodige antwoorden gegeven. We zullen dit dossier, dat fundamenteel is voor ons land, uiteraard volgen.
Het antwoord van de minister uit naam van de regering kan het behoud van de Belgische samenleving garanderen: we moeten stoppen dit probleem te benaderen vanuit het oogpunt van religieus fundamentalisme of nationalisme. Het gaat hier om criminaliteit en dan kunnen wetten efficiënt zijn.
De heer Gérard Deprez (MR). - De Schengenruimte waarbinnen houders van een eenvoudige identiteitskaart vrij kunnen reizen, staat meer en meer onder druk, overwegend door de vrees voor clandestiene immigranten.
De Schengenakkoorden zijn één van de grootste successen van de Europese Unie, zelfs al wordt er op bepaalde ogenblikken niet helemaal correct gebruik van gemaakt.
De Franse president heeft onlangs nog verklaard dat de Schengenakkoorden moeten worden herzien om te voorkomen dat Europa een zeef wordt. Hij heeft ermee gedreigd de deelname van Frankrijk te schorsen als er binnen de twaalf maanden geen politieke Schengenregering wordt gevormd.
Volgens Nicolas Sarkozy volstaan de Schengenakkoorden niet langer om de ernstige situatie het hoofd te bieden. Volgens hem heeft Schengen nood aan een even structurele hervorming als deze die zopas voor de euro is uitgevoerd. Er moet een politieke Schengenregering komen zoals er voortaan een regering van de eurozone bestaat. Er is nood aan een gemeenschappelijke discipline in de grenscontroles zoals er een begrotingsdiscipline geldt in de eurozone. Ik ben het daarover met hem eens.
Voorts heeft hij verklaard dat men een staat die tekortschiet, moet kunnen straffen en kunnen schorsen of uitsluiten, zoals men ook een staat van de eurozone die zijn verplichtingen niet nakomt, kan bestraffen.
Ik zou de minister twee vragen willen stellen.
Is de Belgische regering - ik wijs erop dat België tot de groep van zes landen behoort die de eerste Schengenakkoorden hebben ondertekend - van oordeel dat een structurele hervorming van het Schengendispositief noodzakelijk is, om het meer bepaald mogelijk te maken een land uit te sluiten?
Acht de Belgische regering het opportuun, in de wetenschap dat het Schengendispositief vandaag deel uitmaakt van het communautaire acquis, om boven of naast de communautaire instanties die het Schengenbeleid nu bepalen, een politieke Schengenregering op te richten?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Ik dank de heer Deprez voor zijn vraag. Hij had het over het niet correcte gebruik van de Schengenakkoorden en over de herziening ervan. De jongste maanden hebben we inderdaad kunnen zien hoe sommigen bepaalde ontwikkelingen electoraal uitbuiten.
Zoals u weet, kwam de Schengensamenwerking vorig jaar onder zware druk te staan, vooral ingevolge de crisis met de vluchtelingen in het Middellandse Zeegebied.
Als reactie daarop heeft de Raad van Europa tijdens de zitting van 24 juni 2011 besloten een aantal maatregelen te nemen om het Schengenbeleid en de regelgeving ter zake te hervormen en te versterken.
De gevraagde herziening loopt dus sinds 24 juni 2011 en in het raam daarvan heeft de Europese Commissie twee wetgevende initiatieven genomen.
Het eerste houdt een diepgaande hervorming van de Schengengrenscode in en voorziet meer bepaald in een mechanisme van steun en bijstand aan lidstaten waarvan de buitengrenzen onder zware druk staan. Het wordt mogelijk om in kritische situaties opnieuw grenscontroles in te voeren aan de grenzen met lidstaten die niet meer staat zijn het Schengenacquis te eerbiedigen. De betogen die we mochten horen, waren dus helemaal niet zo revolutionair.
Het tweede initiatief strekt ertoe een doeltreffender en betrouwbaarder toezichts- en evaluatiemechanisme in de Schengensamenwerking in te voeren.
Beide voorstellen liggen nog steeds ter discussie in de technische werkgroepen. België staat volkomen achter de opzet van die initiatieven, voor zover ze de Schengensamenwerking versterken. We hopen dat de teksten zeer spoedig door de Europese Raad en het Europees Parlement worden goedgekeurd.
Inzake bestuur heeft de Raad van ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, de JBZ, tijdens zijn vergadering van 8 maart 2012 beslist om in de toekomst geregeld de werking van de Schengensamenwerking op een meer politiek niveau en met meer visie te bespreken. Die strategische discussies zullen voortaan worden gevoerd in het Gemengd Comité, waarin de bevoegde ministers van alle EU-lidstaten en van de aan de Schengenruimte geassocieerde landen zijn vertegenwoordigd. Met dat soort discussies zou men hoofdzakelijk snel politiek greep moeten kunnen krijgen op nieuwe tendensen en ontwikkelingen, eventuele problemen in een vroeg stadium kunnen opsporen en initiatieven kunnen nemen om krachtig te reageren op deze of gene ontwikkeling.
Een eerste discussie daarover vindt plaats in juni. Ze wordt gevoerd op basis van het rapport dat de Europese Commissie voorbereidt. Inzake Schengengovernance streeft men zodoende vanuit een meer politieke visie een betere en meer regelmatige coördinatie na wat uitsluitend via de JBZ-Raden mogelijk was.
De heer Gérard Deprez (MR). - Ik dank de minister voor haar antwoord.
U hebt globaal geantwoord, zoals ik had verwacht. Met voldoening neem ik er akte van dat de politieke regering waarover de Franse presidentskandidaat zich met veel poeha liet interviewen, in feite de JBZ-Raad is die een meer politieke rol opneemt. De Raad van Ministers, een bestaande communautaire instantie, ziet zijn rol uitgebreid en versterkt. Dat strookt volledig met wat België altijd heeft voorgestaan inzake de werking van de communautaire instellingen.
Ik zou een kleine bijkomende opmerking willen maken. Ik weet welke stappen op Schengenniveau worden gedaan. Op de vraag of België gewonnen is voor een procedure waarmee een land uit het dispositief kan worden uitgesloten, kreeg ik echter geen antwoord. Het huidige Schengendispositief voorziet al in tijdelijke grenscontroles bij belangrijke gebeurtenissen of bij massale instroom waaraan een Staat onmogelijk het hoofd kan bieden. Men breidt die mogelijkheid alleen uit.
Ik leer uit uw antwoord dat men de opschepperij van een presidentskandidaat mag afdoen als een poging om aan lopende zaken een dimensie toe te voegen die ze niet hebben.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Over het uitsluiten van een land bestaat geen consensus. We kunnen daarop, zo nodig, later terugkomen.
De heer Gérard Deprez (MR). - Een staat kan op twee manieren uit het Schengendispositief uitgesloten worden. Men kan het recht op vrij verkeer vanuit dat land naar de andere Schengenlanden tijdelijk schorsen door opnieuw grenscontroles in te voeren, of men kan dat land uit de Schengenruimte uitsluiten en zijn burgers alle vrij verkeer ontzeggen. Ik dacht dat de presidentskandidaat die laatste oplossing voor ogen had. Ik meen evenwel begrepen te hebben dat de Belgische regering dat standpunt niet deelt.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Daarover bestond in elk geval geen consensus tijdens het gevoerde debat. Als de problematiek blijft aanslepen, moeten we misschien een versnelling hoger schakelen. We zullen het te weten komen zodra we het mechanisme dat onze steun geniet, hebben toegepast.
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Op dinsdag 28 maart heeft de commissie voor de burgerlijke vrijheden van het Europees Parlement met een nipte meerderheid een nieuw akkoord goedgekeurd over het doorgeven van Europese passagiersgegevens aan de Amerikaanse autoriteiten, gewoonlijk het PNR-akkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten genoemd.
De conservatieven en de eurosceptici hebben voor gestemd, terwijl de liberalen, de groenen en de communisten tegen hebben gestemd, omdat ze vinden dat de bescherming van de gegevens die in het akkoord wordt gewaarborgd, niet voldoet aan de Europese normen. De socialisten van hun kant hebben verdeeld gestemd.
Na de stemming zei de Europese rapporteur Sophia in 't Veld in een commentaar dat de stemuitslag aantoont dat er zichtbaar een grote terughoudendheid over het akkoord bestaat. De Verenigde Staten hadden duidelijk te kennen geven dat ze op een `neen' zouden reageren met de schorsing van de visavrijstellingen voor wie naar de VS reist. Tal van collega's hebben die faciliteit niet willen opofferen, maar het valt te betreuren dat onder druk van de VS op de fundamentele rechten van de EU-burgers is afgedongen. Aldus de rapporteur.
Op dezelfde dag heeft de Senaatscommissie voor de Binnenlandse en de Administratieve Aangelegenheden op initiatief van Ecolo-senator Claudia Niessen met een nog niptere meerderheid van zeven stemmen voor en zes stemmen tegen bij twee onthoudingen een verdeeld advies over het akkoord uitgebracht.
Als men de stemmingen afweegt tegenover de onthoudingen van Duitsland en Oostenrijk, dan moet men wel vaststellen dat zowel België als Europa vrezen dat de normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet zullen worden geëerbiedigd.
Mevrouw de minister, bevestigt u het betoog van de rapporteur als zou onder druk van de Verenigde Staten op de grondrechten van de Europese burgers zou zijn afgedongen?
Moet België zijn standpunt in dit dossier niet herzien, gezien de grote terughoudendheid, de onthouding van Duitsland en Oostenrijk, de betwisting door talrijke Europese instanties, waaronder de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, het negatief advies van onze commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer bij de vorige versie van het akkoord en de niet-raadpleging van diezelfde commissie over de huidige versie ervan, gezien de grenzen en gevaren die het akkoord inhoudt inzake proportionaliteit, het meedelen van gegevens betreffende de religieuze overtuiging of de gezondheid, en profiling, en ten slotte op grond van de overweging dat het Europees Parlement de tekst in zijn volgende plenaire zitting wel eens zou kunnen verwerpen?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Het akkoord kwam tot stand nadat de onderhandelingen over het akkoord dat werd gesloten in 2007, op verzoek van het Europees Parlement volledig zijn overgedaan. Momenteel is het akkoord van 2007 van toepassing en worden de PNR-gegevens aan de Amerikaanse overheid meegedeeld, wat men wel eens geneigd is te vergeten.
Behoudens enkele negatieve elementen, houdt het nieuwe akkoord heel wat verbeteringen in. Ze zijn opgenomen in het advies dat de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden dinsdag jongstleden heeft aangenomen. Zo bevat het bijvoorbeeld gedetailleerde en dwingende regels inzake gegevensbescherming. De Amerikaanse wetten bevatten overigens waarborgen voor onze burgers om administratief en gerechtelijk beroep te kunnen aantekenen bij de Amerikaanse overheden en rechtbanken en zodoende de hun in het akkoord gewaarborgde rechten te doen gelden. Dat is een belangrijke nieuwigheid. Er is uitdrukkelijk voorzien in interne en externe controle bij het Department of Homeland Security op de naleving van de regels inzake gegevensbescherming. Ook dat is nieuw. Het toepassingsgebied is overigens beperkt tot de bestrijding van terrorisme en van ernstige transnationale criminaliteit en die elementen zijn nu veel preciezer gedefinieerd. Zo worden de rechten van de Europese burgers toch aanzienlijk versterkt.
In een evaluatie bevestigen een Europees en een Amerikaans team dat er een systeem voor de inzameling en de analyse van de PNR-gegevens nodig is teneinde het terrorisme doeltreffend te kunnen bestrijden.
Ik geef toe dat het akkoord op bepaalde punten niet beantwoordt aan wat de Europese Unie, en nog minder aan wat België voorstond inzake de duur van de periode waarin de gegevens opgeslagen blijven.
Op de onthoudingen van Duitsland en Oostenrijk na hebben alle EU-lidstaten het akkoord goedgekeurd. In december, toen men zich over het akkoord moest uitspreken, heeft de regering er een globale analyse van gemaakt. Ze kwam tot het besluit dat de Europese Commissie zover mogelijk was gegaan en dat de waarborgen voor een wettelijk kader voor het hele systeem genoegzaam waren verbeterd, ook al hadden we op bepaalde punten verder willen gaan.
Behalve de regels inzake gegevensbescherming bepaalt het akkoord dat evaluatieteams van beide partijen na een jaar de uitvoering van het akkoord samen dienen te onderzoeken. De EU-lidstaten en in het bijzonder België zullen ervoor zorgen dat dit een grondig en nauwgezet onderzoek wordt. Als er gebreken of excessen worden vastgesteld, kunnen er maatregelen worden genomen en kan het akkoord nog altijd worden opgezegd. Om de vier jaar is een globale herevaluatie van het akkoord gepland.
We wachten op de beslissing van het Europees Parlement op grond waarvan het akkoord al dan niet zal worden aangenomen. U kunt er in elk geval op rekenen dat wij de toepassing van het akkoord met de grootste waakzaamheid zullen volgen.
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ontken niet dat er heel wat is verbeterd, maar ik blijf niettemin sceptisch over de zorgvuldigheid waarmee onze veiligheid morgen wordt gewaarborgd. Per slot van rekening betreur ik dat we niet veel proactiever zijn, dat we ons zo terughoudend opstellen, niet meer in staat zijn tot verontwaardiging en het vermogen hebben verloren om te zeggen: `Neen, het moet anders'. Met de universele competentie hebben we in een recent verleden aangetoond dat we ons progressief kunnen opstellen en dat we grenzen kunnen verleggen. Ik mis dat België van toen.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Begin deze week werd er gedreigd met acties op de luchthaven van Zaventem en werd er zelfs een stakingsaanzegging ingediend. Met de start van de paasvakantie in het vooruitzicht zou een staking ongetwijfeld tot grote hinder leiden. In het volgende weekend zouden er volgens de media 150 000 reizigers vertrekken via de luchthaven van Zaventem.
De oorzaken van de stakingsdreiging zijn onder andere de zware werkdruk en werkomstandigheden als gevolg van een chronische onderbezetting bij de luchthavenpolitie. Eerder gaf de minister te kennen extra politiemanschappen te willen aanwerven, maar dat plan werd wegens budgettaire beperkingen nog niet of maar gedeeltelijk uitgevoerd.
Vanzelfsprekend moet er steeds over gewaakt worden dat de veiligheid op de luchthaven niet in het gedrang komt.
Gisteren vond er op het kabinet van de minister een reeds lang geplande overlegvergadering plaats waarop ook de verschillende vakbonden aanwezig waren.
Werd dit dossier gisteren op de overlegvergadering tijdens die bijeenkomst aangekaart? Werd er een voorlopige oplossing gevonden? Hoe ziet de oplossing er uit?
Is de stakingsdreiging voorlopig afgewend? Kan de minister verzekeren dat de paasuittocht op de luchthaven vlot zal verlopen?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - We hebben gisteren de nodige tijd genomen om de ingediende stakingsaanzegging met de representatieve vakbonden te bespreken. Alle gesprekspartners hadden oog voor alle belangen, ook voor die van de vakantiegangers die op paasvakantie willen vertrekken. Het concrete resultaat van de onderhandelingen is dat de stakingsaanzegging tot 18 april is opgeschort. Dat is bijzonder goed nieuws.
Intussen werkt een taskforce aan een methodologie om de aangekaarte problemen in samenspraak met de sociale partners te behandelen. Het gaat onder meer over werklast, dienstplanning, personeelsbezetting, welzijn en psychosociale lasten, infrastructuur, waaronder meer bepaald de controleboxen en de samenwerkingsverbanden met TBAC. Ik heb aan de commissaris-generaal gevraagd de kwestie mee op te volgen. Maandagmiddag is er al een eerste vervolgvergadering op het vlak van de overheid, nadien volgt er overleg met de sociale partners. TBAC zal ook bij de dialoog worden betrokken.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik ben de minister zeer dankbaar dat ze de staking heeft kunnen afwenden waardoor veel problemen in de paasvakantie zijn voorkomen. Ik hoop dat haar diensten vóór 18 april een oplossing vinden voor de vermelde problemen zodat een staking kan worden vermeden.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ben tevreden de minister hier vandaag te zien. Ik had hem graag vorige week mijn urgente vraag gesteld, maar door omstandigheden kon dat niet doorgaan.
Er is behoorlijk wat discussie op gang gekomen over de reis van de minister, zowel in België als in Congo, wat erop wijst hoe delicaat het onderwerp is. De vraag is of die reis, drie, vier maanden na de verkiezingen, niet te vroeg was om de plooien glad te strijken. Mogen we nu al vergeten dat ons land 16,5 miljoen euro steun heeft gegeven om die verkiezingen te laten plaatsvinden en zodoende president Kabila aan de macht te houden? Werd dat geld misschien ook gebruikt om militairen te mobiliseren zodat de burgers niet durfden te demonstreren?
De minister heeft ongetwijfeld gisteravond op de VRT gezien hoe Peter Verlinden er niet in slaagde om oppositiekandidaat Tshisekedi te bezoeken. Blijkbaar slaagt niemand er op het ogenblik in om tot bij hem te raken.
Uit de vele persconferenties van de minister heb ik begrepen dat hij de voorzitters van beide voorlopige parlementaire assemblees heeft ontmoet, net als de ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën. Tot slot heeft de minister ook Kabila zelf ontmoet. Kan de minister ook zeggen welke oppositiefiguren en ngo's hij heeft ontmoet? Heeft hij ook, eventueel Belgische, zakenmensen ontmoet die actief zijn in Congo? Waarover heeft de minister dan gesproken?
De minister heeft in Kinshasa verduidelijkt dat hij niet in het land is om het regime te legitimeren. Nochtans krijgen we de indruk, door de beelden die we hebben gezien, dat het tegenovergestelde wel eens waar zou kunnen zijn.
De minister kondigde goed nieuws aan: de Congolese regering zou beloofd hebben een onderzoek te doen naar de feiten die door de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties worden aangeklaagd. De Congolese veiligheidsdiensten worden beschuldigd van `ernstige schendingen van de mensenrechten', waaronder moorden, folterpraktijken en willekeurige aanhoudingen. Het zou maar erg zijn indien Congo dat verslag gewoon naast zich neer zou leggen. Volgens de VN zouden er 33 personen gedood en 82 gewond zijn tijdens het verkiezingsproces van november en december 2011. Volgens de minister en Kabila zou de onafhankelijke verkiezingscommissie, de CENI, de grote schuldige zijn voor de onregelmatigheden tijdens de verkiezingen.
De grotendeels door Congo zelf gefinancierde verkiezingen waren geen succes. De minister heeft nu aangekondigd dat België opnieuw 3 miljoen euro zou bijdragen aan de provinciale en lokale verkiezingen indien de werking van de CENI verbeterd wordt. Heeft de minister met Kabila ook gesproken over de bijdrage van 16,5 miljoen euro, die toch zou afhangen van het democratische verloop van de presidentsverkiezingen? Dat zei zijn voorganger, minister Vanackere althans in een persbericht.
Heeft het bezoek van de minister bijgedragen tot concrete toezeggingen van Congo met betrekking tot de democratische organisatie van verkiezingen? Heeft hij garanties gekregen dat er in de toekomst daadwerkelijk een democratie zal worden geïnstalleerd? Hoeveel tijd heeft de minister besteed aan economische actoren, ngo's en oppositiepartijen? Heeft hij ook met Kabila gesproken over het verslag van het Carter Center? Heeft hij gesproken over het kritische verslag van de Europese Unie en over het verslag van de Verenigde Naties betreffende de schendingen van de mensenrechten? Of gingen de gesprekken vooral over het faciliteren van bepaalde economische contracten die alleen maar individuele belangen van enkele personen aangaan?
De heer Gérard Deprez (MR). - Is er in ons Reglement een bepaling over het aantal vragen dat mag worden gesteld binnen één enkele mondelinge vraag? Ik heb de indruk dat de vorige spreker er een twintigtal heeft gesteld ...
De voorzitster. - Het Reglement bepaalt dat de vraagsteller over ten hoogste drie minuten beschikt.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Voor mijn bezoek heb ik uiteraard de instemming gevraagd en ontvangen van het kernkabinet in België. Dat ligt voor de hand. Het kernkabinet vroeg overigens om een hele reeks dossiers in verband met defensie, politie en gezondheidszorg bij de Congolese overheid te behartigen.
Ook met mijn 26 Europese collega's had ik vooraf een gedachtenwisseling. Ook dat ligt voor de hand. Op de volgende raad Buitenlandse Betrekkingen is een debriefing over mijn bezoek gepland.
Twee elementen hebben mij gemotiveerd om Congo te bezoeken.
Eerst en vooral is Congo onze eerste partner inzake ontwikkelingssamenwerking en verleent België jaarlijks meer dan 120 miljoen ontwikkelingssteun aan het land. Verder is een goed gesprek met alle betrokken partners van belang voor een positieve evolutie op politiek vlak in Congo.
Zonder in details te treden, kan ik verzekeren dat ik veel contacten heb gelegd, onder andere met mijn Congolese collega's van Buitenlandse Betrekkingen en van Financiën, maar ook met de verschillende politieke partijen van de presidentiële meerderheid en die van de oppositie, onder wie de verkozenen van de UDPS, de MLC, de UNC en andere. Ik heb drie vertegenwoordigers van de 41 of 42 UDPS-verkozenen in de nationale assemblee ontmoet, van wie er toch ongeveer 37 zitting willen hebben en aan het politieke proces wensen deel te nemen.
Ik heb dus contact gehad met alle politieke actoren, van de president over de politieke mandatarissen tot het middenveld en de Congolese ngo's die het voor de mensenrechten opnemen, maar ook met internationale organisaties zoals het Cartercenter, VN-vertegenwoordigers voor de mensenrechten, vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de MONUSCO en via onze ambassade ook met meer dan tweehonderd Belgen, onder wie bedrijfsleiders en vertegenwoordigers van de ontwikkelingssamenwerking.
Het verhaal dat ik hier vertel, verschilt in niets van wat ik in Congo heb verteld. Zowel in Congo als in België heb ik mijn ongenoegen geuit over de registratie door de CENI van de resultaten van de Congolese presidents- en de parlementsverkiezingen; ook ten aanzien van president Kabila zelf deed ik dat. Ik heb er bij hem overigens op aangedrongen dat de volgende verkiezingen, voor de provincieraden, beter worden aangepakt. Daartoe zal niet alleen de CENI worden hervormd, maar zal de meerderheid ook samenwerken met de oppositie, aldus de president zelf.
In de Senaatscommissie heb ik verklaard dat daarvoor een bedrag van 3 miljoen euro is uitgetrokken, maar daarover heb ik in Congo met geen woord gerept. Alleen nadat de CENI is hervormd en als we er zeker van zijn dat het verkiezingsproces door de samenwerking tussen meerderheid en oppositie beter zal verlopen, zullen we met geld over de brug komen.
In de politieke dialoog heb ik zowel aan de meerderheid als aan de oppositie gevraagd meer openheid aan de dag te leggen. De president moet nog een eerste minister benoemen en daarna moet een meerderheid in het parlement worden gevonden; die kan dezelfde zijn als de presidentiële meerderheid of misschien ook een bredere. Verschillende oppositiepartijen zijn bereid om in een regering te stappen. Die keuze komt de Congolezen toe en niet mij of onze Senaat. Verder moeten meerderheid en oppositie correct samenwerken.
De vertegenwoordigers van de UDPS in Congo spreken zich uit voor de oppositie. Dat schept mijns inziens de gelegenheid voor oppositie en meerderheid om correct te leren samenwerken.
Ik heb vele vragen gesteld. Eerst en vooral over de mensenrechten. Er is een verslag van de Verenigde Naties en ik heb een gezamenlijk onderzoek gevraagd van de VN en Congo. Dat is aanvaard. Ik heb in dat verband om samenwerking met de diverse ngo's gevraagd.
Ik heb ook vragen gesteld over het economische klimaat, bijvoorbeeld over een herziening van de landbouwwet en over de ratificatie van het verdrag voor de bescherming van investeringen. Ook daarop heb ik een positief antwoord gekregen. Wat de natuurlijke rijkdommen betreft, met name de bescherming van het Virungapark, heb ik gevraagd om geen oliewinning in dat park toe te laten. Ook daarop kreeg ik een positief antwoord.
Er is ook een positieve beslissing voor ons land: we krijgen een nieuwe kanselarij in Kinshasa. Ik heb verschillende terreinen in Kinshasa bekeken. Ik heb een bedrag van 10,5 miljoen euro beschikbaar voor een nieuwe kanselarij.
Het was een zeer nuttig bezoek, met vele positieve reacties van de ngo's in Congo, die België danken voor dat bezoek. Positieve reacties ook van meerderheid en oppositie. Tot nu toe heb ik een echte wil tot verandering bespeurd. Wij wachten nu op daden. Dat zal het belangrijkste zijn.
Tot slot ben ik bereid om, indien de Senaat dat wenst, in de komende maanden voor een langere periode naar Congo te gaan.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik heb geen enkele opmerking gegeven over het feit dat het een kort bezoek was.
Inmiddels heeft de minister ook wel de reactie gezien van diverse ngo's, 11.11.11, Broederlijk Delen, Pax Christi, die er vandaag op hebben gewezen dat hij te veel aan ad-hocdiplomatie heeft gedaan. Terecht wijzen zij erop dat er nood is aan een duidelijk Congobeleid, dat er nog niet is. Er is geen visie op lange termijn.
De minister heeft een paar keer gewezen op de open dialoog, wat een evidentie is in een democratie. Er is echter meer nodig dan de hervorming van de kiescommissie. Er moet ook worden gedacht aan de hervorming van het Hooggerechtshof, aan de benoeming van onafhankelijke, objectieve magistraten in dat Hooggerechtshof. Daar heeft hij blijkbaar niet over gesproken.
De minister is vooral diplomatisch gebleven, heeft niet echt een kritisch signaal overgebracht aan de autoriteiten. Hij heeft niet gezegd waar het op staat. Congo heeft vooral nood aan goed bestuur. Dat is wat een van zijn voorgangers, Karel De Gucht, in Congo duidelijk heeft gemaakt. Congo heeft nood aan een heropbouw van het leger, de politie, de justitie.
De minister heeft niet op mijn vraag geantwoord of hij niet vooral bepaalde economische belangen van individuen in Congo is gaan bespreken.
Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - De regering heeft onmiddellijk, bij monde van de eerste minister, gereageerd op de dramatische toestand waarin honderden werknemers van Carsid in Charleroi zich bevinden.
Ten gevolge van de beslissing van de directie van de Dufercogroep om de hoogoven van Marcinelle definitief te sluiten, is het raadzaam te waken over de rechten van de werknemers.
De site stelt een duizendtal werknemers te werk, die sinds 2008 economisch werkloos zijn.
Zodra de sluiting werd aangekondigd, heeft de federale regering haar volledige steun aan het Waalse Gewest toegezegd om oplossingen te vinden en nieuwe perspectieven te bieden voor de werknemers en voor de streek van Charleroi.
De minister van Overheidsbedrijven, belast met Grote Steden, Paul Magnette, heeft contact opgenomen met de Waalse minister van Economie, Jean-Claude Marcourt, om een echte `Carolo' aan te stellen die de sanering en de reconversie van de zone kan verzekeren en die de herstructurering van de industrie mogelijk kan maken.
Dat waren de onmiddellijke reacties na de aankondiging van de sluiting van de site.
Dat neemt niet weg dat voor een duizendtal werknemers, die sinds 2008 economisch werkloos zijn, alle hoop is vervlogen.
Dat is een echte harde klap voor de arbeidswereld, voor de werknemers en voor een hele regio.
Beschikt de minister over bijkomende informatie, in het bijzonder over de sociale maatregelen die zullen worden aangewend om die werknemers opnieuw aan het werk te stellen?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Ik betreur eveneens de aankondiging van de sluiting van Carsid. Hoewel die onderneming al geruime tijd inactief is, moet het een harde schok geweest zijn voor de werknemers en hun gezinnen, die ongetwijfeld hoopten op een hervatting van de activiteit.
De aankondiging van woensdag aan de ondernemingsraad is het startsein voor de `Renaultprocedure'. In de komende weken moet de werkgever het overleg met de vertegenwoordigers van de werknemers over de mogelijkheden om een collectief ontslag te vermijden of te beperken en om de gevolgen van de ontslagen te verzachten, voortzetten in de ondernemingsraad. De vertegenwoordigers van de werknemers mogen vragen stellen, voorstellen doen of opmerkingen formuleren, die moeten worden onderzocht.
De mogelijkheid van een hervatting van de activiteiten zou niet volledig zijn uitgesloten. De heer Marcourt heeft die mogelijkheid aangestipt in de pers. In dit stadium moet in ieder geval worden nagegaan of sommige werknemers door andere ondernemingen van de Dufercogroep kunnen worden overgenomen.
Overigens kunnen sommige structurele activiteiten op de site blijven of kunnen andere projecten op poten worden gezet.
Pas aan het einde van deze informatie- en consultatiefase kunnen de sociale onderhandelingen echt van start gaan.
De werkgever zal ook een werkgelegenheidscel moet oprichten, die een aanbod voor outplacement moet doen. Dat moeten worden goedgekeurd door de gewestminister van Werk, die daarvoor bevoegd is. We moeten er uiteraard voor zorgen dat de werknemers voldoende worden begeleid bij hun zoektocht naar ander werk.
Ik kan de senator verzekeren dat ik dit dossier van nabij volg, samen met mijn collega van de gewestregering.
De mogelijkheid van prepensioen bestaat ook, maar op dit moment moeten we de afwikkeling van de `Renaultprocedure' in acht nemen.
Ik wacht eveneens het advies van mijn administratie af alvorens de nodige beslissingen te nemen.
Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - De werknemers hebben het moeilijk. Die dramatische situatie zal ook negatieve gevolgen hebben op de indirecte werkgelegenheid. Dat feit moeten we niet minimaliseren. Dit proces moet zo goed mogelijk worden begeleid om de werknemers en die regio te steunen.
De eventuele hervatting zou uiteraard de ideale oplossing zijn.
Bovendien verheug ik me erover dat de minister contact onderhoudt met de werknemers en de sector, teneinde de best mogelijke strategie te vinden om de sociale schade te beperken.
De voorzitster. - De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's antwoordt.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Er bestaat een onderscheid tussen privéklinieken en andere klinieken, en de bevoorrading ervan door ziekenhuisapotheken of officina-apotheken. Mijn vraag gaat over de bevoorrading van privéklinieken door ziekenhuisapotheken of officina-apotheken. Ik heb immers gehoord dat de privéklinieken op dat gebied worden gediscrimineerd. Zo is het bijvoorbeeld voor privéklinieken zeer moeilijk om bepaalde anesthesiegassen, namelijk sevofluraan en desfluraan, te krijgen. Die producten zijn beschikbaar bij ziekenhuisapotheken, maar er zou een wettelijke beperking bestaan waardoor ze enkel aan het ziekenhuis zelf of de patiënten in het ziekenhuis mogen leveren. De officina-apotheken zouden in principe dezelfde producten mogen leveren als de ziekenhuisapotheken, dus ook de twee genoemde anesthesiegassen. Om onbekende redenen zou het voor privéklinieken steeds moeilijker zijn die anesthesiegassen bij gewone apothekers te krijgen. Privéklinieken moeten daardoor vaak op zoek gaan naar een leverancier in het buitenland. Daardoor is de kostprijs ook hoger.
Werd recent door Volksgezondheid een verbod ingesteld voor de levering van bepaalde producten, zoals anesthesiegassen aan de gewone apotheek? Waarom wordt het steeds moeilijker voor privéklinieken om anesthesiegassen te krijgen bij officina-apotheken? Is de minister zich bewust van de discriminatie en is ze niet van oordeel dat een aantal maatregelen moeten worden getroffen om dit soort discriminatie weg te werken, zodat de privékliniek haar werk kan doen, in samenwerking met de officina-apotheek, in de plaats van bepaalde producten in het buitenland te moeten aankopen, wat volgens mij ook een veiligheidsrisico meebrengt voor de patiënt.
De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) is niet op de hoogte van mogelijke afleveringsproblemen met genoemde anesthesiegassen.
Het FAGG preciseert ook dat er geen algemeen verbod bestaat op de levering van anesthesiegassen aan de publiek toegankelijke apotheek.
Bij de beoordeling van de aanvraag om die anesthesiegassen op de markt te brengen, besliste de geneesmiddelencommissie dat die gassen aan een beperkt medisch voorschrift onderworpen moeten worden.
Een beperkt medisch voorschrift belet echter niet dat de gassen aan de publiek toegankelijke apotheek worden geleverd op voorwaarde dat ze door een specialist voorgeschreven zijn.
Het FAGG heeft geen aanwijzingen voor het feit dat het voor privéklinieken moeilijker geworden zou zijn om anesthesiegassen te krijgen bij officina-apothekers.
Ik ga momenteel, samen met mijn administratie, na hoe het veilige gebruik van die producten, en de veiligheid in de privéklinieken in het algemeen, kan worden verbeterd en gegarandeerd.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik noteer dat dat de minister niet op de hoogte is van een afleveringsprobleem en dat er geen algemeen verbod is. De levering van dit soort producten via de officina-apotheek aan specialisten, mits een specifiek voorschrift wordt voorgelegd, is dus wel degelijk mogelijk.
Als ik nog hoor van specifieke problemen hier of daar zal ik die aan de minister meedelen om misverstanden de wereld uit te helpen.
De voorzitster. - De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's antwoordt.
De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). - Test-Aankoop heeft de reputatie van ziekenhuizen geëvalueerd. De resultaten van die evaluatie via steekproeven zijn in de pers verschenen en zo kunnen we lezen hoe een bepaald ziekenhuis in vergelijking met andere presteert voor de verschillende specialiteiten, zoals hartziekten, kinderziekten, oogheelkunde, enz.
De consumentenvereniging stuitte opnieuw tegen een oproep tot boycot door de orde van geneesheren, die van oordeel is dat de reputatie van een ziekenhuis slechts een subjectief gegeven is.
Test-Aankoop betwist die kritiek niet, maar vindt dat als de federale overheid die evaluatie niet uitvoert, het aan hen toekomt om dat wel te doen. Momenteel kan een patiënt zich op geen enkel objectief element baseren om het best gekwalificeerde ziekenhuis te kiezen voor de aandoening waaraan hij lijdt.
Test-Aankoop wil dus een - weliswaar onvolmaakt - antwoord bieden op een terechte vraag van veel patiënten: in welk ziekenhuis zal ik de beste zorg en de beste behandeling krijgen?
Verschillende zaken staan daarbij op het spel. In de eerste plaats wordt daarmee de concurrentie tussen ziekenhuizen nog aangewakkerd. Is de volgende stap de publicatie van een `Trotter van de Belgische ziekenhuizen'?
Ten tweede verstoort dit de relatie tussen de patiënt en de huisarts, die de patiënt wanneer nodig deze of gene zorginstelling zal aanbevelen.
Ten derde is er de vraag naar de relevantie van de criteria op basis waarvan de rangschikking wordt opgemaakt.
We kunnen nochtans niet ontkennen dat het van belang is dat de kenmerken van ziekenhuizen bekend zijn onder de patiënten. Zoals Test-Aankoop het vooropstelt, hebben ze het recht om betrokken te worden bij het beslissingsproces dat hen aangaat. Dat is een onomstotelijk argument. Kunnen we blijven beweren dat al onze ziekenhuizen even goed zijn en dat het niveau van de geneeskundige vertrekkingen overal gelijk is?
Bent u van plan om, naar het voorbeeld van andere landen die in de pers worden genoemd, zoals Denemarken, Engeland, Nederland, Frankrijk enz., kwaliteitsindicatoren voor onze ziekenhuizen in te voeren?
Zou u indien nodig de criteria die vandaag worden gehanteerd, wijzigen zodat de rangschikking gebaseerd is op meer objectieve gegevens?
Hoe zult u ervoor zorgen dat dit op een transparante wijze gebeurt en dat het brede publiek hiervan kennis kan krijgen?
De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's. - Ik lees het antwoord voor van minister Onkelinx.
Iedereen lijkt het erover eens dat het van belang is om de patiënt te informeren over de kwaliteit van de zorg en de omstandigheden waarin die wordt verstrekt door gezondheidswerkers en zorginstellingen.
Er is echter ook terecht discussie over hoe die informatie wordt verwerkt, over de relevantie van de gebruikte criteria en indicatoren en over de inhoud van het begrip kwaliteit.
Als de verspreide informatie de patiënt niet in staat stelt om een beslissing te nemen met kennis van zaken, met ander woorden als een indicator niet operationeel is, heeft men zijn doel gemist.
Vóór ik u een overzicht geef van de lopende initiatieven die erop gericht zijn om ertoe bij te dragen dat aan patiënten niet alleen objectieve, maar ook relevante informatie wordt verstrekt, denk ik dat het goed is om eerst enkele algemene bedenkingen te formuleren.
Het kan aanlokkelijk zijn om een rangschikking bekend te maken met betrekking tot de kwaliteit van de zorg van deze of gene zorgverstrekker of zorginstelling, maar men moet toch altijd beseffen dat de kwaliteit van een gezondheidswerker of van een zorginstelling van verschillende factoren afhangt, en niet in het minst van de persoonlijke gezondheidskenmerken van de patiënt, en dat de resultaten kunnen verschillen naargelang van de in aanmerking genomen criteria: technische bekwaamheid, communicatievaardigheid, enz.
Ik heb al herhaaldelijk opgeroepen tot voorzichtigheid met pogingen om rankings op te stellen van verstrekkers en van instellingen.
Die rangschikkingen zijn immers vaak gebaseerd op niet gecontroleerde, niet gestandaardiseerde gegevens; ze maken gebruik van criteria die niet altijd even objectief zijn en ze gaan te werk op een manier die niet altijd even wetenschappelijk is.
Het lijkt nuttiger om te ijveren voor de ontwikkeling van kwaliteits- en veiligheidsindicatoren op het niveau van de zorg en van de organisatie van die zorg, wat zowel de patiënt als de volksgezondheid ten goede komt.
Ons land hecht belang aan het recht van de patiënt op informatie in het kader van de individuele zorgrelatie tussen hem en de zorgverstrekker.
Het gaat om het recht op informatie over de eigen gezondheidstoestand en om het recht op informatie over de kenmerken van de geplande medische behandeling, waarin de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt uitdrukkelijk voorziet.
Aan dat soort informatie moet België bij voorrang aandacht besteden, veeleer dan aan algemene informatie over het zorgaanbod. Dit belet niet dat ook in dit domein initiatieven worden genomen.
Met betrekking tot de verspreiding van informatie aan patiënten heb ik een reflectie opgestart die nog bezig is binnen de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) over de bekendmaking aan het publiek (public disclosure) van de beschikbare informatie. Eén van de voorstellen waarover men zich buigt strekt ertoe een systeem van indicatoren tot stand te brengen dat meer transparantie mogelijk maakt over hoe ziekenhuizen presteren.
Vorig jaar heb ik een studie laten uitvoeren met het oog op het voorstellen van indicatoren over de prestaties van ziekenhuizen. De resultaten van die studie zullen in de komende weken via de bevoegde adviesorganen aan artsen, ziekenhuizen en verzekeringsinstellingen worden voorgesteld. U begrijpt dat ik het resultaat van die werkzaamheden zal afwachten voor ik ter zake beslissingen neem.
De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). - Ik heb van de minister en de staatsecretaris zeer interessante informatie gekregen waarin een ommekeer wordt aangekondigd, aangezien nieuwe initiatieven zijn genomen en een tijdpad is uitgewerkt. In de komende weken zullen we dus de resultaten kennen van de verschillende werkgroepen, met name het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen.
U raakte de wet betreffende de rechten van de patiënt aan. Het is in die zin dat er verder moet worden gewerkt. We zullen hier vast nog op terugkomen, wanneer de resultaten van de werkgroepen beschikbaar zijn.
Het voornaamste is dat er vooruitgang wordt geboekt. Als ik het goed begrijp, maken we een herhaling mee van een scenario dat zich de voorbije jaren ook al heeft voorgedaan.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Sinds 1927 kunnen Belgische en Luxemburgse postdoc-studenten en kunstenaars die in Frankrijk verder willen studeren terecht in het Huis van de Stichting Biermans-Lapôtre in Parijs. Dit huis is gesitueerd op een internationale universitaire campus in Parijs. Via de media circuleren allerlei lijstjes van usurperende bevoegdheden waarvoor de federale staat de factuur wenst door te schuiven naar de deelstaten. Ook deze Stichting werd vermeld op verschillende nieuwssites.
Wil de federale overheid enkel de factuur van de werkingskosten doorschuiven, of ook andere kosten? Met andere woorden: gaat het alleen over het loon van de directeur en de vicedirecteur of ook over andere zaken?
Op basis van welke criteria is deze Stichting op de lijst van usurperende bevoegdheden terechtgekomen en zijn andere gelijksoortige instellingen, zoals de Academia Belgica en het Belgisch Historisch Instituut, beide te Rome, niet vermeld?
De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. - De Stichting Biermans-Lapôtre staat op de lijst van de zogenaamde usurperende bevoegdheden. Die worden met de deelstaten besproken in het kader van de Interministeriële Conferentie. Werkgroepen werden opgericht. Er is echter nog niet beslist welke bevoegdheden het federale niveau aan de gemeenschappen zal doorgeven.
De POD Wetenschapsbeleid begrootte 149 000 euro voor de subsidie, 155 000 euro voor de terugbetaling van de lonen van de directeur en de adjunct-directeur en 483 000 euro als uitzonderlijke subsidie die overeenstemt met de terugbetaling van de lening voor de restauratie van het gebouw. Deze instelling stond op de lijst van de usurperende bevoegdheden, die op 1 februari opgesteld werd door de heer Annicaert, algemeen inspecteur van financiën.
Het Belgisch Historisch Instituut te Rome maakt echter geen deel uit van de instellingen die het federaal niveau wenst over te hevelen. In tegenstelling tot de Stichting Biermans-Lapôtre, is het Belgisch Historisch Instituut te Rome een openbare dienst van de Staat, met een statuut dat vergelijkbaar is met dat van een academie. Het enige verschil met een instelling zoals de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, eveneens een federale instelling, is dat het Historisch Instituut zich in het buitenland bevindt. Dat neemt niet weg dat het federale niveau hiervoor bevoegd is.
Door de duidelijke banden tussen de Academia Belgica met het Belgisch Historisch Instituut te Rome lijkt het nadelig te zijn beide structuren onder de bevoegdheid van twee verschillende overheden te plaatsen. Dat geldt trouwens ook voor de Stichting Prinses Marie-José.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Het lijkt alsof de minister zelf beslist waar een bevoegdheid wordt uitgeoefend. Dat verwondert mij. Ik dacht dat dit voortvloeit uit de Grondwet en de wetten en niet uit wat hij daar zelf over vindt.
De minister heeft het in zijn antwoord ook over de schulden uit het verleden. Het lijkt mij moeilijk om nu schulden over te dragen voor een periode waarin er geen zeggenschap was. Ik begrijp wel dat de werkingskosten kunnen worden overgedragen, maar niet de schulden uit het verleden.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Het maandenlange aanhoudende geweld in Syrië heeft geleid tot een enorme uitstroom van vluchtelingen naar de buurlanden. Zowel in Libanon als in Turkije worden meer dan tienduizend Syrische vluchtelingen in vluchtelingenkampen opgevangen en meer dan tachtigduizend Syrische vluchtelingen zijn de grens met Jordanië overgestoken. Dat aantal overstijgt de middelen van landen als Jordanië en Libanon. Door de banden van de Libanese veiligheidsdiensten met het Syrische regime vrezen de vluchtelingen daar bovendien dat ze ontvoerd en opnieuw aan Syrië uitgeleverd kunnen worden.
Op 8 maart nam de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken een standpunt in over een Europees Resettlement-programma, dat trouwens in 2009 door de Europese Commissie werd voorgesteld. In dat besluit formuleerde de Raad de Europese prioriteiten inzake hervestiging van vluchtelingen. Er zijn ook nieuwe regels goedgekeurd over de financiële steun die de lidstaten uit het Europees Vluchtelingenfonds ontvangen om vluchtelingen te hervestigen. Ik overloop ze even. Men krijgt 6000 euro per hervestigde vluchteling indien de lidstaat voor de eerste keer zo'n compensatie vraagt; 5000 euro indien de lidstaat een keer eerder zo'n compensatie aanvroeg en 4000 euro in de andere gevallen.
De Raad heeft ook de hervestigingsgroepen gedefinieerd voor het jaar 2013. Het zijn er zes, namelijk de Congolese vluchtelingen in het Grote Merengebied, Burundi, Malawi, Rwanda en Zambia; de vluchtelingen uit Irak hervestigd in Turkije, Syrië, Libanon en Jordanië; de Afghaanse vluchtelingen in Turkije, Pakistan en Iran; de Somalische vluchtelingen in Ethiopië; de Birmaanse vluchtelingen in Bangladesh, Maleisië en Thailand; de Eritrese vluchtelingen in Oost-Soedan.
Om de Europese Commissie de mogelijkheid te bieden de uitgaven van het Europees Vluchtelingenfonds te plannen, worden de lidstaten verzocht vóór 1 mei van dit jaar door te geven hoeveel vluchtelingen zij in 2013 per prioriteitsgroep willen hervestigen. Tot nog toe heeft België geen structureel hervestigingsprogramma. In het verleden hebben we wel deelgenomen aan hervestigingsoperaties ad hoc. Zo zijn we in 2009 ingegaan op de oproep van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties en hebben we deelgenomen aan een Europees project waarbij 10 000 Iraakse vluchtelingen uit Syrië en Jordanië in EU-lidstaten werden hervestigd. Ons land heeft toen een groep alleenstaande vrouwen en kinderen uit Irak opgenomen alsook een tiental Palestijnen. Ook in 2011 hebben we 25 Congolese en Eritrese vluchtelingen uit Libië hervestigd.
Ik heb voor de staatssecretaris twee vragen.
Zal België deelnemen aan het gezamenlijke EU-hervestigingsprogramma en dus vóór 1 mei van dit jaar een plan voorleggen met het aantal vluchtelingen dat we in 2013 per prioriteitsgroep willen hervestigen?
Hoe staat de regering tegenover een mogelijk verzoek van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties om een groep Syrische vluchtelingen uit Jordanië of een ander buurland te hervestigen?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ons land heeft inderdaad al aan ad-hocoperaties deelgenomen en dringende oproepen van de UNHCR inzake hervestiging beantwoord.
Dit jaar heeft België zich, conform het regeerakkoord, geëngageerd om deel te nemen aan een hervestigingsprogramma en om dit dossier op Europees niveau te steunen. België is in het verleden overigens ook altijd voorstander geweest van een Europees hervestigingsprogramma en heeft daarom altijd de blokkering van dit dossier om institutionele redenen betreurd. Ik verheug me dan ook op het akkoord dat het Europees Parlement hierover vandaag zal geven.
Momenteel worden de verschillende mogelijkheden onderzocht om vóór 1 mei 2012 een structureel hervestigingsprogramma in te voeren en aldus België voor het eerst aan de pledgingprocedure volgens de regels van het nieuwe Europese hervestigingsprogramma te laten deelnemen.
Ik deel de bezorgdheid van senator Douifi over de situatie in Syrië en de ongeveer 40 000 vluchtelingen die als gevolg van het conflict naar de buurlanden zijn gevlucht. UNHCR volgt de situatie op de voet, maar heeft nog geen algemene oproep tot hervestiging als gevolg van deze situatie gelanceerd. Het Europees hervestigingsprogramma erkent de centrale rol van UNHCR in het hervestigingsproces. De geografische EU-prioriteiten zijn dan ook gebaseerd op de jaarlijks door UNHCR bepaalde prioriteiten, de zogenaamde Projected Global Resettlement Needs. De hervestigingsprioriteiten van UNHCR zullen eveneens dienen als basis voor het bepalen van de nationale prioriteiten inzake hervestiging. Bij de voorbereiding van ons hervestigingsprogramma zullen we dus evalueren welke groep of welke nationaliteit wij zullen opnemen op basis van verschillende criteria opgesteld in het kader van deze nieuwe Europese regelgeving.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Het verheugt me dat de regering positief reageert op de oproep van Europa. Het is voor het eerst dat een Belgische regering werk maakt van een structureel hervestigingsprogramma. Dit is een positieve zaak en komt bovendien tegemoet aan een van de prioriteiten die België in 2010 als voorzitter van de Raad van de EU naar voren schoof, namelijk het hervestigingsprogramma in het kader van de totstandbrenging van een gezamenlijk Europees asiel- en vluchtelingenbeleid. Ik hoop dat we onze werkzaamheden in de commissie tijdig kunnen afronden en met een voorstel naar Europa kunnen trekken.
Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Er is al veel gezegd over de gevangenis die binnenkort in Beveren zal worden gebouwd. Zowel mijn partijgenoten in de Kamer als die in het Vlaams Parlement en ikzelf hebben over dit onderwerp al vragen gesteld. Ik stel vast dat de verschillende ministers in dit dossier heel graag de zwartepiet naar elkaar doorschuiven. Iedereen is het erover eens dat er in ons land extra gevangenissen moeten komen. De plaats waar die nieuwe gevangenissen moeten worden gebouwd, is daarentegen wel een bron van discussie. De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om een gevangenis in Beveren in te planten, precies op een plek die als alternatief geldt voor het BAM-tracé in de Oosterweelverbinding, namelijk het Meccanotracé.
Nu is de Vlaamse regering bezig met een MER-onderzoek over dat BAM-tracé. Ze belooft daarbij het Meccanotracé serieus te nemen, maar als er een gevangenis wordt gebouwd, pal op de plek waar dat Meccanotracé zou moeten liggen, dan wordt dat tracé bij voorbaat onmogelijk gemaakt en is de Vlaamse regering bezig met na te laten wat ze met een ander petje op zegt, namelijk het Meccanoalternatief serieus nemen.
Antwerpse actiegroepen vragen om de geplande gevangenis 48 meter op te schuiven. Dat is niet veel. Minister Turtelboom is het daarmee eens, zo heeft ze zeer duidelijk verklaard. De staatssecretaris zegt dan weer dat dit plan de bouw van de gevangenis voor jaren zou uitstellen. Hij sprak zelfs van drie jaar. Dat klopt niet. Ofwel wordt de staatssecretaris door zijn administratie fout ingelicht, ofwel neemt hij zelf met de waarheid een loopje. Een nieuwe bouwvergunning zou volgens mijn informatie en ook volgens minister Muyters, die daarover gisteren in het Vlaams Parlement is ondervraagd, na drie maanden al kunnen worden verleend. Toegegeven, dat is nog altijd een kleine vertraging, maar ze betekent wel een immens verschil voor de Antwerpse mobiliteit.
De Regie der Gebouwen verleent de bouwvergunning. Dat betekent dat de staatssecretaris opdrachtgever is voor de bouw van de nieuwe gevangenis en dat hij ook de enige is die in deze fase nog met een kleine verandering in de locatie van de gevangenis een groot verschil kan teweegbrengen voor de mobiliteit in Antwerpen. Klopt deze redenering?
Zo ja, wat houdt hem tegen om deze kleine wijziging door te voeren, die zo'n gigantische invloed kan hebben op de mobiliteit en de leefbaarheid van Antwerpen voor de komende honderd jaar?
De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - In de eerste plaats wil ik enkele van de uitspraken van mevrouw Piryns rechtzetten. Ten eerste ben ik niet het hoofd van de Regie der gebouwen, maar alleen politiek verantwoordelijk. Ten tweede heb uiteraard niet ik de bouwvergunning verleend, maar wel de Vlaamse administratie, die ook een milieuvergunning afgaf. De eerste valt onder de bevoegdheid van Vlaams minister Muyters, de tweede onder die van Vlaams minister Schauvliege.
Het klopt wel dat de Regie der gebouwen in samenwerking met de FOD Justitie een gevangenis bouwt in Beveren. De werkzaamheden zijn vorige week gestart, nadat de Vlaamse overheid een maand eerder een milieuvergunning had verleend.
Een partijgenote van mevrouw Piryns vroeg mij in de Kamer al de gevangenis `op te schuiven'. Gisteren stelde een andere partijgenoot van haar een actuele vraag in het Vlaams Parlement aan de minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening.
De antwoorden zijn in essentie steeds dezelfde: het argument dat op korte termijn een nieuwe bouwvergunning kan worden verleend en dat in september een nieuw bouwterrein enkele tientallen meters verder kan worden opgestart, klopt niet. Om te bouwen heeft men namelijk niet alleen een bouwvergunning nodig. Ik overloop kort de chronologie inzake de vergunningen van de nieuwe gevangenis en verduidelijk een aantal factoren die in het `opschuifscenario' - eigenlijk een hypothese - ernstige vertragingen zouden veroorzaken.
Het Meccanotracé dateert van juni 2010, maar al op 20 november 2009 ging de Vlaamse regering principieel akkoord met de locatie van de gevangenis. Op 29 april 2010 werd bij de dienst MER een gemotiveerde aanvraag ingediend tot ontheffing van de verplichtingen inzake plan-MER voor het nieuwe Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan. De ontheffing werd verleend op 8 juli 2010 en de voorlopige vaststelling van het GRUP kwam er op 10 december 2010, de definitieve op 15 juli 2011.
Ter uitvoering van het masterplan Gevangenissen heeft de vorige federale regering de Design-Build-Finance-Maintenance-procedures opgestart. In juni 2009 vond de kandidatuurstelling plaats, in december werden er vijf kandidaten geselecteerd en in mei 2010 werden de offertes aan de Regie overgemaakt, waarin het ontwerp zoals het nu bekend is al voorlag. De Regie der gebouwen en Justitie hebben een objectieve zoektocht een geschikte site georganiseerd en dat heeft geleid tot de site van Beveren, waarmee zowel de technici van de Regie als de technici van Justitie akkoord gingen.
De beslissing om de gevangenis te bouwen op het beoogde terrein dateert dus al van ruim voor de voorstelling van het Meccanotracé. De Vlaamse overheid heeft steun gegeven aan dit project via de beslissing van de Vlaamse regering van 20 november 2009 en door het verlenen van de nodige vergunningen.
Het opschuiven van een gevangenis met enkele tientallen meters zou aanleiding geven tot ernstige vertraging bij de bouw ervan. De afbakening van het GRUP reikt maar tot aan de grens van het terrein. De gevangenis enkele tientallen meters opschuiven houdt in dat waarschijnlijk ook een nieuw GRUP en een MER gemaakt moeten worden. Vorige keer nam de gehele procedure ongeveer 690 dagen in beslag, de zoektocht naar een locatie en de tijd om de vergunningen te krijgen niet meegerekend.
Een nieuwe inplanting vraagt een nieuw of vernieuwd ontwerp. Het contract voor de DBFM-procedure voor dit gebouw op deze plaats werd al ondertekend in juni 2011. Een nieuw ontwerp zou dat contract verbreken, met een nieuwe procedure en nieuwe onderhandelingen tot gevolg.
Een nieuw of vernieuwd ontwerp vereist eveneens een nieuwe stedenbouwkundige aanvraag. De goedkeuring van die aanvraag voor het huidige project duurde 335 dagen vanaf de indiening, de voorbereiding niet meegerekend.
De verwerving van het terrein nam ongeveer 400 dagen in beslag. Alle percelen waren op 1 juni 2011 verworven. Nieuwe percelen verwerven zal opnieuw op veel tegenstand stuiten en daarvoor moet in nieuwe financiële middelen worden voorzien. Mogelijke problemen met af te breken woningen in de nabijheid kunnen zich voordoen. De kostprijs voor de verwerving is geraamd op minimaal 11 miljoen euro plus rente.
Bovendien moet bij wijziging van het terrein ook een nieuw archeologisch onderzoek worden uitgevoerd, gezien de aanwezigheid van veel archeologisch waardevolle sporen in de omgeving. Voor het gevangenisproject nam de doorlooptijd van het archeologisch onderzoek al 330 dagen in beslag en is de verwerking van de gegevens nog steeds lopende. Het volledige onderzoek kostte de federale overheid meer dan 1 miljoen euro.
Ook met de nutsmaatschappijen zijn er al verschillende contacten geweest en zijn de studies ter uitvoering van de voorzieningen voor gas, elektriciteit en water al aan de gang of zelfs bijna beëindigd. Daarmee gaan eveneens grote kosten gepaard.
Indien echter binnen de afbakening wordt gebleven, dan zijn er in het `opschuifscenario' nog meerdere punten rekening waarmee nog rekening moet worden gehouden:
Bij de herlokalisatie is geen rekening gehouden met de in het GRUP voorgeschreven noodzakelijke groene buffer met de woningen in de Biestraat. Bij de herlokalisatie is geen rekening gehouden met de toegangsweg via de Schaarbeekstraat, de secundaire noodontsluiting via de Biestraat en de wens van de gemeente om de Schaarbeekstraat op het kruispunt van beide straten door te knippen om zo het sluipverkeer in te perken. Dit zijn eveneens voorschriften van het huidige goedgekeurde GRUP. Er wordt nauwelijks rekening gehouden met de parkeermogelijkheden op de site, noch met de mobiliteitsstudie die in het kader van de stedenbouwkundige vergunning voor de gevangenis werd opgemaakt.
Zelfs binnen de afbakening dient er een vernieuwd ontwerp te worden ingediend, gezien het feit dat de impact van en op de omgeving nauwkeurig werd bestudeerd in het architecturaal concept. Denk maar aan de geluidsoverlast, lichthinder en de landschapsarchitectuur. Een nieuw concept moet ook worden afgetoetst op het vlak van veiligheid. Gezien het wezenlijke belang werd daar bij het ontwerp op verschillende manieren rekening mee gehouden. De ligging van de administratieve diensten, het cellulair blok, de wandelingen, de werkateliers enzovoort is bestudeerd, zodat ze niet zo maar kan worden verschoven.
Het `opschuiven' van een grote infrastructuur als een gevangenis mag dus niet worden voorgesteld als een `kleine wijziging' of worden gereduceerd tot een kwestie van een nieuwe bouwvergunning die op korte termijn kan worden verkregen. De verplaatsing van een gevangenis is een bijzonder complexe zaak, die - indien ze al tot een goed einde zou komen - leidt tot een vertraging van meer dan twee jaar en een hele reeks bijkomende kosten.
Gelet op de grote nood aan extra gevangenisplaatsen is dat een onaanvaardbaar scenario. Het probleem van de overbevolking en de staat van de bestaande gevangenissen is bijzonder prangend. Het masterplan Gevangenissen moet dringend voort worden uitgevoerd. Ik verwijs in dat verband naar het antwoord van de minister van Justitie in de plenaire vergadering van de Kamer op 8 maart jongstleden. Ze toonde zich blij met de extra gevangeniscapaciteit die de bouw van een nieuwe gevangenis in Beveren zal opleveren. Net zoals ikzelf hoopt de minister van Justitie dat die extra capaciteit er zo snel mogelijk komt, zodat werk kan worden gemaakt van een meer sluitende strafuitvoering.
Ik verwijs ook naar de actualiteit van deze week rond de overbevolking in de gevangenis van Vorst. De maatschappelijke last van bijkomende vertraging is dus bijzonder groot.
Tot besluit, stel ik vast dat voor de bouw van de gevangenis in Beveren een geldige bouw- en milieuvergunning werden verleend en dat de bouwwerken in overleg met het kabinet Justitie van start zijn gegaan.
Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn zeer uitgebreide antwoord. Spijtig genoeg blijft hij het technisch en hypothetisch spelen en neemt hij geen politiek standpunt in over de hypotheek die de inplanting van dat belangrijke project legt op een voor Antwerpen ander en niet minder belangrijk project. Het zijn twee uitermate belangrijke investeringsprojecten en het mag duidelijk zijn dat ik, net als wij allen, de bouw van een extra gevangenis ontzettend belangrijk vind. Vlaanderen stapelt echter blunder na blunder op in dat soort investeringsdossiers. Dat blijft maar aanslepen.
De actiegroep Straten-Generaal heeft het probleem inmiddels al bij Europa aanhangig gemaakt. Ik hoor het al waaien dat die lastige actiegroepen weer alles proberen tegenhouden. Uit hoofde van zijn functie en had de staatssecretaris dat in overleg met de Vlaamse regering kunnen voorkomen. Waarom laat men het toch altijd zover komen?
In plaats van het hypothetisch te spelen, had hij al lang kunnen onderzoeken of het gebouw 48 meter opschuiven al dan niet binnen het GRUP mogelijk is. Volgens mij is het dat wel, maar hij spreekt zich daar niet eens over uit!
Het zal mede zijn verantwoordelijkheid zijn, mocht Europa België of Vlaanderen ook op dit project terugfluiten, waardoor alles weer eens op de lange baan wordt geschoven.
Wij willen een oplossing voor het probleem van de gevangenissen en wij willen een oplossing voor het mobiliteitsprobleem in en rond Antwerpen, maar dan wel een degelijke oplossing waar iedereen beter van wordt.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Elke ouder wil zijn of haar kind goed opvoeden en alle kansen in het leven geven, maar de mogelijkheden en de middelen die daarvoor nodig zijn - het gaat niet alleen om financiële middelen, maar ook om kennis en tijd - zijn in onze samenleving niet gelijk verdeeld. Kinderen die door de loterij van de geboorte moeten opgroeien in kansarme gezinnen, vertrekken met een achterstand vanaf hun eerste levensdag. Die achterstand groeit nog in de loop der jaren. Het is dan ook geen toeval dat schoolse achterstand vooral voorkomt bij deze kinderen.
Dat is de kern van het probleem.
Vinden we dat ouders niet op hun verantwoordelijkheid moeten worden gewezen? Uiteraard wel. De schoolloopbaan is te belangrijk om daar laks over te zijn. De samenleving moet echter ook ten volle gaan voor honderd procent kleuterparticipatie en later voor nul procent spijbelaars.
We vrezen alleen dat financiële sancties opnieuw de zwakste gezinnen zullen treffen. Gezinnen die het al moeilijk hebben om te overleven en die heel wat moeilijkheden ervaren in het opvoeden van hun kinderen. Gezinnen die leven van een leefloon van 1047 euro, waarmee ze de hele maand moeten rondkomen. Daarvan moeten ze de huur of een dak boven het hoofd betalen, kledij, voeding.
Deze week lanceerde de heer Versnick, partijgenoot van de staatssecretaris, collega in de gemeenteraad van Gent en voorzitter van het OCMW, de idee om de aanwezigheid van kleuters op school te koppelen aan het leefloon.
Hij wil dat als voorwaarde stellen, dat dit opgenomen wordt in de wet op het recht op maatschappelijke integratie. Ik geef hier een citaat van mevrouw Bea Cantillon, iemand die toch wel gespecialiseerd is in kansarmoede: `De mindere deelname van kansarme kinderen aan de kleuterschool is geen oorzaak van hun schoolse achterstand, maar een gevolg van de moeilijke omstandigheden waarin kinderen moeten opgroeien. Versnick verwart oorzaak en gevolg, gaat vlotjes voorbij aan de context en schuift de schuldvraag door naar de ouders, alsof de moeilijke situatie waarin zij leven en hun kinderen moeten opgroeien volledig hun eigen verantwoordelijkheid is. Dat is een illusie.'
De staatssecretaris heeft al gereageerd en is het voorstel genegen. Ze gaat het onderzoeken en daar juridisch advies over vragen. Heeft zij dat gedaan? Op welke basis en argumenten verdedigt zij dat voorstel? Waarom zijn repressieve maatregelen te verkiezen boven een preventieve aanpak van het probleem?
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - De Gentse OCMW-voorzitter, Geert Versnick, partijgenoot van de staatssecretaris, lanceerde afgelopen maandag in de Gentse gemeenteraad het voorstel dat het OCMW het leefloon, al dan niet tijdelijk en/of gedeeltelijk, moet kunnen intrekken als leefloners hun kinderen niet naar de kleuterschool sturen. Minister Monica De Coninck heeft dat als voorzitster van het Antwerpse OCMW ook proberen te doen, maar ze werd door de rechter teruggefloten.
Het leefloon is weliswaar een recht, geen gunst, waaraan een aantal voorwaarden kunnen worden gekoppeld, namelijk de plicht om zich zo snel mogelijk te integreren in hun nieuwe samenleving. Dat kan het volgen van lessen Nederlands zijn voor mensen van vreemde afkomst, of het volgen van een activeringstraject. Wat de kinderen van leefloners betreft, is het een feit dat de ouders hen een goede opvoeding moeten geven, maar men kan ze niet verplichten hun kleuters naar school te sturen, aangezien de leerplicht pas geldt vanaf 6 jaar.
Uit onderzoek blijkt echter dat kleuters die niet naar de kleuterklas gaan, een grote achterstand hebben wanneer ze naar het eerste leerjaar gaan. Die achterstand kan vaak niet meer worden ingehaald, zeker als het gaat om kansarme, allochtone kinderen of kinderen van nieuwkomers. We zien dat 95 procent van hen terecht komt in het beroepsonderwijs. Zowel in Gent als Antwerpen en andere grote steden wordt via een netwerk van sociale voorzieningen, zoals Kind en Gezin, CAW, OCMW, lokale onderwijsplatformen enzovoort, geprobeerd kansarmen en nieuwkomers te overtuigen van het nut van kleuteronderwijs.
Wanneer blijkt dat ouders, ondanks al die inspanningen, hun kinderen toch niet naar school sturen, moet er een stok achter de deur zijn als sluitstuk van een beleid, niet als een beleid op zich.
Hoe staat de staatsecretaris tegenover het voorstel om de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie te wijzigen zodat leefloners verplicht kunnen worden hun jonge kinderen naar de kleuterschool te sturen?
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Deze week werd een proefballonnetje opgelaten om het leefloon af te nemen van kansarme gezinnen die hun kinderen niet naar de kleuterschool sturen. Professor Bea Cantillon werd hier al geciteerd, en ik wil daar graag nog even op wijzen. Dit voorstel is onrechtvaardig, verwart oorzaak met gevolg en dreigt de moeilijke situatie van de meest kwetsbaren in onze samenleving nog te verslechteren. Groot was dan ook mijn verbazing toen bleek dat de staatssecretaris het idee wel genegen was.
De financiële stok achter de deur zal de vicieuze cirkel van kinderarmoede niet doorbreken, integendeel. Het gaat om gezinnen die zich in een zeer precaire situatie bevinden en die alle steun kunnen gebruiken om weer ten volle aan de samenleving te participeren en hun kinderen een toekomst te geven. Het afnemen van een leefloon zal deze ouders en hun kinderen nog dieper in de armoede duwen en dan zijn de kinderen tweemaal het slachtoffer.
De mindere deelname van kansarme kinderen aan de kleuterschool is trouwens geen oorzaak van hun schoolse achterstand, maar een gevolg van de moeilijke omstandigheden waarin die kinderen moeten opgroeien. Bovendien toont Amerikaans en Brits onderzoek dat het bestraffen van ouders van wie de kinderen niet of niet voldoende naar school gaan, inderdaad geen effectieve beleidsmaatregel is. Ook in ons land weten we al dat het intrekken van de schooltoelage van ouders met spijbelende kinderen niet leidt tot een daling van het aantal spijbelaars.
Vandaag werd ook in de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement het spijbelactieplan besproken.
Hoe rijmt de staatssecretaris deze visie van het individuele schuldmodel met de uitgangspunten inzake armoedebestrijding van het federaal plan armoedebestrijding en het federaal regeerakkoord waarbij het herstel van de sociale grondrechten en een structurele aanpak centraal staan?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Net als de vraagstellers ben ik ten zeerste begaan met de problematiek van de kinderarmoede. Het is zeer belangrijk dat kinderen naar school gaan omdat ze daar de basis kunnen leggen voor hun verdere toekomst. Het is ook van belang dat ze dat zo vroeg mogelijk doen om zich te kunnen ontwikkelen, zich de taal eigen te maken en zich beter te integreren.
Wanneer ouders, om welke reden ook, weigeren om hun kinderen naar school te sturen kan dit de toekomst van het kind hypothekeren. Sommige ouders zijn zich niet altijd bewust van hun bijdrage daaraan en dat kan een probleem zijn. Hier moet het OCMW een rol spelen. De maatschappelijk werker bouwt een vertrouwensband op met de betrokkenen en is op de hoogte van hun situatie. Wanneer wordt vastgesteld dat ouders hun kinderen niet naar de kleuterschool wensen te laten gaan, is het de taak van de maatschappelijk werker om te motiveren, te stimuleren en te argumenteren waarom dit geen goede zaak zou kunnen zijn voor hun kind. Wanneer de maatschappelijk werker op een bepaald moment echter vaststelt dat ouders niet bereid zijn om hun kinderen die kansen te geven, ben ik van oordeel dat we dit als maatschappij niet zomaar kunnen aanvaarden. Indien geen enkele stimulans effect heeft, moet dan een andere optie worden overwogen? Ik vind van wel. Een mogelijkheid kan erin bestaan te werken via het geïndividualiseerde project voor maatschappelijke integratie (GPMI). Deze afsprakennota die tussen cliënt en OCMW wordt opgemaakt, bevat bepalingen omtrent werkbereidheid, maar kan ook andere inspanningen bevatten. De inzet van ouders met betrekking tot het schoolbezoek van hun kinderen kan één van die bepalingen zijn. Indien de ouders hier geen gehoor aan geven, kan het OCMW haar beslissing inzake steun evalueren en de nodige stappen ondernemen. U weet dat in het kader van het GPMI een schorsing van de steun kan worden uitgesproken met een minimum van één week. Dit dient toch gezien te worden als laatste en finaal middel. Ik ben alleszins bereid om, in het belang van de kinderen, alle mogelijkheden te onderzoeken om ouders te ondersteunen en om ouders aan te zetten om hun kinderen naar school te sturen en hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik was dan ook bereid om in te gaan op de suggestie van de Gentse OCMW-voorzitter Versnick en heb een advies gevraagd aan de administratie. De strijd tegen sociale ongelijkheid is een prioriteit voor ieder van ons. Die strijd moeten we met grote vastberadenheid voeren.
In dit debat is ook de school een belangrijke partner, niet allen van de kinderen, maar ook van de ouders. De verlaging van de leerplicht is hiertoe een belangrijk instrument. Zoals u weet, ben ik daarvoor niet bevoegd. Voor de kleuterparticipatie in Wallonië moet ik u doorverwijzen naar mijn Waalse collega van Onderwijs.
Ik sta open voor elke suggestie die wordt gedaan om de kinderarmoede te verhelpen. Ik zal ook elke suggestie op de haalbaarheid laten onderzoeken.
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Mevrouw de staatssecretaris, we staan volledig achter het plan om kinderarmoede te bestrijden, maar we zijn wel tegen het feit dat u en uw partijgenoot het leefloon willen koppelen aan kleuterparticipatie. We zullen ons ertegen verzetten dat men de mensen met de laagste inkomens zo hard gaat treffen. We moeten alles op alles zetten om die ouders te motiveren om hun kinderen naar de kleuterschool te sturen.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Uit het antwoord van de staatssecretaris heb ik niet veel opgestoken dat ik niet ook al uit de krant had vernomen. Ik ben wel blij te vernemen dat ze wil nagaan of de plannen van de heer Versnick steek houden. We moeten inderdaad onder ogen durven zien dat er een groep ouders bestaat, zowel in Gent en Antwerpen als in andere steden, die ondanks zachte aanmaningen hun kinderen niet naar school willen sturen. Dat gaat toch in tegen de belangen van de kinderen en hun toekomst. En daar moeten we toch vooral aan denken.
Ik ben het er volkomen mee eens dat men vooraf een heel traject van aanmoediging en zacht dwang moet hebben afgelegd, maar wat kunnen we doen als iemand hardleers is? Dan moeten we toch individueel, geval per geval, kunnen bekijken of het leefloon niet kan worden gekoppeld aan de bereidheid om het kind naar school te sturen. Op zich is daar niets mis mee. We kunnen het vergelijken met flitspalen. Dat er flitspalen zijn wil nog niet zeggen dat iedereen geflitst wordt. Alleen de mensen die niet meewerken, die de wet overtreden worden geflitst en komen in de problemen. We moeten dat denkspoor inderdaad durven volgen, op een rechtvaardige manier.
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Ik ben een beetje ontgoocheld, want de staatssecretaris heeft op mijn vraag niet echt geantwoord. Hoe rijmt ze het voorstel met de inhoud van het Federaal Plan Armoedebestrijding en met wat er in het federaal regeerakkoord staat over het herstel van de sociale grondrechten? We moeten niet aan symptoombestrijding doen. In de plaats van een advies te vragen, had de staatssecretaris beter besloten de Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie opnieuw samen te roepen, want het gaat natuurlijk ook om onderwijsmateries, dus gemeenschapsmateries.
In de gemeenschappen heeft men wel begrepen dat men vooral preventieve acties moet opzetten. Ik geef graag enkele voorbeelden van minister van Welzijn, Jo Vandeurzen, zoals de samenwerking met Kind en Gezin, en de inloopteams. Dat betekent het preventief stimuleren van ouders, ook in precaire situaties, om hun kinderen naar de kleuterklas te sturen. De staatssecretaris zou dus beter de Interministeriële Conferentie samenroepen en werk maken van preventieve acties. Een repressief beleid kan ook onze fractie niet steunen.
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Anderhalve maand geleden heb ik een brief schreef aan minister Bourgeois, die door het roterend voorzitterschap nu de Interministeriële Conferentie moet bijeenroepen. Ik zal er graag naartoe gaan, maar dan moet ik wel een uitnodiging krijgen. Ik kan de Interministeriële Conferentie niet bijeenroepen.
De voorzitster. - Het woord is aan mevrouw Khattabi voor een mondeling verslag.
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo), rapporteur. - Dit verplicht bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering. Het werd op 1 december 2011 aangenomen en de commissie voor de Justitie van de Senaat heeft dit wetsontwerp behandeld tijdens haar vergaderingen van 14, 21 en 27 maart 2012.
Het wetsontwerp beoogt de omzetting van twee Europese instrumenten in de Belgische wetgeving: het kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie en, gedeeltelijk, het kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot versterking van de procedurele rechten van personen en tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces.
Het kaderbesluit in verband met de tenuitvoerlegging van straffen of van tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen heeft tot doel de mechanismen voor overbrenging van gevonniste personen die voortvloeien uit het Verdrag van de Raad van Europa van 21 maart 1983 en het aanvullend protocol ervan van 1997 uit te diepen en te vereenvoudigen. Het legt de regels vast waardoor een lidstaat van de Europese Unie een in het buitenland uitgesproken vonnis kan erkennen en de sanctie ervan op zijn territorium ten uitvoer kan leggen. Het kaderbesluit geldt niet alleen voor de overbrenging van in het buitenland in detentie gehouden personen, maar ook voor de uitvoering van gevangenisstraffen die in het buitenland werden uitgesproken ten aanzien van vooralsnog niet opgesloten mensen. Het is alleen van toepassing tussen de lidstaten van de Europese Unie, maar kan gelden voor zowel de Europese burgers als de onderdanen van derde landen.
Het kaderbesluit in verband met verstekvonnissen strekt ertoe de formulering eenvormig te maken van de weigeringsgrond in verband met de vonnissen die in absentia worden gewezen bij bestaande instrumenten inzake wederzijdse erkenning, en het voorziet derhalve in een wijziging van het voormeld kaderbesluit.
Om die twee kaderbesluiten om te zetten, heeft de regering ervoor gekozen een specifieke wet aan te nemen, ter aanvulling van het bestaande juridische kader voor de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen.
De nieuwe wet zal gedeeltelijk de bepalingen van de wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen vervangen wat betreft de relaties tussen België en andere lidstaten van de Europese Unie, onder voorbehoud van een overgangsregime dat voorzien is in artikel 42 van het ontwerp.
Het traditionele systeem van de wet van 23 mei 1990 zal echter van toepassing blijven op de relaties tussen België en die niet-EU-lidstaten waarmee een overeenkomst of verdrag werd afgesloten.
Een belangrijke meerwaarde van dit nieuwe juridische kader ten aanzien van het Verdrag van de Raad van Europa betreffende de overdracht van veroordeelden van 21 maart 1983 en het aanvullend Protocol van 18 december 1997 vloeit voort uit het feit dat de instemming van de Staat die de buitenlandse straf of maatregel zal uitvoeren, niet langer vereist is. Hierdoor wordt de procedure op significante wijze vereenvoudigd.
Meer algemeen zal de nieuwe wet zorgen voor een uniek en allesomvattend rechtskader, zodat iedere veroordeelde kan vragen zijn gevangenisstraf uit te zitten in de lidstaat waarmee hij sociale of professionele banden of nauwe familiebanden heeft, teneinde zijn vooruitzichten bij reclassering te verbeteren.
Tijdens de bespreking werd geantwoord op specifieke vragen, maar draaide het debat vooral om één bepaald punt. De uitzonderingen op artikel 11, §1, van het wetsontwerp bepalen dat de tenuitvoerlegging wordt geweigerd indien de feiten die aan het vonnis ten grondslag liggen krachtens het Belgische recht geen strafbaar feit opleveren. Op dit principe bestaat echter een hele reeks uitzonderingen, aangezien §2 niet minder dan 32 gevallen opsomt waarin het principe van de dubbele strafbaarheid dat in §1 wordt vastgesteld, niet van toepassing is.
De heer Mahoux vraagt zich af hoe die twee paragrafen zullen worden toegepast en wil de bevestiging krijgen dat ons land niet gebonden is door vonnissen van andere landen wanneer de feiten in België niet strafbaar zijn.
De heer Delpérée merkt op dat de lijst met de 32 uitzonderingen in artikel 11, §2, is geformuleerd in gewone taal. Het zijn niet de misdrijven zoals ons Strafwetboek ze opsomt. Een dergelijke wetgevingstechniek mist de nodige precisie en zal aanleiding geven tot interpretatie.
Mevrouw Faes wijst op een verhoogd risico op procedureslagen aangezien het wetsontwerp een ingrijpen van de minister van Justitie in de procedures voor de strafuitvoeringsrechtbanken immers niet uitsluit.
Mevrouw Khattabi merkt op dat men het beginsel van de wederzijdse erkenning wil toepassen op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen alsof de detentievoorwaarden en de mogelijkheden voor strafuitvoering in termen van persoonlijke rechten relatief vergelijkbaar zijn. De filosofie van het systeem is gebaseerd op het idee dat de reclassering van de veroordeelde gemakkelijker zal verlopen wanneer hij zijn straf ondergaat in een staat waarmee hij banden heeft terwijl er geen objectieve analyse is gemaakt van de reclasseringsmaatregelen in de staten van de strafuitvoering.
Wat de vraag over de uitzondering op het beginsel van de dubbele strafbaarheidsstelling betreft, herinnert de minister eraan dat kaderbesluiten verwant zijn aan richtlijnen. De lidstaten zijn verplicht tot omzetting en hebben een beperkte manoeuvreerruimte. De lijst van 32 strafbare feiten die een uitzondering zijn op het beginsel van de dubbele strafbaarheidsstelling vindt haar oorsprong in het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel. De lijst werd als een stap naar betere samenwerking tussen lidstaten beschouwd, aangezien het algemene principe dat van de dubbele strafbaarheidsstelling is. De samenwerking vindt alleen plaats voor feiten die in beide samenwerkende staten strafbaar zijn. Men heeft in de Europese Unie echter een lijst willen vaststellen met strafbare feiten die als ernstig genoeg worden beschouwd om als basis te dienen voor samenwerking tussen staten, ook al zijn de juridische begrippen van de lidstaten niet volledig vergelijkbaar.
Het gaat in de lijst om misdaadverschijnselen. Het is juist de bedoeling niet aan te sluiten bij een bepaalde juridische definitie van een lidstaat, die immers niet noodzakelijk die van een andere staat is. Voor de feiten van de lijst met 32 strafbare feiten werkt de bevoegde juridische autoriteit samen zonder te moeten nagaan of de juridische definitie van haar nationaal recht dezelfde is als die van de verzoekende staat.
Wat de vraag inzake de objectivering van de reclasseringscriteria betreft, benadrukt de minister dat het kaderbesluit voorziet in een reeks geobjectiveerde hypothesen van overbrenging, waarbij geen voorafgaande instemming is vereist, noch van de tenuitvoerleggende staat, noch van de veroordeelde. De reclassering zal elke keer gemotiveerd moeten worden, maar men heeft het echter niet nuttig gevonden om de criteria in detail in de wet op te nemen, omdat men dan enige flexibiliteit kan behouden bij de beoordeling van elk apart geval. Aangezien het doel van de reclassering wel in de wet is opgenomen, zal de beslissing gemotiveerd moeten zijn en is er beroep mogelijk.
Mevrouw Khattabi merkt op dat ofschoon het doel duidelijk en lovenswaardig is, het wel jammer is dat de tekst zoveel marge laat voor beoordeling. Het ware beter geweest de criteria in de wet vast te leggen. Spreekster vreest namelijk dat het voorgestelde systeem in werkelijkheid kan leiden tot een soort dubbele straf, afhankelijk van de staat waarnaar de veroordeelde wordt overgebracht.
De heren Laaouej en Mahoux hebben een amendement ingediend teneinde het voorgestelde artikel 11, §4, te vervangen om te verduidelijken dat §2, 14º, niet van toepassing is op abortus bedoeld in artikel 350, tweede lid, van het Strafwetboek, en op euthanasie bedoeld in de wet van 28 mei 2002. Het amendement werd aangenomen.
De heer Torfs dient een aantal amendementen in om tegemoet te komen aan opmerkingen van de dienst Wetsevaluatie. Ze worden eenparig aangenomen.
Het geamendeerde wetsontwerp werd in zijn geheel aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding. Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur.
-De algemene bespreking is gesloten.
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5-1373/4.)
-De artikelen 1 tot 42 worden zonder opmerking aangenomen.
-De bijlagen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Zijn er opmerkingen?
Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 60
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 4
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik wil de onthouding van mijn fractie toelichten.
Er bestaat een brede consensus over het lovenswaardig doel van het wetsontwerp, dat de reclassering van veroordeelde personen wil bevorderen. Helaas biedt de procedure van wederzijdse erkenning niet de mogelijkheid om dat doel te bereiken. Het vermogen van de tenuitvoerleggingsstaten om de reclasseringsmaatregelen uit te voeren, is immers ontoereikend. De Europese integratie inzake strafuitvoering geschiedt zonder dat er vooraf een harmonisering heeft plaatsgevonden, of toch minstens een benchmarking, van de reclasseringsmaatregelen die in de diverse lidstaten bestaan.
Het wetsontwerp biedt bijgevolg geen enkele waarborg dat de personen wier straf in een andere lidstaat ten uitvoer zal worden gelegd, dezelfde rechten zullen genieten als wanneer ze in de beslissingsstaat waren gebleven.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 19 april om 15 uur.
Ik neem aan dat de Senaat vertrouwen zal schenken aan de voorzitster en aan het Bureau om de agenda van de volgende vergadering vast te leggen. (Instemming)
(De vergadering wordt gesloten om 18.05 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Niessen en de heer Morael, om gezondheidsredenen, de heren Mahoux en Tommelein, in het buitenland, de dames Faes en Vogels, de heer De Wever, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 60
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 4
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Marcel Cheron, Zakia Khattabi, Freya Piryns, Cécile Thibaut.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen tot invoering van de donorkaart in afwachting van de volledige digitalisering van het donorschap via de eID (van de heer Ide c.s.; Stuk 5-1544/1).
-Verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong (van mevrouw Marleen Temmerman; Stuk 5-1550/1).
-Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie tot oprichting van een Federale Raad voor de Reclame (van mevrouw Fabienne Winckel en mevrouw Muriel Targnion; Stuk 5-1551/1).
-Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
De Senaat heeft bij boodschappen van 23 maart 2012 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen:
Ontwerp van programmawet (I) (Stuk 5-1545/1).
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 5-1547/1).
De Senaat heeft bij boodschappen van 27 en 29 maart 2012 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen:
Wetsontwerp ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (Stuk 5-1523/1).
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging (Stuk 5-1524/1).
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en tot wijziging van de wet van 12 januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (Stuk 5-1549/1).
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij boodschappen van 22 maart 2012 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:
Artikel 77 van de Grondwet
Ontwerp van programmawet (II) (Stuk 5-1546/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) (Stuk 5-1548/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Artikel 80 van de Grondwet
Ontwerp van programmawet (I) (Stuk 5-1545/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 23 maart 2012; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 28 maart 2012.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 22 maart 2012.
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 5-1547/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 23 maart 2012; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 28 maart 2012.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 22 maart 2012.
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en tot wijziging van de wet van 12 januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (Stuk 5-1549/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 23 maart 2012; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 28 maart 2012.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 22 maart 2012.
De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Zagreb op 19 oktober 2004 (Stuk 5-1552/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 10 februari 2009 (Stuk 5-1553/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de Procureur des Konings te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Parket van de Procureur des Konings te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 15 maart 2012.
Bij brief van 22 maart 2012 heeft de Procureur des Konings te Dendermonde overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Parket van de Procureur des Konings te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 20 maart 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 22 maart 2012 heeft de arbeidsauditeur te Marche-en-Famenne, Arlon en Neufchâteau overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Arbeidsauditoraat te Marche-en-Famenne, Arlon en Neufchâteau.
Bij brief van 27 maart 2012 heeft de arbeidsauditeur te Doornik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Arbeidsauditoraat te Doornik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 23 maart 2012.
Bij brief van 27 maart 2012 heeft de arbeidsauditeur te Turnhout overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Arbeidsauditoraat te Turnhout, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 23 maart 2012.
Bij brief van 28 maart 2012 heeft de arbeidsauditeur te Verviers overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Arbeidsauditoraat te Verviers, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 23 maart 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 27 maart 2012 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Marche-en-Famenne overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Rechtbank van eerste aanleg te Marche-en-Famenne, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 22 maart 2012.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 23 maart 2012 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 22 maart 2012.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2012.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Hoei, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Arbeidsrechtbank te Hoei, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 15 maart 2012.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Charleroi, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Arbeidsrechtbank te Charleroi, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 22 maart 2012.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Oudenaarde, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Arbeidsrechtbank te Oudenaarde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2012.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Leuven, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van de Arbeidsrechtbank te Leuven, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 maart 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 23 mars 2012 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Mechelen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2011 van de Rechtbank van koophandel te Mechelen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2012.
Bij brief van 27 mars 2012 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Namen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2011 van de Rechtbank van koophandel te Namen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 maart 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Gent overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2011 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2012.
Bij brief van 27 maart 2012 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Antwerpen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2011 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 26 maart 2012 heeft de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig artikel 3 van de wet van 7 februari 1994 om het beleid van ontwikkelingssamenwerking te toetsen aan de eerbied voor de rechten van de mens, aan de Senaat overgezonden, het verslag over de eerbied voor de rechten van de mens voor de landen waarmee België een overeenkomst inzake ontwikkeling samenwerking heeft afgesloten, voor het jaar 2011.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.