2-273

2-273

Belgische Senaat

2-273

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 27 FEBRUARI 2003 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Motie van orde

Verzoekschrift

Mondelinge vragen

Inoverwegingneming van voorstellen

Wetsontwerp houdende wijziging van de artikelen 628 en 1395 van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van ... tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën (Stuk 2-1440)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen (Stuk 2-1427) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (Stuk 2-1479) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 2-1480)

Vraag om uitleg van de heer Yves Buysse aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het inzetten van Franstalige politieagenten in het Nederlandse taalgebied» (nr. 2-966)

Vraag om uitleg van de heer Johan Malcorps aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de Europese besluitvorming rond de bestrijdingsmiddelen Paraquat en Aldicarb» (nr. 2-967)

Stemmingen

Vraag om uitleg van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen over «de problemen in verband met de toepassing van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector» (nr. 2-970)

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter

(De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.)

Motie van orde

De heer Philippe Mahoux (PS). - Aangezien het Bureau vandaag niet is bijeengekomen, wil ik melding maken van een probleem dat een lid van onze fractie aanbelangt. Het betreft incidenten die zich eergisteren in de commissie voor de Binnenlandse Zaken hebben voorgedaan. De voorzitter van onze assemblee heeft daarover een brief gericht aan de voorzitster van die commissie.

In die brief, die de betrokkene verklaart niet te hebben ontvangen, wordt een oordeel geveld over haar gedrag en de manier waarop ze de werkzaamheden van haar commissie leidt. De brief werd ook naar de pers verstuurd. Voor zover ik heb vernomen, werd de betrokkene evenwel niet door de voorzitter gehoord.

Vooreerst ben ik het er niet mee eens dat een brief gericht aan een commissievoorzitter, die lid is van onze fractie, meteen ook naar de pers wordt verstuurd. Dat is een onbetamelijke handelwijze voor een voorzitter van een assemblee. Voorts vraag ik me af waarom de betrokkenen niet worden gehoord wanneer dergelijke incidenten zich voordoen.

Omdat het Bureau niet is bijeengekomen, werp ik het probleem op in de plenaire vergadering. Ik wens dat op die vragen en opmerkingen wordt geantwoord, op een plaats die het Bureau zal kiezen. Ik spreek me niet uit over de omstandigheden die tot deze gang van zaken hebben geleid, maar een soortgelijk optreden valt mijns inziens niet te rijmen met de opdracht van de voorzitter van een assemblee en lijkt mij bijgevolg onaanvaardbaar.

De voorzitter. - Ik zal uw opmerkingen en vragen doorgeven. Dit punt zal ongetwijfeld worden besproken tijdens de vergadering van het Bureau van 13 maart.

Verzoekschrift

De voorzitter. - Bij brief van 18 februari 2003 heeft de heer Alfred Evers, voorzitter van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap aan de Senaat overgezonden een resolutie met betrekking tot de verklaring tot herziening van de Grondwet.

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Michiel Maertens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Justitie over «de resolutie 1457 van de Verenigde Naties inzake de plundering van Congo» (nr. 2-1265)

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Op 24 januari laatstleden aanvaardde de VN-veiligheidsraad resolutie 1457 in verband met de plundering van Congo. In punt 11 van deze resolutie worden bedrijven, Staten en personen die vernoemd worden in de rapporten van het VN-panel uitgenodigd om tegen 31 maart eerstkomend hun opmerkingen en antwoorden te formuleren in verband met de beschuldigingen terzake en deze eventueel op vraag van de betrokken Staten te publiceren.

Belgische bedrijven worden meermaals in de rapporten van het VN-panel genoemd. De Belgische Justitie voert dienaangaande een aantal onderzoeken uit - die uiteraard onder het geheim van de Justitie vallen - en de Senaatscommissie Grote Meren heeft vorige week terzake ook zijn conclusies en voorstellen voorgelegd na het onderzoek van deze commissie gedurende meer dan een jaar.

Graag had ik van de Ministers vernomen:

1.of zij hun opmerkingen hebben medegedeeld. Zo ja, wanneer en met welke inhoud? Zo neen, waarom niet?

2.of zij de wens hebben uitgedrukt deze antwoorden te laten publiceren. Zo ja, onder welke voorwaarden? De privacy in de bedrijfvoering is immers een gevoelig punt.

De voorzitter. - Ik wens dat u het reglement zou naleven, mijnheer Maertens. U beschikt over anderhalve minuut om uw vraag te stellen, waarna de minister antwoordt. Dit is een mondelinge vraag en geen vraag om uitleg.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Zeker, mijnheer de voorzitter.

Verder wou ik weten:

3.of in dit verband de mogelijkheid werd overwogen aan de VN voor te stellen het rapport van de Senaatscommissie, tegelijk met het expertverslag, als Belgisch antwoord daarop door de VN te laten publiceren?

4.of zij ook de wens hebben uitgedrukt een kopie van de bewijsstukken die relevant zijn voor België aan België over te maken?

5.in hoever de Task Force een rol heeft gespeeld en welke resultaten kan de Task Force in dit verband voorleggen?

6.of de Minister van Justitie via zijn positief injunctierecht de bevoegde Procureurs op deze mogelijkheid heeft gewezen en hen eventueel materieel in de mogelijkheid heeft gesteld de bewijsstukken te consulteren?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Resolutie 1457 van de Veiligheidsraad biedt onder meer de mogelijkheid dat Staten die vernoemd worden in het rapport van de groep van experts inzake illegale uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen in de Democratische Republiek Congo bewijzen kunnen vragen voor datgene wat in het rapport wordt gesteld. Bovendien mogen deze Staten hun opmerkingen en antwoorden formuleren die dan in het volgende rapport van het panel worden gepubliceerd.

Ons land wordt in het rapport niet vermeld als een Staat die deelneemt aan de illegale praktijken waarvan sprake. Integendeel, de medewerking en blijk van transparantie vanwege de Belgische autoriteiten werden sterk gewaardeerd door de leden van het panel. België is volgens hen het enige land dat gewezen heeft "op de mogelijkheid doelgerichte sancties op te leggen aan ondernemingen en individuen die voordeel halen uit de handel in bloedgoederen".

Mevrouw Annemie Neyts, die in de regering met dit dossier belast is, heeft de Belgische personen en ondernemingen die in het rapport worden vermeld, aangeschreven om hen te wijzen op deze mogelijkheid van antwoord. Naar aanleiding van het opnieuw opstarten van de werkzaamheden van het Panel werd hen trouwens een gelijksoortige brief gestuurd.

Mevrouw Neyts heeft de minister van Justitie bovendien op de hoogte gebracht van de wens van de Veiligheidsraad dat de Staten de gepaste gerechtelijke opvolging zouden geven, op basis van de elementen aangebracht in de verschillende rapporten van het Panel. Deze demarche werd trouwens aanbevolen door de Task Force.

De regering zal haar actieve en loyale medewerking blijven verlenen aan de groep van experts van de Verenigde Naties en zal te gepasten tijde dan ook de nodige maatregelen nemen.

Ik laat de minister van Justitie antwoorden op het laatste punt van de vraag.

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Justitie.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Minister Verwilghen vraagt mij om de heer Maertens volgend antwoord te verstrekken.

Uiteraard pleit ik ervoor dat België vóór 31 maart aan het Comité van deskundigen verslag uitbrengt over de genomen maatregelen, met het oog op de concrete tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van resolutie 1457. België moet aantonen dat het bereid is de illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen in de DRC te bestrijden en de verplichtingen die voortvloeien uit de in de Veiligheidsraad aangenomen resoluties op de meest passende wijze na te komen.

De transparantie en de geloofwaardigheid van België indachtig, ben ik van oordeel dat het Secretariaat van de Verenigde Naties dit rapport mag bekendmaken. Ik wijs erop dat mijn collega, de minister van Buitenlandse Zaken, bevoegd is voor de overzending van het rapport van België aan de Verenigde Naties. De beslissing tot overzending en bekendmaking van de reacties van de Belgische regering moet dan ook in onderlinge overeenstemming worden genomen.

Met het oog op voornoemde transparantie ben ik tevens voorstander om, zoals u voorstelt, de mogelijkheid te overwegen het rapport van de Senaatscommissie als officiële reactie van België op de aanbevelingen van resolutie 1457 te gebruiken. Die beslissing valt evenwel evenmin onder mijn uitsluitende bevoegdheid en moet door de Regering worden genomen.

De Veiligheidsraad verzoekt de lidstaten om beter samen te werken met het panel van VN-deskundigen dat met dit dossier is belast. In paragraaf 12 van resolutie 1457 worden de gerechtelijke autoriteiten aangemoedigd om gerechtelijke onderzoeken in te stellen op grond van de door het panel verstrekte informatie en wordt hen verzocht het panel rechtstreeks te contacteren, volgens een nog te omschrijven procedure, met het oog op het bekomen van de informatie die rechtstreeks betrekking heeft op de lopende onderzoeken.

Ik heb deze mogelijke dialoog dan ook onder de aandacht gebracht van de gerechtelijke autoriteiten. Er moet daarbij uiteraard rekening worden gehouden met de procedurele verplichtingen en het onderzoeksgeheim. Ik heb in die zin een brief gestuurd naar de Federale Procureur en naar de Procureur-generaal te Brussel. Zij moeten de mogelijkheden van deze dialoog benutten, naargelang van de behoeften van het dossier.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik dank de minister van Justitie en zijn collega voor het zeer duidelijke en positieve antwoord.

Mondelinge vraag van de heer Jan Steverlynck aan de minister van Financiën over «het indienen van BTW-aangiften via De Post» (nr. 2-1268)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Vanaf dit jaar mogen de BTW-aangiften niet meer op het plaatselijk kantoor worden bezorgd. Voortaan wordt de indiening van die aangiften gecentraliseerd; voor Vlaanderen is dit in Gent. Dat heeft als gevolg dat bijna alle aangiften met behulp van de Post zullen worden bezorgd, tenzij ze reeds elektronisch kunnen worden aangegeven.

De BTW-wetgeving voorziet in geen regeling voor het bezorgen van BTW-aangiften door middel van de Post. De verschillende wetsartikelen spreken over het `indienen' van een aangifte namelijk op `de 20ste van de maand volgend op de maand waarop zij betrekking hebben'. Gezien de trage werking van de post zal men allicht reeds op de 17de van de maand de aangifte moeten versturen.

Bovendien zou een omslag bij verzending maximaal slechts één aangifte mogen bevatten; de machine zou blijkbaar de omslagen niet goed kunnen openen zonder risico op beschadiging. Dit is natuurlijk een kafkaiaanse bedoening voor de accountantsbureaus.

Is het niet aangewezen de poststempel als datum van `indienen' te beschouwen? Wenst de minister de wetgeving in die zin te wijzigen? Of zal hij deze interpretatie bij circulaire bevestigen?

Kan bij de elektronische aangiften worden bepaald dat het ogenblik van versturen als tijdstip geldt waarop de aangifte werd ingediend?

Omdat de aangiften nu centraal worden verwerkt, kan misschien worden overwogen om de indieningsdatum te verschuiven van de 20ste van de maand naar het einde van de maand?

Kan de Minister bevestigen dat meerdere aangiften in één omslag mogen worden verzonden?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De BTW-aangiften met betrekking tot de handelingen verricht vanaf 1 januari 2003 moeten inderdaad worden toegezonden aan het bevoegde scanningcentrum. Dit houdt in de meeste gevallen een verzending in via de post.

De administratie is er zich van bewust dat postzendingen een bijkomende termijn vereisen en heeft op dit probleem reeds geanticipeerd op de volgende wijze.

Voor zover de administratie de aangifte kan verwerken tegen uiterlijk de tiende dag van de maand die volgt op de wettelijke indieningsdatum van deze aangifte, wordt geen enkele boete opgelegd wegens laattijdige indiening.

Ik vestig er evenwel uw aandacht op dat de aangiften waarvoor een aanvraag om teruggaaf wordt uitgeoefend door de administratie moeten worden verwerkt uiterlijk de eerste dagen van de maand volgend op de wettelijke indieningsdatum van die aangiften opdat de belastingplichtigen geen nadelige gevolgen met betrekking tot hun eventuele terugbetaling zouden ondervinden.

Bovengenoemde tolerantie geldt uiteraard niet voor het tijdstip van de betaling van de verschuldigde BTW.

Gelet op wat voorafgaat heeft de door de heer Steverlynck beoogde vertraging van enkele dagen geen enkel praktisch gevolg voor de indiener, waardoor een wijziging van de reglementaire bepalingen mij niet noodzakelijk lijkt.

Verder kan ik U bevestigen dat meerdere aangiften in een door de administratie verstrekte omslag mogen worden verzonden. Bovendien staat het de belastingplichtige vrij zijn eigen omslagen te gebruiken.

Ten slotte meld ik u dat voor de boekhouders reeds sedert november 2001, via het Edivat-systeem, en meer in het algemeen voor alle belastingplichtigen sedert februari 2002, via het lntervat-systeem, de mogelijkheid bestaat om de BTW-aangiften elektronisch in te dienen waarbij de verzender onmiddellijk in kennis wordt gesteld van de aanvaarding van zijn document.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik dank de minister voor het duidelijk antwoord. Zijn de accountants en de belastingkantoren voldoende op de hoogte van de regeling? Een aantal mensen heeft blijkbaar toch een brief ontvangen waarin staat dat er in een omslag slechts één aangifte mag zitten.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De nodige informatie werd verstuurd naar alle kantoren.

Mondelinge vraag van de heer Hugo Vandenberghe aan de eerste minister over «het gevolg dat de regering zal geven aan het arrest van het Arbitragehof inzake de kieswetgeving» (nr. 2-1267)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Bij arrest van 26 februari 2003 schorste het Arbitragehof niet minder dan veertien bepalingen uit de wetten van 13 december 2002 tot wijziging van het Kieswetboek.

Het Arbitragehof is van oordeel dat de constructie die voor de Kamerverkiezingen werd uitgewerkt voor de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven en de lijstenverbinding tussen Franstalige lijsten in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de lijsten in de kieskring Waals-Brabant, de toets van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang met artikel 63 van de Grondwet, niet kan doorstaan. Het Arbitragehof heeft om die reden de betrokken bepalingen geschorst.

Het Arbitragehof bepaalt dat "behoudens optreden van de wetgever, in de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad de eersvolgende Kamerverkiezingen niet anders kunnen plaatsvinden dan op grond van de bepalingen zoals die van toepassing waren voor de wijziging ervan door de bestreden wetten". Wat is de reactie van de regering op dat arrest?

Kan de eerste minister bevestigen dat de eerstvolgende Kamerverkiezingen voor de betrokken kieskringen zullen plaatsvinden op grond van de bepalingen die van kracht waren voor de wetswijzigingen van 13 december 2002?

Voorziet de regering in een nieuw wetgevend initiatief?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De regering nam gisteren kennis van het arrest van het Arbitragehof, dat de bepalingen over Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven in de nieuwe kieswetgeving schorst. De regering benadrukt dat het Arbitragehof de schorsing in essentie motiveert door het feit dat aan de kiezers en de kandidaten van twee kieskringen van het Rijk op discriminerende wijze de waarborg van artikel 63 van de Grondwet wordt ontzegd doordat het aantal kandidaten dat wordt verkozen in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven niet afhangt van de respectieve bevolkingscijfers van die kieskringen. Dat betekent ook dat de nieuwe kieswetgeving voor het grootste deel gehandhaafd blijft. Dat geldt voor de invoering van de provinciale kieskringen, de invoering van opvolgers, de mogelijkheid van een dubbele kandidatuur voor Kamer en Senaat en de invoering van een kiesdrempel van vijf procent.

Het Arbitragehof liet in de bepaling betreffende de draagwijdte van de schorsing twee mogelijkheden open. Ofwel neemt de wetgever een initiatief, ofwel wordt de toestand in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde, Leuven en Nijvel hersteld zoals bepaald vóór de wet van 13 december 2002, inbegrepen het vroegere apparenteringssysteem en de niet-toepassing van de kiesdrempel. De regering heeft de eerste optie grondig onderzocht. Er bestonden een aantal mogelijkheden die echter alle een grondige en langdurige discussie in het Parlement zouden vereisen.

Dat bevestigt nogmaals hoe complex het probleem van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is, welke regering er ook aan de macht is en welk scenario ze ook volgt. Het Arbitragehof verwijst daar ook uitdrukkelijk naar.

De regering besluit dan ook dat enkele weken voor de aangekondigde ontbinding van de kamers de vroegere toestand in de drie betrokken kieskringen moet worden hersteld, zoals het arrest van het Arbitragehof aangeeft. Er komt dus geen nieuw wetgevend initiatief.

De verkiezingen zullen zoals aangekondigd plaatsvinden op 18 mei. De minister van Binnenlandse Zaken heeft trouwens al verklaard dat zijn administratie ook na de schorsing perfect in staat zal zijn die volgens plan te organiseren.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord.

Mondelinge vraag van mevrouw Marie-José Laloy aan de minister van Justitie over «de inwerkingtreding van de wet betreffende de voogdij over de niet-begeleide minderjarigen» (nr. 2-1261)

Mondelinge vraag van mevrouw Nathalie de T' Serclaes aan de minister van Justitie over «de inwerkingtreding van de wet betreffende de voogdij over de niet-begeleide minderjarigen» (nr. 2-1262)

De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Justitie.

Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - De problematiek van vreemde minderjarigen die in België toekomen zonder begeleiding van een wettelijke vertegenwoordiger is erg zorgwekkend geworden. De meeste Europese landen worden met een zelfde situatie geconfronteerd. Zij hebben voor deze bijzonder kwetsbare categorie specifieke normen in het leven geroepen.

In ons land werd deze juridische leemte opgevuld door de programmawet van december 2002. Deze bepaalt dat de Koning de samenstelling en de werking van de dienst Voogdij vaststelt bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit. De Koning moet tevens de juridische aard van de relatie tussen de voogd en de dienst Voogdij vastleggen. Hij regelt ook de erkenningsprocedure van de voogden door de dienst in kwestie en de minimale erkenningscriteria waaraan de voogden moeten voldoen.

De Koning bepaalt eveneens de procedure inzake de intrekking van de erkenning en de datum van inwerkingtreding van de wet.

Als rapporteur van de werkgroep `Rechten van het kind', die zopas een gedetailleerd verslag uitbracht over de problematiek van de niet-begeleide minderjarigen, vraag ik de minister van Justitie mij mee te delen hoever het staat met de uitvoeringsbesluiten.

Mevrouw Nathalie de T' Serclaes (MR). - Mijn vraag gaat over hetzelfde onderwerp. Ik sluit me dan ook aan bij wat mevrouw Laloy zegde. Ik hoop dat de minister een positief antwoord zal geven.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De interkabinettenwerkgroep die is belast met de opstelling van een koninklijk besluit tot uitvoering van Titel XIII, hoofdstuk 6 `Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen' van de programmawet van 24 december 2002 is een eerste maal bijeengekomen op 30 januari 2003 om een werkdocument te bespreken dat door de administratie van Justitie werd voorbereid.

Dat werkdocument werd aan verschillende instanties voor commentaar voorgelegd, met name de arrondissementele raad voor jeugdbijstand van Brussel en de Koninklijke vereniging van vrede- en politierechters. De vereniging `Mineurs en exil' gaf eveneens haar opmerkingen.

Op 13 februari was er een tweede vergadering van de interkabinettenwerkgroep om het ontwerp van besluit aan te passen aan de verschillende opmerkingen.

Het werk schiet dus goed op en de werkgroep zal de tekst van het voorontwerp van koninklijk besluit nogmaals onderzoeken tijdens zijn volgende bijeenkomst op 10 maart. De tekst moet ook worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en de minister van Begroting.

De administratie van Justitie onderzoekt momenteel de budgettaire weerslag van de oprichting van die dienst binnen de FOD Justitie. De oprichting van die dienst, waarvoor een permanentie van 24 op 24 uur is voorzien, vereist uiteraard een uitbreiding van financiële en menselijke middelen.

Het ontwerp van koninklijk besluit regelt ook de inwerkingtreding van de eerder genoemde bepalingen van de programmawet.

De bepalingen van het besluit over de procedure, de erkenningscriteria, de weigering en intrekking van erkenningen en de lijst van de voogden zullen enkele weken vóór de andere bepalingen in werking treden. Op die manier zal de dienst Voogdij onmiddellijk de voogden kunnen aanwijzen.

De dienst zal echter pas kunnen worden opgericht na de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de gemeenschappen over de opvang van de niet-begeleide minderjarigen. Zodra hij kennis krijgt van de aanwezigheid van een niet-begeleide vreemde minderjarige op het grondgebied heeft de dienst Voogdij, tot de aanstelling van een voogd, immers de essentiële taak om contact te nemen met de bevoegde diensten met het oog op de opvang van die minderjarige. Indien geen opvangmogelijkheid bestaat, kan de dienst één van zijn essentiële opdrachten niet vervullen.

Het zou onverantwoord zijn verbintenissen aan te gaan die de dienst niet kan nakomen. Ik zal de contacten met de gemeenschappen over de opvang van minderjarigen die geen asiel vragen van nabij opvolgen.

Gelet op de verschillende stappen die nog moeten worden gezet, is het momenteel niet mogelijk meer duidelijkheid te geven over de precieze datum van inwerkingtreding van de wet. Toch moet dit zo snel mogelijk gebeuren, nog tijdens deze zittingsperiode.

Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - Ik hoop dat u als minister van Financiën een gunstig advies zal geven. Het gaat immers over een groot aantal kinderen die zich in mensonwaardige omstandigheden op ons grondgebied bevinden.

Wij blijven er, samen met onze gemeenschapssenatoren, op toezien dat het samenwerkingsakkoord zo snel mogelijk kan worden afgesloten.

Mevrouw Nathalie de T' Serclaes (MR). - Is de minister van Justitie bevoegd voor het afsluiten van het samenwerkingsakkoord? Heeft minister Verwilghen dat initiatief genomen?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Het kabinet van Justitie volgt de discussies van nabij. Ik weet niet zeker of minister Verwilghen bevoegd is, maar ik denk het wel.

Mondelinge vraag van de heer Paul Galand aan de minister van Justitie over «de juridische bijstand» (nr. 2-1264)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Justitie.

De heer Paul Galand (ECOLO). - De wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand, die op 1 september 1999 van kracht is geworden, bevorderde de toegang van de minstbedeelden tot de justitie. Het blijkt echter dat er problemen zijn met de subsidies die de Staat toekent voor de vergoeding van de advocaten die in dat kader werken.

In de regeringsverklaring van 1999 staat nochtans dat Justitie een menselijke openbare dienst moet zijn, toegankelijk voor iedereen, en dat het budget voor de juridische bijstand moet worden verhoogd.

Ondanks de jaarlijkse verhogingen is dat budget echter ontoereikend omdat er steeds meer dossiers komen waarvoor juridische bijstand werd toegezegd. Dat heeft tot gevolg dat de vergoeding voor de advocaten die deze bijstand verlenen alsmaar kleiner wordt en dat het systeem irrelevant dreigt te worden.

Het blijkt ook dat de plafonds die worden gehanteerd om juridische bijstand te kunnen genieten, te laag zijn zodat er slechts een deel van de behoeftige rechtzoekenden aanspraak kan op maken.

De rechtsbijstand is nochtans een noodzakelijke factor in de armoedebestrijding en de bijstand aan personen in nood. Wij moeten er als parlementsleden en democraten voor zorgen dat sommige burgers op dat vlak niet gediscrimineerd worden.

Kan de minister van Justitie ons zeggen op welke manier hij al gereageerd heeft op de actie van de advocaten van 25 februari 2003 om het plafond voor het verlenen van juridische bijstand te verlagen en de budgettaire enveloppe te verhogen?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De balies hebben mij vorige week een algemeen overzicht gegeven van de waarde van een punt. Daaruit blijkt dat een punt 18,57 euro waard is. In 2000-2001 was dat 21,14 euro tegen 22,77 euro in 1999-2000 en 20,50 euro in 1998-1999.

Men mag evenwel niet uit het oog verliezen dat de huidige budgetten met 25% gestegen zijn ten opzichte van 1998-1999. Ze werden opgetrokken van 18,5 miljoen euro naar meer dan 25,3 miljoen euro. Niemand, ook de advocaten niet, ontkent dat er in deze regeerperiode aanzienlijke budgettaire inspanningen zijn gedaan.

Ik moet echter toegeven dat uit de jongste cijfers blijkt dat het aantal dossiers voortdurend stijgt. Noch het departement Justitie, noch de balies kennen daarvan de precieze oorzaken. Het is nochtans noodzakelijk dat we die vinden.

Het lijkt mij dus nuttig daarover meer gegevens te verzamelen via de Commissies voor juridische bijstand en er een sociologische studie over te maken. Evenmin als we konden voorzien dat het aantal dossiers in 2001-2002 zo sterk zou stijgen, kunnen we voorspellen wat de toekomst zal brengen. Zal die stijgende tendens voortduren of hebben we de piek bereikt?

Als dat het aantal zaken blijft stijgen, zal de minister van Justitie vanzelfsprekend een verhoging van het budget vragen. Vandaar het belang van een degelijke studie.

Een uitbreiding van de voorwaarden tot het bekomen van tweedelijnsbijstand moet natuurlijk gepaard gaan met een aanzienlijke verhoging van het budget. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat de huidige toename van het aantal zaken ook het gevolg kan zijn van de in het koninklijk besluit van 20 december 1999 vastgelegde uitbreiding van de toelatingscriteria.

De minister zal zich voor een eventuele verdere verhoging van het budget baseren op de resultaten van de studie over de oorzaken van de toename van het aantal dossiers.

De heer Paul Galand (ECOLO). - De regering heeft ongetwijfeld een belangrijke inspanning gedaan. Het is niet de eerste keer dat als men iets doet, men geconfronteerd wordt met een nieuw probleem dat anders niet aan het licht zou zijn gekomen. Ik heb dus geen kritiek op de regering en ik ben het ermee eens dat de sociologische studie al onze aandacht verdient opdat we het door de regering begonnen werk zouden kunnen voortzetten.

Mondelinge vraag van de heer Wim Verreycken aan de eerste minister over «het eventueel cassatieberoep in het proces tegen het Vlaams Blok» (nr. 2-1266)

De voorzitter. - De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Na de recente nederlaag in het politieke proces tegen het Vlaams Blok kondigt het Centrum-Leman aan dat de raad van bestuur op 4 maart zal beslissen of het Centrum het proces voortzet door het aantekenen van cassatieberoep.

Er bestaat een rechtstreekse band van het ambt van de eerste minister met de raad van bestuur van het Centrum, vermits een lid van zijn kabinet, meer in het bijzonder van de cel Beleidsvoorbereiding, ook lid is van de raad van bestuur van het Centrum.

Zal de ondergeschikte van de eerste minister stemmen voor of tegen het verder zetten van het politiek moordproces tegen het Vlaams Blok?

De stelling dat de raad van bestuur autonoom beslist is uiteraard geen antwoord, vermits de eerste minister zelf zijn ondergeschikte in deze raad heeft laten benoemen.

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - Het eerste lid van artikel 3 van de wet van februari 1993 tot oprichting van vermeld Centrum bepaalt dat het Centrum in de uitoefening van zijn opdracht volkomen onafhankelijk is. Artikel 5 van het koninklijk besluit van februari 1993 tot vaststelling van het organieke statuut van het Centrum stipuleert dat het algemene beleid van dat Centrum bepaald wordt door de raad van bestuur in zijn geheel.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Het is al te gemakkelijk om een raad van bestuur samen te stellen waarvan acht leden rechtstreeks door politieke partijen worden aangeduid en één lid ook lid is van de cel Beleidsvoorbereiding van de diensten van de eerste minister, terwijl dit Centrum daarenboven is ingeschreven op de begroting van de eerste minister.

Alle partijen met afgevaardigden in de raad van bestuur verklaren voor de televisie dat ze de heksenjacht en de inquisitie willen stopzetten. Die partijen, die hun bloedhonden in de raad van beheer enkele jaren geleden niet konden tegenhouden, vinden dat het nu volstaat. Ik verwachtte dan ook dat de eerste minister zou meedelen dat ook zijn medewerker zich zou aansluiten bij de visie van de andere politici - vergeten we niet dat de betrokkenen geen gewone ambtenaren zijn, maar politiek benoemden - waarna de inquisitiepater eventueel zou kunnen terugkeren naar zijn klooster.

Ik had graag van de eerste minister vernomen dat ook hij stopt met de heksenjacht, maar ik stel vast dat hij zich verschuilt achter de pseudo- en irreële autonomie van het Centrum.

Mondelinge vraag van de heer Jean-Marie Happart aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het lot van verwaarloosde dieren» (nr. 2-1263)

De voorzitter. - Mevrouw Laloy, zou u mij het genoegen willen doen deze vraag in mijn plaats te stellen?

Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - Natuurlijk, mijnheer de voorzitter.

Ondanks de herhaalde vragen die in de loop van deze regeerperiode werden gesteld, heeft de regering nog altijd geen structurele oplossing gevonden voor het probleem van de verwaarloosde dieren.

Dat heeft onder meer geleid tot financiële moeilijkheden bij de vzw `Les amis des chevaux du marais', een vereniging waarop heel wat parketten een beroep doen in geval van inbeslagneming. Minister Verwilghen noch mevrouw Aelvoet, die destijds bevoegd was voor dierenwelzijn, hebben het probleem opgelost.

De lijdensweg van de dieren op de `ferme des Deux-Rys' te Manhay duurt nu al meer dan een jaar.

Tot nu toe heeft geen enkel lid van de regering geprobeerd om daar een einde aan te maken. Er zijn nochtans heel wat mogelijkheden: de overheid zou financiële hulp kunnen verlenen of de nodige infrastructuur ter beschikking kunnen stellen.

De toestand is uiteraard het meest schrijnend tijdens de winter.

Is uw kabinet op de hoogte van dit dossier? Zijn er maatregelen genomen om een einde te stellen aan deze erbarmelijke toestand?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De vraag van de heer Happart verdient de grootste aandacht.

Het welzijn van nutsdieren komt soms in gevaar wegens de groeiende onzekerheid in de landbouw.

De vroegere veterinaire diensten van het ministerie van Landbouw ressorteren thans onder het FAVV, dat controle uitoefent op het dierenwelzijn in de bedrijven die onder zijn bevoegdheid vallen en in het bijzonder in de landbouwbedrijven. Dat betekent niet dat het federale niveau verantwoordelijk is voor de economische problemen die vaak aan de basis liggen van de problematiek waarnaar in de vraag wordt verwezen. De bevoegdheid voor economische aangelegenheden ligt volledig bij de gewestregeringen.

Op basis van de huidige reglementering kan de federale administratie beslag laten leggen op dieren wanneer het dierenwelzijn in gevaar is. Het centrum van Kwatrecht staat in voor de tijdelijke opvang van de in beslag genomen dieren uit de beide landsgedeelten.

De dieren die door de parketten worden in beslag genomen, moeten worden opgevangen door de FOD Justitie. Ik raad de heer Happart aan het gedeelte van de vraag dat daarop betrekking heeft tot de minister van Justitie te richten.

Als het dierenwelzijn in het gedrang komt wegens financiële moeilijkheden in het landbouwbedrijf is het misschien beter een deel van de veestapel te verkopen en de opbrengst aan de griffie van de bevoegde rechtbank te storten. Die procedure, waarin de wet voorziet, zou vaker moeten worden gebruikt. Het geld zou vervolgens, mits akkoord van de bevoegde rechter, kunnen worden gebruikt om de rest van de veestapel te voeden of de overlevingskansen te verhogen. In elk geval kan door een vermindering van de veestapel worden belet dat de toestand nog verergert.

Bewonderenswaardige initiatieven zoals de vzw `Les amis des chevaux du marais' van de heer Henri-Claude Vercruysse mogen niet worden misbruikt door openbare diensten. Zo zou men het probleem alleen maar verschuiven ten koste van de gezondheid van de heer Vercruysse. De logieskosten voor de dieren die bij hem zijn ondergebracht, moeten overigens zo vlug mogelijk aan de vzw worden betaald.

Toen de toestand in de `ferme des Deux-Rys' te Manhay bekend werd, heeft mijn kabinet de bevoegde autoriteiten op het gemeentehuis bijeengeroepen. Mijn kabinet heeft ook de kabinetsverantwoordelijke van het Waalse ministerie van Landbouw uitgenodigd omdat hij bevoegd is voor het economische aspect van de zaak.

Op die vergadering heeft mijn kabinet de administratie opgedragen oplossingen te zoeken voor de administratieve problemen waarin de landbouwer is terechtgekomen. Alle op het bedrijf aanwezige dieren werden geregistreerd, de documenten werden in orde gebracht en teruggegeven aan de verantwoordelijke. Die kreeg de raad een aantal dieren te verkopen teneinde de economische toestand van zijn bedrijf te verbeteren en de overgebleven dieren beter te kunnen verzorgen.

Tegelijkertijd werd duidelijk gemaakt welke beleidsniveaus verantwoordelijk zijn bij dergelijke problemen.

Mijn diensten hebben onlangs vastgesteld dat het aantal dieren op het bedrijf niet is verminderd. Ik heb een omstandig verslag gevraagd. Indien nodig zullen er drastische maatregelen worden genomen, zonder daarbij de waardigheid van de bedrijfsleider en van zijn familie uit het oog te verliezen.

Met het akkoord tussen de federale diensten en het centrum van Kwatrecht wordt tegemoetgekomen aan uw tweede voorstel om noodgevallen op te lossen. Een langdurige opvang van de dieren is echter geen structurele oplossing voor het probleem.

Om op middellange termijn tot resultaten te komen, moeten we ervoor zorgen dat de onzekerheid in de landbouwsector wordt aangepakt en dat landbouwers in moeilijkheden een beroep kunnen doen op psychologische en technische steun. De initiatieven die op dat vlak bestaan, moeten worden uitgebreid. Hoewel dergelijke initiatieven tot de bevoegdheid van de gewesten behoren, ben ik bereid medewerkers van mijn kabinet of van mijn administratie af te vaardigen om deel te nemen aan de besprekingen die de gewestelijke overheid over deze materie organiseert.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp houdende wijziging van de artikelen 628 en 1395 van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van ... tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën (Stuk 2-1440)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer de Clippele verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-2242/1.)

-De artikelen 1 tot 4 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen (Stuk 2-1427) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Mevrouw Willame-Boonen verwijst naar haar schriftelijk verslag.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Hoewel men soms beweert dat het onmogelijk is instellingen op een succesvolle manier van het ene naar het andere land over te plaatsen, bewijst de invoering van het in oorsprong Scandinavische instituut van de ombudsmannen in ons land voldoende het tegendeel. De ombudsmannen spelen een belangrijke rol in de preventieve rechtsbescherming van de burger en hebben de mogelijkheid om in te grijpen op momenten dat er strikt genomen geen sprake is van een rechtsgeschil maar waar onaangename situaties dreigen te escaleren en de werking van de overheidsdiensten belemmeren.

Het ontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 dat we nu bespreken, is een noodzakelijk element voor het waarborgen van de continue dienstverlening door de federale ombudsmannen en verdient bijgevolg onze steun. Des te meer omdat door ons amendement ook de technische kwaliteit van het ontwerp werd verbeterd. Het kan daarbij zeker geen kwaad nog eens te wijzen op het feit dat deze verbeteringen enkel mogelijk zijn geworden door het bestaan van de evocatieprocedure en het bicamerale stelsel.

Is het dossier van de ombudsmannen nu afgesloten, aangezien we wellicht in grote eensgezindheid onze instemming met het ontwerp zullen betuigen? Voor ons niet. Het blijft noodzakelijk om op zoek te gaan naar mogelijke verbeteringen van het stelsel van de ombudsmannen. Het ontwerp heeft immers enkel betrekking op de goede interne werking van de ombudsdiensten, terwijl met geen woord wordt gerept over de resultaten die het college van ombudsmannen heeft bereikt voor de mensen zelf. In dit licht kan de vraag worden gesteld of de federale ombudsmannen zelf wel van mening zijn hun taak naar behoren te kunnen vervullen. Soms lijkt het er immers op dat het bestaan van hun diensten bij sommige federale overheidsdiensten de indruk doet ontstaan dat ze zelf niet langer verantwoordelijk zijn voor een mensvriendelijke werking, omdat de ombudsman zich daarmee maar moet bezighouden.

Anderzijds moeten we ook vaststellen dat de regel dat ombudsmannen enkel kunnen optreden wanneer er geen andere procedure loopt, ongewenste neveneffecten heeft. Ook een slecht werkende interne procedure kan immers leiden tot het optreden van het college van ombudsmannen, zodat er uiteindelijk niets in huis komt van waarborgen voor een efficiënte en mensvriendelijke dienstverlening. We beseffen met andere woorden dat dit ontwerp een beginpunt en geen eindpunt is in de discussie over de ombudsdiensten.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 2-1427/4.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (Stuk 2-1479) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 2-1480)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

Het woord is aan de heer Roelants du Vivier voor een mondeling verslag.

De heer François Roelants du Vivier (MR), rapporteur. - De regering heeft het wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de informatiemaatschappij op 25 oktober 2002 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers ingediend. De Kamer heeft dit ontwerp en het wetsontwerp betreffende bepaalde diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet op 13 februari 2003 in plenaire vergadering goedgekeurd en op 14 februari aan de Senaat overgezonden. De Senaat heeft het eerste ontwerp op 14 februari 2003 geëvoceerd. De onderzoekstermijn bedroeg 60 dagen.

De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heeft beide ontwerpen op 26 februari 2003 besproken. In zijn inleidende uiteenzetting onderstreepte de minister van Economie dat het wetsontwerp strekt tot omzetting van Richtlijn 2000/31/EG van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij.

De minister geeft aan dat een specifieke wetgeving voor de elektronische handel niet betekent dat voor dat soort van handel een aparte regeling wordt ingesteld. Het is dus geenszins de bedoeling enige discriminatie tegenover de traditionele handel te laten ontstaan. Met dit wetsontwerp wordt alleen voorzien in een `horizontale regeling', om beter rekening te kunnen houden met de kenmerken van de elektronische handel, met name in het raam van de Europese interne markt. De technologische evoluties in de communicatiesector worden aan de hand van dit wetsontwerp coherent en duidelijk opgenomen in het Belgisch recht. Zo zijn de bepalingen inzake de consumentenbescherming vergelijkbaar met wat de wet op de handelspraktijken terzake stelt; de bepalingen uit die wet blijven overigens onverkort van kracht voor de in België gevestigde dienstverleners.

Het is geen detail dat de rechten van de afnemers van de diensten van de informatiemaatschappij - ondernemers én consumenten - worden beschermd. De elektronische handel kent in België een minder gestage opgang dan in sommige andere Europese landen. Op zich hoeven we ons daar geen zorgen over te maken; die achterstand kan ten dele worden verklaard door een fijnmazig commercieel netwerk dat het hele Belgische grondgebied bestrijkt en misschien ook door een andere mentaliteit dan in de landen benoorden België. Toch is de hoofdreden van die achterstand ongetwijfeld het feit dat de consumenten weinig vertrouwen hebben in de nieuwe technologieën.

De consumenten staan soms huiverachtig om op het internet goederen of diensten aan te schaffen. Die terughoudendheid kan worden verklaard door de beperkte transparantie omtrent de identiteit van de dienstverlener, de kenmerken van het product, de eventuele bijkomende kosten, de bevoegde rechtbank zo er een geschil rijst enzovoort. Dat wantrouwen heeft ook nog een andere grond: het ontbreken van een juridisch kader dat is afgestemd op dat soort van handel. Het wetsontwerp strekt er dus zeker toe bepaalde aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij te regelen, ongeacht of die diensten zijn bestemd voor een consument of een professional, en ongeacht of die diensten al dan niet gratis worden geleverd. Het is de bedoeling een duidelijk juridisch kader in te stellen, dat de veiligheid van de dienstverlening kan garanderen en het vertrouwen van de consument kan opkrikken. De goedkeuring van deze tekst kan een aanzet zijn om de elektronische handel in België ruimer ingang te doen vinden.

De minister lichtte de krachtlijnen van het wetsontwerp toe. Het bekrachtigt in de eerste plaats het principe gesteld door de richtlijn dat de diensten van de informatiemaatschappij die geleverd worden door een dienstverlener onderworpen zijn aan het recht van het land waar deze dienstverlener gevestigd is. Het is dus het recht van de dienstverlener dat van toepassing is op zijn activiteiten.

Het ontwerp biedt een aanvullende bescherming op de reeds bestaande wettelijke en reglementaire bepalingen onder meer inzake consumentenbescherming. De minister wijst erop dat wat de contractuele verplichtingen in de overeenkomsten afgesloten met de consumenten betreft, de conventie van Rome van 19 juni 1980 volledig van toepassing blijft in het kader van de elektronische handel.

Voorts legt het wetsontwerp de dienstverleners verplichtingen op inzake informatie en doorzichtigheid. Zo is er bijvoorbeeld de verplichte mededeling van het geografische adres van de verkoper, de personalia van een contactpersoon en de prijs. De bedoeling daarvan is de informatie en bescherming te verzekeren van de afnemer van een dienst van de informatiemaatschappij en heel in het bijzonder de consument.

In dat verband wordt met het wetsontwerp een stelsel met twee snelheden ingevoerd: sommige bepalingen zijn dwingend in de betrekkingen met een consument, maar aanvullend tussen beroepsmensen, wat voor meer soepelheid zorgt in de betrekkingen tussen de beroepsmensen. Ten einde de bescherming van de consument nog te versterken stipuleert het wetsontwerp in dat verband dat de dienstverlener tegenover de consumenten dient aan te tonen dat hij de verplichtingen die deze wet hem oplegt is nagekomen.

Een van de grote problemen was de verzoening van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de consumenten met de bevordering van de elektronische handel. Het wetsontwerp bevat een regeling voor de spamming, een techniek die erin bestaat aan talrijke internetgebruikers ongevraagd boodschappen te sturen. De inhoud van die boodschappen varieert: het kan om reclame gaan, maar het kunnen ook politieke of andere boodschappen zijn.

Hoewel de richtlijn de lidstaten de keuze liet om het sturen van ongevraagde commerciële communicatie al dan niet te verbieden - de opt-in of de opt-out -, wordt het vraagstuk uiteindelijk opgelost door de goedkeuring van de Europese Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie.

Volgens die nieuwe tekst is elektronische post voor directe prospectie in principe alleen mogelijk met de voorafgaande toestemming van de geadresseerden. Er kan van die regel worden afgeweken indien de geadresseerden klanten zijn en als aan strikte voorwaarden wordt voldaan, de zogenaamde soft opt-in. Het komt de Koning toe de toepassingsvoorwaarden voor die afwijking af te bakenen. Daarenboven verplicht het wetsontwerp - op het stuk van reclame en dus ook spamming - de dienstverlener de geadresseerde te informeren over het feit dat het om een reclameboodschap gaat, alsook over de identiteit van de adverteerder.

Voor de juristen bevat het wetsontwerp ten slotte een aantal meer revolutionaire bepalingen, die de mogelijkheid bieden contracten te sluiten langs elektronische weg. Een papieren versie is derhalve niet meer vereist om het bestaan van een contract te bewijzen. Toch zijn er een paar uitzonderingen op die regel, zoals de contracten die onder het familierecht of het erfrecht vallen.

Een aantal bepalingen regelt tevens het vraagstuk van de aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden; de diensten die toegang tot een communicatienetwerk verschaffen, de host-diensten enzovoort. Die bepalingen beogen in het algemeen de afwezigheid van een aan de tussenpersonen opgelegde algemene toezichtverplichting, die echter wordt aangevuld met een verplichting tot samenwerking met de bevoegde overheidsinstanties zodra deze laatste overtredingen vaststellen.

Het wetsontwerp creëert overigens een voor de elektronische handel specifieke vordering tot staking. Die vordering doet geen afbreuk aan de bestaande vorderingen en is een overname van de vordering als bepaald bij de wet op de handelspraktijken. De vordering maakt een snellere behandeling van de overtredingen mogelijk.

Het wetsontwerp voorziet eveneens in strafsancties en in een waarschuwingsprocedure, en verleent de daarvoor aangestelde ambtenaren de bevoegdheid misdrijven op te sporen en vast te stellen. Dat zijn de klassieke instrumenten waarin werd voorzien in het kader van de wetten met een economisch karakter.

De minister besluit dat een keuze moet worden gemaakt tussen opt-in en opt-out. België is terzake een voorloper omdat het reeds de voorkeur gaf aan het opt-in-systeem alvorens de Europese commissie zich hiervoor uitsprak.

Tijdens de algemene bespreking merkt de heer Steverlynck op dat de omzetting reeds meer dan een jaar vertraging heeft opgelopen. Inhoudelijk blijft de omzetting trouw aan de richtlijn, wat de rechtszekerheid voor de consument ten goede komt.

De heer Steverlynck is voorstander van de opt-in-formule en een verbod op spamming conform artikel 14, §1, eerste lid van het wetsontwerp. Wel maakt hij zich zorgen over de uitzonderingen waarin de Koning krachtens het tweede lid van dit artikel kan voorzien. Die dreigen het verbod te ondermijnen. Om die reden wenst hij dat de draagwijdte van de delegatie aan de Koning wordt gepreciseerd. Hij vraagt zich af of de waarborgen in artikel 14, §2, van het ontwerp wel voldoende zijn om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te garanderen, gelet op het feit dat de Koning in uitzonderingen kan voorzien.

De minister antwoordt dat spamming het belangrijkste probleem is dat in het wetsontwerp wordt aangepakt. Het principe van de instemming voor het versturen van niet-geadresseerde reclame werd versoepeld voor trouwe klanten die hun e-mailadres hebben meegedeeld. Ze beschikken wel over de mogelijkheid om zich in te schrijven op een verzetslijst als er sprake is van misbruik vanwege de dienstverleners.

De heer Steverlynck vindt dat de minister geen antwoordt geeft met betrekking tot de draagwijdte van de uitzonderingen. Hij onderstreept dat het ontwerp krachtens artikel 3, 4º, a), niet van toepassing is op de activiteiten van notarissen, voor zover die een direct specifiek verband met de uitoefening van de publieke taken inhouden. Volgens hem vloeien de verschillende opdrachten van de notarissen, waaronder het consult en de uitoefening van de publieke taken, door elkaar. Hij wenst dan ook dat die opdrachten bedoeld in het wetsontwerp duidelijk worden omschreven.

De heer Steverlynck verwijst naar artikel 28 van het wetsontwerp dat artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek aanvult met een tweede lid dat voorziet in de opstelling van een elektronische authentieke akte. Binnen de Federatie van notarissen wordt al twee jaar over deze belangrijke bepaling gediscussieerd. Spreker zegt verbaasd te zijn dat deze bepaling in het wetsontwerp is opgenomen aangezien er geen rechtstreeks verband is met de elektronische handel. Hij vraagt zich af of hierover voldoende overleg is gepleegd met de betrokken beroepscategorieën.

De heer Steverlynck onderstreept dat volgens artikel 28, tweede lid, van het wetsontwerp de Koning de voorwaarden vastlegt voor de opmaak en de bewaring van een authentieke akte, bij een in de Ministerraad overlegd besluit. Hij wenst dat die voorwaarden worden gepreciseerd.

Spreker verwijst naar artikel 2 van wetsontwerp 2-1480/1. Hierin wordt aan de Koning de bevoegdheid toegekend om de modaliteiten vast te stellen volgens dewelke de overheden het vrije verkeer van de diensten van de informatiemaatschappij kunnen beperken. Spreker vindt dat deze delegatie te ver gaat. Hij vraagt zich af of deze bepaling verzoenbaar is met artikel 21, §1, tweede lid, van wetsontwerp 2-1479/1 dat voorziet in een wettelijke toezichtverplichting die de bevoegde gerechtelijke instanties kunnen opleggen aan de diensten van de informatiemaatschappij. De minister antwoordt dat de minister van Justitie bevoegd is inzake het burgerlijk recht.

De heer Steverlynck wenst dat de minister van Justitie de draagwijdte van artikel 28 toelicht. Spreker kan zich vinden in het compromis van de voorzitter van de commissie die voorstelt dat de minister of zijn vertegenwoordiger tijdens de plenaire vergadering van 27 februari 2003 toelichting geeft over artikel 28.

De heer Monfils keurt artikel 7 goed, maar heeft wel enkele bedenkingen bij de memorie van toelichting van dit artikel. Die zegt dat de door de Koning aangewezen instanties maatregelen kunnen nemen tot beperking van het vrije verkeer van een dienst als bepaalde voorwaarden niet worden vervuld. Spreker is het niet eens met de verwijzing naar de bescherming van de moraal aangezien we in een pluralistische samenleving leven zonder een dominante moraal. De minister stemt in met de opmerking van de heer Monfils.

Wetsontwerp 2-1479/1, de artikelen 1 tot 5 van wetsontwerp 2-1480/1 en wetsontwerp 2-1480/1 werd eenparig aangenomen door de tien aanwezige leden.

Vertrouwen werd gegeven aan de rapporteur voor het opstellen van het verslag.

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - Er was overeengekomen dat ik in plenaire vergadering toelichting zou geven over artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek.

We kunnen de notarissen geruststellen: de wet is niet van toepassing op hun activiteiten voor zover die een direct specifiek verband met de uitoefening van de publieke taken inhouden. De richtlijn wordt strikt omgezet.

Dit brengt me bij de aanpassing van artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek.

Wat de toekomst betreft, moet het mogelijk worden voor authentieke akten andere duurzame dragers dan papier te gebruiken. De techniek van de elektronische handtekening en die voor het archiveren van elektronische documenten kunnen daarbij worden aangewend. De regering staat er wel op dat de nieuwe technologieën onder strikte voorwaarden worden toegepast, en die zullen door de Koning moeten worden bepaald.

De elektronische authentieke akte moet immers dezelfde waarborgen bieden als de traditionele akte. Deze wetsontwerpen hebben geen enkele invloed op het werk van de notarissen.

Vervolgens is er artikel 2 van ontwerp 2-1480.

Wat artikel 2 van het ontwerp betreft, kan ik meedelen dat om af te wijken van het beginsel betreffende het land van oorsprong en om specifieke maatregelen te nemen die het vrij verkeer garanderen van een dienst van de informatiemaatschappij, geleverd door een dienstverlener die in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd is, de voorwaarden van artikel 2 moeten worden vervuld. Dat artikel is overigens een strikte omzetting van de richtlijnen die rechtstreeks gebaseerd zijn op de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie.

Het gaat om limitatieve voorwaarden. Ik hoop dat ik hiermee een antwoord heb gegeven op de vragen die gisteren in de commissie werden gesteld.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (Stuk 2-1479) (Evocatieprocedure)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-2100/7.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 2-1480)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-2297/1.)

-De artikelen 1 tot 5 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Vraag om uitleg van de heer Yves Buysse aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het inzetten van Franstalige politieagenten in het Nederlandse taalgebied» (nr. 2-966)

De voorzitter. - De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, antwoordt namens de heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - Op dinsdagavond 11 februari 2003 werd in de omgeving van het West-Vlaamse Beernem een antidiefstalactie georganiseerd waarbij automobilisten werden gecontroleerd op de inhoud van hun wagen. Op zich hebben we daar geen probleem mee want elke politieactie die de criminaliteit wil bestrijden, heeft onze goedkeuring. De politieactie was georganiseerd door de lokale politie van de interpolitiezone `Het Houtsche'. Die zone bestrijkt de gemeenten Beernem, Oostkamp en Zedelgem.

Voor de actie deed de lokale politie een beroep op de agenten van de federale politie. Op zich een normale gang van zaken, ware het niet dat er zich onder de zeven federale politieagenten twee eentalig Franstalige agenten bevonden. Zij namen deel aan de controles en converseerden tijdens de dienst in het Frans met hun Nederlandstalige collega's. Een woordvoerder van de lokale politie bevestigde tegenover de pers dat de afvaardiging van enkele Franstalige agenten in het korps voor verwondering en kritiek had gezorgd.

Mijn vragen zijn de volgende. Heeft de minister weet van het inzetten van politieagenten in een taalgebied waarvan ze de taal niet machtig zijn? Is zulke inschakeling een uitzondering op de regel of een algemene praktijk? Is dergelijke inschakeling volgens de minister een overtreding van de vigerende taalwetgeving? Indien de minister van oordeel is dat het hier een overtreding van de taalwet betreft, welke maatregelen zullen worden genomen om een de herhaling van dat soort feiten te voorkomen?

Krachtens artikel 61, paragraaf 2, van de gecoördineerde wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken raadplegen de ministers de Vaste Commissie voor Taaltoezicht over alle zaken van algemene aard die de toepassing van die wetten betreffen. Kan de minister mij meedelen of hij inzake de inzet van federale agenten in eentalige taalgebieden een advies heeft gevraagd aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht? Hoe luidde het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht? Welk gevolg heeft de minister aan dat advies gegeven? Indien de minister van het advies is afgeweken, wat was daarvoor de reden? Wordt een onderscheid gemaakt tussen de taalregeling ten aanzien van particulieren met wie de agenten in contact komen en de taalregeling inzake het taalgebruik tussen de agenten onderling?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Namens de minister van Binnenlandse Zaken kan ik het volgende antwoorden.

De leden van de directie van de algemene reserve behoren tot een centrale dienst van de federale politie. Bijgevolg moet niet elk personeelslid tweetalig zijn. De dienst moet als geheel wel zodanig zijn georganiseerd dat de bevolking zonder enig probleem met de dienst kan communiceren in de taal van haar keuze. Voor de relaties tussen de personeelsleden onderling geldt de regel van de taalhoffelijkheid, behalve in zaken die een bepaalde agent aanbelangen. Het is voor iedereen belangrijk dat de professionele verhoudingen harmonieus verlopen.

In toepassing van die algemene principes heeft de directie van de algemene reserve van de federale politie voor de ordedienst van 11 februari een versterking van zeven personeelsleden geleverd aan politiezone 5447 van Beernem-Oostkamp-Zedelgem. Onder die zeven personeelsleden waren er vijf Nederlandstaligen en twee Franstaligen. De twee Franstaligen deden dienst als chauffeur, zodat ze niet in contact kwamen met de bevolking en derhalve ook de taalwet werd gerespecteerd. Voor zover bekend, hebben zich geen problemen voorgedaan inzake de professionele verhoudingen tussen de leden van de federale en de lokale politie.

Zulke inschakeling is vrij uitzonderlijk. De diensten van de federale politie stellen immers alles in het werk om te vermijden dat leden van hun personeel versterking leveren voor een regio van het land waarvan ze de taal niet spreken. Als het echt niet anders kan, stelt de federale politie de betrokken partners daarvan vooraf in kennis. Als er dan toch een beroep wordt gedaan op personeelsleden van de federale politie die de taal van de regio niet beheersen, worden die ingezet voor taken die hen in principe niet in rechtstreeks contact brengen met de bevolking.

De minister heeft tot dusver geen vragen gesteld aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht omdat hij ervan uitgaat dat de betrokken diensten zich bewust zijn van de mogelijke problemen en ze op een correcte manier de principes trachten toe te passen.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - De minister en ook de zonechef beweren dat de Franstalige agenten niet in contact zijn gekomen met de bevolking. Ik moet dat tegenspreken want de getuige die mij de feiten heeft gemeld, is de vrouw die met mij onder hetzelfde dak leeft. Ik kan haar bezwaarlijk van leugens verdenken. Ik heb begrepen dat de minister geen vragen heeft gesteld aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en dat hij ook niet van plan is dat nog te doen.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Inderdaad. De minister volgt de regel die ik daarnet heb geschetst. De situatie waarnaar de heer Buysse verwijst, doet zich hoogst uitzonderlijk voor. In zo een geval wordt naar een pragmatische oplossing gezocht. De heer Buysse zegt nu dat de bewuste agenten wel in contact zijn gekomen met de bevolking. Ik heb daar geen bevestiging van, maar als dat zo is, dan is daar afgeweken van een algemene regel.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - Heb ik het goed begrepen dat de minister de vragende instantie altijd vooraf waarschuwt, wanneer hij zich verplicht ziet anderstalige politieagenten als versterking te leveren?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Dat klopt inderdaad.

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van de heer Johan Malcorps aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de Europese besluitvorming rond de bestrijdingsmiddelen Paraquat en Aldicarb» (nr. 2-967)

De heer Johan Malcorps (AGALEV). - Mijn vraag staat in verband met de lobbying op Europees niveau voor een versoepeling van de wetgeving inzake bestrijdingsmiddelen. België moet, om redenen van milieu en gezondheid, alert zijn voor zo een versoepeling en de discussies op de voet volgen.

De Europese milieubeweging is verontwaardigd over het feit dat de Europese Unie erover denkt om Paraquat, een controversieel herbicide dat in belangrijke mate toxisch zou zijn voor mens en dier, over de hele Unie toe te laten. Landen als Zweden, Finland, Denemarken en Oostenrijk hebben dit chemisch product al jaren geleden verbannen en Duitsland heeft het gebruik ervan sterk beperkt. Op een meeting van experts op 25 en 26 februari zou het verdict gevallen zijn en zou Paraquat opnieuw overal in Europa kunnen worden gelegaliseerd, wat een enorme stap achteruit zou zijn.

Wat is het standpunt van de minister ten aanzien van deze discussie? In België is Paraquat nog toegelaten in merken als Gramoxone (W), Paraquat Protex en Priglone, vooral gebruikt in de fruitteelt. Dringen er zich geen verdere beperkingen van het gebruik op? Zou het om gezondheidsredenen niet beter zijn ook in België deze stof te bannen?

Een tweede bestrijdingsmiddel dat op Europees niveau ter discussie staat is Aldicarb. De Europese landbouwministers zullen binnenkort beslissen over het al dan niet definitief bannen van dit wormdodend product, dat onder meer gebruikt wordt in de bietenteelt. Volgens de WGO is Aldicarb één van de meest giftige pesticiden die nog in gebruik zijn. Mogelijk zal het product van de lijst van in Europa toegelaten producten gehaald worden. Ook op dit punt is de Europese milieubeweging sterk vragende partij. Wat is het Belgisch standpunt terzake? Is het verantwoord dat een merk als Regent Plus nog toegelaten is in de suikerbietenteelt? Zijn daarvoor geen alternatieven?

Ik geef nog een derde voorbeeld. De Deense milieuminister, Hans Christian Schmidt, heeft zijn Europese collega's opgeroepen om bijzonder alert te zijn voor een verregaande versoepeling van de norm voor pesticiden en vooral metabolieten - dit zijn afbraakproducten van pesticiden - in grondwater. Die norm is vastgelegd in 1991 en is zeer strikt, namelijk 0,1 µg/l. Dat betekent in feite dat er naar wordt gestreefd dat er geen pesticiden in het grondwater worden teruggevonden. Die norm zou voor niet-relevante metabolieten worden verhoogd tot 10 µg/l, dus honderd maal meer dan de huidige norm. Dat moet zo mogelijk worden verhinderd.

De heer François Roelants du Vivier (MR). - De strijd tegen de pesticiden moet op permanente wijze worden gevoerd en moet ervoor zorgen dat de normen worden gerespecteerd. De EU verbood met haar richtlijn van 1979 terecht bepaalde pesticiden, de zogenaamde `twaalf smerige goedjes'. Zij hadden veel schade berokkend aan de landbouw, zowel in de noordelijke als in de zuidelijke landen. Die richtlijn was dus een uitstekende zaak.

De richtlijn van 1991 hield ook de opstelling in van een lijst van positieve producten die werden opgenomen in bijlage 1. Het gebruik ervan wordt aanvaardbaar geacht voor de gezondheid van mens, dier en milieu. De richtlijn bevat ook een procedure die de lidstaten volgen voor de afgifte van een vergunning op basis van Europese adviezen van verschillende wetenschappelijke comités.

Naar aanleiding van de vraag van collega Malcorps zou ik meer uitleg van de minister over Paraquat willen. Het product is erkend in tien EU-landen. Alleen de noordelijke landen, Luxemburg en Oostenrijk hebben het nog niet erkend. Het wetenschappelijk comité voor planten van de EU heeft voorgesteld Paraquat op de positieve lijst te plaatsen. De Europese Commissie gaf een positief advies. Een definitieve beslissing moet half april met een gekwalificeerde meerderheid in het kader van de comitologie worden genomen.

België moet dus zijn houding bepalen. Ik veronderstel dat de minister aan zijn vertegenwoordiger een instructie meegaf. Ik zou die graag kennen.

Paraquat is een synthetisch herbicide met unieke eigenschappen. In tegenstelling tot andere pesticiden laat het geen residuen achter in het oppervlakte- of grondwater. Die residuen zijn verontrustend. Ze stapelen zich na een aantal jaren op in het water en roepen problemen op inzake de normen voor drinkbaar water.

Paraquat heeft ook voordelen met betrekking tot de bodemerosie. Het tast enkel het blad en niet de wortel aan. De bodemstructuur wordt dus behouden.

Ik was benieuwd naar de houding van de Verenigde Staten. Die zijn zeer streng inzake hun vergunningen. Ze zullen ons ook geen cadeau doen, aangezien het een Europees, zelfs een Belgisch product is. De Verenigde Staten hebben het product onlangs in klasse 5 van de toegelaten pesticiden geklasseerd; dat zijn de niet-kankerverwekkende producten.

Men kan zich met recht afvragen of dat product kankerverwekkende eigenschappen heeft. Het wordt enkel gebruikt door landbouwers, voornamelijk in de fruitsector. Het zou voor een particulier gevaarlijk zijn omdat het conform correcte landbouwpraktijken moet worden gebruikt. Daarom wordt het ook vergezeld van een stewardship.

Ik vernam dat de Hoge Gezondheidsraad onlangs een negatief advies over het product zou hebben gegeven. Aangezien het product in België wordt geproduceerd, zou een dergelijke beslissing onvermijdelijk een invloed hebben op andere landen die het gebruiken en voor de beslissingen op het niveau van de Europese Commissie.

Het werkgelegenheidsargument is hier niet fundamenteel. Toch wijs ik erop dat Paraquat in Seneffe wordt geproduceerd in een fabriek met 250 werknemers. De voornaamste activiteit is er de aanmaak van basisproducten voor Paraquat voor de hele wereld.

Het belangrijkste is zich ervan te vergewissen dat het om een niet-giftig product gaat, op voorwaarde uiteraard dat het niet oraal wordt ingenomen.

Is het advies van de Hoge Gezondheidsraad gemotiveerd? Zo ja, hoe luidt dan die motivering? Wat moet er volgens de minister worden gedaan? Kan het product worden aanvaard of zijn er voldoende elementen om het te verbieden?

Tijdens de uitgevoerde controles werden toch bepaalde positieve elementen onderstreept door de verschillende wetenschappelijke comités van de EU. Er moet ook rekening worden gehouden met het advies van de Amerikaanse Food and Drug Administration.

Het gaat hier om een moeilijke keuze waarbij de volksgezondheid prioritair moet zijn.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Ik ga graag in op de vragen van de heer Malcorps. Ik vrees echter niet te kunnen antwoorden op alle aanvullende vragen van de heer Roelants du Vivier.

Ik herinner de heer Malcorps eraan dat de algemene beleidslijn inzake bestrijdingsmiddelen bestaat uit het permanent terugdringen van het overbodige gebruik van bestrijdingsmiddelen. Daarbij worden zekere criteria gehanteerd.

Bestrijdingsmiddelen waarvan de actieve werkzaamheid niet vaststaat of die om een of andere reden niet langer werkzaam zijn, worden systematisch geweerd. Bestrijdingsmiddelen waarvoor een minder risicovol alternatief voorhanden is, worden eveneens verboden. Met risicovol bedoelen we zowel de aspecten met betrekking tot mens en dier, als de ecologische aspecten.

Er loopt op Europees en Belgisch niveau een evaluatieprogramma waarbij de lijst van erkende bestrijdingsmiddelen systematisch aan vermelde criteria worden getoetst. Dat heeft reeds geleid tot het verbod van een belangrijk aantal bestrijdingsmiddelen. Tevens worden aanbevelingen en richtlijnen gegeven voor het correcte gebruik van bestrijdingsmiddelen met het oog op een maximaal effect op de bestrijding van plantenziekten, met een minimale dosis. Dat is onder meer het geval met Aldicarb in de bietenteelt waarbij de bestrijding nog slechts ter hoogte van de plant zelf mag worden toegepast. Alleen die maatregel al heeft geleid tot een aanzienlijke reductie van het gebruik van dit middel in de bietenteelt, terwijl het effect op de plant hetzelfde blijft. Op middellange termijn is dat bijzonder interessant voor de landbouwer zelf, aangezien andere toepassingstechnieken investeringen vereisen die slechts na enkele jaren kunnen worden gerecupereerd.

Het Permanent Comité heeft gisteren de beslissing inzake het Belgische standpunt over Paraquat uitgesteld. Ik wens hieraan toe te voegen dat in dit geval het milieu voor mij op de eerste plaats komt en dan pas de volksgezondheid. Ik wacht op een voorstel van de commissie om mijn standpunt bekend te maken.

In antwoord op de vraag over Aldicarb kan ik zeggen dat mijn medewerkers uitgebreid overleg hebben gepleegd met de beroepsorganisaties, met het oog op de bepaling van het Belgische standpunt. Mijn voorgangster, mevrouw Aelvoet, heeft hierover op 22 januari 2002 trouwens al een persbericht gepubliceerd. Het gebruik van Aldicarb werd door haar beslissing reeds aanzienlijk beperkt en de gewijzigde toepassingstechniek heeft belangrijke investeringen van de sector gevergd. Het is dus essentieel dat Aldicarb zo snel mogelijk onbeschikbaar wordt, maar ook dat de bietentelers en degenen die variëteiten selecteren die resistent zijn voor nematoden, de tijd krijgen om zich aan deze evolutie aan te passen. In dit verband steun ik het recente compromis van het Griekse voorzitterschap. Het houdt een verbod in op het gebruik van Aldicarb, maar zou voorzien in een overgangsperiode van 4 jaar.

De antwoorden op de andere vragen over Paraquat zal ik bezorgen. We zullen moeten verduidelijken op welk advies wij steunen en rekening houden met wat er in andere landen gebeurt vooraleer een beslissing te nemen. Er moet trouwens in een overgangsperiode worden voorzien in afwachting dat de nieuwe regels kunnen worden toegepast.

De heer Johan Malcorps (AGALEV). - Ik ga akkoord met de minister dat we producten niet van vandaag op morgen kunnen verbieden en we voldoende overgangstermijnen moeten inlassen. Anderzijds is Aldicarb een duidelijk giftig product. Voor Paraquat lopen de meningen meer uiteen, zoals de heer Roelants laat uitschijnen, maar verschillende landen hebben bewezen dat onkruid kan worden bestreden zonder Paraquat. We moeten dus rekening houden met de concrete aanpassingsmogelijkheden in de landbouw, maar Europa en de milieubeweging, die lijdzaam moeten toezien dat er een versoepeling dreigt, geven het signaal dat te veel wordt beslist in technische comités, terwijl het in wezen om politieke beslissingen gaat. Daarom is het goed dat we af en toe aan de bel trekken, zowel hier als op Europees niveau. Het gaat immers om het voorzorgsprincipe en dus om politieke beslissingen. Zoiets kan niet door technici worden opgevolgd, zeker niet als het gaat om concentraties van toegelaten pesticiden en metabolieten in het grondwater. Dat vereist een politieke beslissing. Technici dreigen af te wijken van de geest van de richtlijn van 1991 die duidelijk door de zorg om milieu en gezondheid was geïnspireerd.

-Het incident is gesloten.

(De vergadering wordt geschorst om 16.50 uur. Ze wordt hervat om 17.05 uur.)

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 10, 6º in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering (Stuk 2-779)

Stemming 1

Aanwezig: 46
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap betreffende het gesloten centrum voor voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (Stuk 2-1323)

Stemming 2

Aanwezig: 48
Voor: 40
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Wetsontwerp houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking gesteld van de federale politie (Stuk 2-1410) (Evocatieprocedure)

Stemming 3

Aanwezig: 48
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het ontwerp werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende wijziging van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek - Gebiedsomschrijving en zetel van hoven en rechtbanken (Stuk 2-1438)

Stemming 4

Aanwezig: 50
Voor: 50
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Wetsontwerp tot hervorming van de adoptie (Stuk 2-1428) (Evocatieprocedure)

De voorzitter. - We stemmen eerst over amendement 11 van de dames De Schamphelaere en de Bethune.

Stemming 5

Aanwezig: 49
Voor: 8
Tegen: 36
Onthoudingen: 5

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over het subsidiair amendement 14 van de dames De Schamphelaere en de Bethune.

Stemming 6

Aanwezig: 48
Voor: 8
Tegen: 35
Onthoudingen: 5

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 2 van mevrouw de Bethune.

Stemming 7

Aanwezig: 51
Voor: 8
Tegen: 38
Onthoudingen: 5

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 3 van mevrouw de Bethune.

Stemming 8

Aanwezig: 52
Voor: 8
Tegen: 39
Onthoudingen: 5

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 van de dames De Schamphelaere en de Bethune.

Stemming 9

Aanwezig: 52
Voor: 8
Tegen: 39
Onthoudingen: 5

-Het amendement is niet aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de volgende amendementen:

-Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Stemming 10

Aanwezig: 52
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

-Het ontwerp werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de adoptie betreft (Stuk 2-1429)

Stemming 11

Aanwezig: 53
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

-De goedkeuring van de wetsontwerpen 2-1428 en 2-1429 impliceert dat volgende wetsvoorstellen vervallen:

Problematiek van de niet-begeleide minderjarigen (Stuk 2-1199)

De voorzitter. - We stemmen over de aanbevelingen van de commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden.

Stemming 12

Aanwezig: 53
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

-De aanbevelingen zijn aangenomen.

-Ze zullen worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister van Justitie.

Wetsontwerp houdende wijziging van de artikelen 628 en 1395 van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van ... tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën (Stuk 2-1440)

Stemming 13

Aanwezig: 53
Voor: 42
Tegen: 0
Onthoudingen: 11

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen (Stuk 2-1427) (Evocatieprocedure)

Stemming 14

Aanwezig: 52
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het ontwerp werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij (Stuk 2-1479) (Evocatieprocedure)

Stemming 15

Aanwezig: 52
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 2-1480)

Stemming 16

Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Vraag om uitleg van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen over «de problemen in verband met de toepassing van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector» (nr. 2-970)

De voorzitter. - De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, antwoordt namens de heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen.

De heer Georges Dallemagne (CDH). - Ik heb de minister van Ambtenarenzaken op 13 juni van vorig jaar ondervraagd over de problemen in bepaalde diensten als gevolg van de toepassing van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.

Ik verwees daarbij onder meer naar gemeentediensten, zoals de diensten van de Stad Brussel die instaan voor de openbare reinheid, de wegenwerken of buitengewone evenementen en die vaak avond- en weekendwerk moeten presteren.

De door de wet van 14 december opgelegde beperking van het aantal overuren creëert organisatieproblemen en maakt het werken buiten de normale kantooruren minder aantrekkelijk. Bepaalde diensten die voor het functioneren van een gemeente onmisbaar zijn, worden vandaag niet meer verzekerd.

Ik vroeg de minister van Ambtenarenzaken of het niet raadzaam was de wet te wijzigen om haar negatieve effecten te beperken, met eerbied voor de Europese richtlijn die probeert te voorkomen dat er buitengewoon omvangrijke diensten of te veel overuren worden gepresteerd, wat de indienstneming van extra personeel belemmert.

De minister erkende dat er problemen waren, dat de wet waarschijnlijk te streng is en er misschien grond is om de toepassingsbepalingen te herzien, zonder het principe op de helling te zetten. Hij voegde eraan toe dat hij de Ministerraad van 7 juni een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet had voorgelegd.

Er werd ten eerste voorgesteld een referentieperiode van maximum twaalf in plaats van vier maanden in te stellen voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd wanneer de aanvrager technische of organisatorische redenen laat gelden.

Hij stelde ten tweede voor om af te wijken van de regel van 38 uur per week, evenwel met een maximum van 48 uur, overuren inbegrepen.

Derde wijziging: de keuze tussen het recupereren of het laten uitbetalen van de overuren. Volgens het huidige systeem kunnen ze alleen worden gerecupereerd.

De minister van Ambtenarenzaken zei dat zijn tekst in september 2002 aan het Parlement zou kunnen worden voorgelegd. Hij was optimistisch over de naleving van dat tijdschema en zei dat hij openstond voor mijn verzoek om de regeling retroactief te maken. Ik maak mij echter ongerust omdat ik nog niets van dit alles gezien heb en het einde van de regeerperiode nadert.

Hoe staat het met dat ontwerp tot wijziging van de wet van 14 december 2000? Wanneer zal het bij het Parlement worden ingediend? Kan het nog vóór de ontbinding worden goedgekeurd en wat is de inhoud ervan?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De minister van Ambtenarenzaken heeft de Ministerraad van 7 juni 2002 een voorontwerp tot wijziging van de wet van 14 december voorgelegd om, zoals u vermeld hebt:

1ºEen referentieperiode van twaalf in plaats van acht maanden in te stellen voor de berekening van de gemiddelde arbeidsduur wanneer de aanvrager technische of organisatorische redenen laat gelden;

2ºDe mogelijkheid te bieden om af te wijken van de regel van 38 uur per week, met een maximum van 48 uur, overuren inbegrepen;

3ºDe keuze mogelijk te maken tussen het recupereren of laten uitbetalen van de overuren.

De minister had inderdaad verklaard dat de tekst in de loop van de maand september in het Parlement zou kunnen worden ingediend en hij maakt zich nu, misschien nog meer dan u, zorgen omdat dit nog niet gebeurd is.

Het ontwerp zal eerstdaags worden ingediend en de eventuele goedkeuring hangt af van de agenda van het Parlement. De inhoud van het ontwerp werd niet gewijzigd.

Waarom werd het ontwerp niet vroeger ingediend?

Zoals het hoort, werd er over de tekst onderhandeld in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, het Comité A. Tijdens die onderhandelingen werd de referentieperiode voor twee gevallen trouwens op vier maanden gebracht.

Er zou, ten eerste, bijkomende rust worden toegekend wanneer er meer dan 11 uur per dag gepresteerd wordt.

Er zou, ten tweede, bijkomende rust toegekend worden wanneer er op een zondag moet worden gewerkt.

De onderhandelingen in het Comité A hebben niet langer geduurd dan normaal. Het onderhandelingsprotocol werd opgesteld op 10 september 2002. De door de minister vooropgestelde timing was op dat ogenblik dus nog haalbaar.

Het ontwerp is nog altijd niet ingediend omdat er nog een ander onderhandelingsprotocol, dat van de RTBF, moest binnenkomen. De RTBF vroeg onlangs om uit het syndicaal statuut van 1974 te mogen treden, wat toegestaan werd. De voorzitter van de raad van bestuur van de RTBF kreeg op 26 juni 2002 een verzoek om advies van het paritair comité. De RTBF kreeg op 24 juli 2002 een kopie van het voorontwerp van wet, waarbij rekening gehouden werd met de wijzigingen die tijdens de onderhandelingen tot stand waren gekomen. Op 12 november 2002 werden herinneringsbrieven gestuurd naar de voorzitter van de raad van bestuur en de administrateur-generaal van de RTBF met het oog op het bekomen van het advies van het paritair comité.

We hebben ook zonder ophouden telefonisch herinnerd aan het dringende karakter van deze zaak.

De voorzitter van de raad van bestuur heeft uiteindelijk op 29 januari 2003 gemeld dat het paritair comité op 17 december 2002 een unaniem gunstig advies verstrekt heeft over het voorontwerp van wet, zonder er evenwel de notulen van de vergadering aan toe te voegen. Dat stuk moet mee naar de Raad van State worden gestuurd.

We ontvingen die notulen op 12 februari 2003, na zeven maanden en zeventien dagen

De Ministerraad heeft, op basis van het advies van 12 februari, op 14 februari het voorontwerp van wet in tweede lezing goedgekeurd. De Raad van State, waaraan de zaak op 18 februari werd voorgelegd, heeft ons al een officieuze versie gestuurd. Morgen krijgen we de officiële versie.

De op grond van de opmerkingen gewijzigde tekst zal onmiddellijk naar de Koning en nadien naar de voorzitter van de Kamer worden gezonden.

U moet toegeven dat de minister van Ambtenarenzaken niet getreuzeld heeft. In tegenstelling met de fabel van La Fontaine heeft hij zelfs geprobeerd de achterstand in te halen van degenen die te laat vertrokken waren.

De heer Georges Dallemagne (CDH). - Ik dank de minister voor zijn antwoord en optimisme.

Wanneer we het wetsontwerp niet meer in deze zittingsperiode kunnen goedkeuren, zullen we weer heel wat maanden geduld moeten hebben. In bepaalde diensten kampt men nu al met ernstige organisatorische problemen. In Brussel worden er immers heel wat speciale gebeurtenissen in het weekend georganiseerd. Als er dan geen soepele regeling mogelijk is, zal de stad niet meer in staat zijn de straten rein te houden of grote evenementen, zoals sportmanifestaties, te organiseren.

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag of de wet een retroactief effect heeft. In de maand juni verklaarde de minister van wel. Het zou interessant zijn te weten of dat voor het jaar 2002 het geval zal zijn.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Ik kan daar geen antwoord op geven. Ik ben daarvoor niet bevoegd.

-Het incident is gesloten.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

(De vergadering wordt gesloten om 17.30 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de heer Caluwé, om gezondheidsredenen, de heren Dubié en Van den Brande, met opdracht in het buitenland, mevrouw Nagy en de heren de Clippele en Morael, wegens ambtsplichten, de heren Colla en Timmermans, wegens andere plichten, de voorzitter, die deelneemt aan een vergadering van de Vereniging van de Senaten van Europa, te Madrid.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 46
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 2

Aanwezig: 48
Voor: 40
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Theo Kelchtermans, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Wim Verreycken.

Stemming 3

Aanwezig: 48
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 4

Aanwezig: 50
Voor: 50
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 5

Aanwezig: 49
Voor: 8
Tegen: 36
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 6

Aanwezig: 48
Voor: 8
Tegen: 35
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 7

Aanwezig: 51
Voor: 8
Tegen: 38
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 8

Aanwezig: 52
Voor: 8
Tegen: 39
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 9

Aanwezig: 52
Voor: 8
Tegen: 39
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 10

Aanwezig: 52
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 11

Aanwezig: 53
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 12

Aanwezig: 53
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Guy Moens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 13

Aanwezig: 53
Voor: 42
Tegen: 0
Onthoudingen: 11

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Theo Kelchtermans, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Stemming 14

Aanwezig: 52
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 15

Aanwezig: 52
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 16

Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 990 van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de deskundige onderzoeken die de rechter gelast, beter te doen verlopen (van de heer Olivier de Clippele; Stuk 2-1467/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de aftrekbaarheid van de verzekeringspremies voor beschermde gebouwen (van de heer Olivier de Clippele; Stuk 2-1489/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 768 en 1107 van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoeging van een artikel 29bis in het Wetboek van strafvordering (van de heren Josy Dubié en Philippe Mahoux; Stuk 2-1491/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1990 betreffende het fabriceren en het in de handel brengen van producten op basis van tabak en soortgelijke producten (van de heer Alain Destexhe; Stuk 2-1504/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot vergoeding van de schade in verband met de gezondheidszorg (van de heer Alain Destexhe; Stuk 2-1508/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Voorstellen van resolutie

Voorstel van resolutie over een programma voor de georganiseerde opsporing van baarmoederhalskanker (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 2-1503/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Voorstel van resolutie over de relatie tussen mens en dier en de gunstige invloed hiervan op de gezondheid van de mens (van mevrouw Jacinta De Roeck en de heer Paul Galand; Stuk 2-1505/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Voorstel tot herziening van het Reglement

Voorstel tot invoeging van een artikel 86ter in het reglement van de Senaat om een adviescomité voor ruimtevaartaangelegenheden op te richten (van de heer François Roelants du Vivier c.s.; Stuk 2-1507/1).

-Verzonden naar het Bureau.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de Russische waardepapieren van vóór 1917" (nr. 2-973)

van de heer Didier Ramoudt aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de voorwaarden voor de uitbating van geautomatiseerde zonnecentra" (nr. 2-974)

van de heer Johan Malcorps aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de zelfcontrole bij bedrijven uit de voedingsindustrie" (nr. 2-975)

van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Justitie over "de verenigbaarheid van de nieuwe drugswet met de internationale verdragen" (nr. 2-976)

-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

Evocaties

De Senaat heeft bij boodschappen van 21 en 24 februari 2003 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van:

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica (Stuk 2-1475/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (Stuk 2-1494/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming (Stuk 2-1496/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Non-evocatie

Bij boodschap van 25 februari 2003 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de koninklijke bekrachtiging, het volgende niet geëvoceerde wetsontwerp:

Wetsontwep tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken (Stuk 2-1461/1).

-Voor kennisgeving aangenomen.

Boodschappen van de Kamer

Bij boodschappen van 20 februari 2003 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsontwerp houdende instemming met het Financieel Protocol van 4 oktober 2002 bij het Samenwerkingsakkoord van 5 april 1995 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake het internationaal milieubeleid (Stuk 2-1497/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg en de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (Stuk 2-1498/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek (Stuk 2-1499/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Artikel 78 van de Grondwet

Wetsontwerp houdende oprichting van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen (Stuk 2-1493/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 21 februari 2003; de uiterste datum voor evocatie is maandag 17 maart 2003.

Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen (Stuk 2-1495/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 21 februari 2003; de uiterste datum voor evocatie is maandag 17 maart 2003.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming (Stuk 2-1496/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 21 februari 2003; de uiterste datum voor evocatie is maandag 17 maart 2003.

Artikel 80 van de Grondwet

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (Stuk 2-1494/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 21 februari 2003; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 26 februari 2003.

Indiening van wetsontwerpen

De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Polen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, ondertekend te Brussel op 13 november 2000 (Stuk 2-1466/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX en X, met de Protocollen 1 en 2, en met de Slotakte, gedaan te Pretoria op 11 oktober 1999 (Stuk 2-1500/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol betreffende water en gezondheid bij het Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren, gedaan te Londen op 17 juni 1999 (Stuk 2-1501/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag inzake de hulpverlening, opgemaakt te Londen op 28 april 1989 (Stuk 2-1502/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp houdende instemming met de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IVa, IVb, IVc, Va, Vb, VI en VII, met de Protocollen 1, 2, 3 en 4, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 9 april 2001 (Stuk 2-1509/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Mededeling van koninklijke besluiten

Bij brief van 20 februari 2003 heeft de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad, aan de Senaat overgezonden overeenkomstig artikel 3bis, §1, 2de en 3de lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, en in overeenstemming met artikel 4, eerste lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen, het koninklijk besluit houdende erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden.

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Arbitragehof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Europees Parlement

Bij brief van 19 februari 2003 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 29 en 30 januari 2003.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.