1-239

BELGISCHE SENAAT


GEWONE ZITTING 1998-1999
____


BEKNOPT VERSLAG


PLENAIRE VERGADERING

Donderdag 21 januari 1999

________



INHOUD



GELDIGVERKLARING VAN GELOOFSBRIEVEN

INOVERWEGINGNEMING

MONDELINGE VRAGEN
van de heer Patrick Hostekint (gratis openbaar vervoer voor de federale ambtenaren);
van de heer Hugo Vandenberghe (de beweerde fraude bij de hypoteekbewaarders en de resultaten van de uitgevoerde interne audit);
van mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (de nationale overeenkomst tandartsen-ziekenfondsen);
van de heer Eddy Boutmans (de deelname van een Belgisch marineschip aan een drugsbestrijdingsoefening);
van de heer Wim Verreycken (een veiligheidsplan voor Sint-Niklaas na de recente rellen met allochtone jongeren);
van mevrouw Anne-Marie Lizin (de voorgenomen aanwervingen bij de politie en de rijkswacht);
van de heer Paul Hatry (de ratificering van het Verdrag van Amsterdam door België);
van mevrouw Anne-Marie Lizin (het ontwerp-Fagnart over het vergoeden van medische fouten);
van de heer Valère Vautmans (de nieuwe wet houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten);
van de heer Marc Olivier (de parallelle import van medicijnen door Olympo-Pharma);
van de heer Jacques Devolder (het functioneren van de dienst geneesmiddelenonderzoek);
van mevrouw Christine Cornet d'Elzius (de mogelijkheden voor herintredende vrouwen om naar de arbeidsmarkt terug te keren);
van de heer Jan Loones (de taal van de documenten bij het Fonds voor bestaanszekerheid in de bouw).

WETSONTWERP BETREFFENDE DE BESLECHTING VAN FISCALE GESCHILLEN (Gedr. St. 1-966) (Evocatieprocedure)
Aangehouden stemmingen.

WETSONTWERP BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE INRICHTING EN FISCALE ZAKEN (Gedr. St. 1-967)
Aangehouden stemmingen.

NAAMSTEMMINGEN
over het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten (Gedr. St. 1-211);
over het wetsontwerp betreffende de beslechting van fiscale geschillen (Gedr. St. 1-966) (Evocatieprocedure);
over het wetsontwerp betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken (Gedr. St. 1-967);
over het wetsontwerp betreffende de mogelijke overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet (Gedr. St. 1-1205) (Evocatieprocedure);
over het wetsontwerp houdende instelling van een procedure voor de evaluatie van de wetgeving (Gedr. St. 1-955);
over het voorstel tot oprichting van een dienst Wetsevaluatie bij de diensten van de Senaat (van de heer Hugo Vandenberghe cs., Gedr. St. 1-643) (Nieuw opschrift).

REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN

VRAGEN OM UITLEG
van de heer Pierre Hazette aan de minister van vervoer, over « de maatregelen om de geluidshinder en de luchtvervuiling in de nabijheid van de luchthavens terug te dringen en over de druk uitgeoefend door Belgocontrole om de oefenvluchten op sommige regionale luchthavens te hervatten ». (Sprekers : de heren Hazette en Daerden, minister van vervoer);
van de heer Ludwig Caluwé aan de minister van financiën, over « de gemeentebelastingen en de burgers van de Europese Unie ». (Sprekers : de heren Caluwé en Viseur, minister van financiën);
van mevrouw Magdeleine Willame-Boonen aan de staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking, over « de toestand van de kinderen in de wereld in 1999 ». (Sprekers : mevrouw Willame-Boonen, de heren Hostekint en Moreels, staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de eerste minister);
van mevrouw Magdeleine Willame-Boonen aan de minister van buitenlandse zaken, over « de toestand van de weeskinderen in de voormalige Oostbloklanden en in het bijzonder in Rusland ». (Sprekers : mevrouw Willame-Boonen en de heer Derycke, minister van buitenlandse zaken);
van de heer Armand De Decker aan de minister van buitenlandse zaken, over « de gevolgen van de Frans-Britse top in Saint-Malo over het buitenlands- en veiligheidsbeleid in de Europese Unie en over de rol van de Westeuropese Unie ». (Sprekers : de heren De Decker en Derycke, minister van buitenlandse zaken);
van mevrouw Andrée Delcourt-Pêtre aan de minister van buitenlandse zaken, over « de huidige toestand in Zuid-Soedan ». (Sprekers : mevrouw Delcourt-Pêtre en de heer Derycke, minister van buitenlandse zaken).

SAMENGEVOEGDE VRAGEN OM UITLEG
van de heer Patrick Hostekint aan de minister van buitenlandse zaken, over « de resultaten van zijn recent bezoek aan Cuba » en van de heer Jurgen Ceder aan de minister van buitenlandse zaken, over « zijn bezoek aan Cuba ». (Sprekers : de heren Hostekint, Ceder en Derycke, minister van buitenlandse zaken.)

VRAAG OM UITLEG
van mevrouw Anne-Marie Lizin aan de minister van buitenlandse zaken, over « de toestand in Kosovo ». (Sprekers : mevrouw Lizin en de heer Derycke, minister van buitenlandse zaken.)

INDIENING VAN EEN WETSONTWERP

INDIENING VAN EEN VOORSTEL

COMMISSIES

MEDEDELING VAN EEN KONINKLIJK BESLUIT

EVOCATIES

NON-EVOCATIES

EUROPEES PARLEMENT

ARBITRATEHOF

BOODSCHAPPEN VAN DE KAMER




_____________






VOORZITTER : DE HEER SWAELEN

____


De vergadering wordt om 15.15 u. geopend.





ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN EN EEDAFLEGGING VAN EEN NIEUW LID



De Voorzitter. - Bij de Senaat is het dossier aanhangig van de heer Tuur Van Wallendael, aangewezen als senator door het Vlaams Parlement, ter vervanging van mevrouw Lydia Maximus, die ontslag heeft genomen.

De heer Moens (SP), verslaggever. - Geeft lezing van het verslag dat besluit tot geldigverklaring van de geloofsbrieven.

- De besluiten van het verslag worden aangenomen.

- De heer Tuur Van Wallendael legt de grondwettelijke eed af.

De Voorzitter. - Ik geef de heer Tuur Van Wallendael akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn functie van senator. (Algemeen applaus.)





INOVERWEGINGNEMING



De Voorzitter. - Aan de orde is thans de inoverwegingneming van het wetsvoorstel met betrekking tot de parketjuristen en de referendarissen van de heer Claude Desmedt cs.

Ik verzoek de leden die opmerkingen mochten willen maken, mij daarvan vóór het einde van de vergadering kennis te geven.

Indien intussen geen bezwaren blijkt, wordt dat voorstel in overweging genomen en verwezen naar de Commissie voor de justitie. (Instemming.)





MONDELINGE VRAGEN

Gratis openbaar vervoer voor de federale ambtenaren


De heer Hostekint (SP). - in het ontwerp van sectoraal akkoord 1997-1998 engageert de Vlaamse overheid zich om vanaf 1 april 1999 gedurende één jaar het abonnement op het openbaar vervoer volledig terug te betalen aan het personeel. Indien deze maatregel een verhoogd gebruik van het openbaar vervoer tot gevolg heeft, kan de maatregel worden verlengd. Deze maatregel heeft betrekking op 21 000 ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen. De gemiddelde Vlaamse ambtenaar zal daardoor 16 940 Belgische frank per jaar uitsparen.

Er zijn voldoende redenen om dergelijke maatregel ook voor de federale ambtenaren in overweging te nemen. Het merendeel werkt te Brussel en de meeste ministeries zijn vlot met het openbaar vervoer bereikbaar. De federale overheid zou hier een voorbeeldfunctie kunnen uitoefenen. De kosten kunnen geen onoverkomelijke hindernis vormen. Bovendien speelt er een terugverdieneffect via de toename van het treingebruik en via de fiscaliteit.

Wat is de vermoedelijke kostprijs van een volledige terugbetaling van het abonnement voor het openbaar vervoer voor de federale ambtenaren ? Overweegt de minister een voorstel in die zin te doen aan de werknemersorganisaties ?

De heer Flahaut, minister van ambtenarenzaken. - Deze problematiek wordt onderzocht binnen de sectorale onderhandelingen met de representatieve vakorganisaties voor het protocolakkoord voor de federale overheid voor de jaren 1997-1998. Op basis van voorlopige gegevens kan de kost van de terug te betalen abonnementen voor de NMBS alleen al worden geraamd op meer dan 300 miljoen.

Ik ben een groot voorstander van de promotie van het openbaar vervoer, maar dit moet passen in een globale aanpak van de mobiliteitsproblemen. De terugbetaling van de vervoersabonnementen is daar één element van. Ik denk aan het ter beschikking stellen van vrijgeleiden voor stads- en streekvervoer voor verplaatsingen voor dienstredenen. Ik denk ook aan de moeilijkheden die bepaalde ambtenaren in continudienst ondervinden om zich met het openbaar vervoer naar het werk te begeven. Ik ben met de vakorganisaties overeengekomen om deze problematiek in zijn geheel te bestuderen. Ik wijs erop dat het in de Vlaamse Gemeenschap ook maar om een proefproject gaat waarvan de voortzetting afhankelijk is van een daadwerkelijke toename van het openbaar vervoer.

De heer Hostekint (SP). - De minister haalt verschillende argumenten aan om geen gratis openbaar vervoer voor de federale ambtenaren in te voeren. Ik stel echter vast dat iedereen inspanningen wil doen om het openbaar vervoer te promoten. Ondanks de kostprijs, die nog redelijk is, is dat de moeite waard.

Als de federale overheid niet het voorbeeld geeft, zie ik andere overheden dat ook niet invoeren. De federale overheid heeft dan ook een voorbeeldfunctie. Het antwoord van de minister ontgoochelt mij dan ook enigszins.

De heer Flahaut, minister van ambtenarenzaken. - Wij hebben beloofd het openbaar vervoer te promoten. De onderhandelingen met de vakbonden zijn aan de gang. Wij verwachten de resultaten van het Vlaamse experiment tegen 1 april. Rome is niet op een dag gebouwd en de vakbonden zeggen dat er andere prioriteiten zijn.



De beweerde fraude bij de hypotheekbewaarders
en de resultaten van de uitgevoerde interne audit


De heer Vandenberghe (CVP). - De pers maakte vanmorgen gewag van vermeende fraudepraktijken bij verschillende hypotheekbewaarders van ons land. Er zou een interne audit zijn uitgevoerd bij de administratie van Financiën. In het explosieve dossier zou sprake zijn van systematische valsheid in geschriften en afwending van financiële middelen. Er zou klacht zijn ingediend bij het parket van Brussel en er zouden achtenveertig disciplinaire onderzoeken zijn opgestart.

Kan de minister deze feiten bevestigen ? Dient de hypotheekbewaring niet dringend grondig te worden hervormd ?

De heer Viseur, minister van financiën. - De interne audit bij alle hypotheekbewaarders heeft inderdaad aan het licht gebracht dat er sprake kan zijn van valsheid in geschrifte en afwending van financiële middelen. De hypotheekbewaarders zouden systematisch hogere lonen aanrekenen dan wettelijk toegelaten en bijna allemaal maken ze gebruik van privé-rekeningen om tijdelijk sommen te bewaren die aan de schatkist toekomen.

Om dit te verhelpen werd het koninklijk besluit van 4 maart 1998 getroffen tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 september 1962 en de verplichting ingevoerd om een tweede officiële postrekening te openen.

Er werd ook vastgesteld dat er bepaald lonen werden uitgekeerd aan niet-bestaande personen en zelfs aan minderjarigen.

Mijn voorganger heeft klacht ingediend en het volledige auditdossier werd aan het gerecht overgemaakt. Bovendien ondergaat elke hypotheekbewaarder een disciplinair onderzoek dat nog aan de gang is. Of de hypotheekbewaarders in functie blijven, zal afhangen van de uitkomst van die onderzoeken. Er werden maatregelen getroffen om een herhaling van de feiten te voorkomen. De hervorming van de hypotheekbewaring wordt voorbereid in de zin van een volledige reïntegratie in de onlangs opgerichte administratie van het Kadaster, Registratie en Domeinen.

De heer Vandenberghe (CVP). - Ik heb twee bijkomende vragen. Zijn onmiddellijke disciplinaire maatregelen niet nodig, vermits het duidelijk om ernstige feiten gaat ? Tijdens de vorige legislatuur werd de wet gewijzigd om informatisering van de onroerende publiciteit en de hypotheekbewaring mogelijk te maken. Hoe ver staat het met de uitvoering ? Komt er een betere controle op de hypotheekbewaring ?

De heer Viseur, minister van financiën (in het Frans). - Zodra ik het auditverslag heb ontvangen, heb ik aan de administrateur-generaal van belastingen gevraagd alle gewestelijke directeurs van de registratie samen te roepen om een procedure van tuchtverhoor in te stellen teneinde de betrokkenen te confronteren met de feiten en eventueel schorsingsmaatregelen op te leggen. Uiteindelijk heeft men niet onmiddellijk schorsingen moeten opleggen, aangezien uit de audit een reeks feiten was gebleken die het onmogelijk maakten de bewijzen achteraf te laten verdwijnen. Vanaf begin deze maand zijn maatregelen getroffen, maar de continuïteit van de dienst moet worden gegarandeerd.

Voorts moet de modernisering van de hypotheekbewaring worden versneld. De informatisering is daar ver gevorderd, waardoor komaf zal kunnen worden gemaakt met verouderde praktijken, die administratie zal kunnen worden opgenomen in de nieuwe administratie van de registratie, het kadaster en de domeinen, en de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de hypotheekbewaarders zal kunnen worden herzien.



Nationale overeenkomst tandartsen-ziekenfondsen


Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Op 14 december 1998 is de overeenkomst tandartsen-ziekenfondsen voor de jaren 1999 en 2000 gesloten. Die overeenkomst voorziet in besparingen ten belope van 270 miljoen ten laste van de patiënten en van 205 miljoen ten laste van de tandartsen. Die besparingen moeten het mogelijk maken de accreditering van de tandartsen te financieren.

Welke tandartsenorganisaties hebben die overeenkomst ondertekend ? Vertegenwoordigen zij Franstalige, Nederlandstalige of Duitstalige tandartsen ? Is het juist dat die besparingen ten goede zullen komen aan slechts 17 % Franstalige en Duitstalige tandartsen, maar aan 70 % van hun Vlaamse collega's ?

Is het juist dat sommige leden van de erkenningscommissie en van de beroepscommissie ook voorgezette opleiding voor tandartsen organiseren ? Zo ja, bestaat dan niet het gevaar van een ongewenste belangenverstrengeling ? Hoever staat het project voor het organiseren van verkiezingen tot aanwijzing van de organisaties die de officiële vertegenwoordigers van de tandartsen bij het RIZIV zouden worden ? Staat het vast dat er zulke verkiezingen komen ?

De heer Flahaut, minister van ambtenarenzaken (in het Frans). - Ik lees u het antwoord van mijn collega De Galan voor.

Uit de manier waarop mevrouw Willame-Boonen de accreditering lijkt voor te stellen, blijkt dat zij van dat proces een beperkend of zelfs pejoratief beeld heeft. Ik ben geneigd aan te nemen dat deze overwegend « economische » voorstelling voortvloeit uit een slechte kennis van de beginselen die aan de basis hebben gelegen van de instelling en ontwikkeling van de accreditering voor artsen en tandartsen.

Wat de representativiteit betreft van de organisaties die de overeenkomst hebben ondertekend, weiger ik nader in te gaan op de polemiek die wellicht tussen bepaalde verenigingen worden gevoerd. De leden van de nationale commissie tandartsen-ziekenfondsen die de tandartsen vertegenwoordigen, zijn door de Koning benoemd volgens een procedure die volstrekt wettig is verlopen. In elke gemeenschap worden de tandartsen door een eigen organisatie vertegenwoordigd. Er zullen verkiezingen worden georganiseerd om de vertegenwoordigers van de tandartsen in de onderscheiden organen van het RIZIV aan te wijzen, maar ik kan nog niet zeggen wanneer die verkiezingen zullen plaatshebben. Wanneer het RIZIV de kiezerslijst heeft opgesteld, duurt de procedure nog ten minste vier maanden. Voor de kinesitherapeuten worden soortgelijke verkiezingen voorbereid en wij weten uit recente ervaring dat het materieel onmogelijk is om tegelijk verkiezingen te organiseren voor verscheidene categorieën zorgverstrekkers zonder de overige opdrachten van het RIZIV in het gedrang te brengen.

Algemeen gesproken moet de representativiteit van de leden van de nationale commissie worden nagegaan, rekening houdend met het percentage tandartsen dat zich bij het akkoord heeft aangesloten ten opzichte van het percentage verzoeken om accreditering. Bijna 70 % van de Waalse tandartsen had zich bij de overeenkomst van 18 december 1996 aangesloten. Bij de Vlaamse tandartsen was dat ongeveer 86 %. Hoeveel tandartsen zich hebben aangesloten bij de overeenkomst van 14 december 1998 zal niet voor medio februari 1999 bekend zijn. Het is juist dat het aantal verzoeken om accreditering vanwege Nederlandstalige tandartsen hoger ligt dan het aantal verzoeken van hun Franstalige collega's. Desondanks hebben aanzienlijk meer Franstalige dan Nederlandstalige tandartsen deelgenomen aan de eerste « peer review, » wat een van de voorwaarden is om geaccrediteerd te kunnen worden.

Ten slotte spreekt het vanzelf dat de samenstelling van de organen waarin de tandartsen, de verzekeringsinstellingen en de universiteiten systematisch vertegenwoordigd zijn, uiteraard niet uitsluit dat bepaalde leden werkzaam zijn in het opzetten van initiatieven van voortgezette opleiding. Ik kan echter verzekeren dat de procedure die in het kader van de overeenkomst tandartsen-ziekenfondsen is uitgewerkt zo verloopt dat de objectiviteit, de onafhankelijkheid en de samenhang van de genomen beslissingen volstrekt gewaarborgd zijn.

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Ik dank de heer Flahaut omdat hij mij het antwoord van mevrouw De Galan heeft bezorgd. Ik neem akte van dat antwoord. Het was niet mijn bedoeling een polemiek te voeren. Wij zijn immers hier om de bezorgdheden van de bevolking over te brengen. Ik heb trouwens een duidelijk antwoord gekregen op mijn vraag betreffende de rechters en de partijen bij de accreditering.



Deelname van een Belgisch marineschip aan een drugsbestrijdingsoefening


De heer Boutmans (Agalev). - Op 17 januari vertrok de « Wandelaar » naar het Caraïbische gebied om met de Amerikaanse kustwacht een drugsbestrijdingsoefening te houden. Is dit een onderdeel van de afspraken in de schoot van de NAVO of van één of ander bilateraal verdrag tussen België en de Verenigde Staten ? Behoort de drugsbestrijding tot de bevoegdheid van de NAVO en van de Belgische marine ? Welke landen nemen nog deel en hoeveel kost de operatie ?

De heer Poncelet, vice-eerste minister en minister van landsverdediging, belast met energie. - De actie van de fregat « Wandelaar » kadert in de hulp aan de natie. Het gaat hier om een grensoverschrijdende bedreiging en de stroomopwaartse aanpak van die dreiging is een onderdeel van de internationale drugsbestrijding. De actie is het resultaat van een multilaterale overeenkomst gestoeld op het VN-Verdrag inzake de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen. De actie wordt geleid door de Joint Interagency Task Force van de Verenigde Staten en waaraan ook Frankrijk, Nederland, Groot-Brittannïe en een aantal Midden- en Zuid-Amerikaanse landen deelnemen. De inbreng van ons land beperkt zich tot detectie en identificatie. Deze actie brengt geen aanvullende kosten met zich, omdat ze kadert in de paraatstelling van de fregat. Het is een eenmalige actie, en er zijn geen afspraken met andere landen.

De heer Boutmans (Agalev). - Ik vind het niet evident dat de marine in politionele acties wordt ingeschakeld. In de toekomst is daarvoor toch een ruimer debat nodig.

Het Noord-Amerikaanse drugsbeleid is nogal dubbelzinnig. Enerzijds willen de VS de anderen een drugsoorlog opdringen. Anderzijds hebben zij ooit met drugshandelaars samengewerkt. Voorzichtigheid is dus geboden.



Een veiligheidsplan voor Sint-Niklaas
na de recente rellen met allochtone jongeren


De heer Verreycken (Vlaams Blok). - De minister van binnenlandse zaken overlegde eerder al met Lokeren over de uitvoering van een veiligheidsplan.

Bij de voorbije rellen in Sint-Niklaas hadden sommigen het over een Demol-effect, waarbij relschoppers en kleine criminelen Lokeren zouden verlaten om elders herrie te gaan schoppen.

De objectief meetbare onveiligheid in grote en kleine steden neemt toe. De daders voelen zich steeds meer onaantastbaar. De ordediensten vragen aangepaste instrumenten en middelen.

Heeft ook Sint-Niklaas geen behoefte aan een veiligheidsplan waardoor de nultolerantie kan worden benaderd ? Moet het Demol-effect niet maximaal spelen teneinde kleine criminelen te kunnen blijven vervolgen ?

De heer Van Den Bossche, vice-eerste minister en minister van binnenlandse zaken. - Sommigen willen een verband leggen tussen de gebeurtenissen in Lokeren en in Sint-Niklaas. Dat is wishfull thinking. Er zijn geen Lokeraars of ex-Lokeraars betrokken bij de rellen in Sint-Niklaas. Er is dus geen verplaatsingseffect.

Lokeren had aan binnenlandse zaken laten weten de situatie niet meer aan te kunnen. Er werd terzake een overeenkomst afgesloten die nu samen met binnenlandse zaken wordt uitgevoerd.

Sint-Niklaas moet eerst zijn eigen problemen in kaart brengen. Er moet een vijfhoeksoverleg plaatsvinden dat een inventaris opstelt. Op grond van het verworven inzicht kan dan een plan worden uitgewerkt. Binnenlandse zaken zal daar dan zeker zijn medewerking aan verlenen.

De heer Verreycken (Vlaams Blok). - Ik heb tweemaal naar het Demoleffect verwezen. Telkens ging het om een citaat. Ik wilde met mijn vraag duidelijkheid krijgen.

Ik ben blij dat er een vijfhoeksoverleg komt. Binnenlandse zaken moet daartoe de nodige druk uitoefenen.



De voorgenomen aanwervingen
bij de politie en de rijkswacht


Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Dient bij de praktische uitvoering van de hervorming van de politiediensten de kwaliteit van het werk van de officieren niet te worden veilig gesteld ? Is het nodig nieuwe officieren in dienst te nemen die misschien moeilijk zullen kunnen worden geplaatst ? De vertegenwoordigers van de officieren vragen om met nieuwe indienstnemingen te wachten. Is het nuttig en voorzichtig om een opleidingscyclus van rijkswachtofficier aan te vatten bij de Koninklijke Militaire school ?

De heer Van Den Bossche, vice-eerste minister en minister van binnenlandse zaken (in het Frans). - De formatie van de officieren van de rijkswacht bedraagt wettelijk 790 eenheden. Thans zijn er 719 officieren. Na de indienstnemingen eind 2000 zullen er 755 zijn. Het aantal officieren bij de rijkswacht is evenwel zeer laag : het bedraagt slechts 4,5 %, terwijl dat bij de gemeentepolitie 10 % en bij de gerechtelijke politie 25 % is.

Het lijkt mij normaal in 1999 officieren in dienst te nemen via de Koninklijke Militaire school. Dat is democratisch en geeft houders van een diploma van het secundair onderwijs toegang tot de rang van officier. Het gaat hier echter slechts om zes van de 38 in dienst te nemen officieren.

Toen de beslissingen tot indienstneming in september 1998 genomen werden, was nog niets beslist over de formatie van de nieuwe politie. Bovendien hebben de vertegenwoordigers van de officieren de algemene directie van het personeel niet gevraagd een eind te maken aan de indienstnemingen via de Koninklijke Militaire school.

Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Met mijn vragen wilde ik bijdragen tot het welslagen van de hervorming en vermijden dat er spanningen zouden komen tussen de verschillende graden. Als parlementslid heb ik al vertegenwoordigers van de officieren, brigadecommandanten en onderofficieren ontvangen. Men zou best niet te vlug gaan.

Ook bij de gerechtelijke politie worden mensen in dienst genomen. Het risico bestaat dat er te veel personeelsleden komen.

De heer Van Den Bossche, vice-eerste minister en minister van binnenlandse zaken (in het Frans). - De overgangsfase is niet eenvoudig te beheren. De betrokkenen begrijpen er niet veel van. Ik heb het reeds uitgelegd bij de eindstemming in de Kamer.



De ratificering
van het Verdrag van Amsterdam door België


De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Portugal heeft net het Verdrag van Amsterdam geratificeerd. Alleen Frankrijk, Spanje en België hebben dit nog niet gedaan. Op de bijeenkomst, in december 1998 in Wenen, van de afgevaardigden van de adviesorganen van de parlementen die lid zijn van de Europese Unie, dacht de Belgische afvaardiging dat de twee parlementaire assemblées waar de ratificering een probleem leek te vormen, namelijk het parlement en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Verdrag in de loop van de maand januari zouden ratificeren. Voor het Brussels Parlement gaat het niet om een principieel of politiek probleem, maar bij de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie liggen de zaken anders.

Welke initiatieven denkt de minister van buitenlandse zaken te nemen om te vermijden dat de moeilijkheden inherent aan het Belgische federale model de ratificering van het Verdrag van Amsterdam verhinderen ? Zonder ratificering kan er geen vooruitgang geboekt worden op het gebied van de institutionele hervormingen, het uitwerken van Agenda 2000, het opstellen van de begrotingsprognoses voor de Unie en uiteindelijk de uitbreiding zelf.

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken (in het Frans). - We zijn niet het enige land dat het Verdrag nog niet heeft geratificeerd. U hebt evenwel gelijk dat u de vraag stelt. In het Brussels Gewest is de ratificeringsprocedure praktisch afgerond. Enkel de bevoegde instellingen van dat gewest kunnen een exacte datum geven. Wat de Belgische afvaardiging op de COSAC-bijeenkomst heeft gezegd, bindt alleen haarzelf.

Een federaal minister kan geen initiatieven nemen met betrekking tot dossiers die aan de instanties van een deelgebied zijn voorgelegd. Ik heb evenwel contact opgenomen met de verantwoordelijke personen en ik laat niet na hen tot spoed aan te zetten. Het ontwerp van instemming is op 11 januari in de commissie aangenomen. Het zal op 5 februari aan het Brussels Parlement worden voorgelegd. De gemeenschappelijke gemeenschapscommissie zal het in commissie onderzoeken op 4 februari en in openbare vergadering op 25 februari. Ik heb de indruk dat de assembleevoorzitters alles in het werk zullen stellen om de procedure voor de goedkeuring van het verdrag tot een goed einde te brengen. Het uitwerken van Agenda 2000 noch de begrotingsprognoses hebben iets te maken met die ratificering.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik dank de minister voor zijn uitleg. Het is jammer dat het land waar de voornaamste Europese instellingen gevestigd zijn het Verdrag als laatste zal ratificeren.



Het ontwerp-Fagnart
over het vergoeden van medische fouten.


Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - In juli 1998 heb ik u reeds een vraag gesteld over de medische aansprakelijkheid in geval van een medische fout. U hebt mij laten weten dat u de laatste versie van het ontwerp van de interuniversitaire werkgroep-Fagnart had ontvangen. Ik heb van professor Fagnart vernomen dat er in november een vergadering heeft plaatsgevonden op het ministerie van Volksgezondheid met het oog op de bespreking van dit ontwerp. Die vergadering was voorgezeten door een hoge ambtenaar van het departement.

Kan de minister mij zeggen of er een oplossing in het verschiet is en of er nieuwe contacten gepland zijn tussen de administratie en de werkgroep-Fagnart ?

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen (in het Frans). - Eerst moeten we het probleem van de rechten van de patiënt oplossen. De Ministerraad heeft een voorontwerp van wet tot vaststelling van die rechten goedgekeurd, hetwelk aan de Raad van State is voorgelegd. Ik hoop dat het nog tijdens deze regeerperiode kan worden goedgekeurd. De patiënt zal duidelijker informatie krijgen, onder andere wat de mogelijke risico's betreft, en het zal de arts ook meer zekerheid bieden. De kwestie van de verzekeringspremies wordt dus minder acuut.

Een werkgroep is sinds november met het probleem bezig en in februari is een nieuwe plenaire vergadering gepland. Het ontwerp-Fagnart bevat een aantal elementen die mij storen, meer bepaald het financieringsfonds. Het wordt enerzijds gestijfd door stortingen van verzekeringsmaatschappijen en anderzijds door de patiënten. Het solidariseren van het risico vormt een probleem.

Het beginsel van de aansprakelijkheid zonder schuld is een goede zaak. Het feit dat de vergoeding beperkt is, doet echter wel problemen rijzen. Voorts zorgt ook het feit dat het recht van indeplaatsstelling van ziekenfondsen wegvalt voor problemen. Wij proberen een gepaste formule te vinden in de werkgroepen.

Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - In het geval van de twee baby's die gestorven zijn als gevolg van het door de arts toegediende geneesmiddel gaat het om een handeling zonder schuld die geleid heeft tot de dood. Als zij levenslang gehandicapt waren geweest, was een vergoeding noodzakelijk. Wie is volgens u in dit precieze geval waarvoor verantwoordelijk ?

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen (in het Frans). - Hier treft de arts geen schuld. De apotheker van het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de geneesmiddelen. De ouders moeten zich in eerste instantie tot hem richten. De eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de producten ligt uiteraard bij de producent.

Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Is voor de families een recht geopend ?

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen (in het Frans). - Niet automatisch. Ofwel stelt de betrokken vennootschap een gebaar, ofwel beslist de rechter.



De nieuwe wet houdende verbod
op de reclame voor tabaksproducten


De heer Vautmans (VLD). - De horecasector valt niet onder de uitzonderingsregel voorzien in de nieuwe wet op de tabaksreclame. De aanwezigheid van publiciteitsmateriaal met een tabaksmerk is dus verboden vanaf 1 januari 1999. Het zal de minister niet onbekend zijn dat vele horecazaken in België gedecoreerd zijn met oude geëmailleerde reclamepanelen. Vaak hebben die panelen andere onderwerpen dan enkel sigarettenmerken en soms gaat het om merken die sinds lang verdwenen zijn.

Vallen deze oude reclamepanelen onder de nieuwe wet ? Zo ja, dienen de horecauitbaters alle panelen te verwijderen, inclusief die panelen met de verdwenen merken ? Ik pleit voor de waardering van de artistieke waarde van deze panelen en voor de artistieke gezelligheid van onze lokale pubs.

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen. - Ik kan de oproep van de heer Vautmans voor artistieke gezelligheid ondersteunen. Het beleid dat ik volg voor de toepassing van de tabakswet is trouwens streng maar menselijk. De vijfenzestig controleurs die waken over de naleving van de wet, geven eerst een waarschuwing aan horeca-uitbaters in overtreding en stellen pas in tweede instantie een proces-verbaal op.

De eetwareninspectie heeft mij ondertussen een lijst van interpretatieproblemen voorgelegd bij de nieuwe wet. Het betreft o.a. de precieze definitie van de termen tabakswinkel, krantenwinkel en de term gevel en ook het probleem dat de heer Vautmans signaleert. In de Kamer heb ik reeds geantwoord dat de commissie volksgezondheid de interpretatie van de randgevallen duidelijk zal omschrijven.

Wat betreft de geëmailleerde panelen met artistieke publiciteit van vroeger, kan ik u bevestigen dat dit naar mijn mening toegelaten kan worden met dien verstande echter dat het geen achterpoortje wordt om nieuwe reclame in een oud kleedje te steken om de wet te omzeilen.

De heer Vautmans (VLD). - Als ik de minister goed begrijp, bestaat er dus geen urgentie voor de horeca-uitbaters om dat type panelen te verwijderen.

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen. - Wat mij betreft bestaat er geen urgentie voor die panelen die een artistieke waarde hebben en zeker niet voor die panelen die publiciteit maken voor merken die niet meer op de markt zijn.



De parallelle import van medicijnen
door Olympo-Pharma


De heer Olivier (CVP). - Het bedrijf Olympo-Pharma wil zich gaan toeleggen op de parallelle import van veelgebruikte medicijnen als Prozac en Zantac. Volgens de Farmaceutische Inspectie doet het bedrijf echter onvoldoende moeite om haar producten aan te passen aan de Belgische varianten, zowel qua verpakkingshoeveelheid, qua naamgeving en qua bijsluiter. De staat kreeg tot nog toe echter altijd ongelijk van de rechter die oordeelde dat de eisen van de inspectie « therapeutisch niet relevant zijn ». Er hangt de schatkist nu een dwangsom van 400 000 frank boven het hoofd per werkdag dat de registratie, de prijs en de terugbetaling niet geregeld zijn. De zaak zou nu al een jaar aanslepen en de factuur zou volgens de pers inmiddels 80 miljoen frank bedragen.

Gaat de staat 80 miljoen betalen aan de eiser ? Waarom werden de registratie, de prijs en de terugbetaling niet gewoon geregeld ? In welk juridisch stadium zit de zaak nu ? Aan welke wet ontleent de Farmaceutische Inspectie de bevoegdheid om eisen te stellen aan parallelimporteurs ? Heeft de minister principiële bezwaren tegen die import ? Erkent de minister dat de overheid de uitspraak van de rechter moet beoordelen ?

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen. - Wat de vraag naar mijn principiële houding betreft, benadruk ik dat ik geen bezwaren heb tegen de parallelimport. Het probleem is echter dat er terzake geen wetgeving is, noch nationaal noch Europees. De parallelimport werkt nog steeds enkel op basis van een mededeling van de commissie volksgezondheid uit 1982. Mijn bekommernis is daarom dat de meest elementaire regels waaraan medicatie moet voldoen in het gedrang komen. De commissie was in een eerste fase trouwens ook zeer terughoudend tegenover de verpakkingsgrootte, de naam en de indicaties. Die laatste factor is voor mij persoonlijk de belangrijkste.

De rechtbank heeft het oordeel van de inspectie inderdaad « overruled » en een dwangsom opgelegd. De registratiecommissie heeft daarom een registratiebewijs afgeleverd aan het bedrijf. Later heeft de doorzichtigheidscommissie, na een nieuw oordeel van de rechter ook een doorzichtigheidsattest afgeleverd.

Op het niveau van Volksgezondheid is volgens mij alles afgehandeld. De dwangsom blijft ondertussen wel lopen. Daarom zal ik bij Economische Zaken aandringen om langs die kant de zaak zo snel mogelijk te regelen.

Ik heb geen probleem om enig parallellisme te aanvaarden. De essentiële criteria moeten worden gegarandeerd. Het werk van de opvolgingscommissie is af en ik dring er bij andere instanties op aan om spoed te maken met de behandeling. Binnenkort komt er een koninklijk besluit over de objectieve criteria.

De heer Olivier (CVP). - Met de dagvaarding wordt de Staat wel in een moeilijke positie gebracht.



Het functioneren van de dienst geneesmiddelenonderzoek


De heer Devolder (VLD). - Bij het dramatisch gebeuren in Gasthuisberg te Leuven bleken de alarmscenario's tussen het ministerie, de dienst geneesmiddelenonderzoek, de farmaceutische inspectie en de algemene farmaceutische bond perfect te functioneren. De dienst geneesmiddelenonderzoek zal ook in de toekomst vergissingen niet kunnen uitsluiten wanneer slechts een paar ampullen in een groot lot verkeerd worden geëtiketteerd. Ingevolge de wijziging van de wet van 29 december 1990 worden de bijdragen voor de uitvoering van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen van hun oorspronkelijk doel afgeleid en, naar verluidt, gebruikt voor de publicatie « Het goedkoopste geneesmiddel » door de socialistische mutualiteiten of voor TV-spots. Is de minister bereid om deze fondsen opnieuw uitsluitend voor controle of hercontrole van geneesmiddelen te gebruiken ?

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen. - Uit een enquête dat geen bijdragen worden afgewend voor de uitgave van « Het goedkoopste geneesmiddel » van een bepaalde mutualiteit, noch voor TV-spots. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen twee bijdragen. Per verpakking gaat 0,50 frank naar de dienst geneesmiddelenonderzoek van de apothekersbond. Een andere bijdrage van 0,20 frank per verpakking wordt door de registratiehouder betaald aan het geneesmiddelenfonds voor de financiering van de farmaceutische inspectie in haar geheel. Het is juist dat het aantal controles de jongste jaren is gedaald. Ik ga ermee akkoord die controles op te drijven.

De heer Devolder (VLD). - Ook de bedrijven die aan parallelle import doen, zouden een bijdrage moeten betalen. In het verleden werden de bijdragen op een afzonderlijke rekening van de begroting van het ministerie van volksgezondheid gestort. Tot vóór de wetswijziging in 1990 waren aanzienlijke reserves gevormd. Sindsdien was er meermaals een tekort.



Mogelijkheden voor herintredende vrouwen
om naar de arbeidsmarkt terug te keren


Mevrouw Cornet d'Elzius (PRL-FDF) (in het Frans). - De minister heeft onlangs nieuwe maatregelen voorgesteld ter bevordering van de loopbaanonderbreking in de ondernemingen. Men had met de herintreders rekening kunnen houden voor de vervanging van deze tijdelijk afwezige personeelsleden. Krachtens de wetgeving kunnen zij echter geen aanspraak maken op die banen. De personen die naar de arbeidsmarkt willen terugkeren, mogen bij de indienstneming gedurende een ononderbroken periode van 24 maanden niet gewerkt hebben als loontrekkende of zelfstandige en geen werklozensteun hebben genoten. Is dat verbod wel absoluut ? Kan men van dat verbod niet afwijken voor contracten van korte duur ? Zo ja, wat is de tijdslimiet ?

Het nationaal actieplan dat België beloofd heeft uit te voeren, strekt er onder andere toe de herintreders onder bepaalde voorwaarden in aanmerking te laten komen voor de gunstige regeling voor de indienstneming van langdurig werklozen. Voorts is besloten om die herintreders in aanmerking te laten komen voor de vervanging van werknemers met loopbaanonderbreking. Ik zou die voorwaarden graag kennen. Bovendien vraag ik mij af op welke termijn die maatregelen zullen worden uitgevoerd.

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen (in het Frans). - Ik lees u het antwoord van mevrouw Smet voor. De maatregel waardoor de herintreders worden gelijkgesteld met volledig uitkeringsgerechtigde werklozen in het kader van de vervanging in het stelsel van de onderbreking van de beroepsloopbaan is niet nieuw. Die maatregel bestaat reeds sedert 1 februari 1991, maar was in eerste fase beperkt tot de non-profitsector. Bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 is de reglementering gewijzigd. Sindsdien is de mogelijkheid om herintreders in dienst te nemen ter vervanging van werknemers met loopbaanonderbreking uitgebreid tot alle werkgevers van de privé-sector. Er zijn verscheidene koninklijke besluiten in voorbereiding waarbij dezelfde gelijkstelling in andere sectoren wordt geregeld.

Bij een ander koninklijk besluit van 10 augustus 1998 is bepaald dat de gelijkstelling van de herintreders onder dezelfde voorwaarden geschiedt voor het plan ter bevordering van de indienstnemingen. Die voorwaarden lijken redelijk. Daarbij was het de bedoeling om een extra kans op herinschakeling in de arbeidsmarkt te bieden aan personen die zich vrijwillig van de arbeidsmarkt hadden teruggetrokken om zich met hun gezin bezig te houden en die normaal gezien geen enkele kans maakten om opnieuw een baan te vinden doordat zij sedert jaren elk contact met de arbeidsmarkt hadden verloren.



De taal van de documenten bij het Fonds voor bestaanszekerheid in de bouw


De heer Loones (VU). - Het Fonds voor bestaanszekerheid bij de bouw betaalt de vergoedingen ter compensatie van genomen verlof. De formulieren voor de werknemers worden opgesteld in de taal die de werkgever heeft gekozen voor zijn RSZ-erkenning. Het kan dus gebeuren dat Franstalige bouwvakkers uit Wallonië Vlaamse documenten ontvangen en Vlaamse bouwvakkers Franse documenten.

Is het waar dat die formulieren enkel in de taal van de werkgever kunnen worden opgemaakt en is er geen tweetalig stelsel ? Gaat het hier niet op inbreuk op de taalwetgeving ? Welke maatregel overweegt de minister om de werknemers te helpen ?

De heer Colla, minister van volksgezondheid en pensioenen. - Minister De Galand laat weten dat het Fonds voor Bestaanszekerheid onder de bevoegdheid valt van de minister van tewerkstelling en arbeid, terwijl de RSZ onder haar bevoegdheid ressorteert.

Volgens de wet moet de werkgever voor zijn erkenning van inschrijving bij de RSZ kiezen tussen de Nederlandse en de Franse taalrol. Voor de betrekkingen tussen de RSZ en de werknemer moet de RSZ normaal gezien gebruik maken van één van de drie officiële landstalen gebruikt door de betrokkene. Omwille van interne organisatorische redenen kiezen sommige diensten van de RSZ voor de taal gekozen door de werkgever. Voor het Fonds voor Bestaanszekerheid verstrekt de werkgever de documenten in de taal die door hem werd gekozen bij zijn inschrijving bij de RSZ. Indien nodig kan de werkgever voor zijn anderstalige werknemers een document in de andere taal krijgen.

Het taalgebruik in de betrekkingen tussen de sociale-zekerheidsinstellingen en de sociaal verzekerden zal worden onderzocht bij de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid.

De heer Loones (VU). - Het initiatief wordt dus overgelaten aan de werkgever. Een nauwgezet toezicht is nodig in het belang van de werknemer.





WETSONTWERP BETREFFENDE DE BESLECHTING VAN FISCALE GESCHILLEN (Gedr. St. 1-966) (Evocatieprocedure)

Aangehouden stemmingen


De heer Loones (VU). - Ik heb amendementen ingediend over de rechten van de verdediging. Enkele ervan werden overgenomen in de regeringstekst. Omdat er nog verschilpunten zijn, handhaaf ik mijn amendementen.

- Met een meerderheid van 35 stemmen tegen 3 worden de amendementen nrs. 131 en 132 van de heer Loones op de artikelen 32 en 42 niet aangenomen; 20 leden hebben zich onthouden. (Stemming 1.)

Voor hebben gestemd :

Bert Anciaux, Jan Loones, Chris Vandenbroeke.

Tegen hebben gestemd :

André Bourgeois, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Sabine de Bethune, Leo Delcroix, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Jean-Marie Happart, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Charles-Ferdinand Nothomb, Eric Pinoie, Francis Poty, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Francy Van der Wildt, Tuur Van Wallendael, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

Onthouden hebben zich :

Eddy Boutmans, Door Buelens, Jurgen Ceder, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, José Daras, Armand De Decker, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Michel Foret, Stephan Goris, Paul Hatry, Pierre Hazette, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Roeland Raes, Joris Van Hauthem, Fons Vergote, Wim Verreycken.

- Met een meerderheid van 32 stemmen tegen 14 wordt het amendement nr. 130 van de heren De Decker en Hatry tot schrapping van de artikelen 91 tot en met 94 niet aangenomen; 12 leden hebben zich onthouden. (Stemming 2.)

Voor hebben gestemd :

Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, Armand De Decker, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Michel Foret, Stephan Goris, Paul Hatry, Pierre Hazette, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Valere Vautmans, Fons Vergote.

Tegen hebben gestemd :

André Bourgeois, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Hubert Chantraine, Sabine de Bethune, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Jean-Marie Happart, Patrick Hostekint, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Charles-Ferdinand Nothomb, Mare Olivier, Eric Pinoie, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Francy Van der Wildt, Tuur Van Wallendael, Johan Weyts.

Onthouden hebben zich :

Bert Anciaux, Eddy Boutmans, Door Buelens, Jurgen Ceder, José Daras, Robert Hotyat, Jan Loones, Roeland Raes, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

De heer Hotyat (PS) (in het Frans). - Ik heb mij onthouden omdat de verantwoording van het amendement ertoe strekte te voorkomen dat een einde wordt gemaakt aan de bevoegdheden van het Brusselse rechtscollege inzake de beroepen tegen de gemeentebelastingen. Dit rechtscollege heeft voorbeeldig gewerkt, de minister heeft dat toegegeven. Ik wil daarop wijzen.

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Ik heb mij om dezelfde redenen onthouden. Tijdens de bespreking gisteren heb ik de minister gevraagd het werk van dit college te laten evalueren om de toestand eventueel te herzien.

- Over het geheel zal later worden gestemd.





WETSONTWERP
BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE INRICHTING
IN FISCALE ZAKEN (Gedr. St. 1967)


Aangehouden stemmingen


- Met een meerderheid van 37 tegen 3 stemmen wordt het amendement van de heer Loones op artikel 8 niet aangenomen; 21 leden hebben zich onthouden. (Stemming 3.)

Voor hebben gestemd :

Bert Anciaux, Jan Loones, Chris Vandenbroeke.

Tegen hebben gestemd :

André Bourgeois, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Sabine de Bethune, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Jean-Marie Happart, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Charles-Ferdinand Nothomb, Marc Olivier, Eric Pinoie, Francis Poty, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Francy Van der Wildt, Tuur Van Wallendael, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

Onthouden hebben zich :

Eddy Boutmans, Door Buelens, Jurgen Ceder, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, José Daras, Armand De Decker, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Michel Foret, Stephan Goris, Paul Hatry, Pierre Hazette, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Roeland Raes, Joris Van Hauthem, Valere Vautmans, Fons Vergote, Wim Verreycken.

- Artikel 8 wordt aangenomen.

- Het amendement van de heer Loones op artikel 9 wordt niet aangenomen.

- Artikel 9 wordt aangenomen.

- Over het geheel zal later worden gestemd.





NAAMSTEMMINGEN



- Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten (Gedr. St. 1-1211) wordt door de 61 aanwezige leden eenparig aangenomen. (Stemming 4.)

Voor hebben gestemd :

Bert Anciaux, André Bourgeois, Eddy Boutmans, Door Buelens, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Jurgen Ceder, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Michel Foret, Stephan Goris, Jean-Marie Happart, Paul Hatry, Pierre Hazette, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Jan Loones, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Charles-Ferdinand Nothomb, Marc Olivier, Eric Pinoie, Francis Poty, Roeland Raes, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Francy Van der Wildt, Joris Van Hauthem, Tuur Van Wallendael, Valere Vautmans, Fons Vergote, Wim Verreycken, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

De Voorzitter. - Het ontwerp zal aan de koninklijke bekrachtiging worden voorgelegd. Het wetsontwerp betreffende de beslechting van fiscale geschillen (Gedr. St. 1966) (Evocatieprocedure) en het wetsontwerp betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken (Gedr. St. 1-967) worden in één enkele stemming door de 56 aan de stemming deelnemende leden eenparig aangenomen; 5 leden hebben zich onthouden. (Stemming 5.)

Voor hebben gestemd :

André Bourgeois, Door Buelens, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Jurgen Ceder, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Michel Foret, Stephan Goris, Jean-Marie Happart, Paul Hatry, Pierre Hazette, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Charles-Ferdinand Nothomb, Marc Olivier, Eric Pinoie, Francis Poty, Roeland Raes, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Francy Van der Wildt, Joris Van Hauthem, Tuur Van Wallendael, Valere Vautmans, Fons Vergote, Wim Verreycken, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

Onthouden hebben zich :

Bert Anciaux, Eddy Boutmans, José Daras, Jan Loones, Chris Vandenbroeke.

De Voorzitter. - De geamendeerde ontwerpen zullen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

- Het wetsontwerp betreffende de mogelijke overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet (Gedr. St. 1-1205) (Evocatieprocedure) wordt door de 51 aan de stemming deelnemende leden eenparig aangenomen; 10 leden hebben zich onthouden. (Stemming 6.)

Voor hebben gestemd :

André Bourgeois, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Michel Foret, Stephan Goris, Jean-Marie Happart, Paul Hatry, Pierre Hazette, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Charles-Ferdinand Nothomb, Marc Olivier, Eric Pinoie, Francis Poty, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Francy Van der Wildt, Tuur Van Wallendael, Valère Vautmans, Fons Vergote, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

Onthouden hebben zich :

Bert Anciaux, Eddy Boutmans, Door Buelens, Jurgen Ceder, José Daras, Jan Loones, Roeland Raes, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

De Voorzitter. - Het geamendeerde ontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.



Wetsontwerp houdende instelling van een procedure
voor de evaluatie van de wetgeving (Gedr. St. 1-955)


De heer Loones (VU). - Wij zullen dit ontwerp goedkeuren. De wetsevaluatie valt binnen de grondwettelijke opdracht van de Senaat. Wij zijn het wel niet helemaal eens met deze grondwettelijke opdracht. De Senaat moet in de eerste plaats de ontmoetingsplaats van de Gemeenschappen zijn.

- Het wetsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 61 aanwezige leden. (Stemming 7.)



Voor hebben gestemd:

Bert Anciaux, André Bourgeois, Eddy Boutmans, Door Buelens, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Jurgen Ceder, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzius, Hugo Coveliers, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Michel Foret, Stephan Goris, Jean-Marie Happart, Paul Hatry, Pierre Hazette, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Jan Loones, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Charles-Ferdinand Nothomb, Marc Olivier, Eric Pinoie, Francis Poty, Roeland Raes, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Francy Van der Wildt, Joris Van Hauthem, Tuur Van Wallendaal, Valère Vautmans, Fons Vergote, Wim Verreycken, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

De Voorzitter. - Het ontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.



Voorstel tot oprichting van een dienst Wetsevaluatie bij de diensten van de Senaat (van de heer Hugo Vandenberghe cs., Gedr. St. 1-643) (Nieuw opschrift)
- Het voorstel wordt eenparig aangenomen door de 61 aanwezige leden. (Stemming 8.)

Voor hebben gestemd:

Bert Anciaux, André Bourgeois, Eddy Boutmans, Door Buelens, Philippe Busquin, Ludwig Caluwé, Bea Cantillon, Jurgen Ceder, Hubert Chantraine, Guy Charlier, Luc Coene, Christine Cornet d'Elzins, Hugo Coveliers, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Andrée Delcourt-Pêtre, Leo Delcroix, Claude Desmedt, Alain Destexhe, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Fred Erdman, Michel Foret, Stephan Goris, Jean-Marie Happart, Paul Hatry, Pierre Hazette, Patrick Hostekint, Robert Hotyat, Jean-François Istasse, Dominique Jeanmoye, Roger Lallemand, Anne-Marie Lizin, Jan Loones, Philippe Mahoux, Nadia Merchiers, Joëlle Milquet, Guy Moens, Lisette Nelis-Van Liedekerke, Charles-Ferdinand Nothomb, Marc Olivier, Eric Pinoie, Francis Poty, Roeland Raes, Jacques Santkin, Paula Sémer, Paul Staes, Frank Swaelen, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Francy Van der Wildt, Joris Van Hauthem, Tuur Van Wallendael, Valère Vautmans, Fons Vergote, Wim Verreycken, Johan Weyts, Magdeleine Willame-Boonen.

De Voorzitter. - Door deze stemming vervalt het voorstel tot oprichting van een Dienst Wetgeving bij de Senaat (van mevrouw Magdeleine Willame-Boonen en mevrouw Andrée Delcourt-Pêtre, (Gedr. St. 1-839).





REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN



De Voorzitter. - Gaat de Senaat akkoord om vertrouwen te geven aan zijn voorzitter om datum en uur van de volgende plenaire vergaderingen te bepalen ? (Instemming.)





VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER PIERRE HAZETTE AAN DE MINISTER VAN VERVOER,
over « de maatregelen om de geluidshinder en de luchtvervuiling in de nabijheid van de luchthavens terug te dringen en over de druk uitgeoefend door Belgocontrol om de oefenvluchten op sommige regionale luchthavens te hervatten »

De heer Hazette (PRL-FDF) (in het Frans). - In een verslag dat bij het Europees Parlement is ingediend, worden de vliegtuigen in hoofdstukken gerangschikt. Van de vliegtuigen van hoofdstuk 2 mag geen enkel landen op of opstijgen van onze luchthavens. Als die vliegtuigen van een geluidsdemping worden voorzien, kunnen zij in hoofdstuk 3 worden ingedeeld. Die vliegtuigen beantwoorden echter zelden aan de normen van dat hoofdstuk. Zij veroorzaken meer lawaai en meer vervuiling, zowel door CO2 als andere giftige stoffen. Die vliegtuigen vormen nog geen groot probleem, aangezien zij slechts 1,5 % van de subsone burgertoestellen vertegenwoordigen. Jammer genoeg komen er wijzigingen in die toestand en dreigt hun aantal tegen 2000 van 650 op te lopen tot 1 500. Dan zal het probleem levensgroot zijn. In het Europees verslag worden vragen gesteld betreffende de mogelijkheid om striktere normen te bepalen dan die van hoofdstuk 3.

Wat de luchtvervuiling betreft, heeft de Europese Commissie luchtkwaliteitsnormen vastgesteld. Vreemd genoeg hebben de vertegenwoordigers van de Belgische regering zich tegen dat voorstel uitgesproken. Ik zou graag hebben dat de minister mij de redenen van dat verzet uitlegt. Welke maatregelen overweegt de regering te nemen tegen de vervuiling die deze vliegtuigen veroorzaken ? Hoe zal België de verbintenissen nakomen die het tijdens de conferentie van Rio heeft aangegaan ?

Ook u weet beslist dat Belgocontrol zich hardnekkig heeft verzet tegen het verbod van oefenvluchten op de luchthaven van Bierset, hoewel de Waalse regering een andere optie had genomen. Het is onaanvaardbaar dat een federaal bestuur zich zo in een gewestelijke bevoegdheid mengt.

De heer Daerden, minister van vervoer (in het Frans). - Ik deel de bezorgdheid van de heer Hazette. De vliegtuigen met een « hushkit » vormen een echt probleem, aangezien de geluidsdempingsinstallatie waarmee ze zijn uitgerust slechts tot een verwaarloosbare vermindering van de geluidshinder leidt. Ik vrees bovendien dat er meer van die vliegtuigen komen. De datum waarop uitvoering moet worden gegeven aan richtlijn 92/14, die bepaalt dat de vliegtuigen van hoofdstuk 2 op termijn verboden moeten worden, komt almaar dichterbij. België is voorstander van de regel dat vanaf 1 april 1999 geen nieuwe vliegtuigen van dat hoofdstuk mogen worden toegevoegd aan het register van de lidstaten van de Unie en dat die soort van vliegtuigen vanaf 1 april 2002 niet meer mag worden gebruikt. Ik weet niet of die maatregel doeltreffend zal zijn. Die maatregel is in elk geval een stap in de richting van een progressief verbod op de exploitatie van vliegtuigen met een « hushkit ».

Die vliegtuigen veroorzaken inderdaad te veel geluidshinder en te veel luchtvervuiling. De toepassing van al die maatregelen, vooral van het totale vliegverbod voor die toestellen tegen 2002, zal het mogelijk maken de doelstellingen te bereiken die tijdens de conferenties van Rio en Kyoto zijn vastgesteld.

Ik geef toe dat ik zeer verrast ben geweest door de druk die Belgocontrol heeft uitgeoefend in verband met de oefenvluchten op Bierset. Die zaak is een exclusieve bevoegdheid van de beheerder van die regionale luchthaven. De brief waarover u het had, bestaat echt. De betrokkene heeft ontegensprekelijk een fout gemaakt door aan zijn hiërarchische meerderen voorbij te gaan. Hij heeft een scherpe berisping gekregen. Ik heb hier een brief van de betrokkene waarin hij zijn beroepsfout toegeeft en zelf om zijn schorsing verzoekt.

De heer Hazette (PRL-FDF) (in het Frans). - Het verheugt mij dat er een consensus bestaat over de meeste opmerkingen die ik hier heb gemaakt. Ik wens er de aandacht van de minister op te vestigen dat die luchtvervuiling de federale regering het middel biedt om vooruit te lopen op het vliegverbod voor de toestellen in kwestie. Die toestellen mogen nu reeds niet meer vliegen op de luchthavens van Dusseldorf en Neurenberg.

- Het incident is gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER LUDWIG CALUWE AAN DE MINISTER VAN FINANCIEN,
over « de gemeentebelastingen en de burgers van de Europese Unie »

De heer Caluwé (CVP). - De minister kent de financiële problemen van die gemeenten waarvan een groot aantal inwoners geen of weinig personenbelasting betaalt in België. Om dat verlies aan inkomsten te compenseren moeten zij de personenbelasting in hun gemeente of de opcentiemen op de onroerende voorheffing drastisch verhogen.

Met de internationalisering van de arbeid en de komst van de euro zal deze problematiek zich nog scherper stellen. Het probleem staat bovendien des te meer in de belangstelling omdat burgers van de EU vanaf volgend jaar gemeentelijk stemrecht krijgen, waardoor ze onrechtstreeks meebeslissen over de gemeentelijke belastingen waar ze zelf niet onderhevig aan zijn. De Europeanen betalen dus hun gemeentebelastingen in het buitenland, net als sommige Belgen die voor een deel van hun inkomsten niet belastbaar zijn.

Twee oorzaken liggen aan de basis van deze situatie. Enerzijds zijn er de diverse zetelakkoorden, die meestal bepalen dat de internationale ambtenaren enkel belasting verschuldigd zijn aan het eigen land waar ze werken of aan de internationale instelling waarvoor ze werken. Deze regeling moet een wanverhouding voorkomen tussen de bijdragen van de landen die deel uitmaken van de internationale instelling.

Anderzijds wordt deze situatie veroorzaakt door de uitzonderingen op de dubbelbelastingverdragen, die bepalen dat men belasting betaalt waar men werkt, en niet waar men woont. Het ontbreken van een dubbelbelastingverdrag met het groothertogdom Luxemburg vormt een eerste uitzondering. De talrijke grensarbeiders die in de provincie Luxemburg wonen, maar werken in het groothertogdom, hoeven daardoor geen aanvullende personenbelasting te betalen aan hun Belgische gemeente. Het uit 1970 daterende dubbelbelastingverdrag met Nederland vormt de tweede uitzondering. Dat bepaalt dat naar België geëmigreerde Nederlanders die nog in Nederland werken, enkel daar belastbaar blijven. Het equivalent doet zich niet voor bij Belgen die in Nederland wonen.

Bij deze aberratie in het dubbelbelastingverdrag wordt er dus duidelijk gediscrimineerd op grond van nationaliteit. Deze situatie is in strijd met het EG-Verdrag betreffende het vrij verkeer van burgers.

Op 18 maart 1998 heb ik aan minister Maystadt mijn oplossing voor deze problematiek uiteengezet, die drie richtingen uit kan gaan. Ofwel neemt men de oorzaken weg, met name sommige bepalingen in de protocollen der zetelakkoorden en de dubbelbelastingverdragen, wat heronderhandelingen vereist. Ofwel verhogen de gemeenten ter compensatie hun opcentiemen op de onroerende voorheffing. Dit leidt echter tot nieuwe onrechtvaardigheden omdat het ook mensen raakt die leven van een vervangingsinkomen. Ik stelde minister Maystadt dan ook voor om uitzonderingen om sociale redenen toe te staan. Ofwel volgt men een derde weg en compenseert men de gemeenten die veel personenbelastingen derven. Iets gelijkaardigs bestaat al voor gemeenten die een erg ruime openbare infrastructuur bezitten. Men zou deze compensaties kunnen beperken tot gemeenten die slechts gering kunnen compenseren via onroerende belastingen. Niet alle gemeenten die personenbelasting mislopen zijn immers arme gemeenten. Vooral wat betreft de armere grensgemeenten is de nood hoog. Ik suggereerde de minister om daarvoor de opbrengst van naar verluidt 190 miljoen te gebruiken van de aanvullende belasting van 6 % op de belasting van nietrijksinwoners.

Minister Maystadt antwoordde dat hij wel iets voelde voor de tweede weg, belasting gebaseerd op het kadastraal inkomen. Hij had daarvoor een voorontwerp van wet ingediend. Met mevrouw Lizin heb ik dan dezelfde tekst ingediend als wetsvoorstel. De raad van State bracht echter een negatief advies uit omdat het beginsel « non bis in idem » overtreden zou kunnen worden en omdat ze een opdeling van een kadastraal inkomen over de gezamenlijke bewoners van onroerende goederen moeilijk ziet zitten.

Hoe ver staat het met de behandeling van deze problematiek ? Zijn er alternatieve oplossingen ? Zijn de dubbelbelastingverdragen al heronderhandeld ? Kan de minister een overzicht geven van de stand van zaken ?

Ik vrees dat een regeling nog niet voor morgen is. Is het daarom niet mogelijk de gemeenten meer bevoegdheden te geven ? Hoewel de Raad van State tegen een eigen belasting voor de gemeenten is, kunnen ze toch misschien de bevoegdheid krijgen om vrijstellingen en verminderingen op de opcentiemen op de onroerende voorheffing toe te staan. Zo zouden de sociaal ongewenste gevolgen van een verschuiving van de belastingen kunnen worden weggenomen. Deze oplossing zou kunnen aansluiten aan een compensatie van de federale overheid. De 190 miljoen frank is maar een fractie van wat de gemeenten moeten derven.

De heer Viseur, minister van financiën. - De vraag ligt in het verlengde van de vraag van 19 maart aan mijn voorganger. Reeds in 1996 hebben de volksvertegenwoordigers Clerfayt, Maingain, Vandenhaute en Simonet een voorstel ingediend voor een compenserende dotatie aan gemeenten met geringere belastingopbrengsten ingevolge de aanwezigheid van talrijke EU-ambtenaren. De vraagsteller heeft samen met mevrouw Lizin op 12 maart 1998 een gelijkaardig voorstel ingediend. Het had tot doel de gemeenten in de mogelijkheid te stellen een belasting te heffen op basis van het kadastraal inkomen van de hoofdverblijfplaats van de belastingplichtige. Dergelijke belasting zou moeten worden gecompenseerd door een daling van de opcentiemen op de personenbelasting en/of op de onroerende voorheffing.

Krachtens artikel 170, § 4, 2° komt het aan de wetgever toe uitzonderingen te bepalen op de administratieve voogdij op de gemeenten. De Raad van State had in verband met het voorstel van de vraagsteller bezwaren omdat het principe « non bis in idem » niet wordt gerespecteerd en omdat het geen rechtvaardige verdeling van de fiscale last verzekert. Het blijkt trouwens nauwelijks uitvoerbaar.

De overeenkomst tussen België en Nederland tot het voorkomen van dubbele belasting dateert van oktober 1970 en is bijgevolg aan herziening toe. De jongste jaren werden verscheidene onderhandelingsrondes georganiseerd in Brussel en in Den Haag. De deelnemers aan de besprekingen respecteren het vertrouwelijk karakter totdat de tekst in het Parlement is ingediend. Geen enkele bepaling is definitief zolang geen gemeenschappelijk akkoord werd bereikt. Daar die onderhandelingen nog niet beëindigd zijn zal een nieuwe overeenkomst niet binnen de drie jaar in werking kunnen treden. De delegaties overwegen een belastingheffing van de grensarbeiders in de Staat waar zij hun werkzaamheden uitoefenen. Hiervoor moeten evenwel nog verschillende begeleidende maatregelen worden besproken.

Ingevolge het arrest van 14 januari 1998 van het Hof van Beroep te Luik werd in een Avenant bij de Belgisch-Franse overeenkomst het principe aanvaard van de belasting van de grensarbeider in de Staat waar hij verblijft. De idee was belasting te laten betalen daar waar de betrokkenen genieten van de diensten die uit de belasting voortvloeien. Sinds 1 januari 1999 hebben de grensarbeiders aan de Frans-Belgische grens geen andere keuze.

Het Avenant ter zake zal zo spoedig mogelijk worden geratificeerd. Ook de onderhandelingen tot wijziging van de Belgisch-Duitse overeenkomst tot het voorkomen van dubbele belasting van 11 april 1967 zijn nog niet beëindigd.



(Verder in het Nederlands.)

Het gaat hier im een ingewikkeld probleem, aangezien wij ten aanzien van onze buurlanden niet in een sterke positie staan. Daarom heb ik aan commissaris Monti gevraagd dat de Europese voor alle grensarbeiders een goede oplossong zou uitwerken. Bovenop dit probleem komt dat van de inning van de opcentiemen door de grensgemeenten.

Tijdens de onderhandelingen tussen Duitsland en België heeft men zelfs het aantal grensarbeiders en het bedrag van de compensaties geschat. De onderhandelingen met het Groothertogdom Luxemburg zitten in het slop. Wij hebben uit vrije wil meer punten voor herziening vatbaar verklaard in het verdrag ter voorkoming van de dubbele belasting tussen Nederland en België teneinde met dit probleem rekening te houden. Als wij erin slagen om in deze onderhandelingen aanzienlijke vooruitgang te boeken, zal dat het uitgangspunt zijn van wat een Europees model kan worden. Dat is onontbeerlijk omdat dit probleem de betrekkingen tussen de Staten verstoort en leidt tot discriminatie in de gemeenten waar sommige inwoners voor de gemeenschappelijke diensten betalen en andere niet. Op middellange termijn kan de oplossing alleen op Europees niveau worden gevonden, ook al kunnen op korte termijn voor de personen compensaties worden gevonden.

De heer Caluwé (CVP). - De minister gaf een goed overzicht van de stand van zaken in de verschillende onderhandelingen.

Wat de korte termijn betreft, bevindt een aantal gemeenten, vooral in het zuiden van het land, zich toch in een moeilijke situatie. Ik begrijp dat een volledige compensatie van de derving budgettair niet mogelijk is. Maar een gedeeltelijke compensatie zou toch een uiting zijn van goodwill.

De heer Viseur, minister van financiën (in het Frans). - Wat die vaststelling betreft, kan ik het alleen met u eens zijn. De besprekingen met Nederland verlopen moeizaam doordat Nederland wil dat de belastingen in het werkland worden betaald. Voor de Belgische Staat betekent zulks een ontvangstenderving van 1,55 miljard. Wij trachten onze gesprekspartners ertoe over te halen dat bedrag te compenseren. Wij zouden gebruik kunnen maken van de positieve resultaten voor de gemeenten die wij in het kader van deze onderhandeling met Duitsland hebben verkregen. In elk geval zullen wij op korte termijn alleen voor de personen een oplossing kunnen bereiken, terwijl een oplossing voor de gemeenten iets voor de middellange termijn is. Een definitieve oplossing voor het probleem kan alleen op Europees niveau worden gevonden.

- Het incident is gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW MAGDELEINE WILLAME-BOONEN AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,
over « de toestand van de kinderen in de wereld in 1999 »

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Volgens het UNICEF-rapport over de toestand van de kinderen in de wereld groeien zowat 130 miljoen van de 625 miljoen kinderen op zonder onderwijs te genieten. De meeste van die 130 miljoen kinderen zijn meisjes. In de Europese landen heeft 98 % van de bevolking ten minste basisonderwijs heeft genoten, tegenover slechts 57 % in subsaharaans Afrika. Onderwijs is als recht opgenomen in de Universele verklaring van de rechten van de mens en in het Verdrag van de rechten van het kind. De internationale gemeenschap heeft echter niet genoeg politieke wil om te investeren in basiseducatie vooral van meisjes. Wat is het Belgische standpunt terzake ? Welk deel van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking is voor onderwijs bestemd ? Voor welke programma's, projecten, ontwikkelingslanden en onderwijsniveaus ? Hoeveel Belgische coöperanten werken in het kader van het onderwijs en de opleiding ?

De heer Hostekint (SP). - De toestand van de kinderen in de wereld is inderdaad dramatisch. Er zijn grote problemen in Afrika en in landen waar oorlog woedt en waar kinderen worden ingezet als kind-soldaat.

Het Westen doet niet veel om de bevolking voor deze problematiek te sensibiliseren. Ook bij ons zijn er nog veel kinderen slachtoffer van geweld.

Er bestaan waarschijnlijk wel specifieke programma's. Maar zolang de begroting voor ontwikkelingssamenwerking zo laag blijft, staan we machteloos.

Ik kan mij volledig aansluiten bij wat mevrouw Willame zegt. Voor de parlementsleden is de zware taak weggelegd om de bevolking te sensibiliseren voor de schending van de rechten van de kinderen.

De heer Moreels, staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking (in het Frans). - Onderwijs is een enorm probleem. In het verslag van UNICEF wordt een realistische, weinig optimistische balans opgemaakt. Naast de VN-organisaties zijn er nochtans honderden NGO's die de situatie proberen te verbeteren.

Ons samenwerkingsbeleid is een geïntegreerd beleid. Het dient tot niets inspanningen op dat gebied van het onderwijs te leveren als tegelijkertijd geen behoorlijke gezondheidszorg wordt gewaarborgd.

In de scholen worden geen maaltijden gegeven omdat er geen geld is. De kinderen eten één- of tweemaal per dag.

De internationale ontwikkelingssamenwerking houdt zich actief bezig met het onderwijs. Hiertoe behoort zeker de universitaitre samenwerking, maar wij geven voorrang aan het basisonderwijs en aan het technisch en het beroepsonderwijs. Sommige NGO's, zoals Don Bosco, zijn gespecialiseerd in die sector.



(Verder in het Nederlands.)

Mensen voegen zich het best in de micro-economie wanneer zij een opleiding hebben genoten.



(Verder in het Frans.)

De alfabetisering wordt functioneel. Er worden lessen gegeven aan vrouwen en kinderen. Men beperkt zich tot het alfabet en leren lezen.



(Verder in het Nederlands.)

Voor kinderen is er eerst de basisalfabetisering en daarna komt de beroepsopleiding.

Het probleem van de kindersoldaten is voor mij een prioriteit. Daarvoor voer ik mijn strijd tegen de handel in lichte wapens, tegen de witte boordencriminelen die zowel in wapens als in meisjes en drugs handel drijven.

België participeert ook in specifieke programma's. Ons land heeft contacten met de speciale VN-gezant die een programma ontvouwt in Noord-Oeganda en Zuid-Soedan.



(Verder in het Frans.)

Het leger neemt kindsoldaten in dienst of ontvoert ze. Ik heb kampen gezien waar ontsnapte kinderen onderdak hadden gekocht. Ze zijn getraumatiseerd. Ze hebben een schizofrene blik. De kleine meisjes zijn verkracht. België wil zich engageren in specifieke programma's en heeft 1,8 miljard uitgetrokken voor onderwijs. Dat is 17 % van de totale uitgaven. Het is een zeer belangrijke sector. Er werken 294 ontwikkelingssamenwerkers in onderwijsprojecten.



(Verder in het Nederlands.)

België is in de eerste plaats werkzaam in de vijfentwintig nieuwe partnerlanden. Wij proberen altijd onze steun aan het gezondheidsbeleid en de opvoeding te kaderen in het nationale beleid. Bij oorlog of crisis werken we uiteraard via de NGO's en dan is de samenwerking niet beperkt tot die vijfentwintig landen.

Aan de heer Hostekint kan ik zeggen dat het budget dit jaar met 4 % is gestegen, dit is meer dan in andere departementen. Ik ga met hem akkoord dat dit nog steeds te weinig is.

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Ik wijs de heer Hostekint erop dat mevrouw Thijs een voorstel van resolutie heeft ingediend met betrekking tot het dramatische lot van de kindsoldaten. Dat onderwerp ligt ons in de Senaat na aan het hart.

- Het incident is gesloten.

- De vergadering om 18.10 uur geschorst en om 18.20 uur hervat.

Voorzitter : de heer Mahoux, eerste ondervoorzitter





VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW MAGDELEINE WILLAME-BOONEN AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
over « de toestand van de weeskinderen in de voormalige Oostbloklanden en in het bijzonder in Rusland »


Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - De val van de Berlijnse muur is een van de belangrijkste geopolitieke omwentelingen van het einde van deze eeuw. Eens de euforie was weggeëbd, diende de balans te worden opgemaakt van een halve eeuw communisme en die is eerder somber.

Wat de situatie van de weeskinderen betreft, worden we meer en meer getroffen door de erbarmelijke omstandigheden waarin de weeshuizen van sommige Oostbloklanden zich bevinden. De organisatie Human Rights Watch laakte onlangs het feit dat Rusland de fundamentele rechten van tienduizenden weeskinderen in gespecialiseerde instellingen dagelijks schendt.

Rusland telt meer dan 600 000 kinderen waar de ouders niet meer voor zorgen. Een derde ervan verblijft in instellingen. Volgens de statistieken van het Russische parket-generaal zullen van de 15 000 jongeren die jaarlijks het weeshuis verlaten, 3 000 in de delinquentie terechtkomen en 1 500 omkomen door zelfmoord. Die pijnlijke situatie is te wijten aan het feit dat het personeel van de weeshuizen niet is opgeleid of dat de financiële middelen ontbreken of slecht worden gebruikt.

Kan de minister ons zeggen welke programma's voor hulp aan kansarme kinderen ons land steunt en hoeveel die steun bedraagt ?

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken. - Onlangs hebben wij op de Raad Algemene Zaken van de Europese Unie gedebatteerd over de zware problemen in Rusland. Juist is dat het communisme die maatschappij nauwelijks iets heeft bijgebracht, maar wij kunnen ook talrijke vraagtekens plaatsen bij tien jaar ongebreideld liberalisme. Rusland is een belangrijk land. Het is beter dat er rust heerst dan dat het implodeert. Men moet dit land helpen maar op een minder strikte manier dan het IMF.

De verbetering van het lot van de kinderen is een krachtlijn van ons buitenlands beleid. De Conventie van de Verenigde Naties over de rechten van het kind is bijna tien jaar oud; het zal zeker geen gelukkige verjaardag zijn. Vorig jaar beeft mijn departement 5,3 miljoen besteed aan een UNICEF-project om de fundamentele rechten van de kinderen beter te beschermen. Spijtig genoeg beschikt het ministerie van Buitenlandse Zaken slechts over weinig middelen voor dat soort programma's.

In theorie beschermt de Russische Grondwet de kinderen. Toch bevinden vele van die kinderen zich in een zorgwekkende toestand. Talrijke Russische weeskinderen zijn achtergelaten in staatsinstellingen zonder geld. Die dramatische toestand vormt een echte bedreiging voor de toekomst van de Russische samenleving.

Er is geen overeenkomst voor bilaterale steun met Rusland. De discussie met de Russen is zeer moeilijk omdat ze fier zijn. Soms wijzen ze de programma's af die men hun voorstelt. Er zijn wellicht specifieke acties via de NGO's mogelijk, maar ik herinner mij niet ooit een verzoek in die zin te hebben ontvangen. In het kader van het ECHO-programrna heeft de Europese Unie in 1998 zeven miljoen euro aan dit probleem besteed. In 1999 wordt hiervoor tien miljoen uitgetrokken. Dat geld gaat naar de strijd tegen tuberculose, naar hulp voor kinderziekenhuizen en naar de bescherming van kwetsbare groepen zoals weeskinderen. De thans heersende strikte controle op de uitgaven van de Commissie vergemakkelijkt de zaak spijtig genoeg niet.

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Is het bedrag van vijf miljoen waarover u het had, bestemd voor specifieke projecten voor hulp aan kansarme kinderen ?

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken (in het Frans). - Dat bedrag van vijf miljoen wordt ter beschikking gesteld van Unicef voor zijn programma's betreffende de rechten van het kind. Unicef moet zelf beslissen hoe het dat bedrag gebruikt.

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - U hebt het ook gehad over een Europese steun van 10 miljoen euro. Weet u welk gedeelte daarvan bestemd is voor de kansarme kinderen uit Rusland ?

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken (in het Frans). - Nee.

- Het incident is gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ARMAND DE DECKER AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
over « de gevolgen van de Frans-Britse top in Saint-Malo over het buitenlands- en veiligheidsbeleid in de Europese Unie en over de rol van de West-Europese Unie »

De heer De Decker (PRL-FDF) (in het Frans). - De laatste tien jaar heeft de WEU grote vooruitgang geboekt door zich te voorzien van de middelen die haar in staat zouden moeten stellen een rechtstreekse rol te spelen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van Europa. Het ontbrak sommige Staten alleen aan politieke wil om de WEU te gebruiken voor het beheersen van crisissen. Albanië is een typisch voorbeeld van een crisis die men door de WEU zou kunnen laten beheersen maar waarin men op die instelling geen beroep heeft gedaan. De tijden lijken echter te veranderen. De heren Blair en Chirac hebben interessante verklaringen afgelegd. Bovendien bevinden wij ons in een context waarin er, vanuit institutioneel oogpunt, schot komt in het dossier.

De opdrachten van Petersberg zijn immers toegevoegd aan de bevoegdheden van de Europese Unie die voortaan juridisch bekwaam is om in conflicten militair tussenbeide te komen. Ten slotte zal de invoering van de euro leiden tot een coördinatie van het beleid op andere gebieden en vooral op dat van de gemeenschappelijke veiligheid.

Wat tijdens en na de top in Saint-Malo is gezegd, is zeer belangrijk, aangezien men daar heeft kunnen vaststellen dat de Britse regering, die zich tot dan toe nochtans terughoudend had opgesteld, de Europese Unie wil laten beschikken over een eigen concrete capaciteit. Voor het ogenblik proberen de Franse en de Britse diplomaten die verklaringen in te vullen. Ik verwacht dat, zodra het verdrag van Amsterdam geratificeerd is, Frankrijk en Groot-Brittannië voor de NAVO-top in Washington een zeer belangrijke gezamenlijke verklaring zullen afleggen. Het is van groot belang dat vóór die Top een Europese politieke wil tot uitdrukking komt.

De NAVO, die over een volkomen geloofwaardige operationele structuur beschikt, denkt na over haar toekomst. De centrale doelstelling zal niet langer de collectieve verdediging maar wellicht het beheersen van crisissen zijn. De NAVO zou wel eens het absolute monopolie op dat gebied kunnen krijgen. Ik blijf erbij dat die organisatie het sleutelelement van onze veiligheid is, maar dat zulks de Europeanen niet mag beletten om een eigen capaciteit op te bouwen. Wat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zullen beslissen, zal wellicht vrij revolutionair zijn. Frankrijk zal misschien beslissen om tot de NAVO-structuur toe te treden en het Verenigd Koninkrijk zal voor Europa wellicht een eigen militaire capaciteit eisen.

De WEU heeft mij ermee belast een rapport op te stellen over de mogelijke verbanden tussen de WEU, de EU en de NAVO. Ik heb gewezen op een aantal zaken die tot stand kunnen worden gebracht zonder het verdrag te wijzigen. De planningscel en de overige organen van de WEU zouden zich nu reeds ten dienste van de raad van ministers en van het GBVB kunnen stellen, als daartoe besloten wordt. Daarnaast zou de secretaris-generaal van de WEU kunnen worden betrokken bij de beslissingen die de Unie in het kader van het GBVB neemt. Uiteraard zal men verder moeten gaan. De WEU zal volledig in de EU opgaan wanneer artikel 5 van het WEU-Verdrag in het Unie-Verdrag betreffende de Europese Unie zal worden opgenomen.

Ik zou dan ook graag het standpunt van onze regering ten aanzien van deze fundamentele veranderingen kennen. Het gevaar bestaat dat heel het moeizaam verworven operationele karakter van de WEU naar de NAVO wordt overgeheveld. Sommige Britten verdedigen die optie, maar ik denk niet dat de heer Blair de opvatting deelt. Hij bekijkt de zaken immers op langere termijn. Een overheveling van de bevoegdheden van de WEU naar de NAVO zou in elk geval een echte catastrofe betekenen.

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken (in het Frans). - Uit mijn gesprekken met de heer Cook leid ik af dat de geest van Saint-Malo de crisis in Irak heeft overleefd. Frankrijk en Engeland zullen hun besprekingen voortzetten en daarbij rekening houden met Duitsland, Spanje en Italië.

Ik heb voorgesteld dat ook de kleinere landen zich kunnen uitspreken. Het lijkt mij ook van primordiaal belang dat de Amerikanen bij de besprekingen worden betrokken, want zonder hen kunnen wij niets doen, niet in Bosnië, niet in Kosovo.

In de Frans-Engelse verklaring wordt gepreciseerd dat de Europese Unie zich de nodige mogelijkheden moet verschaffen inzake evaluatie, strategische planning en het verzamelen van informatie over het buitenlands en het crisisbeleid. Ook wordt gevraagd dat een geloofwaardige militaire macht autonoom kan optreden, zowel binnen als buiten de NAVO. Duitsland heeft dit standpunt in een brief van zijn kanselier onderschreven. De conjunctuur lijkt mij gunstig om daar grondig over na te denken.

Tijdens de manifestaties voor de 50e verjaardag van het Verdrag van Brussel heb ik mijn bedenkingen over de toekomstige rol van de WEU uiteengezet. De Engelsen waren het daar niet mee eens. Thans zijn talrijke ideeën die tijdens die verjaardag ter sprake kwamen, opgenomen in de verklaring van de grote landen.

Ik denk dat het debat in twee fasen moet plaatshebben. Een politiek debat mag niet overhaast worden gehouden, want het onderwerp is delicaat en de verschillen tussen Frankrijk en Groot-Britannië zijn nog groot. Er zijn twee belangrijke tijdstippen : de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam en de Top van de NAVO in Washington. Het Verdrag van Amsterdam geeft ons alle instrumenten, het ontbreekt dus alleen aan politieke wil om ze ten uitvoer te brengen. Ik denk de Britse minister overtuigd te hebben van het belang van een voorafgaande bespreking onder de Europeanen vóór de Top van Washington om een kans te hebben dat onze standpunten in de tekst van het Verdrag worden opgenomen. Daarvoor is moed nodig.

De WEU speelt een rol ten dienste van de Europese Unie en maakt het mogelijk de lidstaten van de UNO die geen lid zijn van de NAVO bij de beslissingen te betrekken. Er zijn nog andere politieke redenen om deze instelling te behouden.

In de toekomstige debatten zijn wij van plan drie beginselen te verdedigen.

De verbintenis van wederzijdse verdediging in het Verdrag van Brussel moet worden behouden.

Er moet een Europees defensiebeleid worden uitgewerkt met een krachtige analysecapaciteit en een militaire arm. Men kan moeilijk zeggen dat de opdrachten van Petersberg een Europese militaire arm vereisen en dan een individuele militaire capaciteit vragen.

Ons optreden moet doorzichtig zijn voor onze Amerikaanse en Canadese partners, die zich thans veel vragen stellen. Het risico bestaat dat de Amerikanen denken dat wij alleen willen optreden en ons daartoe aanmoedigen. Zonder de Amerikanen kunnen wij echter geen geslaagde militaire actie voeren.

Wij moeten de tijd nemen om deze problemen te regelen. Wij moeten ook rekening houden met de neutrale landen.

Er is duidelijk een wil aanwezig om te praten, maar de Engelsen en de Fransen spreken beslist niet dezelfde taal en de verschillende standpunten moeten nog meer tot elkaar worden gebracht.

De heer De Decker (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Onze analyses zijn gelijklopend. Europa moet Washington duidelijk maken dat het zijn eigen capaciteit wil behouden.

- Het incident is gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW ANDRÉE DELCOURT-PETRE AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
over « de huidige toestand in Zuid-Soedan »

Mevrouw Delcourt-Pêtre (PSC) (in het Frans). - Op 17 december jongstleden heeft het Europees Parlement een resolutie over Soedan goedgekeurd teneinde het beleid dat de regering in Khartoem in het zuiden van het land voert, aan de kaak te stellen. Het laakt het feit dat de regering de christenen en de animisten afperst. Soedan heeft de internationale overeenkomsten over het gebruik van chemische en bacteriologische wapens en van mijnen ondertekend hoewel het land die zelf tegen zijn eigen bevolking gebruikt.

Het bestand liep af op 15 januari waardoor het gevaar bestaat dat het land opnieuw in een chaos verzinkt en dat humanitaire hulp onmogelijk wordt. De Nationale Parlementen moeten dan ook het voorbeeld van het Europese Parlement volgen en krachtig aandringen op de verlenging van het bestand.

Hoe is thans de toestand in Soedan en hoe staat het met de voedselvoorziening in de regio ? Moet er geen druk worden uitgeoefend opdat de Soedanezen die lijden onder het beleid van de islamitische regering in Khartoem toegang krijgen tot de communicatiemiddelen ?

De kinderen uit Zuid-Soedan worden in de milities ingelijfd. Ze worden weggevoerd en als slaven behandeld. De ambassadeur van Nederland helpt de NGO's die zich inzetten voor de naleving van de mensenrechten. Wat is onze houding terzake ?

Duizenden wapens komen in Soedan terecht via Ethiopië, Somalië en China. Hoe kunnen België en de Internationale Gemeenschap die wapenhandel zoveel mogelijk beperken ? Volgens de staatssecretaris is een kritisch beleid ten aanzien van Soedan beter dan het land te isoleren. Washington staat die laatste optie voor.

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken. - De Unie heeft de regering en de betrokken partijen dringend opgeroepen het bestand te verlengen. Eind deze maand zal een ministeriële zending van de co-presidenten van het Soedan-comité van het Forum van de IGADD-partners zich opnieuw ter plaatse begeven.

Daarna zullen de IGADD-partners de balans opmaken van de humanitaire situatie in Zuid-Soedan en van de vredesperspectieven. In februari volgt er een evaluatie in Oslo. Op basis daarvan kan een ministeriële zending misschien de regio bezoeken.

Na veertig jaar oorlog is de kans op een vreedzame oplossing kleiner dan ooit. Het initiatief van de IGADD komt in het gedrang doordat de leden ervan het onderling niet eens zijn. België verleent financiële steun om het IGADD-secretariaat in Addis Abeba uit te bouwen. De Europese Unie is van plan een grotere rol te spelen in het zoeken naar een oplossing van het conflict. De voedselvoorziening is verbeterd dankzij betere oogsten. Toch verhindert het conflict dat het voedsel efficiënt wordt verdeeld.

België blijft aandachtig toezien op de situatie van de kinderen. De staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking blijft nauwe contacten onderhouden met de speciale afgevaardigde van de secretaris-generaal van de UNO voor de kinderen in gewapende conflicten. België heeft een conferentie georganiseerd over de handel in lichte wapens. Het wil maatregelen nemen op internationaal vlak om de controle terzake te verzekeren.

Na acht jaar internationale politiek ben ik ervan overtuigd dat praten met de regering van Soedan de goede methode is. Een land isoleren haalt niets uit.

Mevrouw Delcourt-Pêtre (PSC) (in het Frans). - Ik dank de minister voor zijn verduidelijkingen. Eind februari zal ik mijn vragen opnieuw stellen.

- Het incident is gesloten.





SAMENGEVOEGDE VRAGEN OM UITLEG VAN DE HEER PATRICK HOSTEKINT AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
over « de resultaten van zijn recent bezoek aan Cuba » en van de heer Jurgen Ceder aan de minister van Buitenlandse Zaken over « zijn bezoek aan Cuba »

De heer Hostekint (SP). - Minister Derycke bracht vorige week een vierdaags officieel bezoek aan Cuba. Dit bezoek mag als historisch bestempeld worden omdat het gaat om het eerste officieel contact van een Belgische federale minister met Cuba sinds de revolutie van 1959. Er was dan ook terecht veel aandacht voor dit bezoek in de pers.

Cuba wordt met zijn 11 miljoen inwoners al veertig jaar in een economische wurggreep gehouden door de Verenigde Staten, die nog altijd de ambitie hebben om het eiland opnieuw in hun invloedssfeer te krijgen. Deze boycot heeft natuurlijk tal van repercussies voor de bevolking van Cuba.

In 1996 diende ik samen met mevrouw Sémer in de Senaat een voorstel van resolutie in ter veroordeling van het Amerikaanse embargo tegen Cuba en de wet Helms-Burton. De resolutie werd door de plenaire vergadering van de Senaat op 8 juli 1997 unaniem aangenomen.

Het bezoek aan Cuba van minister Derycke en de standpunten die hij in dat verband heeft ingenomen komen in ruime mate tegemoet aan de aanbevelingen van deze resolutie. Een minister die rekening houdt met een parlementaire resolutie : een uitzonderlijk feit.

Ik beschouw het bezoek in de eerste plaats als een signaal aan Washington dat België, in navolging van een aantal andere landen, niet langer heil ziet in de Amerikaanse politiek van isolering en boycot van Cuba. In die zin kan ons land een voorbeeldfunctie vervullen om andere landen aan te zetten tot het herdenken van hun relaties met Cuba.

Ik zou in de eerste plaats een aantal concrete vragen willen stellen inzake de houding van de VS ten aanzien van Cuba. In het voorbije jaar tekende zich een voorzichtige verbetering van de betrekkingen tussen Washington en Havana af. Het embargo blijft weliswaar gehandhaafd maar de Amerikanen schakelen meer en meer over naar een politiek van humanitaire versoepeling.

Reeds in maart 1998 werden een reeds maatregelen van kracht, zoals het herstel van bepaalde rechtstreekse vluchten tussen de VS en Cuba, de versoepeling en versnelling van procedures om voedsel en medicijnen te verkopen en een versoepeling van de mogelijkheden om geld naar Cuba te transfereren. Sommige van die maatregelen werden begin dit jaar nog verruimd. Hoe schat de minister het oordeel in van de Cubanen over deze versoepeling van de Amerikaanse politiek ten opzichte van hun land ?

Zou de politiek van « constructieve betrokkenheid » die de Amerikanen nu al hanteren ten opzichte van China, eventueel kunnen uitgebreid worden tot Cuba ?

Wat is, ten tweede, de houding van de EU tegenover Cuba ? De onderhandelingen tussen de VS en de EU over de Helms-Burton-wetgeving draaiden uit op het voor de EU vernederende akkoord van Birmingham. De EU gaf daar blijk van grote zwakte en een aantal EU-partners lieten zich door de VS chanteren. De minister heeft het Birmingham-akkoord steeds betwist en de wet Helms-Burton openlijk veroordeeld. Hoe ziet de minister de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Cuba ? Zoals bekend maakt de EU een verdere samenwerking nog steeds afhankelijk van een verbetering van de mensenrechten en de politieke vrijheden. Hoe positioneert de minister zich met zijn eigenzinnig standpunt binnen de EU ?

Wat de concrete resultaten betreft van het bezoek voor Cuba en ons land had ik graag vernomen welke regeling werd getroffen voor de schuld van zes miljard Belgische frank van Cuba aan ons land. En wat is de inhoud van de akkoorden afgesloten met uw ambtsgenoot Roberta Robaina inzake de juridische, economische en gerechtelijke samenwerking ?

De heer Ceder (Vlaams Blok). - Ons land kan economisch niet veel belang gehad hebben bij het bezoek van de minister aan Cuba. Voor Fidel Castro daarentegen bood het een mogelijkheid om via Europa zijn land uit het isolement te halen. Bij een aantal progressieve intellectuelen en bij de media in ons land bestaat er nog steeds sympathie voor Cuba. Ik wacht nog steeds op de eerste kritische VRT-reportage over het Castro-regime. Rechtse en linkse dictators krijgen in onze media nog steeds een verschillende behandeling.

Laat ons even de geschiedenis van het regime van Castro overlopen. De eerste jaren van zijn regime werden gekenmerkt door de terechtstelling van meer dan duizend zogenaamde contra-revolutionairen en het opruimen van vroegere medestrijders.

Castro organiseerde onmiddellijk een geheime dienst die gespecialiseerd was in het opruimen van opposanten in binnen- en buitenland. De repressie vierde hoogtij in de jaren 1960. Naar schatting 30 000 mensen werden om politieke redenen gevangen gezet en 7 000 tot 10 000 mensen werden vermoord. Folteringen waren schering en inslag en er bestonden specifieke concentratiekampen voor religieuze minderheden en homoseksuelen.

Andere politieke gevangenen werden samengezet met misdadigers van gemeen recht in berucht geworden gevangenissen. Nog in 1982 werden bijna 100 gevangenen gefusilleerd. Sinds enkele jaren is men overgeschakeld op geestelijke folteringen zoals slaapberoving en opsluiting in kleine smerige cellen. In 1986 waren er 12 tot 15 000 politieke gevangenen en 35 000 jongeren die tot dwangarbeid werden gedwongen. In 1994 verklaarde Castro dat « hij nog liever zou sterven dan de revolutie op te geven ».

Tegen het fanatisme van de dictator steekt het naieve optimisme van de minister schril af. Hij verklaarde aan de pers een zeker respect te hebben voor de verworvenheden van de revolutie en zei de zaken « op een progressieve manier te zien » : we kunnen niet alles tegelijk willen. Dat is niet de mening van de Cubaanse verdedigers van de mensenrechten die erop wijzen dat er nog steeds slechts één partij is toegelaten en elke oppositie ongenadig wordt onderdrukt.

Fidel Castro is niet de David of de Robin Hood waarvoor hij in Europa aangezien wordt, maar is nog steeds de bloedige dictator van weleer. De mensenrechten worden er nog steeds op grote schaal geschonden er zijn nog steeds duizenden politieke gevangenen.

Heeft de minister de mensenrechten, de politieke gevangenen en de afwezigheid van enige democratisering ter sprake gebracht tijdens zijn bezoek ? Heeft de minister, zoals zijn collega's van Canada en Spanje en de paus, om de vrijlating gevraagd van de « vier van het vaderland » ? Waarom verdient het regime van Castro de schuldvermindering die hij van ons gekregen heeft en hoeveel gaat ons dat kosten ?

Wat stelt Cuba inzake mensenrechten en democratie tegenover de schuldvermindering ? Waarom wordt Cuba niet geboycot zoals Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid ? Enkele maanden geleden werd Pinochet tijdens een medische behandeling in Groot-Brittannië gearresteerd. Het aantal slachtoffers van deze dictator wordt op 2 000 à 2 300 geschat. Castro is verantwoordelijk voor de dood van 15 000 tot 17 000 mensen maar krijgt onze minister op bezoek. Beseft de minister dan niet dat zijn bezoek de respectabiliteit van dictator Castro zal verbeteren ?

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken. - De relatie tussen Cuba en de Verenigde Staten is er een van antagonisme ingevolge het embargo en de « Cuban liberty and solidarity act », beter gekend als de wet Helms-Burton. De versoepeling van het embargo om humanitaire redenen wordt door de Cubanen beschouwd als een minimale maatregel.

België is in de EU niet het enige land dat aanstuurt op de opheffing van het embargo en van de wet Helms-Burton. Ik was trouwens niet de eerste maar de vijfde of zesde EU-minister die een bezoek bracht aan Cuba. Het uiteindelijk doel van de EU is hulp te leveren voor de vreedzame overgang naar een pluralistische democratie, naar meer respect van de mensenrechten en naar de verbetering van de levensstandaard van de bevolking.

Het besluit van de EU-ministers van 2 december 1998 verbindt voorwaarden inzake mensenrechten en politieke vrijheden aan de volledige samenwerking met Cuba. Begin 1997, bij het bezoek van een Canadese delegatie, waren bepaalde thema's inzake mensenrechten reeds bespreekbaar. Ook het pauselijk bezoek heeft een heilzame uitwerking gehad en zal niet zonder gevolgen blijven voor de persvrijheid en de vrijheid van vergaderen. Cuba heeft de Speciale Thematische Rapporteur inzake geweld tegen vrouwen uitgenodigd; het wenst met andere landen seminaries te beleggen inzake de mensenrechtenproblematiek en er bestaat een zekere wil om de wetgeving aan te passen aan de internationale normen inzake mensenrechten. Ik ben ervan overtuigd dat het voor de mensenrechten beter is te praten dan een land te isoleren.

De economische toestand is niet rooskleurig. De productiviteit in de landbouw en de veeteelt is teleurstellend en de oostelijke provincies werden getroffen door droogte en daarna door een orkaan. De traditionele industriële sectoren zoals textiel, schoennijverheid,staal en tabak doen het echter goed en het toerisme groeit. Wat de economische hervormingen betreft, wijs ik erop dat Fidel Castro in zijn toespraak met geen woord heeft gerept over het communisme en hij heeft geen blijk gegeven van primair anti-Amerikaans gedrag. De privatiseringswet is goedgekeurd, er werden tolvrije zones opgericht en maatregelen getroffen om investeringen aan te trekken. De sociale zekerheid en het onderwijs zijn voorbeeldig georganiseerd, en onze universiteiten zijn overal aanwezig.

Wij hebben een verklaring ondertekend over de herfinanciering, door de Delcrederedienst, van de uitstaande schuld tot beloop van 350 miljoen en over de conversie van nog eens 350 miljoen frank in een kredietlijn.

Voorts was er een intentieverklaring over juridische hulp inzake het vervolgen van Belgische onderdanen die misdrijven hebben begaan. Tenslotte werd ook een samenwerkingsprogramma ontwikkeld voor uitwisseling van parlementsleden, academici en ambtenaren.

Verder zijn er ook nog de uitwisselingen en gemeenschappelijke seminaries over grondwettelijk recht, auteursrecht en intellectueel eigendomsrecht; de steun aan verdere samenwerking in de strijd tegen de drugshandel in het vooruitzicht van een eventueel akkoord. Ook de verbetering van de financiële en commerciële betrekkingen is een belangrijk thema.

Wij hebben veel gediscussieerd over de mensenrechten. Wij hebben ook met opposanten gesproken. Ortega wees op de sterke nationalistische en anti-Amerikaanse stroming. Hij is voorstander van een geleidelijke overgang met Castro om een implosie te vermijden.

Ik heb mij als minister van buitenlandse zaken niet uit te spreken in de zaak Pinochet. Het verschil tussen Pinochet en Castro is vergelijkbaar met het verschil tussen Arafat en Saddam Houssein.

Ik ben tegemoetgekomen aan de vraag van Kamer en Senaat die ons met een ruime meerderheid vroeg de stap naar Cuba te zetten.

De heer Hostekint (SP). - Er bestaat nu dus een echte Europese politiek tegenover het VS-embargo en het extra-territorialisme van de wet Helms-Burton. Het gaat hier om een ongelijke strijd : een klein land als Cuba tegen een wereldmacht.

Ik verneem dat de minister ook de mensenrechten heeft benadrukt.

Het heeft inderdaad geen zin het land te isoleren of te boycotten. Ik ga volledig akkoord met de analyse van de minister.

De heer Ceder (Vlaams Blok). - De strijd tussen Zuid-Afrika en de rest van de wereld was ook een ongelijke strijd. Nochtans heb ik daarvoor nooit veel sympathie ondervonden in dit halfrond.

Ik vind het positief dat het pausbezoek een grotere tolerantie voor de katholieken en voor andere bevolkingsgroepen heeft teweeggebracht. Positief is ook dat Castro het woord communisme niet meer in de mond neemt. Maar op politiek vlak is er nog geen enkele opening. De aandacht voor de mensenrechten is interessant, maar betekent niets als ze niet afgedwongen kunnen worden.

Zolang Castro aan de macht blijft, zal er niets veranderen. Langdurige communistische regimes hebben geen goede economische reputatie. Ik zie trouwens niet in waarom Cuba na een implosie van het communisme opnieuw het casino van de wereld zou worden.

- De incidenten zijn gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW ANNE-MARIE LIZIN AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKE,
over « de toestand in Kosovo »

Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Het drama van Kosovo voltrekt zich net zoals het Bosnische drama, met dezelfde gruwelen. De Amerikaanse voorstellen van oktober waren goed. Door het uitstel van de uitvoering ervan hebben het Servische leger en de Servische milities dood en verderf kunnen zaaien. De Europese landen moeten hun analyses en hun diplomatieke standpunten herzien en men moet de weg inslaan van de onvermijdelijke onafhankelijkheid van Kosovo. De analyses die van deze onafhankelijkheid een element van destabilisatie maken, berusten op een misvatting.

Kan de minister ons beschrijven hoe onze standpunten terzake evolueren? Herinnert hij zich wat heel vaak met recht en reden in deze vergaderzaal is gezegd ?

Welke instructies heeft onze permanente vertegenwoordiger bij de NAVO gekregen voor de vergadering van zondag 17 januari ? Blijkbaar zijn de Fransen hun standpunt aan het herzien. De diplomaten en de militairen zijn het weliswaar nog niet eens, maar hun standpunten liggen al korter bij elkaar. Bent u van deze evolutie op de hoogte ? Bent u voor een militaire interventie van de NAVO tegen de Servische strijdkrachten ? Steunt u de democratische krachten in Servië in hun streven om aan de dictatuur in Belgrado een eind te maken ? Heeft België specifieke acties voorgesteld met het oog op de conferentie van Wenen, waaraan alle Albaneessprekenden uit Kosovo zullen deelnemen ? In Kosovo duren de etnische zuivering en de systematische bombardementen voort. Wat is het mandaat van de Belgische OVSE-waarnemers ?

Welke maatregelen zijn er getroffen om te voorkomen dat zich in de Belgische vredesmacht hetzelfde voordoet als met de Franse kapitein Bunel ? Volgt onze ambassade in Parijs deze zaak ? Weet u dat alle Servische ambtenaren die ten tijde van die zaak in Brussel op post waren dat ook nu nog zijn ?

De Europeanen hebben aan de vertegenwoordigers van Kosovo slechte raad gegeven. Die slechte raad heeft geleid tot de slachtpartijen waar iedereen het nu over heeft. Het is absurd de UCK niet bij het politiek proces te betrekken. De Europese landen moeten hun standpunt betreffende dit schandelijke conflict in Europa dringend herzien.

De heer Derycke, minister van buitenlandse zaken (in het Frans). - Samen met alle Europeanen moeten wij een analyse van de situatie maken. Zover zijn wij nog lang niet. Wij volgen de situatie, want wij voelen ons erbij betrokken, hoewel er weinig Belgen zijn in Kosovo. De Raad van de NAVO is dringend samengeroepen na de recente moordpartijen. Ik heb geen vertrouwen meer in de Serviërs. Men moet de onderzoekers hun werk laten doen. Ik heb onze vertegenwoordigers de opdracht gegeven de moordpartijen te veroordelen en te eisen dat een ernstig onderzoek wordt gevoerd naar de verantwoordelijkheid van de Servische autoriteiten. Dit onderzoek moet worden gevolgd door gerechtelijke veroordelingen. Die moordpartijen zijn afgrijselijk. De onderzoekers hebben in Kosovo verboden Servische militaire kampen gevonden.

De NAVO heeft in een communiqué de beslissingen van de Raad overgenomen. Er is geen nieuwe beslissing nodig om opnieuw militaire vliegtuigen te sturen. Wij plegen nu overleg. België maakt geen deel uit van de contactgroep. Ik zie niet goed in dat we zouden beginnen te bombarderen als we niet weten welke houding we daarna zullen aannemen. Het voorbeeld van Irak was op dat gebied veelbetekenend. Wij moeten eerst een diplomatieke oplossing zoeken. Na de laatste verkiezingen heeft Felipe Gonzales aangedrongen op de hervorming van het systeem. Tijdens mijn laatste bezoek aan Belgrado was ik niet welkom. De meeste leiders zijn nog extremistischer dan Milosevic. Wij moeten de oppositie helpen, maar die is bang.

Er bestaat geen onderhandelingsteam. Dit is een belangrijk element. De laatste keer dat wij naar Kosovo zijn gereisd, hebben wij met de onafhankelijkheidsstrijders gesproken. Hoewel zij naar onafhankelijkheid streven, ben ik van mening dat deze politieke eis onaanvaardbaar is, want zij beogen een Groot-Kosovo bestaande uit Montenegro, Macedonië, het islamitische deel van Albanië en zelfs een deel van Griekenland. Ik meen dat er naar een oplossing moet worden gezocht in het kader van een deelstaat.

Er zijn geen Belgische strijdkrachten in Kosovo, maar wel controleurs die ongewapende militairen zijn. Wat de zaak Bunel betreft, heb ik u geen inlichtingen mede te delen. Ik zou dit punt met de minister van Landsverdediging moeten bestuderen. Ik weet niet of de Fransen hun beleid zullen veranderen. Dit zal blijken uit de vergadering van de contactgroep die morgen plaatsvindt.

Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Onze twee analyses zijn erg verschillend. Vandaag strijden de Kosovaren voor hun onafhankelijkheid en zij zullen die strijd niet opgeven. Ik denk dat wij hen kunnen vragen dat ze inzake Macedonië bepaalde verbintenissen aangaan en ook waarborgen geven inzake hun eventuele contacten met de fundamentalisten. Maar een eigen grondgebied moet het uitgangspunt zijn. Een federatie met Servië is voor hen onaanvaardbaar.

- Het incident is gesloten.





INDIENING VAN EEN WETSONTWERP



De Voorzitter. - De regering heeft volgend wetsontwerp ingediend :

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko inzake bijstand aan gedetineerde personen en overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Brussel op 7 juli 1997 (Gedr. St. 1-1236/1).

- Het wetsontwerp werd verzonden naar de Commissie voor de buitenlandse aangelegenheden.





INDIENING VAN EEN VOORSTEL



De Voorzitter. - Het volgende voorstel werd ingediend :

Wetsvoorstel :

Artikel 77 :

Wetsvoorstel met betrekking tot de parketjuristen en de referendarissen, van de heer Claude Desmedt cs. (Gedr. St. 1-1235/1).





SAMENSTELLING VAN COMMISSIES



De Voorzitter. - Bij het bureau zijn voorstellen ingediend tot wijziging van de samenstelling van sommige commissies :

1° In de Commissie voor de justitie :

zou de heer Tuur Van Wallendael, mevrouw Lydia Maximus als plaatsvervangend lid vervangen;

2° In de Commissie voor de financiën en economische aangelegenheden :

zou de heer Tuur Van Wallendael, mevrouw Francy Van der Wildt als lid vervangen;

3° In de Commissie voor de sociale aangelegenheden :

zou de heer Tuur Van Wallendael plaatsvervangend lid worden. (Instemming.)





MEDEDELING VAN EEN KONINKLIJK BESLUIT



De Voorzitter. - Bij brief van 13 januari 1999 zendt de minister van financiën, ter informatie aan de voorzitter van de Senaat, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties :

het koninklijk besluit tot toepassing van 10 augustus 1998 betreffende de beperkende maatregelen tegen de « União Nacional para a Independência Total de Angola (UNITA) ».

- Voor kennisgeving aangenomen.





EVOCATIES



De Voorzitter. - De Senaat heeft bij boodschappen van 14 januari 1999 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van :

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 3 van de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst (Gedr. St. 1-1204/1).

- Het wetsontwerp werd verzonden naar de Commissie voor de financiën en de economische aangelegenheden.

Wetsontwerp houdende goedkeuring van de resolutie aangaande de elfde algemene herziening van de quota van de leden van het Internationaal Monetair Fonds (Gedr. St. 1-1206/1).

- Het wetsontwerp werd verzonden naar de Commissie voor de financiën en de economische aangelegenheden.





NON-EVOCATIES



De Voorzitter. - Bij boodschappen van 19 januari 1999 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de volgende niet geëvoceerde wetsontwerpen :

Wetsontwerp houdende nieuwe maatregelen ten voordele van de oorlogsslachtoffers (Gedr. St. 1-1208/1).

Wetsontwerp tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds (Gedr. St. 1-1209/1).

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen en betreffende de kwaliteit van de landbouwproducten (Gedr. St. 1-1210/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds en de wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële bepalingen (Gedr. St. 1-1212/1).

- Voor kennisgeving aangenomen.





EUROPEES PARLEMENT



De Voorzitter. - Bij brief van 12 januari 1999 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden :

een resolutie over de euro als parallelle munteenheid;

een resolutie over het werkprogramma van de Commissie voor 1999;

een resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement getiteld « De Europese Unie en de externe aspecten van het mensenrechtenbeleid : van Rome tot Maastricht en daarna »;

een resolutie over de mensenrechten in de wereld, 1997-1998, en het beleid van de Europese Unie inzake de rechten van de mens;

een resolutie over de eerbiediging van de rechten van de mens in de Europese Unie;

een resolutie over de detentievoorwaarden in de Europese Unie : verbeteringen en vervangende straffen;

een resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en over verdere stappen ter bestrijding van rassendiscriminatie;

een resolutie over de mededeling van de Commissie getiteld « Een actieplan tegen racisme »;

een resolutie over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad getiteld « De wetgeving verbeteren 1997 »,

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 14 tot en met 18 december 1998.

- Verzonden naar de Commissie voor de buitenlandse aangelegenheden.





ARBITRAGEHOF



De Voorzitter. - Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van :

het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de artikelen 245 en 260 (in zoverre het betrekking heeft op artikel 245) van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ingesteld door A. Vander Zwalmen (rolnummer 1581).

- Voor kennisgeving aangenomen.

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van :

de prejudiciële vragen over artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gesteld door de politierechtbank te Charleroi, de politierechtbank te Verviers en de politierechtbank te Hoei (rolnummers 1311, 1438 en 1478, samengevoegde zaken);

de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 5 en 12 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van een bestaansminimum, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 1482).

- Voor kennisgeving aangenomen.

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van :

het arrest nr. 137/98, uitgesproken op 16 december 1998, inzake de prejudiciële vraag over artikel 208 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 en de artikelen 199, 200 en 202 van het koninklijk besluit (van 4 maart 1965) tot uitvoering van het voormelde Wetboek, enerzijds, en artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 2, 1333 en 1344 van het Gerechtelijk Wetboek, anderzijds, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Namen (rolnummer 1265);

het arrest nr. 1/99, uitgesproken op 13 januari 1999, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 43 en 44 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 962 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 1324);

het arrest nr. 2/99, uitgesproken op 13 januari 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 43, §§ 2 en 3, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1275).

- Voor kennisgeving aangenomen.





BOODSCHAPPEN VAN DE KAMER



De Voorzitter. - Bij boodschappen van 14 januari 1999 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van 14 januari 1999 werden aangenomen :

Artikel 77 :

Wetsontwerp aangaande de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe stekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (Gedr. St. 1-1232/1).

- Het wetsontwerp werd verzonden naar de Commissie voor de financiën en de economische aangelegenheden.

Artikel 78 :

Wetsontwerp houdende wijziging van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (Gedr. St. 1-1233/1).

- Het wetsontwerp werd ontvangen op 15 januari 1999; de uiterste datum voor evocatie is maandag 1 februari 1999.

Wetsontwerp tot oprichting van een Federale Commissie voor het zeehavenbeleid (Gedr. St. 1-1234/1).

- Het wetsontwerp werd ontvangen op 15 januari 1999; de uiterste datum voor evocatie is maandag 1 februari 1999.

- De vergadering wordt om 20.20 uur gesloten.

- De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.





BERICHTEN VAN VERHINDERING



Mevrouw Leduc, mevrouw Dardenne, de heren Urbain, Jonckheer, om gezondheidsredenen; de heer Bock, wegens andere plichten; de heer Ph. Charlier, met opdracht in het buitenland, en mevrouw Dua, wegens beroepsplichten.





Het Beknopt Verslag geeft een samenvatting van de debatten

Het volledig verslag verschijnt in de Parlementaire Handelingen