3-112 | Belgische Senaat | 3-112 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor bij de afdeling wetgeving van de Raad van State
Inoverwegingneming van voorstellen
De problematiek van de doping in de sport (Stuk 3-366)
Inoverwegingneming van voorstellen
In overweging genomen voorstellen
Intrekking van wetsvoorstellen
Informele mededeling van een verdrag
Arbitragehof - Prejudiciële vragen
Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
De voorzitter. - Bij brief van 29 april 2005, ontvangen op 3 mei 2005, deelt de eerste voorzitter van de Raad van State mede dat de algemene vergadering van de Raad ter openbare zitting van 22 februari 2005, overeenkomstig artikel 80 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, overgegaan is tot het opmaken van drievoudige lijsten van kandidaten voorgedragen voor de benoeming tot twee ambten van assessor (F) die bij de afdeling wetgeving vacant zijn geworden.
Overeenkomstig artikel 70, §1, tweede tot twaalfde lid van de voornoemde gecoördineerde wetten, komt het aan de Senaat toe om over te gaan tot de voordracht van kandidaten voor het tweede vacante ambt van assessor.
De eerste voorzitter van de Raad van State heeft voor het tweede ambt de kandidaturen van de volgende personen ontvangen:
Werden door de Raad van State voorgedragen, evenwel zonder eenparigheid van stemmen:
Aangezien de voordracht niet unaniem is, zijn artikel 70, §1, zevende lid, en artikel 80, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zoals gewijzigd door de wet van 8 september 1997, van toepassing: `Indien er geen eenparigheid van stemmen is bij een eerste of bij een nieuwe voordracht naar aanleiding van een weigering, kunnen de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat beurtelings, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van deze voordracht:
Het Bureau stelt voor dit punt naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden te verzenden teneinde de kandidaten te horen, overeenkomstig artikel 70, §1, achtste lid, en artikel 80, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. (Instemming)
De voorzitter. - Bij brief van 4 mei 2005 heeft de heer Claude Durieux, gouverneur van de provincie Henegouwen aan de Senaat overgezonden een motie tegen het Algemeen Akkoord inzake handel in diensten.
Bij brief van 25 april 2005 heeft de heer Jean Waleckx, burgemeester van Rumes aan de Senaat overgezonden een motie met het verzoek te ijveren voor de bevrijding van mevrouw Florence Aubenas.
Bij brief van 4 mei 2005 heeft de heer Christian Massy, burgemeester van Doornik aan de Senaat overgezonden een motie met het verzoek te ijveren voor de bevrijding van mevrouw Florence Aubenas, de heer Hussein Hanoun al-Saadi en de heer Frédéric Nérac.
Bij brief van 12 mei 2005 heeft de heer Stany De Rechter, burgemeester van Stekene aan de Senaat overgezonden, een motie met betrekking tot de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk arrondissement Brussel.
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.
Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
De heer Luc Paque (Onafhankelijke). - Onlangs heeft de regering akte genomen van het voorontwerp van wet houdende de accijnsverlaging op biobrandstoffen.
Na het koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen, zal dit mooi initiatief de energieafhankelijkheid van ons land ten opzichte van de olieproducerende landen helpen terugdringen, de CO2-uitstoot in de atmosfeer verminderen en dus bijdragen aan de bestrijding van het broeikaseffect, en de landbouwers nieuwe afzetgebieden bieden wat van belang is na de hervorming van de GMO-suiker.
De Europese richtlijn ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen in het transport heeft als doel het aandeel van de biobrandstoffen op 2% te brengen eind 2005 en op 5,75% tegen 31 december 2010.
Momenteel loopt in de regio van Gent een project met een biobrandstoffenfabriek waarvoor de grondstoffen zouden worden geïmporteerd. Verder heeft de Duitse groep Südzucker, waar de Tiense Suikerraffinaderij deel van uitmaakt, eind april beslist een studie te starten voor een investering van 150 miljoen euro op de site van de suikerraffinaderij van Wanze. Het is de bedoeling een productie-eenheid te bouwen met een capaciteit van 300.000 m³ groene brandstoffen per jaar.
Deze bedrijven zullen wel werkgelegenheid scheppen, maar toch rijst de vraag hoe de Belgische landbouwers met gelijke wapens zullen kunnen concurreren als grondstoffen ook worden geïmporteerd?
Denkt de minister dat België in staat is de nodige grondstoffen te produceren voor de productie van de 200 miljoen liter die vereist is voor de Belgische markt? Is het niet nuttig een bestek uit te werken ten bate van het lokale landbouwcircuit? Zo ja, wie zal dat opstellen?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Het dossier van de biobrandstoffen heeft verschillende fases doorlopen. Er was eerst een Europese fase die geleid heeft tot richtlijnen, die vervolgens werden omgezet wat de benaming van de producten betreft. Er waren immers verschillende meningen: ofwel werken met zuivere biobrandstoffen en bijkomende pompen installeren in de benzinestations, ofwel de benzine en diesel in een welbepaalde verhouding met biobrandstoffen mengen. Wij hebben gekozen voor de laatste optie en de richtlijn in die zin omgezet.
Ik heb de regering voorgesteld, zowel voor benzine als voor diesel, het gehalte aan biobrandstof op 2% vast te leggen.
Het jaarverbruik in België bedraagt 7,4 miljard liter diesel en 2,9 miljard liter benzine, terwijl op de Belgische petroleummarkt dubbel zoveel wordt geproduceerd, namelijk 20 miljard liter per jaar.
De gemiddelde opbrengst van 1,2 ton olie equivalent (TOE) per hectare koolzaad en van 3 ton olie equivalent per hectare bieten, maakt het mogelijk een schatting te maken van de oppervlakte die nodig is voor de productie van de 200 miljoen liter biobrandstof die we nodig hebben om aan de benzine en diesel toe te voegen.
Omdat de gronden die geschikt zijn voor de teelt van koolzaad beperkt zijn en ook rekening moet worden gehouden met een rotatie in de gewassen, is de uitbreidingscapaciteit van de productie van koolzaad ontoereikend om de vereiste hoeveelheid biodiesel te produceren. We zouden over maximaal 20.000 of 30.000 hectare kunnen beschikken, wat overeenstemt met de helft of een derde van de vereiste productie.
Dat wil echter niet zeggen dat het niet interessant is biodiesel of zuivere olie in België te produceren.
Voor de productie van bio-ethanol daarentegen, kan België probleemloos de gewenste hoeveelheid produceren, omdat bio-ethanol ook kan worden geproduceerd op basis van granen of aardappelen.
De ministerraad heeft op 22 april akte genomen van het voorontwerp van wet houdende de accijnsverlaging op de biobrandstoffen en het principe aanvaard. De tekst werd voorgelegd aan de ministerraad van 13 mei 2005, na overleg met de federale ministers bevoegd voor Economie, Leefmilieu en Landbouw.
We werken in een budgettair neutraal kader opdat de tekst in werking kan treden op 1 juli 2005 zodat een bestek kan worden opgesteld naar Frans model en de openbare aanbesteding kan gebeuren in overleg met de Gewesten.
Wanneer de maatregel effectief operationeel wordt hangt evenwel af van de toestemming van de diensten van de Europese Commissie die bevoegd zijn op dat vlak, dit conform de bepalingen van artikel 16, paragraaf 7, van de richtlijn 2003/96/EG van 27 oktober 2003 tot herstructurering van het communautair belastingkader voor energieproducten en elektriciteit. Ik hoop dat de termijnen die ik heb vermeld worden nageleefd. De datum van inwerkingtreding van het wetsontwerp wordt bepaald door de Koning.
In overeenstemming met de beslissing van de ministerraad van 13 mei 2005 zal het bestek, naar Frans model, worden opgesteld onder leiding van de ministers van Financiën en van Landbouw, in samenwerking met de betrokken regionale autoriteiten.
Ik hoop dat de gewesten uit de hoek komen wanneer het proces in werking treedt. We hebben productiecapaciteit. Er wordt ons gevraagd vooruitgang te maken met de omzetting van de richtlijn, met het nemen van fiscale bepalingen en met het opstellen van het bestek. Wat we ook doen. Ik vrees enkel dat, als er een beroep wordt gedaan op de markt, er in de eerste fase wel eens onvoldoende respons zou kunnen zijn. Ik ben dus blij te vernemen dat er toch projecten uit de grond rijzen. Ik hoop dat de gewesten zullen zorgen voor een snelle ontwikkeling van die initiatieven zodat er in België niet enkel biobrandstoffen worden gebruikt, maar ook zoveel mogelijk biobrandstoffen die in ons land worden geproduceerd.
Het gaat uiteraard om een reconversiemogelijkheid en om een belangrijke nieuwe activiteit, zowel voor de landbouw als voor de industrie.
De heer Luc Paque (Onafhankelijke). - Ik dank de minister voor zijn gedetailleerd antwoord. Ik hoop dat alle actoren rond de tafel gaan zitten want het gaat om een belangrijke uitdaging voor de Belgische economie en voor de landbouw.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De Leuvense procureur des Konings vraagt de bevolking om hulp bij het opsporen van cannabisplantages in de streek tussen Tienen en Diest. De voorbije maanden ontdekten speurders enkele grote loodsen waarin heuse cannabisfabriekjes waren ondergebracht.
Het parket vermoedt dat er nog meer dergelijke plantages zijn in de regio, vooral in loodsen langs de autosnelweg E40 en E314. Het zouden vooral Nederlanders zijn die de plantages runnen, met medewerking van mensen uit de streek die instaan voor het onderhoud.
Als antwoord op mijn vraag om uitleg van 3 maart jongstleden verklaarde de vice-eerste minister dat een bijkomende parketjurist ter beschikking zou worden gesteld die de parketten van Hasselt, Tongeren, Luik, Verviers en Eupen ondersteuning moet bieden in het kader van de Euregio. Over enkele maanden zou die twee of drie dagen per week in Maastricht werken voor rekening van de vermelde parketten. Bovendien zou onder coördinatie van het federaal parket een speciaal actieplan worden opgesteld waarin op basis van de kadernota `Integrale veiligheid' zou worden nagegaan of dit fenomeen bijzondere aandacht verdient. Tevens zou de vice-eerste minister overleg plegen met haar Nederlandse collega, omdat zij van oordeel is dat de Nederlandse justitie niet streng genoeg optreedt.
Is de bijkomende parketjurist reeds werkzaam in Maastricht? Hoever staat het met de uitwerking van het concrete actieplan? Wordt over de problematiek geregeld overleg gepleegd met de Nederlandse autoriteiten? Wat zijn de resultaten van dat overleg? Is er een merkbare verschuiving van de cannabisteelt waar te nemen van de grensstreek naar het Hageland?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Via de media heb ik kennis genomen van de oproep die door de Leuvense procureur des Konings verspreid zou zijn en waarbij hij de bevolking vraagt hem verdachte toestanden te melden die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van grootschalige cannabisteelt. Naar ik vernam, zou de bevolking opgeroepen worden vooral uit te kijken naar voertuigen met Nederlandse nummerplaat.
Ik verheel niet dat ik vragen heb bij de aanpak van het Leuvense parket. Om die reden heb ik de procureur-generaal van Brussel ook een verslag gevraagd.
Vanzelfsprekend heb ik er alle begrip voor dat bij de ontdekking van nieuwe lokale fenomenen het desbetreffend parket richtlijnen geeft aan de politiediensten. Dat kan gaan van verhoogde waakzaamheid tot het prioritair behandelen van een bepaald fenomeen binnen het lokaal strafrechtelijk beleid.
Het komt mij voor dat een alerte lokale politiedienst met een goede buurtgerichte werking perfect in staat is zelf abnormale activiteiten in bepaalde wijken te detecteren en te interpreteren zonder daarbij de burger als spion te moeten inschakelen. Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke manier van werken veel meer waarborgen biedt voor een goede en betrouwbare informatiegaring dan de inschakeling van de burger.
Inzake de gerechtelijke samenwerking in het kader van Euregio kan ik meedelen dat de betrokken parketjurist bij het parket van Hasselt zijn interne opleiding heeft gekregen.
Momenteel werkt hij een maand in het parket van Luik en daarna komen de andere parketten uit de Euregio-zone aan de beurt. Dat belet niet dat de jurist al een tijdje aan de vergaderingen in Maastricht deelneemt. Zijn opleiding en kennismakingsronde sluiten aan bij de taken waarvoor hij werd aangeworven. Het actieplan dat wordt uitgewerkt op basis van de kadernota `Integrale veiligheid' en waarvan sprake is in mijn antwoord op de vraag om uitleg van de heer Vandenberghe van 3 maart, heeft eerder betrekking op de aanpak van de XTC-labs, een gedeelde bezorgdheid voor België en voor Nederland.
Er is nog geen eenduidige verklaring voor het fenomeen van de industriële cannabisplantages. De federale politie heeft me beloofd een strategische analyse te maken waarop dan een eigen, specifiek actieplan kan worden uitgewerkt. Gemakshalve wordt nu verwezen naar een `waterbedeffect' ten gevolge van de hardere aanpak van de Nederlandse autoriteiten. We hebben echter nog geen cijfers om dat te staven. De aanwezigheid en beschikbaarheid van goedkope loodsen en opslagplaatsen in meer landelijke streken, zoals het arrondissement Leuven er meerdere telt, en de goede bereikbaarheid vanuit Nederland, kunnen een economische verklaring zijn voor de aanwezigheid van een aantal plantages in het Hageland. Daarbij mogen we niet vergeten dat ook de alertheid van justitie en politie in de grenszones, waar dit fenomeen al langer bekend is, een verschuiving naar het binnenland kan meebrengen. Dat alles wordt dus onderzocht en ik sluit zeker niet uit dat, afhankelijk van de conclusies, met de Nederlandse autoriteiten een bijzonder overleg wordt georganiseerd. Momenteel lijkt dat me echter voorbarig.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de minister voor haar antwoord en wacht het specifieke beleidsplan van de politie af en eventuele verdere initiatieven voor het bestuderen van dit fenomeen, dat bijzonder winstgevend zou zijn. Blijkbaar hebben we te maken met een evidente verschuiving van de activiteit, aangezien de procureur des Konings een publieke oproep tot de bevolking heeft gericht. Ik kan me niet voorstellen dat hij zoiets zou doen als er geen dergelijke plantages in het Hageland zouden zijn.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De minister weet dat we een wetsvoorstel hebben ingediend dat een moratorium wil instellen voor het gebruik van het elektronisch stemmen. Dat is echter niet het voorwerp van mijn vraag.
Mijn vraag betreft het probleem van de firma's die zich tegelijk bezighouden met het geautomatiseerd stemsysteem en met de controle daarop, zoals gemeld door het college van deskundigen dat door het parlement werd ingesteld.
De firma's die de programmatuur voor het elektronisch stemmen ontwikkelen zijn Stesud en Steria. De kwaliteits- en veiligheidscontrole werd toevertrouwd aan een onafhankelijk bureau, de NV Bureau van Dijk, die aangesteld werd als adviesorgaan.
Het contract met de NV Bureau van Dijk bevat een vertrouwelijkheidsclausule. Het verbaast me dat een firma die belast is met de kwaliteitscontrole van de programmatuur, gehouden is aan een dergelijke clausule. De minister zal dat wellicht wel kunnen uitleggen, maar ons lijkt dat niet bijzonder transparant.
Naar verluidt zou een gelijkaardig incident als datgene wat zich in Antwerpen voordeed en waarbij een fout werd gemaakt bij de totalisatie, zich ook op andere plaatsen hebben voorgedaan, zonder dat het probleem werd opgelost. Bovendien zou het Bureau van Dijk gefinancierd worden door de twee bedrijven die instaan voor de programmatuur.
Is het normaal dat een firma die instaat voor de controle, gehouden is aan een vertrouwelijkheidsclausule en dat ze gefinancierd wordt door de bedrijven die door haar worden gecontroleerd?
Er rijst een probleem van transparantie. Ik ben er uiteraard van overtuigd dat daar geen politieke bedoelingen achter schuilen, maar ik zou graag toch wat meer uitleg krijgen.
Het elektronisch stemmen biedt volgens ons geen absolute zekerheid op democratisch vlak. Wij vinden namelijk dat de controle op de programmatuur en op het elektronisch stemmen niet naar behoren verloopt.
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Het geautomatiseerde stemmingssysteem waarin de wet van 11 april 1994 voorziet, lijkt me bijzonder open te zijn.
De programmatuur voor de geautomatiseerde stemming moet overeenstemmen met de algemene goedkeuringsvoorwaarden zoals bepaald in een koninklijk besluit van 18 april 1994. Bovendien moet dat materieel bij elke verkiezing erkend worden door de minister van Binnenlandse Zaken. Hij stelt de overeenstemming vast na advies van een orgaan dat daartoe is erkend bij een in de ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Bij de verkiezingen van 13 juni 2004 werd slechts één adviesorgaan erkend. Het gaat om de NV Bureau van Dijk.
Sindsdien werd nog een tweede orgaan erkend, namelijk de NV Computer Services Solutions met zetel in Zaventem.
In zijn verslag over de verkiezingen van 13 juni 2004, oordeelt het college van deskundigen, dat moet waken over de werking van de geautomatiseerde stemmingssystemen, dat deze erkenningsprocedure de betrouwbaarheid van de geautomatiseerde stemmingssystemen alleen maar kan verhogen. De minister van Binnenlandse Zaken kan in geen geval van partijdigheid worden beschuldigd. Hij stelt alleen de overeenstemming vast na advies van het erkende orgaan. Dit gezegd zijnde, heeft de minister van Binnenlandse Zaken, net als bij de wetgevende verkiezingen van 18 mei 2003, alle geautomatiseerde stemmingssystemen erkend die werden voorgesteld door de firma's Stesud en Steria, waarbij hij het advies van de NV Bureau van Dijk volgde. Alleen deze twee firma's hebben de erkenning van hun materieel gevraagd. Niets weerhield andere constructeurs ervan hun eigen materieel voor te stellen.
Voor alle duidelijkheid citeer ik in extenso het gedeelte van het rapport van het college van deskundigen waarnaar u verwijst: `Het college merkt tevens op dat het gebruik van het verslag van het orgaan over één van de systemen wordt bezwaard door een vertrouwelijkheidsclausule die erop wijst dat het verslag vertrouwelijke informatie bevat en het verslag slechts kan worden geconsulteerd mits expliciet akkoord van de constructeur. Alhoewel in de praktijk hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de kennisname ervan door het college, stond deze constructeur erop dat het orgaan slechts in hun tegenwoordigheid werd geconsulteerd door het college. De vertrouwelijkheidsclausule en de werkwijze belemmert het gebruik van vaststellingen uit het rapport van het orgaan.
Het college meent dat zowel de commerciële binding als de daaruit ontstane vertrouwelijkheidsclausule niet kunnen worden afgeleid uit de wet, de oproep tot kandidatuurstelling voor het erkenningsorgaan en het K.B. tot aanduiding van het orgaan.'
Ik ben het volkomen eens met het college van deskundigen dat de vertrouwelijkheidsclausules in de overeenkomst tussen de constructeur en het adviesorgaan noch uit de wet, noch uit het koninklijk besluit dat het orgaan aanstelt, kunnen worden afgeleid. Deze clausules moeten worden beschouwd als van nul en generlei waarde en ik zal daar bij de volgende verkiezingen op letten. De relaties tussen het adviesorgaan en de leveranciers van de geautomatiseerde stemmingssystemen moeten worden herzien teneinde de onafhankelijkheid van dit orgaan te kunnen waarborgen. Ik zal mijn administratie vragen concrete voorstellen in die zin te doen.
Voor de verkiezingen van 13 juni 2004 vielen de door de NV Bureau van Dijk aangerekende kosten ten laste van de overheidsbegroting, zodat de onafhankelijkheid van dit orgaan niet in twijfel kon worden getrokken.
Ik ben het ook eens met het eindbesluit van het rapport: `De deskundigen dringen er op aan dat geen enkele informatie door de constructeurs of door het adviesorgaan ten opzichte van het college zou worden achtergehouden. Alleszins mag het definitieve rapport van het adviesorgaan niet confidentieel blijven en de besluiten van dit rapport moeten trouwens een publiek karakter krijgen.'
Ik zal mijn administratie verzoeken bij de volgende verkiezingen hierover te waken.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Aangezien het Bureau van Dijk door de Staat werd betaald, hoop ik dat de leveranciers van programmatuur het bedrag van hun facturen hebben verlaagd. Zij zouden immers het Bureau van Dijk betalen.
Slechts één bedrijf heeft zijn kandidatuur om als controleorgaan op te treden, ingediend. Een dergelijk feitelijk monopolie is toch wat storend, vooral voor een minister die een liberaal economisch beleid voorstaat.
Ons verkiezingsstelsel, dat de basis vormt voor onze democratie, mag geen argwaan wekken.
Het verheugt me dat de vertrouwelijkheidsclausule zal worden beschouwd als van nul en generlei waarde, zodat ze kan worden weggelaten.
De aanstelling van een tweede controleorgaan zal de transparantie ten goede komen, aangezien het college van deskundigen het rapport van twee controleorganen zal kunnen inzien.
De gevolgen van de geautomatiseerde stemming voor de democratie, moeten nog grondig worden onderzocht. Ik dring erop aan dat daarover een debat zou plaatsvinden.
Mevrouw Sfia Bouarfa (PS). - De dienst Vreemdelingenzaken zou op dit ogenblik ongeveer 90% van de visumaanvragen voor familiebezoek afwijzen. Als reden wordt `het gebrek aan terugkeergarantie' ingeroepen. Sinds de debatten die tijdens de vorige regeerperiode in de commissie voor de Binnenlandse Zaken werden gevoerd, moet de dienst Vreemdelingenzaken zijn weigeringen motiveren. De ambtenaren kunnen ons de precieze draagwijdte van die woorden echter niet uitleggen.
Ik ken het probleem, want sommige van mijn familieleden werden ermee geconfronteerd. Ikzelf vraag liever niets aan de Belgische ambassades. Ik richt me eerder tot andere ambassades, die misschien meer respect hebben voor Belgische parlementsleden.
Voorzover ik weet, vragen mensen die verwanten uitnodigen aan de gemeentediensten een formulier van tenlasteneming. Over het algemeen leggen ze daartoe loonstrookjes voor. De mensen bezorgen ter plaatse ook documenten die hun bestaansmiddelen bewijzen. Ze kunnen ook een kopie van hun hotelreservatie tonen.
Kan de minister preciseren wat de term `het gebrek aan terugkeergarantie' inhoudt?
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De dienst Vreemdelingenzaken beschikt niet over afzonderlijke statistieken over visa voor familiebezoek.
Er werd me evenwel bevestigd dat het cijfer van 90% weigeringen niet met de realiteit overeenstemt. Uit de beschikbare statistieken over alle toerismevisumaanvragen die aan de dienst Vreemdelingenzaken werden voorgelegd, blijkt dat in januari 2005 1459 visa werden afgegeven op een totaal van 3521 aanvragen.
In februari 2005 werden 1511 visa toegekend op een totaal van 3404 aanvragen.
Wat de notie `gebrek aan terugkeergarantie' betreft, staat in de overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord dat de vreemdeling documenten moet overleggen die het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf staven. Die documenten moeten aantonen dat het wel degelijk om een familiebezoek gaat en dat de vreemdeling helemaal niet de intentie heeft in België te blijven. Zo nodig wordt ook het retourbiljet gevraagd.
De terugkeergarantie is bijvoorbeeld niet aanwezig als familieleden van de aanvrager, die een visum voor een familiebezoek hebben gekregen, niet naar hun land zijn teruggekeerd bij het verstrijken van de verblijfsvergunning, of als de aanvrager een visum vraagt om een familielid te bezoeken dat illegaal in België verblijft.
Het gebrek aan terugkeergarantie wordt trouwens zelden als enige reden ingeroepen. Het gaat vaak samen met bijvoorbeeld het gebrek aan voldoende bestaansmiddelen, zowel voor het voorgenomen verblijf als voor de terugkeer naar het land van oorsprong.
Mevrouw Sfia Bouarfa (PS). - Het cijfer dat ik heb vermeld, is afkomstig van een diplomatieke post die me heeft gezegd dat 90% van de visumaanvragen voor familiebezoek of toeristisch verblijf - ik maak geen onderscheid tussen beide - wordt geweigerd.
We staren ons niet blind op die visumproblemen, maar ik vind dat het debat over politiek asiel en over visumproblemen dat in de commissie voor de Binnenlandse Zaken werd aangevat, moet worden voortgezet.
Het zou interessant zijn om, op basis van nieuwe elementen, niet enkel de wet van 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen te herzien, maar ook ons beleid op het vlak van gezinshereniging. België kan zich niet hermetisch afsluiten voor mensen die het willen bezoeken.
Ik geef toe dat mensen met een visum voor familiebezoek soms niet naar hun land terugkeren. De oplossing ligt er niet in hen te verbieden naar ons land te komen, maar ervoor te zorgen dat ze hun retourbiljet gebruiken.
De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Op het internet circuleert de melding dat de federale politie de E40 en de E17 zou aangeduid hebben als testwegen om met een nieuw systeem vanaf autowegbruggen te flitsen.
Om die meting te kunnen uitvoeren zouden, een 150 meter vóór de multanova, op het wegdek drie dwarsstrepen worden aangebracht. Die dwarsstrepen zijn een signaal aan gewoonte-hardrijders dat vanop de volgende brug de snelheid gecontroleerd wordt.
Een snelle wijziging van rijstrook, na het passeren van de eerste dwarsstreep, zou volstaan om te ontsnappen aan de vaststelling. Het spreekt voor zich dat `laagvliegers' deze mogelijkheid zullen benutten, waarbij het plots - en onaangekondigd - veranderen van rijstrook een gevaarlijke situatie zal creëren voor alle weggebruikers.
Er zijn uiteraard nog een reeks andere gevaarlijke gedragingen, die niet door het nieuwe, noch door het oude flitssysteem kunnen worden vastgesteld.
Kan de minister dat internetbericht bevestigen?
Is de ontsnappingsmogelijkheid reëel?
Worden de nieuwe flitspunten bemand?
Zullen meer anonieme voertuigen worden ingezet om hardrijders, gsm-gebruikers, middenvakklevers, rechtsinhalers, te beletten nog verder een gevaar voor anderen te betekenen?
De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - De zogenaamde dwarsstrepen dienen om de afstand tussen de vrachtwagens te meten. Die dwarsstrepen hebben niets uitstaande met snelheidscontroles. Het gaat om een kwakkel, een kettingmail die al een paar jaar circuleert. De politie heeft in 2001, 2002 en 2003 al via de pers laten weten dat dit bericht onzin is.
De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Ik ben blij dat nu duidelijk blijkt dat het om een kwakkel gaat. Mijn laatste vraag over de anonieme voertuigen lijkt me toch ook niet van belang ontbloot.
De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - Ook dat is een kwakkel.
De heer Pierre Chevalier (VLD). - Uit een onderzoek in Nederland blijkt dat een klein percentage van de Nederlanders die werden ondervraagd voor medische zorg naar het buitenland gaat. Meer dan 50% van de ondervraagden staat echter wel positief tegenover een behandeling in het buitenland. Redenen daarvoor zijn dat ze in eigen land dikwijls te hoge facturen betalen voor medische hulp, dat bepaalde handelingen niet worden terugbetaald en dat er lange wachtlijsten zijn. Vanochtend nog vernam ik via de radio dat het akkoord tussen België en Groot-Brittannië om Britten in ons land te opereren, wordt stopgezet wegens budgettaire moeilijkheden in Groot-Brittannië.
Op het internet zijn er veel sites waar medisch toerisme wordt gepromoot. Bekende oorden zijn Tunesië, Boedapest, Istanbul en vooral Azië. Mensen trekken er niet alleen naartoe om het land te bezoeken, maar ook om in alle anonimiteit een liposuctie, een borstvergroting, een laserbehandeling of oog- en dentale correcties te laten uitvoeren.
Hoe is het met het medisch toerisme van de Belgen gesteld? Gaan ook Belgen op zoek naar minder dure medische behandelingen en zijn ook zij bereid om daarvoor een verre reis naar het Verre Oosten te ondernemen? In België worden laserbehandelingen van de ogen en liposucties bijvoorbeeld niet terugbetaald door de ziekteverzekering. Een ziekenhuis in Bangkok heeft daarop ingespeeld en gedurende een bepaalde periode laserbehandelingen voor staar aangeboden tegen 385 euro per oog. Die bodemprijzen zijn mede mogelijk dankzij de lage lokale arbeidskosten.
Medisch toerisme mag dan in de lift zitten en tegenwoordig als doodnormaal ervaren worden, er zijn ook enkele nadelen. Ten eerste valt het te betwijfelen dat er voldoende en efficiënte nazorg kan worden verleend. Vaak wordt er voor en na de operatie alleen via e-mail gecorrespondeerd. Eventuele complicaties moeten dan behandeld worden in het land waar de patiënt woont. De dokter zal moeilijker informatie kunnen verkrijgen de aard van de ingreep die in het buitenland werd gedaan en hoe die werd uitgevoerd. Het is ook moeilijk om buitenlandse zorgverstrekkers aansprakelijk te stellen als de operatie mislukt. Er is ook geen eenvormig statuut voor terugbetalingen van medische behandelingen in het buitenland.
De Europese ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken zouden een regeling moeten uitwerken om de Europese burgers in het buitenland te beschermen. Zij hebben immers recht op een correcte en kwaliteitsvolle behandeling, een passende en persoonlijke nabehandeling, toegang tot een rechter of een billijke vergoeding indien de operatie mislukt.
Heeft het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg al onderzoek verricht over het medisch toerisme? Dat lijkt mij noodzakelijk.
Zal de minister dat probleem aankaarten op nationaal, op Europees en op internationaal niveau, in het kader van de GATS-onderhandelingen, en aandringen op een duidelijke overkoepelende regeling?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Er is inderdaad een tendens om patiënten uit Europa en andere continenten naar verre bestemmingen of dichterbij gelegen landen te lokken, waar ze een ontspannend verblijf kunnen combineren met medische ingrepen. Die formules worden meestal voorgesteld door gespecialiseerde reisbureaus. Hun aanbiedingen zijn op het eerste gezicht aantrekkelijk, zowel wegens de prijs als wegens het onthaal en de publiciteit voor de vakbekwaamheid van de artsen. Dit toerisme is vooral gericht op non-vitale geneeskundige zorg, zoals esthetische chirurgie of tandheelkunde die, op enkele uitzonderingen na, weinig of niet worden gedekt door de ziekteverzekering.
Zo een verplaatsing is niet zonder risico's, vooral als er zware complicaties optreden en de patiënt ver van huis is. Het vervolg van de behandeling eenmaal hij terug thuis is, roept eveneens vragen op. Is de voorgestelde duur van het verblijf wel adequaat voor de medische behandeling? Ten slotte kunnen er bij een geding vragen rijzen over de toepasbare wetgeving, de bevoegde gerechtelijke instellingen, de mogelijkheid van een minnelijke schikking en over verzekerings- of andere waarborgen die de verstrekte handelingen dekken.
In bilaterale akkoorden inzake sociale zekerheid wordt gewoonlijk bepaald dat, om in aanmerking te komen voor terugbetaling, men voor elke verzorging in een ander land de toestemming moet vragen aan zijn verzekeringsinstelling. In onze nationale wetgeving bestaat ook de mogelijkheid een ziekenhuisopname in het buitenland aan te vragen als dat voor de behandeling aangewezen is. Deze bepalingen zijn natuurlijk niet van toepassing als een beroep wordt gedaan op private zorgverstrekkers die buiten het toepassingsgebied van de sociale zekerheid vallen, wat meestal het geval is bij dit medisch toerisme.
Het openstellen van de grenzen in Europa voor medische behandelingen is het gevolg van verschillende beslissingen van het Europees Hof van justitie over het vrije verkeer van goederen en diensten. Een grondige reflectie op Europees niveau over het mobiliteitsfenomeen van patiënten is derhalve noodzakelijk. Ondanks de Europese versoepelingen blijft de patiëntenstroom toch nog beperkt, zowel qua omvang als qua kosten.
De Europese Commissie heeft op hoog niveau een werkgroep opgericht die zich onder meer buigt over de grensoverschrijdende zorg. Die groep besteedt ook aandacht aan andere aspecten, zoals de veiligheid van de patiënten. Ik volg de werkzaamheden van de groep van nabij. Er zijn ook verschillende hoge Belgische ambtenaren bij betrokken.
De bezorgdheid van de heer Chevalier om dit debat op een breder niveau te voeren is zeker gepast, maar elk land regelt soeverein de zorgverstrekking op zijn territorium. Bij afwezigheid van een bindend internationaal instrument kunnen we niet zo maar kwaliteitseisen opleggen aan andere landen. Ik ben echter ook de mening toegedaan dat we deze problematiek, die te maken heeft met de gezondheidssector, moeilijk op dezelfde wijze kunnen behandelen als andere handelspraktijken. Het zou mooi zijn mochten we dit in Europa op een fatsoenlijke en rechtszekere wijze kunnen regelen.
Het Federaal kenniscentrum is een interessant instrument, maar is nu al overbelast. Ik zal de betrokken besturen en studiediensten mijn bezorgdheid omtrent het medisch toerisme mededelen, en hen vragen de situatie in ons land te onderzoeken.
Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - De pers bericht vandaag over de therapeutische baby's die in ons land worden geboren dank zij de knowhow van bepaalde medische instellingen. Het betreft een moeilijk en gevoelig onderwerp omdat embryo's worden gecreëerd met als eerste bedoeling de genezing van een ander kind. Een toekomstig kind wordt dus `gebruikt' om een ander kind te genezen. Dat roept ethische vragen op. Het bestek van mijn vraag is evenwel beperkt.
Is deze praktijk op basis van de bestaande wetgeving toegelaten in België? Zo ja, binnen welke grenzen? Zo niet, is de minister dan geneigd een wettelijk kader uit te werken? Deze praktijk wordt op weinig plaatsen in de wereld toegepast, zodat buitenlanders ervoor naar België komen en zich op een wachtlijst laten plaatsen. Wat is het standpunt van de minister over de huidige of toekomstige wetgeving?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik zal een beknopt antwoord geven, maar deze vraag zal ongetwijfeld het voorwerp uitmaken van een breed debat dat in de verschillende betrokken assemblees moet worden gevoerd.
Ik hou niet van de term therapeutische baby's omdat het gebruik ervan een menselijk wezen herleidt tot een product. Maar daarover gaat het niet. De terminologie die in de media wordt gebruikt, maakt van de hele zaak een karikatuur en wekt de indruk dat er kinderen worden gemaakt om te worden gebruikt als geneesmiddel. Men doet alsof een baby een verzameling wisselstukken is die kunnen worden gebruikt om een broer of zus te helpen. Door de zaken op die manier voor te stellen, begaat men een ethische fout. Dat kan ik niet aanvaarden. Het betreft baby's die in een Belgisch centrum voor medisch begeleide voortplanting worden verwekt, maar die in het buitenland worden geboren. Bovendien gaat het om tragische, maar zeer uitzonderlijke medische situaties.
Het is niet juist dat er geen wettelijk kader zou bestaan. In-vitrofertilisatie is uitsluitend toegestaan in erkende centra via een overeenkomst met een erkend centrum voor menselijke genetica. De in-vitrofertilisaties die in dat kader plaatsvinden, vallen onder de toepassing van de wettelijke vereisten. Ik wil daar wel uitvoerig op in gaan, maar ik denk dat dit spreekgestoelte daarvoor niet de geschikte plaats is.
U vraagt of de betrokken praktijk toegelaten is en onder welke voorwaarden. Ik zal, voorzichtigheidshalve, een dubbelzinnig antwoord geven en zeggen dat die praktijk niet verboden is. Ik wil de tijd nemen om deze bijzondere en ethisch zeer gevoelige aangelegenheid grondig te bestuderen en niet vlug een geïmproviseerd antwoord geven.
Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Ik dank de minister voor zijn behoedzaamheid. Deze kwestie moet inderdaad worden besproken in het kader van een algemeen debat over medisch begeleide voortplanting, dat momenteel in de Senaat wordt voorbereid. Het leek me nuttig deze actuele kwestie aan te halen als aanzet tot een ethische reflectie over dit onderwerp.
Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Het nieuwe pneumokokkenvaccin is sinds het najaar van 2004 op de markt in België. Omdat in België pneumokokkeninfecties een steeds grotere bedreiging vormen voor kinderen, is dit beschermend vaccin van onschatbare waarde. Pneumokokken zijn in ons land een van de voornaamste oorzaken van ernstige bacteriële infectieziekten bij kinderen onder de 5 jaar
De American Academy of Pediatrics beveelt het nieuwe geconjugeerde pneumokokkenvaccin dan ook aan voor alle kinderen tussen 2 en 23 maanden en voor kinderen tussen 24 en 59 maanden met verhoogd risico op invasieve pneumokokkeninfecties.
Na één jaar gebruik blijkt het aantal invasieve pneumokokkeninfecties en het aantal gevallen van hersenvliesontsteking door pneumokokken in de Verenigde Staten met 70% te zijn gedaald bij kinderen beneden de twee jaar en met 44% bij kinderen ouder dan twee jaar. Die cijfers spreken voor zich. Een en ander wordt bevestigd in een recent gepubliceerde studie van de Centers for Disease Control and Prevention. Ook het aantal pneumokokkeninfecties bij volwassen familieleden van die kinderen daalde met 32%, wat erop wijst dat de gevaccineerde kinderen de ziekte minder doorgeven.
Tot daar het goede nieuws.
Het slechte nieuws is echter dat een volledige vaccinatie met vier dosissen 273,08 euro kost. Het pneumokokkenvaccin wordt bovendien niet terugbetaald door het RIZIV en behoort niet tot de vaccins die gratis worden verstrekt door de gemeenschappen. Het blijft dus vooral een vaccin voor de meer gegoede burgers. Nochtans wordt die vaccinatie sterk aanbevolen door de Vlaamse vereniging voor kindergeneeskunde, de Hoge gezondheidsraad en Kind en Gezin.
In een antwoord op de vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over de vaccinatie tegen de pneumokokken eind december 2004, deelde minister mee dat er besprekingen werden aangevat teneinde vanaf 1 januari 2006 de introductie van het vaccin mogelijk te maken. Kan de minister ons vertellen hoe ver het staat met dat dossier?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Zoals ik vroeger al heb verklaard, heeft de commissie Tegemoetkoming van geneesmiddelen van het RIZIV het verzoek tot terugbetaling van het vaccin al ingediend. Ik hoef hier dus niet terug te komen op het duidelijke belang ervan voor de volksgezondheid. Aangezien het RIZIV van oordeel is dat het om een communautaire en niet om een federale bevoegdheid gaat, heeft het dat verzoek afgewezen.
Het vaccin staat ingeschreven in de vaccinatiekalender van de Hoge gezondheidsraad en wordt nog steeds besproken in de werkgroep inentingen van de Interministeriële conferentie.
Er moet een formule worden gevonden om het te integreren in de vaccinatieprogramma's voor pasgeborenen of in het akkoordprotocol van 20 maart 2003 tussen de gemeenschappen en de federale overheid.
Volgens het protocolakkoord vallen twee derde van de prijzen af fabriek van aangeraden vaccins - zij die ingeschreven zijn in de vaccinatiekalender van de Hoge gezondheidsraad - ten laste van de federale overheid en is één derde ten laste van de gemeenschappen. Ik vestig er de aandacht op dat dit vaccin niet alleen het budget inentingen van de Staat maar ook dat van de gemeenschappen verdubbelt. De volgende vergadering van de Werkgroep inentingen heeft plaats op 24 mei. De voorbereidende vergadering van de Interministeriële conferentie is gepland op 30 mei en de conferentie zelf op 13 juni. De erkenning dat het pneumokokkenvaccin moet worden ingeschreven in de vaccinatiekalender 2004-2005 en de goedkeuring ervan door de Interministeriële conferentie, betekent nog niet dat we dit vaccin kunnen aanbieden aan de zuigelingen van 2006. De werkgroep Inentingen zal zo snel mogelijk een oplossing moeten vinden voor dit probleem.
Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Ik ben overtuigd van de goede wil van de minister, maar gelet op de overtuigende bewijzen uit het buitenland, pleit ik er nogmaals voor dat maatregelen worden genomen om in dit dossier zo snel mogelijk vooruitgang te boeken.
De heer Ludwig Vandenhove (SP.A-SPIRIT). - Er is de jongste weken bij de studenten kinesitherapie heel wat deining ontstaan over het afleggen van een proef die toelating moet verschaffen tot het beroep van kinesitherapeut.
Zo krijgen deze studenten, wanneer ze in juni 2005 afstuderen, bijna automatisch een RIZIV-nummer, waarmee ze in principe onmiddellijk een privé-praktijk kunnen opstarten en raadplegingen kunnen houden, die ten dele ten laste vallen van de RSZ.
De toelatingsproef die toegang moet verlenen tot het beroep is echter pas gepland voor september-oktober 2005. Ondertussen kunnen de nieuwe kinesitherapeuten al enkele maanden medische handelingen verrichten, die perfect passen in het RSZ-systeem.
Als de nieuwe kinesitherapeuten niet slagen voor de toelatingsproef, kunnen er zich niet alleen problemen voordoen rond de terugbetaling van de medische prestaties voor de periode juli tot oktober 2005, maar ontstaat er ook rechtsonzekerheid voor de behandelde patiënten.
Heeft de minister bij het uittekenen van het wettelijke kader rekening gehouden met deze situatie en bevat het nieuwe koninklijke besluit maatregelen om alles wettelijk te laten verlopen? Welke timing wordt er vooropgesteld?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Het RIZIV werkt inderdaad een regeling uit om de gediplomeerde kinesitherapeuten een tijdelijk RIZIV-nummer toe te kennen zodat ze in het kader van de nomenclatuur kinesitherapeutische prestaties kunnen uitvoeren tot op het ogenblik dat het toegangsexamen tot de nomenclatuur wordt gepubliceerd.
Die regeling is het gevolg van een vraag van de vakbonden van de kinesitherapeuten en van de studenten zelf.
Het spreekt vanzelf dat dit systeem enkel zal worden toegepast op voorwaarde dat er geen praktische problemen zijn inzake de terugbetaling aan de patiënten.
Uit de gegevens waarover ik beschik, blijkt dat er geen nieuw koninklijk besluit nodig is om een dergelijke regeling in te voeren en dat er geen enkele onzekerheid omtrent tarieven of juridische bescherming voor de patiënten optreedt.
De heer Ludwig Vandenhove (SP.A-SPIRIT). - Het is belangrijk te weten dat de patiënten geen nadelige gevolgen van de regeling zullen ondervinden. Ik hoop dat de minister het dossier zal blijven volgen.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Er werden in het recente verleden al heel wat vragen gesteld over de mogelijke oprichting van een MUG-dienst door het ziekenhuis van Halle. De verantwoordelijkheid voor de oprichting van een MUG-dienst ligt in de eerste plaats bij het ziekenhuis zelf. In het verleden was er al een MUG-dienst in Halle, die nadien evenwel werd afgeschaft omdat hij het ziekenhuis te veel kostte.
Gisteren heeft de Vlaamse regering in het Vlaams Parlement een aantal maatregelen aangekondigd om het vertrouwen tussen de Vlaamse coalitiepartners te versterken. Zo zal de Vlaamse regering de nodige maatregelen nemen om een medische urgentiedienst in Halle op te richten. De Vlaamse regering is daartoe evenwel niet bevoegd.
De federale minister van Sociale Zaken of zijn kabinet zou gedurende het voorbije weekeinde zijn gecontacteerd om te informeren of de oprichting van zulke dienst mogelijk is. De onderhandelingen ter zake zouden zich inmiddels in een laatste fase bevinden. Enkel de infrastructuur moet nog worden geregeld. De financiering van de dienst zou evenwel al rond zijn.
Is het correct dat er op korte termijn een MUG-dienst in Halle zal komen? Zo ja, wanneer zal hij operationeel zijn? Welke praktische problemen zijn er nog om de dienst functioneel te maken en op welke manier zal de minister daaraan tegemoetkomen?
Er zijn federale subsidies voor de organisatie van een MUG-dienst, maar die subsidies volstaan niet om alle kosten te dekken. Het ziekenhuis moet zelf beslissen of het bereid is de bijkomende kosten te financieren. Mag de Vlaamse Gemeenschap die bijkomende kosten bijpassen?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Zoals ik al meermaals in de Kamer en ook in de Senaat heb gezegd, is er tot nu toe geen mobiele urgentiegroep (MUG) in Halle om twee redenen. De eerste reden is dat het betrokken ziekenhuis zich in de loop van de vorige legislatuur geen kandidaat heeft gesteld voor de uitbating van een MUG, omdat het vond dat de kosten te hoog waren in vergelijking met de middelen die het van de overheid ontvangt. De tweede is dat tijdens de vorige legislatuur 81 MUG's voor het gehele land werden erkend. Die programmering laat in theorie geen ruimte meer voor een bijkomende erkenning.
Toch bestaat er een mogelijkheid tot oplossing zonder dat een bijkomende MUG moet worden erkend. Die zou bijvoorbeeld kunnen bestaan in de associatie van de ziekenhuizen van Halle en Tubeke om een gezamenlijke, tweetalige MUG uit te baten. Gelet op de geografische nabijheid is een dergelijke samenwerking niet meer dan logisch. Op dit ogenblik voer ik verschillende besprekingen met de beide betrokken ziekenhuizen om alle mogelijkheden af te tasten.
Tegelijkertijd onderzoeken mijn diensten op welke wijze de kosten voor de uitbating van een MUG in weinig verstedelijkte gebieden en waar het aantal interventies beperkt is, kunnen worden gereduceerd of op een andere manier kunnen worden gefinancierd.
In ben dus van oordeel dat er op vrij korte termijn een oplossing kan worden gevonden voor het probleem van de afwezigheid van een Nederlandstalige MUG in het zuidwesten van de provincie Vlaams-Brabant, maar ik kan daar niet op vooruitlopen, want er zijn nog moeilijke besprekingen aan de gang.
Wat de vraag betreft of de Vlaamse gemeenschap kan tussenkomen in de financiering heb ik afgelopen weekend contact gehad met leden van de Vlaamse regering. Mijn enige antwoord was mijn goede wil om naar een oplossing te zoeken. De mogelijkheid van een specifieke financiering moet nu nog juridisch worden onderzocht. De complementaire financiering van openbare instellingen is nu in vraag gesteld door de verschillende betrokkenen. Op dit ogenblik kan ik nog niet stellen dat het mogelijk is, noch zeggen dat dit geen goede oplossing zou kunnen zijn.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik ben het er mee eens dat de beslissing of er al dan niet een MUG komt, afhangt van het ziekenhuis zelf. De overheidssubsidiëring dekt immers niet alle kosten.
De minister zei dat de programmering vastligt. Indien het ziekenhuis van Halle alsnog een MUG zou willen, moet de minister dus een creatieve oplossing zoeken. Die oplossing - maar dat is niet evident - zou dan eventueel kunnen bestaan in een samenwerking tussen Halle en Tubeke.
De minister zou ook een oplossing zoeken voor de bijkomende lasten van MUG's die niet in een stedelijk gebied liggen. Halle is wel een stad, weliswaar omgeven door het platteland. Wat bedoelt de minister dan met de bijkomende lasten waarvoor hij een oplossing wil zoeken?
De minister heeft blijkbaar contact gehad met de Vlaamse regering. De mogelijkheid om het verschil tussen wat alle ziekenhuizen krijgen om een MUG te exploiteren en de eigenlijke exploitatiekosten door de Vlaamse Gemeenschap te laten bijpassen, sluit de minister blijkbaar niet uit.
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De bijkomende lasten, niet alleen in Halle, maar ook in andere kleine steden, zijn een probleem. Ook in de Ardennen, bijvoorbeeld, liggen de kosten van een MUG hoger. We zouden de normen voor de MUG's op het platteland kunnen verlagen. Ik heb het niet over de kwaliteitsnormen, maar over de normen die de kosten verhogen. We moeten ook precies de kosten kunnen ramen die tot nog toe niet gedekt worden.
Ik sluit een samenwerking tussen Halle en Tubeke niet uit. Een tweede mogelijkheid is dat Halle zelf een MUG uitbouwt. In dat geval moeten we de regelgeving aanpassen. De programmering beperkt het aantal MUG's immers tot 81. Er moet dus een nieuw koninklijk besluit komen.
Wat betreft de kosten die niet door de federale overheid worden gefinancierd, verneem ik dat Vlaanderen nu voorstelt dat de Vlaamse overheid het verschil zou betalen. Ik laat deze mogelijkheid nu juridisch onderzoeken.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik verneem dat de minister eraan denkt het systeem van honoraria voor apothekers te wijzigen. De vergoeding zou dan voor drie kwart bestaan uit een vast honorarium per afgegeven geneesmiddel; voor één kwart blijft het loon procentueel. Er valt veel te zeggen voor een dergelijke maatregel. Op het ogenblik wordt een apotheker immers eigenlijk aangemoedigd dure producten af te leveren omdat hij anders in zijn eigen inkomen snijdt. Toch heb ik nog enkele vragen bij deze maatregel.
Hoe past de voorgestelde maatregel in het totale gezondheidsbeleid? Hoe sluit hij aan bij de voorstellen over het voorschrift op stofnaam? Ik heb tijdens het debat hierover in de commissie al een gelijkaardige opmerking gemaakt, maar toen niet onmiddellijk een antwoord gekregen.
Heeft de minister de bedoeling dit systeem uit te breiden en de prestatiegeneeskunde in zijn geheel om te zetten in een breder verhaal van vaste verloning? Enkele buurlanden zijn reeds van het systeem van prestatiegeneeskunde afgestapt en dat is de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg niet altijd ten goede is gekomen.
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik vrees dat de pers mijn voorstellen niet echt correct heeft weergegeven. Zo werd gemeld dat binnenkort een vast honorarium zal worden toegekend aan apothekers. De heer Beke heeft hieruit waarschijnlijk afgeleid dat het gaat om een forfaitair bedrag dat gedurende een bepaalde periode wordt toegekend.
Dit is helemaal niet het geval. Ik heb alleen een maatregel genomen op basis van het akkoord dat ik in april 2004 met de apothekers heb gesloten. In dit akkoord stond dat de vergoeding voor de apotheker per verpakking, die momenteel de vorm heeft van een puur economische marge, wordt herzien teneinde beter tegemoet te komen aan de reële rol van de apotheker. De vergoeding die de apotheker per verpakking ontvangt, zal uit twee elementen bestaan. Ten eerste krijgt hij een honorarium in de vorm van een forfaitair bedrag als vergoeding voor de intellectuele daad die de apotheker stelt. Ten tweede is er ook een economische marge, uitgedrukt in een percentage. Dat is een vergoeding voor de materiële kosten voor de aflevering van de verpakking.
De opmerking dat mijn beleid niet coherent is en dat de maatregel niet te rijmen valt met de maatregelen inzake het voorschrift op stofnaam, klopt dus niet. Alle maatregelen vloeien voort uit het akkoord met APB en OPHACO van april 2004.
De heer Jacques Germeaux (VLD), corapporteur. - Van december 2003 tot april 2004 organiseerde de commissie voor de Sociale Aangelegenheden een hele reeks hoorzittingen met betrokkenen en experts. Werden uitgenodigd de dienst Inspectie en Opsporingen, Douane en Accijnzen Brussel, de politie, het directoraat-generaal Geneesmiddelen, de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en het Leefmilieu, het hof van beroep Gent, het FAVV, de administratie Gezondheidszorg van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ADEPS, de Vlaamse Sportfederatie en nog andere diensten en organisaties.
De commissie organiseerde ook een werkbezoek aan het dopingcontrolelaboratorium van de Universiteit van Gent en ontmoette professor Delbeke.
Op 12 april jongstleden stelde de Senaat zijn eerste aanbevelingen voor op een colloquium, waar een forum werd geboden voor discussie met het veld.
De werkzaamheden van de commissie mondden uit in een hele reeks vaststellingen en uiteraard ook aanbevelingen. Die zijn gericht op het aanbod, de opsporing en de bestraffing.
Met betrekking tot het aanbod roept de Senaat op om de reclame voor niet-voorschriftplichtige geneesmiddelen en voedingssupplementen beter te reglementeren. De organisatoren van sportmanifestaties moeten worden geresponsabiliseerd en ervoor zorgen dat deelnemers dopingvrij zijn. Ook sponsors moeten kunnen worden aangepakt, indien zij sportbeoefenaars sponsoren van wie bewezen is dat ze doping gebruiken. Geneesmiddelen die op de WADA-lijst staan, zouden moeten worden voorzien van een doorkruist olympisch logo. Een unieke barcode van sommige diergeneesmiddelen kan de tracering ervan vergemakkelijken. Het vrije voorschrijfgedrag van artsen mag niet leiden tot een oneigenlijk gebruik van die geneesmiddelen in een niet-therapeutische context.
Met betrekking tot de opsporing moeten de douanediensten worden versterkt, zodat ze meer gericht kunnen zoeken naar dopingproducten. De politiediensten moeten meer aandacht besteden aan de strijd tegen doping. Bij controles beschikken ze jammer genoeg vaak over onvoldoende achtergrondkennis om dopingproducten te herkennen. Er is dus duidelijk nood aan een bijkomende specialisatie.
Met betrekking tot de bestraffing beveelt de commissie aan dat de geneesmiddelen- en de drugswet onverkort wordt toegepast. Justitie mag geen onderscheid maken tussen iemand die verboden producten gebruikt in het kader van sportieve activiteiten en iemand die ze gebruikt om andere niet-medische redenen.
De commissie pleit ervoor sportbeoefenaars die worden betrapt op dopingproducten strafvermindering of kwijtschelding van straf te verlenen indien ze actief meewerken aan het gerechtelijk onderzoek.
Artsen die geneesmiddelen voorschrijven die niet beantwoorden aan een reële therapeutische noodzaak moeten strenger worden gestraft.
Bij de bespreking van de aanbevelingen werden heel wat opmerkingen geformuleerd en enkele amendementen ingediend. De MR had vragen bij het aanpakken van organisatoren van sportmanifestaties en de sponsors en de PS kantte zich tegen het idee van pentiti in de sport.
De aanbevelingen werden aangenomen met 9 stemmen voor bij 1 onthouding.
De VLD diende nog twee amendementen in. Het ene bepaalt dat sportbeoefenaars tegen wie een gerechtelijk onderzoek loopt wegens gebruik van doping, voor een wedstrijd of competitie moeten worden uitgesloten zolang hun naam niet is gezuiverd. Volgens het andere amendement moeten sportcompetities ook rekening houden met de fysieke vermogens van een sportbeoefenaar. Beide amendementen werden aangenomen met 8 stemmen voor bij 1 onthouding.
Ik zal nu kort de visie van de VLD-fractie verwoorden.
Op het eerste zicht heeft de Senaat niet veel te maken met de problematiek van doping in de sport. Volgens de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet zijn de gemeenschappen in ons land bevoegd voor persoonsgebonden aangelegenheden: taal, cultuur, sport, onderwijs, maar ook gezondheid. Artikel 5, paragraaf 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 geeft de gemeenschappen de bevoegdheid over alles wat te maken heeft met gezondheidspreventie en vormt daarbij de juridische basis voor het Vlaamse decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening van 27 maart 1991. Dat decreet biedt een kader om op een gezonde manier te sporten. Het handelt niet alleen over dopinggebruik, maar ook over het respecteren van een minimumleeftijd voor sporttakken en dergelijke meer. Het decreet voorziet tevens in disciplinaire sancties, schorsing en geldboetes voor personen die de decretale bepalingen met de voeten treden. Ook de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap hebben intussen een eigen decreet dat dopinggebruik verbiedt en bestraft.
Hoewel sport dus een gemeenschapsbevoegdheid is, hebben diverse aspecten ervan betrekking op federale bevoegdheden en wetten en is het gebruik, bezit, verstrekken, verhandelen en produceren van dopingproducten ook in strijd met federale regels. Denk hierbij maar aan de drugwet, de hormonenwet of de geneesmiddelenwet. Het federale niveau heeft dus wel degelijk iets in te brengen in het debat over doping in de sport.
Het is onaanvaardbaar dat iemand die in het kader van zijn sport middelen gebruikt die door de federale drugswet verboden zijn, minder zwaar wordt aangepakt dan iemand die dezelfde producten bijvoorbeeld op de dansvloer gebruikt. Deze laatste wordt als een probleemgebruiker beschouwd en zal desnoods door het parket worden vervolgd. Dus twee maten en twee gewichten.
Stilaan ontstaat het idee dat doping en sport onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Een topsporter die doping gebruikt, maakt soms een beredeneerde gok. Wordt hij betrapt, het zij zo, wordt hij niet betrapt, dan gaat hij de volgende dag voor de volle winst. Jonge, aankomende sporters zien dat en voelen zich gedwongen mee te gaan in die niet te stoppen race. Het dopingfenomeen breidt zich dan ook uit en vormt zo, op termijn, een gevaar voor de volksgezondheid. Ik zal geen namen noemen, maar waarom heeft men zich niet eerder afgevraagd of een bepaalde renner die veel bekendheid geniet, geen gebruikersprobleem had? Was er vroeger ingegrepen, dan was het drama nooit zo groot geworden.
De VLD-fractie vindt verschillende van haar ideeën in de aanbevelingen terug. Ze hebben de verdienste dat ze zich op alle betrokkenen richten, niet op de eerste plaats op de sporter, wel op de begeleiders, de sponsors, de organisatoren, de gemeenschappen, de politie en Justitie.
Ten eerste zijn er de sponsors en organisatoren. Het is maar eerlijk dat we proberen iedereen te responsabiliseren. Enkele van de aanbevelingen van de commissie wil ik toch even toelichten. Bedrijven die clubs of individuele sportbeoefenaars sponsoren, dienen hun verantwoordelijkheid op te nemen en resoluut afstand te nemen van dopinggebruik. Als sponsors blind blijven voor doping, kunnen we niet aanvaarden dat de bestede reclamebudgetten fiscaal aftrekbaar zijn. Daarom roept de Senaat de organisatoren van sportmanifestaties ook op erover te waken dat de deelnemers dopingvrij zijn. Als dergelijke signalen niet worden gegeven, dan denk ik niet dat er op het terrein ook maar het minste zal bewegen. Uit ervaring weet ik dat bepaalde grotere voetbalclubs een beroep doen op verenigingen zoals het CAD, het Centrum voor Alcohol- en andere Drugproblemen, om hun jongeren informatie te geven over het gebruik van cannabis en andere producten.
Als ze geen enkel prestatieverhogend effect hebben, moeten medicijnen een olympisch logo krijgen. Zo kunnen sportbeoefenaars bij een positieve test niet meer zeggen dat ze niet wisten dat het medicijn dat ze namen een dopingproduct was.
We zijn ook voorstander van meer expertise bij de politie. Tijdens de hoorzittingen hoorden we dat de politiediensten meer aandacht willen kunnen besteden aan doping. Politie-inspecteurs moeten daartoe de nodige opleiding krijgen. Per gerechtelijk ressort moet een politieambtenaar uit de federale of lokale politie worden aangesteld die in het domein van dopingproducten is gespecialiseerd. Die politieman geeft dan vanuit zijn standplaats steun aan lokale lopende gerechtelijke dossiers.
Doping is al te vaak geen prioriteit. Voor eenzelfde product wordt in het ene geval heel repressief opgetreden, in het andere geval helemaal niet.
Justitie zou geen onderscheid mogen maken tussen het gebruik van verboden producten bij sportieve activiteiten en andere. Als een jongeman van zeventien jaar die graag uitgaat op een avond een XTC-pil doorspeelt aan een vriendin en wordt betrapt, dan wordt hij gezien als een dealer en bestraft. Als een jongeman van zeventien een XTC-pil neemt om een fietswedstrijd te rijden, dan staan honderden mensen langs de weg te roepen dat hij harder moet rijden. Als die wordt betrapt, zullen velen vinden dat hij niet te zwaar moet worden bestraft omdat zijn XTC-gebruik veel minder problematisch wordt bevonden. Nochtans gaat het twee keer over hetzelfde product, een amfetamine, dus een harddrug die zowel in het ene als het andere geval tot verslaving kan leiden. Voor het ene gebruik treedt men vandaag te repressief op, voor het andere te laks.
In dat opzicht is het van groot belang zicht te krijgen op de producenten en de leveranciers van de dopingproducten. Sportbeoefenaars die op doping worden betrapt en die strafbaar zijn volgens de drugwet, moeten op strafvermindering of strafkwijtschelding kunnen rekenen als ze meewerken aan het onderzoek. Daartoe moet artikel 6 van de drugwet worden gewijzigd. Ook de gemeenschappen zouden voor sportbeoefenaars die op gebruik betrapt worden, via een decreet in een strafvermindering kunnen voorzien.
Geneesheren die geneesmiddelen voorschrijven die niet beantwoorden aan een therapeutische noodzaak en die aanwenden om de sportprestaties op te drijven, moeten worden gestraft.
De VLD-fractie gaat resoluut voor de nultolerantie. Elke vorm van doping is uiteindelijk competitievervalsing. Elke vorm van doping betekent dat iedereen moet gebruiken om mee te kunnen. Doping schaadt de gezondheid. Degenen die geloven dat het onder medisch toezicht verstrekken van EPO moet kunnen, dwalen. Op die manier wordt haast iedereen gedwongen om EPO te gebruiken en vroeg of laat zullen er altijd personen die er nog iets bijnemen zodat het slecht afloopt.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik besef dat ik in deze zaak een dissidente opinie vertolk, zowel in de VLD-fractie als in de hele Senaat. Het zij zo, maar ik meen toch dat ik inzake sport en doping enig recht van spreken heb.
Ik heb de bijeenkomsten van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden - overigens tot mijn spijt - niet kunnen bijwonen. De reden is dat ik voorzitter ben van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en dat die commissies op hetzelfde ogenblik vergaderen.
Ik wil de rapporteur trouwens feliciteren met zijn zeer interessante verslag. Het bevat heel veel interessante zaken, naast een aantal stommiteiten. Die laatste zijn echter afkomstig van getuigen, onder wie bijvoorbeeld een `kenner' die beweerde dat de jaarlijkse omzet aan dopingproducten zo'n acht miljard euro bedraagt - wat ik bij gebrek aan betere cijfers niet zal weerleggen - en dat tachtig procent van de jaarlijkse EPO-productie, goed voor ongeveer vier miljard euro, in de sport wordt geconsumeerd. Ik heb zelden een grotere kwakkel gehoord, even groot als beweren dat alle benzineverbruik gebeurt in het Formule 1-circuit. Uiteraard is dat niet zo. Er zijn in dit land minder beroepssportlui dan parlementsleden. Mensen die zoiets beweren zouden zich best de vraag stellen of ze niet bezig zijn een kanon te gebruiken om op een mug te schieten.
Men moet vooral niet denken dat ik dopinggebruik wil verdedigen, ook al heb ik ooit een open brief geschreven met als titel Hematocriet of hypocriet. Het is altijd gevaarlijk om over doping te spreken, want al heel snel krijgt men dan het verwijt medeplichtig te zijn. Vanochtend nog kreeg ik nog een telefoontje uit Italië, van de beroemde dokter Vanmol, die me vertelde dat een collega was aangehouden, omdat hij op zijn hotelkamer een nieuw type zuurstoffiets had staan. Die wordt in Italië als een dopingproduct beschouwd, ook al heeft de WADA, net als wij hier in België, daar een andere mening over.
Ik wil me in deze uiteenzetting beperken tot de conclusies van het commissieverslag. Ik kan die niet aanvaarden. Een eerste reden is dat de nultolerantie en de absolute veiligheid waarover daarin wordt gesproken, een groot democratisch deficit opleveren. We zijn bezig van een groep mensen misdadigers te maken. Aanbeveling 2 bijvoorbeeld lijkt me compleet in strijd met de Europese Verklaring van de rechten van de mens. Ik wil onze expert terzake, de heer Vandenberghe, vragen wat hij vindt van de bepaling dat `sportbeoefenaars tegen wie een onderzoek loopt wegens het gebruik van doping zouden worden uitgesloten van de competitie en dit zolang hun naam niet is gezuiverd.' Met andere woorden, een sportman tegen wie een onderzoek loopt, is ipso facto veroordeeld, want hij mag zijn beroep niet meer uitoefenen. Zou men kunnen aanvaarden dat een parlementslid tegen wie een onderzoek loopt, niet meer naar het parlement mag komen tot zijn onschuld bewezen is? Dit druist in tegen alle rechtsprincipes en tegen alle mensenrechten.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - We hebben met deze bezorgdheid rekening gehouden en via een amendement dat artikel strakker geformuleerd: alleen een sportman tegen wie een gerechtelijk onderzoek loopt, mag men van de competitie uitsluiten.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ook die bepaling is niet houdbaar. Men kan niemand een beroepsverbod opleggen op basis van het loutere feit dat er een gerechtelijk onderzoek loopt.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar wat de heer Luc Lamine is overkomen. Iemand die een bepaald beroep uitoefent, kan worden geschorst omdat de deontologie die met dat beroep gepaard gaat dat vereist.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Dat kan inderdaad, maar ik spreek over topsporters. Zij hebben een loopbaan van maximaal tien jaar. Als ze één of enkele jaren moeten wachten op een rechterlijke uitspraak, is hun carrière voorbij. Het gaat om ongeveer 500 mensen in de België.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik verwijs ook naar de deontologie van heel wat vrije beroepen. Ook daar kan een preventieve schorsing worden opgelegd in afwachting van een gerechtelijke uitspraak. Misschien moet er in procedures worden voorzien om de rechtszekerheid te vrijwaren, maar in ieder geval bestaat ook in het tuchtrecht het principe dat iemand kan worden geschorst op basis van een lopend onderzoek.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Dat weet ik. We zijn echter bezig met de sport en het is de sport die ik hier wens te verdedigen.
In punt 3 van de conclusies staat: `in zoverre sponsors blind zijn voor doping, kan niet worden aanvaard dat de bestede reclamebudgetten fiscaal aftrekbaar zijn'. Het eerste probleem is hoe dat juridisch kan worden bewezen. Bovendien vraag ik me af wat de draagkracht van deze bepaling is. Ik weet dat die bepaling medegeamendeerd is door Marc Wilmots, maar ik vind ze absoluut onaanvaardbaar. Het kan niet dat sponsors verantwoordelijk worden gesteld voor dopinggebruik. De sponsor is geen werkgever. Hij stelt enkel een budget ter beschikking van een ploeg. De sport is bijna louter aangewezen op sponsoring. Er zullen sponsors worden afgeschrikt. Tijdens de discussie werd zelfs voorgesteld dat farmaceutische bedrijven - ik denk aan Omega Pharma of aan Davitamon - in principe geen sportlui zouden mogen sponsoren. Dat is onaanvaardbaar.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik heb het er persoonlijk moeilijk mee dat sponsoring door farmaceutische bedrijven de indruk wekt dat sportlui iets moeten slikken om te kunnen presteren.
De aanbeveling over de sponsors werd geamendeerd omdat een sponsor inderdaad niet kan weten op welke manier een sporter zijn sportactiviteiten uitoefent. Daarom hebben we gesteld dat de opgelegde beperking enkel betrekking kan hebben op de toekomst. Wanneer een sponsor beslist een veroordeelde sporter te sponsoren, gaat het niet op dat de gemeenschap die sponsoring meefinanciert via de belastingaftrek aan de sponsor. Die uitgave mag niet meer aftrekbaar zijn van de belastingen. Wij mogen als gemeenschap het dopinggebruik van sporters niet tolereren en meefinancieren.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Mevrouw Van de Casteele, U bedoelt dat de sponsoruitgaven voor een wielerploeg die een dopingzondaar opnieuw in dienst neemt, niet meer fiscaal aftrekbaar zijn? Dat is onaanvaardbaar.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Het uitgangspunt van de commissie is ernaar te streven het dopinggebruik uit te roeien. We mogen geen tolerantie ten opzichte van dopinggebruik in onze wetgeving inbouwen. Alle aanbevelingen gaan uit van dat principe.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Als een werknemer zich bij u aanbiedt, nadat hij tien jaar in de gevangenis heeft gezeten voor moord, kunt u als werkgever daarvoor dan worden gestraft? Als een dopingzondaar gestraft is en terug aan de slag kan bij een andere werkgever, moet hij dan ook in zijn nieuwe werksfeer en zijn hele leven lang gebrandmerkt blijven en moet zijn nieuwe werkgever bovendien ook nog eens worden gestraft? Dat kan toch niet.
Volgens de vijfde aanbeveling zouden geneesmiddelen die op de lijst van de WADA staan, moeten worden voorzien van een doorkruist olympisch logo. Ik ga daarmee principieel nog akkoord; men heeft dit overigens al geprobeerd, maar alle farmaceutische bedrijven hebben dit voorstel afgewezen omdat het logo staat voor doping en er geen onderscheid wordt gemaakt met het gebruik van het middel als medicijn. Ik vind het moedig van mevrouw Van de Casteele om nog eens een poging te ondernemen.
Aanbeveling 25 luidt als volgt: `Het oplopen van een disciplinaire sanctie wegens doping mag niet betekenen dat er op systematische wijze in geen enkele vorm van strafrechtelijk gevolg wordt voorzien.' Als er een inbreuk wordt vastgesteld op de gifwet van 1921 of op de hormonenwet, dan wordt er automatisch strafvervolging ingesteld. De helft van de dopinggevallen in Wallonië en één derde in Vlaanderen betreffen cannabisgebruik. In deze Senaat werd nog niet zo lang geleden een debat gevoerd over de depenalisering van cannabisgebruik en over het gedoogbeleid terzake. Vandaag wordt ervoor gepleit om cannabisgebruik door sportlui opnieuw strafbaar te stellen, terwijl men heel goed weet dat sporters eerder toevallig cannabis gebruiken. Zij weten meestal niet dat cannabis vier tot zes weken na het gebruik nog sporen nalaat in het bloed en bij een urinestaalname worden zij dan ook positief bevonden. Hoe kan men er nu voor pleiten dat cannabisgebruik opnieuw in de strafwet wordt opgenomen?
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij pleiten niet voor de opname van nieuwe strafbepalingen, maar voor de toepassing van de geldende bepalingen van de strafwet.
Collega Germeaux heet verwezen naar het gebruik van XTC en iedereen was het erover eens dat dit altijd strafbaar moet worden gesteld. Een sportfederatie die het gebruik van bepaalde producten uit overwegingen van fair play tuchtrechtelijk wil beteugelen, kan dat doen, maar dat betekent niet dat verboden producten niet verboden zouden blijven voor heel de samenleving. Een tuchtrechtelijk sanctie voor het gebruik van bepaalde producten kan de overheid niet ontheffen van een strafrechtelijke vervolging.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Dat staat niet in de tekst. In de tekst pleit u ervoor om naast een disciplinaire sanctie, die meestal bestaat uit een schorsing of een andere vorm van beroepsverbod, ook nog een strafrechtelijke sanctie in te voeren.
Wie in beroep wil gaan tegen een veroordeling voor dopinggebruik, moet vandaag naar het buitenland gaan. Een wielrenner moet daarvoor naar Lausanne en moet op eigen kosten beroep doen op een tolk en op een advocaat. Geen enkele Albanese maffialeider die in België wordt opgepakt, wordt zo behandeld.
Bovendien staat de strafrechtelijke benadering van dopinggebruikers buiten elke verhouding. Zij worden als echte criminelen behandeld en dat druist in tegen het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Daarin hebt u volkomen gelijk, maar het betreft wel geen politieke zaak, maar een zaak van de sportfederatie. Ik denk dat inzake dopinggebruik een grote ethische verantwoordelijkheid ligt bij de sportfederaties, ook als er sancties moeten worden genomen.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - De grootste ethische verantwoordelijkheid ligt bij de wetgever. Het Parlement moet een en ander rechttrekken, maar daarvan vind ik niets terug in de tekst, noch in het debat. De geldende strafrechtelijke vervolging van het dopinggebruik is een aanfluiting van de elementaire rechten van de mens. Ik ken geen enkele andere rechtssfeer waarin een veroordeelde in beroep moet gaan in het buitenland om er eventueel opnieuw te worden veroordeeld in een vreemde taal.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het gaat daar niet om strafrecht maar om tuchtrecht.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Het gaat hier om regelrechte broodroof.
Ik kom nu bij punt 26. Ik ben het er volkomen mee eens dat het van vitaal belang is de leveranciers van dopingproducten te vatten. Ik ben het echter niet eens met strafvermindering of kwijtschelding van straf indien de sportbeoefenaars die op doping betrapt worden, meewerken aan het onderzoek krachtens de wet van 24 februari 1921. Zondaars krijgen dus strafvermindering als ze iemand anders aan de schandpaal nagelen. De bedrieger die een verrader wordt, krijgt strafvermindering. Dat leidt tot achtervolgingswaanzin. (Samenspraken)
Ik kom tot mijn conclusie. Ik kan deze aanbevelingen in eer en geweten niet goedkeuren omdat ik van oordeel ben dat men hiermee over de schreef gaat. Ik verdedig de doping niet, maar op deze manier doodt men het gezonde verstand in de sport. Ik denk daarbij vooral aan de aanbevelingen inzake de sponsorbedrijven.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - De heer Dedecker bagatelliseert het probleem van de doping. Ik wens in dat verband toch even te citeren uit het krantenartikel `Op twee weken werd ik een man' in Het Laatste Nieuws van vandaag omdat ik het bijzonder illustrerend vindt voor het probleem dat we vandaag bespreken. Spurtster Kelli White zegt daarin onder meer het volgende: `De belangrijkste reden is geld. Als je wint, kom je op de mooiste pistes en slaap je in de mooiste suites. Doperen of niet, da's de keuze tussen een kever en een limousine.' Over de andere kant van de medaille zegt ze: `Mijn menstruatiecyclus was helemaal verstoord: om de twee weken had ik mijn regels, die een volle week duurden. Ik had veel acné in mijn gezicht en op mijn schouders. Mijn stem werd zwaarder: mijn moeder herkende me niet meer aan de telefoon. Ik werd zo gespierd dat ik niet meer in mijn kleren kon. Al na twee weken kreeg ik het lichaam van een man.'
Ik vind het onze plicht de mensen te waarschuwen voor de gevaren van doping. We moeten ze ertoe aanzetten om op een gezonde manier aan sport te doen en hen duidelijk maken dat doping niet kan worden getolereerd.
De heer Jean Cornil (PS). - De heer Dedecker heeft een aantal slechte en een aantal zeer goede argumenten naar voren gebracht. Ik betreur dat hij niet aan onze werkzaamheden heeft deelgenomen. Wij bespreken dit onderwerp sinds vele maanden in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden en hebben er talrijke hoorzittingen georganiseerd. Met de commissievoorzitter werd op 12 april een colloquium georganiseerd. Daar werden pertinente opmerkingen gemaakt door beroepsmensen uit de sportwereld. Nadien was er opnieuw een debat in de commissie.
De socialistische fractie is tevreden over de kwaliteit en de ernst van het door de commissie geleverde werk inzake de strijd tegen de doping. Wij steunen zonder enig voorbehoud de resoluties behalve één, waarop ik met collega Bouarfa een amendement heb ingediend. Ik hoop dat de heer Dedecker dit amendement zal steunen. Het beoogt immers enkel aanbeveling 26 over de spijtoptanten te doen schrappen. Wij zijn er absoluut van overtuigd dat het systeem van spijtoptanten niet geschikt is om inbreuken op te sporen en tot veroordelingen te komen, zelfs al weten we dat dit reeds is ingevoerd in sommige strafwetten, zoals die over de beteugeling van de mensenhandel en de drugswet van 1921.
Volgens ons moet een nieuw instrument in de strijd tegen de doping in de sport twee essentiële elementen in balans houden: de efficiëntie van de voorgestelde maatregelen enerzijds en het risico op aantasting van de grondrechten van de individuen anderzijds. Volgens ons beantwoordt een systeem van spijtoptanten daar niet aan. De risico's zijn veel groter dan de voordelen. Het is trouwens geenszins bewezen, zoals de situatie in Italië heeft aangetoond, dat het gebruik van spijtoptanten efficiënt is. Het houdt grote risico's in voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de rechten van de verdediging.
Wij hebben over dit specifiek punt een amendement ingediend. Om elke dubbelzinnigheid te voorkomen zal mijn fractie de aanbevelingen goedkeuren. Wij zijn de eersten om de doping in de sport te bestrijden. Ikzelf zal me onthouden om duidelijk te maken dat ik de aanbeveling over de spijtoptanten afkeur.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Sport moet, sport is gezond voor iedereen. We moeten de bevolking aansporen en motiveren om meer te sporten. Meer bewegen is een van de belangrijkste preventieadviezen voor de volksgezondheid. Bovendien is sport ontspannend en gemeenschapsvormend. Kinderen en jongeren kunnen in het sportieve spel heel wat leren over spelregels in de samenleving zoals inzet en prestatiebeloning, maar ook fair play en gelijkheid van kansen aan de start. Het beeld van een gezonde en een eerlijke sport is een belangrijke hefboom voor de ontwikkeling van een actieve, optimistische samenleving. Menselijke groei begint met een gezonde geest in een gezond lichaam. Dat wist men reeds in de klassieke oudheid.
De Romeinen leerden ons echter ook waar de decadentie begint en hoe samenlevingsidealen vervagen wanneer de heersende klasse alleen zichzelf erkent. Brood en spelen dienden om de massa te entertainen en kalm te houden. De spelen werden steeds sensationeler en extravaganter en waren zeker geen voorbeeld meer van gezond leven.
Moet topsport vandaag een voorbeeld zijn van menselijke inzet en gezondheid? Wij menen van wel. De geldstromen, megacampagnes en massamedia mogen niet het laatste woord hebben. Topsport is inderdaad big business, ook omdat het kijkend en meelevend publiek in onze globaliserende wereld voortdurend groeit. Topsport moet evenwel sport blijven, waarbij menselijke inzet en het sportieve ideaal centraal staan, zowel uit respect voor de sporter als voor het genietende publiek.
Bij dat ideaal is doping de grote spelbreker. Doping gaat niet alleen over topsport. Het is een echt volksgezondheidsvraagstuk geworden waarbij iedereen betrokken is die met sport te maken heeft. Ook jongeren en liefhebbers worden steeds vaker met illegale stoffen geconfronteerd in fitnesscentra of op het internet. Doping tast de lichamelijke en psychische gezondheid aan, zowel van de beroeps- als van de amateur-sporter.
We zijn blij met de aanbevelingen die de commissie voor de Sociale Aangelegenheden na twee jaar hoorzittingen en na een debat met een groot aantal sportfederaties heeft goedgekeurd. Nultolerantie is de leidraad doorheen de aanbevelingen van de commissie. Verstandig gebruik van doping is onmogelijk. Het tolereren van een verstandig gebruik betekent dat men alle sportievelingen een loden verplichting oplegt.
Elke beroepsgroep kent zijn risico's, maar elke beroepsgroep heeft een arbeidswetgeving, waarbij het welzijn van de professionals het uiteindelijke doel is.
De aanbevelingen hebben gevolgen voor heel wat overheden. Omdat sport een belangrijk maatschappelijk verschijnsel is, zijn er bijzonder veel actoren bij betrokken: aan de ene kant sponsors, organisatoren, sportfederaties, sportredacties, dokters en begeleiders en aan de andere kant overheden zoals politiediensten, opsporingsdiensten, parketten, federale overheidsdiensten van volksgezondheid en economie, de Europese Commissie en de Vlaamse regering. Al die actoren moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Het verslag dat aan de aanbevelingen voorafgaat, heeft de verdienste dat de verantwoordelijkheden werden geanalyseerd en dat er een weg tot coördinatie werd uitgestippeld.
Het laatste hoofdstuk van de aanbevelingen heeft betrekking op de strafrechtelijke bestraffing, niet omdat politici zich graag bezighouden met het uitdenken van straffen, maar omdat een correcte en voor iedereen gelijk toepasbare bestraffing het sluitstuk vormt van bepaalde maatschappelijke keuzes. Naar analogie met de strijd tegen hormonen in het voedsel en de strijd tegen drugs moeten we ook optreden tegen het gebruik van doping in de sport. Dopinggebruik heeft immers niet enkel gevolgen voor de fair play of de deontologie van de sport. Het overstijgt de sportieve spelregels en de individuele verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid. Het heeft immers ook gevolgen voor de gezondheid van de volgende generaties.
Daarom stellen we als aanbeveling dat de strijd tegen doping en meer bepaald de strijd tegen verboden producten bij sportprestaties aandacht en prioriteit moeten krijgen bij de parketten. We vernamen immers uit de hoorzittingen dat de vervolgende instanties niet altijd onmiddellijk het belang inzien van deze strijd en dat er te weinig informatiedoorstroming is en te weinig slagkracht. Nochtans wijst de strijd tegen de hormonen in het kader van de voedselveiligheid erop dat die strijd, die een aantal jaren geleden gecoördineerd werd ingezet, inderdaad resultaten kan opleveren. Het is niet omdat het over sportieve prestaties gaat dat verboden producten minder gevaarlijk of minder verboden zouden zijn. Het is ook niet omdat er disciplinaire sancties binnen de eigen organisatie of federatie worden uitgesproken, dat het overtreden van de geneesmiddelenwet of de drugswet de samenleving niet meer zou aangaan.
Daarom vragen we dat het goede initiatief van de procureurs-generaal van Antwerpen, Gent en Brussel om de samenwerking en de informatiedoorstroming met de controle-instanties van de gemeenschap te organiseren wordt omgezet in een actie over het hele land.
Bij doping zijn niet alleen de gebruikers betrokken, maar ook de leveranciers en de producenten, die zelf niet gegrepen en uitgedaagd zijn door het sportieve ideaal, maar enkel uit zijn op geldgewin. Zij drijven het inderdaad soms zover om slachtoffers die betrapt worden, af te dreigen of soms zwijggeld te doen uitbetalen. Daarom stellen we naar analogie met de drugswet voor om sportbeoefenaars die betrapt worden, strafvermindering of mogelijk kwijtschelding van straf te geven, niet indien zij concurrenten aanklagen, maar wel indien ze meewerken aan het onderzoek. We weten dat deze aanbeveling niet door de hele commissie wordt gesteund, maar we wijzen toch op de uitdrukkelijke vraag van IOC-voorzitter Jacques Rogge om een spijtoptantenregeling uit te werken, zoals wereldwijd trouwens ook al het geval is in de tuchtprocedure in de atletiek.
Als laatste aanbeveling vragen we aandacht voor het voorschrijfgedrag van sommige artsen. Therapeutische vrijheid mag immers geen dekmantel zijn voor het voorschrijven van dopingproducten die de gezondheid ernstig schaden. De geneesmiddelenwet biedt volgens ons het instrument om onverantwoord voorschrijfgedrag aan te pakken.
We willen graag het vertrouwen in de sport en het respect voor de sportbeoefenaar herstellen. De politiek kan veel, maar niet alles. Uiteraard rust er ook een grote ethische verantwoordelijkheid bij de organisatoren en de sponsors; zij mogen geen onverantwoorde sportprestaties afdwingen en moeten internationale eenvormigheid na te streven van de procedure en het tuchtrecht. We willen dat de stigmatisering van alle sportievelingen en de Big Brother-toestanden in de sportwereld ophouden.
Daarom staan we achter deze aanbevelingen die aan de strijd tegen doping een nieuwe geloofwaardigheid kunnen geven.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik sluit me aan bij de doelstellingen die in het verslag naar voren zijn gebracht, maar ik kon de besprekingen niet van nabij volgen wegens de werkzaamheden van de commissie voor de Justitie. Toch zijn er twee punten die mijn aandacht hebben getrokken en die ook al door de voorgaande sprekers zijn besproken.
Er zijn rechtsbeginselen waar men fijnbesnaard mee om moet gaan, zoniet gaat men de verkeerde richting uit.
Ik wil ingaan op de draagwijdte van het vermoeden van onschuld, waarover collega Dedecker het heeft gehad. Kunnen wanneer er een onderzoek loopt, nog matregelen worden genomen door andere instanties zoals tuchtinstanties?
Op grond van welke elementen kan tuchtrechtelijk worden opgetreden? Alleen al het feit dat het zou volstaan dat er een gerechtelijk onderzoek loopt om automatisch een schorsingsmaatregel te nemen in afwachting van de afloop van dat onderzoek, is strijdig met het vermoeden van onschuld. Het vermoeden van onschuld is inroepbaar niet alleen voor de strafrechtbank, maar voor alle instanties waarbij wordt uitgegaan van een strafbaar feit.
Dat betekent niet dat tuchtrechtelijke instanties over geen mogelijkheden beschikken. We moeten echter precies weten wanneer dat het geval is, namelijk wanneer ze de feiten zelf beoordelen vanuit hun tuchtrechtelijke aard. Ze kunnen niet in blanco sancties opleggen. Ze kunnen wel een onderzoek instellen naar de feiten, ze vaststellen en ze beoordelen in functie van de bestaande tuchtrechtelijke regels. Dat is wat anders dan het oordeel automatisch koppelen aan het bestaan van een gerechtelijk onderzoek. In België is dat zeer eenvoudig omdat in ons land het gerechtelijk onderzoek kan gebeuren op initiatief van een privé-burger door de burgerlijke partijstelling. Als in een concurrentiële wereld een concurrent zich burgerlijke partij stelt voor bepaalde feiten, zou dit betekenen dat er automatisch een tuchtrechtelijk optreden mogelijk is omwille van het bestaan van een gerechtelijk onderzoek dat op gang werd gebracht door een burgerlijke partijstelling. Een dergelijk automatisme zou uiteraard strijdig zijn met het vermoeden van onschuld, dat een algemeen beginsel is. Het Hof van Cassatie heeft dit bevestigd door het vermoeden van onschuld uit te roepen tot algemeen rechtsbeginsel.
Het ene is niet tegenstrijdig met het andere. Tuchtrechtelijke maatregelen tegen overheidsfunctionarissen of tegen leden van de magistratuur houden ook verband met het vertrouwen dat er moet zijn in het openbaar ambt. Er bestaan bijzondere tuchtrechtelijke normen die dat vertrouwen uitdrukken, zodat feiten die niet eens strafbaar zijn, aanleiding kunnen geven tot een schorsing, mede omdat de feiten in onderzoek het vertrouwen in de werking van de openbare instellingen in het gedrang kunnen brengen. Zo is het duidelijk dat als tegen een rechter een strafrechtelijk onderzoek loopt wegens verduistering of omkoping, het vertrouwen van de rechtzoekende verloren gaat en dat de rechter inmiddels in een schorsingsprocedure zal worden betrokken. Daarbij is niet uitgesloten dat betrokkene zijn wedde behoudt. Dat is wat anders dan indien zonder meer, ingeval van een lopend gerechtelijk onderzoek, iemand automatisch wordt geschorst. Dit is een te korte motivering die juridisch problemen zou kunnen opleveren. Niets sluit echter uit dat de sportfederaties maatregelen kunnen nemen, of er nu al dan niet een onderzoek loopt en wat de stand is van het onderzoek. Het feit dat men tuchtrechtelijk wordt gesanctioneerd in afwachting van een strafrechtelijke veroordeling, is op generlei wijze strijdig met het vermoeden van onschuld indien dit op de eigen bewezen feiten steunt, maar niet op een ander dossier dat de tuchtoverheid niet kent. In dat geval zou er geen tegenspraak mogelijk zijn en treden allerlei andere beginselen naar voren.
Mijn tweede opmerking houdt verband met de spijtoptanten. De Senaat heeft zich in de commissie Georganiseerde criminaliteit meermaals over dit uitzonderlijke bewijsmiddel of verschoningsgrond gebogen.
Ik heb altijd het standpunt verdedigd dat het invoeren van specifieke strafrechtelijke bepalingen met het oog op de bestrijding van één bepaald misdrijf niet wenselijk is. Dergelijke maatregelen doen afbreuk aan de overtuigingskracht en de legitimiteit van het strafrecht. Bovendien doet het problemen rijzen met betrekking tot de proportionaliteit van de middelen. Dit houdt in dat hoe ernstiger een misdrijf is, hoe meer middelen ter beschikking moeten worden gesteld om de overtreder te bestrijden.
Ik begrijp ook niet of dopinggebruik nu onder de drugswet valt of onder een bijzondere regeling. Ofwel is doping een drug en valt hij onder de drugswet en is alles duidelijk. Ofwel is doping geen drug en valt hij er niet onder en dan zie ik niet in waarom een bijzondere regeling, zoals inzake spijtoptanten, nodig is.
Toen ik vernam dat die regeling was opgenomen in de conclusies van de commissie, heb ik onmiddellijk een vraag gesteld aan de minister van Justitie over de misdrijven waarvoor gebruik kan worden gemaakt van spijtoptanten, over het lidmaatschap van criminele organisaties en over de drugswet. Ik citeer uit het antwoord van de minister: `Via de diverse kanalen heb ik wel vernomen dat die bijzondere verschoningsgrond slechts zeer marginaal wordt toegepast. Het is dan ook niet aangewezen om ermee rekening te houden bij de vastlegging van het strafrechtelijk beleid. Een bijkomende reden voor de terughoudendheid zijn de toepassingsvoorwaarden voor deze bijzondere verschoningsgrond. De aangifte moet geschieden voor iedere vervolging. De aangifte moet geschieden vooraleer het misdrijf wordt voltrokken'. Wanneer er een uitzondering is op deze voorwaarden, het probleem dat technisch-juridisch kan rijzen bij de dopingwet, luidt het: `Wanneer voor de hoofdinbreuk enkel in een correctionele straf is voorzien, gaat de aangever vrijuit'.
Dit laatste kan belangrijk zijn voor overtredingen van de dopingreglementering. Een dopinggebruiker die wordt vervolgd zou zijn vrijspraak kunnen afkopen door iemand van dopinghandel te betichten. Bij een correctionele straf gaat de aangever vrijuit. Enkel als er een criminele straf is, kan er sprake zijn van een verlichting van de strafmaat. Het systeem van de verschoning wordt reeds in Italië gebruikt en daar is gebleken dat bepaalde dopingzondaars van het systeem gebruik maken om zelf onder een straf uit te komen. Misbruik is dus mogelijk. Iedereen weet hoe de verdediging in grote processen tewerk gaat. Ze hangt steeds een alternatief verhaal op, of dit nu op feiten is gebaseerd of niet.
Het systeem van de spijtoptanten bevat dan ook veel risico's. De doeltreffendheid weegt niet op tegen die risico's. Ook bestaat het gevaar dat het systeem wordt veralgemeend, waardoor een sfeer van verklikking ontstaat, die mijns inziens ongewenst is. Om die reden zal ik het amendement van de heer Cornil goedkeuren.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Dit debat strekt ertoe de leden die wegens andere verplichtingen niet hebben kunnen deelnemen aan de bespreking in de commissie alsnog de gelegenheid te geven het woord te nemen. Sta me dan ook toe even dieper in te gaan op de invalshoek van de heer Vandenberghe.
De regeling van de spijtoptanten bestaat reeds in andere domeinen. Tegen deze regeling kan men principieel bezwaar hebben, zoals de leden van de PS, maar in het domein van de mensenhandel heeft de invoering ervan alleszins resultaten opgeleverd. Ook in geval van drugs en hormonenproducten wordt van deze regeling gebruikt gemaakt.
Doping staat in sommige gevallen gelijk aan drugsgebruik of aan hormonengebruik. In die gevallen kan de bestaande wetgeving worden toegepast. Ik vermoed dat EPO onder de hormonenwetgeving zal ressorteren. Sommige nieuwe dopingproducten daarentegen zullen er niet onder vallen, wat betekent dat afhankelijk van het product al dan niet kan worden opgetreden.
De gemeenschappen hebben gekozen om tuchtrechtelijke sancties op te leggen in geval van dopinggebruik. Bij een proces dat in Vlaanderen tegen een sporter wordt ingespannen, wil de betrokkene soms wel voor strafvermindering gaan, maar dat moet dan op grond van het strafrecht, dus op federaal niveau. We worden hier geconfronteerd met een probleem van bevoegdheidsniveau.
In onze aanbevelingen hebben we geen regeling uitgewerkt, maar alleen gevraagd na te gaan of de regel van strafvermindering niet algemeen kan worden gebruikt. Zo kunnen we de netwerken aanpakken. Vergeten we niet dat hiermee veel geld is gemoeid.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Bij het merendeel van de voorstanders van de aanbevelingen is goed doorgedrongen dat dopinghandel, net als drugshandel en hormonenhandel, georganiseerde criminaliteit betreft.
Volgens het verslag van de Opvolgingscommissie inzake de georganiseerde criminaliteit vraagt het college van procureurs-generaal uitdrukkelijk naar het uitwerken van een regeling voor spijtoptanten met het oog op het aanpakken van deze vormen van criminaliteit.
Dat is ook het standpunt van de heer Jacques Rogge, een vooraanstaand persoon in de sportwereld, die de sporters zo goed mogelijk wil beschermen tegen de netwerken van producenten en leveranciers, die uitsluitend geldgewin op het oog hebben en zelfs zwijggeld en omertà opleggen.
Tegen dit soort georganiseerde criminaliteit moeten we medewerking uitlokken. Er is dus helemaal geen sprake van verklikken of aanklagen van anderen, maar uitsluitend van medewerking in het onderzoek.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zal daar kort op reageren, omdat die feiten en argumenten mij niet onbekend zijn. Zoals gezegd vormen de tuchtsancties voor doping in se geen probleem. Een probleem wordt het pas als het bestaan van een onderzoek wordt gebruikt als formeel criterium voor sancties. Dat gaat te ver. Op dat punt heb ik een genuanceerd standpunt ingenomen.
Wanneer het om ernstige feiten gaat die niet alleen onder de noemer `criminele organisatie', maar ook onder `bendevorming' vallen, dan is de wet van toepassing. Gezien de risico's en gezien het beginsel van de proportionaliteit, kan er dan geen spijtoptantenregeling à la carte worden uitgewerkt, zeker niet als de aard van het misdrijf of de omstandigheden niet duidelijk kunnen worden omschreven. Mijn oordeel terzake is niet definitief, maar ook de opvattingen over spijtoptanten zijn niet altijd dezelfde geweest. Ik herinner me de strijd tegen het terrorisme in de jaren 1970 in Duitsland met de hele discussie over het gebruik van spijtoptanten in de bewijsvoering. Ik verwijs ook nog even naar de discussie die in de Verenigde Staten en Australië is losgebarsten over de vraag of het verbod op folteren wel zo absoluut is. Ik vind dat het strafrecht veel terughoudender moet zijn en dat de moraliteit bij het publiek, het spontaan naleven van de norm en niet de repressie de eerste voorwaarde vormt voor een gezonde samenleving. Het is dus een probleem van normerosie dat we op de eerste plaats effectief moeten aanpakken door overtuiging. Ik heb de debatten niet gevolgd en wil ook geen afbreuk doen aan de verdiensten ervan, maar ik wil herhalen wat ik vroeger al naar voren heb gebracht. Op één punt ben ik het eens met de heer Dedecker: nog nooit heb ik mijn argumenten laten afhangen van het gezag van de ene of de andere.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Om het heden te begrijpen, moeten we de geschiedenis kennen. Tot 1991 viel doping onder het strafrecht. In de praktijk draaide dat vaak uit op straffeloosheid. Na hun veroordeling gingen sporters vaak in beroep, daarna volgde cassatie. Procedures zijn in dopingzaken enorm belangrijk. Ze werden vaak pas gestraft toen hun carrière voorbij was. Over de snelheid van de werking van onze rechtbanken moet ik toch niets vertellen? Daarom werd overgestapt naar de tuchtrechtelijke procedure, behalve voor hormonale doping en inbreuken op de gifwet van 1921. Nu wil men terug naar een strafrechtelijke procedure, die nog wordt verzwaard doordat het vermoeden van onschuld niet meer wordt erkend. Zo wordt in de jacht op doping de klok vijftien jaar teruggedraaid.
De heer Christian Brotcorne (CDH). - In de eerste plaats verzoek ik de indiener van het voorstel en de voorzitter van de commissie die dit dossier heeft behandeld, onze fractie te willen verontschuldigen omdat wij nauwelijks of zelfs helemaal niet aan de werkzaamheden hebben deelgenomen. Dat is niet omdat het onderwerp ons niet interesseerde, maar omdat we andere prioriteiten hadden. Bovendien waren we ervan overtuigd dat de voorbereidende werkzaamheden met het oog op deze aanbevelingen door alle parlementsleden in deze zaal zouden worden goedgekeurd.
Ik wil van deze gelegenheid toch gebruik maken om ons standpunt naar voren te brengen. Ik zal de tekst niet helemaal doornemen, maar me beperken tot zes essentiële elementen van deze tekst, waarmee we het over het geheel genomen eens zijn, het amendement betreffende de problematiek van de pentiti niet meegerekend. Ik zal het met mijn beide collega's bespreken en we zullen ons er bij de stemming over uitspreken.
Ik bespreek thans enkele aanbevelingen.
De eerste aanbeveling strekt ertoe strenger toe te zien op de reclame voor geneesmiddelen en voedingssupplementen. Dat is uitstekend, maar de bepaling dat de reclame op Europees niveau zal worden geregeld, gaat niet ver genoeg. Europa is al lang bezig met het opstellen van een tekst over de gezondheidsvoordelen die al dan niet mogen worden ingeroepen om de voordelen van een voedingssupplement aan te tonen. Inmiddels duren de misbruiken voort. Er zijn dagelijks voorbeelden van terug te vinden in de kranten en de supermarkten. Daarom moet de regering alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat er ter zake zo spoedig mogelijk een Europese wetgeving komt.
Met de tweede aanbeveling roept de Senaat de organisatoren van sportieve manifestaties op erover te waken dat de deelnemende sportbeoefenaars dopingvrij zijn. Voorts wordt er voorgesteld een gedragscode op te stellen waaraan elke sportwedstrijd zou moeten voldoen. Ook dat is een uitstekend idee omdat niet enkel de sporters, maar ook de organisatoren van sportwedstrijden erdoor worden geresponsabiliseerd. We mogen niet vergeten dat sporters vaak het slachtoffer zijn van oneerlijke praktijken die hun door hun entourage worden opgedrongen.
De vierde aanbeveling heeft tot doel in meer preventie en begeleiding te voorzien in de rangen van jeugd- en amateursporters en in het onderwijs. Uit de hoorzittingen in de commissie is gebleken dat de sporters niet voldoende op de hoogte zijn van de producten die al dan niet zijn toegelaten. Veel sporters laten zich door hun entourage manipuleren. Het is moeilijk daarna uit die val te ontsnappen omdat er voortdurend beter moet worden gepresteerd.
Er moet meer aandacht worden besteed aan preventie, vroegtijdige informatie en vorming, zowel over de producten als over de gevolgen op lange termijn die het gebruik ervan met zich meebrengen. Jonge sporters vormen de belangrijkste doelgroep van de sensibilisatiecampagnes.
De vijfde en de zesde aanbeveling strekken ertoe specifieke informatie aan te brengen op de verpakkingen en de bijsluiters van geneesmiddelen die op de lijst van de WADA staan. Dat is een positieve maatregel, in zoverre de gebruikers de bijsluiters lezen. Deze aanbevelingen moeten in elk geval worden toegepast, maar ik dring nogmaals aan op een oplossing op Europees niveau om concurrentievervalsing tussen de producenten te voorkomen.
Aanbeveling 20 bepaalt dat het raadzaam zou zijn dat er een samenwerkingsprotocol wordt afgesloten tussen de federale Staat en de gemeenschappen met betrekking tot de inbeslagneming van dopingproducten. Dat is een belangrijk element. In ons land vormen de verschillen in het beleid van de gemeenschappen een belemmering in de strijd tegen dopinggebruik. Zo kunnen buitenlandse - of Waalse - sporters die in Vlaanderen een disciplinaire sanctie hebben opgelopen, hun activiteiten buiten het Vlaamse grondgebied voortzetten. Dat is allesbehalve logisch! De strijd tegen doping moet eenvormig worden gevoerd.
Aanbeveling 22 en volgende benadrukken de effectieve toepassing van de wet en van de sancties, vooral ten aanzien van bevoorraders en producenten van dopingproducten. Wij zijn het daar volkomen mee eens. Uit de hoorzittingen is gebleken dat het uit het strafrecht halen van de dopingproblematiek heeft geleid tot een vrijwel volledige straffeloosheid van de entourage van de sporter, wat zeker niet de bedoeling was van de vroegere hervormingen, en wat evenmin een goede maatregel is, gelet op het belang van die entourage. We moeten de entourage van de sporters in de gaten blijven houden want de sporters kunnen nog altijd strafrechtelijke sancties oplopen.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - De entourage van de sporters kan ook worden bestraft. Die mogelijkheid bestaat reeds.
De heer Christian Brotcorne (CDH). - Inderdaad. Ik heb niet het tegendeel beweerd. Ik wou dat aspect van het probleem alleen maar benadrukken.
-De bespreking is gesloten.
De heer Cornil en mevrouw Bouarfa stellen voor de tekst van aanbeveling 26 te doen vervallen (amendement 9, zie stuk 3-366/8).
-De stemming over het amendement wordt aangehouden.
-De aangehouden stemming en de stemming over de aanbevelingen van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden hebben later plaats.
De voorzitter. - Ik stel voor het wetsontwerp en de wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)
De heer Jan Steverlynck (CD&V), rapporteur. -
De minister gaf in de commissie toelichting bij de bespreking van het wetsontwerp. Het regelt de ambulante handel en de organisatie van openbare markten en werkt een juridisch statuut uit voor de foorkramers. Om de foorkramers meer rechtszekerheid te bieden en hun toekomst te vrijwaren, legt het ontwerp een minimale sokkel van gemeenschappelijke regels vast die in alle gemeentelijke foorreglementen moeten voorkomen. Een vergelijkbare regeling geldt al voor de markten. Het gaat onder meer over transparantie bij de toewijzing van de plaatsen en een waarborgsysteem voor het behoud en de overdracht van plaatsen.
Door het beroep van ambulante handelaar op een moderen leest te schoeien zou het opnieuw aantrekkelijk moeten worden. Diverse beperkingen op het vlak van de tewerkstelling worden gewijzigd. Er worden verschillende vereenvoudigingen doorgevoerd. Het wetsontwerp voert een onderscheid in tussen een openbare markt, ingericht door een gemeente, en een privé- markt, toegestaan door de gemeente, maar ingericht op privé-initiatief.
De wet van 1993 beperkte de organisatie op openbaar domein, maar in de praktijk blijkt dat vele gemeentelijke markten op privé-terrein plaatsvinden. Het huidig wetsontwerp wettigt het inrichten van een markt op andere plaatsen dan het openbaar domein. Bovendien verleent het de privé- sector het recht initiatieven te nemen inzake het organiseren van markten.
Het wetsontwerp is het resultaat van intens overleg met de beroepsmensen, de consumenten en de vertegenwoordigers van de distributie. Er is voor een kaderwet gekozen.
Diverse senatoren gingen akkoord met het wetsontwerp en voornamelijk met de vereenvoudiging en de modernisering van het beroep. De kern van de discussie had betrekking op het artikel dat na amendering in de Kamercommissie werd aangenomen en dat de verkoop ten huize van consumenten van producten of diensten voor een totale waarde van meer dan 250 euro verbiedt. De senatoren Willems, Dedecker en Steverlynck dienden daarop amendementen in.
Het debat in de commissie handelde niet alleen over het principe van de huis-aan-huisverkoop en de misbruiken die er soms zijn, maar ook over de praktische toepassing en haalbaarheid van het geamendeerde artikel. Volgens de heren Willems en Dedecker van de VLD moet de verkoop ten huize zonder meer worden toegestaan meer. Volgens CD&V moet die verkoop eveneens zonder beperking mogelijk zijn, maar kan de Koning voor specifieke producten of diensten beperkingen opleggen om eventuele misbruiken tegen te gaan.
Er werd in de discussie gewezen op de bestaande bescherming van de wet op de handelspraktijken, zoals de bedenktijd van zeven dagen. Senator Vanlerberghe en senator Zrihen benadrukten de gevaren die verbonden zijn aan sommige agressieve praktijken en gingen akkoord met het amendement dat een principieel verbod inhoudt vanaf 250 euro, terwijl de Koning nog steeds afwijkingen kan verlenen op dit bedrag. De minister bevestigde trouwens dat ze van plan is bepaalde sectoren, zoals elektriciteit, telefonie en gas en decoratie, eventueel een afwijking te bezorgen.
Daarnaast waren er vele onduidelijkheden over het juridisch zwak gehalte van het verbod van de thuisverkoop vanaf 250 euro. Senator Van Nieuwkerke vroeg naar de definitie van de term consument en de senatoren Willems, Dedecker en Steverlynck vroegen meer duidelijkheid over de arbitraire grens van 250 euro en de interpretatie ervan. Wat gebeurt er met diensten en met steeds terugkerende periodieke diensten?
Collega Dedecker had diverse vragen over de toepasselijkheid van dit artikel op abonnementscontracten. Voorts rees de vraag van de controle en de afdwingbaarheid. Hij vreesde voor overbelasting van rechtbanken en inspectiediensten.
Na een uitgebreide discussie werd het amendement van de heren Willems en Dedecker ingetrokken en dat van de heer Steverlynck verworpen met acht tegen zes stemmen.
Een ander discussiepunt waren de home party's. Om de onzekerheid weg te nemen diende de heer Brotcorne een amendement in dat uitdrukkelijk ingaat op de organisatie van home party's. Ook de heer Steverlynck diende een amendement in die zin in. De vertegenwoordiger van de minister bevestigde formeel dat met een koninklijk besluit de mogelijkheid van home party's gewaarborgd zal worden. Beide amendementen werden verworpen.
Het wetsontwerp in zijn geheel werd ne varietur aangenomen met 11 stemmen tegen 3 onthoudingen.
Daarnaast werd ook het wetsvoorstel van senator Dedecker besproken. Dit voorstel bevat een administratieve vereenvoudiging op het vlak van het aantal personen dat over een leurderskaart dient te beschikken voor het uitoefenen van ambulante activiteiten. Het wetsvoorstel vervalt door het aannemen van het ontwerp.
Ook het wetsvoorstel van de heer Roelants du Vivier over de curiosamarkten werd vóór het ontwerp werd ingediend, al uitgebreid besproken.
De indiener stelt voor aan particulieren meer voorwaarden op te leggen om aan een markt met amateur-verkopers te kunnen deelnemen, dit ter bescherming van de bonafide, professionele ambulante handelaars. De uitzondering voor particulieren wordt immers vaak misbruikt door malafide professionele handelaars. Zij oefenen hun handel uit onder het mom van een particulier of ze verhandelen gestolen goederen of goederen die niet thuishoren op een curiosamarkt. Het wetsvoorstel stelt voor dat alleen personen die hun hoofdverblijfplaats of een tweede verblijfplaats in een bepaalde gemeente hebben, als amateur-verkopers mogen deelnemen aan curiosamarkten die de gemeente op haar grondgebied organiseert of toestaat. Het wetsvoorstel bepaalt ook dat inwoners van een dunbevolkte gemeente kunnen deelnemen aan de curiosamarkten van de gemeenten waaraan hun gemeente wordt gekoppeld. De minister moet in een koninklijk besluit bepalen welke gemeenten aan elkaar worden gekoppeld. Aan de politie wordt een aantal controletaken opgelegd.
De minister zegt dat de sector van de curiosamarkten de aandacht van de regering heeft getrokken en dat ze daarom een enquête op het terrein heeft uitgevoerd. De regering overweegt om op basis van de resultaten van die enquête krachtens de kaderwet op de ambulante handel een koninklijk besluit uit te vaardigen. Ze wil na overleg met de betrokken komen tot een goed evenwicht tussen de vragen van de professionele bonafide handelaars en de vraag van het verenigingsleven om een of tweemaal per jaar te kunnen deelnemen aan een curiosamarkt. In elk geval zal het koninklijk besluit aan de hand van een vijf- of zestal criteria moeten vastleggen of iemand een particulier, een beroeps- of een malafide beroepshandelaar onder het mom van een particulier is.
Collega Roelants du Vivier is niet echt overtuigd en meent dat er geen enkele garantie is dat de problematiek die hij heeft aangebracht door de regering ernstig wordt genomen. Uiteindelijk trekt hij zijn wetsvoorstel in.
In aansluiting op het commissieverslag wil ik graag het standpunt van de CD&V-fractie toelichten.
Het wetsontwerp komt meer dan op tijd, aangezien er al heel wat overleg met de sector heeft plaatsgevonden. De administratieve vereenvoudiging en de modernisering van de wet moeten ertoe leiden dat de sector van de ambulante activiteiten nieuw leven wordt ingeblazen. Bovendien worden de foorkramers in de nieuwe wet opgenomen. Die rechtsbescherming moet het mogelijk maken dat in de toekomst kermissen kunnen blijven plaatsvinden. De CD&V-fractie is dan ook voorstander van het wetsontwerp dat de wet van 25 juni 1993 op de ambulante praktijken grondig wijzigt.
Onze grootste kritiek slaat op een amendement dat onverwachts tijdens de bespreking in de Kamercommissie door Magda De Meyer van de SP.A-fractie werd ingediend. Het wetsontwerp bepaalt dat ten huize van consumenten geen producten of diensten mogen worden verkocht van meer dan 250 euro. Wij zouden het liever anders zien, omdat tal van distributeurs die gewoonlijk goederen van 250 euro of meer verkopen, plots met een serieuze beperking of een verbod worden geconfronteerd. Terwijl minister van Middenstand Laruelle het wetsontwerp looft, omdat het past in het geheel van de maatregelen om de oprichting van KMO's en het scheppen van banen te bevorderen, voelen velen in de sector van de thuisverkoop deze bepaling helemaal niet als dusdanig aan. De CD&V-fractie is het eens dat misbruiken moeten worden aangepakt. Of een bijna-verbod de juiste oplossing is, valt echter sterk te betwijfelen. Dergelijke aanpak heeft als groot nadeel dat heel de sector van de thuisverkoop in een slecht daglicht wordt gesteld.
De paarse meerderheid is er opnieuw in geslaagd om een hele economische sector te stigmatiseren. Was het niet beter geweest maatregelen te nemen die de valsspelers uit de markt bannen? Op die manier wordt de sector van malafide verkopers gezuiverd. Precies omdat wij een positief signaal willen geven, bevat ons amendement een algemene toelating met mogelijkheden tot beperkingen, opgelegd door de minister, indien dit nodig zou blijken.
We mogen trouwens niet vergeten dat de consument bij dergelijke deur-aan-deurverkopen ook al beschermd is door de wet op de handelspraktijken. Zo beschikt hij vandaag al over de mogelijkheid om binnen zeven dagen de verkoop zonder enige motivering te annuleren.
Het voorgestelde plafond van 250 euro werd arbitrair gekozen en is allesbehalve een doordacht criterium. Eerst werd trouwens een lager maximum van 100 euro gebruikt, dat later plots dot 250 euro werd opgetrokken. Een afdoende motivering geeft ook de minister niet.
Op juridisch vlak is de tekst allesbehalve een hoogvlieger. Het juridisch criterium is `een totale waarde van 250 euro'. Hiermee wordt in eerste instantie bedoeld dat ook de prijzen van accessoires of diensten verbonden aan het product mee in rekening moeten worden genomen. Maar wat met een verkoop van een dienst waarvan de prijs op voorhand niet bekend is? Of met een steeds terugkerende dienst, onbeperkt in de tijd, zoals abonnementscontracten. Klassieke voorbeelden zijn de keuze van een nieuwe elektriciteitsleverancier of een nieuwe telefoonoperator.
Bij de ondertekening van het contract staat hoegenaamd niet vast hoeveel de consument zal betalen, want dat is afhankelijk van zijn verbruik. Dit wetsartikel zal in de praktijk dus tot heel veel discussie leiden. De Koning kan volgens de noodwendigheden een uitzondering bepalen op het plafond.
Dat is echter een vaag begrip. Dit artikel is dus allesbehalve een mooi voorbeeld van behoorlijk bestuur. Daarom dien ik namens onze fractie opnieuw amendement 2 in op het derde lid van artikel 7. Wij stellen voor om de thuisverkoop toe te staan, maar voegen de mogelijkheid in dat de Koning voor specifieke producten of diensten beperkingen oplegt. In het amendement is geen sprake meer van het plafond van 250 euro. Ik ga ervan uit dat onze collega's van de VLD, net zoals in de commissie, dat amendement zullen steunen.
De heer Berni Collas (MR). - Het voorliggende ontwerp streeft twee doelstellingen na. Het komt tegemoet aan de vraag van de uitbaters van kermisattracties naar een nieuwe regeling en een wettelijk statuut dat hen een betere juridische bescherming biedt, in navolging van de ambulante handelaars. Voorts moderniseert het de wetgeving op de ambulante activiteiten, die niet meer beantwoordt aan de sociaal-economische evolutie en aan de noodwendigheden van de moderne handel.
Zoals de heer Steverlynck onderstreepte, handelde het debat in de commissie vooral over de wenselijkheid om de huis-aan-huisverkoop te beperken tot producten met een waarde van maximaal 250 euro. Deze maatregel past in de logica van de bescherming van de consument, zonder de sectoren die aan huis-aan-huisverkoop doen en zich niet bezondigen aan misbruiken, in moeilijkheden te brengen. De minister kan vergunningen afleveren aan sectoren waar er geen problemen zijn. Ze heeft er zich in de commissie overigens toe verbonden afwijkingen toe te staan, onder meer aan de telefoon-, elektriciteits- en watermaatschappijen.
In tegenstelling tot de geruchten die de ronde doen, vallen home party's, zoals die van Tupperware, niet onder het verbod.
Het gaat om een evenwichtige tekst die beantwoordt aan de nieuwe noden en die de talrijke beperkingen wegneemt die wegen op de uitoefening van ambulante activiteiten, die onbetwistbaar een belangrijke economisch sector uitmaken.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - De minister heeft in de commissie onderstreept dat de rommelmarkten een belangrijk probleem zijn waarvoor een gepaste oplossing moet worden gevonden. Ze heeft een koninklijk besluit in het vooruitzicht gesteld dat de beoordelingscriteria inzake rommelmarkten vastlegt en dat binnenkort door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden samen met haar zal worden besproken. De rommelmarkthandelaars zijn in dit opzicht vragende partij: sinds enkele jaren ondervinden zij de oneerlijke concurrentie van schijnparticulieren die in feite professionele handelaars zijn. Dat is een ongezonde situatie. Het gaat inderdaad wellicht om de enige economische activiteitssector waarin het zwartwerk niet alleen gedoogd, maar vaak ook aangemoedigd wordt.
Een sanering is broodnodig. Ik ben er zeker van dat de minister ons in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden binnenkort haar voorstellen zal voorleggen.
(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)
De heer Frank Creyelman (VL. BELANG). - De wijziging van de wet betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten is een goede zaak. Een eerste positief punt is dat ingegaan wordt op de vraag van de uitbaters van kermisattracties om onder dezelfde wetgeving als hun collega's te vallen. De voornaamste bedoeling van die beroepsector is erkenning te krijgen van de overheid, maar vooral te kunnen genieten van een eenduidig stelsel van toewijzing van standplaatsen op kermissen. Het wetsontwerp zorgt daarvoor. In de commissie was er eensgezindheid over dat thema.
Een tweede reden om de wet te hervormen, namelijk de ambulante handel, veroorzaakte meer discussie. Sinds de jaren negentig neemt de ambulante handel van jaar tot jaar af. Van de 19.000 ambulante handelaars in 1994, bleven er in 2000 nog 13.600 over. Dat is een daling met meer dan 30%, terwijl er bij de starters zelfs een daling is van 55%. De daling van de ambulante handel kan niet alleen aan de evolutie van de economische conjunctuur worden toegeschreven, want die creëerde in die periode zelfs meer kansen in de sector. De toename van allerlei soorten lokale markten met streekgebonden producten zit trouwens in de lift. De daling van de ambulante handel moet in hoofdzaak worden gezocht in de wetgeving zelf. De oude wet wordt als veel te strikt ervaren, ze beperkt de uitbreidingsmogelijkheden van de ondernemingen en werkt een negatieve beeldvorming in de hand door aanleiding te geven tot dubbelzinnige situaties die dan weer aan de controle van de wet ontsnappen. Zo bestaat er een bijzonder streng systeem van machtiging. De ondernemingen konden niet soepel genoeg inspelen op tijdelijke en dringende behoeften inzake de aanwerving van personeel. Tegelijkertijd zorgde de wet van 1993 ervoor dat sommige verkopers zonder commercieel doel in de illegaliteit terechtkwamen. Het huidige wetsontwerp strekt ertoe de onvolkomenheden van de vigerende wet weg te werken en kan in het algemeen op de goedkeuring van onze fractie rekenen.
Eén artikel in het wetsontwerp zorgt echter voor enige ophef in de sector. Het betreft artikel 7 dat ambulante activiteiten verbiedt wanneer de totale waarde van de verkochte goederen een bedrag van 250 euro per consument overschrijdt. Dat artikel heeft als eerste bedoeling de malafide huis-aan-huisverkopers aan te pakken. Daar is natuurlijk niets op tegen, maar met dat artikel zou het kind wel eens met het badwater kunnen worden weggegooid. Wie de burger wil oplichten, zal dat blijven doen en trekt zich niets van de regelgeving aan. Om tegen de malafide verkopers op te treden, moet niet de wet strenger worden, maar moet strenger en meer worden gecontroleerd. Door het bedrag van de ambulante handel te beperken tot 250 euro, worden enkel de goedbedoelende handelaars getergd. Zij zullen worden verplicht om allerlei trucjes te verzinnen om aan de regelgeving te ontsnappen, of in het slechtste geval zullen zij hun handel moeten stopzetten. De sector van de ambulante handel stelt nog steeds 20.000 laaggeschoolde mensen tewerk. Er moet dus omzichtig worden omgesprongen met te veel beperkingen. Trucs om aan die regelgeving te ontsnappen dienen zich nu al aan, terwijl de wet nog niet eens is goedgekeurd. Een bedrag van 250 euro per gezinslid kan nog altijd een aderlating betekenen voor een gezin als het uit meerdere personen bestaat. Voor één verkoop kunnen ook verschillende facturen van minder dan 250 euro worden gemaakt.
Artikel 7 is ons inziens overbodig omdat de consument al wordt beschermd door de wet op de handelspraktijken die consumenten bij een verkoop aan huis een bedenktijd van 7 dagen verleent. Tot na het verstrijken van de bedenktijd mag er geen betaling, noch voorschot worden gevraagd. Zo is de consument voldoende beschermd op voorwaarde tenminste dat er meer en beter wordt gecontroleerd.
Vandaag wordt veel te weinig gecontroleerd en de toepassing van artikel 7 kan onmogelijk worden gecontroleerd. Het artikel zou best worden aangepast in die zin dat alle ambulante activiteiten zonder financiële beperkingen worden toegelaten, maar met de mogelijkheid om in uitzonderingen te voorzien als er misbruiken opduiken. Dus precies het omgekeerde van wat artikel 7 bepaalt.
Collega Steverlynck heeft daartoe een nieuw amendement ingediend. Onze fractie zal dat met genoegen goedkeuren. Mocht ondanks het vernieuwde vertrouwen en de feestvreugde bij de traditionele partijen in een ander parlement, het amendement van de heer Steverlynck niet worden goedgekeurd, dan zal onze fractie zich bij de stemming over het geheel onthouden.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Eerst en vooral wil ik beklemtonen dat het wetsontwerp de goedkeuring van onze fractie wegdraagt.
Ik heb wel bedenkingen bij artikel 7. Met dat artikel wordt een goede wet verkracht en dat is te wijten aan het domme amendement dat Magda De Meyer in de Kamer heeft ingediend waardoor de totale waarde van een ambulante verkoop niet meer mag bedragen dan 250 euro per consument.
De staatssecretaris voor administratieve vereenvoudiging zal nog meer werk krijgen. In 2004 telde het Belgisch Staatsblad 80.000 pagina's, gelukkig elektronische! Consequente administratieve vereenvoudiging is niet verenigbaar met betuttelingsregels van het soort van artikel 7. Bovendien treft de bepaling een sector die werk biedt aan 20.000 mensen en die volgens UNIZO vorig jaar een omzet had van 135 miljoen euro. De bepaling is dan ook strijdig met de bedoeling van de regering om extra jobs te creëren.
De consument beschermen is uiteraard een goede zaak, maar de wet en de jurisprudentie doen dat al voldoende en bieden instrumenten om misbruik te bestrijden.
De beperking tot 250 euro is totaal overbodig, ook omdat de wet op de handelspraktijken vandaag al een voorschot of betaling verbiedt voor het verstrijken van de bedenktijd van 7 dagen. Het verzakingsbeding volstaat mijns inziens om bedrieglijke verkopen tegen te gaan.
Consumenten worden overigens niet alleen thuis overvallen door gewiekste verkopers. Dat gebeurt ook op beurzen. De wet zal de malafide praktijken niet beletten. In de plaats van een juridisch sluitende wetgeving creëert het artikel 7 een juridisch vacuüm.
Bovendien is het vanuit juridisch oogpunt niet duidelijk wat er nu precies moet worden begrepen onder 250 euro. De grens geldt ook voor het leveren van diensten. Toch kan ik me voorstellen dat voor periodiek terugkerende diensten zoals abonnementen, de consument niet weet hoeveel hij uiteindelijk zal betalen. Een abonnement op Telenet kan een eerste keer 80 euro kosten, maar nadien veel meer! Aangezien er voorzien wordt in strafsancties, moet het juridisch vacuüm worden weggewerkt.
Voor het begrip `consument' heeft de minister omschrijvingen gegeven, maar dat heeft toch veel weg van window dressing.
(Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin.)
Waarop slaat die 250 euro precies? Mag een gezin 1250 euro uitgeven als het vijf leden telt, zoals de heer Creyelman zich afvroeg. Mogen er verschillende facturen worden gemaakt die precies onder de limiet blijven? De limiet van 250 euro is arbitrair omdat het niet duidelijk is waarop ze is gebaseerd.
Dan is er het probleem van de uitzonderingen. Op basis van welke criteria zullen die uitzonderingen worden toegestaan? Gebeurt dat per product, per handelaar of per beroepscategorie? Ik opteer voor de beroepscategorie, maar ook dan vrees ik complicaties. In sommige sectoren gaat het in se om verkopen van meer dan 250 euro zonder dat de rechtmatigheid van de verkoopsovereenkomst in twijfel wordt getrokken, bijvoorbeeld in de energiesector. De mensen krijgen vandaag ten huize elektriciteits-, gas- en telefooncontracten aangeboden. Het gaat dus al lang niet meer om de gekende huis-aan-huisverkoop van encyclopedieën.
Veel dienstencontracten maken gebruik van de stilzwijgende verlenging. Als het de bedoeling is om dat te verbieden, dan moet ook het Burgerlijk Wetboek worden aangepast. Daarnaast is er het geval van de gelijktijdige levering van een goed en een dienst waarbij de prijs van de dienst op voorhand niet nauwkeurig kan worden ingeschat. De Koning kan voor bepaalde noodwendigheden afwijkingen verlenen op de beperking van 250 euro per consument. Wij stelden voor die `noodwendigheden', dat wij een te algemeen begrip vinden, te vervangen door `bepaalde sectoren en bepaalde handelsactiviteiten'. Op die manier kunnen in de toekomst veel problemen worden voorkomen.
Er rijzen ook vragen bij de controle en de afdwingbaarheid. Kortom ik vrees dat artikel 7 heel wat overbodige rechtszaken zal veroorzaken.
De minister antwoordde dat de dienstencontracten die voor onbepaalde duur en zonder mogelijkheid tot opzegging worden gesloten, een oneindige multiplicator van het grensbedrag inhouden. Het is dus verboden om dat type contracten aan te bieden. Voor mij is dat een aanslag op de vrije handel en een bron van juridische disputen.
Het is jammer dat een goed wetsvoorstel wordt uitgehold door een amendement dat in de Kamer werd aangenomen.
De heer Luc Willems (VLD). - Ik heb nog een korte aanvulling bij de uiteenzetting van senator Dedecker.
Ik ben het met hem eens dat het jammer is dat een goed wetsvoorstel waarover degelijk overleg is gepleegd, door een amendement wordt onderuit gehaald. Ik vind het vooral jammer dat de Senaat zinvolle opmerkingen maakt, maar zich uiteindelijk neerlegt bij de beslissingen van de Kamer.
De dienst Wetsevaluatie heeft enkele bijzonder interessante opmerkingen geformuleerd, bijvoorbeeld over de definitie van de term `consument'. Staat een gezin van vier personen gelijk aan één consument of aan vier? We hebben geen antwoord gekregen op die pertinente vragen, wat die wet onvermijdelijk zal uithollen.
Het gaat bovendien om een wetsbepaling waar straffen aan verbonden zijn. Dat kan gaan tot drie jaar gevangenisstraf. De rechtbanken zullen met die interpretatie zeer restrictief moeten omgaan. Het amendement maakt van dit artikel een dode mus en heeft tot gevolg dat heel wat handelaars die te goeder trouw zijn, nog veel hinder zullen ondervinden in hun gewone werkzaamheden. Bovendien zal er heel wat werkgelegenheid voor ongeschoolden verloren gaan.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - De verschillende sectoren van de ambulante handel verwelkomen deze wet. Ze leidt tot meer vereenvoudiging, transparantie en modernisering, met eerbiediging van de gemeentelijke autonomie.
De bespreking van vandaag is een weerspiegeling van de bespreking in de commissie. Ik weet dat sommigen van u problemen hebben met de beperking tot 250 euro. Dat betekent niet dat het geheel van de wet, waarop de sector al meer dan twintig jaar wacht, moet worden verworpen. De tekst leidt tot vereenvoudiging, zal de sector nieuw leven inblazen en tegemoetkomen aan de problematiek van de rommelmarkten, waarop door de heer Roelants du Vivier werd gewezen.
Wat de huis-aan-huisverkoop betreft, - dit geldt niet voor verkoop van het Tupperware-genre - is het de bedoeling oneerlijke praktijken te voorkomen en goede praktijken toe te laten. Daartoe zijn er twee mogelijkheden.
De eerste, die in het ontwerp wordt voorgesteld, legt bepaalde grenzen vast, waarbij de regering evenwel afwijkingen mag toestaan voor bepaalde sectoren zoals, gas, elektriciteit en decoratie. Ik heb de senatoren gevraagd me te laten weten welke sectoren voor een afwijking in aanmerking komen. Deze optie beoogt zowel de bescherming van de consument als de toepassing van correcte handelspraktijken.
De tweede mogelijkheid, die we in de amendementen vinden, bestaat erin alles toe te laten, maar bij koninklijk besluit een aantal sectoren of soorten van verkoop te verbieden.
Beide mogelijkheden streven dezelfde doelstelling na. In het onderhavige ontwerp werd voor de eerste mogelijkheid geopteerd. Uit de toepassing van de wet en de evaluatie ervan zal blijken of onze keuze de juiste was.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ons amendement heeft de bedoeling een discussie te vermijden over het bedrag van 250 euro. De bepaling in het ontwerp kan immers tot heel wat problemen leiden, aangezien er in het ontwerp strafbepalingen zijn opgenomen.
Wij willen met ons amendement een positief signaal geven aan de mensen die vandaag op een wettelijke en loyale wijze hun brood verdienen en die door de tekst van het artikel worden gestigmatiseerd.
Bovendien biedt ons amendement de minister de mogelijkheid in te grijpen wanneer zich malafide praktijken voordoen.
Vanuit juridisch oogpunt is het is beter de bepaling over het bedrag van 250 euro te schrappen, omdat ze aanleiding geeft tot onduidelijkheid.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Ik ben veeleer geneigd te geloven in de gevoeligheid van personen dan van partijen. In de Kamer heeft CD&V voor het ontwerp gestemd, ook voor de beperking tot 250 euro en de eventuele afwijkingen. Elke gevoeligheid is eerbaar; het komt erop aan dat we een gemeenschappelijke doelstelling nastreven. Dat is hier het geval.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Mevrouw de minister, u hoeft zich geen zorgen te maken. Er zijn zelfs partijvoorzitters die in andere parlementen verschillende verklaringen afleggen.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-1534/7.)
De voorzitter. - Artikel 7 luidt:
Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"Art. 4. - §1. De uitoefening van ambulante activiteiten is toegelaten, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, op de openbare en private markten, de openbare weg, op de andere plaatsen van het openbaar domein, op de plaatsen grenzend aan de openbare weg en op de commerciële parkingplaatsen.
Worden met de openbare weg gelijkgesteld, de parkingplaatsen gelegen op de openbare weg, de winkelgalerijen, de stations-, luchthaven- en metrohallen en de plaatsen waar kermissen doorgaan.
Het uitoefenen van ambulante activiteiten is eveneens ten huize van consumenten toegelaten, voor zover deze activiteiten betrekking hebben op producten of diensten voor een totale waarde van minder dan 250 euro per consument. De Koning kan afwijking verlenen op dit bedrag voor bepaalde noodwendigheden.
De Koning kan, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, het toepassingsgebied van ambulante activiteiten tot andere plaatsen uitbreiden.
§2. De uitoefening van kermisactiviteiten is toegelaten op kermissen en op alle andere plaatsen, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II."
Op dit artikel heeft de heer Steverlynck amendement 2 ingediend (zie stuk 3-1112/2) dat luidt:
Het derde lid van het voorgestelde artikel 4, §1, vervangen als volgt:
"Het uitoefenen van ambulante activiteiten is eveneens ten huize van consumenten toegelaten. De Koning kan evenwel voor specifieke producten of diensten beperkingen opleggen."
-De aangehouden stemming en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.
Mevrouw Olga Zrihen (PS), corapporteur. - Om in de statuten van de EBWO Mongolië gelijk te stellen met een Centraal- of Oost-Europees land hebben, onder impuls van sommige landen zoals Luxemburg, Nederland en Japan, de Raad van Bewind en de Gouverneurs van de EBWO een resolutie goedgekeurd om artikel 1 van de EBWO-statuten te wijzigen om Mongolië toe te laten als ontvangend land.
Mongolië was reeds lid van de bank sinds 9 oktober 2000 en zijn toelating als ontvangend land lijkt gerechtvaardigd omdat het dicht bij voormalige Sovjetlanden ligt en daarvan sterk afhankelijk is, maar ook omdat het gelijkaardige problemen heeft als de andere ontvangende landen van de bank. Daarnaast moet de privé-sector, die nu bijna onbestaande is, tot ontwikkeling worden gebracht.
Als stichtend lid van de EBWO moet België zich vandaag uitspreken over de wijziging van artikel 1 van de EBWO-statuten, dat wil zeggen over de gelijkstelling van Mongolië met een Centraal- of Oost-Europees land.
Tot nu toe behoorde Mongolië niet tot die categorie, hoewel het onmiddellijk grenst aan de Russische Federatie en Kazakstan en gelijkaardige economische problemen kent als de andere ontvangende landen.
Dit wetsontwerp breidt het geografische toepassingsgebied voor de realisatie van de doelstellingen van de EBWO uit. Die doelstelling is bijdragen aan de wederopbouw en de economische ontwikkeling van landen die zich ertoe verbinden de principes van democratie en pluralisme te eerbiedigen en toe te passen, daarbij steunend op de economische ontwikkeling.
Het getuigt dus van logica en coherentie om zich uit te spreken ten gunste van de gelijkstelling van Mongolië met landen die zich in gelijkaardige omstandigheden bevinden. Er moet worden benadrukt dat Mongolië al lid is van de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-887/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)
Mevrouw Olga Zrihen (PS), corapporteur. - Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, en het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt werden op dinsdag 17 mei 2005 aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, op basis van de evocatieprocedure.
Het gaat om de omzetting van twee Europese richtlijnen. Tijdens het debat kwamen niet alleen de technische aspecten aan bod. De compromisvoorstellen zijn het resultaat van confrontaties van tegengestelde visies op de energiemarkt en vooral op de opening van die markt.
Op het eerste gezicht haalt de consument voordeel uit die opening. We mogen echter niet vergeten dat de energie deel uitmaakt van netdiensten die een collectief nut als einddoel hebben. Het gaat trouwens om authentieke openbare goederen die een belangrijke invloed hebben op de economische ontwikkeling en het milieu, terwijl de investeringen maar op lange termijn renderen.
De ondernemingen in de sector zijn, om de rentabiliteitsdrempel te bereiken, bijgevolg geneigd om concentraties op te zetten om essentiële delen van de markt te bezetten en uiteindelijk een monopoliepositie te verwerven.
Hierover bestonden uiteenlopende visies en er werd bijgevolg uitvoerig over gedebatteerd. De monopoliepositie breekt vaak de zogenaamde eerbare doelstellingen inzake kwaliteit, lage prijzen en efficiëntie.
Dat is bijzonder jammer wanneer het gaat om diensten van algemeen belang die nodig zijn om mensen en gebieden in de gemeenschap te integreren. De openbare dienst moet dus werkelijk een openbare dienst blijven. Het is in het kader van de liberalisering en de totstandbrenging van een Europese interne markt van fundamenteel belang dat een regulator die dienst organiseert, controleert en garandeert en ten opzichte van de verbruiker niet alleen borg staat voor de kwaliteit en de bevoorrading, maar op lange termijn ook voor de zekerheid van de bevoorrading.
Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen beoogt de omzetting van een Europese richtlijn betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG.
Er bestaan talrijke overeenkomsten met het ontwerp betreffende de elektriciteitsmarkt. De verschillen hebben betrekking op het feit dat gas, in tegenstelling tot elektriciteit, kan worden opgeslagen en op het feit dat België zijn elektriciteit zelf produceert, maar gas moet invoeren.
Het ontwerp tot omzetting van de richtlijn vertoont vier aspecten: de aanwijzing van één of meerdere netbeheerders; de juridische scheiding - elke beheerder van het vervoersnet die deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde onderneming moet onafhankelijkheidswaarborgen voorleggen -; de gereguleerde toegang van derden tot het net en de versnelling van het tijdpad voor de opening van de gasmarkt, wat betekent dat men de vrijmaking in die sector wil bespoedigen.
Het wetsontwerp geeft uitvoering aan een aantal bepalingen van het federale regeerakkoord van 14 juli 2003. Hier wijkt het dus af van de vermelde richtlijn. Voor het vervoer werd een mechanisme van meerjarentarieven uitgewerkt in plaats van de huidige jaarlijkse tarieven. Op die manier komt men tegemoet aan de eisen inzake voorzienbaarheid en stabiliteit die in de Europese richtlijn worde gesteld.
Het principe van de meerjarentarieven kreeg in het verleden veel kritiek, maar de meeste sprekers vonden dit een voordeel omdat het de distributeurs er niet toe noopt gedurende jaren gas of elektriciteit tegen irreële prijzen te leveren, ongeacht de evolutie van de situatie en omdat de verbruikers eindelijk de kosten zullen kunnen inschatten.
Voorts worden de opdrachten van de bevoegde overheden inzake liberalisering van de aardgasmarkt opnieuw gedefinieerd. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de beleidsvoorbereidende opdracht van de administratie en de opdrachten inzake toezicht op de marktregulator, namelijk de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, de CREG.
Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt beoogt de omzetting van de Europese richtlijn 2003/54/EG betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit.
Het ontwerp tot omzetting van de richtlijn betreffende de elektriciteit heeft betrekking op volgende punten: invoering van een procedure van offerteaanvraag voor de bouw van nieuwe elektriciteitsproductie-installaties; nieuwe onafhankelijkheidsregels voor de beheerder van het transmissienet, die rekening houden met de regels van corporate governance ingevoerd door de wet van 2 augustus 2002 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen; invoering van openbare dienstverplichtingen inzake transparante leveringsvoorwaarden.
Aangezien ook dit wetsontwerp uitvoering geeft aan enkele bepalingen van het federale regeerakkoord van 14 juli 2003, wijkt het af van de vermelde richtlijn.
Er wordt een mechanisme van meerjarentarieven ingevoerd in plaats van de huidige methode van jaarlijkse prijzen, waarmee men tegemoet komt aan de eisen van de Europese richtlijn inzake voorzienbaarheid en stabiliteit.
Er komen nieuwe omschrijvingen van de opdrachten van de bevoegde overheden inzake vrijmaking van de markt. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de beleidsvoorbereidende opdrachten van de administratie en de opdrachten van de marktregulator inzake toezicht. Het onderscheid tussen de rol van de administratie en die van de CREG is het resultaat van een regeringsbeslissing. Zo wordt de administratie belast met de analyse van de manier waarop het land in de volgende jaren van elektriciteit zal worden voorzien. De onafhankelijke regulator moet erop toezien dat alles correct verloopt.
Voor het overige verwijs ik naar het schriftelijke verslag. De belangrijkste conclusie uit het geanimeerde debat is dat we erin geslaagd zijn de richtlijnen binnen de vereiste termijn om te zetten. Op die manier sparen we een dwangsom uit van 25.000 euro per dag vertraging.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Mevrouw Zrihen heeft erop gewezen dat we een boete van 25.000 euro per dag kunnen uitsparen, maar ze heeft er niet aan toegevoegd dat de betrokken Europese richtlijnen reeds op 1 juli van vorig jaar in Belgische wetgeving hadden moeten zijn omgezet. Ondanks een eerste veroordeling wordt de omzetting van de richtlijnen, die van juni 2003 dateren, pas vandaag behandeld. Hoewel we de boete van 25.000 euro per dag makkelijk hadden kunnen vermijden door de Europese richtlijnen eenvoudigweg om te zetten in Belgisch recht, verkoos de minister van de gelegenheid gebruik te maken om marktregulerend op te treden. Precies hier wringt het schoentje.
Het verslag was verbazend snel klaar. De diensten van de Senaat stellen dus alles in het werk om de minister bij te staan en te vermijden dat er nutteloze uitgaven worden gedaan die in de Europese kas belanden. Ik deel het optimisme en de positieve ingesteldheid van de rapporteur ten aanzien van deze wet echter niet. Het is overigens weinig waarschijnlijk dat de socialistische of de liberale regeringspartners de tekst die ons ter stemming wordt voorgelegd, zelf hebben uitgewerkt. Het lijdt geen twijfel dat de tekst werd uitgewerkt door of in opdracht van SUEZ.
Hoe kan een politicus, die bezorgd is om de prijs die de private of industriële verbruiker uiteindelijk zal betalen, aanvaarden dat de netwerkstructuren die de gelijke toegang tot de klanten moeten garanderen en die de garantie moeten zijn dat de elektriciteitsproducenten en de marktoperatoren effectief toegang krijgen tot de markt en op die markt kunnen concurreren, medebeheerd wordt door een operator/leverancier die een blokkeringsminderheid heeft? Meer nog, het gaat om een operator/leverancier die in feite de enige is die over de gegevens van de klanten beschikt. Richten we ons in dit land in het raam van de liberalisering van de energiemarkt op open concurrentie of willen we de bevoordeling van één operator?
In wezen is er maar één manier om tot een correcte regulering te komen: elke band tussen netbeheerders en marktoperatoren verbieden. Waarom is de netbeheerder geen neutraal overheidsbedrijf met als uitsluitend oogmerk de netten zo goed mogelijk te beheren en aan de vraag van de klanten te voldoen tegen de laagst mogelijke nettarieven?
Dit ontwerp is op dat vlak uitermate ontgoochelend. Er wordt niets gedaan aan de bestaande netbelemmeringen. Het volstaat niet een beroep te doen op het mededingingsrecht. Dat sanctioneert immers niet tegenover de dominante positie, maar enkel een eventueel misbruik van zo'n positie. Maar hoe moet men, ten aanzien van een leverancier die over een monopoliepositie beschikt, bewijzen dat er misbruik is, als men geen enkel referentiekader heeft?
Dit is overigens geen Belgo-Belgische aangelegenheid: in functie van de uitvoering van een Europese richtlijn is het aangewezen om de energiebevoorrading eerder vanuit Europees oogpunt te bekijken.
Het komt er niet op aan Electrabel te verzwakken, zoals blijkt uit het voorstel dat collega's Dedecker en Martens aan het uitbroeden zijn, doch de toegang van andere aanbieders mogelijk te maken. Volgens hen zou niemand meer dan 37 procent van de markt mogen hebben. Men kan dat best vergelijken met een succesvolle bakker die dagelijks 150 broden zou kunnen verkopen, maar die door dirigistische liberalen verplicht wordt voortaan nog slechts 50 broden te verkopen. Voor de andere 100 broden moeten er andere bakkers op de markt komen. Dat houdt geen steek. Als dat de voorwaarden zijn om concurrentie tot stand te brengen, zijn we verkeerd bezig. De strijd moet gevoerd worden op het vlak van kwaliteit, duurzaamheid, prijs en niet door het afschermen van een markt of een marktaandeel waarbij men artificieel buitenlandse leveranciers importeert en de bestaande leverancier straft. Bij de bespreking van hun voorstel zullen we daarop terugkomen.
Het gaat om een totaal verkeerde benadering van het marktprincipe. We moeten een open concurrentie krijgen tussen de operatoren en geen artificiële ingreep waarbij van bovenuit wordt opgelegd dat een operator maar een bepaald deel van de markt krijgt.
Bij de inwerkingtreding van de Europese richtlijn komt het erop aan dat geen enkele marktpartij voordeel mag halen uit haar participatie in een netbeheerder. Deze partij mag zeker geen blokkeringsminderheid hebben in de netwerkbeheerder. Zulks druist in tegen de belangen van zowel de privé- als van de industriële verbruiker. Als de minister Electrabel in Elia en Fluxys absoluut wil behouden, waarom dan de participatie niet terugdringen beneden de blokkeringsgrens?
De vraag rijst bovendien of een beursgenoteerde vennootschap wel degelijk nodig was. Een beursgenoteerde vennootschap heeft als opdracht zijn winsten te maximaliseren. Elia en Fluxys hebben tegenover hun aandeelhouders de plicht ervoor te zorgen dat hun winst maximaal is. En hun winst kan slechts maximaal zijn als de prijs voor het transport van energie op ons grondgebied ook hoog genoeg is.
De heer Paul Wille (VLD). - Dat is de wet.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Wij zijn de wetgevers. Een beursgenoteerde vennootschap is niet het aangewezen instrument.
De klanten - en dat is iedereen - zullen de rekening moeten betalen. De CREG wordt gekortwiekt. De strenge en correcte regulator betaalt de tol voor de reputatie die hij de jongste jaren heeft opgebouwd in de verdediging van de belangen van de verbruikers. Daarmee heeft hij ook het algemeen belang verdedigd. Dit zou ook de basisbekommernis van de regering moeten zijn, maar dat is met dit wetsontwerp duidelijk niet het geval.
De regels inzake corporate governance worden voor de twee maatschappijen gewijzigd. Dit is een verkeerd signaal. Als men aanvaardt dat het hier niet om een openbaar bestuur of een overheidsbedrijf moet gaan, als men aanvaardt dat andere maatschappijen - operatoren - een participatie kunnen nemen en zelfs een blokkeringsminderheid kunnen verwerven, zou men er minstens voor moeten zorgen dat in het interne beheer van de maatschappij de vertegenwoordigers van de publieke sector en de onafhankelijke beheerders, die geacht worden het algemeen belang te verdedigen, een meerderheid zouden hebben. Welnu, dit geldt voor een deel voor de elektriciteitswet, maar helemaal niet voor de gaswet.
Ten slotte heb ik nog enkele opmerkingen over de tarieven. Mevrouw Zrihen stelde dat de nieuwe tarievenformule voordelen heeft. Ik ben het daarmee niet eens. Momenteel worden de tarieven vastgelegd op basis van de reële kosten en een bepaalde winstmarge die nodig is voor nieuwe investeringen. Dit systeem wordt vervangen door een meerjarig contract dat gebaseerd is op kostenramingen. Iedereen die met de bedrijfswereld vertrouwd is, weet dat pas na twee tot vier jaar kan worden vastgesteld of de reële uitgaven overeenstemmen met de ramingen. De kostprijs van de energie zal in de realiteit hoger zijn dan hij had mogen zijn. De verbruiker zal te veel hebben betaald.
Wie de wet er grondig op naleest zal merken dat de netwerkbeheerder in geval van uitzonderlijke omstandigheden de prijzen mag aanpassen. Iedereen zal het met mij eens zijn dat het hier niet om een prijsverlaging zal gaan.
Artikel 17 bepaalt dat het vaste gedeelte van de tarieven voor de beschermde klanten terug wordt ingevoerd. Ondanks de technologische mogelijkheden op het vlak van de informatica wordt opnieuw een vast gedeelte in de facturatie ingevoerd voor de sociaal zwakkeren. Zij die het steeds hebben over sociale rechtvaardigheid moeten dit maar eens proberen te verantwoorden!
De heer Christian Brotcorne (CDH). - De heer Schouppe en ikzelf zitten in dit dossier op dezelfde golflengte en ik zal dus niet herhalen wat hij al op uitstekende wijze heeft uiteengezet. Ik zal mij beperken tot de drie essentiële redenen waarom wij dit ontwerp niet steunen.
Het ontwerp zet een Europese richtlijn om in Belgisch recht maar tot onze verbazing voert het ook nieuwe regels in en worden de spelregels enigszins gewijzigd. Dat is de eerste reden waarom we tegen dit ontwerp zijn. In de twee voorliggende teksten wordt de macht van de Commissie voor de regulering van elektriciteit en gas (CREG) aan banden gelegd. De CREG heeft tot nog toe goed gefunctioneerd, tot tevredenheid van operatoren en zowel particuliere als professionele gebruikers. Nu wordt de CREG de mogelijkheid ontnomen om prospectieve onderzoeken te verrichten.
De minister kondigde in de commissie aan dat die voortaan aan de administratie worden toevertrouwd. Het gaat om een bewuste beleidskeuze: in de regeringsverklaring staat dat dit soort onderzoeken voor een reeks materies niet meer aan derden moet worden toevertrouwd, noch aan externe deskundigen, maar in de mate van het mogelijke aan de administratie. Dat klopt misschien in sommige gevallen, maar is dat wel raadzaam voor gas en elektriciteit? Deze vraag dient te worden gesteld, aangezien de CREG dit soort onderzoek al minstens tweemaal heeft uitgevoerd. Alle actoren waren tevreden over de kwaliteit van het geleverde werk.
Zal de administratie over voldoende financiële en menselijke middelen beschikken om dit soort werk uit te voeren? Zal ze even onafhankelijk te werk kunnen gaan als de CREG? Dat valt te betwijfelen, gelet op de uistekende kwaliteit van het werk dat de CREG aflevert. Bovendien is de CREG ook een plaats voor sociaal overleg, waar alle betrokken actoren aan de debatten kunnen deelnemen. Dat zal niet meer het geval zijn als die opdracht door de administratie wordt overgenomen. In een delicaat dossier als dit, was het eenvoudiger geweest de prospectieve onderzoeken verder toe te vertrouwen aan de CREG, die op dit punt al haar sporen heeft verdiend.
Ik kom nu tot de tweede reden waarom we tegen dit ontwerp zijn. Het is niet erg duidelijk waarom in de twee voorliggende ontwerpen de verplichtingen en procedures niet dezelfde zijn voor beheerders in de gassector en in de elektriciteitssector. Men heeft beheerders met twee snelheden: de onafhankelijkheid van de ene wordt versterkt en wordt minder strikt in het andere geval. De enige verklaring die de minister ons in de commissie heeft gegeven is dat de ene vennootschap beursgenoteerd is en de andere nog niet.
Persoonlijk denk ik dat vanaf het ogenblik dat er netbeheerders optreden die geleid worden door bestuurders, ze in beide gevallen moeten onderworpen worden aan dezelfde benoemings- en onafhankelijkheidsregels.
De derde reden waarom we tegen deze ontwerpen zijn, is dat veel te weinig wordt aangegeven hoe de netbeheerders hun kosten zullen moeten beperken. De bedoeling is nochtans dat de kostprijs voor de particuliere of professionele verbruiker uiteindelijk zo laag mogelijk wordt gehouden. In België bestaat er nog een marge om de bestaande tarieven te verlagen. Diverse studies tonen aan dat de tarieven voor gas en elektriciteit in ons land hoger liggen dan ze zouden kunnen zijn. De netbeheerders worden er niet genoeg toe aangezet om hun tarieven te verlagen.
Het ontwerp zegt hoe de door de tarieven gegenereerde bonus moet worden aangewend. In de twee teksten is er sprake van een bonus die moet worden verdeeld bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Als er een bonus is, betekent dit dat sommige tarieven hoger zijn dan wat nodig is om de werkelijke kosten van de netbeheerder te dekken. Als de aanwending van die bonus niet precies wordt geregeld, zou men kunnen denken dat men, vermits het einddoel de beursnotering van de netbeheerders is, de aandeelhouders en bijgevolg de herverdeling van die bonus in de vorm van dividenden niet bevordert. Wij hebben ervoor gepleit om deze bonus te herverdelen rekening houdend met de eisen van een commerciële vennootschap die dus moet kunnen investeren en de aandeelhouders moet kunnen belonen, terwijl ook voldaan wordt aan de beleidsoptie van een verlaging van de tarieven. We hebben daarover geen enkele zekerheid gekregen.
De manier waarop een bonus moet worden verdeeld is geregeld, maar er wordt niets bepaald voor het geval van een malus of een negatief saldo. In een dergelijke hypothese doet de afwezigheid van duidelijke stimulansen het risico op een tariefverhoging toenemen, want dat is de gemakkelijkste manier om dat negatieve saldo weg te werken.
Dit ontwerp bevat onvoldoende stimulansen om de netbeheerders aan te moedigen.
Om deze drie redenen zijn we niet bereid deze twee ontwerpen te steunen. Ze beantwoorden niet aan de vooropgestelde doeleinden van georganiseerde en verhoogde concurrentie die tot lagere prijzen voor de consument moet leiden.
De heer Luc Willems (VLD). - Tot nog toe hebben we vooral gedebatteerd over de vrijmaking van de markt, ook al staat de beoogde hervorming, als we het wetsontwerp goed lezen, minder in het teken van de liberalisering dan van het waarborgen van de bevoorrading en van de onafhankelijkheid van de netbeheerders. Laten we hopen dat dit dan ook goed functioneert.
De indruk wordt altijd gewekt dat we een vrijgemaakte markt hebben, maar eigenlijk is dit eerder een illusie. Een vrije markt kan enkel functioneren als er een regulator is, die erop toeziet dat iedereen de regels van het spel naleeft, en als niet één operator een dominante positie inneemt. Ons probleem is precies dat we wel één privé-operator hebben, namelijk Electrabel, die zich zou moeten toeleggen op productie en levering en zich niet met transmissie en distributie zou moeten bezighouden.
Het probleem is ook dat de energiemarkt niet te vergelijken is met de telecommunicatiemarkt. De telecommunicatie is een groeimarkt en aangezien er steeds klanten bijkomen, wordt het voor de bakkers van collega Schouppe makkelijker om hun taarten te verkopen. De energiemarkt is geen groeimarkt en we moeten dus proberen de taart die er is, te verdelen en te zorgen voor een vrije concurrentie. De monopoliepositie die een van de spelers nu bekleedt, is eigenlijk tot stand gekomen met de hulp van de politiek en de lokale besturen. Wat kunnen we tegen deze vastgeroeste situatie en heilige huisjes beginnen? Dat vergt een overheidsingrijpen. De overheid moet optreden en erop toezien dat de regels van het spel worden nageleefd.
Ik heb goed geluisterd naar de uiteenzetting van de heer Schouppe. Ze was extreem liberaal en ik voelde me zelfs langs mijn blauwe flank gepasseerd. Op het ogenblik zijn er echter besprekingen aan de gang tussen lokale vertegenwoordigers om GeDIS, Indexis en ENV te fuseren, waarbij Electrabel minstens 30% van het geheel in handen zou moeten hebben. Ik hoor de heer Schouppe graag zeggen wat hij daarnet zei, maar hij zou het dossier eens moeten opvragen en nagaan welke concrete besprekingen er worden gevoerd, want in de lokale besturen, de vroegere intercommunales, is er een meerderheid aan CD&V-bestuurders die meebeslissen over de distributie.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - De publieke sector is niet beperkt tot de staat of de gewesten. Ook de gemeenten behoren daartoe.
De heer Luc Willems (VLD). - We moeten natuurlijk opletten dat de plenaire vergadering niet elke keer een symposium wordt waarop alleen grote theorieën worden verkondigd. We moeten ook naar de realiteit kijken en de realiteit van dit ogenblik is dat er besprekingen aan de gang zijn tussen vertegenwoordigers van lokale besturen om samen met Electrabel de distributie in één grote fusie onder te brengen. Distributie is immers geen element van de vrije markt, maar een natuurlijk monopolie dat in overheidshanden moet zijn en ook perfect kan zijn, maar er is een tegengestelde beweging aan de gang.
Wat de heer Schouppe zegt, is misschien correct, maar de toepassing op het terrein klopt niet. De minister heeft in de commissie gezegd bereid te zijn over de vrijmaking van de productie opnieuw in de Senaat te debatteren. Het kan toch niet de bedoeling zijn hier grote liberale principes te verkondigen en op het terrein ervoor te zorgen dat alles gebetonneerd wordt. We moeten de oude gewaden van de intercommunales afschudden. We moeten nagaan wat de kerntaak is van een gemeente. Wat is de kerntaak van een schepen van Financiën? Moet hij zich bezighouden met de transmissies, met interconnecties tussen België en EDF?
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Moeten we de intercommunales vervangen door SUEZ?
De heer Luc Willems (VLD). - Ik zal er trouwens binnen de VLD voor waken dat men niet in de val trapt en het monopolie van Electrabel laat bestaan op het niveau van de transmissie en van de distributie. Als eenieder dat doet binnen zijn partij, dan moet het zeker lukken. Om de boete die boven ons hoofd hangt te vermijden, zullen we het ontwerp zeker goedkeuren. Er is ook het engagement van de minister dat de productie, waarvan Electrabel 85% in handen heeft, ook vrijkomt.
De heer Bart Martens (SP.A-SPIRIT). - Het is vooral belangrijk dat de voorliggende wetsontwerpen hun beslag krijgen. Hiermee worden de Europese richtlijnen eindelijk omgezet en kunnen we grote boetes vermijden. Het is ook belangrijk omdat de richtlijnen voor een vrije, maar ook gecorrigeerde marktwerking zorgen. Ze bevatten maatregelen die de risico's op marktdominantie moeten inperken, die de onafhankelijkheid van de netbeheerders moeten garanderen zodat de transport- en distributienetten op een niet discriminatoire wijze ter beschikking kunnen worden gesteld van de verschillende producenten en leveranciers. Ook de voorwaarden voor het goed beheer en het goed bestuur van die netten liggen vast.
Dat er in ons land een probleem is, hebben we kunnen lezen in een studie van London Economics, uitgevoerd in opdracht van de CREG. Daaruit blijkt dat er inderdaad sprake is van een sterke concentratie van de elektriciteitsproductie en dat dit wel degelijk een probleem is. Men heeft vastgesteld dat de monopolist-producent dominant aanwezig is in het beheer van het transport- en distributienet.
Over het beheer van het transport- en distributienet wordt in de ontwerpen zedig gezwegen. Wel wordt gesteld dat het beheer van het transportnet in handen zou moeten zijn van een publieke autoriteit, publiek zou moeten worden aangestuurd, het zou zelfs in handen van een openbaar bedrijf moeten zijn. Ook de algemene raad van de CREG beveelt unaniem aan om de aandelen van producenten-leveranciers in het beheer van het hoogspanningsnet en in het beheer van de distributienetten terug te dringen tot beneden een niveau van de blokkeringminderheid. Met deze wetsontwerpen zijn we er nog niet. Maar ze zijn een belangrijke stap in de goede richting.
Met de meerjarige tarieven, waartegen de heer Schouppe ook al tekeer gaat, zorgen de ontwerpen ervoor dat Elia straks naar de beurs kan gaan en dat het aandeel van Electrabel in Elia kan verwateren tot 30 procent. Deze eerste stap is zeker niet voldoende. Maar in de veertig jaar dat de CD&V iets kon doen, is er niets gebeurd, mijnheer Schouppe. Toen was het beheer van het hoogspanningsnet in handen van Electrabel en SPE binnen de joint venture CPTE.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - U vergeet de richtlijn van 2003!
De heer Bart Martens (SP.A-SPIRIT). - Toen is er niets gebeurd om de publieke controle op het hoogspanningsnet te verbeteren. Vandaag pleit de heer Schouppe voor een volledige nationalisatie van dat net, maar hij legt helemaal niet uit waar hij de middelen daarvoor denkt te halen. Hij spreekt terzake trouwens met gespleten tong, want bij de discussies in Vlaanderen over de fusie van een aantal operatoren in het distributienetbeheer pleit de CD&V niet voor een honderd procent publiek beheer van dat natuurlijk monopolie van het distributienetbeheer. Daar staan onze collega's van de SP.A-fractie zelfs geïsoleerd.
Het valt me ook op dat de heer Schouppe het niet eens is met de tweede conclusie van het rapport van London Economics. Er is inderdaad sprake van een concentratie van de productie-installaties van elektriciteitsproductie bij één private monopolist, om Electrabel niet te noemen. Hij zegt dat het toch ook niet opgaat bakkers te verbieden veel broden te bakken. Maar dat is niet het probleem. Er mogen zoveel bakkers in Vlaanderen komen als ze willen, het probleem is dat er maar één bedrijf het meel levert, mijnheer Schouppe. Zolang al die bakkers bij dat bedrijf hun meel moeten kopen, zal het brood veel te duur worden verkocht. Kijk maar eens naar de monopoliewinsten die Electrabel het voorbije jaar heeft geboekt: meer dan een miljard euro, dat op de rug van onze bedrijven en van onze consumenten is verdiend. Een private monopolist als Electrabel is in feite niets anders dan een parasiet die leeft op de rug van ons maatschappelijk en economisch weefsel. Haar monopoliewinsten vreten de concurrentiekracht van onze bedrijven en de koopkracht van onze gezinnen aan, omdat veel geld netjes naar de hoofdaandeelhouder in Parijs wordt gedraineerd, zonder dat we er iets voor terugkrijgen.
Het wetvoorstel dat collega Willems in ikzelf hebben ingediend, moet ervoor zorgen dat er meerdere meelproducenten zijn en dat alle bakkers in ons land eerlijke kansen krijgen om op een goedkope en concurrentiële manier brood te bakken, zodat de gezinnen niet verplicht worden om brood tegen zeer hoge prijzen aan te kopen.
Ik ben het er wel mee eens dat deze wetsontwerpen een noodzakelijke, maar onvoldoende stap zijn om te komen tot een eerlijke markt die door de overheid ecologisch en sociaal wordt gecorrigeerd. Er moeten ook begeleidende maatregelen worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat er op een degelijke wijze kan worden geëvalueerd en op wettelijk vlak kan worden bijgestuurd zodat de werking van de markt kan worden verbeterd.
Het is belangrijk dat de wetsontwerpen een onafhankelijke regulator in het leven roepen, die zich kan toeleggen op zijn core business als regulator en die de opmaak van indicatieve plannen en de beleidsvoorbereiding aan de administratie kan overlaten.
Het is natuurlijk ook belangrijk dat de administratie daarvoor de nodige mensen en middelen krijgt. Ze is daar vandaag spijtig genoeg helemaal niet voor uitgerust. Ik hoop dat de minister al het nodige zal doen om de administratie in staat te stellen om degelijke indicatieve langetermijnplannen op te maken, die ervoor zorgen dat de energievoorziening in ons land niet in het gedrang komt.
Ik hoop ook dat de administratie de reflex zal hebben om de gewesten en de verschillende maatschappelijke groepen die nu alleen via de algemene raad van de CREG bij de algemene plannen worden betrokken, voortaan rechtstreeks en structureel bij die planning te betrekken. Ik wijs erop dat er corporate governance comités worden opgericht. We zullen hun werking op de voet volgen en desgevallend bijsturen.
De CREG zal ook een beroep moeten doen op de Raad voor de mededinging, om oneerlijke mededingingspraktijken het hoofd te kunnen bieden. We moeten ervoor zorgen dat die raad geen tandenloze tijger wordt, maar over de nodige autoriteit en middelen beschikt om krachtdadig op te treden, ook tegen de grote jongens indien nodig.
Ere zullen inderdaad bijkomende wetgevende initiatieven moeten worden genomen om het sluitstuk van de liberalisering, namelijk het doorbreken van de productiemonopolie, te kunnen waarmaken. Zolang dat niet is gebeurd, zal er geen neerwaartse druk op de prijzen ontstaan. Het is verkeerd de openbare dienstverplichtingen af te bouwen als alternatief voor het feit dat er langs productiezijde onvoldoende marktwerking is en de productiekost onvoldoende daalt. De openbare dienstverplichtingen zorgen ervoor dat de sector ecologisch en sociaal wordt bijgestuurd door prikkels te geven voor duurzame, milieuvriendelijke stroomproductie. Ze zorgen ervoor dat in middelen wordt voorzien voor de financiering van de sanering van ons nucleair passief. De openbare dienstverplichtingen zijn ook een garantie voor sociale maatregelen om beschermde klanten een goedkopere stroomfactuur te bezorgen. Die maatregelen moeten overeind blijven.
De heer Schouppe zegt dat artikel 17 opnieuw de mogelijkheid inhoudt om een vaste vergoeding in te voeren voor de beschermde klanten. De minister heeft in de commissie echter toegelicht dat artikel 17 er niet toe zal leiden dat de prijs die de beschermde klanten vandaag genieten, zal stijgen. Indien dat toch gebeurt, zal onze fractie de eerste zijn om in te grijpen. De wetsontwerpen genieten onze volle steun.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Het doet me genoegen dat de heer Martens publiek erkent dat de wetsontwerpen onvoldoende zijn en er een verfijning zal moeten volgen. Het heeft verder geen zin dat er verschillende elektriciteitsproducenten zijn, als ze die elektriciteit allemaal via dezelfde monopolist, die hun concurrent is, bij hun klanten moeten brengen. Ik geloof nog altijd dat de gemeentebesturen het algemeen belang beter zullen dienen dan SUEZ.
De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Beide wetsontwerpen hebben een drieledig doel. Een eerste doel is de omzetting van de Europese richtlijnen van 2003. Dat is de reden voor het inroepen van de spoedbehandeling. Een tweede doelstelling is de uitvoering van het regeerakkoord inzake het definiëren van de rol van de administratie, de CREG en de Raad voor de mededinging. Een derde doelstelling is de invoering van het meerjarentarief. De CREG heeft dat overigens positief beoordeeld.
Ik heb de richtlijnen van de EU een `onvoltooide symfonie' genoemd. Nadat werd vastgesteld dat de richtlijn van 1999 niet volstond, heeft de Unie een tweede richtlijn uitgewerkt in 2003. Nochtans zullen wij in de toekomst waarschijnlijk nog andere dingen moeten doen.
Ik kan de heer Schouppe geruststellen. Het debat over de ontvlechting van de verschillende onderdelen van de energievoorziening zal in de toekomst moeten worden gevoerd. Als de CREG een studie bestelt bij London Economics en de algemene raad daarover een standpunt inneemt, moet ook de directie stelling nemen, waarna aanbevelingen kunnen worden gedaan aan de regering en de discussie kan starten. Daaromtrent zijn overigens voldoende wetsvoorstellen hangende bij de Senaat.
Voor de CREG zijn regulering en controle de belangrijkste elementen opdat hij zich als regulator op zijn core business zou kunnen toespitsen. De middelen daarvoor werden versterkt.
Ik heb de CREG overigens uitgenodigd om gedurfder op te treden. Ik heb immers met lede ogen vastgesteld dat het BIPT wel in staat was om ex ante sturend op de markt tussenbeide te komen, precies om monopolieposities te doorbreken. Zodra beide richtlijnen in Belgisch recht zullen zijn omgezet, moet de CREG daartoe zeker in staat zijn.
Het meerjarentarief wordt uiteraard ook door de CREG naar voren geschoven. De tekst biedt, in tegenstelling tot wat sommige sprekers beweerden, juist een wettelijk kader voor de bescherming van de klanten.
Ik verzoek de senatoren om de amendementen die opnieuw in de plenaire vergadering werden ingediend, te verwerpen en beide wetsontwerpen snel goed te keuren.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-1595/7.)
De voorzitter. - Artikel 2 luidt:
In artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, vervangen bij de wet van 29 april 1999, en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001 en 20 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1º een punt 5ºbis wordt ingevoegd, luidende:
"5ºbis. `aardgasonderneming': iedere rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, vervoer, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische werkzaamheden en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;";
2º de punten 7º en 12º worden aangevuld als volgt: ", de levering zelf niet inbegrepen;";
3º de punten 4º,20º en 24º, worden opgeheven;
4º punt 10º wordt vervangen als volgt:
"10º `vervoersnet': elk geheel van vervoersinstallaties dat geëxploiteerd wordt door één van de beheerders of door eenzelfde vervoersonderneming, met uitsluiting van de upstream-installaties en directe leidingen;";
5º er wordt een punt 10º bis ingevoegd, luidende:
"10ºbis `aardgasvervoersnet': een vervoersinstallatie uitsluitend voor het vervoer van aardgas en die geëxploiteerd wordt door de met het vervoer van aardgas belaste beheerder, met uitsluiting van de upstream-installaties;";
6º punt 14º wordt vervangen als volgt:
"14º `aardgaslevering': de verkoop, wederverkoop daaronder inbegrepen, aan klanten van aardgas, met inbegrip van LNG;";
7º punt 15º wordt vervangen als volgt:
"15º `leveringsonderneming': elke natuurlijke of rechtspersoon die de aardgaslevering verricht;";
8º punt 17º wordt vervangen als volgt:
"17º `geïnterconnecteerd net': elk samenstel van met elkaar verbonden vervoersnetten;";
9º punt 19º wordt vervangen als volgt:
"19º `verwante onderneming': een verbonden of geassocieerde onderneming in de zin van het Wetboek van Vennootschappen;";
10º punt 25º wordt vervangen als volgt:
"25º `Richtlijn 2003/55': de Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG;";
11º er wordt een punt 26ºbis ingevoegd, luidende:
"26ºbis `wet van 18 juli 1975': de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas;";
12º er wordt een punt 27ºbis ingevoegd, luidende:
"27ºbis `Bestuur Energie': de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;";
13º in punt 30º worden de woorden "artikel 15/5, §3" vervangen door de woorden "artikel 15/5undecies";
14º punt 31º wordt vervangen als volgt:
"31º `beheerder van het aardgasvervoersnet': de beheerder van het aardgasvervoersnet die werd aangewezen conform artikel 8 of artikel 8/1;";
15º het artikel wordt aangevuld als volgt:
"32º `opslaginstallatie voor aardgas': de installaties in eigendom en/of bezit gehouden door een beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, gebruikt voor de opslag van aardgas, met inbegrip van de LNG-installaties specifiek gebruikt voor de opslag van aardgas; met uitsluiting van de opslaginstallaties gebruikt voor de productieactiviteiten, alsook de opslaginstallaties die uitsluitend voorbehouden zijn voor de beheerder van het aardgasvervoersnet voor de voltooiing van zijn taken;
33º `beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas': de rechtspersoon die bedoeld wordt in afdeling II van hoofdstuk II van deze wet;
34º `LNG-installatie': een terminal, eigendom van en/of geëxploiteerd door een beheerder van LNG-installatie, die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en de tijdelijke opslag van aardgas die nodig is voor het hervergassingsproces van LNG en de daaropvolgende doorlevering aan het aardgasvervoersnet met uitsluiting van de LNG-installaties specifiek gebruikt voor de opslag van aardgas;
35º `beheerder van de LNG-installatie': de rechtspersoon beoogd in afdeling II van hoofdstuk II van deze wet;
36º `ondersteunende diensten': alle diensten die nodig zijn voor de toegang tot de aardgasvervoers- en/ of distributienetten en/of LNG-installaties en/of opslaginstallaties en voor de exploitatie ervan, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting en menging, maar uitgezonderd installaties die uitsluitend ten dienste staan van de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de uitoefening van zijn functies;
37º `opslag van aardgas in leidingen': de aardgasopslag door samendrukking in de aardgasvervoersnetten en in de distributienetten voor aardgas, maar met uitsluiting van de installaties die voorbehouden zijn voor de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de uitoefening van zijn functies;
38º `verticaal geïntegreerde onderneming': een aardgasonderneming of een groep bedrijven waarvan de wederzijdse relaties zijn vastgelegd in artikel 3, paragraaf 3 van de verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen en die ten minste één van de volgende functies vervult: aardgasvervoer, aardgasdistributie, LNG-activiteit, of opslag van aardgas, en ten minste één van de volgende functies: productie of levering van aardgas;
39º `horizontaal geïntegreerde onderneming': een onderneming die ten minste één van de volgende functies verzekert: productie, vervoer, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast ook een niet op het gebied van aardgas liggende activiteit verricht;
40º `veiligheid': de technische veiligheid;
41º `nieuwe installatie': een aardgasinstallatie die niet afgewerkt is op de dag waarop de Richtlijn 2003/55/EG in werking treedt, zijnde op 1 juli 2004;
42º `de beheerders': de volgende drie operatoren: de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie;
43º `gecombineerde netbeheerder': beheerder belast met het beheer van minstens twee van de volgende installaties of netten:
a) het aardgasvervoersnet;
b) de opslaginstallatie voor aardgas;
c) de LNG-installatie;
44º `niet-uitvoerende bestuurder': elke bestuurder die geen directiefunctie vervult bij de beheerders of bij een van hun dochterondernemingen;
45º `onafhankelijke bestuurder': elke niet-uitvoerende bestuurder die:
a) beantwoordt aan de voorwaarden van het artikel 524, §4, van het wetboek van Vennootschappen en
b) tijdens de vierentwintig maanden die zijn aanstelling voorafgegaan zijn geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van één van de netwerkeigenaars, van één van de beheerders, van een tussenpersoon, van een leverancier, van een producent of van een dominerende aandeelhouder;
c) tijdens de negen maanden, die zijn aanstelling voorafgegaan zijn, geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een distributeur;
46º `regulatoire periode': de periode van vier jaar tijdens welke de tarieven bedoeld in artikel 15/5bis worden toegepast;
47º `billijke marge': de billijke marge die bedoeld wordt in artikel 15/5bis, §2, b;
48º `gereguleerd actief': het gereguleerd actief dat bedoeld wordt in artikel 15/5septies, 1º, a;
49º `rendementspercentage': het rendementspercentage dat bedoeld wordt in artikel 15/5septies, 1º, c.".
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 5 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het 15º van dit artikel, het voorgestelde 44º aanvullen als volgt:
"of bij de hoofdaandeelhouders van de beheerders."
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 6 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het 15º van dit artikel, het voorgestelde 45º vervangen als volgt:
"45º onafhankelijke bestuurder: elke niet-uitvoerende bestuurder die:
- geen goederen of diensten levert aan de netbeheerder of aan een van zijn dochterondernemingen en geen significant vermogensbelang heeft in een vennootschap of vereniging die goederen of diensten levert aan de netbeheerder of aan een van zijn dochterondernemingen;
- geen familiebanden heeft met een lid van de directie van de netbeheerder of van een van zijn dochterondernemingen die, volgens de Commissie, zijn oordeel kunnen beïnvloeden;
- geen enkele functie of activiteit uitoefent, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een producent andere dan een zelfopwekker, van een van de neteigenaars, van een distributeur, van een tussenpersoon of van een dominerende aandeelhouder, en geen dergelijke functie of activiteit heeft uitgeoefend tijdens de twaalf maanden vóór zijn benoeming als bestuurder van de netbeheerder; en
- geen enkele andere relatie onderhoudt met een van de personen bedoeld in het vorige gedachtestreepje, of met een van hun geassocieerde of verbonden ondernemingen, die, volgens de Commissie, zijn oordeel kan beïnvloeden.".
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 7 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het 15º van dit artikel, de voorgestelde 46º, 47º, 48º en 49º schrappen.
De voorzitter. - Artikel 12 luidt:
In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/3 ingevoegd, luidende:
"Art. 8/3. - §1. De raad van bestuur is uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder, en minstens voor één derde uit onafhankelijke bestuurders. Deze laatste zijn gekozen ten dele op basis van hun kennis inzake financieel beheer en ten dele op basis van hun relevante technische kennis.
De raad van bestuur is minstens voor één derde samengesteld uit leden van het andere geslacht.
§2. De raad van bestuur richt uit zijn midden minstens een auditcomité, een vergoedingscomité en een corporate governance-comité op. De comités zijn samengesteld uit minstens drie leden.
Het auditcomité, het vergoedingscomité en elk ander comité die binnen van de raad van bestuur worden opgericht zijn uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders en minstens voor één derde uit onafhankelijke bestuurders.
Het corporate governance-comité is minstens voor twee derde samengesteld uit onafhankelijke bestuurders. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een onafhankelijke bestuurder.
§3. Het auditcomité is belast met de volgende taken:
1º de rekeningen onderzoeken en de budgetcontrole waarnemen;
2º de auditwerkzaamheden opvolgen;
3º de betrouwbaarheid van de financiële informatie evalueren;
4º het organiseren en toezicht houden op de interne controle;
5º de efficiëntie van de interne risicobeheersingssystemen controleren.
Het auditcomité is bevoegd om onderzoek in te stellen in elke aangelegenheid die onder zijn bevoegdheden valt, mits inachtneming van de wettelijke beperkingen inzake de toegang tot commerciële gegevens en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de gebruikers van het aardgasvervoersnetwerk, de aardgas stockage-installatie en de LNG-installatie. Te dien einde beschikt het over de nodige werkmiddelen, heeft het toegang tot alle informatie, met uitzondering van commerciële gegevens betreffende de netgebruikers, en kan het interne en externe deskundigen om advies vragen.
§4. Het vergoedingscomité is desgevallend belast met het opstellen van aanbevelingen ter attentie van de raad van bestuur inzake de bezoldiging van de leden van het directiecomité en van de gedelegeerd bestuurder, rekening houdend met artikel 8/5, 4º.
§5. Het corporate governance-comité is desgevallend belast met de volgende taken:
1º aan de raad van bestuur advies verlenen inzake de onafhankelijkheid van de kandidaten voor het mandaat van onafhankelijke bestuurder en inzake de benoeming van de gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, van de leden van het directiecomité;
Indien de raad van bestuur het advies van het corporate governance-comité inzake de benoeming van de onafhankelijke bestuurders niet volgt, motiveert de raad zijn beslissing na voorafgaandelijk overleg met de voorzitter van de Commissie voor het bank-, financiën assurantiewezen, die het advies van de Commissie vraagt indien het ingeroepen gebrek aan onafhankelijkheid de producteurs en de leveranciers van aardgas betreft;
Indien de raad van bestuur, bij het voorstellen van kandidaten voor het mandaat van onafhankelijke bestuurder, van gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, van de leden van het directiecomité aan de algemene vergadering van aandeelhouders, het advies van het corporate governance-comité niet volgt, moet de raad zijn beslissing motiveren na overleg te hebben gepleegd met de voorzitter van de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen;
2º zich uitspreken over de gevallen van onverenigbaarheid in hoofde van de directieleden en van de personeelsleden;
3º toezien op de toepassing van de bepalingen van dit artikel, door de doeltreffendheid ervan te evalueren ten aanzien van de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de beheerders zoals bepaald in de gedragscode en elk jaar een verslag hierover aan de Commissie voorleggen.
§6. Na advies van het corporate governance-comité benoemt de raad van bestuur een gedelegeerd bestuurder of een voorzitter van het directiecomité overeenkomstig artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen.
§7. Na advies van de het corporate governance-comité stelt de gedelegeerd bestuurder of de voorzitter van het directiecomité aan de raad van bestuur de benoeming voor van de leden van het directiecomité.
De bepalingen van deze paragraaf zijn voor de eerste maal van toepassing op de benoemingen en hernieuwingen van de mandaten na de inwerkingtreding van dit artikel.
§8. De raad van bestuur oefent met name de volgende bevoegdheden uit:
1º hij bepaalt het algemeen beleid van de vennootschap;
2º hij oefent de bevoegdheden uit die hem door of krachtens het Wetboek van Vennootschappen worden toegekend of die hem gedelegeerd worden zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden die respectievelijk worden gedelegeerd of toegekend aan de gedelegeerd bestuurder of desgevallend het directiecomité;
3º hij houdt een algemeen toezicht op de gedelegeerd bestuurder en het directiecomité, met inachtneming van de wettelijke beperkingen inzake de toegang tot de commerciële en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en de verwerking ervan;
§9. De gedelegeerd bestuurder of de voorzitter van het directiecomité en diens directiecomité, oefenen onder andere de volgende bevoegdheden uit:
1º het dagelijks bestuur van de beheerders;
2º de andere bevoegdheden gedelegeerd door de raad van bestuur;
3º de bevoegdheden die hun door de statuten worden toegewezen.".
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 8 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 8/3, §1, eerste zin, de woorden "voor één derde" vervangen door de woorden "voor de helft".
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 9 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 8/3, §2, tweede lid, de woorden "voor één derde" vervangen door de woorden "voor de helft".
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 10 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 8/3, §2, derde lid, de woorden "minstens voor 2/3" vervangen door de woorden "uitsluitend".
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 11 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 8/3, §4, het woord "desgevallend" weglaten.
De voorzitter. - Artikel 22 luidt:
Artikel 15/5, §1 en §2, eerste tot het derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001, worden vervangen als volgt:
"Art. 15/5. - De afnemers en de houders van leveringsvergunningen hebben toegang tot elk netwerk voor het aardgasvervoer, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie op basis van de tarieven vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 15/5bis en goedgekeurd door de Commissie.
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen betreffende de gereglementeerde tarieven en de gedragscode, wordt over de toegang te goeder trouw onderhandeld.
Art. 15/5bis. - §1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie bepalen elk individueel het totaal inkomen dat nodig is voor de uitoefening van hun respectievelijke wettelijke en reglementaire verplichtingen teneinde de tarieven van het aardgasvervoer, de aardgasopslag en het gebruik van de LNG-installatie op te stellen. Dit totaal inkomen dient ter goedkeuring aan de Commissie te worden voorgelegd.
§2. De respectievelijke in §1 bedoelde inkomsten dekken, voor de regulatoire periode van vier jaar, elk individueel:
a) het geheel van de reële kosten nodig voor de vervulling van de in artikel 15/1, §1, en 15/2 bedoelde taken door elke beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en beheerde van de LNG-installatie;
b) een billijke marge en afschrijvingen die beiden nodig zijn om de onderneming een optimale werking, de noodzakelijke toekomstige investeringen en de leefbaarheid van het aardgasvervoersnet of van de opslaginstallatie voor aardgas en/of de LNG-installatie te waarborgen en om aan de betrokken onderneming een gunstig perspectief te bieden betreffende de toegang tot de kapitaalmarkten op lange termijn;
c) desgevallend, de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen met toepassing van artikel 15/11;
d) desgevallend de toeslagen die krachtens de wet van toepassing zijn op de tarieven;
e) desgevallend, de kosten en de vergoeding, die verbonden zijn aan de uitvoering van de in artikel 15/1, §1, 1º en 2º vermelde verplichtingen.
§3. Na advies van de Commissie kan de Koning afwijken van de tarieven voor de aansluiting en het gebruik van het aardgasvervoersnet.
De in het eerste lid bedoelde afwijkingen zijn van toepassing op de uitbreidingen van aardgasvervoersinstallaties of de nieuwe aardgasvervoersinstallaties erkend als zijnde van nationaal of Europees belang en noodzakelijk om de ontwikkeling op lange termijn van deze installaties toe te laten. Deze afwijkingen kunnen betrekking hebben op:
1º de duur van de toepassing van de tarieven die meer kan bedragen dan vier jaar;
2º het niveau van de billijke marge bestemd voor de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen.
Worden erkend als zijnde van nationaal of Europees belang, de projecten die bijdragen, respectievelijk op Belgisch of Europees niveau, aan de bevoorradingszekerheid en/of de optimalisering van de werking van de geïnterconnecteerde aardgasvervoersnet(ten), opslaginstallatie voor aardgas of LNG-installaties en die de ontwikkeling van de nationale en/of Europese markt vergemakkelijken.
De afwijking doet geen afbreuk aan artikel 15/5ter.
Art. 15/5ter. - Onverminderd artikel 15/5quater, §2, tweede lid, beantwoorden de in artikelen 15/5 en 15/5bis bedoelde tarieven aan de volgende richtsnoeren:
1º ze zijn niet-discriminerend en transparant;
2º ze dekken het inkomen zoals gepreciseerd in artikel 15/5bis, §2;
3º ze maken het mogelijk op Belgisch grondgebied de evenwichtige ontwikkeling te realiseren van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en/of de LNG-installatie om een niet-discriminerende behandeling ten opzichte van alle eindgebruikers te waarborgen;
4º ze zijn vergelijkbaar op internationaal niveau met de beste tariefpraktijken die in gelijkaardige omstandigheden door vergelijkbare beheerders van aardgasvervoersnetten, de opslaginstallatie voor aardgas en/of de LNG-installatie worden toegepast;
5º ze beogen het gebruik van de capaciteit van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie te optimaliseren;
6º ze zijn voldoende opgesplitst, met name:
a) op basis van de voorwaarden en de nadere regels voor het gebruik van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie;
b) wat de ondersteunende diensten betreft;
c) wat de eventuele meerkosten voor de openbare dienstverplichtingen betreft;
7º de tariefstructuren houden rekening met de capaciteit die is gereserveerd en die nodig is om het aardgasvervoer en de werking van de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie te waarborgen.
8º de tariefstructuren zijn gelijk voor het gehele grondgebied, zonder onderscheid per geografische zone.
Art. 15/5quater. - §1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie leggen elk individueel een aanvraag van hun respectievelijke tarieven ter goedkeuring voor aan de Commissie, alsook de tarieven voor ondersteunende diensten. Zij publiceren elk individueel de goedgekeurde tarieven voor de respectievelijke activiteiten, met inachtneming van de in dit hoofdstuk bepaalde richtsnoeren.
§2. Het totaal inkomen wordt bepaald voor een periode van vier jaar en de tarieven hebben betrekking op een zelfde periode. Deze regulatoire periode van vier jaar begint bij de inwerkingtreding van de tarieven.
Het totaal inkomen wordt op een unitaire basis opgesplitst om tot de tarieven te komen. Deze tarieven dienen de geldstroom te respecteren die de netbeheerder elk jaar nodig heeft om zijn verplichtingen overeenkomstig deze wet na te komen.
§3. Het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode dient als referentie voor de ontwikkeling van het totaal inkomen voor de volgende jaren van de regulatoire periode van vier jaar, rekening houdend met de volgende ontwikkelingsregels:
1º de categorieën van samenstellende elementen van het totaal inkomen zoals beoogd in artikel 15/5bis en die betrekking hebben op kosten waarop de beheerders geen rechtstreekse controle hebben en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie evolueren in functie van de overeenstemmende kosten die door de beheerders gedragen worden en de andere kosten die evolueren op basis van een objectieve indexeringsformule die gedurende de periode van vier jaar resulteert in tarieven die de dekking van het in artikel 15/5bis omschreven totaal inkomen garandeert;
2º de afschrijvingen evolueren jaarlijks afhankelijk van het investeringsplan;
3º de winstmarge evolueert jaarlijks afhankelijk van de ontwikkeling van het gereguleerd actief en het rendementspercentage, beoogd in artikel 15/5septies, 1º, c);
4º de intrestlasten evolueren in functie van de evolutie van de rentetarieven.
§4. De beheerders dienen bij de commissie, ter goedkeuring, een voorstel in betreffende hun inkomen en tarieven, dat uitgewerkt is op basis van het in artikel 15/5bis bedoelde totaal inkomen.
§5. De transportonderneming kan de commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvoorstel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten, ter goedkeuring voorleggen. Dat voorstel wordt ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de voor het tariefvoorstel geldende procedure. Dat geactualiseerde tariefvoorstel houdt rekening met het totale inkomen en het door de commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zulks zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totale inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur.
Art. 15/5quinquies. - De beheerder van het aardgasvervoersnet die een doorvoeractiviteit uitoefent, dient bij de Commissie een specifieke aanvraag in tot goedkeuring voor de doorvoer overeenkomstig deze afdeling met uitzondering van de artikelen 15/5ter 2º, 4º, 5º, 8º en 15/5quater, §3, zonder afbreuk te doen aan artikel 15/19.
Artikel 15/5sexies. - §1. De artikelen 15/5, 15/5bis, 15/5ter, 7º, 15/5quater en 15/5quinquies zijn niet van toepassing op de in artikel 3, tweede lid, bedoelde aardgasvervoersinstallatie.
Art. 15/5septies. - De Koning, na overleg in de Ministerraad, op voorstellen van de commissie die in overleg met de beheerders worden opgesteld en die voorgelegd worden binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de minister, legt de regels vast met betrekking tot:
1º de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat een billijke winstmarge zoals bedoeld in artikel 15/5bis bevat; deze methodologie legt het volgende vast:
a) een definitie van het gereguleerd actief, waarbij rekening wordt gehouden met de afschrijvingen en de nieuwe investeringen;
b) afschrijvingstoelages;
c) een rendementspercentage op dit gereguleerd actief dat rekening houdt met een redelijke verdeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen overeenkomstig de beste praktijken van de internationale financiële markt, dat het mogelijk maakt dat op competitieve markten, de investeerders van de beheerders kunnen verwachten hetzelfde rendement op lange termijn te behalen als voor investeringen waaraan soortgelijke risico's verbonden zijn.
2º de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven;
3º de procedure voor het voorstel, de goedkeuring, de weigering en de publicatie van de tarieven, met uitzondering van haar motivatie, in toepassing van deze afdeling;
4º de jaarverslagen en de gegevens die de beheerders aan de Commissie moeten verstrekken met het oog op de controle van hun tarieven door de Commissie;
5º de specifieke regels die de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie moeten toepassen inzake de boekhoudkundige verwerking van de kosten;
6º de doelstellingen die de beheerders moeten nastreven inzake kostenbeheersing;
7º de inkomensverschillen van één jaar in vergelijking met een ander, die zijn veroorzaakt door een significatieve verhoging van het volume van verkoopscapaciteit;
Art. 15/5octies. - §1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie sturen elk individueel het jaarverslag met de resultatenrekeningen van de nieuwe installaties van het afgelopen jaar naar de Commissie.
§2. De modellen van de in dit hoofdstuk bedoelde verslagen worden door de Commissie uitgewerkt na overleg met de beheerders.
Art. 15/5novies. - Indien er zich, tijdens een regulatoire periode, uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, legt deze ter goedkeuring aan de Commissie een gemotiveerde vraag voor herziening van de regels tot bepaling van het in artikel 15/5bis bedoelde totaal inkomen, voor wat de komende jaren van de regulatoire periode betreft, voor.
Aan het einde van elke regulatoire periode van vier jaar, stelt de beheerder het saldo (positief of negatief) vast tussen de kosten en de inkomsten, die opgelopen en geboekt zijn tijdens een regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil tussen de reële niet-beheersbare kosten en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of uit een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de beheerder. Hij brengt de Commissie op de hoogte van dit saldo en levert haar de elementen ter staving hiervan. De verdeling van dit saldo wordt bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.".
De heer Schouppe stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 12, zie stuk 3-1160/2).
Op amendement 12 heeft de heer Schouppe het subsidiair amendement 13 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 15/5bis, §2, b) vervangen als volgt:
"b) een billijke marge ter vergoeding van het kapitaal om de optimale werking ervan op lange termijn te waarborgen".
Op amendement 13 heeft de heer Schouppe het subsidiair amendement 14 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 15/5bis, een §2bis invoegen luidende:
"§2bis. De beheerders sturen op het einde van ieder jaar elk individueel een jaarverslag en een resultatenrekening aan de Commissie. Hierbij wordt de evolutie van het totaal inkomen van het verlopen jaar aangegeven.".
De voorzitter. - Artikel 34 luidt:
Artikel 15/13 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001 en 20 maart 2003, wordt vervangen als volgt:
"Art. 15/13. - §1. Een prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading wordt opgesteld door het Bestuur Energie, in samenwerking met het Planbureau, na advies van de Commissie en na consultatie van de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie, de houders van een aardgasleveringsvergunning, de gewesten en de Interdepartementale commissie voor de duurzame ontwikkeling.
Er wordt overleg gepleegd met de gewesten voor wat betreft de bevordering van het rationeel energiegebruik en de inpassing van de randvoorwaarden inzake leefmilieu. Dit overleg dient plaats te vinden binnen een termijn van één maand.
§2. De prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading houdt rekening met de volgende elementen:
1º de raming van de evolutie van de vraag en het aanbod voor aardgas op middellange en lange termijn;
2º de richtsnoeren inzake diversificatie van de bevoorradingsbronnen en de identificatie van de nieuwe behoeften inzake bevoorrading in aardgas;
3º een indicatief investeringsprogramma met het oog op het behoud en de ontwikkeling van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie;
4º het niveau en de kwaliteit van het onderhoud van het net en de installaties;
5º de maatregelen waarin voorzien wordt voor het geval dat één of meer aardgasproducenten of een aardgasleverancier zouden tekortschieten in de bevoorrading van het land;
6º op het gebied van de opslagcapaciteit voor aardgas, de minimale streefdoelen die moeten worden bereikt in het kader van de zekerheid van de bevoorrading van het land.
§3. De prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading, ten laatste op 15 maart opgesteld, wordt uitgewerkt voor een periode van vijf jaar en wordt jaarlijks geactualiseerd.
§4. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitwerking en de publicatie van de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading.
§5. Na advies van de Commissie kan de Koning, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de bepalingen die voortvloeien uit de Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's, in zoverre ze van toepassing zijn op de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading. Het advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State wordt gepubliceerd samen met het betreffende besluit. Dit besluit houdt op uitwerking te hebben indien het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet is bekrachtigd".
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 15 ingediend (zie stuk 3-1160/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 15/13, §3, de woorden "op 15 maart" vervangen door de woorden "op de eerste 15de maart volgend op de inwerkingtreding van dit artikel".
-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-1596/7.)
De voorzitter. - Artikel 2 luidt:
In artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, gewijzigd door de wetten van 30 december 2001, 14 januari 2003 en 20 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1º er wordt een 7bis ingevoegd, luidende:
"7bis `koppellijnen': uitrustingen die worden gebruikt om de transmissie- en distributienetten onderling te koppelen";
2º 13º wordt vervangen door de volgende bepaling:
"13º `afnemer': elke eindafnemer, tussenpersoon, distributienetbeheerder of netbeheerder";
3º 21º wordt vervangen door de volgende bepaling:
"21º `prospectieve studie': de studie over de perspectieven van elektriciteitsbevoorrading, opgesteld in toepassing van artikel 3";
4º 24º wordt vervangen door de volgende bepaling:
"24º `Richtlijn 2003/54/EG': Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG";
5º 27º, opgeheven bij de wet van 20 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing:
"27º `energie-efficiëntie en/of beheer van de vraag': een globale of geïntegreerde benadering om het belang en het ogenblik van het elektriciteitsverbruik te beïnvloeden om het primaire energieverbruik en de piekbelasting te verminderen, waarbij voorrang wordt gegeven aan de investeringen met betrekking tot energie-efficiëntie of andere maatregelen boven investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerste de meest efficiënte en economische oplossing zijn";
6º er worden 28º, 29º, 30º, 31º, 32º, 33º en 34º toegevoegd, luidende:
"28º `Algemene Directie Energie': de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;
29º `niet-uitvoerende bestuurder': elke bestuurder die geen directiefunctie vervult bij de netbeheerder of bij een van zijn dochterondernemingen;
30º `onafhankelijke bestuurder': elke niet-uitvoerende bestuurder die:
- voldoet aan de voorwaarden van het artikel 524, §4, van het Wetboek van Vennootschappen en
- tijdens de vierentwintig maanden die zijn aanstelling voorafgegaan zijn, geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een producent andere dan een zelfopwekker, van een van de neteigenaars, van een distributeur, van een tussenpersoon, van een leverancier of van een dominerende aandeelhouder;
31º `regulatoire periode': de periode van vier jaar tijdens welke de tarieven bedoeld in artikel 12 worden toegepast;
32º `billijke marge': de in artikel 12, §2, bedoelde marge;
33º `gereguleerd actief': het in artikel 12quinquies bedoelde actief;
34º `rendementspercentage': het in artikel 12quinquies bedoelde percentage.".
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 22 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
In het 6º, het voorgestelde 30º schrappen.
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 23 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
In het 6º, de voorgestelde 31º, 32º, 33º en 34º schrappen.
De voorzitter. - Artikel 4 luidt:
Aan artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1º in §1 worden de woorden "op voorstel" vervangen door de woorden "na advies";
2º §3, 1º, wordt vervangen door de volgende bepaling:
"1º de procedure voor de toekenning van de in §1, eerste lid, bedoelde vergunning, meer bepaald de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier, de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager en de commissie moet meedelen, en de vergoeding die aan de commissie moet worden betaald voor het onderzoek van het dossier".
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 6 ingediend (zie stuk 3-1161/2 dat luidt:
Het voorgestelde 1º schrappen.
De voorzitter. - Artikel 6 luidt:
In artikel 6, §1, van dezelfde wet worden de woorden "op voorstel" vervangen door de woorden "na advies".
De heer Schouppe stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 8, zie stuk 3-1161/2).
De voorzitter. - Artikel 9 luidt:
Een artikel 9ter wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidende:
"Art. 9ter. - Bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie en in samenspraak met de netbeheerder, bepaalt de Koning:
1º de vereisten inzake onafhankelijkheid van het personeel van de netbeheerder ten aanzien van de producenten, distributeurs, leveranciers en tussenpersonen, vanuit financieel oogpunt;
2º de voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens betreffende de netgebruikers;
3º maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van met de netbeheerder verbonden ondernemingen;
4º de eventuele verplichting van de netbeheerder om te aanvaarden dat geschillen betreffende de toegang tot het transmissienet of de toepassing van het technisch reglement worden voorgelegd aan bemiddeling of arbitrage overeenkomstig het in artikel 28 van de wet bedoelde reglement."
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 25 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 9ter, de volgende wijzigingen aanbrengen:
a) In de inleidende zin, tussen het woord "na" en het woord "advies", het woord "eensluidend" invoegen.
b) In het 1º, tussen de woorden "netbeheerder ten aanzien van" en de woorden "de producten", de woorden "de aandeelhouders, van" invoegen.
De voorzitter. - Artikel 10 luidt:
In artikel 12 van dezelfde wet worden de §§1 tot 4 vervangen door de volgende bepalingen:
"Art. 12. - §1. De aansluiting op het transmissienet en het gebruik van het transmissienet, alsmede de levering van ondersteunende diensten door de netbeheerder, gebeuren op basis van de tarieven die voorgesteld worden door de netbeheerder en die onderworpen worden aan de goedkeuring van de Commissie, met toepassing van de in artikel 12quinquies, 4º, bedoelde procedure.
§2. Het totaal inkomen dat nodig is voor de uitvoering van de wettelijke en reglementaire verplichtingen die rusten op de netbeheerder met toepassing van deze wet, wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Commissie. Dit totaal inkomen dekt:
1º het geheel van de kosten die nodig zijn voor de vervulling van de in artikel 8, §1, bedoelde taken door de netbeheerder gedurende de regulatoire periode, met inbegrip van de financiële lasten;
2º afschrijvingen en een billijke marge voor de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen, beide noodzakelijk om de optimale werking, de noodzakelijke investeringen en de leefbaarheid van het transmissienet te waarborgen, en om de netbeheerder een gunstig perspectief te bieden betreffende de toegang tot de kapitaalmarkten op lange termijn;
3º desgevallend, de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen met toepassing van artikel 21; en
4º desgevallend de toeslagen die toegepast worden op de tarieven.
§3. De tarieven voor elektriciteit ingeval van nood voor eenheden van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling met een vermogen van minder dan 20 MW en die aangesloten zijn op het transmissienet of op een distributienet maken deel uit van de tarieven van de ondersteunende diensten. Deze tarieven hangen hoofdzakelijk af van de elektriciteitsconsumptie die nodig is voor de behoeften ingeval van nood en voor het onderhoud van de eenheden van warmtekrachtkoppeling."
De heer Schouppe stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 26, zie stuk 3-1161/2).
Op amendement 26 heeft de heer Schouppe het subsidiair amendement 27 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 12, §2, het 2º vervangen als volgt:
"2º een billijke marge voor de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen, noodzakelijk om de optimale werking, de noodzakelijke investeringen en de leefbaarheid van het transmissienet te waarborgen, en de netbeheerder een gunstig perspectief te bieden betreffende de toegang tot de kapitaalmarkten op lange termijn;"
De voorzitter. - Artikel 11 luidt:
Na artikel 12bis van dezelfde wet worden de volgende bepalingen ingevoegd:
"Art. 12ter. - De tarieven respecteren de volgende richtsnoeren:
1º ze zijn niet-discriminerend en transparant;
2º ze maken de evenwichtige ontwikkeling mogelijk van het transmissienet overeenkomstig de verschillende investerings- en ontwikkelingsplannen van de netbeheerder;
3º ze zijn op internationaal niveau vergelijkbaar met de beste tariefpraktijken die door vergelijkbare beheerders van transmissienetten worden toegepast;
4º ze maken het de netbeheerder mogelijk het totaal in artikel 12, §2, bedoelde inkomen te genereren;
5º in de mate van het mogelijke, beogen ze het gebruik van de capaciteit van het transmissienet te optimaliseren;
6º ze zijn voldoende opgesplitst, met name:
a) op basis van de voorwaarden en de modaliteiten voor het gebruik van het transmissienet;
b) wat de ondersteunende diensten betreft;
c) wat de eventuele meerkosten voor de openbare dienstverplichtingen betreft met toepassing van de artikelen 7 en 21, eerste lid, 3º;
7º de tariefstructuren zijn gelijk voor het gehele grondgebied, zonder onderscheid per geografische zone.
Art. 12quater. - §1. Het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode dient als basis voor de bepaling van het totaal inkomen voor de volgende jaren van de regulatoire periode van vier jaar. Het bedrag van het totaal inkomen evolueert gedurende de regulatoire periode, rekening houdend met de volgende elementen:
1º de categorieën van samenstellende delen van het totaal inkomen zoals bedoeld in artikel 12, §2, 1º, en die betrekking hebben op kosten waarop de netbeheerder geen rechtstreekse controle heeft en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van het net evolueren jaarlijks in functie van de overeenstemmende kosten die door de netbeheerder gedragen worden.
Indien de Commissie, na door de netbeheerder op de hoogte te zijn gebracht, vaststelt dat de prijzen die aangeboden worden aan de netbeheerder voor de levering van de ondersteunende diensten, zoals bepaald in artikel 231 van het koninklijk besluit van 19 december 2002 betreffende het technisch reglement voor het beheer van het transmissienet voor elektriciteit en de toegang ertoe, niet overeenstemmen met de Europese praktijken, wendt hij zich tot de Raad voor de Mededinging. In afwachting van de beslissing van de Raad voor de Mededinging, wordt met de aan de netbeheerder aangeboden prijzen rekening gehouden voor de bepaling van het totaal in artikel 12, §2, bedoelde inkomen.
2º de categorieën van elementen van het totaal inkomen, zoals bedoeld in artikel 12, §2, 1º en die betrekking hebben op kosten waarop de netbeheerder een rechtstreekse controle heeft en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, efficiëntie en betrouwbaarheid van het net, evolueren jaarlijks op basis van een objectieve indexeringsformule die aanleiding geeft tot stabiele tarieven gedurende de periode van vier jaar en die de dekking garandeert van de verplichtingen van de netbeheerder overeenkomstig deze wet;
3º de afschrijvingen evolueren jaarlijks in functie van de investeringen, die tegelijk de ontwikkelings- en vervangingsinvesteringen omvatten;
4º de winstmarge evolueert jaarlijks in functie van de ontwikkeling van het gereguleerd actief en het rendementspercentage bedoeld in artikel 12quinquies, 1º;
5º de interestlasten evolueren jaarlijks in functie van de evolutie van de rentetarieven.
§2. Vóór elke regulatoire periode, dient de netbeheerder bij de commissie, ter goedkeuring, een tariefvoorstel in, uitgewerkt op basis van het totaal in artikel 12, §2, bedoelde inkomen overeenkomstig de in artikel 12quinquies, 4º, bedoelde procedure.
§3. De transportonderneming kan de Commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvoorstel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten ter goedkeuring voorleggen. Dat voorstel wordt ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de voor het tariefvoorstel geldende procedure. Dat geactualiseerd tariefvoorstel houdt rekening met het totaal inkomen en het door de Commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zulks zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totale inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur.
Art. 12quinquies. - Op voorstel van de commissie opgesteld in overleg met de netbeheerder en voorgelegd binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de minister, legt de Koning, na overleg in de Ministerraad, de volgende regels vast met betrekking tot:
1º de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen en de billijke winstmarge zoals bedoeld in artikel 12bis; deze methodologie legt meer bepaald het volgende vast:
a) een definitie van gereguleerd actief;
b) de ontwikkelingsregels van het gereguleerd actief in de loop van de tijd;
c) een bepaling van een rendementspercentage op dit gereguleerd actief dat overeenkomt met een rendement dat de beleggers, op competitieve markten, kunnen verwachten te bereiken voor investeringen op lange termijn met gelijkaardige risico's, overeenkomstig de beste praktijken van de internationale financiële markten;
2º de algemene tariefstructuur voor de tarieven voor de aansluiting op het net, de tarieven voor het gebruik van het net, alsmede de tarieven van ondersteunende diensten;
3º de behandeling van het saldo (positief of negatief) tussen de kosten en de ontvangsten, die jaarlijks opgelopen en geboekt zijn door de netbeheerder tijdens een regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil tussen de reële niet-beheersbare kosten opgelopen door de netbeheerder en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de netbeheerder.
4º de procedure voor:
a) het voorstel en de goedkeuring van het totaal inkomen en de tarieven van het eerste jaar van elke regulatoire periode;
b) de controle op de naleving van de evolutieregels van het totaal inkomen tijdens de regulatoire periode, zoals bedoeld in artikel 12quater, §1, en de tarieven tijdens de regulatoire periode;
c) de publicatie van de tarieven.
5º de jaarverslagen en de gegevens die de netbeheerder aan de Commissie moet verstrekken met het oog de controle van zijn tarieven door de Commissie;
6º de doelstellingen die de netbeheerder moet nastreven inzake kostenbeheersing;
7º de regels met betrekking tot de bestemming van de inkomsten uit de toekenning van de capaciteiten van internationale koppellijnen, met het oog op hun optimale ontwikkeling en de veiligheid van het transmissienet.
Art. 12sexies. - De modellen van de verslagen die door de netbeheerder aan de commissie moet bezorgen, worden door de commissie uitgewerkt, na overleg met de netbeheerder.
Art. 12septies. - §1. Indien er zich, tijdens een regulatoire periode, uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, legt deze ter goedkeuring aan de Commissie een gemotiveerde vraag voor herziening van de regels tot bepaling van het in artikel 12, §2, bedoelde totaal inkomen voor wat de komende jaren van de regulatoire periode betreft.
§2. Op het einde van iedere regulatoire periode van vier jaar, bepaalt de netbeheerder het saldo (positief of negatief) tussen de kosten en de ontvangsten die opgelopen en geboekt zijn door de netbeheerder tijdens de regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil, tussen de reële niet-beheersbare kosten die opgelopen zijn door de netbeheerder en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de netbeheerder.
Hij brengt de commissie op de hoogte van dit saldo en levert haar de elementen ter staving hiervan.
De verdeling van dit saldo wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Art. 12octies. - Na overleg met de gewestregeringen, kan de Koning, onder de door hem bepaalde voorwaarden, het toepassingsveld van artikel 12 tot 12septies uitbreiden tot de aansluitingstarieven voor de distributienetten, lokale of regionale transmissienetten van deze Gewesten, tot de tarieven voor het gebruik van deze netten, alsook tot de tarieven voor de ondersteunende diensten geleverd door de beheerders van deze netten.
Art. 12novies. - Na advies van de Commissie en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe, kan de Koning bijzondere regels definiëren met betrekking tot de bepaling van de afschrijvingen en de billijke marge die respectievelijk bedoeld worden in artikel 12quater, §1, van toepassing op de uitbreidingen van installaties of op nieuwe installaties voor het transport van elektriciteit, die worden erkend als zijnde van nationaal of Europees belang, voor een bepaald aantal regulatoire periodes, teneinde de ontwikkeling van deze op lange termijn mogelijk te maken.
Deze regels zijn van toepassing op de betrokken investeringen, voor de bepaling van het in artikel 12, §2, bedoelde totaal inkomen, en de op basis daarvan uitgewerkte tarieven. Worden erkend als van nationaal of Europees belang, de projecten die bijdragen, respectievelijk op Belgisch of Europees niveau, tot de zekerheid en/of optimalisatie van de werking van het of van de geïnterconnecteerde transmissienet(ten) van elektriciteit en die de ontwikkeling vergemakkelijken van de interne nationale en/of Europese markt."
De heer Schouppe stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 28, zie stuk 3-1161/2).
Op amendement 28 heeft de heer Schouppe het subsidiair amendement 29 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
Het voorgestelde artikel 12novies schrappen.
De voorzitter. - Artikel 17 luidt:
In artikel 20, §2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 maart 2003, vervalt de tweede zin.
De heer Schouppe stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 30, zie stuk 3-1161/2).
De voorzitter. - Artikel 20 luidt:
In artikel 23, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001 en 20 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1º in §2, tweede lid, 6º, wordt het woord "onderzoeken" vervangen door "advies geven over";
2º §2, tweede lid, 7º, wordt vervangen als volgt:
"7º een advies uitbrengen over de prospectieve studie";
3º §2, tweede lid, 10º, wordt vervangen als volgt:
"10º een advies uitbrengen over het ontwikkelingsplan en het toezicht op de uitvoering van dit plan";
4º in §2, tweede lid, 15º, worden de woorden "de boekhouding" vervangen door de woorden "de rekeningen";
5º §2, tweede lid, 18º, wordt opgeheven;
6º in §4 worden de woorden "van het Bestuur Energie en van het Bestuur Economische Inspectie van het ministerie van Economische Zaken" vervangen door de woorden "van de Algemene Directie Energie en Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie".
Op dit artikel heeft de heer Schouppe amendement 17 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
Het voorgestelde 1º schrappen.
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 18 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
Het voorgestelde 3º schrappen.
Op hetzelfde artikel heeft de heer Schouppe amendement 19 ingediend (zie stuk 3-1161/2) dat luidt:
Het voorgestelde 4º vervangen als volgt:
"4º in §2, tweede lid, 15º, na de woorden `de boekhouding' de woorden `en de rekeningen' invoegen."
De voorzitter. - Artikel 23 luidt:
In artikel 26, §1 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 maart 2003, wordt de eerste zin vervolledigd als volgt: "voorzover zij haar aanvraag motiveert".
De heer Schouppe stelt voor dit artikel te schrappen (amendementen 21 en 31, zie stuk 3-1161/2).
-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 57
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het voorstel van resolutie is aangenomen.
-De resolutie zal worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Landsverdediging.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 4 van de heer Buysse en mevrouw Jansegers.
Stemming 2
Aanwezig: 59
Voor: 8
Tegen: 44
Onthoudingen: 7
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen nu over het voorstel van resolutie in zijn geheel.
Stemming 3
Aanwezig: 57
Voor: 51
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
-Het voorstel van resolutie is aangenomen.
-De resolutie zal worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Landsverdediging.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 2 van de heer Steverlynck.
Stemming 4
Aanwezig: 59
Voor: 18
Tegen: 41
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.
Stemming 5
Aanwezig: 58
Voor: 50
Tegen: 0
Onthoudingen: 8
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
-De goedkeuring van het wetsontwerp impliceert dat volgende wetsvoorstellen vervallen:
Stemming 6
Aanwezig: 59
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 5 van de heer Schouppe.
Stemming 7
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 6 en 7 van de heer Schouppe. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 8 van de heer Schouppe.
Stemming 8
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 9, 10 en 11 van de heer Schouppe. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 12 van de heer Schouppe.
Stemming 9
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 44
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 13 van de heer Schouppe.
Stemming 10
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 14 van de heer Schouppe. Het amendement is dus niet aangenomen.
De voorzitter. - Amendement 15 van de heer Schouppe wordt ingetrokken.
De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.
Stemming 11
Aanwezig: 59
Voor: 42
Tegen: 9
Onthoudingen: 8
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 22 van de heer Schouppe.
Stemming 12
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 42
Onthoudingen: 2
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 23 van de heer Schouppe.
Stemming 13
Aanwezig: 58
Voor: 16
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 6 van de heer Dedecker (overgenomen door de heer Schouppe).
Stemming 14
Aanwezig: 59
Voor: 18
Tegen: 41
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 8 van de heer Dedecker (overgenomen door de heer Schouppe). Het amendement is dus niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 25 van de heer Schouppe.
Stemming 15
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 26 van de heer Schouppe.
Stemming 16
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 44
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 27 van de heer Schouppe.
Stemming 17
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 28 van de heer Schouppe.
Stemming 18
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 44
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 29 van de heer Schouppe. Het amendement is dus niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 30 van de heer Schouppe.
Stemming 19
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 17 van de heer Dedecker (overgenomen door de heer Schouppe).
Stemming 20
Aanwezig: 59
Voor: 18
Tegen: 41
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 18, 19 en 21 van de heer Dedecker (overgenomen door de heer Schouppe). Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 31 van de heer Schouppe.
Stemming 21
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.
Stemming 22
Aanwezig: 59
Voor: 42
Tegen: 17
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 9 van de heer Cornil en mevrouw Bouarfa.
Stemming 23
Aanwezig: 59
Voor: 14
Tegen: 44
Onthoudingen: 1
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:
Donderdag 26 mei 2005 om 15 uur
Inoverwegingneming van voorstellen.
Actualiteitendebat en mondelinge vragen.
Evocatieprocedure
Wetsontwerp houdende invoering van een egalisatiebijdrage voor pensioenen; Stuk 3-1166/1 tot 3.
Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen wat de schorsing en de herkrijging van het recht op een overlevingspensioen betreft; Stuk 3-1124/1 tot 4.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 8 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de internationale samenwerking, met betrekking tot de aandacht voor kinderrechten (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.); Stuk 3-988/1 tot 4.
Voorstel van resolutie betreffende de bescherming van de verdedigers van de mensenrechten (van de heer Philippe Mahoux); Stuk 3-12/1 tot 3.
Vanaf 18 uur:
Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.
Vragen om uitleg:
-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De tekst over de problematiek van de doping in de sport is het resultaat van opmerkelijk werk in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. Wij zijn gekant tegen het systeem van pentiti, ook al werd het in het verleden al toegepast bij misdaadorganisaties die handel drijven in verdovende middelen. Het probleem van de doping in de sport is totaal anders. We gaan niet akkoord met die aanbeveling, maar we zullen de tekst in zijn geheel wel goedkeuren.
Ik vestig ook de aandacht op een element in de aanbevelingen dat kan leiden tot een collectieve straf voor de hele club, daar waar het slechts gaat om de individuele fout van één lid van de club. Ik denk hierbij aan de teamsporten en de wielerploegen.
De socialistische fractie zal de tekst goedkeuren. Eén lid zal zich onthouden om de nadruk te leggen op het voorbehoud dat we maken.
De heer Jacques Germeaux (VLD). - Ik wil het niet hebben over de inhoud van de bespreking, maar over de vorm. Ik vraag me soms af wat mijn functie in de Senaat eigenlijk is.
Het debat heeft aangetoond dat de Senaat in staat is om zich over een maatschappelijk probleem als doping te buigen, maar ik betreur het dat we het debat niet voldoende grondig hebben kunnen voeren. We hebben te weinig tijd besteed aan fundamentele elementen.
Ik pleit voor een heroriëntatie van de functie van de Senaat. Er werden vandaag in de loop van het debat interessante opmerkingen gemaakt, die we hadden moeten kunnen uitdiepen. Te vaak houden we ons bezig met de Kamer achterna te lopen. We zouden ons moeten concentreren op fundamentele aangelegenheden en we moeten hierover een maatschappelijk debat kunnen voeren.
Ik ben een voorstander van de hervorming van de Senaat. Als dat niet mogelijk is, dan moeten we hem maar afschaffen.
Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - We hebben het amendement van de heer Cornil gesteund omdat wij voorstander zijn van het schrappen van aanbeveling 26, die voorziet in een mechanisme van strafvermindering dat veel verder gaat dan dat van de wet van 24 februari 1921 met betrekking tot de handel in gifstoffen. Het algemeen stelsel van pentiti verdient een grondig debat en kan zeker niet worden gewijzigd naar aanleiding van conclusies en aanbevelingen inzake doping in de sport.
De redactie van aanbeveling 26 is misleidend, want er wordt verwezen naar de wet van 1921 terwijl de aanbeveling toch veel verder gaat.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik zal tegenstemmen omdat ik mij, in tegenstelling tot senator Mahoux, baseer op de tekst zelf van de aanbevelingen en niet op de interpretatie ervan.
Punt 2 stipuleert dat de sportbeoefenaars tegen wie een onderzoek loopt wegens het gebruik van doping zouden worden uitgesloten van de competitie en dit zo lang hun naam niet is gezuiverd. Ik vind dat een aantasting van de rechten van die persoon omdat dit tot een beroepsverbod leidt.
In artikel 3 staat letterlijk dat sponsors die sportbeoefenaars aannemen die meermaals voor dopinggebruik werden veroordeeld automatisch het recht op fiscale aftrek van de sponsorbedragen verliezen. Dat is nefast voor de sport.
Met artikel 25 doet men een stap achterwaarts. Daarin staat dat het oplopen van een disciplinaire sanctie wegens doping niet mag betekenen dat er op systematische wijze in geen enkele vorm van strafrechtelijk gevolg wordt voorzien. Men haalt de doping uit het strafrecht om mensen te kunnen straffen. Vóór 1991 was doping ingeschreven in het strafrecht. Ik denk daarbij niet alleen aan de hormonendoping maar ook aan de gifwet van 1921 die nog altijd van kracht is.
Aangezien we deel uitmaken van een wetgevende, en niet van een interpreterende assemblee, kan ik dit document niet goedkeuren.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Het gaat hier om een resolutie en niet om een wetsvoorstel, maar mijn collega's hebben gelijk als ze wijzen op de onvolkomenheden ervan.
De heer Marcel Cheron (ECOLO). - Voor alle duidelijkheid, wij hebben dit amendement aanvaard omwille van de inhoud. Ik herinner er trouwens aan dat sportactiviteiten niet noodzakelijk met een sportclub moeten worden geassocieerd, maar bijvoorbeeld ook plaatshebben in fitnesscentra.
De tekst is het resultaat van kwalitatief hoogstaand werk. We moeten echter ook oog hebben voor de wetgeving van de Franse Gemeenschap die voorziet in regelmatige dopingcontroles. In Brussel zijn die controles nog altijd niet mogelijk omdat er geen akkoord is tussen de betrokken gemeenschappen. Het zou geweldig zijn als de Senaat ervoor kon zorgen dat ook controles worden georganiseerd voor de leden van de Brussels clubs.
Mijn fractie zal de tekst goedkeuren.
De heer André Van Nieuwkerke (SP.A-SPIRIT). - De SP.A zal de belangen van de sport verdedigen en de tekst goedkeuren.
De voorzitter. - We stemmen nu over de aanbevelingen van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Stemming 24
Aanwezig: 57
Voor: 42
Tegen: 1
Onthoudingen: 14
-De aanbevelingen zijn aangenomen.
-Ze zullen worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Justitie, aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
De heer Jacques Germeaux (VLD). - Ik wou ja stemmen.
De heer Jean-Marie Happart (PS). - Het wetsvoorstel 3-1190/1 dat ik heb ingediend werd vanmiddag in overweging genomen en verwezen naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. De wapens waarvan sprake in het voorstel zijn geen verdedigingswapens in de militaire betekenis. Ik vraag u bijgevolg om mijn wetsvoorstel te verzenden naar de commissie voor de Justitie en de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
De voorzitter. - Het Bureau zal uw verzoek opnieuw onderzoeken in zijn eerstvolgende vergadering, mijnheer Happart.
De heer Luc Willems (VLD). - Na het openvallen van een erfenis moet de identiteit van de erfgenamen en rechthebbenden op de nalatenschap van de overledene en de erfrechtelijke devolutie worden bekendgemaakt, onder meer ten aanzien van de houders van tegoeden van de erflater, zoals bankinstellingen, de fiscus en eventuele schuldenaars.
Voor tegoeden onder 743,67 euro kunnen de erfgenamen op de dienst Burgerlijke Stand van de laatste woonplaats van de overledene een erfrechtverklaring aanvragen. Als het bedrag groter is dan 743,67 euro of als de overledene minderjarige erfgenamen nalaat, is het vredegerecht van de laatste woonplaats van de erflater bevoegd voor het opmaken van een akte van bekendheid.
Zo'n akte van bekendheid wordt tegenwoordig echter meer en meer opgemaakt door de notaris belast met het indienen van de aangifte van nalatenschap en met de verdere vereffening en verdeling. De meeste bankinstellingen stemmen er thans mee in om, in het kader van kleine nalatenschappen, rekening- of spaartegoeden die een bepaald bedrag niet overschrijden, vrij te geven na het voorleggen van een erfrechtverklaring, al dan niet opgenomen in een brief van de instrumenterende notaris.
Om de uitbetaling van de tegoeden inzake personenbelasting te verkrijgen, dienen de erfgenamen echter te beschikken over een akte van bekendheid. Zij moeten dus ofwel een beroep doen op de bevoegde vrederechter, maar die ontmoedigen deze procedure, ofwel de afhandeling van de nalatenschap in handen geven van een notaris. De kostprijs van de procedure via de notaris overtreft vaak de uiteindelijke opbrengst, zeker wanneer het gaat om de teruggave van een klein bedrag.
Bestaan er concrete plannen om de verplichting om op korte termijn een akte van bekendheid voor te leggen, af te schaffen voor een kleine teruggave? Is de fiscus bereid om voor de teruggave van kleine bedragen een eenvoudige erfrechtverklaring te aanvaarden, naar het voorbeeld van de financiële instellingen? Hoeveel erfgenamen hebben in de periode van 2000 tot nu afgezien van de teruggave van kleine belastingtegoeden van een overledene?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - De administratie heeft al enkele jaren geleden bijzondere regels uitgewerkt met betrekking tot de bewijsstukken die moeten worden voorgelegd om terugbetaling te krijgen van tegoeden inzake personenbelasting na het overlijden van de belastingplichtige.
Daarbij wordt enerzijds rekening gehouden met de graad van verwantschap van de rechthebbende aan wie de uitbetaling zal gebeuren (overlevende echtgenoot, reservataire erfgenaam, andere wettige erfgenamen, algemeen legataris, advocaat-vereffenaar of notaris-vereffenaar) en anderzijds met het bedrag van de teruggave.
Een volledig overzicht van alle regels die worden toegepast kan door iedereen geraadpleegd worden op de website van de FOD Financiën (www.fiscus.fgov.be, gestelde vragen, sector invordering, rubriek nalatenschappen.) Ik kan zonodig een afdruk bezorgen.
Uit die bijzondere regels, laatst geactualiseerd in oktober 2004, blijkt dat niet systematisch een akte van bekendheid wordt gevraagd. Bijvoorbeeld voor de uitbetaling van een bedrag tot 2.500 euro aan de niet uit de echt gescheiden of feitelijk gescheiden overlevende echtgenoot worden geen vormvereisten opgelegd. Een akte van bekendheid met volmacht aan de erfgenamen wordt pas gevraagd vanaf een bedrag van meer dan 5.000 euro.
De diensten van de FOD Financiën beschikken niet over statistische gegevens betreffende het aantal erfgerechtigden dat verzaakt heeft aan de teruggave van kleine belastingtegoeden.
De heer Luc Willems (VLD). - Ik weet niet in welke mate die regels ook lokaal geïmplementeerd worden, want het is juist op basis van lokale problemen dat ik deze vraag stel. Lokale ambtenaren eisen blijkbaar nog steeds de voorlegging van een akte van bekendheid. In dergelijke gevallen zien de rechthebbenden er tegen op een notaris aan te spreken wetende dat de kostprijs voor zo'n interventie ongeveer even hoog is als de teruggave zelf.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het Hof van Cassatie heeft in de Sanoma-zaak beslist dat bedrijven die evenementen organiseren om hun producten en diensten te promoten, de BTW op de gemaakte kosten volledig kunnen aftrekken. Die kosten worden niet langer als onthaalkosten bestempeld, zoals de fiscus beweerde, maar gelden als reclamekosten. Volgens de wet is de BTW op reclamekosten immers volledig aftrekbaar, in tegenstelling tot de BTW op onthaalkosten die niet aftrekbaar is. Tegen een BTW-tarief van 21 procent maakt dat voor de bedrijven een enorm verschil uit.
Het arrest van het Hof van Cassatie kan tot gevolg hebben dat alle bedrijven die na juni 2000 de BTW op reclamekosten niet mochten aftrekken omdat de fiscus ze als onthaalkosten bestempelde, een terugvordering bij de fiscus zullen indienen.
Het arrest van het Hof van Cassatie ligt vervolgens in de lijn van een uitspraak van het Hof van Beroep te Antwerpen uit 1999 waarin onder meer gesteld werd dat `als de kosten enkel bedoeld zijn om een algemeen gunstige sfeer ten overstaan van de onderneming te creëren het onthaalkosten zijn.'
Welke conclusies trekt de minister uit de uitspraak van het Hof van Cassatie? Hoeveel bedrijven kunnen een terugvordering doen bij de fiscus? Op hoeveel mag die terugvordering worden geraamd?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - In zijn arrest van 8 april 2005 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de kwalificatie van kosten van vermaak en ontspanning die worden gemaakt in het kader van een feestelijke bijeenkomst die hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft kopers in te lichten over het bestaan en de hoedanigheid van een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen.
De administratie legt zich neer bij de beslissing van het hof om de kosten die worden gemaakt met het oog op de publiciteit voor bepaalde producten niet aan te merken als kosten van onthaal in de zin van artikel 45, §3, 4º, van het BTW-wetboek. Het hof heeft in genoemd arrest evenwel geoordeeld op basis van de feitelijke omstandigheden van de zaak. Daaruit bleek dat de georganiseerde evenementen inderdaad een coherent publicitair karakter hadden en dat ze erop gericht waren de bezoeker van de evenementen vermaak en ontspanning te bieden.
De belastingplichtige moet dus geval per geval aantonen dat de gemaakte kosten de directe verkoop beogen of worden gemaakt met het oog op de publiciteit voor welbepaalde producten of diensten. In dat geval kunnen ze niet worden aangemerkt als kosten van onthaal die alleen het creëren van een algemene gunstige atmosfeer ten overstaan van de onderneming nastreven. Wij aanvaarden de nieuwe interpretatie van het Hof van Cassatie en zullen die volgen.
Mijn administratie beschikt niet over de nodige gegevens om het aantal belastingplichtigen dat zich kan beroepen op voornoemd arrest, of het totaal bedrag dat daadwerkelijk zal kunnen worden teruggevorderd, te ramen.
De heer Christian Brotcorne (CDH). - Onze universiteiten en wetenschappelijke hogescholen hebben programma's opgezet om de resultaten van hun wetenschappelijk onderzoek ten nutte te maken. Dat gebeurde vroeger dikwijls in laboratoria die afhingen van de genoemde onderwijsinstellingen. Sinds enkele jaren is men gekomen tot de oprichting van afzonderlijk organismen, die spin-offs worden genoemd. Die worden, naargelang het geval, opgericht als VZW of als handelsvennootschap.
Omdat onderwijsinstellingen niet aan de BTW zijn onderworpen, rijst de vraag of deze activiteiten aan de BTW onderworpen zijn. Zowel laboratoria, departementen als spin-offs hebben uiteraard de bedoeling de resultaten van hun onderzoek aan de industrie te verkopen, contracten voor nieuw onderzoek af te sluiten of nog licenties en brevetten te geven aan belangstellende investeerders.
Kunnen die onderzoeksactiviteiten die door die instellingen onder bezwarende titel worden uitgevoerd - dat wil zeggen dat ze aanleiding geven tot een tegenprestatie van een derde - worden uitgesloten van BTW of niet? Moeten die spin-offs worden beschouwd als een verlengstuk van de universiteiten en hogescholen, zodat de BTW niet van toepassing is? Of moeten ze worden beschouwd als ondernemingen in algemene zin, zodat ze aan de BTW zijn onderworpen?
Kan de minister ook verduidelijken wat de BTW-regeling is bij het afstaan van licenties of brevetten of enige andere vorm van tegeldemaking van onderzoeksresultaten door een hogere onderwijsinstelling?
(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Als de spin-offs een rechtspersoonlijkheid hebben die los staat van de onderwijsinstellingen waarvan zij uitgaan, hebben zij in principe de hoedanigheid van BTW-plichtige voor de exploitatie onder bezwarende titel van de resultaten van hun onderzoeksactiviteiten. De handelingen die zij in dit kader verrichten zijn bijgevolg onderworpen aan de BTW.
Wanneer de onderwijsinstellingen de resultaten van het onderzoek zelf onder bezwarende titel exploiteren en deze instellingen vallen onder artikel 6 van het BTW-wetboek - openbare instellingen - is de exploitatie niet aan de BTW onderworpen. Hier gelden inzonderheid de bepalingen van het koninklijk besluit nº 26 van 2 december 1970 met betrekking tot de onderwerping van openbare instellingen aan de BTW.
De exploitatie is daarentegen wel onderworpen aan de belasting wanneer zij wordt verricht door onderwijsinrichtingen die niet in het vermelde artikel 6 worden bedoeld.
Om een einde te stellen aan die ongelijke behandeling zal binnenkort een voorontwerp van wet tot wijziging van het BTW-wetboek en van het koninklijk besluit nº 26 aan de ministerraad worden voorgelegd. Wij hebben het advies van de Inspectie van Financiën daarover reeds ontvangen. De aanpassing van artikel 6 gebeurt in overeenstemming met de zesde richtlijn terzake. Ik hoop dat het ontwerp in de komende weken door de regering zal worden goedgekeurd waarna het aan het parlement zal worden voorgelegd.
De voorzitter. - De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Op 15 oktober 2004 verscheen het koninklijk besluit met de boeteregeling voor het laattijdig indienen van jaarrekeningen. De regering liet onmiddellijk verstaan de boetes effectief te willen innen. Honderdduizend ondernemingen ontvingen dan ook een aangetekende brief. Ondernemingen, boekhouders en fiscalisten reageerden fel tegen die boeteregeling, die terecht als een extra lastenverhoging wordt aangezien. De bijkomende lasten voor de vennootschappen zouden voor vorig jaar 30 miljoen en voor dit jaar 10 miljoen euro bedragen.
Senator Schouppe en ikzelf hebben destijds op de programmawet een amendement ingediend om tegemoet te komen aan de terechte verzuchting van de ondernemingen. Met dat amendement wilden we de uiterste indieningsdatum voor neerlegging van de jaarrekening samen laten lopen met de uiterste indieningsdatum van de fiscale aangifte. In de praktijk betekent dit uitstel van indiening van de fiscale aangifte meteen ook een uitstel voor het neerleggen van de jaarrekeningen.
Tot onze tevredenheid kondigde de minister op 17 december 2004 in de senaatscommissie voor de Financiën en de Economische aangelegenheden aan hiervoor zelf een regeling te zullen uitwerken, die op korte termijn van kracht zou worden. We wachten nog steeds op een wetgevend initiatief van de minister. Wel moeten de vennootschappen die hun jaarrekening voor 2002 na de vervaldag van 31 juli 2003, maar vóór 30 september 2003 indienden, hun boete niet betalen. Wie al betaalde, zou zijn geld terugkrijgen. Voor de terugbetaling is geen koninklijk of ministerieel besluit vereist.
Intussen is het al 19 mei. Zonder een aangepaste regeling zal de uiterste datum voor neerlegging van de jaarrekening van het boekjaar 2004 opnieuw 31 juli 2005 worden, met alle gevolgen van dien. Enige haast is dan ook gewenst.
Hebben de vennootschappen die hun jaarrekening van het boekjaar 2002 vóór 30 september 2003 hebben neergelegd en die de boete hebben betaald, al hun geld teruggekregen? Wat is het beleid ten aanzien van vennootschappen die hun jaarrekening voor 2003 tussen 31 juli en 30 september 2004 hebben neergelegd? Wat kunnen de ondernemingen verwachten voor de neerlegging van de jaarrekening 2004? Tegen wanneer moeten de ondernemingen dat doen om geen boete op te lopen?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Minister Verwilghen is ten zeerste bekommerd om de moeilijkheden die ondernemingen ondervinden om hun jaarrekening tijdig neer te leggen. De bevoegdheden in dit dossier zijn evenwel verdeeld.
Vennootschappen die een boete hebben gekregen, moeten die betalen aan de FOD Financiën. Die staat ook in voor de terugbetaling van de boetes. De vraag tot terugbetaling moet dus worden gericht aan de minister van Financiën. Overigens legt de minister van Justitie de indieningstermijn vast.
Vennootschappen die hun jaarrekening voor het boekjaar 2003 hebben neergelegd in augustus of september 2004, zonder uitstel te hebben gevraagd, zullen geen boete moeten betalen. Hier wordt dezelfde regeling toegepast als voor het boekjaar 2002.
Krachtens de huidige regeling moeten de ondernemingen hun jaarrekening voor het boekjaar 2004 neerleggen vóór 31 juli 2005. Ondernemingen die deze termijn niet halen, kunnen uiteraard steeds artikel 129bis van het Wetboek van vennootschappen inroepen en uitstel vragen bij de FOD Economie. De minister gaat er dan ook van uit dat geen enkele onderneming een boete zal moeten betalen voor het boekjaar 2004.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De minister van Economie had beloofd dat ondernemingen die reeds betaald hebben, een terugvordering zouden kunnen indienen. Kan minister Reynders dat navragen?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - In een collegiale regering is het maar normaal dat ik zal pogen de belofte van minister Verwilghen te realiseren. Ik zal de heer Steverlynck een antwoord bezorgen.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik had begrepen dat de jaarrekening voor 2004 vóór 31 juli 2005 moet worden neergelegd. Het zou veel eenvoudiger zijn de termijn met twee maanden te verlengen. Dan kunnen de ondernemingen er zeker van zijn dat ze niet zullen worden beboet.
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Dat is inderdaad logisch.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik zal werk maken van een wetsvoorstel terzake.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De Amerikaanse autoriteiten geven toe dat het aangekochte materieel ter beveiliging van de lucht- en zeehavens allesbehalve effectief en zelfs onbetrouwbaar is. In het totaal zouden de Verenigde Staten van Amerika al meer dan 4,5 miljard dollar hebben gespendeerd aan scanners en ander detectiematerieel dat in de strijd tegen het terrorisme alles wat via de lucht of het water het land binnenkomt, moet controleren op wapens, explosieven en nucleair materiaal. Volgens de New York Times is de Amerikaanse overheid genoodzaakt nu opnieuw miljarden dollars uit te trekken om het aangekochte materieel te vervangen.
Het meest frappante voorbeeld zijn de nucleaire detectiepoorten die in de havens worden gebruikt om radioactief materiaal in vrachtwagens op de sporen. Die detectiepoorten zouden blijkbaar niet het verschil kunnen zien tussen de radioactiviteit die een atoombom uitstraalt en de natuurlijke radioactieve straling van bijvoorbeeld keramische tegels of kattenbakvulling. Zo sloegen in de haven van Rotterdam de detectiepoorten al meer dan vijfduizend keer alarm, maar radioactief materiaal, laat staan een kernkop, werd in niet één van die gevallen gevonden.
De haven van Antwerpen is een van de laatste Europese havens die met detectiepoorten wordt uitgerust. Begin 2006 worden er zeventig zulke poorten in Antwerpen geïnstalleerd. In antwoord op mijn vraag om uitleg over de controle van containers in de haven van Antwerpen deelde de minister onder meer het volgende mee: `Met de installatie van de nucleaire sensoren is een investering van meer dan 13,6 miljoen euro gemoeid, waarvan 11,2 miljoen euro voor een financiering door de Amerikaanse overheid en 2,3 miljoen euro voor ons voor de periode 2005-2008. Wellicht zullen nog investeringen volgen voor andere havens.'
Het is algemeen geweten dat de Antwerpse haven een grote rol speelt bij de `invoer' van georganiseerde criminaliteit in ons land. Het probleem werd bovendien reeds uitvoerig gesignaleerd in 1998 in het verslag van de vervolgcommissie voor de georganiseerde criminaliteit.
Acht de minister het wenselijk dit type van scanner in de Antwerpse haven te plaatsen, gelet op de mogelijke onbetrouwbaarheid ervan?
Acht de minister het bijgevolg wenselijk de plaatsing en werking van de nieuwe Amerikaanse toestellen af te wachten?
Volgen nog investeringen in andere Belgische havens? Zo ja, wat is dan de timing en welke budgettaire gevolgen heeft dat voor de Belgische overheid?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Er werd voor de huidige poorten gekozen omdat hun technologie momenteel het meest in orde is en ze het best bruikbaar zijn in terminals met een groot aantal containerbewegingen per uur. Met andere technologieën is er geen vlotte doorstroming van containers mogelijk, waardoor er grote vertragingen in de goederenstroom in de Antwerpse haven zou ontstaan.
De kwaliteit van de meetpoorten hangt in de eerste plaats af van de gebruikte software. Dat is per definitie een zeer evolutief gegeven. In Antwerpen wordt met de installatie van de poorten gestart begin 2006. Dat plaatst de Belgische overheid in een zeer gunstige uitgangspositie. In Antwerpen kan immers rekening worden gehouden met de ervaringen in andere landen, zoals Nederland, de Verenigde Staten, Rusland, Griekenland enzovoort. De Administratie der douane en accijnzen staat samen met het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle voortdurend in contact met vooral de Verenigde Staten en Nederland, precies om de evolutie van de software op de voet te kunnen volgen.
Uit contacten met Nederland blijkt overigens dat na een proefproject van één jaar, de valse alarmen nagenoeg volledig verdwenen zijn.
De Belgische overheid zal erover waken dat bij de implementatie van Megaports de meest verfijnde technologieën en de laatste softwareversies zullen worden gebruikt. Het is van belang te weten dat de meetpoorten niet onmiddellijk na de installatie operationeel zullen zijn. Er zal zeker een testperiode van een aantal maanden aan voorafgaan. Dat zal eveneens bijdragen tot het goed functioneren van de poorten.
Mijn antwoord op de tweede vraag is negatief. We gaan verder met de huidige toestellen, maar de software zal worden aangepast. Installaties in de havens van Zeebrugge en Gent worden in overweging genomen en kunnen ten vroegste in de loop van 2007 plaatsvinden. De budgettaire gevolgen hiervan kunnen nog niet accuraat worden ingeschat omdat in de havens van Zeebrugge en Gent nog geen technische audit gebeurde.
De voorzitter. - Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt namens de heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het Interdepartementaal Coördinatiecomité ter bestrijding van illegale wapentransfers (ICIW) is sinds november 2001 niet meer samengekomen. Het ICIW werd in 1999 door de federale regering opgericht.
Het comité groepeert alle overheidsdiensten die te maken hebben met legale en illegale wapenhandel. Daarnaast kunnen externe experts op de vergaderingen van het ICIW uitgenodigd worden. De belangrijkste doelstelling van het ICIW is het nastreven van een verbeterde informatie-uitwisseling tussen de betrokken overheidsdepartementen. In het ICIW kunnen de departementen hun acties eveneens op elkaar afstemmen.
Door een gebrekkige coördinatie voeren de verschillende departementen, de politie en de gewesten strijd naast elkaar. Hierdoor ontbreekt een totaaloverzicht.
Nochtans is de strijd tegen de illegale wapenhandel sinds 2003 een prioriteit in het Nationaal Veiligheidsplan. Het is ook een prioriteit in de kadernota Integrale Veiligheid, die eind maart 2004 werd opgesteld tijdens de superministerraad over Justitie en Veiligheid.
Welke maatregelen zal de minister nemen om het Interdepartementeel Coördinatiecomité voor de bestrijding van Illegale Wapentransfers nieuw leven in te blazen?
Welke maatregelen werden door de verschillende overheidsdepartementen sinds november 2001 genomen ter bestrijding van de illegale wapenhandel?
Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ziehier het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken.
In juli 2001 heeft de eerste VN-Conferentie inzake de strijd tegen de illegale handel in kleine en lichte wapens in al zijn facetten een internationaal actieplan gelanceerd. Sindsdien werden een aantal initiatieven genomen, zowel in regionale als nationale context, die aan verscheidene aspecten van het actieplan concrete opvolging geven. Het uitgangspunt is dat een efficiënte strijd tegen illegale wapenhandel mondiaal moet georiënteerd zijn en tegelijk moet berusten op politieke en juridische engagementen die voldoende afdwingbaar zijn. Een essentiële vereiste daarbij is een duidelijke afbakening van het wettelijke kader voor legale activiteiten.
De Belgische respons is derhalve gebaseerd op innoverend legislatief werk op nationaal niveau, betrokkenheid van de Europese Unie inzake evolutie van de EU-gedragscode en verbreding van de regionale aanpak in OVSE-verband. Dat betekent onder meer de specifieke behandeling van brokering en end user-certificaten. België besteedt verder ook aandacht aan specifieke fora zoals het Wassenaar Arrangement inzake de exportcontrole voor conventionele wapens en dual use-goederen. Elk van die componenten wordt vervolgens voorgelegd aan de VN, die zich hierop kan inspireren voor de geleidelijke kwalitatieve verdieping van de wereldwijde aanpak van het probleem van de illegale wapenhandel.
Op nationaal vlak werd in 2003 wetgevend werk verricht inzake de exportcontrole en het optreden van tussenpersonen in de wapenhandel of brokering. Die initiatieven werden voorgesteld tijdens de Eerste biënnale VN-Bijeenkomst in 2003, volgend op de VN-Conferentie van 2001, en ze werden daar wegens hun progressieve aanpak algemeen gunstig verwelkomd. De uitvoering van dat nieuwe wettelijke kader werd toevertrouwd aan de FOD Justitie. Thans wordt bijzondere aandacht geschonken aan het thema van markeren en traceren van kleine wapens. Hierover debatteert een VN-Bijeenkomst van experts en verwacht wordt dat een voorstel van internationaal instrument zal worden voorgelegd aan de Tweede biënnale VN-Bijeenkomst, die plaatsvindt in juli 2005. De FOD Buitenlandse Zaken organiseert hierover interdepartementeel overleg waarop overigens sedert januari dit jaar ook de gewesten worden uitgenodigd. Uiteraard zal er ook interdepartementeel overleg worden gevoerd in aanloop naar de in 2006 geplande Opvolgingsconferentie voor het VN-actieplan. De door de minister van Justitie aangekondigde initiatieven inzake wapenbezit zullen ongetwijfeld ook hun nut bewijzen in dit internationale perspectief.
Uit wat voorafgaat mag blijken dat sinds enkele jaren een aantal parameters bepalend voor de coördinatie inzake de bestrijding van illegale wapentransfers grondig gewijzigd zijn. Het overleg over deze materie werd op de FOD Buitenlandse Zaken gevoerd in functie van de hierboven geschetste nieuwe internationale context. Dit verklaart mede waarom de samenstelling van het Interdepartementeel Coördinatiecomité voor de Bestrijding van Illegale Wapentransfers vandaag wellicht best herbekeken wordt. Daartoe worden de nodige consultaties met allee betrokken actoren opgestart.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik kan de staatssecretaris bezwaarlijk verdere vragen stellen. Ik constateer wel dat ze bevestigt wat ik al vermoedde, namelijk dat het Coördinatiecomité niet is bijeengeweest. Er werden wel diverse initiatieven genomen, ook op internationaal vlak en men zegt dat men bezig is het Comité een nieuwe samenstelling te geven. Ik hoop dat ik geen vier jaar moet wachten om daar nog iets van te vernemen, want het Comité is sinds 2001 niet meer bijeengekomen. Daarom dring ik er bij de regering op aan dat ze het Comité met bekwame spoed opnieuw samenstelt, zodat het zijn werk kan voortzetten.
Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ik zal de minister van Binnenlandse Zaken de opmerkingen van de heer Vandenberghe zeker bezorgen. Het thema ligt trouwens ook mij na aan het hart.
De voorzitter. - Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt namens de heer de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, en namens de heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Zaterdag 23 april jongstleden vond op de E17 in Zele een ongeval plaats. Een truck geladen met giftige stoffen vloog in brand. De hulpverleners moesten een eind omrijden en verloren daardoor kostbare tijd.
Dat tijdverlies kan worden vermeden als de hulpverleners in noodgevallen ook in de tegengestelde richting op de autosnelweg mogen rijden. Vandaag is dat reeds mogelijk voor politionele diensten, maar niet voor diensten zoals de brandweer, de MUG en ambulances. De provinciegouverneur van Oost-Vlaanderen merkte dat ook op bij de evaluatie.
Bovendien duurde het zeer lang voor duidelijk werd wat de vrachtwagen precies vervoerde. Het Europees Verdrag voor internationaal transport over de weg van gevaarlijke producten geldt vandaag enkel voor bulktransport. Het ongeval zaterdag betrof collitransport. Het was dus niet verplicht herkenningstekens aan te brengen.
Bij de brandweer van Beveren loopt momenteel een proefproject met een mobiel communicatiesysteem. De apparatuur maakt het bijvoorbeeld mogelijk live camerabeelden door te sturen naar de crisiscel in de kazerne. Het is ook mogelijk van op afstand contact te leggen met een databank met gegevens over gevaarlijke producten. Dat systeem staat wel nog in de kinderschoenen, maar heeft inzake snelle en doeltreffende informatie op het werkveld enorme mogelijkheden. Zo gaat er geen kostbare tijd verloren. Het systeem biedt ook andere mogelijkheden zoals telefonie en het doorsturen van rookanalyses.
Is de minister van Mobiliteit bereid ook niet-politionele diensten in tegengestelde richting te laten rijden op de autosnelwegen indien er zich een noodgeval voordoet? Met wie zal de minister hierover gesprekken aanknopen? Binnen welke termijn?
Is de minister van Mobiliteit van mening dat de Europese wetgeving moet worden uitgebreid naar het collitransport? Zal de minister dat op Europees niveau aankaarten? Is het niet nuttig om dat nu reeds in België te verplichten?
Hoe ver staat het koninklijk besluit inzake uniforme aanpak van rampen dat de minister van Binnenlandse Zaken plant? Wie beschikt in het geplande koninklijk besluit over de beslissingsbevoegdheid om die fase van het rampenplan af te kondigen? Wanneer zal het koninklijk besluit worden ingediend en gepubliceerd en van kracht worden?
Volgt de minister van Binnenlandse Zaken het proefproject inzake het mobiel communicatiesysteem? Heeft hij cijfers over de kostprijs? Is het niet nuttig dit systeem in de toekomst in iedere provincie te installeren en de provincie daarin een coördinerende rol te laten vervullen? Zal de minister initiatieven ter zake nemen? Is het niet mogelijk een publiek- private samenwerking op te zetten voor de financiering van die systemen en de verzekeringsmaatschappijen erbij te betrekken?
Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Artikel 59.10 van het Verkeersreglement bepaalt inderdaad dat, voor zover de behoeften van de dienst of van hun opdracht het rechtvaardigen, de bij artikel 21 voorgeschreven regels voor toelating en verkeer op de autosnelwegen - onder andere het verbod om in de tegengestelde richting te rijden - niet gelden voor politionele diensten.
De minister van Mobiliteit heeft enkele bedenkingen bij het pleidooi om deze uitzondering uit te breiden tot niet-politionele diensten. Er dient voor ogen te worden gehouden dat in de tegenovergestelde richting rijden ontzettend gevaarlijk kan zijn, zeker in samenhang met allerlei ongunstige factoren zoals slechte weersomstandigheden of nog doorgaand of resterend verkeer.
Enige tijd geleden werd het advies van het Belgisch Instituut voor de verkeersveiligheid omtrent deze problematiek gevraagd. Het BIVV is eveneens van oordeel dat in tegengestelde richting rijden op de autosnelweg uitermate gevaarlijk is in situaties waarin de weg niet voor alle verkeer is afgesloten en de situatie niet onder strikt politioneel toezicht wordt gehouden. De minister van Mobiliteit is dan ook geen voorstander om artikel 59.10 van het Verkeersreglement uit te breiden. Dat kan immers een rits bijkomende ongevallen veroorzaken, wat toch geenszins de bedoeling kan zijn. Bovendien zijn de Belgische autosnelwegen uitgerust met talrijke op- en afritten, die een snelle toegang tot de plaats van een incident kunnen garanderen.
De Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) is nu al van toepassing op het vervoer van collitransporten. Bij bovenvermeld ongeval betrof het geen gevaarlijke goederen, maar producten die bestemd waren voor het vervaardigen van dierenvoeding. Wanneer niet-gevaarlijke producten in een brand terechtkomen bestaat soms het risico dat er schadelijke rook, nevel of damp vrijkomt die de interventiediensten die de brand moeten bestrijden, kan hinderen. Omdat het product niet gevaarlijk was, beschikte de chauffeur niet over veiligheidskaarten met de nodige informatie.
Omdat de oorzaak van het ongeval momenteel nog niet met zekerheid bekend is, dienen de conclusies van het door de experts uitgevoerde onderzoek te worden afgewacht, alvorens maatregelen met betrekking tot dergelijke transporten te treffen.
De bedoeling van het ontwerp van koninklijk besluit over de rampenplannen is te komen tot uniforme procedures ingeval van rampen, catastrofes en schadegevallen. De beslissing om een gemeentelijke of provinciale fase van het rampenplan af te kondigen behoort volgens het ontwerp toe aan de territoriaal bevoegde burgemeester of de provinciegouverneur.
Het ontwerp moet nog worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en aan de Raad van State en zal van kracht worden binnen de eerstkomende maanden.
De diensten van de minister van Binnenlandse Zaken hebben de persvoorstelling van het proefproject bijgewoond en zullen het dossier verder volgen.
De installatie van het volledige communicatiesysteem bij het brandweerkorps van Beveren, zowel voor de uitrusting van de kazerne als voor de voertuigen, bedraagt 65.000 euro. Per bedrijf dienen er een aantal hotspots te worden geplaatst. Dat zijn draadloze basisstations voor de netwerkverbinding. De bedrijven die aan het proefproject deelnemen, hebben de installatiekosten ten bedrage van 5.000 euro zelf bekostigd.
De uitbreiding naar de andere provincies is momenteel nog niet aan de orde, aangezien het proefproject nog niet is afgerond. Na evaluatie van het proefproject zal de minister van Binnenlandse Zaken alle elementen tegen elkaar afwegen. Er dient immers rekening mee te worden gehouden dat naast de technologische ontwikkeling een aantal essentiële vereisten, zoals het actueel houden van de centrale databanken en de compatibiliteit met het ASTRID-netwerk, een niet onbelangrijke rol spelen in het succes van het systeem, enzovoorts.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Ik denk dat ook niet-politionele interventiediensten in staat zijn om in te schatten wanneer het noodzakelijk en verantwoord is om tegen de rijrichting in te rijden. Ik zie dus niet in waarom een onderscheid moet worden gemaakt tussen een politiedienst en bijvoorbeeld een MUG-team.
Over het communicatiesysteem zal ik de minister van Binnenlandse Zaken misschien opnieuw ondervragen. Mijns inziens kan de provincie een rol spelen bij het opzetten van een proefproject inzake mobiele communicatiesystemen. Ik denk dat dit echt de toekomst is. Had men in Zele over zo'n systeem beschikt, dan had men uren kunnen winnen. Mocht zich ooit een ramp voordoen met veel slachtoffers, dan is zo'n systeem van essentieel belang. We moeten durven verder te denken. De minister moet mensen samenbrengen om een proefproject op provinciaal niveau uit te werken, dat later dan kan worden uitgebreid.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Ik moet niet herhalen dat foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing verboden zijn en ernstige schendingen van de mensenrechten zijn.
Om zulke schendingen te voorkomen heeft de wereldconferentie over de mensenrechten van Wenen in juni 1993 een oproep gedaan om snel het facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing aan te nemen dat erop gericht is aan preventie te doen via een systeem van geregelde bezoeken aan gevangenissen.
De conferentie had de nadruk gelegd op het belang van preventie in de bestrijding van foltering. Daarom heeft de Algemene vergadering van de Verenigde Naties op 18 december 2002 bij resolutie 57/199 een facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing aangenomen.
Dit protocol voorziet in een nationaal preventiemechanisme dat foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing moet voorkomen.
Het legt een preventieve gerechtelijke procedure vast waardoor geregelde internationale bezoeken gekoppeld worden aan nationale bezoeken met de medewerking van de bezochte Staten. Volgens een Franse deskundige is het bezoek ter plaatse onvervangbaar om de waarheid en werkelijkheid te kunnen inschatten.
Dit protocol werd door 34 landen ondertekend, waaronder 11 EU-lidstaten. Door 8 van die landen werd het al geratificeerd: Albanië, Argentinië, het Verenigd Koninkrijk, Kroatië, Liberia, Mexico, Denemarken en Malta. Krachtens artikel 28 moet het protocol door minstens 20 landen zijn geratificeerd voor het in werking kan treden.
Kan de minister ons zeggen of België overweegt om dit facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing te ondertekenen en wanneer?
Mocht België niet van plan zijn het te ondertekenen, had ik graag geweten waarom niet?
Sommige gespecialiseerde niet-gouvernementele organisaties vragen zich af waarom België dit protocol nog niet heeft ondertekend.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Ik ben het eens met de heer Roelants du Vivier wat betreft het belang van de inwerkingtreding van het facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing dat in 2002 door de Verenigde Naties is aangenomen. Dit protocol breidt de bevoegdheden van het VN-Comité tegen foltering uit en voorziet in de oprichting van onafhankelijke nationale controlemechanismen die de naleving van de basisconventie nagaan.
Op 5 november 2004 heb ik over de ondertekening van het protocol een brief geschreven aan mijn collega van Buitenlandse Zaken. Ik heb hem gevraagd om een snelle beslissing van de bevoegde werkgroep van de FOD Buitenlandse Zaken over het gemengde karakter van het Verdrag en over de formule voor de ondertekening van het protocol.
In die werkgroep heeft de vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschap namens minister Bourgeois gevraagd dat Vlaanderen afzonderlijk zou kunnen ondertekenen. De dienst codificatie en verdragen van de Verenigde Naties onderstreepte desgevraagd dat het enkel een ondertekening namens België kan aanvaarden.
Opdat dit dossier niet langer zou aanslepen heb ik de minister van Buitenlandse Zaken, die mij hierin volledig steunt, gevraagd persoonlijk bij de betrokken autoriteiten te interveniëren opdat de ondertekening zo vlug mogelijk zou kunnen plaatsvinden.
Ik heb de dienst mensenrechten van mijn departement al opgedragen parallel met de voorbereiding van het ratificatiedossier op het federale niveau de implementering van het protocol voor te bereiden.
De voorbereiding van de ratificatie zal gebeuren in overleg met alle betrokken federale en deelstatelijke overheden.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Ik dank de minister voor haar volledig antwoord. Ik dank haar ook dat ze ijvert voor de snelle ratificatie. Daartoe is het akkoord van de betrokken overheden in de werkgroep voor de gemengde verdragen onontbeerlijk. Als ik het goed begrijp is er een probleem bij de Vlaamse Gemeenschap. Ik hoop dat het vlug kan worden opgelost, want de Verenigde Naties erkennen inderdaad enkel de ondertekening door de Belgische Staat.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De politierechtbank van Leuven kampt al geruime tijd met werkoverlast en heeft bijgevolg nood aan bijkomende politierechters. In antwoord op mijn vraag om uitleg van 8 juli 2004 beloofde de minister dat de Leuvense rechtbank vanaf september 2005 een bijkomende politierechter zou krijgen. Extra versterking in de loop van 2006 zou eveneens in overweging worden genomen.
Ondertussen is de situatie echter veranderd. In de loop van 2004 kondigde een van de drie politierechters zijn pensioen aan vanaf september 2004. Het pensioen werd op verzoek van het kabinet van de minister uitgesteld tot januari 2005.
De Hoge Raad voor de Justitie deelde op 19 oktober 2004 de voordracht van een kandidaat mee. De minister liet de wettelijk vastgestelde antwoordtermijn echter verstrijken.
De door de Hoge Raad voorgedragen kandidaat was gedurende meer dan 20 jaar plaatsvervangend politierechter en was op 11 januari 1998, met ingang van de wet, dus voor zeven jaar geslaagd inzake beroepsbekwaamheid. Zeven jaar later, op 11 januari 2005, verviel zijn vrijstelling.
Zowel de Hoge Raad als de kandidaat zouden de Koning een aanmaning hebben gestuurd, waarop echter geen antwoord kwam.
De derde politierechter werd ondertussen vervangen door plaatsvervangende advocaten.
Het spreekt vanzelf dat het stelselmatige gebruik van plaatsvervangende rechters het geloof in de rechterlijke macht ondermijnt. De advocaat van de tegenpartij zetelt immers daags nadien als rechter in een andere zaak.
Kan de vice-eerste minister bevestigen dat er thans slechts twee politierechters zijn en dat het derde ambt door plaatsvervangers wordt uitgeoefend?
Welke concrete maatregelen overweegt de vice-eerste minister om de vacature op zeer korte termijn in te vullen?
Wat zijn de redenen van de vertraging bij de invulling van het derde mandaat?
Werden er reeds maatregelen genomen tot creatie en invulling van een vierde ambt? Zo ja, zal die vierde politierechter met ingang van 1 september 2005 zijn ambt kunnen uitoefenen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Het klopt dat er bij de politierechtbank van Leuven momenteel slechts twee politierechters zetelen. Ik heb evenwel vernomen dat ze worden bijgestaan door enkele plaatsvervangende politierechters. Ik ben me er ten zeerste van bewust dat dit geen ideale situatie is.
Ingevolge een communicatiestoornis tussen mijn kabinet en de administratie werd er geen beslissing genomen inzake de voordracht van een kandidaat door de Hoge Raad voor de Justitie.
Na de aanmaning werd de weigeringsbeslissing aan de betreffende kandidaat betekend. Een identieke voordracht door de Hoge Raad werd gevolgd door een tweede weigeringsbesluit, dat dateert van eind februari 2005.
De weigeringsbesluiten werden genomen omdat ik het niet eens was met de wijze waarop en de argumenten waarmee de Hoge Raad de verschillende kandidaten tegen elkaar had afgewogen. Ik heb daarom gebruik gemaakt van het recht dat de wet mij toekent.
Een maand later werd de vacature andermaal gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De inschrijvingsprocedure werd ondertussen afgesloten zodat de nodige adviezen kunnen worden ingewonnen. Daarna wordt het dossier teruggestuurd naar de Hoge Raad met het oog op een voordracht. Dat betekent dat de derde politierechter in het najaar kan worden benoemd.
Ik blijf bij mijn voornemen om de bestaande personeelsformatie van de politierechtbank uit te breiden. Die uitbreiding, die op basis van een wet moet gebeuren, zal worden opgenomen in de programmawet bis waarin tevens de uitbreiding van de personeelsformatie van de hoven van beroep van Gent en Luik aan bod zal komen.
Volgens de meest recente statistieken heeft de politierechtbank van Leuven recht op vier rechters. De programmawet bis zal over enkele weken in het parlement worden ingediend.
Als alles meezit, zal de vacature voor de vierde politierechter kort na de hervatting van de parlementaire werkzaamheden kunnen worden gepubliceerd en kan de benoeming begin 2006 plaatsvinden.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik neem aan dat de vierde vacature vóór 21 juli zal worden goedgekeurd, zodat het probleem kan worden opgelost.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het statuut van de agenten van de buitendiensten van de Staatsveiligheid is bijna 40 jaar oud, verouderd en onaangepast aan haar wettelijke opdrachten.
Sedert de politiehervorming is dat statuut bovendien ook volledig onduidelijk. Naast de aspecten aangaande onder andere vorming, tucht en promotie speelt ook de vergoeding een belangrijke rol.
Volgens de personeelsleden is België het enige westerse land dat zijn inlichtingendienst zo verwaarloost. De beloftes van de regering van 2001 zouden niet nagekomen zijn. In dat opzicht verwijst men naar de passiviteit van het Ministerieel Comité Inlichtingen en Veiligheid, in het bijzonder voor de bescherming van het economische potentieel of het afluisteren. Ook het systematische laattijdige antwoorden op vragen van de Financiële Inspectie, de niet-publicatie van de uitvoeringsbesluiten op de wet op hun sociaal statuut en de onverschilligheid van de opeenvolgende regeringen aangaande de loonmaterie, veroorzaken een groot ongenoegen bij de diensten.
De agenten van de buitendiensten vrezen bovendien dat de hervormingen en de agenda voor januari 2006, die door de minister werden aangekondigd, niets meer zijn dan beloftes. Ze dreigen nu met acties zoals het dragen van een zwarte rouwband en zelfs het houden van een werkstaking.
Welke conclusies trekt de vice-eerste minister uit de opmerkingen van de agenten van de buitendiensten van de Staatsveiligheid?
Welke maatregelen worden er genomen om het statuut van deze personen aan te passen aan de tijd en aan hun wettelijke taken?
Wanneer zal dit alles worden gerealiseerd?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Toen ik hoofd werd van het departement Justitie, drong het snel tot me door dat het noodzakelijk is een performante inlichtingendienst te hebben en dat die moet beschikken over de nodige menselijke en materiële middelen om zijn opdrachten te kunnen uitvoeren.
Ik heb bij elke begrotingscontrole dossiers ingediend om de personeelsformatie van de buitendiensten van de veiligheid van de staat te versterken en om de materiële werkomstandigheden van deze diensten te verbeteren.
Ik moet wel vaststellen dat ik een situatie uit het verleden geërfd heb, toen men zich nauwelijks bekommerde om het statuut of de manier van functioneren van deze agenten.
Het is inderdaad juist dat voor deze agenten sedert de politiehervorming niet meer dezelfde loonschalen gelden als voor de officieren van de gerechtelijke politie. Ik besloot dus om in het jaar 2005 eens uitgebreid na te denken over de hervorming van het statuut van de agenten van de buitendiensten, een hervorming die niet alleen betrekking heeft op het geldelijke statuut, maar ook op de verschillende aspecten van het administratieve statuut.
Ik ben voorstander van een specifiek statuut voor deze agenten, aangezien de wettelijke opdrachten die hen worden toevertrouwd in niets vergelijkbaar zijn met die van de andere staatsambtenaren.
Er zullen meerdere werkgroepen worden geïnstalleerd om concrete voorstellen te formuleren, meer bepaald voor wat het tuchtregime betreft, de deontologie van de agenten, de voortgezette vorming, de evolutie van hun loopbaan en uiteraard hun geldelijk statuut.
Tijdens het laatste budgettaire conclaaf bekwam ik eveneens een trekkingsrecht op de interdepartementale provisie van het openbaar ambt om de kosten te dekken van de hervorming van de carrière van deze agenten. Zodoende kon ik ook rekening houden met de terugwerkende kracht van deze hervorming tot 1 januari 2005.
We kunnen ons niet veroorloven om van deze hervorming knoeiwerk te maken. Mijn belangrijkste zorg bestaat erin deze agenten te voorzien van een statuut dat hen een correcte toekomst garandeert binnen het Belgische overheidsapparaat. Zonder een dergelijk statuut lopen we het risico dat niemand zich nog geroepen voelt om dit werk uit te voeren en dat we waardevolle personen naar andere overheidsdiensten zien vertrekken.
Ik weet pertinent zeker dat deze agenten veel verwachten van hun voogdijminister en ik stel alles in het werk om deze hervorming binnen de best mogelijke termijn uit te voeren.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de vice-eerste minister voor het concrete antwoord op de vraag. Haar antwoord zal me toelaten het dossier op de voet te volgen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Op bevel van de heer Koen Dassen, de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, hebben alle agenten van de geheime dienst hun dienstwapen moeten inleveren. Alleen de agenten van de sectie die instaat voor de bescherming van hooggeplaatste personen en vips, mogen nog een wapen dragen.
De maatregel werd op 13 maart genomen na het bekend raken van een schietincident in de kantoren van de inlichtingendienst. Een inspecteur had toen met zijn dienstwapen op een collega geschoten, maar als bij wonder geraakte niemand gewond.
Het incident wijst uit dat er geen duidelijke regels of afspraken bestaan over wie een wapen mag dragen, en in welke omstandigheden.
Welke conclusies trekt de vice-eerste minister uit het incident voor de werking van de Veiligheid van de Staat?
Wanneer worden er duidelijke regels opgesteld die vastleggen wie een dienstwapen mag dragen?
Hoe wil de vice-eerste minister het ongenoegen dat bij de inlichtingendienst is ontstaan, wegnemen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Het is juist dat de administrateur-generaal heeft beslist om tijdelijk de wapendracht bij de Veiligheid van de Staat op te schorten in afwachting van precieze aanbevelingen die moeten worden geformuleerd door een werkgroep die hij zelf heeft opgericht in de schoot van de Veiligheid van de Staat, en die wordt voorgezeten door de adjunct-administrateur-generaal. De opschorting heeft echter geen betrekking op de agenten van de buitendiensten die instaan voor de bescherming van hooggeplaatste personaliteiten.
Op 4 mei 2005 heeft de administrateur-generaal mij een eerste rapport gestuurd met de stand van zaken over:
De werkgroep is van mening dat al die aanbevelingen moeten worden geïntegreerd in een schriftelijke richtlijn, die moet zorgen voor het updaten van een interne nota 28 juni 1993 die genomen werd als gevolg van de het ministerieel besluit van 4 december 1992 tot vaststelling van de wapens en de munitie die deel uitmaken van de reglementaire uitrusting van de agenten van de buitendienst van de Veiligheid van de Staat en tot vastlegging van de bijzondere bepalingen inzake het bezit, het bijhouden en het dragen van deze wapens, dat werd vervangen door een ministerieel besluit van 6 mei 2003.
De werkgroep onderstreept ook de noodzaak om te voorzien in een precieze reglementaire basis om de agenten van de Veiligheid van de Staat die een wapen moeten bezitten, te verplichten een medisch onderzoek te ondergaan wanneer hun gezondheidstoestand een invloed kan hebben op het dragen van dat wapen. Momenteel kan een dergelijk medisch onderzoek alleen gebeuren wanneer de agent ermee instemt. Gelet op artikel 1 van het ministerieel besluit van 29 januari 2002 betreffende de vereiste voorwaarden van medische geschiktheid voor een functie bij de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, moeten de kandidaten evenwichtig zijn op neuropsychisch vlak om te worden toegelaten tot de stage. Het beantwoorden aan die voorwaarden wordt nagekeken bij het begin van de stage maar niet meer in de loop van de carrière. Dat is niet normaal. Die kwestie zal dus worden aangesneden bij de opmaak van het nieuwe statuut van de agenten van de buitendiensten.
Tot slot is de werkgroep van mening dat al deze aanbevelingen het mogelijk moeten maken om van nu af aan de tijdelijke en bewarende maatregelen inzake het verbod van wapendracht op te heffen voor de agenten die zorgen voor de bewaking, voor schaduw- of inlichtingenopdrachten die risico's meebrengen voor de fysieke integriteit.
Ik ben eveneens van mening dat de agenten van de Veiligheid van de Staat hun wettelijke opdrachten in de best mogelijke omstandigheden en in alle veiligheid moeten kunnen uitvoeren.
Over het incident van november 2004 geef ik liever geen commentaar aangezien het gerechtelijk onderzoek nog loopt. Ik wens er in de eerste plaats voor te zorgen dat de agenten een succesvolle carrière kunnen uitbouwen in de instelling. Hiertoe krijgen ze een statuut dat beter is aangepast aan het specifieke karakter van hun opdrachten. We rekenen erop dat de nieuwe reglementaire teksten klaar zullen zijn in 2006.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De minister heeft een goed beeld gegeven van de problematiek en ze heeft een voorproefje gegeven van de aanbevelingen van de commissie ad hoc. We blijven het dossier opvolgen en tijdens de komende vergadering van de parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I komen we daar zeker op terug.
De voorzitter. - Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.
De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Ik betreur het dat minister Flahaut reeds vier weken weigert om op mijn vraag te antwoorden.
Op 1 juni 2001 besloot de Ministerraad zeven Airbus A400M (militaire transporttoestellen) aan te kopen. In de paragrafen 3 en 4 van die beslissing staat uitdrukkelijk dat onmiddellijk een begeleidingscomité moest worden samengesteld om een evenwichtige deelname van de bedrijven in deze overheidsbestelling te waarborgen. Met evenwichtig werd wel degelijk bedoeld: een verdeling over de gewesten, bewaakt door de verschillende ministers van Economie en Begroting.
Wanneer werd dit begeleidingscomité samengesteld, en hoe dikwijls heeft het reeds vergaderd?
De federale regering besliste reeds in 2000 niet langer compensaties te eisen. België krijgt de compensaties toch omdat alle andere landen die dit toestel bestelden - in het totaal 180 - wél dergelijke compensaties eisten. Aangezien het systeem van de compensaties in België wel is afgeschaft, komt de oude gewoonte van het `ons-kent-ons' opnieuw aan de oppervlakte en enkel de club van `de vrienden van Flahaut' krijgt compensaties.
Kan de minister mij een lijst bezorgen van de compensaties, met bedrag, naam en locatie van de betrokken bedrijven?
Voorzichtige ramingen, die uitgaan van de bouw van 180 toestellen, leren intussen dat Vlaanderen 60% zal betalen van de 1.300 miljoen euro en 18% zal terugkrijgen in de vorm van economische return. Wallonië en Brussel daarentegen, met een aandeel van 40% in de aankoop, krijgen 82% van de economische return. Ook indien meer dan 180 toestellen worden gebouwd, zal de return voor Vlaanderen nog steeds tot 18% beperkt blijven. Tenzij natuurlijk de Vlaamse ministers van Economie en Begroting naar het dienstbetoon van minister Flahaut stappen, want daar valt misschien wel iets te regelen.
Kan de minister van Landsverdediging deze scheeftrekking bevestigen, en zo niet, hoeveel procent zal de return per gewest bedragen?
Begin 2003 schreef Patrick Dewael, toen Vlaams minister-president, nu minister van Binnenlandse Zaken, een brief aan zijn partijgenoot Verhofstadt om deze wanverhouding aan te klagen. Sinds hij federaal minister is, zwijgt hij echter in alle talen. Verhofstadt nam zelfs het initiatief om de volledige verantwoordelijkheid voor de economische return aan minister Flahaut af te staan.
Klopt het dat eerste minister Verhofstadt aan minister Flahaut schreef dat hij de uitsluitende verantwoordelijkheid draagt voor dit dossier? Klopt het dat die brief mee werd ondertekend door de heren Picqué, toenmalig federaal minister van Economie, en Ylieff, toenmalig federaal staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, zonder enig overleg met de gewestelijke ministers? Heeft de minister van Landsverdediging hierover al enig overleg gepleegd met de huidige verantwoordelijke minister, de heer Verwilghen?
In het blad Doorbraak van vorige maand werd een uitspraak van François Perin aangehaald, die ooit verklaarde: `We hebben het gewestelijke niveau niet nodig, vermits het federale ons op onze wenken bedient.' Zijn uitspraak is blijkbaar nog steeds onverkort geldig en het zal me dan ook benieuwen met welke uitwegen het ministerie van Landsverdediging op de proppen komt om aan te tonen dat minister Flahaut altijd zijn zin krijgt.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Het opvolgingscomité kwam voor het eerst ter sprake op de Ministerraad van 7 november 1997, toen minister Poncelet de toestemming vroeg om aan de pre-launch activities deel te nemen. Hij stelde onder andere voor om met de betrokken departementen een opvolgingscomité op te richten. In de loop van 1998 zou deze werkgroep, met vertegenwoordigers van de gewesten en Economische Zaken, één enkele keer hebben vergaderd.
Op 20 juli 2000 gaf de Ministerraad de toestemming om de procedure voor de aankoop van zeven vliegtuigen van het type A400M te starten. Noch in het voorstel, noch in de beslissing van de Ministerraad was er sprake van een opvolgingscomité.
Op 1 juni 2001 gaf de Ministerraad de toestemming om de verschillende samenwerkingsakkoorden met betrekking tot de aanschaf van de A400M-vliegtuigen te ondertekenen en vroeg om een vergadering van het opvolgingscomité.
Op 11 maart 2005, in het raam van een bespreking van het economisch onderdeel van sommige aankoopdossiers van het ministerie van Landsverdediging, droeg de Ministerraad het ministerie van Landsverdediging op om een voorstel tot samenstelling van het opvolgingscomité aan het kernkabinet voor te leggen.
De minister heef zijn collega's aangeschreven met de vraag om hun vertegenwoordigers voor te stellen. Dat is intussen gebeurd.
Reeds in 1997, tijdens de pre-launch activities werd in het zogenaamde Statement of principles door de deelnemende landen afgesproken om het vliegtuig te ontwikkelen volgens een commercial approach met een industriële return in functie van het aantal aangekochte vliegtuigen. Beide principes vinden hun weerslag in het contract met Airbus Military SL (AMSL), dat bepaalt:
Er is dus geenszins sprake van compensaties in de klassieke zin van het woord.
Een groot gedeelte van de workshare gaat echter naar de industriële partners die aandeelhouder zijn van AMSL en die het risico voor de ontwikkeling dragen. Voor België zijn dat de leden van het FLABEL-consortium, SABCA, SONACA, ASCO en Barco. Momenteel is een reeks belangrijke onderdelen van het airframe aan dat consortium toegewezen. De firma Techspace-Aero werkt mee aan de ontwikkeling en productie van de motoren. ASCO, dat lid is van FLABEL werkt als onderaannemer van Messier-Dowty tevens mee aan het landingsgestel. In totaal zou maximaal 4,44% van de totale waarde in België besteld kunnen worden (8 vliegtuigen op 180) zonder rekening te houden met de export.
Het volledige programma A400M wordt betaald door Defensie. De definitieve return voor België kan pas bepaald worden na afronding van het selectieproces dat nog lopende is. AMSL heeft hierbij geen contractuele verplichting om een gewestelijke verdeelsleutel te respecteren.
De brief van premier Verhofstadt, waarnaar de heer Verreycken verwijst, is minister Flahaut niet bekend.
De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Ik apprecieer het dat vice-eerste minister Onkelinx dit erg technisch antwoord wilde brengen, maar het ware beter geweest dat de bevoegde minister, die in deze materie meer beslagen is, mij van antwoord had gediend.
Indien ik het antwoord goed begrijp, is het bewuste Opvolgingscomité in 1997 en 1998 samengekomen, maar zijn de eerste opdrachten tot aankoop van de vliegtuigen pas op 20 juni 2000 gegeven. Het Opvolgingscomité heeft daar dus niet over vergaderd, tenzij de minister het zover zou drijven dat hij de bijeenkomsten van 1997 en 1998 zou inschrijven op de lijst die handelt over de beslissingen van 2000. Ik vermoed echter dat dit er niet veel mee te maken heeft en dat het antwoord van de minister dus klopt: het Opvolgingscomité is samengekomen in 1997 en 1998 en op 11 maart 2005 heeft minister Flahaut de gewesten pas gevraagd om kandidaten voor te dragen. Kortom, er bestond geen opvolgingscomité, ook al was daartoe besloten door de ministerraad van 1 juni 2001.
Op mijn tweede vraag krijg ik als antwoord dat er een redelijke inspanning zal worden geleverd door AMSL, per natie. Dit terwijl wordt bepaald dat Vlaanderen exact 60 procent van de kosten betaalt, tegenover 40 procent voor Wallonië en Brussel samen. De kosten worden niet per natie geregeld, allicht ook niet als Vlaanderen 100 procent zou betalen, maar de economische compensaties worden wel per natie becijferd en waarschijnlijk door FLABEL onderling verdeeld. Ik zal zeker niet nalaten om het antwoord van de minister uit te vlooien en de return voor België zelf precies op te splitsen.
Het antwoord van de minister bevestigt overigens ook dat de fameuze uitspraak van François Perin in het blad Doorbraak - Nous n'avons pas besoin du régional, nous avons le fédéral - nog altijd correct is. Perin wist wel degelijk waarover hij het had.
De voorzitter. - De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt namens de heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Als senator en als covoorzitter van de werkgroep `sociale inclusie' wil ik de minister ondervragen over een problematiek waarvoor hij op het eerste gezicht niet bevoegd is. Hij speelt wel een vooraanstaande rol terzake aangezien hij tegen de sociale uitsluiting en de armoede strijdt. Ik dank hem dus om deze vraag ter harte te willen nemen en om het probleem ter sprake te willen brengen in de Interministeriële Conferentie Sociale Integratie.
Op initiatief van de minister en in samenwerking met de programmatorische overheidsdienst `sociale integratie' en de dienst voor de strijd tegen de armoede organiseert de Koning Boudewijnstichting momenteel in de verschillende provincies ontmoetingen rond het thema van de strijd tegen de armoede. Ik had reeds de eer om de in Henegouwen georganiseerde ateliers voor te zitten. In elke provincie wordt getracht een maximum aan informatie en voorstellen te verzamelen om efficiënter het dagelijkse drama te kunnen aanpakken van de 13% Belgen die, ondanks ons sociaal systeem, in armoede leven.
Ik kom tot mijn concrete vraag. In ons land is energie, met name elektriciteit, zeer duur. In Wallonië werd de elektriciteitslevering 11.000 maal onderbroken wegens niet-betaling van de factuur. In 5.000 gevallen werden de aansluiting binnen de dertig dagen hersteld. In de 6.000 overblijvende gevallen ging het om mensen met grote financiële en sociale moeilijkheden.
Er bestaan al verschillende formules om de toegang tot energie voor deze mensen te verzekeren. Ik denk bijvoorbeeld aan de sociale tarieven. De wetgeving verplicht de leveranciers ook aan de armsten een minimum aan elektriciteit te leveren.
Een andere oplossing bestaat erin bij personen in moeilijkheden een toestel te plaatsen dat zij met een soort Protonkaart kunnen opladen. Zij kennen dan hun verbruik en kunnen op die manier hun budget beter beheren. Vele mensen ondervinden nochtans problemen om die kaart te verkrijgen of om ze op te laden. Zij moeten daarvoor verplaatsingskosten dragen terwijl ze al over zo weinig geld beschikken of weten gewoon niet hoe en waar ze de kaart kunnen opladen. De kantoren hebben bovendien strikte openingstijden van maandag tot vrijdag. Men kan zich de verwarring van die mensen voorstellen wanneer zij tijdens een koud of verlengd weekend vaststellen dat hun kaart leeg is.
Zou het geen goed idee zijn om de kaart te laten opladen aan de terminals van de banken of via Belgacom? Is daarover al nagedacht in de Interministeriële Conferentie Sociale Integratie? Zo neen, kan de minister mijn verzoek dan voorleggen aan die conferentie of aan de bevoegde ministeriële kabinetten?
De provinciale dialogen zullen op 16 juni worden gevolgd door een centrale ontmoeting te Brussel. Er zal een verslag worden opgesteld in samenwerking met de bestaande dialooggroepen. Dat zal eind december 2005 aan het publiek worden voorgesteld.
Ik hoop dat deze brede sensibiliseringscampagne de politieke prioriteiten voor de komende jaren helpt vast te leggen om in ons land op een efficiënte wijze tegen de armoede en de sociale uitsluiting te strijden.
Ik had graag dat de concrete maatregel die ik heb toegelicht als een onmiddellijk uit te voeren maatregel wordt aanvaard. Wat denkt de minister daarover?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Energie is geen verbruiksproduct als een ander. Het vervult een prioritaire behoefte en garandeert een menswaardig leven. We moeten er dan ook voor zorgen dat energie aan iedereen wordt geleverd.
Conform de bijzondere wet op de hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 leggen de gewestelijke reglementeringen de procedures vast die leveranciers van gas en elektriciteit tegenover hun cliënten moeten volgen bij niet-betaling. Die reglementen leggen met name de voorwaarden vast aangaande het eventueel toesturen aan de OCMW's van de namen van cliënten met betalingsmoeilijkheden en de wijze waarop die cliënten zich daartegen kunnen verzetten.
Deze bevoegdheidsregeling geldt ook voor de plaatsing van budgetmeters. Die mogelijkheid is ruim verspreid in Vlaanderen en Wallonië, maar wordt weinig gebruikt in Brussel. Daar is dat niet wettelijk geregeld.
De budgetmeters maken het mogelijk de schuld te bevriezen en een groter aantal afsluitingen te voorkomen. De installatie van de budgetmeters verloopt echter niet zonder problemen. In sommige streken zijn ze niet voorhanden. In andere zijn de wachttijden te lang. De installatiekosten schommelen tussen 0 tot 400 euro.
De praktijk is ook verschillend. In Vlaanderen en Brussel krijgt de verbruiker een minimumlevering van 6 ampère wanneer de meter niet meer is opgeladen. Dat is niet zo in Wallonië. Daar worden `niet beschermde' cliënten, zoals bijvoorbeeld werklozen, afgesloten.
Uiteraard is het vooral in landelijke gebieden dat het opladen van de kaarten voor problemen zorgt wegens de verplaatsingen en de openingstijden voor mensen die werken...
Daarom hebben sommige OCMW's een oplaadterminal geplaatst in hun kantoor. Ze stellen vast dat het heropladen van de kaarten een belangrijke activiteit wordt. Dat is voor hen niet zonder administratieve en financiële gevolgen.
Er bestaan andere mogelijkheden. Mevrouw Zrihen heeft er één aangehaald. De minister heeft zelf deze bezorgdheid gehoord tijdens de provinciale ontmoetingsdagen die reeds hebben plaatsgehad.
Als minister van Maatschappelijke Integratie en als initiatiefnemer van de werkzaamheden die zullen uitmonden in het derde tweejaarlijkse verslag over de armoede, komt hij tegemoet aan de bezorgdheid van mevrouw Zrihen en zal hij, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden, erop toezien dat haar vraag wordt voorgelegd aan en wordt gesteund in de Interministeriële Conferentie Sociale Integratie.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Volgens mijn informatie zou Electrabel, behalve de lokalen en het personeel, de kost van de oplaadterminals en het onderhoud van deze apparaten volledig ten laste nemen. De moeilijkheden van sommige achtergestelde mensen zouden op die manier kunnen worden opgelost.
De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats donderdag 26 mei 2005 om 15.00 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 21.35 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de dames de Bethune en Pehlivan, de heren Cheffert en Istasse, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 57
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 2
Aanwezig: 59
Voor: 8
Tegen: 44
Onthoudingen: 7
Voor
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Wouter Beke, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Stemming 3
Aanwezig: 57
Voor: 51
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Nele Jansegers, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 4
Aanwezig: 59
Voor: 18
Tegen: 41
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 5
Aanwezig: 58
Voor: 50
Tegen: 0
Onthoudingen: 8
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 6
Aanwezig: 59
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Nele Jansegers, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 7
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 8
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 9
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 44
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 10
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 11
Aanwezig: 59
Voor: 42
Tegen: 9
Onthoudingen: 8
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Tegen
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Mia De Schamphelaere, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 12
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 42
Onthoudingen: 2
Voor
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Christian Brotcorne, Clotilde Nyssens.
Stemming 13
Aanwezig: 58
Voor: 16
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 14
Aanwezig: 59
Voor: 18
Tegen: 41
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 15
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 16
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 44
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 17
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 18
Aanwezig: 59
Voor: 15
Tegen: 44
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 19
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 20
Aanwezig: 59
Voor: 18
Tegen: 41
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 21
Aanwezig: 59
Voor: 17
Tegen: 42
Onthoudingen: 0
Voor
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Stemming 22
Aanwezig: 59
Voor: 42
Tegen: 17
Onthoudingen: 0
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Tegen
Wouter Beke, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Stemming 23
Aanwezig: 59
Voor: 14
Tegen: 44
Onthoudingen: 1
Voor
Sfia Bouarfa, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Jean Cornil, Jean-Marie Dedecker, Amina Derbaki Sbaï, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Joëlle Kapompolé, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Clotilde Nyssens, Hugo Vandenberghe, Olga Zrihen.
Tegen
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Pierre Chevalier, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots.
Onthoudingen
Jan Steverlynck.
Stemming 24
Aanwezig: 57
Voor: 42
Tegen: 1
Onthoudingen: 14
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Marcel Cheron, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Pierre Galand, Christel Geerts, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.
Tegen
Jean-Marie Dedecker.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Pierre Chevalier, Jean Cornil, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Wetsvoorstellen
Artikel 77 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 371, §2, eerste lid, a), van het Gerechtelijk Wetboek (van de heer Hugo Vandenberghe; Stuk 3-1186/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, wat betreft de fragmentatiebommen (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 3-1152/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, wat de museumbewaarders betreft (van mevrouw Fatma Pehlivan; Stuk 3-1153/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 239bis in het Strafwetboek teneinde het misdrijf aanmatiging van macht door politiek verkozenen in rechtszaken in te voeren (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 3-1154/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot wijziging van het Strafwetboek teneinde aanmatiging van macht door de wetgevende overheden strafbaar te stellen (van mevrouw Isabelle Durant en de heer Marcel Cheron; Stuk 3-1157/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot wijziging van de arbeidswet van 16 maart 1971 en van de wet van 22 juni 1960 tot invoering van een wekelijkse rustdag in nering en ambacht, met het oog op de instelling van koopzondagen (van de heer Jean-Marie Dedecker en mevrouw Stéphanie Anseeuw; Stuk 3-1158/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 587 van het Burgerlijk Wetboek (van de heer Hugo Vandenberghe; Stuk 3-1173/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde het bouwen en renoveren van schoolgebouwen te bevorderen (van de heer Christian Brotcorne; Stuk 3-1177/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel betreffende de werving en de selectie van werknemers (van mevrouw Fatma Pehlivan; Stuk 3-1179/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot aanvulling van de drugswet van 24 februari 1921 met een hoofdstuk over het medicinaal gebruik van cannabis (van de heer Patrik Vankrunkelsven c.s.; Stuk 3-1181/1).
-Verzonden naar de Verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 406 en 407 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op de vrije keuze van bankinstelling bij de inrichting of herinrichting van de voogdij over minderjarigen (van de heer Luc Willems; Stuk 3-1182/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de autonome gemeentebedrijven en de autonome provinciebedrijven (van de heren Jacques Germeaux en Luc Willems; Stuk 3-1183/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde fraude met kasgeldvennootschappen te voorkomen (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-1185/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, met het oog op de kwijtschelding van verwijlinteresten bij afbetalingsakkoorden met socialeverzekeringsfondsen (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-1187/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot opheffing van de beperkingen van de toegelaten beroepsactiviteit van gepensioneerden (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-1188/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 147 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de belastingvermindering op pensioenen (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-1189/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 22bis in de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, teneinde een Hoge Raad voor de wapens in te stellen (van de heer Jean-Marie Happart; Stuk 3-1190/1).
-Te verzenden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsvoorstel houdende regeling van de franchiseovereenkomst (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-1192/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot erkenning van het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld en tot oprichting van een Vredesbelastingfonds (van de heer Lionel Vandenberghe en mevrouw Fauzaya Talhaoui; Stuk 3-1193/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Voorstel van bijzondere wet
Artikel 77 van de Grondwet
Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 87 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, alsook van artikel 79 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, om de parlementaire assemblees een belangrijkere rol te geven in de organisatie van de administratie en de ministeriële kabinetten (van de heer Marcel Cheron en mevrouw Isabelle Durant; Stuk 3-1151/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie tot invoering van een gedragscode die de anonimiteit bij sollicitaties garandeert (van de heer Jean-Marie Dedecker; Stuk 3-1159/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Voorstel van resolutie over het wereldwijd waarborgen van de rechten van de vrouw, naar aanleiding van het gewelddadig optreden in Turkije tegen vrouwen die manifesteerden voor meer rechten en tegen onderdrukking, seksuele uitbuiting en geweld (van mevrouw Nele Jansegers c.s.; Stuk 3-1174/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Voorstel van resolutie over de toekomst van de kerncentrales voor 's lands energiebevoorrading (van de heer Frank Creyelman en mevrouw Anke Van dermeersch; Stuk 3-1178/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Voorstel van resolutie betreffende de gelijke verloning van vrouwen en mannen (van mevrouw Margriet Hermans en mevrouw Stéphanie Anseeuw; Stuk 3-1180/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet
Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 59 van de Grondwet (van de heer Michel Delacroix; Stuk 3-1156/1).
-Verzonden naar de Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.
Voorstellen tot herziening van het Reglement
Voorstel strekkende om in het reglement van de Senaat een artikel 16bis in te voegen betreffende het afzetten van de voorzitter (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 3-1155/1).
-Verzonden naar het Bureau.
Voorstel tot wijziging van het Reglement van de Senaat teneinde de inachtneming te waarborgen van een Deontologische Code inzake dienstverlening aan de bevolking door de leden van de Senaat (van mevrouw Isabelle Durant; Stuk 3-1194/1).
-Verzonden naar het Bureau.
Mevrouw Nyssens deelt mee dat zij volgende voorstellen wenst in te trekken:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij de Senaat is een voorstel ingediend tot wijziging van de samenstelling van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen:
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.
De Senaat heeft bij boodschappen van 2, 3, 9 en 11 mei 2005 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van:
Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen wat de schorsing en de herkrijging van het recht op een overlevingspensioen betreft (Stuk 3-1124/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 259bis, 314bis, 504quater, 550bis en 550ter van het Strafwetboek en van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal socialistische regime is gepleegd (Stuk 3-1135/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (Stuk 3-1160/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (Stuk 3-1161/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering, teneinde de dienstverlening opnieuw in te voeren in het kader van de bemiddeling in strafzaken (Stuk 3-1162/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp tot oprichting van het informatiesysteem Phenix (Stuk 3-1163/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp houdende invoering van een egalisatiebijdrage voor pensioenen (Stuk 3-1166/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van Strafvordering (Stuk 3-1184/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij boodschappen van 4, 5 en 10 mei 2005 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet geëvoceerde wetsontwerpen:
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 20 juli 1979 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten, belastingen en andere maatregelen, in uitvoering van de Richtlijn 2004/79/EG van de Commissie van 4 maart 2004 (Stuk 3-1114/1);
Wetsontwerp betreffende de elektronische communicatie (Stuk 3-1133/1);
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek (Stuk 3-1136/1);
Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 143 van 30 december 1982 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de laboratoria moeten voldoen voor de tegemoetkoming van de ziekteverzekering voor verstrekkingen van klinische biologie (Stuk 3-1165/1).
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij boodschap van 28 april 2005 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals het ter vergadering van dezelfde dag werd aangenomen:
Artikel 77 van de Grondwet
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 610 van het Gerechtelijk Wetboek (Stuk 3-1164/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst houdende oprichting van het "International Plant Genetic Resources Institute", gedaan te Rome op 9 oktober 1991 (Stuk 3-1175/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Servië en Montenegro, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Belgrado op 4 maart 2004 (Stuk 3-1176/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Bij brief van 17 mei 2005 heeft de vice-eerste minister en minister van Financiën aan de Senaat ter kennisgeving overgezonden, de tekst van de overeenkomsten betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, die werden gesloten tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot de Nederlandse Antillen enerzijds en Aruba anderzijds, en tussen het Koninkrijk België en respectievelijk Guernsey, het Eiland Man, Jersey, Anguilla, de Britse Maagdeneilanden, Montserrat, de Turks en Caicos Eilanden en de Caymaneilanden.
Deze tekst zal tevens worden gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst Financiën www.fiscus.fgov.be.
Deze Overeenkomst werd nog niet aan de Kamers ter goedkeuring voorgelegd.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
(rolnummer 3688 toegevoegd aan de rolnummers 3318, 3483 en 3673);
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 17 mei 2005 heeft de Procureur-generaal van het Auditoraat-generaal bij het Arbeidshof te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2004 van het Auditoraat-generaal bij het Arbeidshof te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 11 mei 2005.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 2 mei 2005 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het activiteitenverslag 2004 van het Hof van Beroep te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 29 april 2005.
Bij brief van 4 mei 2005 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het activiteitenverslag 2005 (kalenderjaar 2004) van het Hof van Beroep te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 april 2005.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 26 april 2005 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2004 van het Arbeidshof te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 april 2005.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 15 april 2005 heeft de voorzitter van de Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling, overeenkomstig artikel 19 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, aan de Senaat overgezonden, het rapport 2004 van de Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling, en de rapporten 2004 van de leden van de Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling.
De verslagen van de Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling en van de leden van de Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling kunnen ook geraadpleegd worden op de volgende webpagina:
http://www.icdo.fgov.be
-Neergelegd ter Griffie.
Bij brief van 21 april 2005 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:
goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 20 april 2005.
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Bij brief van 17 mei 2005 heeft de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, overeenkomstig artikel 52, 9º, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2004 van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.