2-253

2-253

Belgische Senaat

2-253

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 19 DECEMBER 2002 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Ontwerp van bijzondere wet op de gegarandeerde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Vlaamse regering, de Franse Gemeenschapsregering, de Waalse regering, de Brusselse Hoofdstedelijke regering en onder de staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (Stuk 2-1359)

Wetsontwerp op de gegarandeerde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Regering van de Duitstalige Gemeenschap (Stuk 2-1360)

Wetsontwerp tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek (Stuk 2-1371)

Wetsontwerp tot wijziging van de kieswetgeving, wat betreft de vermelding van politieke partijen boven de kandidatenlijsten op de stembiljetten bij de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (Stuk 2-1346)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement wat betreft de vermelding van de politieke partijen boven de kandidatenlijsten op de stembiljetten (Stuk 2-1347) (Evocatieprocedure)

Dotatie van de Senaat - Uitgaven van het dienstjaar 2001, Begroting voor het dienstjaar 2002 en begrotingsramingen voor het dienstjaar 2003

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Stemmingen

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Oost-Congo en de rol van MONUC in het conflict» (nr. 2-918)

Vraag om uitleg van de heer Michiel Maertens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Oost-Congo en de rol van MONUC in het conflict» (nr. 2-925)

Vraag om uitleg van de heer André Geens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Oost-Congo en de rol van MONUC in het conflict» (nr. 2-932)

Vraag om uitleg van de heer Josy Dubié aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Ivoorkust» (nr. 2-930)

Vraag om uitleg van de heer Frans Lozie aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de problemen bij de Civiele Bescherming» (nr. 2-920)

Vraag om uitleg van de heer Frans Lozie aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier voor Italië, Albanië, Malta en Griekenland met standplaats Rome» (nr. 2-928)

Vraag om uitleg van de heer Michel Barbeaux aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het beroep van verpleegkundige in België en de problemen die ermee verband houden» (nr. 2-927)

Vraag om uitleg van mevrouw Iris Van Riet aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het druggebruik en de kosteneffectiviteit van de vroege interventie» (nr. 2-931)

Vraag om uitleg van de heer Josy Dubié aan de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, over «de ernstige ontsporingen bij het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars» (nr. 2-921)

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 15.15 uur.)

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Paul Wille aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de mogelijke visa-fraude in de Belgische ambassade of het consulaat in Marokko» (nr. 2-1178)

De heer Paul Wille (VLD). - Ik besef dat deze mondelinge vraag delicaat is, want ook in de subcommissie Mensenhandel stellen wij vast dat het dossier over de visafraude een moeilijk dossier is.

Het behoort het Parlement evenwel toe controle uit te oefenen. In dat kader heeft mevrouw Willame, de excellente ondervoorzitter van de commissie, enige tijd geleden een bezoek gebracht aan Marokko, waar ze contact heeft gehad met de Belgische consul-generaal, de heer Jacques Huygen. Op basis van dit contact heeft zij te goeder trouw een rapport opgesteld. De Belgische consul-generaal blijkt nu teruggeroepen te zijn van zijn post wegens een mogelijke visafraude.

Ik herhaal dat ik besef dat dit een delicate aangelegenheid betreft en benadruk dat geen enkel lid van de subcommissie de bedoeling heeft het profiel van de diplomatie in het algemeen of van wie dan ook in het bijzonder in twijfel te trekken. Volgens diverse mediabronnen zou de betrokkene echter geregeld twijfelachtige plaatsen bezocht hebben en een buitenechtelijke relatie onderhouden. Dat laatste is iets waarmee ik me niet bezighoud. Hij zou geïntroduceerd zijn bij een vriendin-prostituee en haar vriendinnen aan wie hij visa zou hebben verstrekt om naar Europa te komen. Er is zelfs sprake van visa op basis van valse papieren.

Na een onderzoek van de diensten van Buitenlandse Zaken is de consul-generaal teruggeroepen naar België en naar verluidt zou zijn vriendin door de Marokkaanse rechtbank veroordeeld zijn voor van overspel.

De Belgische ambassade en het consulaat van Marokko hebben reeds in het verleden enige ophef veroorzaakt door mogelijke malafide visaverstrekking. Nooit werd echter een concrete daad gesteld ten aanzien van deze dienst. In de media heb ik nu wel vernomen dat de vice-eerste minister dit dossier zou hebben doorgespeeld aan het gerecht en dat sancties zouden volgen.

Stemmen de feiten die ik heb geschetst overeen met de feiten waarover de vice-eerste minister werd ingelicht? Zo neen, wat zijn de bijkomende elementen?

Van wanneer dateert het laatste inspectierapport van de Belgische ambassade in Marokko? Kan dit document worden overhandigd aan de subcommissie Mensenhandel, die momenteel aanbevelingen voorbereidt?

Is er enig verband tussen de dossiers betreffende de studentenvisa en de nieuwe feiten?

Zijn er andere dossiers over mogelijke visafraude in de Belgische ambassade of in het consulaat in Marokko?

Hoe zal de vice-eerste minister deze situatie aanpakken?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De verantwoordelijkheid voor de persberichten laat ik natuurlijk aan de pers.

In tegenstelling tot wat de heer Wille zegde, was er in het verleden geen probleem van visafraude, wel een probleem van organisatorische aard door het grote aantal aanvragen voor studentenvisa. De wetgeving op studentenvisa biedt geen ruimte voor beoordeling. De aanvragers hebben recht op een visum wanneer ze aan de vier wettelijke criteria voldoen. Daardoor is het heel moeilijk deze visa te weigeren. Toch heb ik samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken, die exclusief bevoegd is voor de toegang tot en het verblijf in ons land, binnen het wettelijke kader procedures ontwikkeld om misbruik van studentenvisa tegen te gaan. Organisatorisch werden ook maatregelen getroffen zowel inzake behuizing als inzake personeel. Bovendien werden visumagenten aangesteld die een doelgerichte opleiding hebben gekregen om mistoestanden bij visumaanvragen te detecteren.

Het laatste inspectierapport van de ambassade in Marokko dateert van maart 2002. De laatste regelmatige inspectie van het consulaat in Casablanca dateert van december 2000. Uit deze verslagen komt geen enkel speciaal probleem naar voren, tenzij de praktische moeilijkheden die elke ambassade het hoofd moet bieden. Ik heb een bijzondere inspectie laten uitvoeren van 9 tot 12 december jongstleden. Daaruit kwamen ernstige aanwijzingen naar voren dat bepaalde daden van de consul-generaal niet verenigbaar zijn met zijn functie en een vermoeden van misbruiken doen rijzen. Ik heb derhalve de consul-generaal onmiddellijk teruggeroepen. Het dossier is tevens naar het parket gezonden.

Er is geen enkel verband tussen de kwestie van de studentenvisa en de nieuwe feiten. In verband met studentenvisa zijn er in het consulaat-generaal geen malafide praktijken vastgesteld en noch te Rabat, noch te Casablanca zijn er mij andere feiten bekend.

Alles werd gedaan wat kon gebeuren. Er werd een interne enquête gestart. Er is een specifieke inspectie gehouden. De consul-generaal werd definitief teruggeroepen. De informatie van het departement werd aan het parket doorgegeven. Ik heb vernomen dat een onderzoeksrechter werd aangesteld. U begrijpt dus dat ik in mijn antwoord voorzichtig moet zijn om de mogelijke gerechtelijke procedure niet te hinderen of te schaden. Het verslag van de inspectie kan dus ook niet worden meegedeeld. Het werd aan het parket doorgegeven en maakt derhalve deel uit van een mogelijk gerechtelijk onderzoek.

Voor studenten gelden een aantal criteria. Als die goed worden nageleefd is er geen beoordelingsmarge.

In werkelijkheid blijkt dat een aanzienlijk aantal aanvragen werden geformuleerd en dat het personeel van het consulaat niet kon weigeren op basis van de elementen waarover het beschikte. Mogelijk zorgen die criteria voor problemen, maar dat is een andere zaak. Het feit dat de aanvrager de taal niet kent, is geen reden om een visum te weigeren.

Ik neem aan dat men de wet een beetje heeft moeten uitrekken, maar dan moet ze worden herzien. Het is hoe dan ook onmogelijk de aanvragers een visum te weigeren, want er is geen beoordelingsmarge.

De heer Paul Wille (VLD). - Dankzij het antwoord van de minister is mijn onrust over de manier waarop hij het dossier behandelt, verdwenen, maar niet mijn onrust over de algemene benadering van het probleem. We kennen gevallen van studenten met universitaire diploma's die voldoen aan alle criteria en de toelating van een Belgische universiteit op zak hebben, maar toch maanden moeten wachten op een visum, terwijl er volgens een lid van onze commissie in Libië complete analfabeten een visum krijgen om aan een hogeschool te komen studeren. We moeten natuurlijk rekening houden met de mogelijke ongenuanceerdheid van sommige commissieleden. Maar het zou natuurlijk ook kunnen dat er een fundamenteel probleem is.

Zonder vooruit te willen lopen op de werkzaamheden van de subcommissie, wil ik toch even meegeven dat we over de problematiek van de visumaanvragen een inhoudelijk debat zullen voeren met de minister van Buitenlandse Zaken en de administratie. Begin januari zullen we aanbevelingen formuleren om misbruiken uit de weg te ruimen. Ik ben ervan overtuigd dat de vice-eerste minister zal ingaan op onze aanbevelingen en ervoor zal zorgen dat elke verdenking van malafide praktijken, vooral op het vlak van het oneigenlijk toekennen van visa, wordt weggenomen en dat het ambassadepersoneel wordt voorbereid om met dergelijke problemen om te gaan.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De heer Wille en de commissie kunnen verzekerd zijn van mijn medewerking.

Mondelinge vraag van de heer Josy Dubié aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over «de dreigende hongersnood in Afrika» (nr. 2-1180)

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Het is jammer genoeg niet de eerste maal dat ik de minister een vraag stel over een soortgelijke situatie. Op 8 februari 2001 heb ik hem een vraag gesteld over een dreigende hongersnood in West-Afrika.

De uitvoerend directeur van het Wereldvoedselprogramma of WFP, de heer James Morris, heeft onlangs een internationale campagne opgezet onder de benaming `de dreigende hongersnood in Afrika'. Het WFP is het VN-agentschap dat instaat voor de voedselbedeling in geval van rampen.

Volgens de heer Morris worden elke dag 38 miljoen Afrikanen door honger gekweld. Dat is het geval in verschillende gebieden in Afrika: het westen, de Hoorn, het oosten en verschillende landen in het zuidelijke deel van het continent.

Verschillende van die landen worden getroffen door een grote droogte, wat hun huidige dramatische situatie gedeeltelijk verklaart. Toch spelen ook oorlogen en het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel van bepaalde Afrikaanse leiders een rol. De miljoenen Afrikanen - en vooral kinderen - die door hongersnood worden bedreigd, zijn echter niet verantwoordelijk voor hun tragische situatie.

Wat zal België doen om in te gaan op de dringende oproep van het WFP, vooraleer dramatische beelden van uitgemergelde kinderen, zoals ik er jammer genoeg zelf enige jaren geleden heb gemaakt, opnieuw onze televisieschermen overspoelen?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - België heeft zich al lang vóór de start van het WFP ingelaten met de voedselsituatie van de Afrikaanse bevolking, vooral in Centraal-Afrika, zuidelijk Afrika en de Hoorn van Afrika.

Op de begroting van 2002 werd 3.140.000 euro uitgetrokken voor de noodoperaties van het WFP, namelijk 30% van de begroting voor voedselhulp. In zuidelijk Afrika heeft ons land, via het WFP, 1,2 miljoen euro voedselhulp toegekend: 400.000 voor Malawi, 400.000 voor Mozambique en 400.000 voor Zimbabwe.

In West-Afrika, waar de Kaapverdische eilanden getroffen worden door droogte, subsidieert België een programma voor schoolkantines, dat door het WFP wordt uitgevoerd.

In Centraal-Afrika werd 500.000 euro toegekend aan het WFP in de Democratische Republiek Congo.

Het WFP is niet de enige partner van België op het gebied van voedselzekerheid. Zo werd 30% van de begroting voor voedselhulp, of zowat 3 miljoen euro, ingezet voor het herstel van de landbouw, namelijk voor projecten voor zaaigoed en gereedschap voor kleine landbouwers, vooral in het gebied van de Grote Meren. Dat soort hulp wordt georganiseerd door de nooddienst van de FAO en is ook nodig om de bevolkingsgroepen die door oorlog worden geteisterd, in hun eigen behoeften te laten voorzien. Die hulp staat ook los van de gewone noodvoedselhulp.

In Ethiopië wordt de voedselhulp geboden via een bilateraal samenwerkingsprogramma, ten bedrage van 815.000 euro, in december aangevuld met een noodoperatie van het Rode Kruis Vlaanderen voor een bedrag van 371.000 euro.

Voor 2003 werd, rekening houdend met de voedselcrises die verschillende Afrikaanse gebieden treffen, de begroting voor voedselhulp met 2 miljoen euro opgetrokken tot 12 miljoen euro. Die stijging was mogelijk dankzij de verhoging van de middelen voor Ontwikkelingssamenwerking.

Omdat spoed vereist is, bereidt staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Boutmans nu al het programma van de voedselhulp voor 2003 voor, zodat ons land vanaf januari kan tegemoetkomen aan de dringende oproep van het WFP.

De komende dagen kan nadere uitleg worden gegeven. België zal in de eerste plaats steun geven aan partnerlanden van onze samenwerking die getroffen worden door voedselcrises: Ethiopië, Burundi en de Democratische Republiek Congo.

Gelet op de ernstige situatie in zuidelijk Afrika zal België voor dat gebied ingaan op de oproep van het WFP. Zo probeert ons land samen met de Europese Unie iets te doen aan de voedselcrises. De Europese Unie heeft de lidstaten onlangs een voorstel van besluit voorgelegd met betrekking tot de Hoorn van Afrika.

Op de begrotingspost voor voedselzekerheid 2002-2003 stelt de Commissie voor 300.000 ton levensmiddelen en granen - vooral tarwe - voor een bedrag van 80 miljoen euro te leveren aan de bevolking van Ethiopië en Eritrea die door de droogte wordt getroffen. Dat voedselprogramma zou door het WFP en door de Europese NGO's moeten worden uitgevoerd.

Voor zuidelijk Afrika bedraagt de voedselhulp van de Europese Unie totnogtoe al 154 miljoen euro.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Het stelt mij gerust dat de situatie bekend is en dat maatregelen worden genomen.

Ik heb vanochtend in een dossier van Oxfam echter ontdekt dat de multinational Nestlé onlangs van de Ethiopische regering zes miljoen dollar heeft geëist voor een bedrijf waarover hij vandaag de controle heeft verworven en die 27 jaar geleden door een vorige regering werd genationaliseerd. Met die zes miljoen dollar die Nestlé eist, zou men vier miljoen mensen drinkwater kunnen bezorgen en 6.500 putten kunnen boren in Ethiopië, één van de landen die thans het ergst worden getroffen door hongersnood.

België en Europa dragen dus hun deel bij om deze crisis het hoofd te bieden, maar bepaalde multinationals tonen zich eens te meer onverschillig ten opzichte van de bevolkingsgroepen die met een dramatische situatie worden geconfronteerd.

Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de niet-uitbetaling van de premies van de lokale politie» (nr. 2-1166)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - De eenmaking van de politie, en in het bijzonder het gelijkschakelen van de statuten en de bekostiging ervan, hebben al veel inkt doen vloeien. Één probleem wordt thans wel zeer acuut, namelijk de belofte om voor het einde van het jaar 2002 de achterstallige premies te betalen aan de vroegere leden van de gemeentelijke politie.

In verschillende zones zouden diverse systemen van uitbetaling bestaan, maar wij vernemen dat de premies nergens zouden zijn betaald. Verschillende zones, zoniet alle, hebben reeds alle gegevens overgemaakt aan Binnenlandse Zaken om een uitbetaling mogelijk te maken.

Wat is de toestand van de uitbetaling van deze premies in België? Zijn er al zones waar de agenten volledig uitbetaald zijn?

Wat is de reden van de achterstand inzake betalingen? Wie is hiervoor verantwoordelijk?

Wat zijn de vooruitzichten inzake betaling, gezien de belofte om dit voor het einde van het jaar in orde te brengen? De minister van Binnenlandse Zaken zou heel wat mensen een gelukkig jaareinde kunnen bezorgen met een duidelijke uitspraak.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Eind oktober dit jaar werden de laatste politiezones bij het sociaal secretariaat van de GPI in berekening geplaatst. Daarmee is een correcte verloning van al het politiepersoneel, overeenkomstig het nieuwe statuut vanaf oktober en voor de toekomst gerealiseerd.

De verloning van het politiepersoneel moet wel nog worden geregulariseerd voor de periode die verlopen is tussen de inwerkingtreding van het nieuwe statuut op 1 april 2001 en de maanden waarin de verloning van dat personeel door het sociaal secretariaat werd overgenomen. Aangezien de politiezones vanaf 1 januari 2002 werden opgericht is dit ten vroegste januari 2002 en zoals hoger gesteld, ten laatste oktober 2002. Voor de regularisatie wordt er in twee fasen gewerkt.

In een eerste fase wordt de regularisatie 2002 gerealiseerd en in een tweede fase wordt de periode van 1 april 2001 tot 31 december 2001 geregulariseerd. De eerste fase, regularisatie 2002, is sedert augustus van dit jaar opgestart en komt nu na een periode van gegevensinzameling op kruissnelheid. Terwijl er vandaag 20 van de 196 zones reeds geregulariseerd zijn, wordt er verwacht dat rond de jaarwisseling nog bijkomend een negentigtal politiezones afgewerkt zullen zijn en dat er in de loop van februari 2003 opnieuw een zestigtal zones geregulariseerd zal kunnen worden.

Voor 22 zones zijn er nog problemen in verband met de informatie-uitwisseling. Deze zones werden deze week gecontacteerd om opnieuw de hangende problemen aan te kaarten en om ervoor te zorgen dat ook deze zones in de loop van het eerste kwartaal 2003 kunnen worden geregulariseerd.

De tweede fase, regularisatie 2001, start in het tweede kwartaal 2003 en wordt in de loop van het jaar 2003 afgewerkt.

Mondelinge vraag van de heer Didier Ramoudt aan de minister van Binnenlandse Zaken, aan de minister van Landsverdediging en aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de organisatie van de Belgische hulpverlening naar aanleiding van het zinken van de olietanker Prestige voor de Spaans-Portugese kust» (nr. 2-1186)

De heer Didier Ramoudt (VLD). - De olietanker Prestige, varende onder de vlag van de Bahamas, is op het einde van vorige maand gezonken voor de Spaans-Portugese kust. De Prestige bevatte grote hoeveelheden olie die zee en stranden overspoelden. De Spaanse regering nam toen de beslissing om de tanker naar zee te slepen in plaats van naar een haven, dit met desastreuze gevolgen. Op vraag van de Europese Commissie werden de EU-lidstaten opgeroepen Spanje en Portugal bij te staan bij de bestrijding van de olievervuiling. België heeft onmiddellijk zijn olieveger URS-schip Union Beaver uitgestuurd, daar Spanje niet beschikt over een olieveger. Verder werd de maatregel genomen door het Belgian First Aid and Support Team om militairen en civiele bescherming met allerhande nieuw gesofisticeerd materieel naar de plaats van de ramp te sturen.

Uit een televisiereportage op VTM en uit de mij verstrekte informatie blijkt echter dat de Belgen, éénmaal ter plaatse, geen enkele vorm van medewerking kregen. Er was noch in eten, noch in woonst voorzien en het materieel dat werd meegestuurd kon niet of nauwelijks worden gebruikt. Het merendeel van de personen kwam dan ook ziek terug naar België.

Daarom krijg ik van de minister graag een antwoord op de volgende vragen.

Is er enige vorm van verkenning geweest op de plaats van de ramp vooraleer de beslissing werd getroffen om manschappen en materieel uit te zenden? Het ging tenslotte om tien vrachtwagens met materieel. Zo ja, waarom werd dan niet gezorgd voor huisvesting en voedsel voor de manschappen en werd er allerlei materieel meegestuurd dat ter plaatse niet kon worden gebruikt? Zo neen, waarom werd niet de opdracht gegeven om de situatie ter plaatse te analyseren?

Wie heeft de uiteindelijke beslissing genomen om de troepen te zenden en wie gaf hen de opdracht?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Eerst wijs ik erop dat de heer Ramoudt zijn vraag beter had gericht tot de minister van Buitenlandse Zaken. De hele actie van België werd immers gecoördineerd door B-FAST, dat onder zijn bevoegdheid valt, en de missie is betaald met middelen uit zijn budget. Toch wil ik de vraag graag beantwoorden omdat ik de operatie van zeer nabij heb gevolgd en het materieel voor oliebestrijding eigendom is van de federale diensten Leefmilieu.

Op dinsdag 19 november brak de olietanker Prestige in twee. Op donderdag 21 november, vijf minuten nadat ik in de Kamer op vraag van mevrouw Laenens verklaarde dat Spanje tot dan toe geen bijstand had gevraagd, bereikte ons vanuit Spanje de vraag om een oliebestrijdingsschip te sturen. Op vrijdag 22 november vertrok het oliebestrijdingsschip Union Beaver van de firma URS naar Spanje. De heenreis werd gefinancierd door de minister van Transport Isabelle Durant.

Maandagnamiddag 25 november besliste de coördinatieraad van B-FAST om een verkenningsmissie van drie personen per vliegtuig naar Spanje te sturen. De verkenningsmissie legde de nodige contacten en maakte de nodige afspraken. Dinsdagavond 26 november besliste de coördinatieraad van B-FAST op basis van de bevindingen van de verkenningsmissie om een bijstandsmissie naar Spanje te sturen. Ondanks de staking van de civiele bescherming vertrok op donderdagmorgen 28 november een colonne van tien vrachtwagens met oliebestrijdingsmaterieel en een twintigtal mensen van zowel civiele bescherming, krijgsmacht en BMM naar Spanje.

De colonne kwam er aan op zaterdag 30 november. Gisteren is de missie, na 21 dagen, naar België teruggekeerd. Er was dus vooraf een verkenning en de nodige afspraken werden gemaakt.

In het begin van de missie waren er wel problemen in verband met huisvesting en voeding. De Spaanse autoriteiten hadden beloofd daarvoor te zorgen. De slaapplaats bleek een onverwarmde sporthal en er waren te weinig douches die bovendien enkel koud water boden. De eerste dagen hadden de Spanjaarden tegen de afspraken in niet voor voeding gezorgd, zodanig dat de missie enkele dagen zelf voor haar voeding heeft moeten instaan. 's Morgens en 's middags waren er broodjes en 's avonds werd op restaurant gegeten. Het is over deze specifieke problemen, meer bepaald het beleg dat zich tussen de bewuste broodjes bevond, dat de uitzending van Telefacts ging. Deze problemen waren opgelost vanaf het moment dat de missie zich op donderdag 5 december van Muxia naar Lira verplaatst heeft. Daar kwamen de Spaanse autoriteiten beter hun afspraken na.

Het materieel was niet allemaal bruikbaar. Op de kuststrook die de Belgische missie kreeg toegewezen moest de recuperatie van de olie grotendeels manueel gebeuren. Het drijvend oliebestrijdingsmaterieel kon niet worden ingezet wegens een te ruwe zee en omdat de locaties die waren toegewezen ongeschikt waren om ons materieel te ontplooien. De rupsvoertuigen hebben wel een belangrijke rol gespeeld in het vervoeren van de opgehaalde olie over het strand en de duinen naar de opvangcontainers achter de duinen.

De beslissing om de troepen te zenden werd op dinsdag 26 november genomen door de coördinatieraad van B-FAST. Daarin zijn de premier en de ministers van Buitenlandse Zaken, Landsverdediging, Binnenlandse Zaken, Begroting, Ontwikkelingssamenwerking, Volksgezondheid en Leefmilieu vertegenwoordigd.

Ondanks de kleine negatieve aspecten die vooral in de beginfase optraden kunnen we over de operatie in het geheel tevreden zijn. Er zijn belangrijke positieve resultaten. België heeft na de vraag van de Spaanse autoriteiten snel en concreet haar solidariteitsbetuiging in daden omgezet.

De heer Didier Ramoudt (VLD). - Ik heb begrepen dat Spanje in gebreke is gebleven op het vlak van voorzieningen voor de leden van de missie. Het euvel was blijkbaar na enkele dagen opgelost. Het is raadzaam dat in de toekomst een verkenningsmissie hierover een geschreven akkoord sluit met de autoriteiten.

De mensen van de civiele bescherming waren tijdens hun staking blijkbaar wel bereid naar Spanje te trekken, maar waren niet bereid om in de Westhoek de mensen te helpen tijdens de watersnood. Dat is een gevaarlijk precedent.

Mondelinge vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Financiën over «de handel met voorkennis» (nr. 2-1177)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De voorbije zomer werd de nieuwe wet op het financieel toezicht goedgekeurd. Dit gebeurde met grote eensgezindheid in beide kamers.

Samen met collega Moens en andere collega's heb ik zowel in de commissie als in de plenaire vergadering bij die gelegenheid opmerkingen geformuleerd over de handel met voorkennis. In de plenaire zitting van de Senaat heb ik zelfs nog een amendement ingediend om erop te wijzen dat door de causaliteitsvereiste de wet te soepel zou worden voor potentiële overtreders. Ik heb dat amendement in extremis ingetrokken nadat de minister had beloofd dat hierover na het reces een fundamenteel debat zou plaatsvinden in het Parlement.

Intussen blijkt uit meerdere publicaties, onder andere in Trends van vorige week en in De Standaard vandaag, dat de nieuwe wet merkelijk soepeler is voor potentiële overtreders. In een recent uitgesproken vonnis werden de verdachten vrijgesproken, weliswaar op basis van de oude wet, die een uitzondering maakt voor de holdings. Desalniettemin stelde de advocaat van de beschuldigden dat de nieuwe wet aanzienlijk soepeler is dan de oude. Een uitvoeringsbesluit had volgens hem overigens volstaan opdat zijn cliënten op basis van de nieuwe wet zijn cliënten zouden zijn vrijgesproken.

Hoeveel veroordelingen zijn er tot op heden in ons land uitgesproken voor handel met voorkennis? Bij mijn weten geen enkele.

Klopt het dat de nieuwe wet door de causaliteitsvereiste soepeler is voor potentiële misbruikers?

Is het niet raadzaam de wet op dit punt dringend aan te passen?

Tot welke conclusies kwam de ronde tafel die de minister enkele maanden geleden heeft georganiseerd?

Is de minister bereid na het kerstreces de wet op dit punt aan te passen?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Zonder te wachten op de uitspraak van de correctionele rechtbank van Gent in de zaak-Ter Beke heb ik aan het Parlement, na een arrest van het Europese Hof van Justitie, voorgesteld om de bepaling die een uitzondering bevat ten gunste van de holdings, uit de wet van 4 december 1990 te lichten. Het Parlement heeft mijn voorstel gunstig onthaald en het werd opgenomen in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

Een probleem zoals in de zaak-Ter Beke behoort voorgoed tot de geschiedenis van de rechtspraak. De uitzondering voor holdings die de rechtbank ertoe heeft gebracht om de beschuldigden niet langer te vervolgen, bestaat immers niet meer.

Voorts vestig ik uw aandacht erop dat de wet van 2 augustus 2002 een administratieve sanctieregeling heeft ingevoerd voor beursmisdrijven. Die regeling staat los van de bestaande strafrechtelijke regeling. Voortaan wordt een onderscheid gemaakt tussen misbruik van voorkennis, zoals bepaald in artikel 25 van de wet van 2 augustus 2002, en insider trading, zoals bepaald in artikel 40 van dezelfde wet. De bevoegdheden inzake administratief toezicht en onderzoek werden overigens bij de Commissie van het Bank- en Financiewezen gecentraliseerd. De commissie is bevoegd om administratieve sancties op te leggen aan wie misbruik heeft gemaakt van voorkennis of enig ander marktsmisbruik heeft gepleegd in de zin van voornoemd artikel 25.

De ECOFIN-raad van 3 december 2002 heeft de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad op insider trading en marktmanipulatie goedgekeurd.

De wet van 2 augustus 2002 anticipeerde reeds op talrijke punten op die richtlijn, onder meer met de invoering van een administratieve sanctieregeling, toch wel een fundamenteel punt. Na de definitieve goedkeuring van de richtlijn en de inwerkingtreding ervan lijkt de uiteindelijke omzetting in het Belgische recht dan ook haalbaar. Op dit ogenblik wordt de wet van 2 augustus 2002 onderzocht met het oog op een volledige omzetting van de richtlijn. Nu reeds staat vast dat de opties van de wet van 2 augustus 2002 met de richtlijn stroken.

We kunnen misschien verder gaan en, zoals vóór het zomerreces afgesproken was, een bespreking organiseren in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden van de Senaat. Ik twijfel er niet aan dat dit nuttig kan zijn. Ik heb de voorzitter van de commissie voorgesteld om een hoorzitting te organiseren met de voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. We kunnen onderzoeken of de richtlijn met onze wet correct kan worden toegepast. Indien dan blijkt dat onze wetgeving daarvoor moet worden aangepast, zullen we dat in overweging nemen. Met de wet van 2 augustus 2002 beschikken we echter al over een zeer modern instrument.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De minister stelt mij een beetje teleur. Hij doet alsof er niets aan de hand is. We bevinden ons vandaag echter in een juridisch vacuüm. De wet is door de rechtbank van Gent ongeldig bevonden. Welke wet kan er worden toegepast mochten bepaalde personen vandaag opnieuw misbruik maken van voorkennis? Is dat de nieuwe of de oude wet?

De mimister heeft ook geen antwoord gegeven op de vraag of de nieuwe wet met de causaliteitsvereiste niet soepeler is dan de oude wet.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De heer Van Quickenborne heeft niet goed geluisterd naar mijn antwoord. Er is een nieuwe wet en die is van toepassing. Bovendien is de nieuwe wet niet soepeler dan de vorige. Ik heb gezegd dat de wet al op een groot aantal punten een correcte omzetting van de Europese richtlijn was, nog vóór die richtlijn door de Europese Raad en het Europees Parlement werd goedgekeurd.

Mondelinge vraag van de heer Wim Verreycken aan de minister van Justitie over «de private militie AEL en de start van Vlaamse wandelpatrouilles» (nr. 2-1175)

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Ik stel vast dat de gewelddadige private militie AEL zich ondanks al haar stoere verklaringen nog altijd via haar patrouilles inlaat met de acties van de politie hoewel ze daarmee artikel 1 van de wet op de private milities op flagrante wijze overtreedt. De militie wordt voor haar optreden zelfs beloond want het Centrum-Leman, dat afhangt van de eerste minister, heeft verklaard dat die bende nu een partner voor dialoog is.

Is volgens de minister artikel 1 van de wet op de private milities nog altijd van kracht of werd de wet gewijzigd zonder dat wij dat beseft hebben? Zijn de omzendbrieven van 14 november 1995 en 9 april 1998 nog van kracht of werden ze gewijzigd zonder dat wij dat beseft hebben? Zal het parket in januari de militieleden die als patrouilledeelnemer werden geïdentificeerd voor de rechtbank dagen? Zo neen, waarom niet?

Ik werd de voorbije dagen gecontacteerd door een Borgerhouts buurtcomité dat van start wil gaan met een tegeninitiatief. Vanaf de maand januari zouden Vlamingen de straat opgaan voor wandelpatrouilles. Dat lijkt me nogal logisch aangezien de overheid en het gerecht in gebreke blijven en de straat overlaten aan de AEL-militie.

Zal voor die Vlaamse wandelpatrouilles eenzelfde gedoogbeleid gelden?

Mogen die wandelpatrouilles langs de openbare weg en op pleinen foto's maken van personen die zich daar bevinden? Voor de AEL-patrouilles wordt dat alleszins geduld.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Drie van de vijf vragen die de heer Verreycken mij stelt, hebben betrekking op lopende gerechtelijke dossiers. Velen hebben de mond vol over het principe van de scheiding der machten, maar dat betekent nog niet dat ze navenant handelen. Zolang een zaak sub judice is, zouden daarover geen vragen mogen worden gesteld.

Op de vraag of er flagrante overtredingen zijn van de wet van 1934, zal ik niet antwoorden. Die aangelegenheid maakt precies het voorwerp uit van het gerechtelijk onderzoek dat door de procureur des Konings in Antwerpen wordt gevoerd en dat aanleiding zal geven tot een beslissing van de correctionele raadkamer. Mogelijk volgt er een proces met een uitspraak waarbij de rechter ten gronde zal oordelen of er al dan niet strafbare feiten zijn gepleegd.

Wat ik wel kan zeggen, is dat de procureur des Konings te Antwerpen aan de politiediensten richtlijnen heeft gegeven over wat de politie precies moet doen als ze die zogenaamde AEL-burgerpatrouilles ontmoet. Tot op heden zijn de politiediensten in Antwerpen nog niet op dergelijke patrouilles gestoten, hoewel ze er actief naar hebben gezocht. De hype over het onderwerp lijkt me belangrijker dan de feiten en ik heb de indruk dat sommigen niet het onderscheid maken tussen personen die pamfletten uitdelen en patrouilles die de politiediensten zouden schaduwen. Als nu ook Vlaamse wandelpatrouilles zich op pad gaan begeven, dan zal het bijzonder druk worden in de straten van Borgerhout. Dergelijk initiatief kan alleen maar voor escalatie zorgen, wat in de huidige context beter wordt vermeden. Het spreekt wel voor zich dat voor dezelfde feiten dezelfde strafrechtelijke bepalingen gelden, ongeacht de groep.

Waar het nu het eerst op aankomt is dat het gerecht in alle onafhankelijkheid zijn werk met bekwame spoed doet. Als dat kan gebeuren, zal de ongerustheid die bij vele burgers bestaat, ongetwijfeld verdwijnen.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Het antwoord van de minister klinkt op sommige punten nogal vreemd. De Antwerpse politie heeft volgens de minister nog geen enkele patrouille kunnen waarnemen, terwijl de pers en wijzelf die wel hebben gezien. Ik heb persoonlijk vastgesteld dat een AEL-patrouille door twee leden van de burgerpolitie werd geschaduwd. Dat is de wereld op zijn kop!

Ik heb gevraagd of voor een buurtcomité van Borgerhout dat ook van plan was om te gaan patrouilleren hetzelfde gedoogbeleid als voor de AEL-patrouilles zou gelden. Een gedoogbeleid dat ertoe leidt dat sommigen met een onvoorstelbare arrogantie doodsbedreigingen gaan uiten aan het adres van politici. De tolerantie gaat zodanig ver dat ik me afvraag of de wet niet werd gewijzigd zonder dat de wetgevende macht daarvan iets wist. De enige oplossing is onmiddellijk optreden.

Mijn conclusie voor Borgerhout is: hoe drukker op de wegen hoe beter. Ik zal het buurtcomité dat wil gaan wandelen, dan ook vertellen dat de minister op een uitspraak van het gerecht wacht, maar dat het in afwachting gerust zijn gang kan gaan.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Het simplisme dat hier aan de dag wordt gelegd, heeft geen naam.

Ik herhaal dat we de uitspraak van de rechter moeten afwachten. De procureur des Konings van Antwerpen is een man die niet lui in zijn stoel zit. Hij heeft het heft in handen en ik twijfel er niet aan dat hij de juiste oordeel zal vellen. Laat ons dat oordeel afwachten in plaats van onverhoeds te werk te gaan of standpunten in te nemen die tegengesteld zijn met de realiteit.

Mondelinge vraag van de heer Johan Malcorps aan de minister van Justitie over «de uitspraak van de rechter inzake het ongeval op de Gasmeterlaan in Gent» (nr. 2-1176)

De heer Johan Malcorps (AGALEV). - De publieke opinie is geschokt door de uitspraak van de rechter over de twee tienermeisjes die een jaar geleden werden doodgereden op de Gasmeterlaan in Gent. Het vonnis wordt te mild bevonden voor de chauffeur, namelijk één jaar gevangenisstraf met uitstel, amper één jaar rijverbod en een kleine boete. Vooral verbijsterend is het feit dat de rechter zijn oordeel verantwoordt door een deel van de verantwoordelijkheid bij de twee kinderen zelf te leggen.

Terecht wordt nu van alle kanten aangedrongen op een verstrenging van de wet. Het wetsontwerp Durant, dat goedgekeurd werd in de Kamer en nu voorligt in de Senaat, biedt daartoe ruim de kans. Er komt een nieuwe indeling van verkeersovertredingen, waarbij de bescherming van de zwakke weggebruiker meer centraal staat. De straffen worden strenger en er wordt in de nieuwe wet ook een algemeen voorzichtigheidsbeginsel opgenomen: wie zwakke weggebruikers doodt of verwondt door onvoorzichtigheid, wordt gestraft.

Maar is dat voldoende? Voor veel mensen ging de uitspraak van de rechter over het ongeval in de Gasmeterlaan in tegen hun elementair rechtsgevoel. Meteen werd erop aangedrongen dat politici hun verantwoordelijkheid zouden nemen om dit soort pijnlijke vonnissen in de toekomst te voorkomen.

Een mogelijkheid daarvoor is de invoering van een strafrechtelijke aansprakelijkheid voor chauffeurs die binnen de bebouwde kom kinderen beneden de 14 jaar doodrijden of ernstig verwonden, naar analogie met het principe van de objectieve risicoaansprakelijkheid van automobilisten ten aanzien van zachte weggebruikers.

Wellicht zijn er ook andere mogelijke oplossingen. Belangrijk is dat we als wetgever op een of andere manier invulling geven aan het rechtsgevoelen bij veel mensen, dat kinderen beneden een bepaalde leeftijd wel fouten kunnen maken, maar niet schuldig mogen worden verklaard. Ik verwijs terzake naar de verklaringen van professor Pauwels. Als sterke weggebruikers moeten chauffeurs daarentegen altijd rekening houden met het onvoorspelbare gedrag van kinderen.

Misschien ziet de minister nog andere oplossingen.

Ik weet niet of de minister een appreciatie mag geven over het vonnis dat in de zaak van de Gasmeterlaan werd geveld. Uiteraard werkte de rechter binnen het bestaande kader. Moet dat kader niet worden herbekeken? Wil de minister daaraan meewerken? Kan er op termijn gedacht worden aan een strafrechtelijke aansprakelijkheid voor sterke weggebruikers in een welomschreven kader? De rechter behoudt dan nog altijd de mogelijkheid om rekening te houden met verzachtende omstandigheden.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Over de zaak die werd behandeld door de politierechter te Gent zal ik mij niet uitspreken. De zaak is immers nog niet definitief berecht. Het zou kunnen dat een van de partijen hoger beroep aantekent. Elke verklaring van mijnentwege zou dan ook hoogst ongepast zijn.

Mijn stelling is - en dat probeer ik sinds drie en een half jaar uit te voeren - dat minderjarigen maximaal moeten worden beschermd. Dat geldt in het algemeen. Ik verwijs naar de wet op de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen. Dat geldt ook in het bijzonder in het verkeer.

Welke houding men ook aanneemt, men zal altijd moeten rekening houden met zwakke weggebruikers die omwille van die zwakte een extra bescherming moeten kunnen krijgen. Misschien moet men bij minderjarigen nog een stap verder durven gaan.

Ik stel vast dat in het wetsontwerp dat weldra in de Senaat wordt besproken, een belangrijke stap voorwaarts wordt gezet inzake verkeersveiligheid en dan zeker ten aanzien van de zwakke weggebruiker.

Moet nog verder worden gegaan in de bescherming van de minderjarige? Misschien zullen de werkzaamheden in de Senaat inspirerend werken. In elk geval kan geen enkele wetgeving, ook niet de strengste en de beste, kinderlevens redden als ze niet gekoppeld is aan een goede preventie ten aanzien van kinderen en aan een veilige verkeerssituatie. Aan die twee bijkomende elementen moet hoe dan ook tegemoet worden gekomen.

Mondelinge vraag van mevrouw Magdeleine Willame-Boonen aan de minister van Justitie over «de zaak-Lebbe» (nr. 2-1179)

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - De heer Wille en ik hebben het werk voor deze namiddag onder elkaar verdeeld. Hij zal de minister van Buitenlandse Zaken ondervragen over de zaak Jacques Huygen in Casablanca en ik richt mij tot de minister van Justitie.

Mijnheer de minister, uw departement zal zich moeten buigen over een nieuw dossier van visafraude door de consul-generaal te Casablanca. Hij zou visa hebben uitgereikt aan mooie jonge meisjes die hem door een ex-prostituee, een vriendin van een van zijn naaste kennissen, werden voorgesteld. Ik hoop dat die zaak vlugger zal worden afgehandeld dan de zaak waarover ik het vandaag wil hebben.

Ik herinner u aan de zaak met de reispassen van de moordenaars van Massoud, de zaak-Coen, die nog niet is opgelost, de zaak-Huygen en ten slotte de zaak-Lebbe. Vindt u niet dat het een puinhoop aan het worden is?

Ik vind het spijtig dat de minister van Buitenlandse Zaken zich heeft verzet tegen de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie over dit onderwerp. Misschien bedenkt hij zich nog?

Lebbe was een ambtenaar van het protocol die valse speciale en diplomatieke paspoorten heeft gegeven aan verdachte personen, onder meer uit het milieu van de maffia.

De betrokken ambtenaar werd in 1997 aangehouden. Het onderzoek had in september 1998 moeten zijn afgerond, het jaar waarin Didier Reynders, de toenmalige voorzitter van de oppositie in de Kamer, zich zorgen maakte over de traagheid van het onderzoek. In juli 2001 gaf ik op mijn beurt uiting aan mijn bezorgdheid over het aanslepen van deze gerechtelijke procedure.

U hebt me toen geantwoord dat de onderzoeksrechter onvoldoende medewerking kreeg van bepaalde instanties, dat er een internationale rogatoire commissie aan de gang was en dat de rechter bijkomende onderzoeksdaden moest stellen, waardoor het dossier nog zes maanden langer zou blijven aanslepen.

Op 7 november 2002 stelde ik u opnieuw een vraag over de stand van het dossier.

Uit de inlichtingen die we onlangs van de procureur des Konings te Ieper ontvingen, konden we opmaken dat de onderzoeksrechter de gerechtelijke procedure zeer binnenkort zou afronden. U hebt zelfs gezegd dat de onderzoeksrechter hem het dossier onverwijld moest bezorgen. Wat u me toen niet heb gezegd, is dat de heer De Vloo van zijn functie van onderzoeksrechter zou worden ontheven, zoals ik in het Belgisch Staatsblad van 5 december 2002 kon lezen.

Vindt u niet dat dit onderzoek abnormaal lang duurt, dat het gebrek aan medewerking van sommige instanties verdacht is? Vindt u het niet verontrustend dat het zo lang duurt vooraleer de rogatoire commissie kan worden ingezet? Denkt u niet dat de vervanging van de onderzoeksrechter de zaak alleen nog maar zal vertragen?

Mijnheer de minister, waarom wordt de zaak aan de onderzoeksrechter onttrokken? Wie zal het onderzoek in dit dossier voortzetten? Ik herinner mij dat zes onderzoeksrechters aan het dossier van mevrouw Coen hebben gewerkt.

Heeft de kamer van inbeschuldigingstelling het verloop van het onderzoek gevolgd en een verslag van de zaak gevraagd? Is ze op de hoogte van het onttrekken van het dossier aan de onderzoeksrechter?

Heeft de procureur des Konings verslag uitgebracht bij de procureur-generaal en heeft hij voor de kamer van inbeschuldigingstelling de nodige vorderingen ingesteld op basis van artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering?

Dit dossier is slechts een van de talrijke onopgeloste dossiers inzake visafraude.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Deze zaak is nog sub judice. Ze is dus in handen van het gerecht en daarom is het moeilijk inlichtingen te geven over dit onderwerp.

Onderzoeksrechter De Vloo, die met dit dossier belast was, zal zijn functie op 31 december 2002 neerleggen. Dat zal evenwel weinig gevolgen hebben voor het betrokken dossier aangezien de opvolging verzekerd is en niets hem belet zijn opvolger over de zaak in te lichten.

Het spreekt vanzelf dat een onderzoeksrechter zijn kabinet niet verlaat zonder zijn opvolger volledig op de hoogte te hebben gebracht van alle lopende zaken. De inbreng van de nieuwe onderzoeksrechter zal echter beperkt zijn. Het onderzoek van het dossier is immers afgesloten en het zal aan het parket van Ieper worden overgedragen met de vermelding: `Beschikking tot inzage'. Het parket heeft zijn vorderingen voor de raadkamer al geformuleerd. Die vorderingen werden aan het parket-generaal van Gent ter goedkeuring voorgelegd. Dat is de normale procedure.

Als de vorderingen niet moeten worden gewijzigd, zal men op korte termijn kunnen overgaan tot de regeling van de procedure conform artikel 127 van het Wetboek van strafvordering.

Er hoeft geen beroep te worden gedaan op de artikelen 136 en 136bis. Het verheugt me dat dit onderzoek in zijn eindstadium is. Laten we hopen dat het gerecht nu zijn werk kan doen.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Als ik het goed begrijp, heeft de nieuwe onderzoeksrechter niet veel meer in te brengen in dit dossier.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Hij heeft niets meer te doen aangezien het onderzoek gesloten is. Het openbaar ministerie zal de zaak voor de raadkamer brengen.

Mondelinge vraag van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Justitie over «de hervorming van het interneringssysteem» (nr. 2-1181)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - In april 2001 kondigde de minister in de pers aan dat er eindelijk een duidelijk voorstel voor de hervorming van de internering op tafel lag. We zijn dit hervormingsvoorstel niet tegengekomen in de zogenaamde zuurstofwet en daarom wil ik de minister daarover nu ondervragen.

Een voorontwerp van wet werd toen rondgestuurd naar de collega-ministers en alle betrokken partijen.

De voorstellen strekken ertoe om de kwaliteit van de psychiatrische onderzoeken te verhogen, een meer deskundige en multidisciplinaire samenstelling van de Commissies ter Bescherming van de Maatschappij te verzekeren en de psychiatrische verzorging van de geïnterneerden te waarborgen.

Zeer terecht, want geïnterneerden zijn mensen die ontoerekeningsvatbaar verklaard werden voor een misdrijf. Ze worden in België nog steeds ondanks herhaalde veroordelingen van ons land door de Toezichtscommissie van de Raad van Europa op de naleving van de Rechten van de Mens in de Belgische gevangenissen zonder enige vorm van behandeling opgesloten.

Sommige geïnterneerden zitten meer dan 30 jaar achter de tralies zonder aangepaste behandeling. In België is bijna één gevangene op de tien op die manier `geïnterneerd'.

In onze 34 gevangenissen zijn er 8800 mensen opgesloten hoewel er slechts plaats is voor 7346. Van die 8800 zijn er maar liefst 708 geïnterneerd! Zij werden door de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij niet alleen gevaarlijk maar ook ziek verklaard, maar krijgen geen behandeling. Van hen zijn er in Vlaanderen maar liefst 150 zo ernstig mentaal gehandicapt dat ze niet eens beseffen wat er met hen aan de hand is.

Sinds de aankondiging door de minister van Justitie van het hervormingsvoorstel, nu meer dan anderhalf jaar geleden, werd er niets meer vernomen.

Wat was het statuut van uw voorstel tot hervorming van de internering? Was het een voorontwerp van wet?

Werd het reeds geagendeerd binnen de regering? Zo ja, met welk gevolg? Zo neen, wat is de reden van de vertraging?

Wat zijn de moeilijkheden of waar ligt het gebrek aan politieke wil om aan de situatie van de mentaal gehandicapten en psychiatrische patiënten in onze gevangenissen tegemoet te komen?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Het aantal geïnterneerden in onze gevangenissen schommelt inderdaad rond de 700. Wat men er altijd vergeet bij te zeggen is dat meer dan 3000 burgers in dit land het statuut van geïnterneerde hebben en in die hoedanigheid afhangen van de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij. Slechts één op vier van die geïnterneerden verblijft in een gesloten penitentiaire afdeling, wat duidelijk aantoont dat de we maximaal een beroep doen op externe zorgmogelijkheden. Dit aantal zou vooral aan Vlaamse zijde nog kunnen worden verbeterd. Daarom heb ik met een aantal psychiatrische klinieken akkoorden gesloten. Ze worden gesubsidieerd voor de opname van in totaal 94 `medium risk'-patiënten.

Wat de wetgeving betreft zal u, als uw betrokkenheid bij deze problematiek zo groot is, ongetwijfeld genoteerd hebben dat de ministerraad van 19 juli 2002 mijn voorontwerp van wet betreffende de internering heeft goedgekeurd. De tekst werd intussen besproken door de Raad van State en ik verwacht eerstdaags een definitief advies. Ik ben nu bezig met het aanbrengen van een aantal kleine wijzigingen, waarna het voorontwerp definitief aan de ministerraad kan worden voorgelegd.

De regering remt het ontwerp dus niet af. Als mevrouw De Schamphelaere vindt dat het te traag gaat, vraag ik haar eens diep in eigen boezem te kijken. Sedert de wet op de bescherming van de maatschappij van 1964 werden nooit noemenswaardige inspanningen gedaan voor deze groep van delinquenten. Ik ben begonnen met de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Internering. Ik heb de ondervoorzitter, die tevens advocaat-generaal is bij het Hof van Cassatie, gevraagd een ontwerptekst te maken. Ik heb die tekst voorgelegd aan alle betrokken instellingen, diensten en overheden. Ik heb ook rekening gehouden met een aantal aanbevelingen en ben er uiteindelijk in geslaagd de regering een coherent ontwerp te doen aannemen.

Wat de mentaal gehandicapte geïnterneerden betreft, is er een tekort aan geschikte opvangplaatsen buiten de gevangenissen. De problematiek van de wachtlijsten in de gehandicaptensector is genoegzaam gekend. Ik heb begrepen dat gemeenschapsminister Vogels dat wil verhelpen. Ik heb haar alle nuttige gegevens over de mentaal gehandicapte geïnterneerden die in de psychiatrische diensten verblijven, meegedeeld. Ik hoop dat ze erin slaagt een aangepaste plaatsing mogelijk te maken.

In de schoot van de penitentiaire administratie heb ik een beleidscel Psychiatrische Zorg geïnstalleerd. Deze werkgroep is belast met de verbetering van de intramurale zorg. Onze doelstelling is de kwaliteit van de zorg en de behandeling in de penitentiaire instellingen op hetzelfde niveau te brengen als dat van de gewone psychiatrische klinieken. Bij de budgetraming voor de nieuwe wet heb ik ook het prijskaartje hiervan aan de ministerraad gepresenteerd. De regering gaat akkoord met de noodzakelijke verbeteringen, weliswaar binnen de budgettaire marges. De concrete dossiers worden op dit ogenblik voorbereid. Omdat de sector jarenlang achteruitgesteld werd, moeten de kosten op 9 miljoen euro worden begroot.

Na meer dan veertig jaar zullen we nu eindelijk echt vooruitgang kunnen boeken.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik stel vast dat gewerkt wordt aan deze schrijnende problematiek. Tussen de aankondiging in de pers in april 2001 en de agendering van het voorontwerp door de regering, zijn wel 14 maanden verlopen. Op het einde van de regeerperiode blijkt alles echter toch in orde te komen.

(Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter.)

Mondelinge vraag van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Justitie over «de halvering van het aantal aalmoezeniers, islam- en lekenconsulenten in de Belgische gevangenissen» (nr. 2-1185)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De pers meldt vandaag dat een gezamenlijke beslissing van de ministers van Justitie en Begroting er toe leidt dat het aantal aalmoezeniers, islam- en lekenconsulenten in de Belgische gevangenissen wordt teruggeschroefd.

Een ontwerp van Koninklijk Besluit van 2001 voorzag in een personeelsformatie van 65 plaatsen en in een budget van 1,809 miljoen euro. Ondanks beloftes van de minister van Justitie dat dit KB zou worden bekrachtigd in april 2002, blijkt nu dat na een negatief advies van de minister van Begroting en een behoefteonderzoek, deze personeelsformatie op 40 plaatsen wordt gebracht en dat het budget wordt gehalveerd tot 818.048 euro.

Deze beslissing zet volgens de Interlevensbeschouwelijke werkgroep religieuze en morele bijstand in de penitentiaire instellingen de pastorale en levensbeschouwelijke begeleiding op de helling en desavoueert de aalmoezeniers en consulenten in hun jarenlange gewaardeerde professionele en vrijwillige hulpverlening.

Bevestigt de minister deze beslissing? Is het ontwerp van koninklijk besluit klaar? Wanneer wordt het gepubliceerd?

Wat is de inhoud en de concrete motivatie van het advies van de minister van Begroting? Kan dit worden medegedeeld?

Op basis van welk behoefteonderzoek wordt de beslissing genomen? Uit een behoefteonderzoek van 2000 blijkt dat 71% van het totaal aantal ondervraagde gedetineerden verklaarde bijstand te wensen. Is de beslissing hiermee verenigbaar?

Werd een nieuw behoefteonderzoek uitgevoerd? Zo ja, wat is de concrete inhoud ervan?

Is de beslissing verenigbaar met het wetsontwerp met betrekking tot de basiswet gevangeniswezen van de minister, dat in de memorie uitdrukkelijk het recht op erkenning van het eigen belang van de pastorale en levensbeschouwelijke begeleiding, vooropstelt?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ik bevestig een beslissing van herverdeling te hebben genomen. Het krediet blijft echter ongewijzigd en wordt dus niet gehalveerd, zoals de heer Vandenberghe zei.

Het ontwerp van koninklijk besluit is klaar. Zodra de budgettaire en administratieve controle heeft plaatsgevonden, zal het worden gepubliceerd.

Ik stel voor dat de heer Vandenberghe zijn vraag met betrekking tot de inhoud en de concrete motivatie van het advies van de minister van Begroting aan de bevoegde minister stelt, aangezien die het best geplaatst is om ze te beantwoorden.

De beslissing tot herverdeling van de beschikbare middelen werd genomen op basis van een behoefteonderzoek, waarnaar de heer Vandenberghe trouwens zelf heeft verwezen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer 71% van de gedetineerden een zekere vorm van geestelijke of morele bijstand wenst.

Deze vraag naar bijstand heeft echter geen betrekking op één enkele erkende godsdienst, maar op verschillende erkende godsdiensten. Vandaar dat de beschikbare middelen tot hiertoe grotendeels naar één erkende godsdienst gingen en ingevolge de herverdeling nu zullen moeten worden gespreid.

De beslissing tot herverdeling is in overeenstemming met het wetsvoorstel met betrekking tot de basiswet gevangeniswezen, ook wel eens de wet-Dupont genoemd, en heeft niets te maken met het recht op erkenning van het belang van de pastorale en/of de levensbeschouwelijke begeleiding. Dat een vertegenwoordiger van een erkende eredienst niet wordt betaald door Justitie verhindert niet dat deze toch religieuze en morele bijstand kan verlenen in de gevangenissen, al gebeurt dit op vrijwillige basis of met een volledige of gedeeltelijke vergoeding betaald door de denominatie zelf. Die kan nu ook, net zoals andere hulpverleners om die reden toegang tot de gevangenissen krijgen.

Justitie moet de werking van de externe hulpverleners faciliteren, maar moet ze niet organiseren of financieren. Niets verplicht Justitie bijgevolg om deze vertegenwoordigers te betalen. Dat desondanks een krediet wordt ingeschreven voor de verlening van geestelijke en morele bijstand in de gevangenissen vormt het bewijs dat de geestelijke en morele bijstand in de gevangenissen belangrijk wordt geacht.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dit antwoord weerspiegelt de periode van het jaar: het is een ski- of slalomantwoord, dat van de ene bocht in de andere gaat. Veel nieuws heb ik alleszins niet vernomen.

De minister bevestigt dat het oorspronkelijk aantal formatieplaatsen wordt verminderd van 65 tot 40.

Uit het behoefteonderzoek blijkt dat van het totaal aantal ondervraagde gedetineerden 71% bijstand wenst: 53,2% wenst een katholiek aalmoezenier, 31,8% een islamconsulent, 9,4% een protestants aalmoezenier, 3,4% een orthodox aalmoezenier en 1,6% bijstand van een moreel consulent. Deze cijfers worden niet in acht genomen bij de verdeling. Nochtans moet de overheid voor alle hulpverleners oog hebben. Er wordt voorzien in psychologische en allerlei andere begeleiding. Deze coalitie heeft blijkbaar een heel eenzijdig beeld op de menselijke werkelijkheid. Het beleid moet echter met een ruimer perspectief rekening houden.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Volledigheidshalve voeg ik eraan toe dat het aantal niet wijzigt, maar wel wordt herverdeeld.

Mondelinge vraag van de heer François Roelants du Vivier aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het instituut Pasteur te Brussel» (nr. 2-1182)

De heer François Roelants du Vivier (MR). - De Ministerraad zou morgen een beslissing moeten nemen over de fusie van het Instituut Volksgezondheid en het Instituut Pasteur van Brussel.

Ik heb altijd gepleit voor een volwaardig apart Instituut Pasteur omdat het een specifiek karakter heeft. Ik heb ook altijd gevraagd dat het niet zou verwateren in een structuur zoals die van het Instituut Volksgezondheid.

Dat was noch de keuze van uw voorganger, mevrouw Aelvoet, noch die van u. Er was een tijd sprake van een compromis, namelijk de oprichting van een departement `Instituut Pasteur' dat in het Instituut Volksgezondheid autonoom zou werken. U zou die oplossing uiteindelijk niet aangenomen hebben. Is dat correct en aan welke oplossing denkt u dan wel?

Ik herinner er bovendien aan dat uw departement, dat het Instituut Pasteur na de splitsing van de provincie Brabant in 1995 gerecupereerd heeft, geen enkele promotie of vervanging van het personeel meer aanvaard heeft. De personeelsformatie is daardoor met een derde ingekrompen en verschillende diensten en laboratoria werden gesloten. Wat jammer is voor een instituut dat een dergelijke internationale faam geniet. Het betekent een onvoorstelbare verspilling en een onvervangbaar verlies van een kennis die gedurende meer dan een eeuw met veel geduld werd opgebouwd.

Ik heb bij uw voorganger vaak gepleit voor de dringende invulling van de 32 vacatures die mevrouw Aelvoet twee keer formeel heeft aangekondigd. Ik moet spijtig genoeg vaststellen dat er nog niets gebeurd is en uit het laatste begrotingsconclaaf leid ik af dat er ook in 2003 niets zal gebeuren.

Wanneer zullen de gedane beloften worden nagekomen?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De heer Roelants du Vivier had het over mijn keuze en die van mijn voorganger. Ik vestig er de aandacht op dat de beslissing tot fusie van het Instituut Volksgezondheid en het Instituut Pasteur genomen werd door de vorige regering - waar de socialisten deel van uitmaakten - op basis van artikel 28 van de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Omdat de huidige regering geen andere maatregel getroffen heeft, hebben mijn voorganger en ikzelf geprobeerd om genoemde wet uit te voeren.

Ik heb mijn collega's tijdens het begrotingsconclaaf een dossier voorgelegd met het oog op het vrijmaken van de nodige kredieten voor de noodzakelijke rekrutering van het personeel. Niemand heeft mij daarin gesteund, ook uw partijgenoten niet.

Tijdens de Ministerraad van 20 november jongstleden heb ik een ontwerp van koninklijk besluit ter tafel gelegd met betrekking tot de wetenschappelijke opdracht van het Instituut Pasteur. Dat besluit bevatte een regeling voor de overgang van de statutaire agenten van het oude Instituut Pasteur naar het Instituut Volksgezondheid. Ik heb er een oriëntatienota aan toegevoegd om de regering duidelijk te maken wat er moet gebeuren om de vroegere opdrachten van het oude instituut Pasteur te bewaren en om het instituut in de nieuwe structuur te doen functioneren.

In de werkgroep was er een consensus bereikt, maar minister Picqué deelde in dezelfde Ministerraad een nota uit waarin staat dat de autonomie in dit stadium niet gegarandeerd is. Ook vice-eerste minister Michel formuleerde mondeling enkele opmerkingen.

De interkabinettenwerkgroep probeerde nog wel tot een consensus te komen, maar de meeste eisen van het kabinet Picqué zijn onverenigbaar met de geest van het gewijzigde koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het organiek statuut der wetenschappelijke instellingen van de Staat en het gewijzigde koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat.

Ik blijf erbij dat een fusie mogelijk is als de transferbepalingen voor het personeel worden nageleefd. Op die manier kunnen we binnen drie maanden rond zijn met het organiek kader, het organigram en de nieuwe naam van het instituut.

Het ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de transfers had de situatie van het personeel van de twee instellingen kunnen deblokkeren. De interkabinettenwerkgroep moet tegen de eerstvolgende Ministerraad van 20 januari 2003 een oplossing gevonden hebben.

De heer François Roelants du Vivier (MR). - Het dossier van het Instituut Pasteur zal volgens mij nog dikker worden.

Ik stel vast dat er nog geen oplossing gevonden is. Het Instituut Pasteur hoopt dat er toch een oplossing komt die een erkenning van het specifieke karakter van het instituut en haar opdrachten inhoudt. Welk budget er ook voor uitgetrokken wordt, het belangrijkste is dat een normaal samengestelde ploeg de opdrachten behoorlijk kan uitvoeren. Door het huidige personeelstekort is dat onmogelijk.

Ik zal dit probleem dus op de voet blijven volgen en hoop dat de interkabinettenwerkgroep snel een goede oplossing vindt. Ik zal op deze zaak terugkomen rond 20 januari, de dag waarop een beslissing zou worden genomen.

Mondelinge vraag van de heer Philippe Mahoux aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het systematisch afmaken van de hele veestapel van een bedrijf wanneer een geval van BSE ontdekt wordt» (nr. 2-1183)

De heer Philippe Mahoux (PS). - Onlangs kregen we te horen dat honderden runderen van een veehouderij van ons land werden geslacht en verbrand nadat een gekke koe was ontdekt.

Men kan zich afvragen of die maatregel wel verantwoord is op wetenschappelijk en dus epidemiologisch gebied.

De Europese Unie laat nu al toe dat alleen de dieren van de cohort worden geslacht. In tegenstelling tot Frankrijk is dat in België nog niet het geval. Wetenschappers menen nochtans dat het geen hoger risico inhoudt voor de volksgezondheid. De overlevende dieren kunnen evenwel niet in bepaalde landen worden verkocht en bepaalde melkbedrijven weigeren melk van bedrijven waarvan niet de volledige veestapel werd geslacht. Er zouden dus eerder economische overwegingen in het spel zijn.

Kan dit probleem niet worden opgelost door in alle Europese landen tegelijkertijd een beperkte slachting op te leggen?

Wat denkt de minister daarover? Welke beslissingen zal hij terzake nemen? Heeft zijn departement al contact genomen met de Europese Unie om onverantwoorde systematische slachtingen, die de veehouders van ons land benadelen, te voorkomen?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - België en de meeste Europese lidstaten gaan over tot de volledige uitroeiing van de veestapel waarin een geval van BSE werd ontdekt.

Die maatregel is conform de geldende Europese regelgeving, die voorziet in de slachting van alle runderen van het bedrijf waartoe het getroffen dier behoort, van alle afstammelingen van de getroffen wijfjes die geboren worden nadat de symptomen van de ziekte zichtbaar werden of tijdens de twee daaraan voorafgaande jaren, en van alle dieren van de cohort.

Overeenkomstig de Europese teksten mag elke lidstaat beslissen om niet alle dieren op het bedrijf te slachten of te vernietigen naar gelang van de epidemiologische situatie en de traceerbaarheid van de aanwezige dieren.

Uit wetenschappelijk oogpunt zou de uitroeiing inderdaad kunnen worden beperkt tot de dieren van de geboorte- en voedercohort.

De BSE-werkgroep van de Europese Commissie was het er in oktober mee eens om dat principe als basisreferentie te beschouwen, maar het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is niet gevolgd. De definitie van de cohort werd zelfs opnieuw ter discussie gesteld.

Deze zaak zal waarschijnlijk op de agenda van de vergadering van het Office International des Epizoöties, OIE, in mei volgend jaar worden geplaatst.

Onlangs werd in de vlees- en melkketen en in het raadgevend comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen nagegaan of het opportuun is het Belgisch standpunt te wijzigen. In die organen zijn alle beroepssectoren en de consumenten vertegenwoordigd. Gelet op de internationale onzekerheid en op het risico dat een andere houding zou inhouden voor onze export, werd beslist tot een status-quo.

Mijn diensten blijven nauwlettend de besprekingen binnen de Europese Commissie en het OIE volgen.

Ze proberen ook derde landen ervan te overtuigen de inhoud te wijzigen van de attesten, die vermelden dat de uitgevoerde producten niet afkomstig zijn van veestapels waarin een geval van BSE werd ontdekt.

Ik hoop dat we zo spoedig mogelijk op Europees niveau tot een harmonisering komen en de gedeeltelijke uitroeiing aanvaarden.

Voor het overige probeert het Agentschap de psychologische gevolgen van de maatregelen die het moet nemen zo veel mogelijk te verzachten door rechtstreekse communicatie met de veehouders en een billijke en snelle schadevergoeding.

Uit contacten met de Europese instanties en met landbouworganisaties blijkt dat de situatie geblokkeerd is. Uit wetenschappelijk oogpunt is er inderdaad geen enkele reden om de volledige veestapel uit te roeien, maar de veehouders verkiezen die oplossing uit economische overwegingen. Ikzelf vind het een overdreven maatregel.

Mondelinge vraag van de heer Philippe Mahoux aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het koninklijk besluit betreffende de wilsverklaring bij euthanasie» (nr. 2-1184)

De heer Philippe Mahoux (PS). - De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie biedt de mogelijkheid aan iedere meerderjarige of ontvoogde minderjarige die handelsbekwaam is, voor het geval dat hij zijn wil niet meer zou kunnen uiten, om schriftelijk in een wilsverklaring zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie toepast.

Er moet uiteraard aan een hele reeks voorwaarden worden voldaan vooraleer euthanasie kan worden toegepast.

De wilsverklaring is een wezenlijk element waarmee de arts rekening moet houden om euthanasie toe te passen wanneer de patiënt niet meer bij bewustzijn is en dit op onomkeerbare wijze.

De wet preciseert dat de Koning moet bepalen hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.

Nadat het parlement zijn werk had afgemaakt, werden een reeks uitvoeringsbesluiten genomen die de oprichting en de werking van de evaluatiecommissie regelen. Het koninklijk besluit met betrekking tot de wilsverklaring laat echter nog steeds op zich wachten.

Kan de minister ons inlichten over de redenen van deze vertraging en over de inhoud van het uitvoeringsbesluit?

Wanneer wordt dat lang verwachte besluit gepubliceerd?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De Raad van State werd verzocht om met uiterste spoed advies uit te brengen over het ontwerp van koninklijk besluit. Zodra we dat advies ontvangen, zal het onmiddellijk worden gepubliceerd.

De vertraging is te wijten aan het verplicht voorafgaand advies dat onder andere moet worden ingewonnen bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en bij de Inspecteur van Financiën en van Begroting. We hebben een volle maand op dat advies moeten wachten!

Het koninklijk besluit bepaalt dat de wilsverklaring schriftelijk moet worden gedaan of met behulp van voorgedrukte formulieren. Zij kan, maar moet niet worden geregistreerd bij de gemeente, die ze opslaat in een andere gegevensbank dan in het Nationaal Register.

De wilsverklaring kan op ieder ogenblik worden gewijzigd, ingetrokken of aangevuld.

We wachten nu op het advies van de Raad van State. Begin januari zal u meer weten.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Mijnheer de minister, ik dank u voor dit positieve antwoord. Dat onontbeerlijke koninklijke besluit zal dus spoedig voorhanden zijn.

Ik veronderstel dat u schikkingen hebt genomen ten aanzien van de gemeenten die er een nieuwe opdracht bij krijgen. De federale overheid dient rekening te houden met deze werkoverlast en moet in een compensatie voorzien.

U weet dat de stipte uitvoering van deze wet mij na aan het hart ligt.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Die compensatie kan eventueel worden opgenomen in de aanpassing van de begroting 2004. Vandaag is er nog niets gepland. De regering heeft zich op andere dossiers toegelegd, ik denk met name aan de politie. Ze staat open voor dit soort eisen, maar verleent prioriteit aan de uitvoering van wet.

(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)

Ontwerp van bijzondere wet op de gegarandeerde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Vlaamse regering, de Franse Gemeenschapsregering, de Waalse regering, de Brusselse Hoofdstedelijke regering en onder de staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (Stuk 2-1359)

Wetsontwerp op de gegarandeerde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Regering van de Duitstalige Gemeenschap (Stuk 2-1360)

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

Algemene bespreking

Mevrouw Iris Van Riet (VLD), rapporteur. - De regering heeft het ontwerp van bijzondere wet samen met het wetsontwerp op 20 november 2002 ingediend.

Op 12 december 2002 heeft vice-eerste minister Onkelinx beide ontwerpen in de Senaatscommissie toegelicht. De ontwerpen vloeien voort uit de grondwetsherziening van 21 februari 2002, meer bepaald uit de goedkeuring van artikel 11bis, dat bepaalt dat in uitvoerende organen personen van een verschillend geslacht zitting moeten hebben.

Beide ontwerpen kunnen volgens de vice-eerste minister een eindpunt vormen van de weg die België heeft gekozen om de paritaire democratie te realiseren. De regering is trouwens ingegaan op alle opmerkingen van de Raad van State op de voorontwerpen.

Bij de artikelsgewijze bespreking werden enkele tekstverbeteringen voorgesteld, die door alle commissieleden werden aanvaard. Beide ontwerpen werden in hun geheel en bij eenparigheid door de acht aanwezige leden aangenomen.

Deze ontwerpen zijn voor mij een belangrijke stap op de weg naar de paritaire democratie. Zij zijn het logische gevolg van de grondwetswijziging van 21 februari 2002. Het verheugt me dat de vice-eerste minister ervoor heeft gezorgd dat artikel 11bis van de Grondwet, dat de Senaat op 8 maart heeft goedgekeurd, ten uitvoer wordt gelegd.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik ben verheugd over dit wetsontwerp dat ervoor zal zorgen dat zowel vrouwen als mannen deel uitmaken van de regeringen.

De regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt thans geen enkele vrouw. Als ik artikel 6 goed begrijp, zal ze in de toekomst twee vrouwen tellen: één voor de Nederlandstalige gemeenschap en één voor de Franstalige gemeenschap.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - Die regering zal minstens twee vrouwen tellen.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Dat verheugt mij.

Artikel 7 bepaalt dat de wet pas vanaf de volgende gewestverkiezingen in werking treedt, wat normaal is. We moeten dus maar anderhalf jaar wachten.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - Het verheugt mij dat dit ontwerp algemene instemming krijgt.

Ik heb op de eerste plaats met de Senaat kunnen samenwerken om de vrouwen beter bij het beleid te betrekken via de pariteit van de kieslijsten, de aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de regeringen en de realisaties van het adviescomité inzake vrouwen en werkgelegenheid. De Hoge Vergadering is zich onvermoeibaar blijven inzetten om die noodzakelijke sociale vooruitgang te bereiken.

De voorzitter. - Wat het wetsontwerp op de gewaarborgde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de regering van de Duitstalige Gemeenschap betreft, moeten wij, overeenkomstig de bijzondere wet op de instellingen van de Duitstalige Gemeenschap, de Raad van de Duitstalige Gemeenschap raadplegen.

We zouden dat onmiddellijk kunnen doen en bijvoorbeeld een termijn van een maand bepalen, opdat het wetsontwerp zo spoedig mogelijk in de plenaire vergadering kan worden aangenomen conform alle wettelijke bepalingen, ook die waaraan we niet altijd denken.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - We vergeten wel eens dat het om een zeer beschermde minderheid gaat.

De voorzitter. - Ik stel dus voor wetsontwerp 2-1360 terug te zenden naar de commissie. (Instemming)

-De algemene bespreking van het ontwerp van bijzondere wet (Stuk 2-1359) is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van bijzondere wet op de gegarandeerde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Vlaamse regering, de Franse Gemeenschapsregering, de Waalse regering, de Brusselse Hoofdstedelijke regering en onder de staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (Stuk 2-1359)

(Voor de tekst verbeterd door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zie stuk 2-1359/3.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Ontwerp van bijzondere wet op de gewaarborgde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Vlaamse regering, de Franse Gemeenschapsregering, de Waalse regering, de Brusselse Hoofdstedelijke regering en onder de gewestelijke staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

-De artikelen 1 tot 7 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het ontwerp van bijzondere wet in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek (Stuk 2-1371)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Mevrouw de T' Serclaes verwijst naar haar schriftelijk verslag.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik merk dat de minister van Justitie tijdens dit belangrijke debat vervangen wordt door de minister van Financiën, die dan wel op mijn vragen zal antwoorden en van wie ik meer sympathie voor mijn argumenten verwacht dan van zijn collega.

Wanneer men me vraagt in één zin een eindoordeel uit te spreken over het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de wedden van de magistraten, kan ik maar één geschikt citaat vinden. (Minister Verwilghen komt de zaal binnen.)

De minister van Justitie komt aan. Ik zal even pauzeren zodat hij even op adem kan komen voor hij naar mij moet luisteren en zijn hart niet nog sneller gaat slaan.

Bij het voorbereiden van dit dossier heb ik dus maar één geschikt citaat gevonden om het ontwerp te typeren: een uitspraak van de bekende Weense satiricus Karl Kraus. Het is in het Duits en sluit dus aan bij het vorige agendapunt over de vertegenwoordiging van onze Duitstalige medeburgers. `Das Gegenteil von gut gemeint ist gut gemacht.' Het tegengestelde van goedbedoeld is goed gedaan. Zo wil ik het ontwerp typeren, want wie kan er nu bezwaar hebben tegen de herwaardering van de wedde van de magistraten? Wie het ernstig meent met de modernisering van onze justitie, mag echter de oude wijsheid over elk personeelsbeleid nooit uit het oog verliezen: `You pay peanuts, you get monkeys.' Als je apenootjes geeft, krijg je apen. Mijn uiteenzetting laveert tussen deze twee citaten, want met paarsgroen weten we niet meer wat de beginselen zijn en moeten we dus terugvallen op het oude citatenboek om onze parlementaire wijsheid aan te vullen.

Het zou jammer zijn als de visie van het Parlement op de taak van de magistraat beperkt zou blijven tot een cijfermatige oefening en dat is meteen mijn eerste punt van kritiek op het ontwerp. De herwaardering van de taak van magistraat, prioritair in een vernieuwd justitie- en veiligheidsbeleid, moet verder gaan dan de huidige inspanningen, die toe te juichen zijn, maar niet volstaan. Zo zou het zeer zinvol zijn in te gaan op de suggestie van de Hoge Raad voor de Justitie om werk te maken van een doordacht statuut voor de gerechtelijke stagiairs. Het is bijzonder jammer dat er in die richting geen stappen zijn gedaan, ook al waren er daartoe aanzetten in het oorspronkelijke ontwerp. De positie van de stagiairs is immers van bijzonder belang voor het aantrekken van hooggekwalificeerde jonge mensen voor de justitie, de overheidstaak bij uitstek. Daarom is het jammer dat de wijze waarop rekening wordt gehouden met de ervaring die magistraten buiten het gerecht hebben verworven, zo ondoorzichtig en beperkt is gehouden. Kortom, op het einde van de legislatuur hadden we een inspanning kunnen doen om een globale politieke visie op de magistratuur in de wet uit te drukken.

Het blijft wachten op maatregelen die de persoonlijke, materiële en structurele werkomstandigheden verbeteren. Het blijft wachten op maatregelen die de vele andere medewerkers van het gerecht op een meer hedendaagse wijze behandelen. Het zijn immers niet de hol klinkende eerbetuigingen aan de basismagistraten die hieraan een mouw zullen passen. Ik wik mijn woorden, het gaat op een aantal punten niet om zoniet loze dan toch overdreven beweringen, wanneer de regering enerzijds voorstelt de magistraten aan de basis een aantrekkelijke vergoeding toe te kennen en aan de andere kant nalaat basismagistraten bij uitstek, zoals de vrede- en politierechters, voluit bij deze operatie te betrekken. Zo althans voelen zij dat zelf aan.

Een dergelijke werkwijze oogst uiteraard veel kritiek. De regering slaagt er wel in de vrederechters met allerlei nieuwe taken op te zadelen en in de programmawet die we komende zaterdag bespreken, hen nog andere taken rond de huurwetgeving en de voogdij toe te kennen, maar ze slaagt er niet in diezelfde rechters op een voldoende manier te betrekken bij het meer rechtvaardig maken van hun wedden.

Een van de uitgangspunten van het akkoord tot hervorming van de Justitie van 1998, is het belang van de taak van de basisrechters. Meestal zetelen ze alleen - wat hun opdracht niet vereenvoudigt - en zijn ze als enige belast met het management van een vrede- of politiegerecht, waardoor ze hoe dan ook een deel van de taken van de voorzitters van de rechtbanken op zich nemen, naast de taken van een zetelend magistraat. Daarenboven dienen ze uitspraak te doen over zeer uiteenlopende rechtsgebieden, waardoor ze zich voortdurend moeten bijscholen in zowat alle rechtstakken. Ze zijn door de aard van hun zaken genoopt snel uitspraak te doen over de hen voorgelegde geschillen. Ze vormen voor vele burgers het gezicht bij uitstek van de rechterlijke macht, doordat zij de geschillen behandelen die bijzonder dicht bij de mensen staan, zoals familiegeschillen, verkeersongevallen, burenconflicten of onbekwaamheden. Voor vele mensen was het vredegerecht van hun kanton het justitiehuis avant la lettre. Dat mogen we hier gerust nog eens onderstrepen.

Natuurlijk leveren alle magistraten een belangrijke bijdrage tot de goede werking van justitie in het algemeen, maar de groep van de basismagistraten vindt dat de wet te weinig tegemoet komt aan hun standpunt en hun vragen inzake hun financieel statuut. De vrede- en politierechters vinden dat het ontwerp hen uitsluit van de maatregel die bovendien wordt voorgesteld als een algemene maatregel ten voordele van de hele magistratuur, wat bij dit korps voor nog meer ongenoegen zorgt.

Deze vergetelheid kan een dubbel gevolg krijgen. Ze kan ontmoediging veroorzaken bij de vrede- en politierechters die door het groeiende aantal taken een steeds grotere werkdruk ondervinden en ze kan in een verdere toekomst ook de aanwervingspolitiek voor deze functies ondergraven. Kortom, indien de regering geen aandacht heeft voor deze problemen, kan er bij de basisrechters een nieuwe crisis ontstaan.

Indien het wetsontwerp wordt goedgekeurd zonder dat de amendementen die ik heb ingediend worden aangenomen, kan er onvrede en misschien zelfs verbittering uit voortvloeien. De door de regering voorgestelde maatregel waardoor de eerstelijnsmagistraten weliswaar een hogere beginwedde krijgen, maar ze vervolgens worden uitgesloten van de driejaarlijkse weddeverhogingen, voldoet geenszins. Dat is duidelijk niet de manier waarop goede krachten kunnen worden bevestigd in hun intentie om een loopbaan op dit niveau uit te bouwen.

Een ander delicaat punt is het uitblijven van een fatsoenlijke regeling inzake de tweetaligheidpremies. Bij de aanpassing van het taalkader in Brussel heb ik meermaals de anomalie onderstreept dat ééntalige toegevoegde rechters een premie krijgen die de tweetalige rechters in Brussel niet ontvangen. De minister heeft meermaals ingestemd met suggesties in die zin. Zo een maatregel zou een gedeeltelijke remedie, zij het een pleister op een houten been, zijn tegen de contraproductieve maatregelen die de regering heeft laten goedkeuren met betrekking tot de taalkundige verhoudingen in de Brusselse rechtbank. Een en ander versterkt eens te meer onze indruk dat de meerderheid een principieel bezwaar heeft tegen tweetaligheid. Het in de kamercommissie aangekondigde voorontwerp van wet waarmee deze premie zou worden ingevoerd, heeft immers niet de minste kans nog te worden goedgekeurd, tenzij het nog onder de vorm van een amendement op de programmawet zou worden ingediend. Zo een amendement zou ik steunen. De tweetaligheidspremie is toch veel dringender dan het wetsontwerp inzake de verkeersveiligheid, mijnheer Lozie.

Wat de heer Malcorps zei over de aansprakelijkheid is betwistbaar. Het probleem van de aansprakelijkheid van de minderjarige is door de rechterlijke macht gekend. De heer Malcorps is daar blijkbaar niet van op de hoogte. De opzettelijke fout van de ene kan het causaal verband tussen de fout van de andere en de schade verbreken. Ik kan een overzicht van rechtspraak geven waaruit blijkt dat onvoldoende aandacht voor kinderen in het verkeer als een gebrek aan zorgvuldigheid wordt aanzien. Daarvoor moet er geen nieuwe wet komen. Volgens de huidige rechtspraak moet de bestuurder voorzien dat jongeren plots door het rood licht kunnen lopen. De indruk wordt gewekt dat die ene uitspraak de gehele rechtspraak weergeeft, maar dat is niet juist. Het is al te eenvoudig zomaar zaken te beweren zonder de rechtspraak over de burgerlijke aansprakelijkheid in zijn geheel te bekijken.

De tweetaligheidspremie is echt een prioriteit. Voor de Vlamingen is een negatieve taalregeling in de Brusselse rechtbank bestendigd. De tweetaligheidspremie zou worden ingevoerd. Het voorontwerp van wet in verband hiermee is aangekondigd, maar het ziet er niet naar uit dat dit vóór de verkiezingen, dus vóór het huwelijk van prins Laurent, zal worden goedgekeurd. Ik heb immers begrepen dat dit huwelijk het startsein wordt voor de verkiezingscampagne. Prins Laurent is natuurlijk reeds zeker van zijn zetel. Het is nu tijd om een amendement goed te keuren op de programmawet om de tweetaligheidspremie in te voeren, zodanig dat wordt tegemoet gekomen aan de retoriek dat het goed is om in ons land de twee talen zoniet te spreken, dan toch zeker te begrijpen.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Met onderhavig wetsontwerp willen we een principe invullen dat in het Octopusakkoord werd opgenomen. Wie er de Grondwet op naleest, leert dat het de opdracht van de rechters is om recht te spreken. In wezen maakt het weinig verschil of een rechter zijn uitspraak velt in eerste aanleg, in hoger beroep of in verbreking. Op grond van die redenering heeft de regering gekozen voor een vlakkere loopbaan bij de magistratuur.

Verder hebben wij vastgesteld dat voor een goede rechtspraak de magistraten in eerste lijn de best mogelijke rechtsbedeling moeten kunnen verzorgen. Des te beter de eerste lijn, des te minder er in hoger beroep wordt gegaan. In de praktijk moeten wij echter vaststellen dat een jonge magistraat die bij de rechtbank van eerste aanleg wordt benoemd, zo snel mogelijk zal trachten een vlucht te nemen hetzij naar het hof van beroep, hetzij naar de baroud d'honneur die het ambt van vrede- of politierechter nog altijd inhoudt.

De eerste aanleg wordt immers vaak als een opwarming aangezien voor het ernstige werk dat in hoger beroep zou worden geleverd. De regering wil daaraan een einde maken.

Ten slotte hebben wij moeten vaststellen hoe moeilijk het wel is voor een minister van Justitie om voldoende kandidaten te vinden voor de parketten en de zetels van de rechtbanken van eerste aanleg. De echte reden daarvoor is het bestaan van weddespanningen.

Wie zijn loopbaan niet moet beginnen bij de rechtbank of het parket van eerste aanleg, zal er immers alles veil voor hebben om een ander niveau te kiezen. De regering heeft dus beslist om deze weddespanningen te corrigeren. Een substituut-procureur-generaal en een raadsheer, twee basisambten bij de hoven van beroep, ontvangen bij voorbeeld een verschillende wedde. Ook de toegevoegde vrede- of politierechter die identiek hetzelfde werk doet als de vrede- of de politierechter, krijgen om moeilijk verklaarbare redenen een lagere wedde. De ondervoorzitter en de eerste substituut die een opdracht als manager hebben meegekregen en mede moeten instaan voor de organisatie van de rechtbank en het parket, ontvangen een wedde die niet voldoende verschilt van de wedde voor een basisambt. De rechters bij de rechtbanken van eerste aanleg treden vaak als beroepsrechter op voor de vrede- of de politierechter, maar verdienen substantieel minder dan hun collega's die in de eerste lijn hebben geoordeeld. De regering heeft dus een inspanning gedaan.

De heer Vandenberghe merkte op dat men, wanneer men peanuts geeft, eigenlijk monkeys mag verwachten. Ik weet niet of de weddeverhoging van 30.000 oude Belgische franken per maand voor de rechters of parketmagistraten in eerste aanleg als een peanut mag worden beschouwd of dat de 4% weddeverhoging op het einde van de loopbaan - bij een dienstanciënniteit van 21 jaar - die neerkomt op 10.000 Belgische franken bruto of 5.000 Belgische franken netto per maand een kleinigheid is. Ik denk dat slechts weinig mensen een dergelijke weddeverhoging krijgen. Mocht men tijdens de sociale onderhandelingen een dergelijk voorstel hebben gedaan, zou dat bijvoorbeeld geleid hebben tot 8% over twee jaar. Hier wordt dat op het einde van de loopbaan gegeven.

Ik weet dat dit in bepaalde gerechtelijke kringen geen aanleiding geeft tot vreugde en ik weet ook wat er gebeurt als men één steentje van een dominospel aanraakt.

Ik heb mijn bijzondere waardering voor vrederechters en politierechters nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik heb die van thuis uit meegekregen. Mijn vader was vrederechter, dus ik weet hoe vrederechters zich inspannen en hoe bekwaam ze zijn. Ik heb er trouwens voor gezorgd dat ze een algemene vergadering kregen. Er is met hen heel wat overleg gepleegd. Ik weet echter ook dat de vrederechter zijn eigen baas is en dat er op hun niveau, dat is toch ook niet onbelangrijk, geen gerechtelijke achterstand is. Daarom zijn we ten dele aan hun verzuchtingen tegemoet gekomen. Ik heb mij daarvoor gebaseerd op het advies van de Hoge Raad voor de Justitie waar de heer Vandenberghe terecht naar verwees. Ik heb vastgesteld dat dit advies niet alleen positief was voor het wetsontwerp, maar dat de Raad van oordeel was dat de vrederechters, politierechters en toegevoegde mandaten als adjunct-mandaten moeten worden beschouwd en bijgevolg op dezelfde wijze moeten worden geremunereerd als de ondervoorzitters van de rechtbank. Dat doen wij voor een deel.

Ik ben dan er dan ook van overtuigd dat de buitenwereld het bijzonder moeilijk zou hebben met acties van de vrederechters omdat ze al een gevoelige weddeverhoging krijgen.

De heer Vandenberghe wijst erop dat de vrederechters heel wat bijkomende bevoegdheden gekregen hebben. De programmawet geeft er hen trouwens nog meer. Ik durf gerust zeggen dat het merendeel van die bijkomende bevoegdheden van de vrederechters tussen 1985 en 1998 tot stand kwamen. De bijkomende bevoegdheden die hen toen toevertrouwd werden, hadden eigenlijk een weddeverhoging tot gevolg moeten hebben, maar men vond dat op dat ogenblik niet nodig.

Ik sta nog even stil bij een laatste argument. De heer Vandenberghe is van oordeel dat er voor de magistratuur nog enkele zaken moeten worden geregeld. Dat is juist, maar ik verwijs toch naar de inspanningen die de regering op dat domein al gedaan heeft. De korpsoversten of rechters die een grotere toegankelijkheid moeten hebben, beschikken nu allemaal over een GSM. We hebben er meer dan 1500 uitgedeeld. Het was voor mij immers onvoorstelbaar moeilijk om die magistraten bij evenementen of incidenten tijdens het weekeinde te bereiken. Ze hebben een internetaansluiting gekregen, de mogelijkheid om te e-mailen, een personal computer en Phenix maakt een updating mogelijk.

Er is een tweede inspanning gedaan voor een bepaald aantal magistraten die extra inspanningen moeten leveren, zoals weekenddiensten en nachtprestaties. Ik heb het dan niet alleen over de magistraat van het parket, maar ook over de magistraat van de zetel.

Er moeten buiten het statuut van de gerechtelijke stagiair nog twee zaken geregeld worden die mijns inziens absoluut noodzakelijk zijn. Ik heb in dat opzicht in het kader van de aanpassings- of reparatiewet van de Hoge Raad voor de Justitie trouwens een wetsontwerp klaargemaakt. De werklastmeting moet op papier komen en er moet een tweetaligheidspremie komen.

Het is onaanvaardbaar dat een eentalige toegevoegde magistraat meer verdient dan zijn collega die een inspanning doet om via zijn tweetaligheid tegemoet te komen aan de verzuchtingen die de wetgever onder meer in 1935 heeft geformuleerd. Je ne désespère point. Ik heb een wetsontwerp voorbereid dat naar ik hoop binnenkort zal worden goedgekeurd.

De magistraten van onze rechtbanken van eerste aanleg, zowel van de zetel als van de parketten, en alle andere magistraten van het land wachten vol spanning op de goedkeuring van de wet over de weddeverhoging aan het einde van de loopbaan. Zodra de wet is goedgekeurd en gepubliceerd, wordt ze met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 oktober 2002. Dit is een niet te versmaden inspanning, die wellicht op veel bijval zal kunnen rekenen.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1911/11.)

De voorzitter. - De heren Vandenberghe en Steverlynck hebben amendement 6 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Artikel 3 luidt:

Op dit artikel hebben de heren Vandenberghe en Steverlynck amendement 7 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Artikel 4 luidt:

Op dit artikel hebben de heren Vandenberghe en Steverlynck amendement 8 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel hebben de heren Vandenberghe en Steverlynck amendement 9 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Artikel 5 luidt:

Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 1 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Artikel 6 luidt:

Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 2 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 3 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Op amendement 3 heeft mevrouw Nyssens het subsidiair amendement 5 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel hebben de heren Vandenberghe en Steverlynck amendement 10 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Artikel 8 luidt:

Op dit artikel hebben de heren Vandenberghe en Steverlynck amendement 11 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

Mevrouw Nyssens heeft amendement 4 ingediend (zie stuk 2-1371/2) dat luidt:

-De stemming over de amendementen en over de artikelen waarop zij betrekking hebben, wordt aangehouden.

-De overige artikelen worden zonder opmerking aangenomen.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.

Wetsontwerp tot wijziging van de kieswetgeving, wat betreft de vermelding van politieke partijen boven de kandidatenlijsten op de stembiljetten bij de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (Stuk 2-1346)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Mevrouw Thijs, rapporteur, verwijst naar haar schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 2-1346/4.)

-De artikelen 1 tot 23 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement wat betreft de vermelding van de politieke partijen boven de kandidatenlijsten op de stembiljetten (Stuk 2-1347) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Mevrouw Thijs verwijst naar haar schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 2-1347/4.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Voorstel van resolutie over de verbetering van de procedure voor het bekomen van een tegemoetkoming voor de aankoop van een rolstoel (van de heer Jan Remans c.s., Stuk 2-1300)

Bespreking

De voorzitter. - De heer Barbeaux, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

De heer Jan Remans (VLD). - Eerst en vooral heb ik een kleine opmerking over het verslag. Op pagina 4 onderaan moet `23 oktober 2003' vervangen worden door `23 oktober 2002'.

Om de rolstoelen te doen rollen hebben de collega's D'Hooghe, Mahoux, Destexhe, Vanlerberghe, Galand, De Roeck, Dallemagne, Vankrunkelsven en ikzelf een resolutie ingediend die de verschillende beleidsniveaus aanzet tot het nemen van maatregelen. De wetgeving is vandaag immers zo ingewikkeld dat de gehandicapte de bomen niet meer door het bos ziet, ondanks de grote inspanningen, de gewaardeerde inzet en de opgebouwde expertise van zorgverstrekkers, adviserende artsen van ziekenfondsen en raadgevende instanties van fondsen voor personen met een handicap.

Het RIZIV heeft de opdracht de patiënt te helpen. Het RIZIV is aldus belast met het berekenen, het toekennen en het volgen van de toelagen voor rolstoelen. Het RIZIV werkt evenwel met lijsten, die beperkend zijn zowel inzake de aard van de handicap, als inzake de voorwaarden van terbeschikkingstelling, de types van de rolwagens, en de hernieuwingstermijn. Vooral voor elektronische rolstoelen en scooters zijn de medische criteria heel scherp en mag men letterlijk geen stap kunnen verzetten.

De gemeenschapsfondsen voor sociale integratie van personen met een handicap vertrekken uit een andere invalshoek dan het RIZIV, minder uit medisch en meer uit maatschappelijk oogpunt, dus gericht op sociale integratie. Deze fondsen treden aanvullend op naast de tussenkomsten van het RIZIV. De aanvrager moet dus steeds eerst zijn rechten bij het RIZIV uitputten en dit aan het fonds aantonen. Het onderscheid is dikwijls flinterdun. De situatie geeft geregeld aanleiding tot een pingpongspel tussen het RIZIV en de fondsen over wie wat zal betalen. Het kan zelfs gebeuren dat twee personen met dezelfde functionele mogelijkheden bij beide of bij één van beide of helemaal geen tegemoetkomingen ontvangen. Hoe kan het beter? Het uitgangspunt is dat elke persoon met een handicap heeft een elementair recht op mobiliteit.

Deze resolutie, unaniem goedgekeurd in de commissie, pleit ervoor dat de persoonlijke bijdrage van de persoon met een handicap bij de aanschaf van een rolstoel wordt gereduceerd, dat rekening wordt gehouden met de individuele behoeften van de algemene functionele handicap voor mobiliteit, dat één toegangsloket op federaal niveau wordt georganiseerd waar de persoon met een handicap de verschillende financiers van zijn of haar rolstoel kan aanspreken en dat een onafhankelijke commissie zorgt voor transparantie in prijs en kwaliteit. Deze resolutie vraagt de overheid om zonder uitstel de beloftes voor samenwerking tussen de betrokken actoren te realiseren, de coördinatie tussen de verschillende mogelijkheden van tegemoetkoming te bevorderen en in de budgettaire ruimte voor een voldoende terugbetaling van rolstoelen te voorzien.

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Dotatie van de Senaat - Uitgaven van het dienstjaar 2001, Begroting voor het dienstjaar 2002 en begrotingsramingen voor het dienstjaar 2003

Bespreking

De heer Jacques Devolder (VLD). - Het document werd naar de leden geë-maild en in gedrukte vorm verstuurd. Ik neem aan dat ik dit zeer omvangrijk stuk niet hoef voor te lezen. We zijn ter beschikking van de leden die vragen wensen te stellen. Op de vergadering van het Bureau van vorige donderdag zijn de belangrijkste zaken aan bod gekomen. Het betreft vooral de posten waar een stijging wordt voorgesteld, over dalende posten wordt meestal niet gesproken.

In het college van quaestoren heb ik samen met de collega's Moens en Dubié intensief gewerkt aan de realisatie van de wensen van de leden. Ongeveer 80% heeft gevolg gekregen. Zo werd bijvoorbeeld de bankterminal op hun vraag geïnstalleerd.

Momenteel buigt het College van Quaestoren zich over een recente vraag met betrekking tot de verdere verbetering van de toegankelijkheid voor gehandicapten, waar collega Moens destijds de aanzet toe gaf.

Tijdens de vergadering van het Bureau van 12 december 2002 werden heel wat technische opmerkingen gemaakt over de stijging van de uittredingsvergoedingen. We hebben inderdaad in een stijging van meer dan 104% voorzien. De heer Vandenberghe heeft daarover talrijke opmerkingen gemaakt. We willen ook voorzien in een reserve. De uittredingsvergoedingen moeten worden verdeeld tussen Kamer en Senaat a rato van de dienstjaren die de leden hebben gepresteerd. Daarover zullen we waarschijnlijk van mening verschillen. De heer Vandenberghe wees terecht op de situatie van de gemeenschapssenatoren. 2003 is een verkiezingsjaar. Iedereen weet wat dat betekent. Ook de wetgeving is gewijzigd. Bepaalde ministers zullen na de verkiezingen niet meer in functie of niet meer verkozen zijn. Met dat aantal hebben we geen rekening gehouden. Ook hier zal er een differentiële verdeling zijn over Kamer en Senaat.

De heer Thissen dringt reeds lang aan op de verbetering van de geluidskwaliteit in de vergaderzaal. Bij de herdenking van Victor Hugo hebben we kunnen vaststellen dat de audiokwaliteit te wensen overlaat. Hieraan zal worden gewerkt tijdens de periode dat de parlementaire activiteiten zullen stilliggen. Er werd een budget ingeschreven van 150.000 euro.

Wat de kantoorbenodigdheden betreft, zijn we het informaticatijdperk binnengetreden. De typemachines zijn verdwenen. De nieuwe apparatuur vergt grote uitgaven. In de begroting 2003 moet bijgevolg hiervoor een verhoging worden ingeschreven.

Sedert 2000 rijst er een probleem in verband met de post protocol en reizen. Er werd meer gereisd, onder meer omwille van ons Europees voorzitterschap in de tweede helft van 2001. De uitgaven voor annulaties van dienstreizen die de Senaat in 2002 heeft betaald, zijn niet verantwoord. De betrokken fracties zullen hierover een brief ontvangen.

Sommige senatoren hebben vragen gesteld over het pensioenfonds. Ze zullen aan de vzw die het pensioenfonds beheert, worden voorgelegd.

In 2003 is er een zeer belangrijk programma inzake uit te voeren werken omwille van de lange periode waarin de parlementaire activiteit zal stilliggen.

Er werden enkele opmerkingen gemaakt over de kwaliteit van het klassiek restaurant. Ik ben het er niet mee eens want ik heb vastgesteld dat de service, de kwaliteit en de tweetaligheid van het extern personeel er heel wat is verbeterd.

Ook werd aandacht besteed aan de verschillen in het statuut van de politieke medewerkers. De regionale assemblees zijn hier ver vooruit op de federale assemblees. Dit punt moet dan ook worden besproken op de vergadering van de voorzitters van de zeven parlementaire assemblees. Ik ben er zeker van dat de voorzitter van de Senaat een initiatief zal nemen.

De Quaestuur heeft grote inspanningen gedaan om de functionaliteit van de vergaderzalen te verbeteren. We willen meer zalen beter uitrusten voor opnames door de verschillende media.

De uitgaven voor het personeel zijn gestegen. Dit is het gevolg van afspraken die met de personeelsraad werden gemaakt en van de sociale aanpassingen voor de federale ambtenaren. De heer Vandenberghe heeft ook het probleem van de kinderopvang aangekaart. Het Bureau heeft hierover lang gediscussieerd. De Quaestuur heeft echter nog geen oplossing gevonden.

De eerste ondervoorzitter van de assemblee heeft altijd veel aandacht gehad voor de kledij van het personeel van de Senaat. In het Belgisch Staatsblad van vrijdag jongstleden werd een oproep gelanceerd om bedrijven te vinden die de nieuwe pakken voor het personeel willen maken. Er zal zowel een pak met een broek als een pak met een rok worden gemaakt, waarbij het natuurlijk jammer is dat geen enkel mannelijk personeelslid zich heeft opgegeven voor een pak met een rok.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - In de krant heb ik gelezen dat de regering heeft aangedrongen op matiging voor de begrotingen van Kamer en Senaat. Met voorbehoud voor de uitzonderlijke omstandigheden van uittredings- en ontslagvergoedingen voor respectievelijk senatoren en personeelsleden, vraag ik me af of de begroting die voorligt wel in overeenstemming is met die opmerking van de regering.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Onze begroting is gebaseerd op de bedragen die vermeld staan in het officieel document van de Kamer waarin de dotaties zijn opgenomen voor de Kamer, de Senaat, het pensioenfonds, de politieke partijen enzovoort, bedragen die trouwens met het departement van Begroting werden besproken. Als aandachtig parlementslid moet de heer Van Quickenborne weten dat een begroting steeds een raming is.

In 2002 werd de dotatie aangepast, wat in 2003 eveneens mogelijk is. Het krediet voor reizen en protocollaire ontvangsten bijvoorbeeld kan gelet op de verkiezingen, in 2003 kleiner zijn, maar de uitgaven voor het personeel en de senatoren vormen een vast gegeven waaraan niet kan worden geraakt.

We werken op basis van trimesters. Als de minister van Begroting opmerkingen maakt, dan wordt daar in de volgende trimesters rekening mee gehouden. Vooralsnog gaan we uit van de gegevens in het officieel document over de begroting 2003.

De heer Jan Remans (VLD). - Ik heb dit jaar in een brief gevraagd om ongedierte, zoals insecten, parasieten en allergenen, in ons gebouw te bestrijden. Ik vind dat niet in de begroting terug. Werden er maatregelen in dit verband genomen?

De heer Jacques Devolder (VLD). - Midden 2002 heeft collega Remans hieromtrent al vragen gesteld. In bepaalde zalen waren inderdaad problemen, maar die zijn nu opgelost.

De pers toonde daarvoor heel wat belangstelling. Ik heb openlijk betreurd dat een zender wel een volledige ploeg wilde sturen om tijdens het weekend hierover opnames te maken, maar voor het overige weinig interesse betoonde voor het uitstekende werk dat we verrichtten.

Dat probleem is bediscussieerd. Sommige personen wilden bijvoorbeeld geen blindengeleidehonden toelaten, omdat die dieren parasieten zouden kunnen verspreiden.

Voor de bestrijding van ongedierte hoeft alleszins geen speciale post te worden ingeschreven, omdat dit gebeurt met de werkingsmiddelen.

-De bespreking is gesloten.

-Over de dotatie van de Senaat wordt later gestemd.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp betreffende de uitvoering van de Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te Singapore op 10 december 1996, tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Singapore op 8 februari 1972 (Stuk 2-1330) (Evocatieprocedure)

Stemming 1

Aanwezig: 59
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De CD&V-fractie heeft zich onthouden om de redenen die ik vanmorgen heb uiteengezet. Dat geldt overigens ook voor de stemming over het volgende ontwerp.

Wetsontwerp betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en van het protocol, ondertekend te Washington op 30 september 1996 (Stuk 2-1331) (Evocatieprocedure)

Stemming 2

Aanwezig: 59
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Ontwerp van bijzondere wet op de gewaarborgde aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de Vlaamse regering, de Franse Gemeenschapsregering, de Waalse regering, de Brusselse Hoofdstedelijke regering en onder de gewestelijke staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (Stuk 2-1359) (Nieuw opschrift)

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Agalev steunt dit ontwerp van bijzondere wet, hoewel we het volkomen overbodig vinden. We gaan er immers van uit dat elke groep in de samenleving die politieke verantwoordelijkheid draagt, een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen nastreeft. Agalev heeft dat in het verleden al bewezen en zal dat ook in de toekomst nog doen. Tijdens de voorbije legislatuur werden de topfuncties in onze partij zowel door mannen als door vrouwen ingevuld. Wij vinden dat daarvoor geen wettelijke regeling nodig is. Wij zijn geen voorstander van quota, maar we zullen het ontwerp steunen om de collega's van andere partijen die niet zo overtuigd zijn als wijzelf, mee te trekken in deze beweging naar een evenwichtige samenstelling, ook van de regering.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De CD&V-fractie zal voor het ontwerp stemmen, al vinden we het veel te lauw.

De heer Lozie overtuigt alleen zichzelf. Als Agalev, dat deel uitmaakt van de regering, bij de onderhandelingen had geijverd voor evenveel vrouwen als mannen in de regering, dan had hij mij misschien kunnen overtuigen. Agalev is daar echter niet in geslaagd. Het blijft bij mooie woorden en filosofische uitspraken.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Bij ons zijn er 75% vrouwen. Ik vind het een schande dat u ons enig verwijt durft te maken.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik maak geen verwijt. Ik stel alleen vast dat uw partij in deze regering geen verschil heeft uitgemaakt. Het aandeel van de vrouwen in de regering is eerder middelmatig. (protest bij Agalev en VLD)

CD&V is voorstander van een sterker quotum. Wij vinden dat de man/vrouw-pariteit in de regering in de Grondwet moet worden opgenomen. Het amendement dat ik daartoe heb ingediend, werd weggestemd.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Ik ben bijzonder verheugd dat het wetsontwerp van minister Onkelinx is afgerond. Het maakt het de huidige regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die geen enkele vrouw telt, mogelijk om twee vrouwelijke ministers aan te stellen, respectievelijk één uit de Vlaamse Gemeenschap en één uit de Franse Gemeenschap.

De voorzitter. - We stemmen nu over het ontwerp van bijzondere wet in zijn geheel.

Stemming 3

Nederlandse taalgroep

Aanwezig: 35
Voor: 27
Tegen: 0
Onthoudingen: 8

Het quorum en de gewone meerderheid zijn bereikt.

Franse taalgroep

Aanwezig: 26
Voor: 26
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Het quorum en de gewone meerderheid zijn bereikt.

De Duitstalige gemeenschapssenator heeft voor gestemd.

De tweederde meerderheid is bereikt.

-Het ontwerp van bijzondere wet is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (Stuk 2-1380) (Evocatieprocedure)

Stemming 4

Aanwezig: 62
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen (Stuk 2-1339) (Evocatieprocedure)

De voorzitter. - We stemmen eerst over amendement 1 van de heer Steverlynck

Stemming 5

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Stemming 6

Aanwezig: 61
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik heb me onthouden, maar mijn stem is niet geregistreerd.

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp betreffende de meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen (Stuk 2-1340) (Evocatieprocedure)

Stemming 7

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek (Stuk 2-1371)

De voorzitter. - We stemmen eerst over amendement 6 van de heren Vandenberghe en Steverlynck.

Stemming 8

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 7 van de heren Vandenberghe en Steverlynck.

Stemming 9

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 3.

Stemming 10

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 5
Onthoudingen: 12

-Artikel 3 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 9 van de heren Vandenberghe en Steverlynck.

Stemming 11

Aanwezig: 61
Voor: 16
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

De heer René Thissen (CDH). - Ik had willen voor stemmen.

-Het amendement is niet aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 8 van heren Vandenberghe en Steverlynck. Het amendement is dus niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 4.

Stemming 12

Aanwezig: 61
Voor: 44
Tegen: 5
Onthoudingen: 12

-Artikel 4 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 1 van mevrouw Nyssens.

Stemming 13

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen 5 over artikel 5.

Stemming 14

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

-Artikel 5 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 2 van mevrouw Nyssens.

Stemming 15

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 3 en 5 van mevrouw Nyssens. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 van de heren Vandenberghe en Steverlynck.

Stemming 16

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 6.

Stemming 17

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 5
Onthoudingen: 12

-Artikel 6 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 11 van de heren Vandenberghe en Steverlynck.

Stemming 18

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

De voorzitter. - We stemmen over artikel 8.

Stemming 19

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

-Artikel 8 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 4 van mevrouw Nyssens.

Stemming 20

Aanwezig: 61
Voor: 17
Tegen: 44
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Stemming 21

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Wetsontwerp tot wijziging van de kieswetgeving, wat betreft de vermelding van politieke partijen boven de kandidatenlijsten op de stembiljetten bij de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (Stuk 2-1346)

Stemming 22

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het ontwerp werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement wat betreft de vermelding van de politieke partijen boven de kandidatenlijsten op de stembiljetten (Stuk 2-1347)

Stemming 23

Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het ontwerp werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Voorstel van resolutie over de verbetering van de procedure voor het bekomen van een tegemoetkoming voor de aankoop van een rolstoel (van de heer Jan Remans c.s., Stuk 2-1300)

Stemming 24

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het voorstel van resolutie is aangenomen.

-Het zal aan de eerste minister en aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen worden meegedeeld.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Het Bureau stelt volgende agenda voor:

Vrijdag 20 december 2002

's namiddags om 14.30 uur

eventueel, 's avonds om 19 uur

Wetsontwerp betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van ... met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector; Stuk 2-1392/1 tot 3.

Evocatieprocedure
Wetsontwerp met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector; Stuk 2-1393/1 tot 3.

Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen; Stuk 2-1396/1 tot 3.

Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken; Stuk 2-1388/1 tot 3.

Evocatieprocedure
Wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen op het stuk van milieutaksen en ecobonussen; Stuk 2-1395/1 tot 3.

Vragen om uitleg:

Zaterdag 21 december 2002

's ochtends om 10 uur

's namiddags om 14.30 uur

Eventueel, hervatting van de agenda van de plenaire vergadering van vrijdag.

Evocatieprocedure
Ontwerp van programmawet 1; Stuk 2-1390/1 tot 7.

Ontwerp van programmawet 2; Stuk 2-1391/1 tot 4.

Maandag 23 december 2002

's ochtends om 10 uur

Evocatieprocedure
Ontwerp van programmawet 1; Stuk 2-1390/1 tot 7.

Ontwerp van programmawet 2; Stuk 2-1391/1 tot 4.

's namiddags om 14.30 uur

Inoverwegingneming van voorstellen

Evocatieprocedure
Ontwerp van programmawet 1; Stuk 2-1390/1 tot 7.

Ontwerp van programmawet 2; Stuk 2-1391/1 tot 4.

Vanaf 18 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.

-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

Stemmingen

Dotatie van de Senaat - Uitgaven van het dienstjaar 2001, Begroting voor het dienstjaar 2002 en begrotingsramingen voor het dienstjaar 2003

Stemming 25

Aanwezig: 63
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 8

-De dotatie van de Senaat is goedgekeurd.

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Oost-Congo en de rol van MONUC in het conflict» (nr. 2-918)

Vraag om uitleg van de heer Michiel Maertens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Oost-Congo en de rol van MONUC in het conflict» (nr. 2-925)

Vraag om uitleg van de heer André Geens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Oost-Congo en de rol van MONUC in het conflict» (nr. 2-932)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De onderhandelingen over een machtsdeling in de Democratische Republiek Congo tussen het regime en de verschillende rebellenbewegingen verlopen moeizaam en de toestand in het gebied blijft uitermate zorgwekkend. De grote onveiligheid in immense gebieden van Oost-Congo veroorzaakt niet alleen veel burgerslachtoffers maar leidt ook tot ongeveer twee miljoen interne vluchtelingen die niet kunnen terugvallen op humanitaire hulp. Hongersnood, vernielde oogsten, verwoeste dorpen, verkrachtingen en een vlucht naar overbevolkte steden zijn het gevolg van die zorgwekkende toestand. Die onveiligheid wordt niet alleen in de hand gewerkt door de verschillende rebellengroepen die aan de onderhandelingstafel zitten, maar ook door de lokale Mayi-Mayi en de Rwandese Hutu-milities. De resterende buitenlandse legers laten zich evenmin onbetuigd. In de Province Orientale leveren de rebellenbewegingen zelfs slag onder elkaar. Resultaat: meer dan een half miljoen vluchtelingen. De slag om Ituri werd door MONUC omschreven als een ware humanitaire catastrofe.

Volgens een recent rapport van Human Rights Watch zouden Rwandese en Ugandese troepen in de loop van de maand oktober verantwoordelijk zijn geweest voor enkele honderden doden onder de burgerbevolking. Dat wordt tevens bevestigd door een enquête georganiseerd door het Réseau Européen Congo (REC). Naar schatting 2.000 Ugandese soldaten blijven in de grensstreek actief. Ook de inval van circa 5.000 Rwandese troepen in Zuid-Kivu zijn niet meteen een bewijs van een wil tot een duurzame vrede in de regio. Vooral de herovering van Uvira, dat door Mayi-Mayi en Banyamulenge bezet was, door RCD-Goma en Rwandese en Burundese troepen op 19 oktober heeft heel wat willekeurige slachtoffers gemaakt onder de burgerbevolking. Zowel de REC als Human Rights Watch bevestigen dat. De internationale reactie beperkte zich tot een ultimatum aan de Mayi-Mayi om Uvira onmiddellijk te evacueren. Over de terugkeer van de duizenden Rwandese militairen werd met geen woord gerept.

Hoewel de woordvoerder van MONUC op 21 november jongstleden beweerde dat er zich geen Rwandese of andere buitenlandse troepen meer bevinden op Oost-Congolese bodem getuigen toch steeds meer en meer mensen dat heel wat Rwandese militairen onder meer in Kisangani, Kindu en Goma gebleven zijn, vaak als zogenaamde RCD-Goma-soldaten.

Ook de rol van MONUC roept heel wat vragen op. Hoewel MONUC circa 1 miljoen dollar krijgt, slagen die troepen er niet in een van de basistaken te vervullen, namelijk de `bescherming van de burgerbevolking in levensgevaar'. De lokale bevolking ervaart die troepen als nutteloos en het ontbreken van enige kennis van de Franse taal bij de overgrote meerderheid van het MONUC-personeel verbetert de relaties met de lokale bevolking niet. Verschillende mensenrechtenorganisaties, maar ook de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, dringen aan op een versterking van MONUC en een uitbreiding van het mandaat om een werkelijke bescherming aan de bevolking te garanderen.

Daarom heb ik voor de minister de volgende vragen.

Heeft België, hetzij door externe bronnen, hetzij door de eigen veiligheidsdiensten weet van de aanwezigheid van voornamelijk Rwandese maar ook Ugandese en Burundese troepen in Oost-Congo? Zo ja, werd daartegen geprotesteerd? Werd dat probleem al aangekaart, niet alleen bij de EU en andere betrokken internationale instanties, maar ook bij voornoemde landen?

Heeft de minister weet van de voorbije gevechten in Oost-Congo die werden aangeklaagd door Human Rights Watch en REC? Zo ja, heeft de minister gereageerd en bij wie? Zo neen, waarom niet?

Meent de minister dat de openlijke Rwandese militaire steun aan RCD-Goma het vredesproces ten goede komt?

Wat denkt de minister over het oogluikend toestaan van een blijvende Rwandese aanwezigheid in Oost-Congo? Zal dat het operationaliseren van een globaal intern Congolees akkoord niet bemoeilijken?

Steunt België het idee van een verbreding en versterking van het mandaat van MONUC? Hoe ziet de minister dat precies? Vindt hij niet dat het mandaat van MONUC moet worden omgevormd tot dat van een actieve vredesmissie die in uiterste gevallen kan ingrijpen in gewapende conflicten of bij zware schendingen van de mensenrechten?

In welke mate kijkt ons land, hetzij alleen, hetzij in Europees of in VN-verband, toe op de correcte uitvoering van het huidige mandaat van MONUC? Vindt de minister dat MONUC naar behoren instaat voor de `bescherming van de burgerbevolking in levensgevaar'?

Heeft ons land de manke werking van MONUC al aangeklaagd in de Veiligheidsraad?

Wat is de precieze bijdrage van België aan de financiering van MONUC? Hoe groot zijn de bijdragen van de andere Europese lidstaten, de Verenigde Staten en Canada? Waaruit bestaan de materiële en logistieke bijdragen van ons land aan MONUC?

Is die inbreng voldoende? Zou een grotere militaire inbreng, niet alleen van ons land, maar ook van de andere Westerse landen, niet meer impact hebben op de strijdende partijen en op de totstandkoming van een duurzame vrede?

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - De afgelopen weken is er rond het toekomstige bestuur van het Grote-Merengebied - ik hoop dat het een behoorlijk bestuur wordt - een en ander gebeurd dat de goede richting uitgaat. Enkele weken geleden heeft de regering - niet zonder protest van verschillende kanten - zelfs president Kagame ontvangen, die toch een hoofdrolspeler is in de problematiek die collega Thijs heeft geschetst. Intussen heeft de Veiligheidsraad op 4 december met resolutie 1445 beslist MONUC met een groot aantal eenheden te versterken en rond dezelfde datum werd er in Arusha een staakt-het-vuren gesloten tussen president Buyoya en de CNDD-FDD van Nkurunziza, mede ondertekend door vice-president Zuma van Zuid-Afrika. Een paar dagen geleden werden er ook duidelijke stappen gezet in de uitvoering van de Akkoord van Pretoria en dat is toch ook niet onbelangrijk. Die nieuwe feiten wijzen op een positieve evolutie. Er is dus hoop.

De aandacht moet nu vooral gaan, naar wat we kunnen noemen, de pacificatie van het gebied beheerst door het RCD-Goma en het MLC van Jean-Pierre Bemba en de gebieden daarrond. Verder moet onze aandacht zeker ook uitgaan naar de wijze waarop MONUC daarbij een positieve rol kan spelen. Resolutie 1445 is namelijk erg vriendelijk voor de actoren op het terrein. Sommige van die actoren zijn op het terrein niet zo geliefd. De onderzoekscommissie `Grote Meren' van de Senaat moest dat tijdens een recent bezoek aan de streek in ieder geval vaststellen.

De conclusie uit ons bezoek was in ieder geval dat er een versterking van MONUC en een grotere politieke rol van België worden verwacht. Het vertrouwen in België is enorm vergroot, maar wordt wel getemperd door de aanbevelingen van de VN-commissie en de spanning tussen Kigali en het Rwanda-tribunaal. We hebben al inspanningen geleverd om een aantal MONUC-stafofficieren toe te voegen, maar men verwacht daar meer.

Aan de andere kant eigent het Rwandese regime zich het recht toe de voortvluchtige génocidaires van 1994 waar dan ook en op welke wijze ook te achtervolgen, tegen alle akkoorden in.

Het bezoek van Kagame aan België en de ontvangst door de regering was betekenisvol, maar werd lang niet overal positief onthaald. Daarvoor was het nog door te veel onduidelijkheid omgeven. Ik verwijs naar het standpunt van de eminente professor Reyntjens die in de pers en onlangs nog in een uiteenzetting voor de Militaire School herhaalde dat het beter was geweest, zij het misschien niet politiek verstandig, Kagame niet met zoveel honneurs te ontvangen.

Graag kreeg ik van de minister antwoord op volgende vragen.

Welke punten werden met president Kagame besproken? Welke vragen heeft België hem gesteld en welke beleidsopties werden door hem zelf naar voren gebracht. In de Afrikaanse traditie is het het bezoekende staatshoofd dat zijn gastheren cadeaus brengt, maar naar wat we in de pers over zijn bezoek vernemen, was daar niet veel van te merken.

Heeft de regering de geplande MONUC-versterking van Resolutie 1445 al met de VN-Veiligheidsraad besproken en welke voorstellen zijn daarin vervat. Ik verwijs naar de paragrafen 48 tot 54 waarin wordt gesproken van `een nieuw operationeel concept'. Wat kan dat inhouden, als je ziet wat voor inspanningen we nu al met onze stafofficieren op dat stuk moeten voeren. Wat was desgevallend het antwoord van de VN-Veiligheidsraad op de Belgische voorstellen?

Hoe werd de regering eventueel gevat door het akkoord van 3 december tussen president Buyoya en de CNDD en welke impact heeft dat akkoord eventueel op de Belgische beleidsopties?

Ten slotte wil ik, misschien een beetje overmoedig, de minister vragen of België, nu het Pretoria-werk pas echt begint, de internationale vredesconferentie waarover sprake in punt 22 van de resolutie, niet op zich moet nemen.

De heer André Geens (VLD). - Tijdens ons bezoek aan Congo hebben we heel wat klachten gehoord over het optreden van MONUC. De mensen ter plaatse zeggen: "We zien MONUC niet; MONUC zit in de stad; MONUC speelt waar het veilig is en helpt of beschermt ons niet". Er is een groot probleem met dit soort vredesmacht. Er moet nauwlettender worden toegezien op wat er in het mandaat van die macht staat. Ter plaatse werd ons gezegd dat de MONUC-soldaten alleen op het terrein kunnen gaan, als ze begeleid worden door militairen van de plaatselijke rebellenbewegingen. Dat is een aanfluiting van wat zo een macht zou moeten zijn. De MONUC-soldaten moeten worden begeleid omdat ze niet gewapend zijn. Ik pleit niet voor het sturen van gewapende troepen, maar zo een vredesmacht zou toch op zijn minst de bewoners van de dorpen moeten kunnen beschermen tegen de plaatselijke actoren.

Er is een nieuwe fase begonnen. Iedereen is hoopvol gestemd. Er moet echter nog een lange weg worden afgelegd alvorens de plaatselijke bevolking iets zal merken van wat er is afgesproken. In Kinshasa hebben we gemerkt dat de civiele maatschappij zich erg ongerust maakt over het eventuele akkoord en over de gevolgen ervan. Zij stelt dat zij nu zal worden bestuurd door lieden die hen enorm veel schade hebben berokkend. We hebben de mensen ervan proberen te overtuigen dat vooraf een gezamenlijk akkoord over wat in de toekomst moet gebeuren, noodzakelijk is. Dat konden ze wel aanvaarden, maar niet van harte.

De Congolese burger is vredelievend en wenst alleen dat het land in zijn geheel kan blijven bestaan, dat de Congolezen opnieuw kunnen werken, dat de gezondheidszorg en het onderwijs opnieuw op gang komen. Er moet een inspanning worden gedaan op internationaal niveau op het vlak van de bescherming van de burgers. Het akkoord dat is gesloten, is nu nog niet van toepassing omdat er nog heel wat werk moet gebeuren. De verschillende op het terrein aanwezige `despootjes' zullen nog enige tijd blijven bestaan. Ze moeten absoluut worden ontwapend. De nieuwe Congolese regering zal daarbij moeten helpen. Het zal bovendien een moeilijke opdracht zijn om een leger van de Congolese staat op te richten, dat geïntegreerd is en bestaat uit groepen vanuit de verschillende bewegingen. Ik vrees dat er nog een hele tijd nood zal zijn aan internationale militaire aanwezigheid, dat wel over een goed mandaat moet beschikken. De nadruk moet worden gelegd op de bescherming van de burgerbevolking.

Ik ben ervan overtuigd dat de minister die mening deelt en dat het welzijn van de Congolese bevolking ook zijn grootste bekommernis is. Het is een opdracht voor ons land daarbij te helpen. De minister heeft al aangekondigd een bijdrage te leveren op het vlak van justitie, gezondheidszorg en onderwijs. Dat zijn goede keuzes, maar we moeten ook op het vlak van infrastructuur een inspanning doen. De landbouw die heel belangrijk zou kunnen zijn voor de Congolese economie, kan slechts functioneren als er ook op het vlak van de infrastructuur een en ander wordt hersteld.

Begin januari zullen we dat thema nog uitgebreid bespreken en dieper ingaan op het vredesakkoord en de consequenties ervan.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - In tegenstelling tot collega Geens heb ik niet deelgenomen aan de missie in Centraal-Afrika. Ik heb wel zijn kritiek op MONUC gehoord. Die is begrijpelijk: MONUC moet verslag uitbrengen van de situatie maar mag niet optreden.

Ik wil de verdediging van de VN opnemen. In Cambodja en Mozambique heb ik zelf gezien hoe die troepen de vrede hebben teruggebracht, wat ook hun opdacht was.

Ik wil voorkomen dat sommigen argwaan koesteren tegen de VN terwijl ze proberen de vrede in een land te herstellen. In dit geval ligt het probleem bij het mandaat en de politieke wil.

De VN hebben mislukkingen gekend, maar ze hebben ook succes gehad, wanneer ze een voldoende duidelijk mandaat hadden.

Ik verdedig de VN omdat de mensen die zich daarvoor inzetten dikwijls een oplossing willen bereiken. Het mandaat dat ze krijgen is niet altijd voldoende duidelijk om hun optreden toe te laten. de opdracht van de Belgische troepen in Rwanda was daarvan een goed voorbeeld.

Ik zou graag hebben dat de rol van de VN wordt versterkt, vooral die van MONUC, zodat die haar taak naar behoren kan vervullen en de vrede in Congo kan terugbrengen.

De heer André Geens (VLD). - Ik heb helemaal niet het tegenovergestelde beweerd. Ik heb zeker de MONUC niet willen aanvallen. Ik heb alleen aangegeven dat het mandaat van de MONUC niet duidelijk genoeg is en niet ver genoeg gaat, zodat ze niet kunnen doen wat ze zouden moeten doen. Het was geenszins mijn bedoeling kritiek te leveren op de Verenigde Naties.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik zou aan de minister van Buitenlandse Zaken een vraag willen stellen die aansluit bij de vraag van mevrouw Thijs. Aangezien de minister vorige week de top van Kopenhagen bijwoonde, kon hij toen niet op deze vraag antwoorden.

Veertien dagen geleden heeft de Rwandese President Kagame een officieel bezoek gebracht aan België. In de media hebben we toen vernomen dat er bijkomende middelen zijn vrijgemaakt voor een drietal projecten van ontwikkelingssamenwerking. Het zou gaan om een bedrag van meerdere tientallen miljoenen oude Belgische franken. Kan de minister dat bevestigen? Over welk bedrag gaat het? Was dat bedrag ingeschreven in de begroting of vond er een budgettaire verschuiving plaats naar aanleiding van het bezoek van Kagame?

Geeft ons land met deze geste wel een goed signaal? Bij de rol die Rwanda heeft gespeeld in de Democratische Republiek Congo en in het vredesproces in Centraal-Afrika kunnen toch wel wat vraagtekens worden geplaatst. De senaatsdelegatie heeft onlangs ter plaatse verschillende getuigen gehoord; zij hebben vragen bij de zogenaamde volledige terugtrekking van de Rwandese troepen uit Congo, bij de wijze waarop die terugtrekking geschiedt en bij de opvolging ervan. Welke plaats krijgt het gebaar van de regering in dit kader? Hoe kan de regering dit rechtvaardigen ten aanzien van de ambigue houding van Rwanda in het vredesproces?

Ook het binnenlandse gebeuren in Rwanda is veeleer zorgwekkend. Luister maar naar wat professor Reyntjens en verschillende internationale NGO's daarover de jongste tijd hebben gezegd. Zij luiden de alarmklok omdat het zogenaamde democratiseringsproces niet reëel is, de nieuwe kieswet heel wat hiaten vertoont en het democratiseringsproces niet voldoende wordt opgevolgd door de internationale gemeenschap.

De onderzoekscommissie `Grote Meren' van de Senaat heeft geleerd dat de inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking evenwichtig dienen te worden gespreid over de verschillende landen in dat gebied, die verwikkeld zijn in het oorlogs- of het vredesproces. Als onze ontwikkelingshulp niet evenwichtig wordt verdeeld, kan ze het vredesproces immers bemoeilijken.

België is tot nog toe in verhouding één van de grootste donoren van Rwanda. Als parlementslid en als externe waarnemer verontrust het mij ten zeerste dat er een breed gebaar wordt gesteld voor dit regime, zonder dat er voorwaarden worden opgelegd op het vlak van de mensenrechten, de democratische rechten en zonder dat er waarborgen worden geëist voor een positief, maar stringent engagement voor de vrede.

Heeft de minister al die garanties gekregen?

Het spreekt voor zich dat een staatshoofd correct wordt ontvangen, maar de heer Kagame werd met buitengewone honneurs ook in de Senaat onthaald. Welk signaal en welke diplomatieke boodschap heeft België daarmee willen geven?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De vragen over MONUC werden gesteld vóór de verschillende componenten van de macht in Congo in Pretoria een akkoord ondertekenden, wat echter niet betekent dat ze minder pertinent geworden zijn. Ik zal derhalve ingaan op de verschillende onderdelen ervan.

Als antwoord op de vragen om uitleg van mevrouw Thijs en de heer Geens kan ik volgende gegevens meedelen.

Met betrekking tot de aanwezigheid van Rwandese, Ugandese en Burundese troepen in Oost-Congo dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds de Ugandese aanwezigheid in Congo, waarin krachtens het akkoord van Luanda nog voorzien is in het noordoosten, dus in de provincie Ituri, en anderzijds de eventuele aanwezigheid van Rwandese en Burundese troepen. Ondanks de terugtrekking van het grootste deel van de reguliere troepen spreken verschillende bronnen over aanwijzingen dat er in Oost-Congo nog Rwandese troepen aanwezig zijn. Het is echter de taak en de verantwoordelijkheid van het verificatiemechanisme, waarin krachtens het Pretoria-akkoord is voorzien, om hierover verslag uit te brengen.

De VN en Zuid-Afrika hebben zitting in dit mechanisme. Alle partijen, ook de DRC, wachten op dit verslag.

Er worden sinds de aanvang van de terugtrekking van de Rwandese troepen jammer genoeg nog gevechten gemeld in Oost-Congo. In Ituri is de toestand ronduit dramatisch en een latent interetnisch conflict wordt er om economisch-politieke redenen door milities geëxploiteerd. Ik heb er in een brief aan president Kabila op 16 oktober op aangedrongen stappen te doen om er een begin van stabiliteit te brengen. Tijdens het bezoek van de speciaal gezant van België aan Benin van begin oktober en tijdens een onderhoud met president Kabila op 29 november werd onze ongerustheid uitgedrukt en nogmaals aangedrongen op maatregelen om de stabiliteit terug te brengen. Op initiatief van België nam de EU op 10 december een verklaring aan die alle betrokken partijen oproept om constructief werk te maken van de pacificatie van de provincie Ituri.

In Noord- en Zuid-Kivu veroorzaakte de terugtrekking van de Rwandese troepen een vacuüm dat vooral instabiliteit tot gevolg had. België vroeg alle partners, zowel RCD-Goma, MLC als de regering in Kinshasa om van die gelegenheid geen gebruik te maken om militaire acties te ontplooien. Na een aanvankelijk offensief van de Mayi-Mayi tegen de stellingen van RCD, kon worden opgemerkt dat er vanuit Kinshasa richtlijnen werden gegeven om geen grootschalige operaties tegen RCD-Goma te ondernemen. Ik verwijs naar de terugtrekking van de Mayi-Mayi uit Uvira. Dat heeft niet belet dat er hier en daar nog schermutselingen zijn tussen de verschillende groepen, de Mayi-Mayi, de Banyamulenge van Masunzu, de ex-FAR, Interahamwe en RCD.

Het conflict in DRC was en is nog in grote mate een regionaal conflict waarbij de betrokken groepen gesteund werden door geallieerden uit de regio. De akkoorden van Lusaka en Pretoria zijn gebaseerd op deze feitelijke gegevens en ook de inter-Congolese dialoog houdt met deze realiteit rekening.

België heeft van bij de aanvang gepleit voor een verbetering en versterking van de MONUC. MONUC moet zich dynamischer opstellen tegenover de situatie in Congo, maar moet ook bijkomende middelen krijgen om de derde fase, de ontwapening en repatriëring van de negatieve Rwandese groepen, mogelijk te maken. België heeft de versterking van het mandaat van MONUC actief gesteund en via diplomatieke contacten met zowel MONUC-Kinshasa als het Department of Peace Keeping Operations in New York bijgedragen tot de totstandkoming van de VN-resolutie die op 3 december fase III van MONUC met het `vrijwillige' ontwapeningsmandaat goedkeurde. België verhoogde zijn steun aan MONUC van 5 tot 10 stafofficieren. De discussie of het mandaat van MONUC uitgebreid moet worden tot een actieve vredesmissie met een `vredesopleggend' mandaat is legitiem, maar in de huidige omstandigheden politiek niet haalbaar. Een land dat op het terrein geen troepen levert voor MONUC, zoals nagenoeg alle andere westerse landen, heeft natuurlijk niet veel overredingskracht om die discussie te voeren.

In dat opzicht ben ik het volkomen eens met de heer Dubié. Het probleem ligt bij het mandaat, en dat is een kwestie van politieke wil en politieke moed. Ik kan echter moeilijk andere landen de les lezen, vooral landen die soms wel manschappen ter beschikking stellen van de VN, wat wij in Centraal-Afrika niet doen. Dat zou een delicate beslissing zijn, na de conclusies van de Rwandacommissie. Ik pleit daar zelfs niet voor. Ik zeg alleen dat het moeilijk zou zijn.

We financieren wel VN-troepen, vooral in Burundi, waar we op aanraden van de heer Mandela bijdragen in de financiering van troepen die instaan voor de bescherming van rebellenleiders die uit ballingschap terugkomen. Toch zouden we een groot debat moeten houden over de VN, waarbij we voortdurend vraagtekens plaatsen.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - De VN, dat zijn wij.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Inderdaad. Het is al te gemakkelijk de VN verwijten toe te sturen over hun mandaat of andere kwesties, terwijl wij het in feite zijn die niet genoeg moed hebben.

Het Brahimi-rapport wijst op twee zaken. De Verengde Staten willen niet echt een sleutelrol spelen. Dat is een belangrijk element in het dossier. Vervolglens ben ik niet zeker dat we wel de moed hebben om onze burgers te zeggen hoeveel we moeten bijdragen om ervoor te zorgen dat de VN uitgroeien tot het instrument dat beantwoordt aan onze verwachtingen. Ooit zullen we dat debat moeten houden.

België staat in Kinshasa in nauw contact met MONUC. De werkzaamheden worden van nabij opgevolgd door onze diplomaten in Kinshasa en in New York. MONUC heeft in het verleden zijn mandaat soms te weinig voluntaristisch geïnterpreteerd, wat heeft geleid tot onbegrip bij de lokale bevolking. Dat was onder meer het geval bij de Rwandees-Ugandese confrontaties in Kinshasa in mei van dit jaar. Men moet evenwel ook begrip opbrengen voor de beperkingen van het mandaat dat de VN-Veiligheidsraad aan MONUC heeft gegeven. MONUC is daarbij inderdaad ook afhankelijk van de medewerking van de lokale autoriteiten. Zo hebben zowel RCD-Goma als de regering in Kinshasa in het verleden de verplaatsingsmogelijkheden herhaaldelijk beperkt. België heeft daartegen steeds gereageerd.

Momenteel heeft MONUC reeds 742 voormalige strijders ontwapend en gerepatrieerd naar Rwanda. Het gaat hier over 350 echte strijders en hun familieleden.

In onze dialoog met MONUC-Kinshasa en DPKO-New York wordt de mandaatkwestie op een evenwichtige wijze aangekaart. De EU-houding, uitgewerkt tijdens vergaderingen met onze partners, wordt in de Veiligheidsraad door zittende leden, onder andere Frankrijk en Groot-Brittannië, vertolkt.

Zoals voor elke vredesoperatie die door de VN-Veiligheidsraad wordt bevolen, draagt elke VN-lidstaat verplicht bij naar rato van een verdeelsleutel. In 2002 bedraagt de bijdrage voor België 6.224.000 euro. Daarenboven stelt België zoals gemeld tien stafofficieren ter beschikking. De additionele kosten voor de vijf reeds ingezette militairen worden door defensie gedragen en voor de vijf bijkomende in te zetten militairen door de FOB Buitenlandse Zaken ten belope van 14.781 euro. Ik ben tevens van plan aan de Ministerraad een Belgische bijdrage van 1 miljoen euro voor te stellen ten behoeve van de Zuid-Afrikaanse militaire inbreng in de Third Party Verification Mechanism in de DRC.

Er werd onderzocht of België een grotere militaire inbreng kon leveren, maar mede gezien onze inzet in andere operaties zoals in de Balkan en in Afghanistan - ISAF III - bleek dat niet mogelijk te zijn.

Minister Flahaut zal medio januari de mogelijkheden inzake militaire samenwerking ter plaatse gaan evalueren, als onderdeel van de begeleiding die wij bieden.

Ik zal begin januari alle betrokken gebieden bezoeken, op verzoek van de mensen die hebben meegewerkt aan het Pretoria-akkoord. Ik ga naar Kinshasa, Kigali, Gbadolite en Zuid-Afrika. Die reis van een week is bedoeld om de Pretoria-akkoorden te consolideren.

In aanwezigheid van mezelf en van staatssecretaris Boutmans heeft eerste minister Verhofstadt president Kagame op 9 december jongstleden in zijn ambtswoning ontvangen. Tijdens het onderhoud werden de toestand in Rwanda, de stand van zaken van onze bilaterale betrekkingen en de rol van Rwanda in de regionale context besproken.

President Kagame schetste de stand van zaken met betrekking tot het einde van de transitie, met een referendum in maart 2003 over de nieuwe grondwet en verkiezingen in juni. Wij hebben bevestigd dat ons land ervoor heeft gezorgd dat Rwanda op de lijst van EU-prioriteiten voor electorale observatie staat. Inzake het transitieproces heeft België gepleit voor meer persvrijheid en voor een verbreding van de ruimte voor politieke partijen. Ook het belang van een onafhankelijke rechtspraak, zowel voor het democratische proces als voor de verzoening, werd onderstreept. In dat verband werd ook aangedrongen op goede samenwerking met het Internationaal Rwandatribunaal.

Rwanda blijft een prioritaire partner voor België en in 2003 worden er discussies opgestart over een nieuwe algemene samenwerkingsovereenkomst. Drie nieuwe ontwikkelingsprojecten werden toegezegd voor een bedrag van 10 miljoen euro.

Inzake DRC verklaarde Kagame duidelijk dat Kigali zijn deel van de verbintenissen van het akkoord van Pretoria, namelijk de terugtrekking van de troepen, had uitgevoerd en dat de bal nu in het kamp van Kinshasa en de VN lag. Aan Belgische zijde werd het belang van het akkoord van Pretoria onderschreven, maar werd er ook op aangedrongen dat Kigali alles in het werk zou stellen om het vredesproces in Congo te blijven ondersteunen. In dat opzicht werd met enige ongerustheid gewag gemaakt van aanwijzingen dat er nog Rwandese militairen in Oost-Congo verbleven. Tot slot werd door België het belang onderstreept dat wordt gehecht aan de plundering van de Congolese rijkdommen en aan deze problematiek in het algemene kader van het vredesproces in de regio.

Voor de vraag over de MONUC-versterking verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Thijs en van de heer Geens.

België beschouwt het wapenstilstandsakkoord tussen de Burundese transitieregering en de rebellen van het FDD/CNDD als een belangrijke stap naar vrede in Burundi. Ikzelf heb daarover telefonisch contact opgenomen met president Buyoya en ik heb de Speciale Gezant Grote Meren naar Burundi gestuurd om samen met de transitieregering na te gaan hoe België de uitvoering van het akkoord kan steunen.

De speciaal gezant overlegde hierover ook telefonisch met FDD-leider Pierre Nkurunziza. België moedigt beide partijen in de eerste plaats aan om de nog te onderhandelen punten van het akkoord te finaliseren. Slechts dan kan er werk worden gemaakt van de uitvoering. We zijn ervan overtuigd dat de internationale gemeenschap moet helpen om dit akkoord uit te voeren. Eerst zal een Afrikaanse troepenmacht moeten toezien op de kantonnering van rebellen en van het leger. België moet vandaag met de VN in New York overleggen hoe deze troepenmacht kan worden ondersteund. Vervolgens moet dringend een oplossing worden gevonden voor de ravitaillering van de gekantonneerde rebellen om te voorkomen dat ze gewapenderhand de bevolking plunderen. Via de Belgische bijdrage van tien miljoen euro aan het demobilisatiefonds MDRP draagt ons land ook bij tot de demobilisatie van rebellen en tot hun integratie in het Burundese leger.

Had het zin om president Kagame hier te ontmoeten? Sinds drie jaar en tot op heden hebben wij een zeer actieve rol gespeeld tussen alle betrokken partijen. Wij hebben heel dat proces gevolgd. Ik herinner eraan dat het België is geweest die dat probleem opnieuw op de agenda heeft geplaatst. Ik ben dan ook trots én gelukkig dat er nu een akkoord komt in Congo. Het is een regionaal conflict. We moeten met alle partijen die er een rol in spelen, contact hebben. Wij moeten alle leiders ertoe aanzetten om het akkoord uit te voeren. President Kagame is een belangrijke partner in dat akkoord. Ik ben niet naïef. We zijn niet zeker dat het akkoord zal worden toegepast. Ik ben er zeker van dat het akkoord niet zal worden toegepast als de internationale gemeenschap niet in dat proces en de heropbouw betrokken wordt. Er is een tekort aan Staat in zijn functionele en filosofische betekenis. Justitie bestaat bijna niet meer. Alles is er corrupt. De rechters worden niet meer betaald. Een rechtsstaat begint met een administratie die ten dienste van de bevolking staat. Die is er niet meer. Er is een tekort aan gezondheidsbeleid en onderwijs, aan infrastructuur. Volgens mij moet België nu zeer vlug een pakket aan maatregelen opstellen met prioritaire doeleinden op al die vlakken. De regering moet beslissen of ze bereid is een dergelijk pakket en veel meer financiële middelen te besteden aan de heropbouw en het vergezellen van dat proces in Congo. Doen wij en de internationale gemeenschap dat niet, dan vrees ik dat het proces geen succes wordt. We komen van zeer ver. We hebben met het akkoord van Pretoria een belangrijke stap gezet, maar daarmee is nog niet alles gezegd.

Indien de internationale gemeenschap daar geen inspanning voor doet, en indien dat proces niet door België wordt begeleid, dan is er weinig kans op succes. Of het een goed of slecht teken is, is veeleer een theoretische vraag. Als we het vertrouwen niet hebben van alle leiders en van alle partijen, dan hebben we geen enkele invloed. Daarmee bedoel ik niet dat we dingen moeten vergeten, maar wel dat we de gepaste daden moeten stellen om dat vertrouwen te verdienen en dus een rol te kunnen spelen. Ons land heeft vooral de laatste weken en maanden een weliswaar discrete, maar zeer doeltreffende en belangrijke rol gespeeld. Verschillende mensen hebben ons dan ook bedankt, met name Mbeki en Niasse, maar ook Masire en de Verenigde Naties. Dat betekent voor ons toch iets, Mevrouw de Bethune.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn omstandig antwoord. Het was nodig het ook hier in de Senaat eens te hebben over de Belgische inspanningen. Ik denk dat zijn initiatieven lovenswaardig zijn. Het feit dat wij vragen stellen moet niet verkeerd begrepen worden. Misschien moeten we met de minister in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen of in de commissie voor Buitenlandse Missies eens dieper ingaan op de MONUC. Een aantal zaken kunnen niet in de plenaire vergadering worden gezegd. Heel wat senatoren zijn inmiddels in Kinshasa en Oost-Congo geweest. Ze hebben er zelf gezien hoe de MONUC werkt. Ze kennen de positieve, maar ook de negatieve kanten. Ik hoop dus dat de minister daartoe bereid kan worden gevonden.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik heb een technische vraag die de minister ook later kan beantwoorden. Zijn die tien miljoen euro extrabudgettair, of waren die al voorzien op de begroting?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Die waren voorzien, maar ze waren niet bedoeld voor Rwanda. Het gaat om een post die niet gebruikt was.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het was zeker niet mijn bedoeling te zeggen dat er niet met de heer Kagame mag gesproken worden, integendeel. U heeft gelijk als u stelt dat met alle partijen moet gepraat worden. U moet ook in uw antwoord niet de indruk geven dat we dat zouden insinueren. In die regio moeten we de heropbouw van de Staat en van de instellingen begeleiden. Het is van groot belang dat we dat doen in een globaal plan dat evenwichtig is verdeeld over alle oorlogvoerende landen. Zoniet gaat men nieuwe onevenwichten creëren. Die inspanningen zijn gerechtvaardigd als het gaat over de heropbouw van het land in de mate dat we garanties krijgen of controlemechanismen kunnen opbouwen. Mijn zorg is dat de inspanningen die we doen voor het ene land, ook doen voor de andere landen die in dat proces zijn betrokken. Dat is één van de basisprincipes van vredesopbouw.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik feliciteer de minister met zijn uitvoerige uiteenzetting en vooral met zijn vrijwillige inzet voor het vredesproces en voor het Pretoria-proces. Ik begrijp dat zijn opvatting verschilt van deze van professor Reyntjens.

De minister heeft parerend gerepliceerd op onze MONUC-kritiek. Hij vindt dat wij de VN zijn en we de VN niet langer mogen discrediteren. Het is niet onze bedoeling de VN te discrediteren. Wel trekken we een groot bedrag uit en hebben we ook een visie op de rules of engagement. Het is onze democratische plicht te evalueren of onze inspanningen compatibel zijn met het engagement dat we van de VN eisen.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mevrouw Thijs, ik ben uiteraard bereid deel te nemen aan een debat over de VN in de Senaat. Begin januari ben ik echter op rondreis in de regio.

Ik ben het niet eens met de opvatting van mevrouw de Bethune over de evenwichtige verdeling tussen de verschillende landen. Ik ben het ermee eens dat we met al die landen goede betrekkingen moeten onderhouden, dat we met hen moeten samenwerken. Ik vind echter dat we nu prioritair meer hulp aan Congo moeten geven. Als er in Congo geen stabiliteit komt, blijft de toestand in de regio verder verrotten. We vergeten de andere landen niet. Ik heb het altijd betreurd dat zowel België als Europa zo weinig hebben gedaan voor de andere landen, onder meer voor Burundi. Op dit ogenblik moeten we echter het proces in Congo begeleiden. Dat zal natuurlijk meer geld kosten.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - We hebben het over de bijkomende inspanning van 10 miljoen euro voor Rwanda. De Belgische hulp aan Rwanda is groter dan onze hulp aan Congo.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Rwanda is een speciaal geval. De organisatie van de Gacaca kost veel geld. Als we dit proces een kans willen geven, moeten we het mee financieren. We hadden Rwanda steun beloofd op voorwaarde dat het zijn troepen uit Congo zou terugtrekken. Dat is nu gebeurd. We moeten hen aanmoedigen.

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van de heer Josy Dubié aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de toestand in Ivoorkust» (nr. 2-930)

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Mijnheer de minister, u was zo vriendelijk tijdens de discussie toe te geven dat u het voor 150% met mijn betoog eens was. U hebt eraan toegevoegd dat dit maar zelden gebeurt.

Over de monarchie en over de fiscaliteit zijn wij het inderdaad niet altijd eens, maar wat uw optreden aan het hoofd van het ministerie van Buitenlandse Zaken betreft, kan ik u verzekeren dat ik het zeer dikwijls met u eens ben, misschien niet voor 150%, maar toch voor bijna 100%.

U wist belangrijke klippen te omzeilen. U had de moed terug te komen op onze rol in Centraal-Afrika, een dossier dat tijdens de vorige zittingperiode werd verwaarloosd. U hebt dat gedaan met overtuiging en oprechtheid en u hebt zich daarbij bijna altijd gehoed voor paternalisme.

U hebt de belangrijke rol van de Verenigde Naties beklemtoond. Ik zou u op uw woord willen nemen, mijnheer de minister, en ik richt mij tot de voorzitter van deze assemblee. Ik weet dat België kandidaat is voor een zetel in de VN-Veiligheidsraad. Dat is belangrijk. België is een klein land, maar heeft een grote diplomatieke traditie.

Het zou interessant zijn, mocht de Senaat een colloquium organiseren over de Verenigde Naties en de multilaterale betrekkingen. Laat ons duidelijk wezen: een bepaalde grootmacht tracht de Verenigde Naties vandaag te gijzelen. Een land als België kan bijdragen tot de versterking van de rol van de Verenigde Naties, zodat de conflicten en problemen tussen naties op grond van het internationaal recht kunnen worden beslecht.

Ik suggereer dus dat wij vrij snel een colloquium over de rol van de Verenigde Naties organiseren.

Ik kom nu bij mijn vraag om uitleg.

Eens te meer worden wij geconfronteerd met een dramatische situatie in Afrika. Wij weten niet tot wie wij ons moeten richten om het ergste te voorkomen.

De situatie in Ivoorkust verergert van dag tot dag. Enkele dagen geleden werden minstens twee nieuwe massagraven met honderden lichamen ontdekt. Machtsmisbruik ten aanzien van ongewapende burgers is er legio en de doodseskaders zaaien overal in het land terreur. Ondanks een officieel afgekondigd bestand hervatten de vijandelijkheden op verschillende fronten. Gisteren maakte een AFP-bericht melding van gewelddadige gevechten met tientallen slachtoffers voor de inname van de stad Man in het westen van het land.

De autoriteiten in Abidjan hebben de algemene mobilisatie afgekondigd. Dat voorspelt niets goeds.

Destijds was dit land een uitstalraam van de voorspoed in West-Afrika, maar sinds enkele jaren vreten etnische en religieuze passies het land aan. Bijna alle politieke leiders maken hiervan schaamteloos gebruik. De belangrijkste potentiële slachtoffers van dit geweld zijn de 3,5 miljoen buitenlanders, overwegend Burkinezen die ten tijde van de economische hoogbloei in Ivoorkust zijn komen werken en vandaag als zondebok worden aangewezen. De `ander' wordt als een duivel afgeschilderd en dat roept herinneringen op aan de dramatische Rwandese genocide.

Ik heb u hierover reeds op 17 oktober geïnterpelleerd. In uw antwoord dat door de heer Duquesne werd voorgelezen, bevestigde u "de mishandeling ... van Burkinese onderdanen die in Ivoorkust verblijven, en in mindere mate ook van andere migranten."

Sindsdien is de toestand er alleen maar op achteruitgegaan. Vorige week hebt u de Belgische onderdanen verzocht om het land te verlaten.

Mijnheer de minister, hoe ziet de toestand ter plaatse er vandaag uit en hoe zou u die bestempelen?

Hebben er echt etnische moordpartijen plaatsgevonden en dreigen zij te ontaarden in een volkenmoord?

In welke mate controleren de legitieme machthebbers hun eigen strijdkrachten?

Wat heeft België gedaan of wil het samen met andere Europese landen doen om de vrede en de dialoog te herstellen tussen de partijen die in het conflict betrokken zijn?

Zou België in voorkomend geval bereid zijn deel te nemen aan een internationale politiemacht om een staakt-het-vuren op te leggen over heel het Ivoriaanse grondgebied en niet alleen langs de frontlijn?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Het noorden van Ivoorkust is sinds half september bezet door de rebellen van de Mouvement patriotique de Côte d'Ivoire (MPCI), die naar het oosten van het land zijn doorgestoten. Twee andere rebellenbewegingen zijn sinds eind november opgedoken, de Mouvement populaire ivoirien du Grand Ouest (MPIGO), opgericht door aanhangers van de vermoorde generaal Gueï, en de Mouvement pour la Justice et la Paix (MJP), een afsplitsing van de MPCI. Meer dan 40 procent van het grondgebied is op dit ogenblik bezet door antiregeringstroepen. Ondanks de avondklok is het rustig in Abidjan.

De positie van de regeringsgetrouwe troepen is erg verslechterd en een aftocht is niet uitgesloten, wat uiteraard dramatische gevolgen zou hebben. President Gbagbo heeft de jongeren vorige week opgeroepen tot een algemene mobilisatie. Meer dan 10.000 mensen zouden positief hebben gereageerd. De rebellenbewegingen hebben ook een oproep gedaan.

De onderhandelingen in Lomé, onder de auspiciën van de Economic Community Of West African States (ECOWAS), zijn vastgelopen bij gebrek aan politieke overeenstemming tussen de verschillende partijen.

Een nieuwe vergadering van de vijf Afrikaanse staatshoofden van de contactgroep van de ECOWAS, namelijk Senegal, Ghana, Nigeria, Togo en Liberia, vond plaats in Kara, Togo. De vijf staatshoofden hebben bevestigd dat ze vasthouden aan de territoriale integriteit van Ivoorkust en hebben de herhaalde schendingen van de mensenrechten krachtig veroordeeld. Bij sommige besprekingen werden vertegenwoordigers van de rebellen betrokken. Een begeleidingscomité moet zorgen voor de toepassing van de resoluties van het forum voor nationale verzoening dat in december 2001 op initiatief van de Ivoriaanse president Gbagbo werd georganiseerd.

Een buitengewone top van de ECOWAS over Ivoorkust vond gisteren plaats in Dakar. Beslist werd nog vóór 31 december ECOMOG, een interventiemacht van de ECOWAS, te ontplooien. Het mandaat van ECOMOG, die 1.500 manschappen zou tellen, werd nog niet vastgelegd en het is dus niet zeker of de datum van 31 december gehaald zal worden. De ECOWAS heeft ook beslist de kwestie aan de VN-Veiligheidsraad en de Afrikaanse Unie voor te leggen.

Ondanks de inspanningen van de ECOWAS hebben de opkomst van nieuwe rebellenbewegingen, het trage verloop van de onderhandelingen, de toenemende anti-Franse en dus anti-blanke gevoelens bij de bevolking van Abidjan, België en de meeste Europese landen ertoe aangezet hun 489 landgenoten te vragen het land zo spoedig mogelijk te verlaten.

Het interetnische geweld tegenover Afrikaanse inwijkelingen, vooral van de kant van de gendarmes en de politie, is terug opgelaaid onder het voorwendsel dat jacht gemaakt wordt op rebellen.

In het westen van Ivoorkust, bij de stad Vavoua die op dit ogenblik in handen is van de regeringsgetrouwe troepen, werd een massagraf met honderd West-Afrikaanse inwijkelingen ontdekt die op 29 november werden vermoord. Op dit ogenblik is niet bekend of het gaat om slachtoffers van regeringsgetrouwe troepen of om gesneuvelde soldaten. De verantwoordelijkheid van de regeringsgetrouwe troepen kon nog niet worden aangetoond. Verder zouden de lijken van minstens 86 regeringsgetrouwe gendarmes en soldaten zijn ontdekt in een massagraf in de omgeving van Bouaké in het noorden, een gebied dat in handen is van de rebellen van de Patriottische Beweging.

België hecht veel belang van de hervatting van de dialoog binnen de burgermaatschappij om een ontsporing tussen de etnische groepen te voorkomen. In het kader van ons beleid van conflictpreventie in Afrika werken we mee aan de bewustmakingscampagne voor de vrede van het collectief van de burgermaatschappij van Ivoorkust. Ik moedig elk initiatief in die zin aan.

Frankrijk heeft totnogtoe 1.200 soldaten gestuurd, vooral naar de demarcatielijn. Vorige zaterdag heeft het zijn militaire aanwezigheid met 500 soldaten versterkt om de stabiliteit en de territoriale integriteit van het land te verzekeren. Frankrijk heeft ook een diplomatiek offensief ingezet en verklaarde zich bereid in Parijs de staatshoofden van de ECOWAS evenals de vertegenwoordigers van de rebellenbewegingen op een Ivoriaanse top uit te nodigen. Het Franse optreden zou de machthebbers in Abidjan ertoe kunnen aanzetten de verwachte hervormingen in verband met de nationaliteit en het grondbezit door te voeren.

De Europese Unie heeft uitdrukkelijk haar steun toegezegd aan de voortzetting van de onderhandelingen van de ECOWAS en heeft een ontplooiing van ECOMOG aangemoedigd.

Benin, waarmee België een militair samenwerkingsakkoord heeft afgesloten, heeft ons land om financiële steun gevraagd om deel te nemen aan de interventiemacht.

We zijn bereid de ontplooiing van het Beninse contingent logistiek te ondersteunen. Deze troepenmacht zal zich - waarschijnlijk na de ondertekening van het politieke akkoord tussen de verschillende partijen - over het hele grondgebied ontplooien. Vele andere Europese partners hebben zich eveneens bereid verklaard ECOMOG te ondersteunen.

De Organisation internationale de la francophonie heeft op 13 december in een verklaring de politieke krachten van Ivoorkust opgeroepen tot een echte politieke dialoog. Door de inspanningen van de ECOWAS te ondersteunen wil de organisatie meewerken aan een vreedzame oplossing van de huidige crisis.

De hele internationale gemeenschap spant zich dus in om te vermijden dat het conflict volledig uit de hand loopt.

Omdat dit conflict zowel voor Ivoorkust als voor de hele West-Afrikaanse regio immense gevolgen heeft, volgt het departement de ontwikkeling van de situatie en de mogelijke acties op de voet.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Ik dank de minister voor zijn antwoord.

De Fransen hebben het aantal militairen tot 2.000 opgevoerd. Ze hebben zeer precieze instructies gekregen het vuur te openen in geval van machtsmisbruik tegen personen.

Het is geen wondermiddel, maar het is beter dan wat in Rwanda gebeurde toen Belgische soldaten moesten toezien op de slachtpartijen zonder tussenbeide te kunnen komen.

Enkele weken geleden was ik zelf getuige van machtsmisbruik door gendarmes, die tegen de instructies van de president in, sloppenwijken in brand hebben gestoken.

De minister heeft niet geantwoord op mijn vraag over het gezag waarover de wettelijke macht nog beschikt. De vraag stellen, is ze beantwoorden.

Nadat ik getuige was geweest van de brandstichting, had ik 's middags een tweeënhalf uur durend onderhoud met president Gbagbo, in aanwezigheid van de Belgische ambassadeur.

Ik vertelde hem wat ik had gezien. Hij ondervroeg de generaal die het bevel voert over de gendarmerie, in mijn bijzijn en gaf hem de opdracht een verslag op te stellen. Twee en een half uur later was dat rapport nog niet aangekomen.

Er is geen gezag meer. We bevinden ons in een pregenocidale fase waarin de andere wordt gediaboliseerd in naam van de `ivoirité'. Dat concept heeft zich de jongste tien jaar op onvoorstelbare wijze ontwikkeld. Ik vind dat bijzonder verontrustend. Ik begrijp dat België niet alleen kan optreden. Ik vraag de minister druk uit te oefenen op de Fransen ter plaatse opdat ze alles in het werk stellen om te voorkomen dat de situatie ontaardt in een genocide.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik ben het met u eens. Ik kom ook tegemoet aan uw bezorgdheid, al doe ik dat misschien minder direct dan u van mij verwacht. Ook ik ben van mening dat de regeringsgetrouwe troepen en de regering van Gbagbo verzwakt zijn en zich in moeilijkheden bevinden. We doen ook al het mogelijke op Europees niveau.

Ik denk ook dat het laag-bij-de-grondse concept van de `ivoirité' aan de basis dreigt te liggen van een bijzonder gevaarlijke uitbreiding van het conflict. Ook ik ben bang voor een genocide. De tekenen daartoe zijn bijna allemaal aanwezig.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - De slachtingen doen zich aan beide kanten voor.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Een snelle en doeltreffende interventie is onontbeerlijk.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Daarom moeten de Verenigde Naties een grotere rol spelen.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Uiteraard.

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van de heer Frans Lozie aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de problemen bij de Civiele Bescherming» (nr. 2-920)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken.

(Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter.)

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Tot voor kort hebben de diensten van de Civiele Bescherming actie gevoerd. De onderhandelingen tussen de overheid en de representatieve vakbonden leverden tot nu toe geen enkel resultaat op en onlangs nog liep een onderhandelingsronde op niets uit.

Eigenlijk zijn er twee hoofdknelpunten: het ontbreken van een statuut dat in verhouding staat tot de taken en de risico's van het personeel, en een volkomen ontoereikende personeelsformatie.

De Civiele Bescherming komt vooral tussenbeide bij grote rampen en zware incidenten waarbij soms grote delen van de bevolking risico's kunnen lopen, zoals bij eventuele ongevallen in de Seveso-regio Antwerpen, waar een ongeval in een chemisch bedrijf enorme gevolgen kan hebben. De bevolking is zich van geen kwaad bewust omdat zij ervan uitgaat dat naast de brandweer, die onmiddellijk optreedt, een dienst als de Civiele Bescherming paraat staat.

In de provincies Antwerpen en Limburg is een grote concentratie aan risicobedrijven in de Antwerpse haven en langs het Albertkanaal. Helaas staan in die twee provincies samen in totaal slechts een twintigtal mensen van de Civiele Bescherming paraat. Bovendien werken die mensen met een statuut van overheidsambtenaar, dat totaal onaangepast is aan het risicovolle werk waarvoor zij kunnen worden ingezet.

Is de minister bereid de betrokken dienst een constructief voorstel te doen om voor dit personeel eindelijk een aanvaardbaar statuut uit te werken, dat in verhouding staat tot de risico's? Is het niet evident dat voor dit statuut gezocht wordt naar een zo groot mogelijke gelijkenis met het statuut van de brandweerdiensten, vermits bij interventies vaak dezelfde risico's worden gelopen?

Hun statuut is verschillend, vermits de brandweer wordt georganiseerd door de lokale besturen en het federaal niveau verantwoordelijk is voor de Civiele Bescherming. Desondanks kan men proberen de statuten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.

Beschikt de minister over de budgettaire ruimte om een ernstige uitbreiding van het personeelskader op korte termijn te overwegen? Of moeten we integendeel besluiten dat de Civiele Bescherming, ondanks de enorme inzet van het personeel, niet in staat wordt gesteld om haar vele taken behoorlijk in te vullen? Dit laatste zou betekenen dat de bevolking een schijnveiligheidsgevoel wordt voorgehouden.

Enkele weken geleden heeft zich een zware wolkbreuk voorgedaan in Veurne, waardoor tal van straten onder water hebben gestaan. Een vice-eerste minister van de federale regering, die nochtans van de juiste toedracht op de hoogte was, noemde het meermaals een schande dat de Civiele Bescherming staakte op een ogenblik dat mensen in nood waren. Principieel ben ik het met dat standpunt eens, maar de lokale brandweer van Veurne en Poperinge heeft de Civiele Bescherming niet opgeroepen, omdat ze de situatie meende aan te kunnen. Met andere woorden, tijdens de staking heeft de Civiele Bescherming niet geweigerd tussenbeide te komen, want er werd geen interventie gevraagd. Deze parenthese illustreert alleszins het waardeoordeel van de federale regering over deze dienst.

De Civiele Bescherming heeft verklaard tijdens de staking steeds de brieven met een antraxrisico te hebben opgehaald, wat alleen kan gebeuren met de juiste uitrusting. Nooit, ook niet tijdens de staking, heeft ze geweigerd haar verantwoordelijkheid op te nemen.

In tijden waarin - overigens terecht - zoveel middelen worden ingezet om ons te verdedigen tegen terroristische aanslagen van buitenaf is het des te meer onaanvaardbaar dat een dienst die de basisveiligheid van de burger mee moet bewaken, in de kou blijft staan op het vlak van statuut en omkadering evenals op het gebied van de werkingsmiddelen.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik lees u het antwoord van mijn collega, minister van Binnenlandse Zaken Duquesne.

Tijdens de onderhandelingen met de vakbonden werd wel degelijk rekening gehouden met de specifieke aspecten van de taken van de operationele personeelsleden van de Civiele Bescherming.

Het voorstel van de overheid houdt in dat deze personeelsleden die momenteel nog als administratief personeel beschouwd worden, bij het financieel interessantere technisch personeel zullen worden ingeschakeld. Bovendien werd voorgesteld de specifieke premie voor onregelmatige prestaties te indexeren en de huidige premies van ambulancier en gaspakdrager te verdubbelen.

Binnenkort richt Selor een examen in zodat in 2003 19 bijkomende operationele agenten in dienst kunnen treden. Intussen zal een BPR op stapel worden gezet om na te gaan hoe de werking van de operationele eenheden kan worden geoptimaliseerd.

Mag ik er verder de aandacht op vestigen dat voor de bescherming van de bevolking tegen rampen en catastrofen de openbare brandweerdiensten hoe dan ook instaan voor de eerstelijnsinterventie. Zij beschikken over materieel dat aangepast is aan de specifieke zware risico's van de sector: industriële autopompen, grote voorraden blusschuim, zware bluseenheden.

Bovendien zijn de brandweerdiensten georganiseerd in brandweerzones waarbinnen de onderlinge bijstand en versterking via een hulpverleningsovereenkomst structureel zijn georganiseerd. Indien de logistieke versterking van de Civiele Bescherming alsnog vereist is, kan deze binnen een redelijke termijn worden gemobiliseerd.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Ik dank de minister voor het antwoord. Ik stel vast dat er op financieel vlak wel aan de vragen van het personeel wordt tegemoetgekomen, maar dat de fundamentele vraag om met het risicopersoneel van de brandweer gelijk te worden geschakeld, voorlopig niet wordt beantwoord.

Bovendien wijst de minister vooral op de betekenis van de brandweer op het vlak van eerstelijnshulp - we weten dat die daarvoor goed is uitgerust - maar daar zit voor een stuk het probleem. De Civiele Bescherming vreest precies dat er een verborgen agenda is, dat na de technologische en materiële versterking van de brandweer de Civiele Bescherming een beetje buiten spel zal worden gezet en operationeel niet meer nodig zal zijn. De brandweer is echter gemeentelijk of in iets grotere zones georganiseerd, terwijl de Civiele Bescherming grotere zones bestrijkt en precies daarom voor aanvullende bescherming kan zorgen. Ik denk concreet aan extra grote pompen of aan de problematiek van interventies bij rampen waarbij giftige gassen ontsnappen. Voor dergelijke zaken is de Civiele Bescherming specifiek uitgerust en het is niet aangewezen zoiets op elk niveau van de brandweer te organiseren.

Er zijn dus wel een aantal stappen gezet, maar er blijven structurele vragen bestaan.

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van de heer Frans Lozie aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier voor Italië, Albanië, Malta en Griekenland met standplaats Rome» (nr. 2-928)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Deze vraag over de aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier voor Italië, Albanië, Malta en Griekenland met standplaats Rome had ik liever niet gesteld. Het gaat hier om een primeur, want normaal is er maar één verbindingsofficier.

Niemand zal het belang van de regio Italië-Albanië ontkennen. Het is een risicoregio op het vlak van georganiseerde misdaad, illegale immigratie naar de Europese Unie en mensenhandel. Deze week nog hebben Italië en Griekenland specifieke middelen gevraagd om die buitengrens van de Europese Unie te beschermen.

Reeds vele jaren geleden werd een koninklijk besluit uitgevaardigd dat de aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier mogelijk maakt. Pas dit jaar werd dit koninklijk besluit toegepast en werd een procedure geopend voor de aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier in Rome.

Waarom precies dit jaar, zoveel jaren na de publicatie van het koninklijk besluit? Liggen externe elementen hieraan ten grondslag? Er waren dit jaar toch geen grote calamiteiten inzake mensenhandel?

Waarom bestond de selectieprocedure voor deze functie uitsluitend uit een kort sollicitatiegesprek zonder praktische testen als talenkennis of kennis van het gebied? Bovendien stond de procedure open voor het lager politiekader, daar waar voor een dergelijke belangrijke verantwoordelijkheid doorgaans enkel gerekruteerd wordt uit het hoger kader? Waarom vermeldde de Nederlandse versie van de vacature trouwens extra kwaliteitsvoorwaarden voor kandidaten?

In de Nederlandstalige versie was een van de vereisten de kennis van het Italiaans, wat logisch is voor een baan in Italië, en was kennis van het Albanees aanbevolen. Verder werd ook kennis van het internationale politiewerk op het terrein gevraagd. Dat zijn de belangrijkste van de zes voorwaarden die wel in de Nederlandstalige, maar niet in de Franstalige officiële versie van de minister van Binnenlandse Zaken vermeld stonden. Merkwaardig genoeg waren er Nederlandstalige kandidaten die aan de strengere eisen van de Nederlandse versie voldeden, maar werd een Franstalige kandidaat die niet aan deze voorwaarden beantwoordde, aangesteld. Toeval is altijd mogelijk, maar bij politieke benoemingen geloof ik daar niet in.

Een verbindingsofficier krijgt voor de eerste keer een adjunct. In deze regio is dat zeker verantwoord. Vraag is evenwel hoe dit statutair geregeld wordt. Werkt de adjunct op gelijke voet met de verbindingsofficier of is hij ondergeschikt? Tot de dag van deze benoeming kregen alleen volwaardige verbindingsofficieren van het hogere politiekader het statuut van beschermd politiek persoon. De adjunct behoort tot het lagere kader, maar zou toch dat statuut moeten krijgen. Hoe lost het ministerie van Buitenlandse Zaken dit probleem op?

Aan dit statuut hangt een extra vergoeding vast. Dat is terecht voor personen die in het buitenland een zo belangrijke functie uitoefenen. Die vergoeding staat in verhouding tot hun statuut. Voor het eerst zou ook een persoon van het lagere politiekader deze extra vergoeding krijgen, die groter is dan zijn eigenlijke wedde. Staat dat niet in wanverhouding tot de inkomens van andere agenten van hetzelfde niveau?

De aanwerving van een adjunct-verbindingsofficier veronderstelt een eensluidend advies van de ministers van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie. Kan de minister mij de inhoud van de adviezen van zijn collega's meedelen?

Kan hij ook verduidelijken of de betrokkene momenteel tijdelijk aangesteld is, op proef of definitief? Is de diplomatieke onschendbaarheid effectief toegekend? Wat is precies de hiërarchische relatie tot de verbindingsofficier?

Het is onmogelijk dat twee verbindingsofficieren de eindverantwoordelijkheid dragen voor de relaties tussen ons land en de politiediensten in het betrokken land. Heeft deze operatie ook de instemming van de Belgische ambassadeur in Italië, die uiteindelijk toch verantwoordelijk is voor een goede relatie met de verbindingsofficier, voor zijn huisvesting en adequate functionering?

Wat zijn de concrete redenen en de directe aanleiding om precies in dit jaar een koninklijk besluit uit het begin van de jaren negentig toe te passen en waarom de overhaasting bij de uitvoering ervan, gezien het delicate karakter van dergelijke innovaties?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Het koninklijk besluit waarnaar de heer Lozie schijnt te verwijzen, is wellicht een ministeriële omzendbrief van 4 oktober 1993 betreffende het statuut en de werkingsregels van de verbindingsambtenaren van de Belgische politiediensten in het buitenland. Artikel 19.3 van voornoemde omzendbrief voorziet in de mogelijkheid om, volgens de bijzondere noden in de staat van bestemming, een operationeel personeelslid als adjunct van de verbindingsofficier te detacheren.

Vóór de oprichting van de federale politie was volgens deze omzendbrief de gewezen gerechtelijke politie bij de parketten bevoegd voor de aanwijzing van een verbindingsambtenaar bij de buitenlandse diensten in Italië. Ingevolge de politiehervorming werd dat dossier toevertrouwd aan de Directie van het beleid inzake internationale politiesamenwerking van de federale politie die, na het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, dat dossier heeft overgenomen.

Het aanwijzen van een adjunct-verbindingsofficier in deze uitgebreide regio - Italië, Albanië, Malta en Griekenland - is verantwoord door de talrijke en complexe bevoegdheidsdomeinen die er aan bod komen, voornamelijk de bestrijding van de illegale immigratie, de mensenhandel en de georganiseerde criminaliteit.

Hoewel het belang van de betrokken regio sinds meerdere jaren voor iedereen duidelijk is, heeft de actuele situatie op het vlak van de criminaliteit en de internationale politiek, evenals de uitbreiding van de bevoegdheid van de verbindingsofficier te Rome, de overheid ertoe gebracht om in 2002 een adjunct-verbindingsofficier aan te wijzen. Deze aanwijzing is dus enkel het gevolg van een risicoanalyse gesteund op de internationale context.

Deze analyse steunt onder andere op de door de overheid getroffen maatregelen ingevolge de manifeste toename van de criminele stromen van en naar de oorspronkelijke staat van bestemming. Er wordt tevens rekening gehouden met de toestand in Albanië, inzonderheid in het raam van de mogelijke toetreding ervan tot de Europese Unie en de NAVO alsmede met de verwikkelingen van geopolitieke aard en de strategische rechts- en politiehulp, met inbegrip van het Europese aanhoudingsmandaat, het Europese Cards-programma en ook de heractivering van NCB's van Interpol in de schoot van het kruispunt van voormelde staten.

De vacante betrekking werd gepubliceerd in het raam van de mobiliteit. Deze betrekking van adjunct-verbindingsofficier werd, wegens zijn aard en de functiebeschrijving, opengesteld voor hoofdinspecteurs - het middenkader - om de kandidaatstelling mogelijk te maken van de personeelsleden waarvan het profiel overeenstemt met de specifieke bevoegdheden noodzakelijk voor de globale en strikte aanpak van de lokale problematiek.

Overeenkomstig de filosofie van de Copernicushervorming in het algemeen en van de hervorming van de politiediensten in het bijzonder, ging de voorkeur uit naar de functie boven de graad.

De selectieprocedure verliep voor een federale selectiecommissie die was samengesteld uit vijf leden, allen mandaathouders van de federale politie. De selectie geschiedde dus niet, zoals de heer Lozie beweerd, op basis van een kort sollicitatiegesprek, maar wel volgens de ter zake vastgestelde procedure.

De commissie heeft eveneens de dossiers van de kandidaatstellingen onderzocht met inbegrip van de adviezen van de functionele of hiërarchische meerderen, evenals de taal- en andere diploma's en getuigschriften en de verklaringen op eer betreffende de een of andere taalkennis. Wat dit laatste betreft is het vastgestelde verschil tussen de Nederlandse en de Franse versie van de bekendmaking van de vacature een zuiver materiële vergissing. Dit verschil werd overigens vastgesteld door de commissie en door alle kandidaten. Er werd dan ook rekening mee gehouden tijdens de selectieprocedure zoals het proces-verbaal van de vergadering van de selectiecommissie aantoont.

In de loop van het sollicitatiegesprek heeft de selectiecommissie de titels en de verdiensten van de kandidaten kunnen beoordelen. Zij is ook nagegaan of de kunde, de ervaring en de kennis van de kandidaten, inzonderheid inzake het operationele en strategische hoofdstuk van de internationale politiesamenwerking en de toepassing van de opsporingstechnieken, wel overeenstemmen met het vereiste profiel.

Tenslotte werd de aanwijzing van de adjunct-verbindingsofficier te Rome goedgekeurd door de commissaris-generaal van de federale politie.

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen het diplomatieke en het organisatorische aspect van de aanwijzing tot adjunct-verbindingsofficier.

Voor het diplomatieke statuut is de federale overheidsdienst van Buitenlandse Zaken bevoegd.

Wat zijn organisatorisch statuut betreft, moet de betrokkene worden beschouwd als een operationeel personeelslid dat is toegevoegd aan de verbindingsofficier. Deze aanwijzing opent noch het recht op een aanstelling in de hogere graad, noch op een aanstelling in het hogere ambt. De adjunct oefent al de aan zijn opdracht verbonden bevoegdheden uit en brengt verslag uit volgens de door de commissaris-generaal van de federale politie nader vastgestelde regels. Hij is onderworpen aan het geldelijk statuut overeenkomstig de bepalingen van het RPPol.

Het College van Procureurs-generaal heeft zijn advies gegeven op 6 augustus 2002, de minister van Justitie op 27 augustus 2002 en de minister van Buitenlandse Zaken op 30 september 2002. Ik zal een kopie van de verschillende brieven en nota's aan de heer Lozie bezorgen.

De adjunct-verbindingsofficier wordt tijdelijk op proef aangewezen. Hij wordt onderworpen aan een stageperiode van 1 november 2002 tot 30 april 2003. Op het einde van deze stage zal hij overeenkomstig de voor de personeelsleden van de federale politie geldende statutaire bepalingen worden geëvalueerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met het advies van de federale procureur en de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Ik wacht met ongeduld op de kopieën van de nota's die de minister mij heeft beloofd. Een aantal aspecten van het antwoord heb ik zeer recent zelf al gevonden. Zij bevestigen mijn eerste opvatting.

In het antwoord laat de minister van Binnenlandse Zaken weten dat de betrokkene voor zijn talenkennis een verklaring op eer heeft ondertekend. Indien dit zou worden getoetst, dan zou de betrokkene moeten worden vervolgd voor valsheid in geschrifte. Hij is naar Italië gegaan zonder enige kennis van het Italiaans en hij werd bevoegd verklaard voor Albanië zonder kennis van het Albanees, dit ten nadele van concurrenten die het Italiaans en het Albanees wel machtig zijn. Hij is op proef benoemd omdat één van de drie ministeriële adviezen negatief was, namelijk dat van de minister van Justitie. De minister van Buitenlandse Zaken had problemen wat betreft het samenvallen van de politiebevoegdheid van de persoon met zijn diplomatieke statuut.

Die man wordt op proef aangesteld. Ik hoor in het antwoord van de minister dat hij door enkele bevoegde instanties, onder meer het college van procureurs en de federale politie, zal worden geëvalueerd. Er wordt een persoon aangewezen die volgens mij niet bekwaam is om die functie uit te oefenen. De minister beslist dat hij op proef wordt aangesteld - een element dat bij het solliciteren niet aan bod kwam en dat in deze procedure niet thuishoort - en op 1 april 2003 bij de evaluatie na de proefperiode zullen de twee andere bevoegde ministers, die bij de aanstelling wel een advies mochten uitbrengen, er niet meer bij betrokken worden.

Ik til zeer zwaar aan deze procedure. Ik blijf bij mijn standpunt dat hier een plaats vacant verklaard werd om een welbepaald iemand een job te geven. Het antwoord van de minister bevestigt mijn stelling. De minister erkent dat er een probleem was bij de openverklaring van de functie. Er was een verschil tussen de procedures voor de Nederlandstalige en Franstalige kandidaten, maar dat zou een `administratieve vergissing' zijn geweest. In de praktijk betekent dat echter wel dat de Nederlandstalige kandidaten die voldeden aan de zware voorwaarden van de Nederlandstalige procedure uit de boot zijn gevallen en dat de Franstalige kandidaat die voldeed aan de minder veeleisende Franstalige procedure toevallig de persoon was die werd aangesteld, hoewel op proef en volledig in tegenspraak met de adviezen van de andere ministers.

Ik neem absoluut geen genoegen met het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb dan ook een motie van aanbeveling opgesteld waarmee ik vraag om deze aanstelling ongedaan te maken en de procedure opnieuw op te starten.

Dat is namelijk de enige conclusie die ik hieruit kan trekken.

De voorzitter. - De heer Lozie heeft een motie ingediend die luidt:

"De Senaat,

Gehoord de vraag om uitleg van de heer Lozie over de aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier voor Italië, Albanië, Malta en Griekenland met standplaats Rome,

en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken

vraagt aan de regering om deze aanstelling onmiddellijk ongedaan te maken en de procedure van een eventuele aanstelling van een adjunct-verbindingsofficier opnieuw op te starten op basis van een degelijke procedure."

Mevrouw Van Riet heeft een gewone motie ingediend.

-Over deze moties wordt later gestemd.

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van de heer Michel Barbeaux aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het beroep van verpleegkundige in België en de problemen die ermee verband houden» (nr. 2-927)

De heer Michel Barbeaux (CDH). - Ik ben blij dat de minister zelf is gekomen om mijn vraag te beantwoorden. Verpleegkundigen zullen trouwens aandachtig naar zijn antwoord luisteren.

De verpleegkundige is een essentiële schakel aan het ziekbed van de patiënt en vervult een fundamentele en centrale opdracht in onze gezondheidszorg.

Sinds verschillende jaren leeft er onvrede bij de verpleegkundigen. Ze proberen een reeks eisen in verband met hun beroep te doen inwilligen, maar ze krijgen de indruk tegen de stroom in te roeien.

De Nationale Raad voor de Verpleegkunde heeft enkele jaren geleden een actieplan voor de uitoefening van de verpleegkunde uitgewerkt waarin de noodzakelijke aanpassing van het statuut van verpleegkundige werd geschetst. Daarbij werd rekening gehouden met de kwaliteitsvereisten van de opleiding en met de noden van de verzorgingsinstellingen.

Jammer genoeg volgt de regering die aanbevelingen niet in haar maatregelen.

De federale regering heeft een aantal initiatieven genomen in de strijd tegen het tekort aan verpleegkundigen in de verzorgingsinstellingen: ziekenhuizen, rusthuizen, rust- en verzorgingsinstellingen, thuiszorg, enzovoort.

De oplossingen die worden voorgesteld voor dit tekort houden geen rekening met de specificiteit van het beroep van verpleegkundige. Er is nog onzekerheid op een aantal punten.

We kunnen ons trouwens vragen stellen bij het probleem van het tekort aan verpleegkundigen. Er zijn niet zozeer te weinig verpleegkundigen, maar vele stappen uit het beroep door de erbarmelijke werkomstandigheden.

Er worden nieuwe `statuten' in het leven geroepen die de facto tot gevolg hebben dat de rol van de verpleegkundige in waarde daalt en zijn statuut naar een lager niveau nivelleert.

Iets meer dan een jaar geleden heeft de paarsgroene meerderheid in het kader van de programmawet een bepaling goedgekeurd waardoor zorgkundigen functies kunnen uitoefenen die tot dan toe waren voorbehouden voor de verpleegkundigen. In de commissie heb ik toen geprobeerd mevrouw Aelvoet ervan te overtuigen dat het in zekere zin om een devaluatie van het beroep van verpleegkundige ging.

Het koninklijk besluit 78 van 10 augustus 2001 heeft een nieuw beroep van zorgverlener in het leven geroepen, namelijk de zorgkundige die verpleegkundige handelingen mag uitvoeren.

De Technische Commissie voor Verpleegkunde en de Nationale Raad voor Verpleegkunde hebben een advies verleend over de toepassing van die delegatie van handelingen.

In plaats van maatregelen te nemen die de bekwaamheden van de medische beroepen versnipperen, vragen de verpleegkundigen dat hun beroep geherwaardeerd wordt, op verschillende manieren. Er is geen tekort aan verpleegkundigen maar er zijn er in de praktijk wel te weinig omdat hun werkomstandigheden te moeilijk zijn.

Een benadering op basis van een analyse van de noden is onontbeerlijk. Daarom is het nodig het aantal verpleegkundigen in België te kennen.

De wettelijke instrumenten daartoe werden door de wetgever goedgekeurd, maar ze werden nog niet uitgevoerd door de regering.

Hoe staat het met de oprichting van de Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen waarvoor de wettelijke grondslag werd goedgekeurd in 1999?

Hoe staat het met de procedures voor de erkenning van de beroepstitel, die eveneens werden goedgekeurd in het kader van de programmawet in 2001 maar die nog steeds niet geconcretiseerd zijn?

Er is vandaag sprake van de invoering van de functie van medisch assistent die kan worden behaald na een graduaat van drie jaar, of drie kandidaturen in de geneeskunde en een overstapmogelijkheid. Dat zou aan de ziekenhuizen een alternatief bieden voor de stagiairs in de geneeskunde die door de numerus clausus zeldzaam geworden zijn.

Is die functie, die hoofdzakelijk bestaat uit het informeren en voorlichten van de patiënt en uit de follow-up van de postoperatieve periode van de patiënt, evenwel geen nieuwe aanslag op de specifieke functie van de verpleegkundige? Hoe staat het met de invoering van dit nieuwe statuut?

Is het niet nodig een crisisbudget vrij te maken om het hoofd te bieden aan de huidige rekruteringsproblemen, maar ook om de wedde van de verpleegkundigen op te trekken en om de thuispraktijk te herwaarderen?

De meeste verpleegkundigen erkennen dat de werklast een vroege stopzetting van het beroep verantwoordt, waardoor een tekort ontstaat. Er moeten maatregelen worden overwogen om het werk van de verpleegkundigen te verlichten. Meer in het bijzonder moeten er meer verpleegkundigen per bed worden ingeschakeld en moet er met hun kostprijs worden rekening gehouden in het nieuwe financieringsbeleid van de ziekenhuizen en de verzorgingsprogramma's.

Het is ook onontbeerlijk om de functie van hoofdverpleegkundige niet te laten meetellen bij de berekening van de huidige normen. Die functie houdt geen effectief werk aan het bed van de patiënt in, en dat werk komt op de schouders van de mensen ter plaatse. Welke vooruitzichten kunnen we aan de verpleegkundigen bieden voor de aanpassing van die normen?

De verpleegkundigen eisen aanwezigheid in alle beslissings- en bestuursorganen van de verzorgingsinstellingen. Dat kan worden gerealiseerd via de uitvoering van de wettelijke bepaling op de erkenning van de Verpleegkundigenraad bij de ziekenhuizen.

In welke mate kan de vertegenwoordiging van de verpleegkundigen in de federale overleg- en beslissingsorganen worden verzekerd?

Meer in het algemeen, hoe denkt de regering het actieplan voor de uitoefening van de verpleegkunde concreet toe te passen dat enkele jaren geleden door de Nationale Raad voor de Verpleegkunde werd uitgewerkt?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De heer Barbeaux lijkt te zeggen dat de rol en de plaats van de verpleegkundige regelmatig in waarde dalen door de creatie van nieuwe statuten die tot doel hebben het statuut van de verpleegkundige uit te hollen.

Ik verwijs hem in dit verband naar het statuut van de zorgkundige, dat werd gecreëerd in de wet van 10 augustus 2001 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg.

Sinds 1992 heeft de overheid door de aanpassing van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van gezondheidsberoepen geprobeerd een oplossing te vinden voor de verpleegkundigen die de geneeskunst uitoefenen zonder dat hiervoor een wettelijke basis bestaat.

De Nationale Raad voor Verpleegkunde stelt in zijn actieplan voor de uitoefening van de verpleegkunde toe te vertrouwen aan één type van verpleegkundige die wordt bijgestaan door een paramedische kracht. Zo kan de verpleegkundige zich concentreren op zijn eigenlijke taken.

Deze maatregel strekt ertoe het beroep van verpleegkundige te herwaarderen. Met deze reorganisatie kan onder andere wat worden gedaan aan het tekort aan verpleegkundigen.

We hebben tijdens deze regeerperiode inspanningen gedaan om nieuwe verpleegkundigen aan te trekken met acties als de campagne om het beroep te herwaarderen en het vormingsproject voor verpleegkundigen. Mijn voorganger had beslist een wetenschappelijke studie aan te vragen over het beeld dat verpleegkundigen in onze ziekenhuizen van zichzelf hebben. De studie is bijna voltooid. De resultaten zullen eerstdaags bekend worden gemaakt zodat we het beleid inzake verpleegkunde kunnen aanpassen.

Het sociaal akkoord dat de sociale partners en de overheid op 1 maart 2000 hebben gesloten, voorziet in het behoud van de twee studierichtingen voor verpleegkundige. Er zal binnenkort een nieuwe wetenschappelijke studie worden gefinancierd met betrekking tot een functiedifferentiatie in de verpleegkunde.

Voor een analyse van de behoeften moeten we natuurlijk weten hoeveel verpleegkundigen hun beroep uitoefenen. De nodige instrumenten hiertoe werden reeds vastgelegd in de wet betreffende de verpleegkunde van 1974. Vooraleer verpleegkundigen hun beroep uitoefenen moeten ze hun titel laten viseren door de medische commissie van de plaats waar ze zich willen vestigen. Bij het verlenen van het visum gaat de commissie ook over tot de registratie.

Hoewel er een wettelijk kader bestaat voor de registratie van verpleegkundigen, werd een wetsontwerp uitgewerkt betreffende de oprichting van een federale databank voor de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen. Dit wetsontwerp werd op 5 december door de Kamer goedgekeurd en werd naar de Senaat overgezonden.

Het wetsontwerp voorziet in de uitbreiding van de registratie tot alle gezondheidszorgberoepen.

Het koninklijk besluit nr. 78 bepaalt dat de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit en op gezamenlijke voordracht van de minister van Volksgezondheid en de minister van Sociale Zaken, een Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen opricht.

De volgende koninklijk besluiten betreffende de Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen werden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd:

Tot op heden zijn deze afdelingen van de raad nog altijd niet aangesteld.

De KUL en de ULB hebben voorstellen gedaan over de oprichting van een nieuw gezondheidsberoep, maar er werden nog geen beslissingen genomen.

Betreffende het voorstel om een crisisbudget vrij te maken kan ik antwoorden dat in het sociaal akkoord van 2000 14 miljard frank werd vrijgemaakt voor de sector.

Een van de maatregelen was de keuzemogelijkheid: de verpleegkundigen kunnen vanaf 45 jaar kiezen voor arbeidsduurvermindering of voor een premie van 5,26%. Deze operatie wordt herhaald op 50 en op 55 jaar. We trachten hen op die manier in het beroep te houden.

De bestaande voorstellen inzake de verhoging van de norm kunnen om budgettaire redenen niet worden gerealiseerd.

De Nationale Raad voor Verpleegkunde heeft in 1992 gediscussieerd over het probleem van de aanwezigheid van verpleegkundigen in de beslissings- en beheersorganen door middel van de oprichting van een `verpleegkundigenraad'. Op 10 maart 1992 werd een positief advies verleend, maar dat werd nooit omgezet in een wet of een reglementering.

De vertegenwoordiging van verpleegkundigen in de overleg - en beslissingsorganen van de federale overheid werd uitvoerig besproken op de ronde tafel betreffende de verpleegkunde.

De reglementering met betrekking tot de organisatie van de Nationale Raad voor Verpleegkunde, de NRV, en de Nationale Raad van Ziekenhuisvoorzieningen, de NRZ, werd aangepast. De samenstelling van het Bureau van de NRV werd aangepast zodat alle beroepsorganisaties en vakbonden vertegenwoordigd zijn. Ook de samenstelling van de NRZ werd aangepast teneinde meer verpleegkundigen erin op te nemen.

Mijn antwoord op de vraag is positief. De voorstellen van het actieplan werden gedeeltelijk gerealiseerd. De werkgroep `advies inzake het uit te voeren beleid' van de NRV werkt aan een nieuw actieplan. Ze zal rekening houden met de opmerkingen van de heer Barbeaux en met de resultaten van de wetenschappelijke studie die de federale overheid heeft gefinancierd.

De heer Michel Barbeaux (CDH). - De eisen zijn slechts gedeeltelijk ingewilligd en er worden nog enkele studies verwacht. Kan de minister de resultaten van de genoemde studie meedelen?

Er moet nog wat worden geregeld. Er moet worden gewerkt in overleg met de Nationale Raad voor Verpleegkunde, met name voor het nieuwe actieplan.

Het belangrijkste is dat er werk van wordt gemaakt dat het beroep van verpleegkundige niet aan waarde inboet en dat de verpleegkundigen hun medische functie kunnen blijven vervullen. Wel kunnen we proberen hun werk te verlichten door het administratief werk aan assistenten toe te vertrouwen.

Ik ben geneigd om een vergelijking te maken met de politie; we zien die liever op het terrein dan achter hun bureau. Zo moeten ook de verpleegkundigen om hun medische bekwaamheden worden gewaardeerd. Ze moeten voorkomen dat deze taken aan andere, minder gekwalificeerde mensen worden toevertrouwd. Zelfs een medische handeling die op het eerste gezicht eenvoudig lijkt, kan zeer delicaat zijn voor de gezondheid van de patiënt.

Het kan gevaarlijk zijn die handeling toe te vertrouwen aan een zorgkundige, terwijl de verpleegkundige een veel grotere bevoegdheid zal hebben als hij of zij de gezondheidstoestand van de zieke kent.

Een aantal administratieve en logistieke taken kan daarentegen wel aan andere hulpverleners worden toevertrouwd.

U zegt dat maar in twee studies van de KUL en de ULB gesproken wordt over de medisch assistenten. Ik weet niet of u van plan bent een ontwerp in te dienen.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Nu niet, we hebben geen tijd meer.

De heer Michel Barbeaux (CDH). - Dat zal waarschijnlijk voor de volgende regering zijn, ten minste als ze met die studies rekening wil houden.

De Nationale raad voor verpleegkunde zal voldoende tijd hebben om dit dossier grondig te bestuderen.

Als ik het goed begrijp, gaat het om personen die drie jaar kandidatuur geneeskunde hebben gevolgd. Na afloop van de kandidatuur geneeskunde heeft men echter niet veel medische of verpleegkundige praktijk gehad.

U sluit een verhoging van de normen uit omwille van budgettaire beperkingen. De begroting voor volksgezondheid stijgt in 2003 echter met 6,5%. Een deel daarvan zal naar de zorgverstrekkers gaan, naar de artsen. Waarom wordt een ander deel niet gebruikt om de levens- en werkomstandigheden van de verpleegkundigen te verbeteren?

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van mevrouw Iris Van Riet aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «het druggebruik en de kosteneffectiviteit van de vroege interventie» (nr. 2-931)

Mevrouw Iris Van Riet (VLD). - Druggebruik is een maatschappelijk probleem waarvan de gevolgen niet mogen worden onderschat. Bijna 0,10% van de sterfgevallen in Vlaanderen heeft met drugs te maken. Van de patiënten die na een ongeval op de spoedgevallendienst worden binnengebracht, testte 19% positief op het gebruik van amfetamines, cannabis, cocaïne, opiaten en methadon.

Voorts veroorzaakt problematisch druggebruik allerhande ziekten die verband houden met de leefwijze, zoals ondervoeding, tuberculose, geslachtsziekten, longontsteking en longbeschadiging ingevolge het roken van cannabis, heroïne of cocaïne, hartklepontsteking, hepatitis en aids.

De sociale gevolgen zijn ook niet te onderschatten: een ontwricht gezinsleven, slechtere prestaties, schoolverzuim, werkverzuim, ongevallen en financiële problemen.

Bovendien is er een verband tussen druggebruik en criminaliteit. Uit onderzoek is gebleken dat 80 tot 90% van de druggebruikers geregeld instrumentele criminaliteit pleegt. Bij regelmatig, maar vooral bij dagelijks gebruik nemen de ernst en de frequentie van de gepleegde criminele feiten toe. Druggebruik is een belangrijke factor in veel geweldmisdrijven.

Preventiewerkers zijn het er daarom roerend over eens dat het gebruik van drugs best zo vroeg mogelijk moet worden onderkend. Testen aan de hand van urine zijn in België al langer op de markt, er is nu ook een nieuwe test beschikbaar die ook werkt met zweet. De test wordt met goed resultaat gebruikt in de Verenigde Staten van Amerika en werd onlangs ook in Spanje op de markt gebracht. De test werd goedgekeurd door de Amerikaanse Food and Drug Administration.

Een dergelijke test is een hulpmiddel om drugs te detecteren. Het is ook zeer bruikbaar voor de urgentiediensten in ziekenhuizen en kan nuttig gebruikt worden in scholen, bedrijven en gezinnen. Vermits deze test ook werkt met zweet, tast hij uiteraard minder de integriteit aan van de persoon die aan de test wordt onderworpen. Net als bij het gebruik van teststrips met urine, moeten de privacy en zelfbeschikking, ook van jongeren, gerespecteerd worden. Testen is alleen zinvol als het gebeurt op basis van afspraken: tussen ouders en kinderen, via schoolreglementen en via arbeidsreglementen.

De test alleen zal uiteraard het druggebruik niet oplossen, maar het is wel een nuttig instrument om het gebruik van drugs vroeg en eenvoudig te detecteren. Uit onderzoek van de Vereniging voor Alcohol- en Drugspreventie en uit artikelen in Klasse en Max blijkt dat steeds meer jongeren steeds vroeger met drugs experimenteren. Bij laattijdige detectie kunnen ze zich reeds in een afhankelijkheidsfase bevinden.

Graag had ik dan ook van de minister vernomen wat zijn standpunt is over deze test? Zal hij maatregelen overwegen om het gebruik ervan in ons land mogelijk te maken of aan te moedigen? Welke procedures moeten gevolgd worden om de test in België op de markt te brengen? Als hij geen voorstander is van het gebruik van de testen, hoe denkt hij dan dit probleem dat, zoals duidelijk blijkt uit de hoger geciteerde enquête en artikels, steeds groter wordt, aan te pakken?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Het is duidelijk dat al die vragen niet grondig op enkele minuten kunnen worden behandeld. Misschien kunnen we daarover binnenkort discussiëren naar aanleiding van de nieuwe drugwetgeving.

In mijn beleid maak ik geen onderscheid tussen illegale en legale drugs. Ik ben bezorgd over alle druggebruik. Ik wil de gevolgen van geen enkel druggebruik minimaliseren. Ik begrijp daaronder ook het misbruik van bepaalde geneesmiddelen. Druggebruik moet altijd worden benaderd vanuit het aspect volksgezondheid waarbij rekening moet worden gehouden met de schadelijkheid van elk gebruik en met de gevaren van verslaving. Dat betekent niet dat elk gebruik onmiddellijk moet worden gedramatiseerd. Het moet wel in een juiste context worden geplaatst.

Er werden specifiek vragen gesteld over controle op druggebruik bij jongeren. Blijkbaar zijn nogal wat ouders, scholen en groeperingen geneigd om naar testen te grijpen, zelfs op het moment dat er geen uiterlijke tekenen zijn. Vanuit Spanje komen er thans berichten dat er nieuwe testen beschikbaar zouden zijn. Volgens onze informatie bestaat daarvoor geen goedkeuring van de Food and Drug Administration. Wel wordt er in advertenties en publicaties verwezen naar gelijkaardige testen die door die Administration zouden zijn goedgekeurd. Dat zijn echter niet dezelfde als die die in Spanje op de markt zijn. De informatie waarover wij beschikken doet ons dan ook twijfelen aan de wetenschappelijke betrouwbaarheid van die testen. Maar zelfs als we ze betrouwbaar zouden vinden, dan nog moeten we ons afvragen wat van die testen kan worden verwacht. De reactie van ouders op positieve testresultaten geeft soms meer problemen dan het niet weten. Hoe dan ook is de basis van de opvoeding en de begeleiding van jongeren een goed gesprek en een goede relatie tussen ouders, opvoeders, leerkrachten en jongeren. Dat kan niet worden vervangen door testen. Bovendien is een positieve test ook maar een momentopname en dikwijls zegt dat niets over omvang en tijdstip, laat staan over de evolutie en het waarom van druggebruik. Wat gedaan als er symptomen van druggebruik zijn, maar de test negatief is? Testen uitvoeren impliceert bijna een opleiding in het opvangen en het omgaan met de resultaten ervan, dus het begeleiden van ouders en opvoeders.

De beste manier om jongeren te begeleiden is in goede verstandhouding met hun opvoeders, ouders, leerkrachten en begeleiders in de jeugdbeweging. Ouders in een detectiverol duwen is niet de goede benadering. Dat geldt niet alleen voor druggebruik, maar voor ander zaken.

Ook de jongeren moeten de testen aanvaarden, zoniet is er een contraproductief effect en wordt er niets gedaan aan de mogelijke oorzaken van het druggebruik, zeker niet als het over problematisch druggebruik gaat.

Op dit moment zou ik in geen geval het gebruik van deze test aanmoedigen bij ouders. Hetzelfde geldt voor de scholen. Het is belangrijker leerkrachten te hebben die oog hebben voor probleemsituaties die tot druggebruik kunnen leiden, en voor bepaalde houdingen die druggebruik kunnen veronderstellen. Voor politiediensten of diensten die zich specifiek op die sector richten en die wel opgeleid zijn voor opvang en begeleiding, ligt de zaak natuurlijk anders.

De manier waarop zo'n test op de markt wordt gebracht, is onlangs nog op een colloquium besproken. Om in-vitrodiagnostica te erkennen moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn: testen voor medische hulpmiddelen en criteria voor die specifieke diagnostica. Welke testen er gebruikt worden, hangt af van het vooropgestelde doel. Een test voor de opsporing van drugs in een forensisch kader valt niet onder de medische in vitro diagnostica. Ook testen die op de markt worden gebracht om een maatschappelijk probleem aan te pakken, voldoen niet aan de voorwaarden. In dat kader is er in België momenteel geen specifieke wetgeving.

De federale beleidsnota over het druggebruik geeft een antwoord op de vraag naar mijn handelwijze. In de beleidsnota staat heel duidelijk dat preventie en ontrading van alle drugs, legale en illegale, prioritair zijn.

In de beleidsnota staan dus zowel voorstellen die al in uitvoering zijn als andere die nog uitgewerkt moeten worden.

Mevrouw Iris Van Riet (VLD). - Ik dank de minister voor het duidelijke antwoord. Ik ben het ermee eens dat een test het probleem niet oplost. Ik vind ook dat als men het de ouders gemakkelijker wil maken om thuis hun kinderen te testen, voorzichtigheid geboden is. Ik pleit ervoor dat ze in dat geval een beroep zouden doen op een vertrouwenspersoon, waardoor het al dan niet vermeend verbruik van drugs bespreekbaar wordt. De betrokken firma die de test in Spanje op de markt brengt, heeft me documenten geë-maild om te bewijzen dat de test door de Food and Drug Administration is goedgekeurd. Vooraleer de test op onze markt wordt gebracht, moeten we zekerheid hebben over de betrouwbaarheid ervan en zorgen voor de nodige omkadering.

Omdat de test gebruikt kan worden door ouders, scholen, bedrijven is het niet uitgesloten dat daardoor de weerbaarheid van de jongeren wordt verhoogd. Jongeren kunnen soms moeilijk aan de groepsdruk weerstaan. Als ze weten dat ze thuis getest kunnen worden, kan dat hen helpen neen te zeggen en geen drugs te gebruiken. Die testmethode biedt ook het voordeel dat ze de integriteit van de jongeren niet aantast, wat bij een urinetest meestal wel zo ervaren wordt.

Ook voor spoeddiensten in ziekenhuizen kan de test interessant zijn omdat bij de toediening van medicijnen rekening moet worden gehouden met mogelijk drugsgebruik.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - We moeten een onderscheid maken tussen het professioneel gebruik van de tests en het gebruik ervan in een relatie ouder-kind.

Ik verzet mij nogal tegen het gebruik van dergelijke tests in de relaties van ouders met hun kinderen.

Mevrouw Iris Van Riet (VLD). - Ik begrijp dat de minister nogal weigerachtig is. Ik pleit er dan ook voor dat de tests zouden worden afgenomen door een huisarts, een hulpverlener of een leraar op school. Het zou voor vele ouders een geruststelling zijn om te weten dat de tests bestaan. Ze maken een dialoog met de kinderen mogelijk en kunnen een afschrikkend effect hebben. Natuurlijk is het slechts een manier om de ernst van de situatie in te schatten en is het geen oplossing. Het is een hulpmiddel dat de fysieke integriteit niet aantast.

-Het incident is gesloten.

Vraag om uitleg van de heer Josy Dubié aan de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, over «de ernstige ontsporingen bij het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars» (nr. 2-921)

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Drie van de vier beroepsorganisaties uit de sector hebben mij gemeld dat de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BIV) enkele gebreken vertoont.

Vanaf de oprichting van het Instituut in 1995 werd door beroepsmensen, juristen en uw ministerie kritiek uitgeoefend op de gebrekkige werking en de corporatistische ontsporingen.

Een eerste punt van kritiek is de verplichte aanvullende opleiding van de vastgoedmakelaars, zowel de stagiairs als de titularissen.

De leiders van het BIV kennen de aanvullende opleiding van de stagiairs uitsluitend toe aan vzw's waarvan zij stichter of lid zijn of waar zij les geven. Die vzw's zijn emanaties van de vakbonden, vooral de CIB, de Confederatie van Immobiliënberoepen, waaruit ook de macht van het BIV voortvloeit, die de vzw's financiert met de bijdragen van de vastgoedmakelaars.

De CIB is één van de twee organisaties die de reglementering van de toegang tot en de uitoefening van het beroep hebben gevraagd.

Met de toekenning van de opleiding bezondigen personen die belast zijn met een openbare dienstverlening zich dus aan belangenvermenging.

De vzw die deze opleiding mag geven in het noorden van het land vraagt meer lesgeld aan niet-leden van de CIB. Dat is een ernstige inbreuk op de vrijheid van vereniging.

Uw ministerie heeft het BIV ten zeerste aanbevolen een einde te maken aan het monopolie van de vzw's. De CIB-leiders die aan de macht zijn bij het BIV hebben dat monopolie totnogtoe verlengd. Voor 2003 werd de markt niet vrijgemaakt hoewel er al jaren talrijke instellingen bestaan die een geschikte opleiding geven.

Wat de verplichte permanente opleiding van de vastgoedmakelaars-titularissen betreft, probeert het BIV, nu de termijn voor de toewijzing van de opdracht loopt, de reglementaire voorwaarden voor de erkenning van de cursussen te wijzigen. Het wil voortaan kunnen nagaan dat de lesgevers deontologie een correcte analyse en interpretatie hebben van de reglementen van het BIV, wat volledig in strijd is met het principe van het vrije onderzoek en de academische vrijheid.

Overigens blijkt ook dat de uren van identieke cursussen, bijvoorbeeld cursussen recht, door de CIB-leiders bij het BIV verschillend gewogen worden, naargelang de instellingen die ze geven afhangen van het CIB of niet.

De BIV-werkgroepen die de dossiers voor de erkenning van de cursussen moeten behandelen, zouden bijna uitsluitend zijn samengesteld uit verantwoordelijken van de CIB, dus uit personen die rechter en partij zijn in dossiers van hun eigen organisaties en vooral ook van concurrerende instellingen en organisaties.

Een tweede punt betreft de gunning van een juridische gegevensbank, de KULAK-opdracht genoemd.

De CIB-meerderheid in het BIV heeft beslist de aanmaak, door de KUL, van een juridische gegevensbank met betrekking tot vastgoed en bestemd voor de volledige Belgische markt, te financieren.

Het BIV heeft de KUL al bijna 500.000 euro betaald voor de aanmaak van die gegevensbank.

De voorzitter en de penningmeester van het BIV - twee van de drie leden van het uitvoerend bureau van het BIV - zijn leden van een commissie programma's en lesgevers aan de KUL. Ze hebben ook een leidende functie bij het CIB.

Voor gespecialiseerde juristen en informatici is de gegevensbank slecht ontworpen, onoverzichtelijk en ingewikkeld.

De vastgoedmakelaars, hoofdzakelijk niet-universitair opgeleiden, zeggen dat ze niet over de tijd en de opleiding beschikken om de duizenden teksten over het Belgische vastgoedrecht te raadplegen. Daarom beschikken hun vakbonden over diensten voor juridische bijstand.

Gebleken is dat deze dure gegevensbank in de praktijk al rechtstreeks en gratis toegankelijk is voor alle internetgebruikers en dat de website van het ministerie van Justitie, via een eenvoudige zoekmodule, al gratis toegang biedt tot de rechtsspraak, de rechtsleer en de wetteksten met betrekking tot het beroep.

Ik heb ook vernomen dat het BIV van de KUL kortingen eist op de prijs voor de verdeling van de databank aan andere personen dan vastgoedmakelaars. Het zou de KUL ook verboden hebben de Cd-rom waarop de databank staat, onder een bepaalde prijs aan derden te verstrekken.

Deze praktijk is niet toegestaan door de kaderwet die het beroep regelt. Die bepaalt immers dat de werking van het beroepsinstituut gefinancierd wordt via bijdragen en giften.

Ten derde is er het probleem van de dossierrechten. Het BIV vraagt aan kandidaat-stagiairs en kandidaat-titularissen, naast hun bijdrage, honderden euro dossierrechten bij hun aanvraag om inschrijving of bij administratieve wijzigingen van hun inschrijving. Die rechten worden zelfs niet terugbetaald als hun inschrijving geweigerd wordt.

Ten vierde, de internationale bijdragen. Het BIV geeft elk jaar ongeveer 25.000 euro als bijdrage aan internationale organisaties waarvan de CIB lid is, terwijl het BIV geen equivalent heeft in Europa.

De CIB-leiding in het BIV geeft officieel toe dat sedert het begin geen enkele tegenprestatie werd geleverd voor de betaling van die bijdragen, dat het lidmaatschap voor het BIV dus niets heeft opgebracht en dat het BIV eigenlijk de lidmaatschapsbijdrage van de CIB bij de betrokken organisaties betaalt.

Als vijfde punt is er de toegang tot het archief. Oorspronkelijk mochten de verkozen leden van de nationale raad kennis nemen van alle stukken van het instituut, behalve die met betrekking tot de procedures van de administratieve en tuchtkamers. Het BIV heeft die mogelijkheid geschrapt.

Een nieuw reglement dat u hebt goedgekeurd, maakt alleen nog een beperkte toegang mogelijk tot de briefwisseling van het lopende dienstjaar.

Die ondoorzichtigheid versterkt het wantrouwen tegenover het BIV. De CIB heeft immers, na de professionele verkiezingen van 2000, een financiële doorlichting geweigerd, hoewel uw voorganger die principieel had aanvaard.

Ten zesde is er het dossier van de administratieve en tuchtkamers.

De wet bepaalt dat de uitvoerende kamers van eerste aanleg van het BIV samengesteld zijn uit vastgoedmakelaars die door hun gelijken worden gekozen en dat een door de Koning benoemde magistraat of advocaat de beroepskamers voorzit.

De Koning heeft op 4 maart 2001 aan het hoofd van de uitvoerende kamers personen benoemd die niet door vastgoedmakelaars werden gekozen. Die personen zouden er door de vakbonden CIB en UIB toe aangezet zijn zich kandidaat te stellen voor het ambt van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de uitvoerende kamers. Bovendien zou de door de Koning benoemde plaatsvervangend voorzitter de jurist zijn van één van die vakbonden.

De Franstalige uitvoerende kamer heeft in september 2001 toegegeven dat ze onregelmatig is samengesteld.

De Nederlandstalige uitvoerende kamer heeft onlangs haar door de Koning benoemde voorzitter ontslagen en in zijn plaats één van haar leden benoemd, zoals in het verleden het geval was. De Franstalige uitvoerende kamer zou op het punt staan hetzelfde te doen.

Op het ogenblik dat deze vraag werd opgesteld, heeft de Franstalige uitvoerende kamer beslist haar tuchtrechtelijke activiteiten te schorsen.

Sedert maart vernietigt de Franstalige kamer van beroep van het BIV systematisch de administratieve beslissingen van de uitvoerende kamer omdat deze onregelmatig is samengesteld.

Op 23 oktober laatstleden hebt u het BIV bevolen de verkozen rechters die de uitvoerende kamers samenstellen niet langer te bezoldigen en hen geen lokalen of logistiek ter beschikking te stellen zolang ze weigeren de koninklijke besluiten toe te passen die ze verworpen hebben omdat ze niet wettig zijn.

U blokkeert dus de werking van de kamers en de toegang tot het beroep, maar u maakt ook een inbreuk op de scheiding der machten en het Strafwetboek. Dat straft de leden van administratieve korpsen die besluiten nemen die ertoe strekken bevelen te geven aan hoven of rechtbanken.

Personeelsleden van het BIV die onder het bevel staan van het uitvoerend bureau behandelen de administratieve en tuchtrechtelijke dossiers van de uitvoerende kamers, hoewel dat uitsluitend de bevoegdheid van gekozen rechters is.

Het bureau van het BIV heeft de uitvoerende kamers ook precieze schriftelijke instructies gegeven over het verloop van de zaken waartegen de uitvoerende kamers zich hebben verzet.

De voorzitter van de Franstalige kamer van beroep van het BIV blokkeert al zes maanden de tuchtprocedures als gevolg van uitspraken van die kamer waarmee het uitvoerend bureau niet tevreden is.

Bovendien werd een plaatsvervangend rechter van de kamer van beroep, die geacht wordt te oordelen over de reglementen van het BIV, benoemd als communicatieverantwoordelijke van het bureau van het BIV.

In de uitvoerende kamers wordt afgerekend met rechtstreekse concurrenten: de Franstalige voorzitter cumuleert systematisch de vervolging en de rechtsspraak, ook al heeft hij een plaatsvervanger; slechts een gedeelte van de gekozen effectieve rechters worden opgeroepen voor de administratieve zittingen en de plaatsvervangende rechters, die lid zijn van de CIB, worden opgeroepen terwijl de effectieve rechters beschikbaar zijn.

Volgens gewezen en huidige leiders van het BIV en de regeringscommissaris zou uw ministerie al enige tijd overwegen het BIV te ontbinden. Dat bevestigt u zelf in een brief van 23 oktober laatstleden. U hebt onlangs beslist de toegang tot en het beroep van landmeter-expert te reglementeren, die eveneens de activiteiten van vastgoedmakelaar mag uitoefenen, in een andere structuur dan het BIV, maar u hebt deze instelling daarvan niet op de hoogte gebracht.

Het BIV heeft geen gelijke in Europa, sedert de toegang tot het beroep van vastgoedmakelaar in Nederland werd geschrapt, als ik mij niet vergis onder meer als gevolg van corporatistische ontsporingen.

Bijna alle vastgoedmakelaars die geantwoord hebben op de enquête van het BIV zeggen er niet fier over te zijn, ontevreden te zijn en de ontbinding ervan met plezier te aanvaarden als de toegang tot het beroep op een andere wijze behouden wordt.

Ook in Vlaanderen rijst het verzet. Daar ontstaan vakbonden, zoals de Vlaamse VastgoedFederatie, die de misbruiken hekelen van de vakbond die aan de macht is. Alle vakbonden menen dat het BIV geen voeling heeft met de dagelijkse noden en praktijken, dat het een organisatie is die geld geeft aan de vakbond die aan de macht is, alleen om de belangen van enkelen te verdedigen. Daarvoor bestaat een woord: maffiapraktijken.

Het BIV is geen vakbond, het is een neutrale instelling die bevoegd is voor de toegang tot en de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar.

Kan de minister, gelet op deze ernstige feiten en de gebrekkige werking, het BIV niet ontbinden? Het instituut staat nu immers op het punt zijn begroting voor 2003 op te stellen, een begroting waarin niet eens 10% van de inkomsten wordt uitgetrokken voor de dienstverlening aan de vastgoedmakelaars. Met die ontbinding voorkomt de minister dat de vastgoedmakelaars vanaf januari nog bijdragen moeten betalen die hoofdzakelijk worden opgeslorpt door wanbeheer, ondoorzichtigheid, een overdreven papieren rompslomp, de cumulatie van ambten, overvloedige presentiegelden, vergoedingen en andere substantiële voordelen waarvoor de verantwoordelijken meer belangstelling hebben dan voor de werkelijke voortzetting van hun beroepsactiviteit.

De presentiegelden en de reiskosten van de enkele betrokken verantwoordelijken slorpen 12% van de ontvangen bijdragen op, of 2,7 miljoen euro.

De ontbinding zou ook een einde maken aan deze ongezonde situatie die erin bestaat dat bepaalde handelaars concurrenten kunnen schorsen en uitsluiten, vooral zij die geen lid zijn van hun vakbond, en kunnen oordelen over de toegang en de inschrijving van hun potentiële concurrenten.

Een oplossing zou erin bestaan dat de nu al geldende voorwaarden voor de toegang tot het beroep - zoals diploma's of ervaring - behouden worden en dat het onderzoek daarvan wordt toevertrouwd aan een onafhankelijke instelling, zoals de Kamer voor ambachten en neringen.

De eventuele deontologische regels zouden worden uitgewerkt door een commissie die samengesteld is uit vertegenwoordigers van het beroep, vertegenwoordigers van bepaalde ministeries - Consumentenzaken, Middenstand - en van organisaties die beroepsmensen en consumenten verdedigen. Ze zouden voor de burgerlijke rechtbanken en de rechtbanken van koophandel als leidraad dienen bij de beoordeling van de beroepsverantwoordelijkheid van de betrokkenen.

Kan de minister, punt per punt, een verklaring geven over deze ernstige situatie, die een volledige beroepsgroep treft? Welke maatregelen zal hij nemen om deze situatie te verbeteren of er een einde aan te maken?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand. - Ik ben uiteraard op de hoogte van de problemen met betrekking tot het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars. Dezelfde feiten worden onder meer ook gehekeld door `Réflexions immobilières', dat zeven van de achttien gekozenen van de Nationale raad telt, die vooral in Brussel en omgeving werken. Sedert de aanvang van zijn huidig mandaat heeft Réflexions immobilières in de raad systematisch oppositie gevoerd en is het zelfs regelmatig afwezig gebleven om de werking van de raad te verhinderen.

Ik sta eerder kritisch tegenover de vaak harde beweringen.

We zorgen ervoor dat de bijdragen redelijk blijven. Thans is die bijdrage 326 euro en dat is duidelijk minder dan wat andere instellingen of ordes vragen, waarop de regering geen toezicht uitoefent, en die dus over meer financiële middelen beschikken.

De rekeningen van het Instituut worden gecontroleerd door twee commissarissen voor de rekeningen en een bedrijfsrevisor.

De permanente opleiding die geldt voor alle intellectuele beroepen in de sector van de dienstverlening, is des te meer vereist voor de vastgoedmakelaars, gelet op de brede waaier van diploma's die toegang geven tot het beroep. Ik zie erop toe dat het aantal uren niet te hoog is, dat de kostprijs redelijk is en het aanbod gevarieerd blijft. Ik heb het aantal uren bijkomende opleiding voor stagiairs trouwens van 128 tot 60 teruggebracht.

De permanente opleiding is een sector van het BIV die zich thans in volle ontwikkeling bevindt en waarop we inderdaad nauwlettend moeten toezien.

U had het ook over het KULAK-dossier. Het initiatief voor die juridische gegevensbank kadert in de wettelijke bevoegdheid van de Nationale raad om maatregelen te nemen met het oog op de beroepsvervolmaking en de opleiding van de leden. De inhoud daarvan is uiteraard voor verbetering vatbaar, maar dat is altijd het geval. De gekozen leden van Réflexions immobilières kunnen er positief aan meewerken, binnen het kader van de Nationale raad.

De dossierrechten vormen een normale bijdrage in de kostprijs van de administratieve verwerking van de dossiers. Op mijn verzoek zal de bijdrage van de stagiairs vanaf 2003 overigens worden verminderd.

De internationale bijdragen maken het mogelijk geïnformeerd te blijven over de situatie van het vastgoedberoep in de andere landen van de Unie. Het BIV is van plan te evalueren wat die bijdrage oplevert.

Wat de toegang tot het archief betreft, heb ik, in tegenstelling tot wat u beweert, het reglement van interne orde van het BIV nog niet goedgekeurd.

De toegang tot de dossiers zorgt niet voor problemen als het verzoek redelijk is en als de leden van het Instituut daarvoor niet dagenlang moeten worden ingeschakeld, zoals onlangs het geval was.

De uitvoerende kamers van het BIV hebben verklaard dat ze onwettig zijn samengesteld omdat ze meenden dat het koninklijk besluit dat bepaalt dat de voorzitter magistraat of advocaat moet zijn, strijdig is met de kaderwet van 1 maart 1976.

In dat verband lopen de juridische meningen uiteen. Bovendien meent de uitvoerende kamer van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten dat zij op wettige wijze is samengesteld. Uit voorzorg heb ik echter voorgesteld dat in de wet zou worden bepaald dat de voorzitter magistraat of advocaat moet zijn. Zodra de wet bekendgemaakt is, is het probleem opgelost.

Een eventuele ontbinding van het Instituut is niet echt aan de orde. Het beroep wordt gereglementeerd en gecontroleerd. De stage, de permanente opleiding en de deontologische regels worden georganiseerd. Een andere oplossing kan eventueel in aanmerking worden genomen als de conflicten tussen de beroepsmensen in het BIV, zowel in de Nationale Raad als in de Kamers blijven duren en zo het beroep schade zouden berokkenen.

Een reglementering van het beroep is ten zeerste wenselijk, maar de vastgoedmakelaars moeten door hun gedrag bewijzen dat ze een andere reglementering verdienen, naar het voorbeeld van de vrije beroepen.

Anders kunnen andere oplossingen worden overwogen, zoals een administratieve commissie, samengesteld uit een magistraat, ambtenaren en vertegenwoordigers van het beroep.

Er bestaan wel enkele twijfelachtige dossiers en details. We kunnen een werkvergadering houden met mijn medewerkers om alles op een rijtje te zetten en de geruchten te onderscheiden van de echte problemen, ongeacht of ze betrekking hebben op het Instituut of tot mijn bevoegdheid als minister van Middenstand behoren.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - De minister wees erop dat veel kritiek afkomstig is van Réflexions immobilières.

Ik heb er in het begin van mijn vraag op gewezen dat drie van de vier belangrijkste organisaties die vastgoedmakelaars vertegenwoordigen uiterst kritisch zijn over de werking.

Vindt de minister niet dat de beste oplossing erin bestaat een externe, onafhankelijke audit te vragen om de werkwijze van deze instelling te evalueren en aan de hand daarvan het systeem te verbeteren?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand. - Ik weiger nooit een externe audit in dergelijke gevallen, maar in deze situatie zou het beter zijn eerst een informeel onderzoek in te stellen.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Ik begrijp dus dat we samen de situatie ten gronde kunnen bestuderen en dat een audit tot de mogelijkheden behoort.

-Het incident is gesloten.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergaderingen vinden plaats vrijdag 20 december 2002 om 14.30 uur en eventueel om 19 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 21.40 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de heer Steverlynck, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 59
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Stemming 2

Aanwezig: 59
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Stemming 3

Nederlandse taalgroep

Aanwezig: 35
Voor: 27
Tegen: 0
Onthoudingen: 8

Voor

Marcel Colla, Sabine de Bethune, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, André Geens, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Guy Moens, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, Jan Remans, Martine Taelman, Erika Thijs, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Vincent Van Quickenborne, Wim Verreycken.

Franse taalgroep

Aanwezig: 26
Voor: 26
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Josy Dubié, Paul Galand, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Jean-Pierre Malmendier, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Francis Poty, François Roelants du Vivier, René Thissen, Magdeleine Willame-Boonen.

Duitstalige gemeenschapssenator

Voor

Louis Siquet.

Stemming 4

Aanwezig: 62
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Stemming 5

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 6

Aanwezig: 61
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Hugo Vandenberghe.

Stemming 7

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 8

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 9

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 10

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 5
Onthoudingen: 12

Voor

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, René Thissen, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Stemming 11

Aanwezig: 61
Voor: 16
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 12

Aanwezig: 61
Voor: 44
Tegen: 5
Onthoudingen: 12

Voor

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, René Thissen, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Stemming 13

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 14

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

Voor

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Stemming 15

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 16

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 17

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 5
Onthoudingen: 12

Voor

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, René Thissen, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Stemming 18

Aanwezig: 62
Voor: 17
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 19

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

Voor

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Stemming 20

Aanwezig: 61
Voor: 17
Tegen: 44
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Tegen

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 21

Aanwezig: 62
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

Voor

Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen.

Stemming 22

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 23

Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 24

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Stemming 25

Aanwezig: 63
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 8

Voor

Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Colla, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Frank Creyelman, Marie Nagy, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstel

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, teneinde organisaties van private personen te verbieden die tot doel hebben de door de wet met de controle op de politiediensten belaste organen te vervangen of in hun plaats op te treden (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 2-1398/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Voorstel van resolutie

Voorstel van resolutie ter ondersteuning van het vrouwelijk ondernemerschap (van mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 2-1397/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

van de heer Frans Lozie aan de minister van Justitie over "de betrokkenheid van politiemensen en een overleden onderzoeksrechter in Namen bij de uitlokking of het organiseren van een grootschalige BTW-fraude bij handel in gsm-toestellen" (nr. 2-933)

van mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Justitie over "de juridische bijstand" (nr. 2-934)

van mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Landsverdediging over "het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oudstrijders en Oorlogsslachtoffers (NIOOO)" (nr. 2-935)

van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie van de oproepnummers 100 en 101" (nr. 2-936)

-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

Evocaties

De Senaat heeft bij boodschappen van 14, 16, 17 en 19 december 2002 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van:

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Stuk 2-1367/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsontwerp houdende de inrichting van de functie van veiligheidsbeambte met het oog op de uitvoering van taken die betrekking hebben op de politie van hoven en rechtbanken en de overbrenging van gevangenen (Stuk 2-1377/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot instelling van een basis-bankdienst (Stuk 2-1379/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Ontwerp van programmawet 1 (Stuk 2-1390/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de volgende commissies:

-commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden;

-commissie voor de Sociale Aangelegenheden;

-commissie voor de Justitie;

-commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden;

-commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 2-1393/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen op het stuk van milieutaksen en ecobonussen (Stuk 2-1395/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (Stuk 2-1396/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid (Stuk 2-1402/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Non-evocatie

Bij boodschap van 17 december 2002 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de koninklijke bekrachtiging, het volgende niet geëvoceerde wetsontwerp:

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van de Land-, de Lucht- en de Zeemacht en van de Medische dienst (Stuk 2-1366/1).

-Voor kennisgeving aangenomen.

Boodschappen van de Kamer

Bij boodschappen van 13, 16 en 18 december 2002 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dagen werden aangenomen:

Artikel 77 van de Grondwet

Ontwerp van programmawet 2 (Stuk 2-1391/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsontwerp betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van ... met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 2-1392/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Artikel 78 van de Grondwet

Wetsontwerp met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 2-1393/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 14 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 14 januari 2003.

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht (Stuk 2-1394/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 16 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is donderdag 16 januari 2003.

Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, met betrekking tot de verlaging van het expeditierecht (Stuk 2-1403/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 20 januari 2003.

Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de opheffing van de in tijd beperkte niet-omwisselbaarheid van certificaten (Stuk 2-1407/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 20 januari 2003.

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen aan de wetgeving betreffende pensioenen van de openbare sector (Stuk 2-1408/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 20 januari 2003.

Wetsontwerp houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking gesteld van de federale politie (Stuk 2-1410/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 20 januari 2003.

Wetsontwerp betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen (Stuk 2-1411/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 20 januari 2003.

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42 en 44 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Stuk 2-1412/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 20 januari 2003.

Artikel 80 van de Grondwet

Ontwerp van programmawet 1 (Stuk 2-1390/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 14 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 29 januari 2003.

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de volgende commissies:

-commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden;

-commissie voor de Sociale Aangelegenheden;

-commissie voor de Justitie;

-commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden;

-commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen op het stuk van milieutaksen en ecobonussen (Stuk 2-1395/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 14 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is donderdag 9 januari 2003.

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (Stuk 2-1396/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 17 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is maandag 13 januari 2003.

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid (Stuk 2-1402/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 14 januari 2003.

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsontwerp tot bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen met toepassing van de artikelen 38 en 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Stuk 2-1404/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is donderdag 9 januari 2003.

Wetsontwerp betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid (Stuk 2-1405/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is donderdag 9 januari 2003.

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de veralgemening van de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (Stuk 2-1406/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 19 december 2002; de uiterste datum voor evocatie is donderdag 9 januari 2003.

Arbitragehof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Bij brief van 4 december 2002 heeft de voorzitter van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 4 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen aan de Senaat overgezonden, het verslag van november 2002 betreffende de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de loonkosten.

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Nationale Arbeidsraad

Bij brief van 10 december 2002 heeft de voorzitter van de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, aan de Senaat overgezonden:

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 3 december 2002.

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS)

Bij brief van 13 december 2002 heeft de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, overeenkomstig artikel 179, §2, 13º, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2001 van de Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, alsook de geconsolideerde jaarrekeningen en het verslag van de commissaris-revisor.

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Verzoekschrift

Bij brief van 4 december 2002 heeft de burgemeester van Havelange, aan de Senaat overgezonden een motie met het verzoek te werken in het voordeel van de bevrijding van mevrouw Ingrid Betancourt.

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Europees Parlement

Bij brief van 13 december 2002 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 18 tot 21 november 2002.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.