2-220

2-220

Belgische Senaat

2-220

Handelingen - Nederlandse versie

WOENSDAG 17 JULI 2002 - OCHTENDVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Wetsontwerp betreffende het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media (Stuk 2-1155)

Wetsontwerp betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (Stuk 2-1177) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (Stuk 2-1232) (Evocatieprocedure)

Wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten voor minderjarigen (van mevrouw Kathy Lindekens, Stuk 2-256)

Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord (van mevrouw Sabine de Bethune c.s., Stuk 2-554)

Wetsvoorstel betreffende het recht van minderjarigen op toegang tot de rechter (van mevrouw Martine Taelman c.s., Stuk 2-626)

Stemmingen

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 9.45 uur.)

Wetsontwerp betreffende het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media (Stuk 2-1155)

Algemene bespreking

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V), corapporteur. - Ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

Mevrouw Martine Taelman (VLD), corapporteur. - Ik verwijs eveneens naar het schriftelijk verslag.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dit wetsontwerp betreft een derde reeks van maatregelen ter bescherming van de getuigen. De getuige zal in bijzondere omstandigheden kunnen worden gehoord via een videoconferentie, een gesloten televisiecircuit of een teleconferentie. Deze bijzondere modaliteiten van verhoor zijn mogelijk zowel in de opsporingsfase als voor de bodemrechter.

Dit ontwerp had behandeld moeten worden samen met de ontwerpen op de anonieme getuigen en op de bescherming van bedreigde getuigen. De minister verzekerde ons dat deze ontwerpen niet zouden leiden tot een versnippering van de dossiers omdat ze door dezelfde werkgroep van eminente specialisten waren opgesteld. We hebben meermaals gepleit voor een geïntegreerde wet die alle mogelijke instrumenten ter bestrijding van de georganiseerde misdaad omvat. De opvolgingscommissie had zich unaniem achter deze werkwijze geschaard.

De regering heeft deze weg echter niet bewandeld. Noch uit de memorie van toelichting, noch uit het dispositief van het ontwerp blijkt duidelijk hoe deze drie ontwerpen zich tot elkaar verhouden. Zo wordt bijvoorbeeld in het voorgestelde artikel 112 van het wetboek van Strafvordering het verhoor van een getuige door middel van een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit mogelijk gemaakt, op voorwaarde dat de getuige de beschermingsmaatregelen heeft genoten waartoe besloten is door de getuigenbeschermingscommissie, ingesteld door de wet op de bescherming van bedreigde getuigen.

Bij deze beschermingsmaatregelen is er inzonderheid sprake van een verandering van de identiteit van die getuige en zelfs van diens familieleden die onder hetzelfde dak wonen. De vraag rijst of de getuige die in rechte gehoord wordt door middel van een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit, zijn nieuwe identiteit zal moeten bekend maken of daarentegen onder zijn vroegere identiteit zal getuigen. Tijdens de bespreking van het ontwerp op de bescherming van bedreigde getuigen werd er reeds op gewezen dat de mogelijkheid om te getuigen onder een oude identiteit uitdrukkelijk moest worden opgenomen in het wetboek van Strafvordering.

Overigens wordt in het voorgestelde artikel 112, paragraaf 3, van het wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk bepaald dat de officier van gerechtelijke politie of de politieambtenaar die in hetzelfde vertrek aanwezig is als de getuige tijdens diens verhoor, de identiteit van de te horen persoon moet verifiëren. Moet alleen het lid van de politie deze identiteit kennen of moet deze ook bekendgemaakt worden aan de onderzoeksrechter of aan de procureur des Konings overeenkomstig de artikelen 47bis en 75 van het wetboek van Strafvordering? Als het voorgestelde artikel 112 inderdaad niet afwijkt van de artikelen 47bis en 75, moet dit duidelijker worden bepaald.

Collega Vandenberghe zal op nog andere incoherenties wijzen. We hebben alleszins grote vragen bij de overlappingen en leemten die zijn ontstaan door de werkwijze van de regering om niet het geheel van de bescherming van getuigen in één groot ontwerp voor te leggen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Er bestaat een zekere incoherentie met de wet betreffende de anonieme getuigen. In de wetgeving bestaat momenteel de mogelijkheid niet voor zulke getuigen om gehoord te worden door middel van een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit. Het lijkt ons nochtans evident een verband te leggen tussen dit wetsontwerp en de wetten betreffende de anonieme getuigen en de bescherming van de bedreigde getuigen.

De anonieme en de bedreigde getuigen die op het rijksgebied verblijven, moeten eveneens kunnen worden verhoord door middel van een tele- en videoconferentie. Eergisteren las ik in dit verband nochtans in een persartikel dat dit systeem niet zou functioneren bij de rechtbanken waar het werd uitgeprobeerd. Alleszins vormt het een essentieel element van de bescherming van de getuigen.

Het verheugt ons dat het verhoor door middel van videoconferentie ook openstaat voor de verdachten. Dit betekent een significante stap vooruit ten opzichte van de ontwerpen met betrekking tot de anonieme getuigen en de beschermde getuigen. We menen evenwel dat ook de formeel in verdenking gestelden van deze maatregel moeten kunnen genieten, ongeacht of ze in het binnen- of buitenland verblijven. Deze redenering geldt uiteraard ook voor de beschermde en anonieme getuigen.

Een coherente wet bevordert de leesbaarheid van het recht. In feite had men een getuigenwet kunnen opstellen, waarin alle mogelijke situaties van de getuigen zijn opgenomen, zodat via het trefwoord `getuige' de getuigenwet, de anoniemegetuigenwet, de beschermdegetuigenwet en dergelijke kunnen worden teruggevonden. Ik weet echter dat men steeds onduidelijkheid schept als men gebreken wil verbergen. Ik weet trouwens hoe dat moet gebeuren.

Hoewel het een wetsontwerp met goede bedoeling is, vormt dit toch wel een tekortkoming. Dit heeft ons ertoe aangezet amendementen in te dienen. Zoals blijkt uit het advies van de Raad van State is de geldigheid van paragraaf 3 van artikel 112 van het wetboek van Strafvordering afhankelijk van de aanwezigheid van een buitenlandse justitiële autoriteit die de identiteit van de getuige controleert. Op zich is die bepaling niet vatbaar voor kritiek. De werkzaamheid ervan hangt evenwel af van de implementatie van de internationale wederzijdse rechtshulp.

Deze zou kunnen resulteren uit de ratificatie door België van de Akte van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.

Dezelfde opmerking geldt voor het verhoor van een getuige of een deskundige via een teleconferentie. Ik verwijs in dit verband naar paragraaf 3 van artikel 112bis.

België kent traditioneel een zekere achterstand inzake de ratificatie van internationale instrumenten, zodat de minister zal moeten toezien op een snelle ratificatie van de desbetreffende verdragen.

In paragraaf 4 wordt voorzien in het opmaken van een proces-verbaal waarin "de belangrijkste elementen van het onderhoud, en eventueel de meest relevante passages vermeld worden". Uit deze bepaling blijkt evenwel niet duidelijk wie belast wordt met de redactie van dat proces-verbaal.

Krachtens artikel 76 van het wetboek van Strafvordering wordt de onderzoeksrechter daarbij door een griffier bijgestaan. Zal het proces-verbaal in casu ook door die griffier worden opgesteld of door het lid van de politie dat de getuige zal vergezellen?

Wat gebeurt overigens met de ondertekening van het proces-verbaal door de getuige, wat vereist wordt krachtens het voornoemde artikel 76, als het proces-verbaal opgesteld is door de griffier en de getuige in het buitenland is op het ogenblik van het verhoor?

Hoe dan ook moet het lid van de politie dat het gehoor bijwoont aan de zijde van de getuige, zelf ook een proces-verbaal opstellen van de vaststellingen die hij heeft gedaan met betrekking tot de identiteit van de getuige. Dit proces-verbaal moet door de getuige zelf worden ondertekend. Indien het proces-verbaal van de onderzoeksrechter of de procureur des Konings niet door de getuige wordt ondertekend, dan moet dit in de wet worden gepreciseerd, wat in het huidige ontwerp niet is gebeurd. Op dit punt kan de tekst dus worden aangevuld en artikel 76 van het wetboek van Strafvordering dient te worden aangepast om met deze specifieke situatie rekening te houden. We dienen daartoe een amendement in.

Artikel 112ter geeft de procureur des Konings of de onderzoeksrechter de mogelijkheid om de audiovisuele of de auditieve opname van een verhoor te bevelen. De voorgestelde bepaling vertoont veel gelijkenis met het voorgestelde artikel 112. Ik verwijs dus naar de opmerkingen in verband met die bepaling.

Paragraaf 4 voorziet in de volledige en letterlijke overschrijving van het verhoor van de persoon, op verzoek van de onderzoeksrechter, de procureur des Konings of de partijen die in het geding betrokken zijn. Hierbij wordt eveneens bepaald dat in deze overschrijving "het gedrag en de uitdrukkingen van de gehoorde persoon (worden) weergegeven. De overschrijving wordt zo spoedig mogelijk bij het dossier gevoegd". Aangezien het om de opname van een teleconferentie gaat, kan alleen het lid van de politie dat aan de zijde van de gehoorde persoon staat, verslag uitbrengen van de gedragingen en de houding van die persoon. Kunnen we bijgevolg daaruit afleiden dat wel degelijk die politieman belast wordt met die vaststellingen? De meest geschikte persoon om deze overschrijving te doen lijkt wel degelijk het lid van de politie dat een proces-verbaal dient op te stellen waarin het gedrag en de uitdrukkingen van de gehoorde persoon worden weergegeven. Ook hier dienen we opnieuw ons amendement in om dit te preciseren.

Artikel 3 voorziet in de mogelijk om tijdens de procedure ten gronde een bedreigde getuige of een getuige die in het buitenland is te horen door middel van een videoconferentie. Om voor een zeker evenwicht te zorgen tussen de naleving van de rechten van de verdediging en de bescherming van de getuige, wordt bepaald dat wanneer de getuigenis gegeven is in de context van een videoconferentie, een gesloten televisiecircuit of een teleconferentie met stem- en beeldvervorming, deze verklaringen slechts in aanmerking worden genomen als bewijs op voorwaarde dat ze "in afdoende mate steun vinden in andersoortige bewijsmiddelen". Dit artikel steunt duidelijk op dezelfde ratio legis als artikel 189bis van het wetboek van Strafvordering inzake het gebruik van anonieme getuigen en we zijn dan ook van mening dat in beide gevallen dezelfde bewoordingen moeten worden gebruikt. Daarom dienen we ons amendement opnieuw in.

Ter afronding wil ik de grote auteur Balzac parafraseren, al wil ik mezelf natuurlijk niet met hem vergelijken, des te meer omdat dat zeer ongepast is in het jaar van Victor Hugo. Iedereen die aan politiek wil doen, moet echter Balzac lezen en niet de marketingmensen en de politieke commentatoren. In de literatuur zal hij immers veel meer vernemen over het maatschappelijk en menselijk leven dan in de zeer dure werken waarvan de prijs omgekeerd evenredig is met de draagwijdte van de verkondigde ideeën. Balzac zei: "Het volstaat niet om goede intenties te hebben om een goed literator te zijn." Daar moet ik altijd aan denken wanneer ik de realisaties van de regering bekijk. Goede bedoelingen... de regering heeft ze te over en etaleert ze ook voortdurend, maar ze volstaan niet om een efficiënt veiligheidsbeleid uit te bouwen. In het recht gaan snel en efficiënt trouwens zelden samen.

Om in het recht efficiënt te werken, moet je enige hoogte van visie, hauteur de vue, hebben. Hoogte winnen vergt tijd. Platvloerse analyses kunnen snel worden gemaakt, maar om een overzicht te verwerven, moet je een zekere abstractie kunnen maken en een zekere afstand in tijd en ruimte kunnen nemen. Wie daar niet de tijd voor neemt, zal nooit genoeg creativiteit aan de dag leggen om originele combinaties en originele oplossingen te vinden.

Ik erken dat de materie heel complex is, maar de manier waarop paarsgroen die gedurende drie jaar heeft aangepakt, is niet erg positief. Dat zeg ik niet vanuit een vooringenomen negatieve ingesteldheid, die sommige mij aanwrijven. Dat ligt trouwens niet in mijn geaardheid. De CD&V-fractie heeft vaak positieve oplossingen verdedigd en heeft vandaag het recht om een balans op te maken met een actief- en een passiefzijde. Er staan zeker wetsontwerpen aan de actiefzijde en die heeft onze fractie dan ook mee goedgekeurd of er zeker niet tegen gestemd. Wat we missen is dat de regering in haar eerste jaar niet één groot justitieel verhaal heeft kunnen brengen, met daarin de diverse grote knelpunten in de bestrijding van de nieuwe vormen van criminaliteit, zoals de georganiseerde criminaliteit. Daarbij had ze specifieke punten als de bedreigde getuigen, de anonieme getuigen, de bijzondere opsporingstechnieken, de nieuwe bewijsregelingen, de modernisering van het strafprocesrecht, de positie van het slachtoffer en dergelijke in een grote visie en derhalve in een grote tekst naar voren kunnen brengen.

Blijkbaar wil de jongste tijd zowat iedereen naar Toscane, dat de paarsgroene meerderheid tot een nieuw bedevaartsoord heeft uitgeroepen. Wie in de kijker wil komen, moet vandaag naar Toscane.

De voorzitter. - Gaat u ook niet, mijnheer Vandenberghe?

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Niet naar Toscane, wel naar Firenze en dat is niet bepaald een bedevaartsoord, mijnheer de voorzitter. Als je de kunstwerken in de Uffizi en de andere prachtige musea van Firenze bekijkt, dan treffen in de grote meesterwerken altijd opnieuw de indrukwekkende samenvoegingen van verschillende elementen, de vele vormen van harmonie van kleur en vorm, waardoor ze een bepaalde gedachte uitdrukken, ook al wordt daar geen woord bij gebruikt. Zoals men weet is ook een jurist in wezen een kunstenaar. Hij moet daarom in die musea rondlopen om te zien hoe die andere kunstenaars al die verschillende elementen hebben samengevoegd tot een groot meesterwerk, dat de tijd overstijgt. Al die kleine wetjes op een kleine schaal, zonder enige samenhang of harmonie zullen nooit enige verwondering uitlokken. Natuurlijk zijn daar ook wel een paar wetjes bij die we konden goedkeuren, maar van de visie en de uitdaging van de regeerverklaring vind ik niet veel terug. De paarsgroene regering beloofde bij haar aantreden toch dat zij, na vijftig jaar politiek obscurantisme waarmee de CVP het land tot aan de rand van de afgrond had gebracht en tot in de duistere middeleeuwen teruggevoerd, met een totaalvisie al de problemen zou aanpakken. In de balans van drie jaar paarsgroen beleid, is daar niet veel van te merken.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1590/6.)

De voorzitter. - Artikel 2 luidt:

Op dit artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 1 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De ontwerper heeft terecht de mogelijkheid gegeven aan de verdachte en een beschermde getuige om via een videoconferentie te worden verhoord. Het verhoren van een getuige op afstand kan een essentieel element zijn van de bescherming van de getuige. Evenwel dient deze maatregel niet te worden beperkt tot de verdachte of de beschermde getuige die in het buitenland vertoeft, maar tevens te worden uitgebreid tot dergelijke getuigen die in het land verblijven. Het gelijkheidsbeginsel vereist immers dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen getuigen naargelang de plaats van hun verblijf.

Om dezelfde reden dient deze mogelijkheid open te staan voor de getuigen aan wie gedeeltelijke anonimiteit werd verleend en die derhalve voor de rechtbank dienen te verschijnen.

Tenslotte dient het verhoor op afstand ook mogelijk te zijn voor de inverdenkinggestelde en niet alleen voor de verdachte. Er bestaat immers geen enkele objectieve reden die een verschil in behandeling tussen beiden zou kunnen verantwoorden.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 2 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Artikel 76 van het Wetboek van strafvordering voorziet dat de getuige het proces-verbaal van verhoor tekent. Een getuige die op afstand wordt verhoord zal in sommige gevallen in de onmogelijkheid zijn het proces-verbaal te ondertekenen. In een dergelijk geval dient hij vrijgesteld te worden van de verplichting opgelegd in artikel 76 van het Wetboek van strafvordering.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 3 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij verwijzen naar de verantwoording van amendement nr. 1.

Het spreekt voor zich dat dezelfde personen moeten kunnen getuigen door middel van een videoconferentie of door middel van een teleconferentie.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 4 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij verwijzen naar de verantwoording van amendement nr. 2.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 5 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Aangezien het om de opname van een teleconferentie gaat, kan alleen het lid van de politie dat aan de zijde van de gehoorde persoon staat, verslag uitbrengen van de gedragingen en de houding van die persoon, in de mate hij de enige is die de exacte bewoordingen de auditu heeft kunnen waarnemen.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 6 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Artikel 76 van het Wetboek van strafvordering bepaalt dat de getuige het proces-verbaal van verhoor tekent. Een getuige die op afstand wordt verhoord, zal in sommige gevallen in de onmogelijkheid zijn het proces-verbaal te ondertekenen. In een dergelijk geval dient hij vrijgesteld te worden van de verplichting opgelegd in artikel 76 van het Wetboek van strafvordering.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel heeft de heer Vandenberghe amendement 15 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dit amendement beantwoordt aan een opmerking van de Raad van State.

Wat de mogelijkheid betreft om de opname te laten onderbreken, moet in de mogelijkheid worden voorzien om de opname te onderbreken. Naar analogie met artikel 47bis, 3, van het Wetboek van strafvordering, waarin wordt gesteld dat in het proces-verbaal van het verhoor inzonderheid de uren vermeld moeten worden waarop het verhoor onderbroken is, wordt dit artikel tevens aangepast. Het is immers een fundamenteel recht van de verhoorde persoon om tussen twee verklaringen te mogen rusten. Het opnemen van het tijdstip waarop de opname is onderbroken moet elke vorm van misbruik weren.

De voorzitter. - De heer Vandenberghe heeft amendement 16 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De tekst voorziet niet in de vernietiging van de stukken. Indien een bedreigde getuige een getuigenis heeft afgelegd die opgenomen is, kan dit de beschermingsmaatregel in het gedrang brengen. Derhalve dient men de consultatie van de opname in de tijd te beperken en te onderwerpen aan de toestemming van de Getuigenbeschermingscommissie.

De voorzitter. - Artikel 3 luidt:

Op dit artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 7 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording van amendement nr. 2.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 9 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dit artikel steunt op dezelfde logica als artikel 189bis van het Wetboek van strafvordering inzake het gebruik van anonieme getuigen. Wanneer de stem- of beeldvervorming een andere methode betreft van anonimisering van getuigenissen moeten dezelfde garanties worden geboden als bij gebruik van anonieme getuigen. Wij verkiezen derhalve het gebruik van dezelfde formulering als die van artikel 189bis van het Wetboek van strafvordering. Bovendien wekt de huidige tekst de verkeerde indruk dat getuigenissen die afgenomen zijn met behulp van beeld- en stemvervorming, door geen enkele procespartij zouden kunnen worden gebruikt tenzij er andere bewijsmiddelen voorhanden zijn. Het spreekt voor zich dat de wetgever hier duidelijk de veroordeling van de inverdenkinggestelde bedoelt. De rechtspraak van het EVRM legt aan de verdediging uiteraard geen bijzondere bewijslast op die haar ertoe zou aanzetten om systematisch ander bewijsmateriaal te moeten voorleggen alvorens zij gebruik maakt van een "geanonimiseerde" getuigenis.

Wij verkiezen derhalve de formulering te gebruiken die in de wet over de anonimiteit van de getuigen voorkomt.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 10 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dit artikel steunt op dezelfde logica als artikel 189bis van het Wetboek van Strafvordering inzake het gebruik van anonieme getuigen.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 8 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording van amendement 2.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel heeft de heer Vandenberghe amendement 18 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De getuigenis die opgenomen wordt met stemvervorming, houdt een ernstig nadeel in voor de verdediging in de mate dat het de anonimiteit van de getuige waarborgt. Deze maatregel moet derhalve beantwoorden aan de proportionaliteitsvereiste van artikel 6 van het EVRM. Bovendien dient er een zekere coherentie te zijn met de wet op de anonimiteit van de getuigen, waar tevens een bijzondere bedreiging wordt geëist voor het toekennen van de anonimiteit.

De voorzitter. - De heer Vandenberghe heeft amendement 30 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording bij amendement 16.

De voorzitter. - Artikel 5 luidt:

De voorzitter. - Op dit artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 11 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording van amendement 2.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 14 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij wensen ook hier dezelfde formulering als in artikel 189bis van het Wetboek van Strafvordering inzake het gebruik van anonieme getuigen.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 13 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ook hier wensen wij de formulering te gebruiken die in de wet over de anonimiteit van de getuigen voorkomt.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel heeft de heer Vandenberghe amendement 19 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording van amendement 18.

De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 12 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording van amendement 2. Al deze amendementen streven naar een grotere samenhang tussen de beschermingsmaatregelen voor de verschillende soorten getuigen.

De voorzitter. - De heer Vandenberghe heeft amendement 31 ingediend (zie stuk 2-1155/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik verwijs naar de verantwoording van amendement 16.

-De stemming over de amendementen en over de artikelen 2, 3 en 5 wordt aangehouden.

-De overige artikelen worden zonder opmerking aangenomen.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.

Wetsontwerp betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (Stuk 2-1177) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De heer Olivier de Clippele (MR), rapporteur. - Ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Daarin worden de drie Europese richtlijnen toegelicht die door dit wetsontwerp, geëvoceerd door de Senaat, worden omgezet.

Een wetsvoorstel van de heer Monfils beoogde gedeeltelijk hetzelfde doel. Het werd in de commissie besproken, maar werd ingetrokken nadat de Kamer het onderhavige, uitgebreidere ontwerp had aangenomen.

Alle amendementen werden verworpen. Het ontwerp werd in de commissie door de tien aanwezige leden eenparig goedgekeurd.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Onze fractie spreekt zijn goedkeuring uit over de omzetting van de Europese richtlijnen en de codificatie die in het voorliggende wetsontwerp met betrekking tot de beoefenaars van een vrij beroep worden tot stand gebracht. De codificatie kan weliswaar nog verder gaan en er moeten dan ook nog dringend inspanningen gebeuren.

De bespreking van dit wetsontwerp gaf ons in de commissie de mogelijkheid om de problematiek van de vrije beroepen in een iets breder kader te bespreken. Ik onderstreep enkele zaken.

Gezien het groeiende belang van de sector van de beoefenaars van een vrije beroep wenst CD&V voor deze groep een erkenning als volwaardige economische actor, met toegang tot alle overheidsstimuli, zoals alle vormen van economische expansiesteun en opleidingscheques. Verder moeten de beoefenaars via hun interprofessionele organisaties, zoals FVIB en UNPLIB, als sociale gesprekspartners worden erkend.

CD&V is van mening dat alle beoefenaars van een vrij of dienstverlenend intellectueel beroep moeten kunnen beschikken over een beschermde titel. De beschermde titel heeft als functie een kwaliteitsgarantie voor de cliënt of de patiënt te bieden. Enkel wie een bepaalde opleiding heeft genoten en voldoet aan bepaalde deontologische regels is gerechtigd de beschermde titel te voeren. Het is niet de bedoeling een verbod op de uitoefening van het beroep in te voeren indien de beoefenaar de titel van het uit te oefenen beroep niet bezit.

Voor de andere prioriteiten inzake de beoefenaars van een vrij beroep verwijs ik naar het schriftelijk verslag.

In de marge van de bespreking van dit wetsontwerp werd ook een korte bespreking gewijd aan het wetsvoorstel van collega Monfils over de rol van de beroepsregulerende overheden van vrije beroepen in het licht van het mededingingsrecht.

Noch in de hoorzittingen noch in de rechtsleer is een eenduidige keuze naar voren geschoven voor de oplossing zoals gesuggereerd in het voorstel. Het is steeds onze stelling geweest dat het wetsvoorstel, dat zekerheid wou bieden aan de beroepsregulerende overheden om op grond van het algemeen belang af te wijken van het Belgische mededingingsrecht, overbodig was en niet tot het beoogde resultaat zou leiden. Er is immers geen enkele geldige rechtsregel op grond waarvan de Europese en Belgische mededingingsregels niet zouden gelden ten aanzien van beoefenaars van een vrij beroep.

Als economische spelers zijn de beoefenaars van een vrij beroep voor de Belgische en de Europese mededingingsregels te beschouwen als ondernemingen, en hun beroepsregulerende instanties - de orden of de disciplinaire instanties - als ondernemingsverenigingen. Zodra ondernemingsverenigingen besluiten nemen die tot doel of tot gevolg hebben dat de mededinging op merkbare wijze wordt beperkt, verhinderd of vervalst, zijn ze in strijd met het mededingingsrecht.

Een bijzonder statuut - dat afwijkt van datgene van de economische spelers - is maar mogelijk in zoverre de bijzondere kwaliteitsvereisten van het vrije beroep, samengevat de onafhankelijkheid en de persoonlijke verantwoordelijkheid, dit vereisen. In het licht hiervan zullen de deontologische regels, die de orden en de beroepsinstituten uitvaardigen en doen naleven, de toets van de mededinging maar kunnen doorstaan indien deze regels geen invloed hebben op de economische keuzevrijheid van de cliënt, de patiënt of de betrokken beroepsgroep.

Verschillende specialisten in mededingingsrecht, zoals professor Vandenbossche, zijn van mening dat dit wetsvoorstel onnodig is en bovendien strijdig is met de bepalingen van het recente arrest van het Hof van Justitie van 19 februari 2002. In dat arrest staan belangrijke zaken over de rol van de wetgever inzake mededingingsrecht en vrije beroepen. Zo kan de nationale wetgever slechts onder bepaalde voorwaarden aan het toepassingsgebied van de mededingingsregels grenzen stellen. De criteria van `algemeen belang' moeten goed worden omschreven en tevens moeten de essentiële beginselen van de regelgeving worden vastgelegd. Een afwijking voor het nationale mededingingsrecht verhindert bovendien niet dat de Europese mededingingsregelen onverkort van toepassing zijn en directe werking hebben.

Het loutere feit dat de overheid aan een beroepsregulerende overheid opdrachten toevertrouwt die als van algemeen belang kunnen worden beschouwd, volstaat niet om de besluiten van de organisatie per definitie aan het mededingingsrecht te onttrekken. Enkel de echte deontologische regels blijven buiten het bereik van het mededingingsrecht. Het deontologische actieterrein wordt daarmee tot de essentie teruggebracht, namelijk het waken over gedragsregels die geen verband houden met, noch raken aan de economische keuzevrijheid van de betrokken beroepsgroep. De regels moeten uitsluitend verband houden met de plichtenleer van het vrije beroep, zoals de onpartijdigheid, de bekwaamheid, de integriteit, de persoonlijke verantwoordelijkheid en de bescherming van het beroepsgeheim.

Indien het de bedoeling van het geamendeerde voorstel van collega Monfils is om regelgevende bevoegdheid aan vrije beroepsorganisaties te verlenen op een wijze die waarborgt dat de naderhand uitgevaardigde regels een overheidskarakter behouden en dienvolgens buiten het bereik van de mededingingsregels vallen, dan is ons besluit dat dit doel niet wordt bereikt. Er wordt geen zekerheid gecreëerd omdat de voorwaarden gesteld in het voornoemde arrest, namelijk duidelijke criteria voor `algemeen belang' en vastlegging van de essentiële beginselen van de uit te vaardigen regelgeving, niet worden vervuld. Zo wordt er in het gewijzigde voorstel een erg ruime delegatie aan de Koning verleend, zonder dat er in de wet een richting wordt aangegeven waaruit het `algemeen belang' specifiek moet bestaan.

Onze oplossing bestaat er daarentegen in het aan de zelfregulering van de orden en beroepsinstituten over te laten. We zien niet in waarom het overlaten van het begrip `algemeen belang' aan de Koning, per definitie tot een juister resultaat zou leiden dan de zelfregulerende zelfbeperking door de orden, door terug te keren naar een correcte invulling van het concept deontologie voor de eigen sector.

Het zal dus een zorgvuldige afweging vragen van alle beroepsregulerende overheden om na te gaan in welke mate de deontologische regels geen inbreuk zijn op de keuzevrijheid van de cliënt. De beroepsregulerende overheden zullen dus op zoek moeten gaan naar de juiste verhouding tussen mededingingsrecht, enerzijds, en de mogelijkheid tot zelfregulering door vrije beroepen, anderzijds. De orden zouden zich daarbij kunnen laten leiden door een interprofessionele basisdeontologie die eventueel op Europese leest kan worden geschoeid.

De CD&V-fractie zal voor het voorliggend wetsontwerp stemmen. We verwachten uitdrukkelijk van de overheid dat men de beoefenaars van een vrij beroep daadwerkelijk als economische actoren behandelt.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Bij de bespreking van het eerste ontwerp had de heer Vandenberghe het over een museumbezoek in Firenze. Hij zei meer onder de indruk te zijn van de grote kunstwerken dan van de kleine. Nochtans hoor ik Engelse kunstcritici vaak zeggen `small is beautiful' en de miniaturen waarin Vlaanderen zo sterk was, maken ook vaak veel indruk.

De bespreking van dit wetsontwerp verliep een beetje zoals het vorige. Men vindt het goed dat de Europese richtlijnen worden omgezet, alleen pleit men voor de `grote' oefening. De heer Vandenberghe pleitte vanmorgen al voor één grote, volledige codificatie met betrekking tot de getuigenis in strafzaken. Nu wordt hetzelfde gevraagd met betrekking tot de vrije beroepen. Natuurlijk heeft zo'n codificatie voordelen, maar iedereen weet dat menig koninklijk commissaris zich in het verleden daarop de tanden heeft stuk gebeten. Hier werd een andere keuze gemaakt, maar ik deel de mening van de heer Steverlynck dat er inspanningen moeten worden gedaan om voor de vrije beroepen een ruimere codificatie tot stand te brengen.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1469/9.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Wetsontwerp betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (Stuk 2-1232) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De heer Jan Steverlynck (CD&V), rapporteur. - De commissie voor de Justitie heeft het geëvoceerde wetsontwerp op 12 juli 2002 besproken.

In de inleidende uiteenzetting heeft de vertegenwoordiger van de minister van Justitie gewezen op de totstandkoming van de Europese richtlijn ter bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, die met dit wetsontwerp omgezet wordt in onze wetgeving. Essentieel is dat de wet van toepassing is op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties. Dat zijn transacties tussen ondernemingen onderling of tussen ondernemingen en aanbestedende overheden, die leiden tot de levering van goederen of tot dienstverlening tegen betaling. De wet geldt daarentegen niet voor transacties met consumenten, noch voor onderlinge transacties tussen overheden. De wet is niet van toepassing op betalingen voor schadeloosstelling en evenmin op betalingen op basis van de wetgeving inzake cheques en wissels. De regering heeft er bovendien voor geopteerd de schuldvorderingen die aan een insolvabiliteitsprocedure zoals faillissement, gerechtelijk akkoord en collectieve schuldenregeling worden onderworpen, uit te sluiten.

Met deze wet wordt de schuldenaar een wettelijke betalingstermijn van 30 dagen opgelegd, vanaf ontvangst van de factuur. Tevens wordt er een wettelijke interestvoet vastgesteld, namelijk een interest die wordt berekend in verhouding tot een variabele referentie-interestvoet van de ECB, vermeerderd met zeven procentpunten. De interest is van rechtswege en zonder ingebrekestelling verschuldigd vanaf het verstrijken van de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen. Daarmee wordt in belangrijke mate afgeweken van de algemene regels opgenomen in artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek. Bij niet-betaling binnen de termijn heeft de schuldeiser niet alleen recht op de nieuwe wettelijke interest en op de vergoeding van de eventuele gerechtskosten, maar ook op een redelijke schadeloosstelling voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door de achterstand, zoals de kosten van aanmaningen en administratieve kosten, voor zover ze transparant zijn en in verhouding staan tot de omvang van de schuldvordering. Het is evenwel nog steeds mogelijk dat contractueel afgeweken wordt van de wettelijke betalingstermijn of van de interestvoet, doch afwijkingen die kennelijk onbillijk zijn, moeten door de rechter worden herzien op vraag van de schuldeiser. Tevens is in een vordering tot staking voorzien in het geval van het gebruik van contractuele bedingen die kennelijk onbillijk zijn. Dergelijke vordering kan ook ingesteld worden door beroepsverenigingen.

De wet zal enkel van toepassing zijn op de betalingen in uitvoering van overeenkomsten die gesloten, vernieuwd of verlengd worden na de inwerkingtreding van de wet. Bovendien is de wet in elk geval van toepassing op betalingen in uitvoering van lopende overeenkomsten twee jaar na haar inwerkingtreding.

Tijdens de besprekingen hebben mevrouw Nyssens, de heer de Clippele en ikzelf opmerkingen geformuleerd.

In de eerste plaats werd erop gewezen dat het ontwerp geëvoceerd werd omdat er bij regeringsamendement in de Kamer een herkwalificatie van een aantal artikelen heeft plaatsgevonden zonder overleg met de parlementaire overlegcommissie. Oorspronkelijk waren er in de Kamer namelijk twee wetsontwerpen betreffende de omzetting van de richtlijn ingediend. Eén ontwerp bevatte een structurele toewijzing van bevoegdheden aan de rechter en had dus betrekking op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. Nadien werden bij regeringsamendement beide in één ontwerp geïntegreerd. Door af te zien van het overleg met de parlementaire overlegcommissie breekt de regering volgens de CD&V-fractie met de traditie dat de Senaat mede-inspraak heeft tijdens de behandeling in de Kamer.

Er werden vragen gesteld over de niet-volledige omzetting van de richtlijn. Zo is gevraagd waarom er niet werd voorzien in een extra bepaling om een uitvoerbare titel binnen de 90 dagen te garanderen voor onbetwiste schulden en of de bestaande procedure van summiere rechtspleging volstaat? De vertegenwoordiger van de minister antwoordde dat de richtlijn bepaalt dat bestaande procedures kunnen volstaan als zij voldoen aan een aantal voorwaarden, onder andere de mogelijkheid om een uitvoerbare titel te krijgen binnen de 90 dagen. De regering is van mening dat ons Gerechtelijk Wetboek in voldoende mate tegemoetkomt aan deze vereiste. Het is bij ons mogelijk om binnen de 90 dagen een uitvoerbare titel te verkrijgen, althans wanneer er geen betwisting bestaat over de schuldvordering. De regering wil de door de partijen gebruikte vertragingsmanoeuvres tegengaan via het wetsontwerp tot hervorming van de gerechtelijke procedure, waarbij de rechter een meer actieve rol krijgt toebedeeld.

Ik heb erop gewezen dat de huidige summiere rechtspleging in de praktijk niet zo succesvol is en dat de CD&V-fractie in de Kamer reeds een wetsvoorstel heeft ingediend tot verbetering van de procedure.

Er werd verduidelijking gevraagd over de relatie tussen het koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van overheidsopdrachten en deze wet. Volgens de vertegenwoordiger van de minister kunnen de specifieke bepalingen voor overheidsopdrachten, genomen bij koninklijk besluit, dat reeds werd goedgekeurd en naar de Raad van State werd verwezen, afwijken van de bepalingen van dit wetsontwerp, die op hun beurt kunnen afwijken van de algemene regels van het Burgerlijk Wetboek. In antwoord op een vraag van mevrouw Nyssens antwoordde de minister dat er geen twijfel bestaat over de toepassing van deze wet op de vrije beroepen en dat de term handelstransacties overeenstemt met de term zoals die bepaald is in de richtlijn. Voorts werd gewezen op de belangrijke macht van de rechter. Het feit dat er geen ingebrekestelling nodig is en de termijn begint te lopen vanaf het verzenden van de factuur, zal heel wat bewijsvoering vergen en dus leiden tot rechtspraak. Tevens zal het aan de rechter toekomen te oordelen over de kennelijke onbillijkheid van contractuele bedingen die afwijken van de wettelijke betalingstermijn en interestvoet.

Ook werd de houding van de regering gehekeld, die het wetsontwerp enkel doet gelden voor bepaalde vorderingen. Zo is de regeling niet van toepassing voor schuldvorderingen op consumenten of voor onderlinge transacties tussen overheden. Omdat veel KMO's belangrijke schuldvorderingen op consumenten hebben, zijn niet alle problemen van de baan. Bovendien werd een ongelijke behandeling gecreëerd op het vlak van de vorderingen tussen handelaars onderling.

Volgens mij laat de implementatie van de richtlijn nochtans geen ongrondwettelijk handelen toe. Door de omzetting is er een ongelijke behandeling van schuldeisers ontstaan. Bovendien wordt in artikel 6 van de richtlijn bepaald dat de lidstaten bepalingen mogen handhaven of in werking doen treden die in vergelijking met de richtlijn gunstiger zijn voor de schuldeisers. Ons land had dus perfect verder kunnen gaan. Bovendien zou dat beter zijn geweest omwille van de coherentie en de duidelijkheid. De regering was evenwel van oordeel dat het ontwerp een getrouwe omzetting van de richtlijn is en dat ter zake rekening moet worden gehouden met het grondwettelijk pertinentiecriterium. Een afwijking op bepaalde regels voor bepaalde categorieën van personen is geoorloofd, op voorwaarde dat de afwijking relevant is en dat er een specifieke doelstelling mee wordt beoogd. De richtlijn heeft tot doel de zwakkere positie waarin een KMO zich bevindt ten gevolge van de betalingsachterstand van grotere leveranciers, aan te pakken.

Een volgende opmerking had te maken met de redelijke schadeloosstelling voor alle relevante invorderingskosten volgens artikel 6 van het ontwerp. Volgens artikel 6 is de redelijke schadeloosstelling niet van dwingend recht, terwijl volgens artikel 3.1.e van de richtlijn geen uitzonderingen mogelijk zijn en de bepaling dus dwingend moet zijn. Voorts moet de redelijke schadeloosstelling voor relevante invorderingskosten transparant zijn en in verhouding staan tot de schuld. Nergens in de toelichting noch in het verslag zijn er richtlijnen te vinden voor de interpretatie van die bepalingen. Als antwoord werd verwezen naar de mogelijkheid dat de Koning een besluit kan nemen dat de maxima vastlegt in functie van het schuldniveau.

Er werden geen amendementen ingediend en het wetsontwerp werd unaniem door alle aanwezigen goedgekeurd. Voor het verslag werd vertrouwen geschonken aan de rapporteur.

Ik zal nu het standpunt van mijn fractie uiteenzetten.

De overschrijding van betalingstermijnen is een ernstig probleem in ons land en in Europa. Enkele jaren geleden bedroeg in Europa de gemiddelde betalingsachterstand 15 dagen, in België 20 dagen. De gemiddelde effectieve totale betalingstermijn in Europa was 54 dagen, in België 61 dagen. Slechts 4 Europese landen deden het slechter dan België: Griekenland, Portugal, Italië en Spanje. Ons land scoort dus ondermaats.

Uit onderzoek blijkt dat grote ondernemingen tweemaal meer de oorzaak zijn van betalingsachterstand dan kleine en middelgrote ondernemingen. De betalingsachterstand van grote ondernemingen bij KMO's is tweemaal zo lang als die van KMO's bij grote ondernemingen. Bovendien zijn KMO's blijkbaar niet bij machte stringente betalingstermijnen aan hun klanten op te leggen of op een adequate manier de betaling van hun vorderingen af te dwingen.

Facturen die niet of laattijdig worden betaald, zijn niet alleen een rem op de groei van ondernemingen, maar houden ook risico's in voor hun overleving. Als een ondernemer lang moet wachten op zijn geld, kan hij in kasmoeilijkheden geraken en om die redenen verplicht worden zelf later te betalen. Dit kan zelfs betalingsmoeilijkheden meebrengen die tot een faillissement kunnen leiden. Ongeveer 20 procent van de faillissementen zou te wijten zijn aan betalingsmoeilijkheden. Op Europees vlak zouden jaarlijks 450.000 arbeidsplaatsen verloren gaan ingevolge betalingsachterstand.

Om die slechte betalingsgewoonten te veranderen, heeft Europa de richtlijn opgesteld die we vandaag met een wetsontwerp omzetten in ons recht.

De CD&V-fractie heeft in de commissie een aantal opmerkingen en bezwaren geformuleerd die daarnet in het verslag aan bod zijn gekomen. CD&V zal het ontwerp evenwel goedkeuren omdat het de KMO's beter beschermt tegen grotere ondernemingen en overheden. Door de wet zal de wettelijke betalingstermijn automatisch 30 dagen bedragen en zullen nadien relatief hoge interesten kunnen worden aangerekend.

De effecten van de wet zullen evenwel slechts na verloop van tijd merkbaar worden. De vraag blijft of de voorgestelde maatregelen op korte termijn ook werkelijk tot het gewenste resultaat zullen leiden. Het is immers nog steeds mogelijk dat contractueel afgeweken wordt van de betalingstermijn. Dat moet evenwel op billijke wijze gebeuren, zoniet zal de rechter kunnen optreden tegen contractuele bepalingen die kennelijk onbillijk zijn. Een dergelijk optreden kan zelfs op vraag van de beroepsverenigingen die systematisch misbruiken zouden vaststellen inzake contractuele bedingen over betalingstermijnen. Hoewel dus nog steeds contractueel afgeweken kan worden van deze betalingstermijn, hopen we dat de handelsgebruiken en beroepspraktijken zich snel aan de nieuwe wet zullen aanpassen.

Eens de wet goedgekeurd, zal communicatie en sensibilisatie belangrijk zijn. Alleen daardoor zal de wet zijn weg vinden in de dagdagelijkse betalingspraktijken en zal ze een positieve bijdrage kunnen leveren aan onze ondernemingen.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Wij onderschrijven de goede bedoelingen waarmee de Europese richtlijnen in Belgisch recht worden omgezet. Zijn schulden op tijd en stond betalen is een lovenswaardig en positief principe, maar toch maakt mijn fractie zich daar zorgen over. De financiële toestand van een aantal verenigingen en ziekenhuizen wordt immers mee bepaald door de snelheid waarmee de overheid, in het geval van subsidies, of het RIZIV en de verzekeringsinstellingen in de andere gevallen, de door hen verschuldigde bedragen betalen.

Ik vind het vreemd dat de Europese Unie een richtlijn uitvaardigt om verschuldigde bedragen tijdig te doen betalen, terwijl iedereen weet hoe lang ze er in het algemeen over doet om haar lidstaten te betalen. Ik denk bijvoorbeeld aan de structuurfondsen. We weten ook hoe lang de overheid soms wacht om haar schulden aan de verenigingen of ziekenhuizen te vereffenen.

De financiële toestand van de verenigingen vormt een reëel probleem. Er moet zeker een efficiënt beheer zijn, maar het gaat hier veeleer om een evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven. Ik heb vragen bij de wijze waarop de ontvangsten moeten worden geregeld wanneer een wet voorschrijft dat de uitgaven moeten gebeuren in de maand waarin ze verschuldigd zijn. Veel instellingen van openbaar nut worden met dit probleem geconfronteerd. Men had in uitzonderingen moeten voorzien.

Wij vrezen dat onze bezorgdheid niet zal worden weggenomen. Wij zullen zien hoe de wet in de praktijk zal worden toegepast. De roeping of het sociaal doel van de instellingen van openbaar nut, ongeacht de aard van hun activiteiten, bestaat niet in het betalen van interesten op leningen die ze moeten aangaan om hun facturen correct te vereffenen.

De meeste parlementsleden hebben ook een gemeentelijk mandaat en weten dat de gemeenteontvangers de facturen betalen. Worden de gemeenten eveneens gestraft wanneer de ontvanger de facturen om één of andere reden niet op tijd betaalt?

Dat zijn enkele vragen bij de situatie van verschillende organen die we niet over dezelfde kam kunnen scheren als de grote bedrijven die volgens de heer Steverlynck hun facturen aan kleinere bedrijven niet tijdig betalen.

Wat gebeurt er met de culturele en sociale verenigingen, huisvestingsmaatschappijen, ziekenhuizen, gemeenten, enzovoort? Wij delen hun bezorgdheid. Als politici zijn wij het best geplaatst om deze bezorgdheid kenbaar te maken.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Mijnheer de voorzitter, u zou voor deze kwestie belangstelling moeten hebben. Op het eerste gezicht lijkt dit een technisch probleem, maar voor de financiën van de overheden niet is het dat beslist niet. U zoekt argumenten om de Senaat te verdedigen. Welnu, zonder de Senaat zou er geen klankbord geweest zijn voor de ongerustheid die dit wetsontwerp, waarmee in verband met sommige grote ondernemingen lovenswaardige doelstellingen worden nagestreefd, in de ziekenhuizen zal doen ontstaan.

Mijnheer de minister van Justitie, ik verwijs naar een brief die de Franstalige vereniging van verzorgingsinstellingen naar uw collega, minister Vandenbroucke, gestuurd heeft en waarop geen reactie gekomen is: "De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft zopas een ontwerp goedgekeurd dat op 8 augustus eerstkomend in werking zal treden". Over de Senaat wordt niet gesproken, maar dat is ondertussen de regel geworden. "Dat ontwerp voorziet, ter toepassing van de richtlijn, in een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van de factuur. Wanneer de factuur binnen die termijn niet betaald is, heeft de schuldeiser recht op belangrijke verwijlinteresten. Deze bepaling brengt de ziekenhuissector in grote moeilijkheden". Minister Vandenbroucke is verantwoordelijk voor deze sector, maar dit heeft hem blijkbaar niet erg geraakt. Ik lees voort: "Door de achterstand in de betaling van de bedragen die de verplichte verzekeringen de ziekenhuizen schuldig zijn - meer dan drie maand systematische betalingsachterstand - betalen de ziekenhuizen hun leveranciers in het algemeen na 90 dagen einde maand na ontvangst van de factuur. In veel gevallen zal dat niet meer mogelijk zijn. Wij vragen een oplossing om te voorkomen dat de ziekenhuizen eens te meer moeten opdraaien voor kosten waar ze niet verantwoordelijk voor zijn."

Dit staat gelijk met de facturen van twee maanden in ieder Belgisch ziekenhuis. Als de wet in 2002 van toepassing wordt, zal de ramp zich in de maand september voordoen. "Een oplossing kan erin bestaan dat de betalingstermijn voor de bedragen die de ziekenhuizen van de verplichte verzekering moeten ontvangen, tot 30 dagen wordt teruggebracht of dat de aan de leveranciers verschuldigde verwijlinteresten in de begroting van de financiële middelen van de ziekenhuizen worden verrekend". Minister Vandenbroucke heeft daarop niet gereageerd omdat hij niet van plan is deze verwijlinteresten op zich te nemen.

De noodoproep van de vereniging die alle Franstalige ziekenhuizen vertegenwoordigt, heeft mijn aandacht op het probleem gevestigd. Ik ben trouwens ook voorzitter van het strategisch comité van een ziekenhuis dat lid is van de vereniging.

Deze toestand is onhoudbaar voor de culturele centra en voor de crèches, die nu al veel moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen.

Ik zal aandachtig luisteren naar uw antwoord op mijn betoog, maar ook naar uw antwoord aan de fractievoorzitters. Afgezien daarvan, creëert u bovendien een echt mijnenveld tussen de overheid en de vzw's die afhankelijk zijn van overheidssubsidies. Het feit dat de Kamer van volksvertegenwoordigers daar geen aandacht aan geschonken heeft, bewijst op welke onverantwoorde wijze dergelijke wetsontwerpen door het parlement worden gejaagd. Het is tevens ook een bewijs van het nut van de Senaat.

In plaats van een amendement in te dienen, zou u gevolg moeten geven aan ons verzoek en in de vakantie overleg plegen met de verantwoordelijken van de ziekenhuissector en de verenigingen van steden en gemeenten.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Over dat probleem hebben we het in de commissie niet gehad.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Dat is een ramp.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Als het een belangrijke vraag is, hebt u gelijk dat u ze hier stelt. Aangezien er in de commissie niet over is gesproken, weet ik niet wat ik moet antwoorden. Ik weet niet naar wie de brief is gestuurd waarover u het hebt.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Naar de heer Vandenbroucke.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Mijn bureau heeft hem alleszins niet ontvangen. Misschien is er een nieuw element waarmee we rekening moeten houden. Omdat de richtlijn binnen een bepaalde termijn omgezet moet zijn, werd de commissie gevraagd zich te haasten.

Ik vraag me af hoe we dit probleem moeten oplossen. Is er overleg geweest tussen de ministers? Kunnen we de ziekenhuizen een antwoord geven? Ik herhaal dat dit probleem in de commissie niet is aangehaald.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik wil even iets zeggen over de gemeenten. Velen van u kennen de gang van zaken: men ontvangt een factuur die moet worden betaald en waarvoor de toestemming van het schepencollege nodig is. De ontvanger krijgt van het college de toestemming om te betalen en gaat na of de factuur rechtmatig is, welke beslissingen er voorheen werden genomen en wat de beschikbare budgettaire kredieten zijn.

Denkt u dat dit in één maand kan gebeuren? Op het niveau van de gemeenten is dat onmogelijk. Men zou kunnen bepalen dat uitzonderingen mogelijk zijn voor instellingen van algemeen belang, zowel overheidsinstellingen als vzw's, ten einde rekening te houden met hun beperkte middelen. Op die manier kan misschien worden vermeden dat KMO's het slachtoffer worden van overdreven laattijdige betalingen. Tegelijkertijd zou dit systeem de werking van de sociale en culturele instellingen, de gemeenten en de ziekenhuizen mogelijk maken zonder dat ze interest moeten betalen aan de banken of financiële risico's lopen. Volgens de tekst van het ontwerp moet men de door de ECB vastgestelde rente van 7% betalen, wat niet weinig is.

Dat is de toestand waarmee de vzw's, maar ook de gemeenten en de ziekenhuizen te maken hebben. We verwachten een bevredigend antwoord.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Mijn antwoord is opgedeeld in twee delen. Het ene is eerder algemeen en sluit aan bij het uitstekend rapport van de heer Steverlynck, terwijl het andere ingaat op de specifieke vragen van de heer Mahoux en mevrouw Lizin.

Het wetsontwerp wordt bij hoogdringendheid ter behandeling voorgelegd, omdat het krachtens bepalingen op Europees niveau moet worden goedgekeurd vóór 8 augustus 2002. Op 21 april 1993 wordt door het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd, omdat kleine en middelgrote ondernemingen vaak te kampen hebben met een betalingsachterstand. Het Europees Parlement treedt dan op omdat de contractuele vrijheid af en toe wordt misbruikt en de markt zich hierdoor kapot concurreert.

Op 12 mei 1995 vaardigt de Europese Commissie een aanbeveling uit, die nu in ons nationaal recht wordt geïmplementeerd en die inhoudt dat een abnormale betalingsachterstand niet wordt geduld. Het probleem is dus niet ontsnapt aan de aandacht van het Europees Parlement en de Europese Commissie.

Ik nodig u uit de documenten bij de resolutie en de richtlijn, die aan de grondslag van dit ontwerp liggen, er nog eens op na te lezen. Het Europees Parlement en de Commissie hadden vooral oog voor de handelstransacties waarbij een overheidsdienst als partner betrokken kan zijn. Het ontwerp zet die richtlijn om. Ze geeft de lidstaten geen enkele marge meer voor uitzonderingen zoals die waarom hier werd gevraagd.

De bezorgdheid lijkt me terecht, maar het ontwerp komt eraan tegemoet. Contractuele clausules die een betaling op meer dan één maand toelaten, zijn mogelijk, op voorwaarde dat het niet gaat om een `kennelijke onbillijkheid', waarover de rechter zich moet uitspreken. De rechter zal echter rekening moeten houden met "alle omstandigheden, met inbegrip van de goede handelspraktijken en de aard van het product of de dienst". De rechter zal nagaan of de schuldenaar ter goeder trouw is en of zijn activiteit een objectieve afwijking van de bepalingen rechtvaardigt. Ik denk hierbij aan de eisen die voortvloeien uit het principe van de continuïteit van de dienst of een doelstelling die valt onder het algemeen belang.

Onverminderd de interpretatie die de rechtbanken zullen geven, lijkt het me dat clausules die voorzien in een uitstel van betaling voor een periode langer dan een maand en die worden gerechtvaardigd door het feit dat de aanzienlijke bedragen niet binnen de maand worden betaald door schuldenaars die niet onder het ontwerp vallen, niet door de rechter zullen moeten worden goedgekeurd.

De rechter moet niet alleen een `onbillijkheid' vaststellen, hij moet ook nagaan of die `kennelijk' is. Het moet dus duidelijk zijn dat de schuldenaar de schuldeiser nadeel wil berokkenen.

De richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat als een overeenkomst hoofdzakelijk tot doel heeft de schuldenaar aanvullende liquide middelen te verschaffen ten nadele van de schuldeiser of als de hoofdaannemer zijn leveranciers en onderaannemers betalingsvoorwaarden oplegt die niet gerechtvaardigd zijn gelet op de voorwaarden die hij voor zichzelf heeft gekregen, dit kan worden beschouwd als een element van dergelijk misbruik.

Wie in de overheidsector werkt en met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd, kan natuurlijk via contracten werken, wat in de sector een gebruikelijke praktijk is. Ik kan me niet in de plaats van de rechter stellen, maar hij moet rekening houden met de voorwaarden van de resolutie van 1993 en de richtlijn van 1995.

De Senaat kaart dit probleem terecht in plenaire vergadering aan. Mocht het in de commissie zijn aangekaart, dan had ik hetzelfde antwoord gegeven. Buiten deze, nogal geruststellende bepalingen, staat de tekst geen enkele manoeuvreerruimte toe.

De heer Philippe Mahoux (PS). - De minister wil ons geruststellen. Daar slaagt hij niet helemaal in. Ik vraag me af wat we moeten verstaan onder `kennelijke onbillijkheid'.

Ik stel vast dat de termijn contractueel kan worden vastgelegd. Dit is eigenlijk een uitzondering op de regel van dertig dagen. De termijn zal dus 3, 4 of 5 maanden mogen bedragen. De rechter zal moeten oordelen of een dergelijke termijn niet onwettelijk is. Op basis waarvan zal hij een beslissing nemen? Een klacht van de leverancier? Zal hij de zaak ambtshalve naar zich toetrekken?

Vanaf welk ogenblik beginnen de interesten te lopen? Vanaf de termijn van een maand of vanaf de termijn die in het contract is vastgelegd? Als de rechter de termijn van drie maanden wraakt, vanaf wanneer lopen de interesten dan? Na de eerste of na de derde?

Dit zijn enkele belangrijke vragen. Het antwoord van de minister is ten dele geruststellend, maar we weten niet welke houding de rechters zullen aannemen. Er is geen jurisprudentie omdat de wet nieuw is. Weet de minister of in landen die deze richtlijn in nationale wetgeving hebben omgezet, al jurisprudentie bestaat, met name met betrekking tot de wijze waarop rechters zich hebben uitgesproken over termijnen die langer zijn dan de opgelegde termijn van één maand?

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik heb enkele opmerkingen bij het antwoord van de minister. Het is duidelijk dat tal van aspecten van dit wetsontwerp niet grondig door de Kamer werden onderzocht. Ik kan begrijpen dat men graag zou hebben dat de programmawet onverwijld wordt goedgekeurd, maar volgens mij moet dit ontwerp grondig worden herzien, zelfs als dat betekent dat er pas na het reces over kan worden gestemd.

We hebben de Europese richtlijnen aandachtig onderzocht bij de bespreking van de wet op de elektriciteit. De elektriciteitsrichtlijn kon als bij toeval in een bredere context worden toegepast. Mijnheer de minister, kom ons niet vertellen dat de richtlijnen strikt zijn, want in dat geval moet u de wet op de elektriciteit herzien. Die wet was een initiatief van de vorige regering.

Het feit dat uw collega Vandenbroucke niet is ingegaan op de vraag van de Franstalige vereniging van verzorgingsinstellingen, is een financiële misdaad. Er is geen ander woord voor en hij zou daarvoor moeten worden veroordeeld. U kunt zich niet inbeelden hoe moeilijk het voor een ziekenhuis is het geld voor de betaling van de facturen twee maanden eerder te moeten voorschieten zonder zeker te weten dat de nodige middelen ter beschikking zullen zijn. Een dergelijke maatregel is ondenkbaar. De meeste ziekenhuizen bevinden zich nu reeds in een precaire financiële situatie. Een contractuele bepaling is niet voldoende, want bij het geringste probleem van de privé-leveranciers belanden we in de rechtbank. Dat is uiteraard goed nieuws voor de advocaten, maar anderzijds zullen de overheidsdiensten voortdurend te maken hebben met het gerecht, en dat is niet de bedoeling.

Weet u op welke manier de betalingen worden geregeld van een organisatie zoals een cultureel centrum van een grote stad, dat zijn subsidies rond de maand mei ontvangt? Tot in maart kan het zijn betalingen financieren met de middelen van het vorige jaar, maar daarna moet het wachten tot de stad de toestemming heeft gekregen van de gewestelijke overheid. Als de begroting om een of andere reden niet in mei is goedgekeurd, moet het cultureel centrum uitstel van betaling vragen en belandt het voor de rechter.

Mijnheer de minister, we staan niet negatief tegenover uw wetsontwerp. Het is een goede zaak voor de privé-sector, maar niet voor de openbare sector. Ik denk daarbij in het bijzonder aan ziekenhuizen, kinderkribben, culturele centra en misschien zelfs aan sportverenigingen. Ik heb het niet gehad over de subsidies van voetbalclubs, maar eigenlijk komt het op hetzelfde neer. Deze wet zal aanleiding geven tot geschillen waarvan men het belang niet heeft ingezien. Vele voetbalclubs wachten heel wat langer dan dertig dagen om hun rekeningen te betalen omdat hun subsidies of ontvangsten nog niet beschikbaar zijn. We zouden het ook kunnen hebben over de moeilijkheden van sommige steden omdat de minister van Financiën de fiscale ontvangsten te laat doorstort. Het is nu juli en heel wat Waalse gemeenten hebben de ontvangsten van de onroerende voorheffing nog niet ontvangen.

Onze kritiek is niet tegen u persoonlijk gericht. De doelstelling van uw initiatief is zeer interessant, maar we dringen erop aan dat de stemming wordt uitgesteld opdat we de tekst grondiger zouden kunnen bestuderen. Het is niet de eerste keer dit jaar dat een ontwerp zo vlug door het parlement wordt gejaagd.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ik wil het standpunt van de commissie zelf onderstrepen:

"Het voorstel van richtlijn moet aanzien worden als onderworpen aan het subsidiariteitsbeginsel en het stelt niet tot doel een volledige harmonisatie van de nationale wetgevingen door te voeren, maar wel een aantal minimumvereisten vast te leggen."

Het subsidiariteitsbeginsel moet worden toegepast. Dat betekent dat de partijen in ieder geval contractuele verplichtingen kunnen aangaan, op voorwaarde dat die niet buitensporig zijn. Tot zover de marktregels.

Voor de leveringen aan overheidsinstellingen moet natuurlijk rekening worden gehouden met het feit dat die instellingen niet even snel kunnen handelen als de privé-sector. Daarom zal de rechter zich uitspreken in het kader dat ik zopas heb omschreven.

De heer Mahoux onderstreepte de afwezigheid van rechtspraak. Er is inderdaad geen rechtspraak aangezien de wet nog niet is goedgekeurd. Er bestaat daarentegen wel reeds rechtspraak over kennelijke misbruiken, meer in het bijzonder op het vlak van de handel. De rechters zullen zich daarop baseren. Een feitenrechter die wordt geconfronteerd met een dergelijk probleem, zal natuurlijk rekening houden met de manier waarop de overheid haar middelen ontvangt. Als die middelen nog niet beschikbaar zijn - wat dikwijls het geval is in de sociale sector, de ziekenhuizen en zelfs de gemeenten - omdat een nogal trage procedure moet worden gevolgd, is het normaal dat de partijen overeenkomsten sluiten. Het gaat niet altijd om geschreven bepalingen, hoewel ik kan verzekeren dat de ziekenhuissector dat soort problemen reeds beheerst. Dat geldt ook voor heel wat gemeenten die dikwijls over een jurist of een juridische dienst beschikken. Daarin schuilt de oplossing.

De heer Guy Moens (SP.A). - Begrijp ik het goed dat de contracterende partijen in zo'n geval bij middel van een overeenkomst kunnen afzien van het betalen van nalatigheidsinteresten gedurende een bepaalde periode, omdat bijvoorbeeld een van de twee partijen een openbare instelling is?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Contractueel mag worden afgeweken van de termijn van één maand. De enige correctie daarop is dat de rechter kan bepalen dat men manifest misbruik heeft gemaakt van zijn situatie om dit af te dwingen. Ik geeft een voorbeeld. Een handelaar zit in een circuit waarin hij de onmiddellijke betaling van zijn facturen vordert en verkrijgt, maar eist dat degene bij wie hij schulden heeft, hem drie of vier maanden uitstel van betaling toestaat. In dat geval kan de rechter ingrijpen en vaststellen dat hij manifest misbruik maakt van de situatie. Omgekeerd, instellingen die een tijd nodig hebben om fondsen vrij te maken, kunnen contractueel een uitstel van betaling bedingen en dan zal de rechter dit als een regelmatige clausule aanvaarden. Dat is het systeem dat men op het oog had in 1993, in 1995 en uiteindelijk in 2000 met de omzetting van de richtlijn.

De heer Guy Moens (SP.A). - Het is dus altijd op klacht van een van de partijen dat de rechter het dossier naar zich toetrekt. Dat gebeurt niet automatisch?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Inderdaad, dat gebeurt niet automatisch.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Er moet dus een klacht zijn?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ja, er moet een rechtszaak zijn. Als er geen rechtszaak is, is er geen probleem. Het gaat niet automatisch.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Veronderstel dat een ziekenhuis, gemeente of vzw een bestelling doet en de betalingstermijn drie maanden bedraagt. Die betalingsclausule geldt voor alle mogelijke leveranciers van diensten of goederen. Door de clausules op de bestelbon te aanvaarden, verklaart de leverancier zich akkoord met de betalingstermijn van drie maanden. Hoe wordt zo een geval behandeld in het huidige wetsontwerp? Is dit strijdig met de openbare orde of niet?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Dat is niet strijdig met de openbare orde. In dit voorbeeld zou de leverancier een rechtszaak kunnen aanspannen. Als de rechter, op grond van het onderzoek van alle stukken, vaststelt dat de termijn contractueel is vastgesteld op drie maanden, zal hij dit aanvaarden, aangezien zulk een contractuele clausule niet strijdig is met de richtlijn.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Dat antwoord is belangrijk.

De heer Olivier de Clippele (MR). - Dat probleem werd onderzocht in de commissie.

De heer Philippe Mahoux (PS). - De minister is dus van mening dat een niet-misleidende clausule in verband met een betalingstermijn van vier of vijf maanden of zelfs meer, die duidelijk omschreven is en die in het contract is vermeld, niet strijdig is met de openbare orde en het ook niet zal zijn als het huidige ontwerp is goedgekeurd.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Het voorbeeld dat de heer Mahoux nu geeft, werd niet uitdrukkelijk behandeld, maar het probleem werd wel in de commissie besproken.

De heer Olivier de Clippele (MR). - Er was zelfs sprake van juris tantum en juris et de jure. Het onderscheid werd dus wel degelijk gemaakt.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik betreur toch wel een beetje dat dit debat hier wordt gevoerd. De collega's waren niet aanwezig in de commissie voor de Justitie, waar we al deze misverstanden hadden kunnen oplossen. Blijkbaar was er op dat ogenblik veel meer belangstelling voor de werkzaamheden over tabaksreclame in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. Daar waren heel veel leden aanwezig terwijl er in de zaal ernaast slechts enkele senatoren aan de discussie deelnamen.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Inderdaad. Dit ontwerp is behandeld in de commissie voor de Justitie.

De voorzitter. - Dat is niet het probleem. Het is gerechtvaardigd om zo een belangrijk probleem op te werpen, maar dit debat zou normaal in de commissie moeten plaatsvinden.

In het huidige stadium zijn er twee opties: ofwel zetten we ons debat voort en stemmen we straks over dit wetsontwerp, ofwel volgen we de suggestie van mevrouw Lizin om de stemming uit te stellen. De evocatieprocedure loopt tot 28 oktober 2002, dus die optie is mogelijk. Dan zouden we de tijd hebben dieper in te gaan op het probleem. Ik leg deze vraag dus voor aan de leden.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Er zijn te weinig aanwezigen om verder te gaan.

De voorzitter. - Er is geen quorum vereist om het debat voort te zetten. De stemmingen hebben plaats vanaf 12 uur. Dan zal het quorum bereikt zijn.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - We hebben heel veel begrip voor de vraag van de minister om de richtlijn vóór 8 augustus in Belgische wetgeving om te zetten. Soms halen we de eindstreep niet op tijd, maar in dit geval was er een concreet voorstel dat we zo snel mogelijk hebben besproken. Het is dus niet nodig de stemming tot na het reces uit te stellen.

De heer Olivier de Clippele (MR). - Na die verduidelijkingen kunnen we stemmen. Hoe dan ook, als men uitzonderingen wenst voor bepaalde schuldenaren, moet de hele problematiek ten aanzien van alle schuldenaren worden herbekeken. Men kan geen twee categorieën schuldenaren en twee verschillende wetgevingen creëren.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik betreur dat dit debat enkel met de minster van Justitie wordt gevoerd. De voornaamste reden voor dit debat is immers de bijzondere toestand van de ziekenhuizen.

De brief aan minister Vandenbroucke situeert het probleem goed. Het gaat erom hetzij de betalingstermijn voor de bedragen die het RIZIV aan de ziekenhuizen is verschuldigd, tot dertig dagen terug te brengen, hetzij in de begroting in financiële middelen te voorzien voor de ziekenhuizen om interesten wegens laattijdige betaling te vergoeden. Dat opent dus een belangrijk recht op interesten wegens laattijdige betaling bij geschillen. Het gaat om een belangrijk probleem.

De voorzitter. - Ik begrijp mevrouw Lizin niet. De algemene voorwaarden staan op de achterzijde van elke factuur. Daarin staat gewoonlijk een betalingstermijn van 60 of 90 dagen. Die algemene voorwaarden vormen de regel.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Dat is de regel niet. De vraag is of een voorgedrukte tekst van een ziekenhuis, een cultureel centrum, een vzw of een gemeente, die de contractanten een termijn van 90 dagen geeft, vandaag nog geldt.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Die tekst is uiteraard geldig. De contractuele bepalingen zijn goedgekeurd door de Europese Commissie. De Europese richtlijn bepaalt dat, wanneer de tekst van het contract een duidelijk en belangrijk misbruik uitmaakt, de schuldeiser zich tot justitie kan wenden om een uitzondering op de regel te vragen.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Kan de minister herhalen dat de ziekenhuisdirecteurs die een handelsovereenkomst afsluiten, uit voorzorg uitdrukkelijk een termijn van drie maanden kunnen behouden zodat de vandaag vastgestelde termijn toch nog geldig blijft?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ze zullen de termijn bedingen die hen past en die door de contractant wordt aanvaard.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Dan zijn we het eens.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1827/7.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

(Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter.)

Wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten voor minderjarigen (van mevrouw Kathy Lindekens, Stuk 2-256)

Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord (van mevrouw Sabine de Bethune c.s., Stuk 2-554)

Wetsvoorstel betreffende het recht van minderjarigen op toegang tot de rechter (van mevrouw Martine Taelman c.s., Stuk 2-626)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH), corapporteur. - Het eerste wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten voor minderjarigen is reeds enkele maanden geleden in plenaire vergadering gekomen. Het werd om legistieke redenen naar de commissie teruggezonden. De dienst wetsevaluatie van de Senaat had gewezen op incoherenties en onnauwkeurigheden in de tekst.

Dit voorstel wil gespecialiseerde jeugdadvocaten instellen en de bijstand van een minderjarige door zo'n advocaat verplicht maken in drie gevallen: wanneer de jongere partij is in een gerechtelijke procedure, wanneer hij tussenkomt in een procedure of wanneer hij wordt gehoord in het kader van artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek. De verplichte bijstand van een jeugdadvocaat is het principe, maar er zijn uitzonderingen: wanneer de jongere een andere, niet gespecialiseerde advocaat verkiest en wanneer de minderjarige uitdrukkelijk aan de bijstand door een advocaat verzaakt.

In de andere gevallen dan wanneer de jongere partij in een procedure is, erin tussenkomt of het geval van artikel 931, bijvoorbeeld wanneer de jongere een advies wil of wordt gedaagd in een andere hoedanigheid, kan hij op eenvoudig verzoek een beroep op juridische bijstand doen en de bijstand van een jeugdadvocaat verkrijgen.

De jeugdadvocaten moeten uiteraard een voortgezette opleiding volgen. De tekst spreekt over de grondige kennis van de wetgeving op de jeugdbescherming. De balies moeten waken over de permanente vorming van die advocaten. Zoals dat reeds bij veel balies het geval is, moeten zij permanenties van jeugdadvocaten organiseren.

Dat alles kost uiteraard geld. De Staat zal dit ten laste nemen. Het voorstel bepaalt dat de Staat, binnen de budgettaire mogelijkheden, de opleiding van jeugdadvocaten op zich zal nemen.

De discussies gingen vooral over de eerbiediging van de vrije keuze van de minderjarige, over de wijze waarop hij moest of kon worden bijgestaan, over de mogelijkheid tot uitdrukkelijke weigering van bijstand en over de wijze waarop de balies de permanenties van jeugdadvocaten kunnen organiseren.

Mevrouw Nathalie de T' Serclaes (MR), corapporteur - Ik geef lezing van het verslag over het tweede voorstel, met name over het horen van de minderjarigen. De drie voorstellen vormen een geheel en de commissie voor de Justitie heeft er de voorkeur aangegeven om dit drieluik samen te bespreken. Wij hebben de drie voorstellen naast elkaar behandeld en er werd een gemeenschappelijke stemming over uitgebracht. Ze worden dus tegelijkertijd in de plenaire vergadering besproken. Dat verheugt mij.

Het wetsvoorstel over het horen van de minderjarigen werd ingediend door mevrouw de Bethune en werd in de commissie voor de Justitie tegelijkertijd met de twee andere voorstellen betreffende de rechten van de minderjarigen besproken.

Het horen van de minderjarigen door een rechter wordt vandaag geregeld in artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek. Krachtens dit artikel heeft de minderjarige echter niet het recht om door een rechter te worden gehoord. Het oorspronkelijk voorstel van mevrouw de Bethune gaf het recht om te worden gehoord aan iedere minderjarige vanaf de leeftijd van 7 jaar.

Uit de besprekingen en hoorzittingen van de commissie met betrekking tot deze drie voorstellen is gebleken dat het recht om te worden gehoord soepel moet worden georganiseerd en op een manier die overeenstemt met de rijpheid van de kinderen. Er werd hoofdzakelijk over vijf punten gediscussieerd: ten eerste, over het al dan niet verplichte karakter van het horen van de minderjarige; ten tweede, de leeftijd vanaf dewelke dat recht door het kind kan of mag worden uitgeoefend; ten derde, over de verplichting van het kind om in te gaan op een verzoek om te worden gehoord en de mogelijkheid om voor de rechter eventueel te zwijgen; ten vierde, de voorwaarden van het horen, de oproepingswijze en de manier waarop de hoorzitting moet verlopen; ten vijfde, de manier waarop minderjarigen over het bestaan van dat recht worden voorgelicht, meer bepaald het taalgebruik in de oproeping.

Het verplichte karakter van het horen betekent een belangrijke vooruitgang ten aanzien van het huidige artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek. Dat recht zal ten volle gelden voor minderjarigen vanaf de leeftijd van twaalf jaar. In procedures die de jongeren aangaan, worden zij dus automatisch gehoord. Het toepassingsgebied is hetzelfde als dat van artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek, maar voor kinderen die ouder zijn dan twaalf jaar kan dit recht dus ten volle worden uitgeoefend.

Een tweede element is de leeftijd die in aanmerking wordt genomen om het hoorrecht ten volle te kunnen uitoefenen. In tegenstelling tot artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek dat geen leeftijd bepaalt, maar enkel het onderscheidingsvermogen als criterium neemt, hebben wij de leeftijd van 12 jaar ingevoerd. De gangbare rechtspraak gaat ervan uit dat een minderjarige vanaf die leeftijd echt zijn mening kan formuleren.

Verder hebben wij de problematiek behandeld van de minderjarigen onder de twaalf jaar. Met toepassing van het huidige artikel 931 kunnen jongeren onder de twaalf jaar perfect worden gehoord. De commissie heeft als oplossing voorgesteld dat een jongere onder de twaalf jaar die zijn mening kan formuleren - dat is niet hetzelfde als over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikken - op zijn verzoek verplicht moet worden gehoord, maar zoals vandaag ook kan worden gehoord op verzoek van de rechter.

Wij denken dat dit een evenwichtige oplossing is.

Verder ligt het voor de hand dat een minderjarige niet verplicht is om op de oproeping te reageren en zelfs als hij erop reageert, het recht heeft om voor de rechter te zwijgen.

Wij hebben grondig gediscussieerd over de oproeping en over de manier waarop ze aan de jongere moet worden verstuurd in procedures die hem aangaan.

Wij zijn van mening dat deze oproeping geen dwingend karakter mag hebben en niet mag dienen om druk uit te oefenen op de jongere; ze moet een uitnodiging zijn om zijn mening te kennen te geven. De taal van de oproeping moet de jongere duidelijk maken waarover het gaat, zodat hij positief of negatief kan reageren. In dat laatste geval moet hij de rechter daarvan wel op de hoogte brengen. Het betreft hier de jongeren die ouder zijn dan twaalf jaar.

Wij hebben ook bepaald hoe de jongere die door de rechter wordt gehoord, kan worden begeleid. Als hij dat wil, kan hij zich door een advocaat laten vergezellen. Als er geen advocaat is, mag hij zich laten vergezellen door een vertrouwenspersoon. De plaats waar de jongere wordt gehoord, moet geschikt zijn, zodat hij zich vrij en in vertrouwen kan uitdrukken.

Zoals voor de twee andere voorstellen werd ook voor dit voorstel een tweede lezing gehouden, zodat de tekst- en technische verbeteringen konden worden aangebracht die vereist waren om van de drie voorstellen een samenhangend geheel te maken.

Als co-rapporteur dank ik de wetgevende diensten voor het voorbereidende werk dat het mogelijk heeft gemaakt deze drie voorstellen in de best mogelijke omstandigheden af te werken. Toch zou ik een technische fout willen melden in de door de commissie aangenomen tekst. Artikel 9 vat aan met de bepaling: "In artikel 1994, derde lid van hetzelfde Wetboek, ...". Ik stel voor om de woorden `artikel 1994' te vervangen door de woorden `artikel 1294' ten einde alle problemen op het ogenblik van de stemming te voorkomen.

Ik dank de commissieleden voor deze drie voorstellen. Zij zijn het resultaat van een aanzienlijke collectieve inspanning.

De verschillende indieners, waaronder mevrouw de Bethune, hebben aanvaard dat hun tekst grondig werd besproken. De drie voorstellen vormen een coherent geheel en een onbetwistbare vooruitgang voor de minderjarigen die overeenkomstig het Verdrag voor de Rechten van het Kind, voortaan hun mening kunnen te kennen geven en verdedigen. Zij worden acteurs en rechtssubjecten in gerechtelijke, administratieve en andere procedures, hoewel zij minderjarigen blijven die in het merendeel van de gevallen ouders hebben.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH), rapporteur. - De drie wetsvoorstellen hangen nauw samen en er bestond een politiek akkoord om ze samen te bespreken. Ik breng verslag uit over het wetsvoorstel van mevrouw Taelman betreffende het recht van minderjarigen op toegang tot de rechter.

Het gaat hier om een complexe aangelegenheid. Er werd interessant en constructief werk geleverd op basis van hoorzittingen. Dat minderjarigen toegang krijgen tot het gerecht is een belangrijke ontwikkeling. In de commissie kwamen dan ook verschillende evenwichten en gevoeligheden aan bod.

Mevrouw Taelman verwees zowel naar het Verdrag inzake de rechten van het kind als naar de Europese akkoorden voor de rechten van de mens om de aandacht erop te vestigen dat minderjarigen vorderingsrecht hebben en in rechte mogen optreden. Ze wilde er ook voor zorgen dat ons intern recht het de minderjarigen mogelijk maakt in meer omstandigheden in rechte op te treden zonder een beroep te moeten doen op hun wettelijke vertegenwoordigers, vooral als er een belangenconflict is met laatstgenoemden of wanneer zij hun verplichtingen niet nakomen en de minderjarige de zaak voor de rechtbank wil brengen.

De indiener van het wetsvoorstel wees erop dat in een bepaalde, soms schuchtere, rechtspraak in administratieve of schoolkwesties wel degelijk wordt erkend dat de minderjarige in rechte kan optreden. De discussie ging dan ook over de draagwijdte van dat recht. Sommigen wilden dat recht beperken tot bepaalde bijzondere gebieden of tot de uitzonderlijke gevallen dat het kind wil ingaan tegen de personen die de ouderlijke macht uitoefenen. Anderen meenden dat de mogelijkheid voor een minderjarige om in rechte op te treden ruim moet worden opgevat. Door de ontwikkeling van de maatschappij wordt de autonomie van de minderjarige benadrukt. Op lange termijn moeten we dan ook streven naar de erkenning van de minderjarige als rechtzoekende.

De discussie verliep soms gespannen en er werd besloten hoorzittingen te houden. De heer Moreau, advocaat, de heer Vankeirsbilck, coördinator van de verenigingen die zich inzetten voor de rechten van het kind en de rechten van jongeren, de dames Vervoort en Mangin, alsook vertegenwoordigers van universiteiten en verenigingen op het terrein, zijn komen uitleggen welke vragen de minderjarigen formuleren en in welke aangelegenheden ze enige autonomie nodig hebben.

Er is een discussie ontstaan over de figuur van de voogd ad hoc en de vertegenwoordiger van de minderjarige in een procedure. De minderjarige kan een zaak aanhangig maken bij de burgerlijke of de strafrechtbank, maar de vraag rijst in welke hoedanigheid hij wordt vertegenwoordigd of bijgestaan. Wat is de rol van de advocaat die de minderjarige bijstaat maar hem niet vertegenwoordigt? Wie verdedigt de belangen van de minderjarige? Hijzelf, een voogd ad hoc, of een vertegenwoordiger?

Na enige discussie is men het erover eens geraakt dat de minderjarige zich in strafzaken burgerlijke partij moet kunnen stellen in bijzondere gevallen, inzonderheid bij mishandeling. Wat de burgerlijke zaken betreft, vroegen de commissieleden zich af of de minderjarig in rechte moet kunnen optreden in zaken die hem betreffen of aanbelangen. Ze verwezen naar artikel 12 van het Verdrag inzake de rechten van het kind om te bepalen of de minderjarige in rechte mag optreden.

Eigenlijk geeft het Verdrag inzake de rechten van het kind aanleiding tot diverse interpretaties waaruit, al naar gelang men de bepalingen ruim of beperkt opvat, al dan niet kan worden afgeleid dat de minderjarige in rechte mag optreden. Uiteindelijk heeft de commissie een compromis bereikt over de aanvankelijk zeer ruime tekst van mevrouw Taelman.

Ik geef nu een korte samenvatting van wat de commissie eenparig heeft aangenomen.

Voortaan mag de minderjarige die het slachtoffer is van een overtreding zich burgerlijke partij stellen indien de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, verzuimen zijn rechten te doen gelden of in geval van tegenstrijdige belangen.

Als de minderjarige zich geen mening kan vormen, wijst de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de vertegenwoordiger van de minderjarige aan. Dat geldt dus voor het strafrecht.

Ook voor burgerlijke zaken is een evenwicht gevonden. Het kind van 12 jaar, en het kind dat de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt heeft maar zich al een mening kan vormen, mag persoonlijk een rechtsvordering instellen ten bewarende titel, in gerechtelijke of administratieve procedures of in procedures die betrekking hebben op zijn persoon.

Deze tekst bevestigt een bestaande rechtspraak. Hij voorziet in een gemakkelijke procedure, want de rechtsvordering van de minderjarige kan op eenvoudig verzoek worden ingediend.

Met de eenparige goedkeuring van de in de commissie aanwezige leden wilde de Senaat blijk geven van een sociale evolutie, namelijk de autonomie, de belangen van de minderjarige en zijn inspraak ingeval er een conflict is met zijn ouders of wanneer zijn ouders hun verplichtingen niet nakomen. De tekst bevat ook beperkingen.

De Senaat heeft aangezet tot bezinning over de mogelijkheid van minderjarigen om in rechte op te treden. Ik ben er evenwel van overtuigd dat het debat hiermee niet beëindigd is en dat het in de Kamer zal worden voortgezet.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De rapporteurs de T' Serclaes en Nyssens hebben heel duidelijk en op een eerlijke en didactische manier al een synthese gebracht van de debatten die de commissie voor de Justitie heeft gevoerd en van de inhoud van de drie voorstellen. Daarom kan ik mijn uiteenzetting kort houden.

Ik ben blij dat deze drie voorstellen vandaag de eindmeet halen in de Senaat. Daarmee zetten we immers een flinke stap vooruit in de richting van een versterking van de rechtspositie van de minderjarigen en van de erkenning van het kind als rechtssubject, althans voor zover een kind in staat is om rechten en plichten af te wegen.

Zoals de rapporteurs al hebben benadrukt, moeten de drie voorstellen in onderlinge samenhang worden gelezen. In de commissie voor de Justitie zijn de verschillende standpunten zorgvuldig tegen elkaar afgewogen en op elkaar afgestemd. Het woord compromis is daarbij meermaals gevallen. De drie voorstellen waarover de Senaat zich nu moet uitspreken, zijn op den duur een geheel geworden, dat ikzelf en de hele CD&V-fractie kunnen verdedigen.

Over alle partijgrenzen heen dank ik dan ook alle collega's van de commissie voor de Justitie, maar ook de juridische dienst en de commissiedienst van de Senaat, omdat ze ons heel ernstig hebben bijgestaan. Heel in het bijzonder dank ik ook de minister van Justitie, die ons bij dit werk altijd heeft gesteund en zijn medewerker, de heer Maes, die elke zitting van onze commissie heeft bijgewoond en ons tal van degelijke adviezen heeft bezorgd. Ik dank ook de ambtenaar van het ministerie van Justitie die de besprekingen heeft gevolgd, omdat ze zo verregaand in ons denkwerk is meegegaan. Dat alles illustreert dat goed parlementair werk mogelijk is, wanneer we een klaar doel voor ogen hebben en we precies weten waar we willen uitmonden. Dan is een creatieve gedachtewisseling mogelijk en kan die resulteren in een degelijke wetgeving.

De wetgeving waarover de Senaat straks stemt, komt tegemoet aan wat vrij algemeen als een noodzaak wordt ervaren. Om dat te illustreren verwijs ik naar de vraag van de Kinderrechtencommissie en van de kinderrechtencommissarissen. Ook vanuit de juridische wereld, van advocaten, magistraten en andere deskundigen, en uit de hoorzittingen die de commissie organiseerde, kwamen gelijkaardige vragen.

Een bijkomend argument voor deze voorstellen komt van het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties van Genève, dat in de discussie over het Kinderrechtenverdrag kritische opmerkingen had gemaakt over de situatie in België. De voorstellen anticiperen in feite al op het antwoord dat België op die kritiek kan geven.

Hetzelfde geldt voor de opvolging die België moeten geven aan de Kinderrechtentop van een paar maand terug in New York. De landen die daaraan deelnamen, hebben zich ertoe verplicht voor het einde van 2003 een nationaal actieplan uit te schrijven. Deze voorstellen passen perfect in een dergelijk actieplan.

Ten slotte sluiten deze drie voorstellen ook perfect aan bij de aanbevelingen die de Senaat zelf een goed jaar geleden heeft geformuleerd in het verslag van de werkgroep Rechten van het kind.

In deze plenaire vergadering wil ik helemaal niet diep ingaan op de inhoud van de drie voorstellen. Ik wil enkel zeggen dat de hele CD&V-fractie zich de voorstellen schaart en dat we enkel hopen dat de voorstellen nog tijdens deze legislatuur wet worden. Ik dring erop aan dat ook de Kamer en de commissie voor de Justitie daar de voorstellen bovenaan de agenda plaatsen. Met het oog op de kinderrechten durf ik ook aan de minister van Justitie en aan de regering te vragen dat zij hun gezag aanwenden om dit werk nog voor het einde van deze legislatuur af te maken.

Ook dan is het werk echter niet af. We zullen dit onderwerp nog vaak opnieuw moeten behandelen. Ik pleit er daarom ook voor dat de regering een regeringscommissaris of een andere instantie belast met het opstellen van een nota over de rechtspositie van minderjarigen en over de manier waarop we die meer coherent kunnen maken. Dat lijkt me een voor de hand liggende taak voor de komende legislatuur bij de voorbereiding van het actieplan dat we samen moeten opmaken.

De goedkeuring van deze drie voorstellen is in elk geval een belangrijke stap in de goede richting.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Ik zal vandaag niet ingaan op de inhoud van de drie wetsvoorstellen. Dat hebben we al uitvoerig in de commissie gedaan. Mijn bijzondere dank gaat uit naar de dienst wetsevaluatie, naar de heer Maes en het kabinet van Justitie die hun volledige steun aan de wetsvoorstellen hebben verleend vanuit een bezorgdheid voor de rechtspositie van de minderjarigen. Ik dank ook de voorzitter van de commissie, de heer Dubié, die heel veel geduld aan de dag heeft gelegd tijdens de lange discussies, mevrouw de T' Serclaes en mevrouw Nyssens die een uitstekend verslag hebben uitgebracht, mevrouw de Bethune en alle leden van de commissie hier aanwezig.

Vandaag wordt eindelijk over de voorstellen gestemd. Dat is een enorme stap vooruit in de richting van de versterking van de rechtspositie en de rechtszekerheid van de minderjarigen.

In het verslag van het Comité voor de rechten van het Kind te Genève van juni 2002 luidt het in punt 6 onder de titel Législation: "Le Comité accueille avec bienveillance les informations en provenance de l'État partie sur des projets de loi concernant les droits de l'enfant y compris: ... L'accès aux tribunaux ... s'assure que les dispositions adéquates soient prises pour leur mise en oeuvre effective, y compris l'affectation budgétaire; et assure leur rapide promulgation."

Ik vraag de regering dat zij de Kamer, zoals de Senaat, haar steun geeft in verband met deze wetsvoorstellen, zodat ze vlug wet worden.

Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Eerst en vooral wil ik de rapporteurs danken voor hun voortreffelijke verslagen.

Met genoegen heb ik meegewerkt aan het tot stand komen van deze drie wetsvoorstellen. Het was een werk van lange adem, maar het loonde de moeite.

Het was goed dat de drie wetsvoorstellen samen werden behandeld. Zo konden ze beter op elkaar worden afgestemd.

Met de invoering van het statuut van de jeugdadvocaten in ons gerechtelijk recht wordt de bijstand voor minderjarigen in de gerechtelijke en administratieve rechtspleging gewaarborgd.

Bovendien worden zodoende de drie P's verwezenlijkt: met name protection, prevention and participation, de drie pilaren van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Dankzij de jeugdadvocaten wordt de beschermde participatie van jongeren gewaarborgd.

Tegelijk wordt hiermee uitvoering gegeven aan de Europese richtlijn die een volwaardige bijstand voor minderjarigen in juridische procedures wil gewaarborgd zien.

Jeugdadvocaten vormen bovendien ook een onmisbare schakel in een volwaardig jeugdrecht. Tot slot wil ik graag nog aanhalen dat een klein aantal balies nu al een goed werkende jeugdpermanentie verzorgden, die samengesteld is uit advocaten bij de jeugdrechtbank. Deze balies zullen de omvorming tot een permanentie van jeugdadvocaten snel kunnen realiseren.

Mijn bezorgdheid is echter hoe de eenvormigheid bij de toekenning van de titel `Jeugdadvocaat' bij alle balies kan worden bereikt. Ik hoop dat de balies onderling enerzijds, en de balies en het ministerie van Justitie anderzijds, daartoe constructief zullen samenwerken.

Verder wordt het hoorrecht van de minderjarigen die ouder zijn dan 12 jaar, gewaarborgd door de opname van een oproepingsplicht in het gerechtelijk wetboek. Minderjarigen die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt, maar wel in staat zijn hun mening te vormen, kunnen bij beslissing van de rechter worden gehoord.

Dit is ongetwijfeld een belangrijke stap voorwaarts, want het grootste deel van de klachten van minderjarigen die bij de Kinderrechtencommissaris belanden, betreffen het hoorrecht in het raam van echtscheidingsprocedures.

Ten slotte wordt ook de toegang van de minderjarigen tot de rechter gewaarborgd. De volwaardige participatie van de minderjarige vanaf 12 jaar wordt opgenomen in het gerechtelijk wetboek en ook dat is een belangrijke innovatie.

Ik dank de medewerkers van de minister, de diensten van de Senaat en de commissieleden voor hun medewerking.

Ik hoop dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers hieraan in dezelfde geest zal verder werken.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Wanneer het over de rechten van het kind gaat, lijkt men het over het algemeen al snel eens te zullen worden. Als echter concrete gevallen moeten worden behandeld, zoals de mogelijkheid om in rechte op te treden, komen verschillende visies aan het licht. Een kind is immers geen volwassene.

We zijn het er allen over eens dat het kind een rechtzoekende is, maar daarom moet het nog niet als een volwassene worden beschouwd. Ik pleit er dan ook voor dat het woord en de autonomie van het kind als dusdanig in aanmerking worden genomen.

Het kind bevindt zich altijd in een netwerk van relaties met personen die de ouderlijke macht uitoefenen, in de eerste plaats zijn ouders. We moeten voorkomen dat teksten worden gemaakt die van het kind de gegijzelde van zijn ouders maken of die het in conflicten tussen volwassenen drijft.

Personen die gespecialiseerd zijn in het luisteren naar kinderen letten er goed voor op de woorden van het kind niet te interpreteren als de wil om de ene ouder te bevoordelen ten opzichte van de andere. Er is dus een gepaste opleiding nodig om de boodschap van het kind te ontcijferen en om te begrijpen wat het kind echt wil zeggen, dus om het te beschermen.

Ouders mogen hun verantwoordelijkheden als opvoeder niet kunnen ontlopen al gevolg van teksten die wij aannemen. Het kind heeft een welbepaalde plaats in het gezin. Soms kan het nodig zijn dat naar het kind wordt geluisterd in het kader van bepaalde conflicten, maar dat is niet voor alle conflicten nodig. Ik vraag in ieder geval dat de magistraten zich omringen met beroepsmensen die gewoon zijn om naar het woord van kinderen te luisteren.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Wij hebben vandaag, dankzij het initiatief van enkele senatoren, een belangrijke vooruitgang geboekt in de toekenning van rechten aan minderjarigen.

De Senaat heeft hiermee ook aangetoond welk belang aan dit maatschappelijke thema moet worden gehecht. De indieners konden rekenen op de medewerking van mijn uitstekende medewerker, de heer Christian Maes, expert ter zake.

Ik kan u verzekeren dat ik deze wetsvoorstellen, die straks na de goedkeuring wetsontwerpen zullen geworden zijn, in de Kamer zal verdedigen alsof het mijn eigen werk was.

Er wordt een einde gemaakt aan de paradox met betrekking tot de minderjarigen. Minderjarigen werden op strafrechterlijk gebied altijd beschouwd als volwassenen in zakformaat maar op burgerlijk gebied waren ze volstrekt handelingsonbekwaam.

De drie wetsvoorstellen gaan ervan uit dat minderjarigen vanaf de leeftijd van twaalf jaar een complexe besluitvorming kunnen begrijpen en dat ze in de samenleving en in het rechtsverkeer als volwaardige partners kunnen handelen. Ik ben het met dat uitgangspunt volledig eens.

We hebben geopteerd voor gespecialiseerde jeugdadvocaten. We hebben tegelijk ook rekening gehouden met artikel 931, dat we al sedert 1994 kennen, maar dat nu volledig afgestemd is op artikel 12 van het Internationale kinderrechtenverdrag.

Ook op dit vlak zullen er inspanning worden gedaan. De mogelijkheid voor een rechter om een minderjarige van twaalf jaar of jonger te horen is een grote vooruitgang.

In de slotopmerkingen van 7 juni 2002 over het tweede periodiek verslag dat door ons land werd voorgelegd aan het Comité voor de rechten van het kind, werd bezorgdheid geuit over het feit dat het recht om gehoord te worden krachtens artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek grotendeels discretionair was. We hebben op dat moment verwezen naar de drie wetsontwerpen waarover vandaag wordt gestemd. Ze bevestigen de vaste wil van België om als speerpunt te fungeren voor de emancipatie van elke persoon in een democratische maatschappij en, a fortiori, van de minderjarige.

-De algemene bespreking is gesloten.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 7, §2bis, 2º, van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, ingevoegd door de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten (van de heren Philippe Monfils en Jean-Marie Happart, Stuk 2-895)

De voorzitter. - We stemmen eerst over amendement 4 van de heer Van Quickenborne.

Stemming 1

Aanwezig: 66
Voor: 11
Tegen: 54
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 3 van de heer J. -M. Dedecker c.s.

Stemming 2

Aanwezig: 66
Voor: 11
Tegen: 48
Onthoudingen: 7

-Het amendement is niet aangenomen.

-Artikel 2 wordt aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 5 van de heer Van Quickenborne.

Stemming 3

Aanwezig: 66
Voor: 11
Tegen: 54
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsvoorstel in zijn geheel.

Mevrouw Marie Nagy (ECOLO). - Voor alle duidelijkheid wil ik hier herhalen dat Ecolo gekant is tegen elke vorm van bevordering van druggebruik of van enige andere verslaving.

Voor ons is het ook duidelijk dat er geen onderscheid mag gemaakt worden tussen illegale drugs en de meer gebruikelijke genotsmiddelen. We willen geen van beide promoten.

Ecolo is in alle omstandigheden begaan met de volksgezondheid en heeft een preventiebeleid voor ogen dat voorkomt dat jongeren en alle andere medeburgers ten prooi vallen aan een verslaving die momenteel 15 tot 20.000 doden eist.

Preventie kan op verschillende manieren gevoerd worden. Ze kan ook betrekking hebben op hulp aan verslaafden, om de dood of ernstige ongevallen te vermijden.

Ecolo is ook begaan met de werkgelegenheid, maar dan wel binnen een kader dat verzoenbaar is met het gezondheidsbeleid. Zo niet worden aanzienlijke kosten gegenereerd in de sector van de sociale zekerheid.

Om die redenen zal onze fractie dit wetsvoorstel niet steunen.

De heer Jan Remans (VLD). - Ik heb gisteren verklaard dat ik mij aansluit bij het verzet van de Wereldgezondheidsorganisatie tegen de tabaksindustrie en de publiciteit op tabaksproducten.

Aangezien tabaksreclame in 2003 en 2004 nog altijd mag op de Europese Formule 1-races, mogen we de races die in België plaatsvinden niet hypothekeren.

Roken is niet verboden, het wordt enkel afgeraden. Daarom moet ook tabaksreclame worden afgeraden. De beste afrader voor tabaksgebruik is een verhoging van de prijs. Ik pleit voor een verhoging van de investeringen in de gezondheidszorg. Daarom zal ik niet tegen de resolutie van de heer D'Hooghe stemmen.

De heer François Roelants du Vivier (MR). - Mijn stemverklaring namens de MR-fractie is ook die van een gemeenschapssenator, bovendien Brusselaar, die begaan is met de economische ontwikkeling van het Waalse gewest. Zelf rook ik niet en ik vind tabak en alle andere drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid.

Ik vind het dan ook noodzakelijk dat de overheid aan kankerpreventie doet. Ik heb het voorstel van collega Poty over het rookverbod in treinen medeondertekend. In het Europees Parlement heb ik langdurig gestreden tegen de steunmaatregelen voor tabaksproducenten toen het programma `Europa tegen kanker' werd ontwikkeld.

De strijd tegen tabaksverslaving moet worden voortgezet. Heel de MR-fractie is daarvan overtuigd en zal daarom ook het voorstel van de heer D'Hooghe goedkeuren. (Protest van mevrouw Nagy)

Onze goedkeuring van dit wetsvoorstel spreekt dit niet tegen of verhindert dit niet.

Alleen weten we niet waarom we zouden moeten beweren de beste te zijn door, twee jaar vroeger dan vereist door de Europese regelgeving, tabaksreclame te verbieden en daardoor de Grote Prijs van België voor Formule 1 over te laten aan anderen die precies dezelfde televisiebeelden met tabaksreclame zullen verspreiden. Dat noemen wij hypocrisie, tenzij het, onder het mom van edele beweegredenen, om een vijandige bejegening van het Waalse Gewest zou gaan.

Voor de MR-fractie moet de zaak in de juiste context geplaatst worden: een tijdelijke uitzondering, enkel ingegeven door het belang van het gewest, die het beleid inzake tabaksreclame niet aantast. (Protest van Ecolo)

Daarom zullen we de voorliggende tekst goedkeuren. (Applaus en protest)

Mevrouw Mimi Kestelijn-Sierens (VLD). - In tegenstelling tot de andere leden van mijn fractie zal ik tegen het wetsvoorstel stemmen. Ik ben altijd een overtuigde tegenstander geweest van tabaksreclame wegens de gezondheidsrisico's. Het is wetenschappelijk bewezen dat roken de gezondheid zware schade toebrengt. Dat argument weegt voor mij zwaarder door dan de economische argumenten uit het wetsvoorstel van de heer Monfils.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Ik ben geen roker, maar ik pleit voor vrijheid op het gebied van reclame. We kunnen duizend-en-een zaken opsommen die niet goed of gezond zijn, maar waarvoor reclame wordt gemaakt. Reclame betekent niet automatisch consumeren. Kinderen en volwassenen moeten worden opgevoed om te kunnen weerstaan aan verleidingen zoals tabak, alcohol en andere consumptiegoederen.

We moeten stemmen over het verbod op tabaksreclame terwijl we dagelijks via de televisie ongewild met tabaksreclame worden geconfronteerd.

Het is hypocriet reclame op tabak te verbieden en tegelijkertijd meer dan een miljard euro te besteden aan het subsidiëren van de tabaksaanplant. Het kwaad moet aan de basis worden uitgeroeid, namelijk bij de aanplant.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Mevrouw Leduc, we stemmen niet over de wet op het verbod op tabaksreclame. Tabaksreclame is verboden. We stemmen over een uitzondering op de wet. De echte context, mijnheer Roelants du Vivier, is het debat over de rechtszekerheid. Rechtszekerheid voor winkeliers, sportclubs, sportfederaties die allemaal weten dat ze de wet moeten naleven. Slechts één man voelt zich boven deze wet verheven, de heer Ecclestone. Hij vindt hier slippendragers, mensen die voor hem een uitzondering willen goedkeuren in ruil voor een VIP-lounge op de Formule 1-wedstrijden. Zij zijn de pleitbezorgers van een discriminatie tussen kleine winkeliers, sportclubs en sportfederaties. Eén `dikke nek' komt ons vertellen hoe we moeten stemmen. Het Vlaams Blok zal tegen de uitzondering en tegen de heer Ecclestone stemmen. Het parlement is de wetgevende macht in België en niet de heer Ecclestone.

De heer Johan Malcorps (AGALEV). - De enige relevante vraag betreft de band tussen tabaksreclame en tabaksgebruik. Leidt meer tabaksreclame tot meer tabaksgebruik? Uit internationale wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er minstens een verband is van 7 procent. In België zijn er 20.000 doden ingevolge tabaksgebruik. De rekening is vlug gemaakt.

Volstaat het verbod op tabaksreclame om het tabaksgebruik omlaag te krijgen? Uit de feiten blijkt dat dit niet voldoende is. Er is een ruimere preventieve campagne nodig. Gelukkig zal deze zomer in Vlaanderen een stopsmokingcar rondrijden.

Voor onze fractie staat de gezondheid centraal. We zijn blij dat de PS bezorgd is over de blaasworm bij de vossen in de Ardennen. Veel belangrijker nog voor de volksgezondheid is echter een consequente houding inzake het tabaksgebruik.

De heer Louis Tobback (SP.A). - We hebben dit debat al uitgebreid gevoerd naar aanleiding van het voorstel-Vanvelthoven. Het parlement heeft toen dit voorstel goedgekeurd. Ik vind het bijzonder spijtig dat deze kwestie telkens opnieuw wordt opgerakeld omwille van zeer punctuele belangen. Dat is geen goede parlementaire werkwijze.

Diegenen die miljarden in tabaksreclame pompen, zijn ofwel gek ofwel zijn ze van mening dat het tabaksverbruik erdoor wordt beïnvloed. Meer bewijs is niet nodig.

We hebben dan ook geen behoefte om vandaag anders te stemmen dan over het voorstel-Vanvelthoven. We zien ook de enorme economische redenen niet om toe te geven aan de druk van een lobby die men inmiddels in de Verenigde Staten miljarden doet ophoesten omdat de sigarettenproducenten schade toebrengen aan de gemeenschap. De heer Moens heeft toen tegen het voorstel-Vanvelthoven gestemd, de andere fractieleden vóór. We zien geen reden om dat te veranderen.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Mevrouw Bouarfa zei eerder al dat we moeten kiezen tussen cholera en de pest. Ik denk dat tabaksreclame een pest is, omdat tabak de gezondheid schaadt.

Voorts gaat het ons niet om de economische belangen van de heer Ecclestone, mijnheer Tobback, maar wel om de plaatselijke werkgelegenheid.

We moeten dus naar eer en geweten kiezen tussen werkloosheid en de schadelijke invloed van tabak. Nadat we met alle middelen gepoogd hebben de uitzondering tot een minimum te beperken, zullen we kiezen voor het behoud van de banen die tijdens de komende twee jaar van deze beslissing afhangen.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Het debat heeft een grote symboolwaarde gekregen, ook in de pers, en de scheidingslijnen lopen soms doorheen de fracties. Ik betreur ten zeerste dat collega's artsen deze uitzondering op de wet zonder blikken of blozen zullen goedkeuren.

Ik vind het geen fait divers noch een toeval dat precies in Francorchamps, waar snelle wagens, mooie vrouwen en machogedrag bewust aan roken worden gekoppeld, nog tabaksreclame mag worden gemaakt. Op die manier wordt bewust op jonge mensen een appel gedaan om roken te verbinden met succes in het leven.

Roken is nefast voor onze gezondheid. Op dit vlak mag dan ook geen afbreuk worden gedaan aan de bestaande wetgeving.

De heer René Thissen (CDH). - De senatoren die vandaag hun houding wensen toe te lichten, hadden dat beter in de algemene bespreking gedaan. We kunnen de algemene bespreking nu niet overdoen.

Overigens kunnen voor elke standpunt goede argumenten gevonden worden. We zijn allemaal tegen tabaksreclame gekant. Geen enkel lid kan zeggen dat hij opkomt voor de volksgezondheid omdat hij het niet eens is met een van beide stellingen. De gevolgen voor de gezondheid van een mogelijke afwijking zullen verwaarloosbaar zijn. De televisie zal de beelden van de Grote Prijs, die dan elders met tabaksreclame zal worden gereden, in elk geval uitzenden.

Wij vinden dat de regering de voorbije drie jaar echte preventiemaatregelen tegen het tabaksgebruik had moeten nemen en geen symbolen had moeten verdedigen. De groenen leveren nu strijd vanop de tribune, terwijl ze drie jaar niets tegen het roken ondernomen hebben.

De heer Josy Dubié (ECOLO). - Wie wil deelnemen aan een debat, moet zich informeren.

De heer René Thissen (CDH). - We hebben aan het debat deelgenomen.

Wat onze partij betreft, zal elk parlementslid in eer en geweten zijn houding bij de stemming kunnen bepalen.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Net zoals collega Thissen ben ook ik verwonderd over het feit dat er tijdens de algemene bespreking van het voorstel gisteren minder volk aanwezig was.

Toen ik vanochtend een krant kocht, kreeg ik er een blikje bier bij. Als ik vandaag dus drie kranten koop en dan naar huis rij, ben ik strafbaar. Ik zeg dit gewoon om de hypocrisie van het verbod op bepaalde reclame aan te klagen. Ik herhaal wat ik gisteren heb gezegd: ik ben tegen elk verbod op reclame.

Ik ben tegen dit wetsvoorstel, omdat het discriminerend is. Een wet is geen instantproduct dat ten voordele van een bepaald evenement met een of ander amendement kan worden verkracht. Ik heb dan ook een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat de wet voor iedereen, bijvoorbeeld voor alle WK-manches, gelijk is. Het getuigt ook van gebrek aan kennis over de sportwereld dat men met een wafelijzerpolitiek het voorstel wil goedgekeurd krijgen ten voordele van het clubje van Ecclestone. Ik verwijt hem niets; de man heeft het recht geld te verdienen en wij moeten maar niet zo dwaas zijn om ons voor zijn kar te laten spannen. Mensen zullen Zolder verdedigen. In de wet staat daarover niets. Ik zie echter wel dat kazakdraaiers van politici het voorstel goedkeuren omdat Zolder hun achtertuin is en stemmen zou kunnen opleveren, terwijl anderen van dezelfde partij, die ook uit Limburg afkomstig zijn, enkele jaren geleden de wet op de tabaksreclame hebben goedgekeurd.

Op de WK-manche in Zolder, op de Prijs der Naties op de citadel van Dinant en vele andere motorcrossevenementen op wereldniveau, is tabaksreclame verboden. Dus er klopt iets niet.

Dit is snelwetgeving. Ze is economisch niet verantwoord en ik heb persoonlijk heel veel moeite om te kiezen. Mijn hart zit bij de sport, maar ook bij het oorspronkelijke wetsvoorstel van de heren Monfils en Happart, dat ik heel goed vond. Als het echter met amendementen wordt verkracht om bepaalde partijen te plezieren, zodat de gelijkheid van organisaties en individuen niet meer gegarandeerd is, dan krijgt het mijn stem niet.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - De heer Mahoux heeft uitgelegd dat er binnen de fractie verschillende meningen zijn en dat die ook tot uiting zullen komen.

We weten dat iedereen hier tegen tabaksreclame en tegen het roken is. Als ziekenhuisbestuurders weten we wat longkanker betekent.

Iedereen weet ook dat er onderhandelingen lopen over de Grote Prijs. Zuid-Afrika kan zich geen Grote Prijs veroorloven, maar Dubai wel. De reclame zal in Dubai op dezelfde manier zichtbaar zijn als in Francorchamps.

Wat ik echter niet kan aanvaarden, is het argument van Ecolo, dat de goedkeuring koppelt aan de belangen van de heer Ecclestone. Er is een reusachtig verschil tussen beide: we hebben een band met de belangen van Francorchamps, Spa en de hele regio.

De rallysport kan zonder tabaksreclame. De rally's van Ieper en de Condroz bewijzen dat, mijnheer Dedecker. Ik vraag mijn liberale en VLD-collega's echter na te denken over wat mij als burgemeester te wachten staat in een stad waar 1.000 hoogtechnologische banen door dat soort van argumenten geviseerd worden. Ik verzeker u dat ik na de vakantie werk zal maken van de solidariteit op het vlak van de werkgelegenheid.

De voorzitter. - We stemmen nu dus over het wetsvoorstel in zijn geheel.

Stemming 4

Aanwezig: 67
Voor: 31
Tegen: 35
Onthoudingen: 1

-Het wetsvoorstel is niet aangenomen.

Voorstel van resolutie over de invoering van een "bijzondere taks gezondheidsschade" ten laste van de tabaksverwerkende en -verdelende ondernemingen in België (van de heer Jacques D'Hooghe, Stuk 2-956)

De heer Philippe Monfils (MR). - De MR-fractie zal het voorstel van de heer D'Hooghe goedkeuren omdat we altijd hebben gezegd dat we op die manier het tabaksgebruik willen bestrijden.

Ik stel alleen vast dat een dergelijke openheid haaks staat op de houding van diegenen die tegen de uitzondering op de antitabakswet hebben gestemd. Met hun fundamentalistische houding drijven ze de spot met onze bezorgdheid om de economische en sociale ontwikkeling van onze regio's.

Stemming 5

Aanwezig: 65
Voor: 33
Tegen: 13
Onthoudingen: 19

De heer Paul Galand (ECOLO). - Ik heb me vergist. Ik wilde voor stemmen.

-Het voorstel van resolutie is aangenomen.

-Het zal aan de eerste minister, aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en aan de minister van Financiën worden meegedeeld.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van Burkina Faso inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2001 (Stuk 2-1191)

Stemming 6

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Avenant, gedaan te Madrid op 22 juni 2000, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Spanje tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en van het Protocol, ondertekend te Brussel op 14 juni 1995 (Stuk 2-1192)

Stemming 7

Aanwezig: 65
Voor: 65
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Samenwerkingsovereenkomst in het kader van de Ruimtevaartactiviteiten tussen de Nationale Commissie voor Ruimteactiviteiten en de Federale diensten voor Wetenschappelijke, technische en culturele Aangelegenheden, ter uitvoering van de Verklaring van belangstelling betreffende de Samenwerking met betrekking tot Ruimtevaart die op 1 april 1997 door de Regeringen van het Koninkrijk België en van de Republiek Argentinië werd ondertekend, ondertekend te Luik op 3 oktober 1997 (Stuk 2-1203)

Stemming 8

Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Voorstel van resolutie betreffende de mensenrechten in Tibet (van mevrouw Sabine de Bethune c.s., Stuk 2-1111)

De voorzitter. - We stemmen eerst over amendement 1 van de heer Verreycken.

Stemming 9

Aanwezig: 64
Voor: 12
Tegen: 50
Onthoudingen: 2

-Het amendement is niet aangenomen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - We wensten ons bij de stemming over dit amendement te onthouden.

De voorzitter. - We stemmen nu over het voorstel van resolutie in zijn geheel.

Stemming 10

Aanwezig: 64
Voor: 61
Tegen: 1
Onthoudingen: 2

-Het voorstel van resolutie is aangenomen.

-Het zal aan eerste minister en aan vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken worden meegedeeld.

-De goedkeuring van dit voorstel van resolutie impliceert dat het voorstel van resolutie van de heer Dallemagne (Stuk 2-631) vervalt.

Wetsontwerp betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (Stuk 2-1177) (Evocatieprocedure)

Stemming 11

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp betreffende het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media (Stuk 2-1155)

De voorzitter. - We stemmen eerst over amendement 1 van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere.

Stemming 12

Aanwezig: 60
Voor: 20
Tegen: 40
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 2, 3, 4 en 6 van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere, amendement 15 van de heer Vandenberghe en amendement 5 van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

-Artikel 2 wordt aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 16 van de heer Vandenberghe, voor de amendementen 7, 9, 10 en 8 van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere en amendement 18 van de heer Vandenberghe. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

-Artikel 3 wordt aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 30 van de heer Vandenberghe, de amendementen 11, 14 en 13 van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere, amendement 19 van de heer Vandenberghe en amendement 12 van de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

-Artikel 5 wordt aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 31 van de heer Vandenberghe. Het amendement is dus niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Stemming 13

Aanwezig: 62
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 13

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Wetsontwerp betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (Stuk 2-1232) (Evocatieprocedure)

De heer Philippe Mahoux (PS). - We hebben uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt in verband met dit ontwerp, dat een Europese richtlijn omzet. De toepassing ervan zal voor grote problemen zorgen in de sector van de verenigingen, in de ziekenhuizen en in de overheidsadministratie, vooral dan in de gemeenten en provincies.

Het is belangrijk dat de grote ondernemingen de KMO's op tijd betalen. De strikte toepassing van een betalingstermijn van één maand zal echter voor moeilijkheden zorgen. De minister heeft ons geantwoord dat in de contracten met de overheid, de culturele en de sociale sector, de gemeenten en de ziekenhuizen clausules kunnen worden opgenomen die in een langere betalingstermijn voorzien. Een automatische verlenging bleek niet mogelijk.

We noteren de verklaring van de minister. De rechter zal moeten oordelen of al dan niet van de wet mag worden afgeweken.

We wachten op de rechtspraak en zullen er speciaal op toezien dat de verenigingen, de gemeentelijke overheid en de ziekenhuizen door deze wet niet worden benadeeld.

Wie de anderen de les wil spellen, moet zelf van onbesproken gedrag zijn. Ik ben een overtuigd Europeaan. De Europese Unie moet de regels die ze aan de ondernemingen en de overheidsdiensten oplegt, echter eerst zelf toepassen als ze via de structuurfondsen subsidies uitbetaalt.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik zal me onthouden op dit wetsontwerp. Ik verwijs daarbij naar het verzoek van de Association francophone d'institutions de santé, dat niet werd ingewilligd. De vereniging vreest dat dit ontwerp voor enorme problemen zal zorgen in de ziekenhuissector.

Het zou de Senaat sieren als hij deze tekst, omwille van de catastrofale gevolgen ervan, niet op een drafje zou goedkeuren.

De heer Vandenbroucke reageerde niet op een brief die hem na de goedkeuring in de Kamer werd toegestuurd. Sommigen hebben toen begrepen dat een ziekenhuis een betalingstermijn van dertig dagen niet kan respecteren.

De minister was niet duidelijk wat de automatische afwijking voor de ziekenhuissector betreft. Culturele centra en andere vzw's krijgen eind juni hun subsidies en kunnen hun facturen niet binnen dertig dagen betalen.

We doen er niet goed aan deze tekst snel goed te keuren zonder rekening te houden met het uitdrukkelijke verzoek van alle ziekenhuizen van dit land.

Stemming 14

Aanwezig: 58
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 10

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 14.00 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 12.50 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de heer Timmermans, met opdracht in het buitenland.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 66
Voor: 11
Tegen: 54
Onthoudingen: 1

Voor

Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacques Devolder, André Geens, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Jan Remans, Martine Taelman, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Myriam Vanlerberghe, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Patrik Vankrunkelsven.

Stemming 2

Aanwezig: 66
Voor: 11
Tegen: 48
Onthoudingen: 7

Voor

Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacques Devolder, André Geens, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Jan Remans, Martine Taelman, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Ludwig Caluwé, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Myriam Vanlerberghe.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Wim Verreycken.

Stemming 3

Aanwezig: 66
Voor: 11
Tegen: 54
Onthoudingen: 1

Voor

Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacques Devolder, André Geens, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Jan Remans, Martine Taelman, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Myriam Vanlerberghe, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Patrik Vankrunkelsven.

Stemming 4

Aanwezig: 67
Voor: 31
Tegen: 35
Onthoudingen: 1

Voor

Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Paul De Grauwe, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, André Geens, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Clotilde Nyssens, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, René Thissen, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Tegen

Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jacky Morael, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Michel Barbeaux.

Stemming 5

Aanwezig: 65
Voor: 33
Tegen: 13
Onthoudingen: 19

Voor

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Ludwig Caluwé, Marcel Cheron, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Marc Hordies, Theo Kelchtermans, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Jean-Pierre Malmendier, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande.

Tegen

Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Jeannine Leduc, Louis Siquet, Martine Taelman, Patrik Vankrunkelsven, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Colla, Frank Creyelman, Jacinta De Roeck, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Guy Moens, Fatma Pehlivan, Jan Remans, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Louis Tobback, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Myriam Vanlerberghe, Wim Verreycken.

Stemming 6

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.

Stemming 7

Aanwezig: 65
Voor: 65
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.

Stemming 8

Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.

Stemming 9

Aanwezig: 64
Voor: 12
Tegen: 50
Onthoudingen: 2

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Jacques Devolder, André Geens, Mimi Kestelijn-Sierens, Jan Remans, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Joris Van Hauthem, Iris Van Riet, Wim Verreycken.

Tegen

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Ludwig Caluwé, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne.

Onthoudingen

Paul De Grauwe, Paul Wille.

Stemming 10

Aanwezig: 64
Voor: 61
Tegen: 1
Onthoudingen: 2

Voor

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken.

Tegen

Jeannine Leduc.

Onthoudingen

Paul De Grauwe, Paul Wille.

Stemming 11

Aanwezig: 62
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Philippe Bodson, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Martine Taelman, Erika Thijs, René Thissen, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.

Stemming 12

Aanwezig: 60
Voor: 20
Tegen: 40
Onthoudingen: 0

Voor

Michel Barbeaux, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Wim Verreycken.

Tegen

Philippe Bodson, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Martine Taelman, Louis Tobback, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Paul Wille.

Stemming 13

Aanwezig: 62
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 13

Voor

Philippe Bodson, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Frank Creyelman, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, Paul Galand, André Geens, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Martine Taelman, Louis Tobback, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Ludwig Caluwé, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Theo Kelchtermans, Clotilde Nyssens, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande.

Stemming 14

Aanwezig: 58
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 10

Voor

Philippe Bodson, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Marcel Colla, Christine Cornet d'Elzius, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Paul De Grauwe, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Josy Dubié, André Geens, Marc Hordies, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Frans Lozie, Michiel Maertens, Johan Malcorps, Jean-Pierre Malmendier, Guy Moens, Philippe Monfils, Jacky Morael, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Martine Taelman, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Joris Van Hauthem, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.

Onthoudingen

Michel Barbeaux, Paul Galand, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Marie Nagy, Francis Poty, Louis Siquet, René Thissen, Chris Vandenbroeke.