Voorzitter:
de heer Armand De Decker
(De vergadering wordt geopend om 14.05 uur.)
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Ik doe een beroep op het reglement in verband met de regeling van de werkzaamheden.
Voor de oppositie is het onmogelijk om zich aan de voorgestelde agendawijzigingen aan te passen want tijdens deze openbare vergadering zijn er een 3-tal commissievergaderingen gepland.
Ofwel gaat de openbare zitting door en worden de commissievergaderingen afgelast, ofwel omgekeerd. De oppositie moet haar taak kunnen vervullen.
Er werd afgesproken om een open parlementair debat te houden over euthanasie maar dit debat wordt almaar uitgesteld. Ondertussen verneem ik dat er een parallel debat tussen de meerderheidspartijen aan de gang is. Dit druist in tegen het regeerakkoord. Het euthanasiedebat moet in het Parlement plaats vinden.
Ik meen dat het bureau zich meteen moet beraden over het verdere verloop van onze werkzaamheden.
De voorzitter. – Mijnheer Vandenberghe, ik heb lang genoeg deel uitgemaakt van de oppositie om uw standpunt te kunnen begrijpen. Ik heb dus ook periodes gekend met veel wetgevend werk en een zware agenda in Kamer en Senaat.
Ik ben mij ervan bewust dat er problemen rijzen wanneer de commissievergaderingen op hetzelfde ogenblik plaatsvinden als de plenaire vergadering. De commissie voor de Justitie vergadert in de Kamer en in de Senaat bovendien op dezelfde dag.
Ik stel voor dat we morgen in het Bureau bespreken hoe deze problemen moeten worden opgelost.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Mijnheer de voorzitter, ik heb het over de agenda van vandaag. Ik weet dat het Bureau zeer machtig is, maar vraag mij toch af hoe men er morgen in zal slagen te bepalen hoe de werkzaamheden van vandaag moeten verlopen. Ik geef toe dat u het probleem op een originele manier benadert.
Ik vraag de stemming over mijn voorstel om de commissievergaderingen uit te stellen.
(De
vergadering wordt geschorst om 14.15 uur. Ze wordt hervat om 14.55 uur.)
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Mijn voorstel bestaat erin de plenaire vergadering te verdagen als de commissies bijeenkomen. Indien de plenaire vergadering toch doorgaat, dan zal ik in de commissies vragen de werkzaamheden uit te stellen.
Bij de aanvang van de vergadering, nog voor de schorsing, heb ik uiteengezet waarom de CVP-fractie de gang van zaken niet kan aanvaarden.
De eerste reden is dat, hoewel het Bureau de werkzaamheden van de Senaat vastlegt, die recentelijk voortdurend door allerlei omstandigheden worden gewijzigd. De oppositie komt de uiteindelijke agenda van de volgende vergadering vaak maar enkele uren voor het aanvangsuur te weten en kan zich dus onmogelijk behoorlijk voorbereiden.
Ten tweede werden een aantal punten van die agenda op het laatste ogenblik geschrapt of uitgesteld, zoals het euthanasiedebat, waarvan Le Soir wist te melden dat het uitstel te maken heeft met parallelle onderhandelingen tussen de partijen van de meerderheid. Als dat zo is, wat is dan de zin van het aangekondigde parlementair debat?
Ten derde vragen we ons af wat er morgen op de agenda zal staan of zullen we vanavond per fax moeten vernemen op welke thema’s we ons voor morgen moeten voorbereiden.
De heer Philippe
Mahoux (PS).
– Ik deel de ontevredenheid van de parlementsleden over de overvolle agenda. Om
belangrijke redenen heeft het Bureau niet kunnen vergaderen. Wij moeten
hiervoor begrip opbrengen, maar ook proberen een correcte werkwijze te volgen.
Wij moeten vóór het einde van het jaar de programmawetten
behandelen, die de regering vrij laat heeft ingediend zonder zich al te zeer te
bekommeren over de mogelijkheid tot evocatie door de Senaat. Wij hebben dus
haast, maar dat is niet nieuw want de vorige regeringen handelden ook al zo.
De programmawetten, die momenteel in de commissie worden
besproken, moeten snel worden goedgekeurd, tenzij men vergaderingen wil houden
tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Het wetsontwerp waarover wij ons vandaag buigen,
verschijnt niet uit het niets: het werd in de commissie besproken. Niettemin is
het jammer dat deze vergadering samenvalt met een aantal
commissievergaderingen.
De heer Vandenberghe leest de pers, maar zou beter
luisteren naar wat in de Senaat wordt gezegd. Wij bepalen de agenda. Ik betreur
het uitstel van de vergadering van morgenochtend wegens technische redenen. Hoe
meer wij vergaderen, hoe beter.
Bij het begin van deze vergadering was ik er niet omdat
ik een vergadering had met de voorzitster van het adviescomité van de
Tsjechische Senaat over de toetreding tot de Europese Unie.
Mevrouw Magdeleine
Willame-Boonen (PSC). – Ik zal het zo kort mogelijk houden. Het ontwerp dat in principe
vanmiddag in de plenaire vergadering van de Senaat wordt besproken, is volgens
mij heel belangrijk en vereist dan ook de aanwezigheid van zo veel mogelijk
leden. Tijdens de vorige zittingsperioden vielen plenaire vergaderingen soms
samen met belangrijke commissievergaderingen. Ik dacht echter dat de politieke
cultuur volledig veranderd was en dat zulks niet meer zou gebeuren. Ik
apprecieer het geenszins dat de PS-fractieleider ons chanteert met de
feestdagen en ermee dreigt dat we kerstavond in de Senaat zullen doorbrengen.
Ik vraag dus dat het ontwerp, zoals gepland, in de plenaire vergadering wordt
besproken en dat de gelijktijdige commissievergaderingen worden uitgesteld of
geschrapt.
De heer Philippe
Mahoux (PS).
– (persoonlijk feit) Mevrouw Willame, ik
wil uiteraard geen chantage plegen. Ik zal dus duidelijker zijn. Ik heb
eigenlijk uitgelegd dat we het probleem van de regularisaties moeten bespreken.
Ik heb ook uitgelegd dat we, gelet op de agenda en bepaalde termijnen, in de
commissie programmawetten moeten bespreken. Als u een voorstel indient –
uiteindelijk moet het Bureau beslissen – stelt u voor de agenda van de plenaire
vergadering te wijzigen, en in dat geval neemt de voorzitter de maatregelen die
hij nuttig acht, ofwel stelt u voor dat de agenda van de commissies wordt
gewijzigd, maar volgens het Reglement is het tot nader order de commissie zelf
die daarover beslist.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). – De argumentatie van de heer Vandenberghe vraagt echt om een repliek. Ik herinner hem eraan dat er tijdens de vorige regeerperiode zeer regelmatig belangrijke debatten in plenaire vergadering hebben plaatsgevonden terwijl er gelijktijdig verschillende commissies in vergadering waren.
Dit debat is al lang gepland. Wij willen dan ook dat het doorgaat. Er zullen zeker voldoende geïnteresseerde senatoren dit debat blijven volgen. Laten we dus stemmen zodat we snel verder kunnen werken.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Collega Mahoux verwijst naar het klimaat dat in de Senaat heerst. Ik ben het daarmee eens maar dit klimaat moet dan op alle niveaus heersen. De beslissing van vorige week in de overlegcommissie om de hoogdringendheid voor het naturalisatieontwerp in te roepen bewijst dat men daarover geen sereen debat wil voeren. De hoogdringendheid inroepen voor een programmawet is begrijpelijk maar voor een wetsontwerp — dat pas vorig jaar werd gewijzigd — is dit onaanvaardbaar. De urgentie wordt bovendien niet gemotiveerd. De Senaat krijgt slechts vijf dagen tijd om het ontwerp te evoceren en vijfentwintig dagen om het ontwerp te behandelen.
Wij zijn steeds bereid om tot een compromis te komen over de termijnen, maar niet wanneer de regering telkens de urgentie inroept
Als men zelf oorzaak is van de vertraging, is het inroepen van de urgentie bovendien totaal ten onrechte. Eerst werd maanden gepalaverd binnen de bontgekleurde meerderheid om een compromis te bereiken en nu wil men het ontwerp op twee weken afhandelen.
Ik kan ermee akkoord gaan dat het debat in openbare vergadering plaats vindt maar het is onaanvaardbaar dat er terzelfder tijd drie commissievergaderingen plaatsvinden.
Telkens als onze fractie het woord neemt, wordt er geschermd met het verleden. Laat het verleden aan de geschiedenis. Het argument van het verleden houdt geen steek. Ik zou ook VLD-teksten uit het verleden kunnen gebruiken om te argumenteren. Dan worden wij een vergadering van archivarissen in plaats van een levende instelling. Dat is toch niet de bedoeling.
Ik vraag dus de
stemming. (Applaus bij de CVP)
– Het voorstel van de heer Vandenberghe wordt verworpen bij zitten en opstaan.
Mevrouw Marie Nagy
(ECOLO),
rapporteur. – Volgens de minister van Binnenlandse Zaken is dit wetsontwerp het
resultaat van een proces dat bij de regeringsvorming op gang kwam. De bedoeling
ervan is de delicate situatie van de illegale vreemdelingen in ons land op te
lossen. De omzetting van het koninklijk besluit in een wet versterkt de rechtszekerheid
van de operatie. Er wordt een belangrijke inspanning gevraagd aan de gemeenten
die de aanvragers van de regularisatie moeten begeleiden.
Het vergde maandenlang overleg en besprekingen om het
totale asiel- en immigratiebeleid van de regering in de praktijk om te zetten.
De regularisatie is verbonden met de hervorming van de asielprocedure en de
effectieve verwijdering van vreemdelingen zonder verblijfsvergunning. Er zouden
tienduizenden vreemdelingen op ons grondgebied verblijven. De regularisatie maakt
het mogelijk de situatie gezond te maken en de netwerken te bestrijden die
voordeel halen uit de ellende.
De aanpak van de regering gaat uit van een volstrekt
positieve instelling. Volgens de minister komen de werkelijke oorzaken van het
probleem voort uit de ontwikkelingskloof tussen ons land en de landen waaruit
de vreemdelingen afkomstig zijn. Deze wet werkt die oorzaken niet weg.
Ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse betrekkingen moeten deze zaak dus in
haar geheel benaderen.
De minister heeft de organisatie van de regularisatieoperatie voorgesteld. Die berust op strenge criteria, ze is eenmalig, de beoordeling verloopt geval per geval, de procedure biedt de noodzakelijke gerechtelijke waarborgen en maakt tegelijkertijd misbruiken en bedrog onmogelijk. Het ontwerp bepaalt vier regularisatiecriteria.
Twee
criteria beogen een situatie waarin het onmogelijk is een illegale vreemdeling
terug te sturen, hetzij omdat hij ernstig ziek is, hetzij omdat de toestand in
zijn land van oorsprong dit onmogelijk maakt. Er is ter attentie van de
Commissie voor regularisatie een lijst van onveilige landen opgesteld.
De twee andere criteria betreffen, enerzijds, de
asielzoekers voor wie geen enkele beslissing is genomen binnen een termijn van
vier jaar en, anderzijds, de mensen die sinds meer dan zes jaar in België
verblijven, er duurzame sociale banden hebben ontwikkeld en humanitaire redenen
kunnen laten gelden.
Van elke persoon zal het dossier individueel worden
onderzocht. De regularisatieprocedure zal slechts gedurende een bepaalde tijd
lopen, want de regering heeft beslist een toestand uit het verleden te saneren
en tegelijkertijd een voorkomingsbeleid te voeren. Alle aanvragen moeten binnen
een redelijke termijn worden behandeld. De minister verbindt zich ertoe de door
de commissie uitgebrachte adviezen te volgen.
De debatten in de commissie waren vruchtbaar.
Er wordt beklemtoond dat deze eerste algemene
regularisatieoperatie sinds de jaren ‘70 misschien een echt debat over de
immigratie mogelijk maakt.
Het welslagen ervan hangt af van de manier waarop de
tekst zal worden toegepast.
Een lid hekelt de bevelen om het grondgebied te verlaten
die gezinnen uiteenrukken. Hij vraagt dat er overleg zou plaatsvinden tussen de
minister van Binnenlandse Zaken en de gewestministers. Een ander lid verheugt
zich over de vernietiging van het koninklijk besluit, dat op verschillende
punten onwettig was. Volgens hem bestaan er twee oplossingen voor het probleem
van de illegalen: de uitwijzing of de regularisatie op grote schaal. Hij is
voorstander van de eerste oplossing.
Voor een lid moeten zij die na de regularisatieprocedure
over een verblijfsvergunning van onbeperkte duur beschikken, ook een
arbeidsvergunning van onbeperkte duur krijgen. Een ander lid hoopt dat de
operatie een succes wordt en dat de illegalen de geboden kans zullen grijpen.
Er werd ook gezegd dat het secretariaat van de
regularisatiecommissie alle garanties voor onafhankelijkheid moet bieden. Er
zijn vragen over het statuut van de verblijfstitel na de regularisatie.
De regularisatiecriteria moeten ruim zijn opdat een zo
groot mogelijk aantal mensen een dossier kunnen indienen. Anderzijds moet er
verduidelijking komen in verband met de ernstig zieken. Wat de
arbeidsvergunningen betreft, wenst een commissielid overleg met de minister van
Werkgelegenheid voor de personen die een definitieve verblijfstitel zullen
krijgen.
Sommigen vinden dat de criteria waaraan de personen
bedoeld in artikel 2 moeten voldoen, onduidelijk zijn. Een spreker is van
mening dat men veeleer aandacht moet besteden aan de echte redenen van de
immigratie. In feite gaat het niet om een éénmalige procedure waarmee alles kan
geregeld worden, want de klassieke procedure blijft bestaan.
De
minister antwoordt dat het om een strenge procedure gaat die de sanering van de
toestand tot doel heeft, doch waarin een aantal voorzorgen zijn ingebouwd. Er
moet overleg zijn tussen de federale Staat en de gemeenschappen en gewesten, en
de gemeenten moeten hun medewerking verlenen. Dit punt zal behandeld worden in
het overlegcomité. De manier waarop de leden van de regularisatiecommissie
zullen worden aangewezen zal vastgelegd worden in een in Ministerraad overlegd
koninklijk besluit. De criteria moeten ruim zijn zodat zoveel mogelijk
situaties in aanmerking komen. Het secretariaat is er voornamelijk mee belast
na te gaan of een dossier volledig is.
Het wetsontwerp werd aangenomen met 10 tegen 3 stemmen
bij 2 onthoudingen. Het commissieverslag werd eenparig goedgekeurd.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). – Het zogenaamde vernieuwend asielbeleid loopt mank. Er is onduidelijkheid over de interprÉtatie van de beleidsvoorstellen omdat de uiteenlopende ideologische strekkingen van de meerderheid er elk hun eigen inhoud aan willen geven. Er is chaos in de uitvoering. De ambtenaren kunnen geen lijn zien in de opeenvolgende hervormingsvoorstellen. De vluchtelingen zelf worden geconfronteerd met onzekerheid. Dit ontwerp zal aan die euvels niet tegemoetkomen, integendeel.
Bij haar aantreden verklaarde de regering te vertrekken van drie pijlers voor een omvattend asielbeleid: een nieuwe asielprocedure, een nieuw uitwijzingsbeleid en een regularisatiecampagne. Volgens de CVP denkt de regering te weinig na over de echte oorzaken van de migratiestromen. Die worden veroorzaakt door de toenemende verschillen in kansen en toekomstmogelijkheden tussen Noord en Zuid en tussen Oost en West. De globalisering van de wereld lijkt meer een hopeloze zaak te worden in plaats van een kans op vooruitgang. Maar er is geen alternatief. We kunnen alleen werken aan een gezamenlijke vooruitgang. Daarom is het spijtig dat de regering nog geen globale visie daarover naar voor heeft gebracht. Waarom wordt er bijvoorbeeld niet verder gewerkt aan het migratierapport? De CVP heeft al resoluties over de globale schuldkwijtschelding en over een verhoging van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking ingediend.
Wij zien de zin van de gevolgde chronologie niet in. Het zou logischer zijn te beginnen met een vereenvoudiging van de asielprocedure. Dit zou ook discriminaties voorkomen. De regering belooft de nieuwe procedure in werking te laten treden voor eind 2000. Was het dan niet beter pas dan de regularisatieprocedure in werking te laten treden? Deze werkwijze houdt het risico in ongelijkheden te creëren.
Wat met mensen die in dezelfde omstandigheden werden beoordeeld en zelf het grondgebied hebben verlaten, terwijl andere afgewezenen dat niet hebben gedaan? Wat met de tijdsafbakening? Het ontwerp is juridisch bijzonder wankel. De Raad van State wijst daar ook op.
Volgens de minister is de preventie het belangrijkste zodat mensen die geen recht op verblijf hebben, dat zo snel mogelijk weten. Als dat zo is, dan hadden we daar eerst moeten aan werken. De regering geeft onterecht de indruk dat dit een eenmalige procedure is die alles zal oplossen. Dat is niet zo. De klassieke procedure blijft lopen naast en na deze campagne. De overeenstemming tussen beide procedures is niet duidelijk. Hoe worden ongelijkheden weggewerkt?
Ondanks de zware kritiek van de Raad van State houdt de regering vast aan de tijdelijkheid. Het rechtzetten van een scheefgelopen situatie is geen argument om ongelijkheid in het leven te roepen. Het is te betwijfelen of de nieuwe asielprocedure voor eind 2000 in werking treedt zodat nieuwe achterstand en nieuwe ongelijkheden dreigen. Dit getuigt niet van goed bestuur. De asielzoekers zijn daarvan de grootste slachtoffers. Ook deze wet dreigt op een juridische vernietiging uit te lopen. Ons amendement wil dat voorkomen. Collega Thijs zal dit toelichten. Dat houdt strikte criteria voor regularisatie en garanties op gelijkberechtiging in.
Mevrouw Erika Thijs (CVP). – Wij geloven niet in een eenmalige regularisatie, niet omdat we tegen een regularisatie gekant zouden zijn, maar wel omdat niemand weet hoe de toestand verder zal evolueren. Daarom stellen wij een alternatief voor. Wij vrezen dat de nieuwe wet arbitrair zal zijn en de schending van het gelijkheidsbeginsel in zich draagt. Een structurele oplossing is noodzakelijk; dus geen tijdelijke wet. In Spanje bijvoorbeeld werden al vier eenmalige regularisaties doorgevoerd en is een vijfde op komst. In Italië volstond één regularisatiecampagne evenmin.
Het grootschalige karakter van het ontwerp wekt de indruk dat het om een collectieve regularisering gaat. Wij hebben geen nood aan een nieuwe tijdelijke wet. Het volstaat de vreemdelingenwet van 1980 aan te passen en de regularisatiecommissie uit te breiden.
Wij stellen voor dat asielzoekers die onredelijk lang op een uitvoerbare beslissing hebben moeten wachten, in aanmerking zouden komen voor een verblijfsvergunning van onbeperkte duur. De regularisatiecommissie zal hun integratiewil moeten toetsen.
Asielzoekers die niet kunnen terugkeren en ernstig zieken krijgen een verblijfsvergunning voor beperkte duur. Vreemdelingen die zes jaar in het land verblijven, kunnen ook voor regularisatie in aanmerking komen. Ook hun integratiewil moet door de regularisatiecommissie worden getoetst.
Wie niet aan de integratie voldoet, krijgt een voorlopige vergunning van één jaar. Wie initieel weigert dit te doen, moet het grondgebied verlaten.
Het wetsontwerp wil de verblijfsvergunning bijna automatisch toekennen. Wij willen duidelijke criteria. Niemand weet bijvoorbeeld wat men met sociale bindingen bedoelt. Ook over categorie 4 is de tekst bijzonder onduidelijk.
Er blijven vele vragen. Heeft de minister de kostprijs van de operatie berekend? De OCMW’s vragen zich af welke weerslag de lokale overheden zullen ondervinden.
Heeft men nagegaan wat het effect op de snel-Belgwet zal zijn?
De regering neemt
te snel ondoordachte beslissingen. Behoorlijk bestuur is wat anders. (Applaus)
Mevrouw Anne-Marie
Lizin (PS).
– Ofschoon de Senaat een reflectiekamer is geworden, ben ik blij dat dit
ontwerp werd geëvoceerd. Het immigratiebeleid van de regering moet grondig
worden onderzocht.
Sedert 1997 is de toestand van de mensen zonder papieren
een actueel onderwerp. De bezetting van kerken en de dood van Sémira Adamu
hebben daartoe bijgedragen.
Het is veelzeggend dat de minister van Binnenlandse Zaken
ontslag heeft genomen na afloop van een vergadering van de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, toen hij ontdekte dat hem tendentieuze informatie was
verschaft door een korps waarin hij het volste vertrouwen had. Sedertdien wenst
de commissie een escorte. Wij willen weten wat de gevolgen zijn van het gebruik
van geweld tegen een zwakke persoon en zien of de mensenrechten worden
geëerbiedigd.
Ons land moet inderdaad een aantal internationale
verplichtingen inzake immigratie in acht nemen, maar die verplichtingen kunnen
ook zo worden geïnterpreteerd dat ze in geen geval kunnen aangewend worden om
een individu met geboeide handen te dwingen iets te doen wat hij niet wil. Het
rijke Europa kan zijn deuren niet gesloten houden. De economische groei en de
demografische evolutie zullen ons ertoe nopen dit beleid te herzien. De grens
is bereikt.
Wij zijn net terug van een bezoek rond dit thema aan
Italië en Albanië. De Italianen nemen een soepeler houding aan dan wij. Zij
komen Schengen na, maar zetten de deur toch open voor legale immigratie om
economische redenen. Over tien jaar zal de demografie ons voor dezelfde keuze
plaatsen. Er moet een einde komen aan de mythe van de nul-immigratie. Onze
regering is ogenschijnlijk nog niet bereid om dit toe te geven. In afwachting
dienen mensen zonder papieren te worden geregulariseerd. Wij debatteren
daarover sinds verscheidene jaren. Vandaag is de zaak dringend geworden.
Wij beschouwen de vreemdelingen niet als een last voor de
Franstalige samenleving. Wij zullen dit ontwerp goedkeuren, maar het
integratiebeleid dient te worden voortgezet en de uitwisseling tussen scholen
en universiteiten moet worden bevorderd. Europa moet zich opnieuw openstellen
worden en mag geen vesting zijn.
Het ingediende ontwerp komt ons menselijk en realistisch voor, ook al blijven er schaduwpunten. Mijnheer de minister, u zult hoe dan ook met uitwijzingen geconfronteerd worden.
We hopen dat de commissie met een escorte mag meegaan. We
willen zien hoe respect wordt opgebracht voor een persoon waarop dwang wordt
uitgeoefend en die geboeid is. De alternatieve methoden die worden gebruikt
zijn niet goed, er zijn opstandjes die worden verborgen en er zijn medische
adviezen die niet bekend zijn. Ongetwijfeld zijn in dit geval meer mannen dan
vrouwen het slachtoffer van geweld aangezien men sinds de dood van Sémira Adamu
terughoudend is met geweld tegen vrouwen. De gedwongen uitwijzing is een
laatste middel. Om ze te vermijden moet de vrijwillige terugkeer worden
verbeterd. Psychologen proberen deze personen te overtuigen om terug te keren
naar hun krotten in Afrika of Oost-Europa. Dit is echter zo moeilijk dat de
verleiding om fysieke dwang te gebruiken groot blijft.
Om te kunnen worden uitgevoerd vereist dit wetsontwerp
ook dat de middelen van de OCMW’s worden verhoogd. Er moet personeel in dienst
worden genomen om de sociale rapporten op te stellen. De juridische waarde van
die rapporten lijkt me nog niet voldoende duidelijk en ik ga ervan uit dat op
een gunstig rapport, ondertekend door de burgemeester, bijna automatisch een
regularisatie volgt. Als de regularisatie wordt geweigerd, zullen talloze
comités worden opgericht om de uitzetting te verhinderen. Een automatische
regularisatie zou de zaak bovendien vergemakkelijken.
Mijnheer de minister, u hebt verklaard dat u voor deze
operatie over één miljard beschikt. Dat is niet zo veel. Bovendien dekt deze
som ook de kosten die nodig zijn om de achterstand weg te werken en voor de
verwijdering. Het definitieve aantal mensen zonder papieren is nog niet gekend,
maar we hopen dat dit bedrag zal verhoogd worden als de operatie onverwachts
veel succes kent.
Ik kan uw verdere samenwerking met de steden en gemeenten
alleen maar aanmoedigen. Het probleem doet zich anders voor naargelang het een
grotere of een kleinere gemeente betreft. Overleg is dus bijzonder nuttig.
Deze wet is maar een eerste stap in een reeks van
hervormingen. Ook de asielprocedure moet worden hervormd. De techniek van de
gedwongen verwijdering moet worden verfijnd en een permanente controle op de
toegepaste praktijken is onontbeerlijk. Onze commissie wil trouwens een
algemener debat over het immigratiebeleid voeren. Wij hopen met onze
aanbevelingen klaar te zijn in januari, zodat wij u enkele aanwijzingen kunnen
geven.
Het Italiaanse quotastelsel, dat immigratie toestaat om
te komen werken, is interessant. Het is een soort veiligheidsventiel dat een
oplossing biedt voor de sociale afhankelijkheid van de immigranten. Dat kan
alleen als er voldoende groeiperspectieven zijn. Ik denk dat wij daarvan over
enkele jaren de vruchten zullen plukken.
Als men de extreme armoede in de wereld ziet, kan men er
niet fier op zijn Europeaan te zijn. De Amerikanen stellen zich dynamischer,
intelligenter en veel opener tegenover vreemdelingen op. Als de Europeanen dit
zouden begrijpen, zouden zij ook verstaan waarom zij inzake de mondialisering
de verkeerde weg opgaan. Netwerken die de wanhoop van de uitgewezenen
misbruiken, floreren aan de grenzen die onze vesting aan het optrekken is. Door
ons af te sluiten werken wij de toename van de criminaliteit in de hand.
Dit wetsontwerp is positief. Wij zullen het goedkeuren in
de overtuiging dat we daarmee het juiste doen. Onze opvattingen over de
openstelling van onze grenzen moeten evolueren in de richting van een Europa
dat solidair is met de volkeren die het omringen, eerder dan van een Europa dat
zich krampachtig tracht te beschermen. Het demografische element is trouwens
bijzonder tekenend. Ik hoop dat we zullen begrijpen dat de toekomstige rijkdom
van Europa ligt in zijn openstelling, en niet in zijn afsluiting (Applaus).
Mevrouw Christine
Cornet d’Elzius (PRL-FDF-MCC). –De regering wil een asielbeleid voeren dat berust op een snelle en
doorzichtige procedure, maatregelen voor de verwijdering van vreemdelingen die
het statuut van vluchteling niet krijgen en een procedure voor de regularisatie
van het verblijf. Die steunt op een analyse geval per geval volgens welbepaalde
criteria, binnen bepaalde termijnen.
Dit ontwerp past in het kader van een coherent en
vernieuwend algemeen asiel- en immigratiebeleid. Het probleem van de
regularisaties wordt prioritair behandeld. Het is hoog tijd dat een aantal
personen uit de onzekerheid en de clandestiniteit worden gehaald.
De regularisatiecriteria in een echte wet vastleggen getuigt
van moed en gaat in de richting van een grotere doorzichtigheid en
rechtszekerheid.
Het gaat om een gerichte actie die de tekortkomingen van
het verleden ongedaan wil maken, maar er toch voor zorgt dat de procedure om
het statuut van politiek vluchteling te krijgen niet zinloos wordt. De
commissie voor regularisatie wordt samengesteld uit magistraten, advocaten en
erkende vertegenwoordigers van organisaties die actief zijn in het domein van
de mensenrechten, wat de snelheid en de efficiëntie waarborgt. Er worden ten
slotte ook juridische waarborgen geboden.
De PRL-FDF-MCC steunt het ontwerp. Het moet spoedig
worden aangenomen, want het vergt veel middelen, zowel materieel als personen.
(Applaus)
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). – De Senaat cultiveert zijn eigen impotentie. Voor dit belangrijk debat zijn er namelijk slechts enkele leden aanwezig. De Senaat vreest er blijkbaar voor dat dit ontwerp zou worden geamendeerd. Als de Senaat op deze manier verder werkt, reikt hij zelf de wapens aan voor zijn eigen afschaffing.
Los van mijn inhoudelijke opmerkingen over dit ontwerp, heb ik in de commissie een hele lijst van taalkundige opmerkingen gemaakt. Het verheugt mij dan ook dat er vandaag een hele reeks tekstcorrecties op de banken liggen. Elk ontwerp zou volgens mij eerst door de eigen taaldienst van de Senaat moeten bekeken worden op een correct taalgebruik, vooral als het gaat om slechte vertalingen uit het Frans.
De regeringsverklaring van 14 juli wijdde in de samenvattende inleiding geen woord aan de regularisatie. Enkel in de gedetailleerde hoofdstukken werd het ontwerp in enkele woorden aangekondigd. Het wetsontwerp zou dan ook onopvallend voorbij gegaan zijn, indien de regeringsstrategie was gelukt.
De eerste stap in de regeringsstrategie was de theatrale uitwijzing van een aantal illegalen. De burger moest zien op welke moedige wijze een groep werd teruggestuurd per vliegtuig. De regisseur vond evenwel niet voldoende illegalen voor een groot spektakel tot een seintje uit Gent, het wingewest van de eerste minister, leerde dat er een aantal zigeuners te strikken was. Bussen werden gecharterd, de media opgetrommeld en een vliegtuig volgeladen, dit alles op kosten van de belastingbetaler. Het huilconcert van links over nazi-praktijken kon de pret niet bederven. Een week later doken berichten op dat de eerste weggevoerden zich opnieuw aanmeldden bij het Gentse OCMW. Drie weken later zouden er 40 van de 70 terug zijn. We kunnen aannemen dat alle weggevoerden hun bompa of bomma hebben bezocht, een goedkope auto hebben gekocht met de terugkeerpremie van de regering en allemaal terug zijn.
De regisseur had een tweede stap klaar. Op eis van de groen-linkse partner moest de uitwijzing worden gekoppeld aan een massale regularisatie. Er werd een KB ineengeknutseld door niet-politici. Verkozen mandatarissen, onder wie collega Ceder, stapten naar de Raad van State die brandhout maakte van het KB. Enkel in een dictatuur kan een wet door een besluit worden gewijzigd; in een democratie wijzigt de wetgever de wetten. Na de ramp van de spektakeluitwijzing werd de regering ook inzake de regularisatie terug naar af verwezen. Is dat snel en efficiënt?
De politici maakten dan een wetsontwerp. Wij behandelen dit nu via ons evocatierecht, want de regering meende dat enkel de Kamer zich moest uitspreken. De Senaat is nochtans ontegensprekelijk bevoegd.
Ondertussen maakten de pendelende illegalen onze opendeurpolitiek bekend in de landen van herkomst. Nu reeds kan worden gesproken van een aanzuigeffect en een verveelvoudiging van het aantal te regulariseren illegalen. Dat men niet zegt dat het Vlaams Blok de oorzaak daarvan is door zijn pogingen de wettigheid te herstellen. Van de 150.000 asielzoekers die ons land kozen omwille van het bestaansminimum, werden er slechts 20.000 aanvaard. Er doken er dus 130.000 in de illegaliteit, terwijl de minister spreekt van 70.000 te regulariseren gevallen. Dat het er 130.000 zullen zijn, te verdubbelen wegens de gezinshereniging, moet voor 100% op rekening van de regering worden gezet. Die spiegelt de bevolking valse cijfers voor en zet door de regularisatienormen de deur open voor duizenden last minute-illegalen.
Ondertussen staat de derde fase, de versoepelde naturalisatie, op stapel. Dat is opnieuw een groen-linkse eis. De regering wil ook daarvoor de Senaat monddood maken.
Regularisatie en naturalisatie hebben alles te maken met de komende gemeenteraadsverkiezingen. Voor 8 oktober 2000 moet een massa nieuwe Belgen worden gecreëerd. Groen-links dreigt de regering af om nieuwe groen-linkse kiezers te maken.
De miljardenkost van dat alles en de ontwrichting van de maatschappij moeten wijken voor het smeltkroesdogma van groen-links. Dramatisch is dat de kiezer, die op 13 juni koos voor liberaal- en nationalistisch-rechts, nu wordt opgezadeld met een door extreem-links gedomineerde regering. De kieswinst vroeg nochtans, vooral langs VLD-zijde, naar een strenger vreemdelingenbeleid. Marc Verwilghen verklaarde zelfs dat in het verleden gesmeten was met naturalisaties en dat naturalisaties van vreemde criminelen moesten worden herzien. Daarna kwam de loge-opdracht tot het buitenstampen van de CVP en het aangaan van gesprekken met de dioxine-groenen. Liberaal rechts slikte alle beloften in en koos voor de vleespotten van de macht. De partijen van de meerderheid hebben de signalen van de kiezers vervangen door achterkeukentoegevingen. De toegevingen aan de Franstaligen kosten Vlaanderen 2,4 miljard. Inzake de vreemdelingenproblematiek worden de belangen van de eigen burgers op een hoopje geveegd.
In Gazet van Antwerpen van vorige vrijdag verscheen het verhaal van een 84-jarige weduwe die representatief is voor talloze oude armen die wegkwijnen op een zolderkamer, terwijl zij heel hun leven hebben gewerkt en bijgedragen aan de sociale zekerheid. De regering kan blijkbaar niet zorgen voor de eigen bejaarden, maar zet de deur open voor duizenden illegalen die nooit één frank bijdroegen maar 20.916 frank incasseren. Het kan toch niet verbazen dat vele Oost-Europeanen de regularisatiepoort naar onze centen kiezen.
Er zijn vele verliezers in dit debat, namelijk de hele Vlaamse bevolking die haar belastinggeld slecht besteed ziet en zich moet voorbereiden op een toenemende onveiligheid.
Er zijn slechts twee winnaars: de groen-linkse xenofielen en eigen-volkhaters en het leger welzijnswerkers en ideologisch gedreven figuren als een Boutmans.
Omdat wij dit een slechte wet vinden, hebben wij enkele amendementen ingediend. Zij bieden ons de kans om de wet af te zwakken en de regering te confronteren met de vraag van de kiezer naar een verrechtsing.
De heer Georges
Dallemagne (PSC). – Het verheugt mij dat wij dit maatschappelijk debat in de Senaat
kunnen voeren. Een democratische Staat moet reageren tegen het ontbreken van
recht.
Ik wijs op de constructieve rol van de PSC in de Senaat
en de Kamer, waar ze talrijke amendementen heeft ingediend, waarvan jammer
genoeg geen enkel is aangenomen. Ik ben nog meer ontgoocheld omdat de andere
fracties onze vragen tot verduidelijking van de voorgestelde tekst niet hebben
overgenomen. Het ontwerp bevat nochtans een aantal dubbelzinnigheden. Mijn
fractie wenst dat de regularisatieprocedure objectiever wordt en dat de rol van
de commissie wordt uitgebreid.
De medewerking van de minister van Buitenlandse Zaken is
wel degelijk vereist, maar wij vinden daarover niets terug. Het is hoog tijd
dat de regering het migrantenprobleem kordaat aanpakt en blijk geeft van
realisme en menselijkheid, vooral via ontwikkelingssamenwerking. Onze
samenlevingen worden almaar multicultureler en het leven zal daardoor boeiender
worden als we voorbereid zijn.
Jammer genoeg zijn de termijnen voor de procedure te
kort. De kandidaat-vluchteling krijgt maar drie dagen om zijn dossier te
vervolledigen; dat kan erop wijzen dat de regering in het geniep restrictieve
bedoelingen heeft. Wij hekelen ook het feit dat de gemeenten, gelet op het
grote aantal aanvragen, binnen de maand geen ernstig sociaal verslag kunnen
indienen.
Voor de werking en de samenstelling van de commissie voor
regularisatie had men minimale regels moeten vaststellen, vooral voor de
rechten van de verdediging.
Het is absoluut nodig dat de commissie een geldig advies
uitbrengt waarbij geen enkel lid een doorslaggevende rol speelt. De NGO’s mogen
geen figurantenrol spelen. Er is trouwens een juridisch probleem omdat alleen
een wet, en niet een koninklijk besluit, de opdrachten van een magistraat kan
omschrijven.
Volgens de regeringsverklaring moet de commissie een
beslissingsbevoegdheid hebben en niet louter een adviesbevoegdheid. Bovendien
probeert een koninklijk besluit de invloed van haar leden te verminderen.
Uiteindelijk is de commissie alleen in naam onafhankelijk. Mevrouw Nyssens zal
terzake dan ook opnieuw twee amendementen indienen.
Inzake de te leveren bewijzen hebben wij geen
verduidelijkingen en evenmin de nodige waarborgen gekregen. We betreuren dat de
attesten van de NGO’s niet als officiële documenten worden beschouwd. Ze zitten
dus in een valstrik. Een goed regularisatiebeleid had hen daarbij vanaf het
begin moeten betrekken. Ook daarover zullen we een amendement indienen, net als
over de versoepeling van wat onder bewijs dient te worden verstaan.
De commissiesecretarissen, ambtenaren van de dienst
Vreemdelingenzaken, zijn niet voldoende onafhankelijk om in eerste instantie
negatieve adviezen uit te brengen over dossiers die naar hun mening onvolledig
zouden zijn. Door de commissie een filter op te dringen die ertoe zou kunnen
bijdragen dat haar jurisdictionele bevoegdheden worden uitgehold, dwarsboomt de
regering de onafhankelijkheid van de commissie. Wij zullen opnieuw amendementen
indienen ter beperking van de rol van de commissiesecretarissen.
Sommige criteria van de regering zijn een bron van
rechtsonzekerheid, met name in verband met de evaluatie van zieken die niet
behoorlijk kunnen worden verzorgd in hun land van herkomst. Het antwoord van de
minister was daarover nogal ontwijkend, maar het is van groot belang dat in de
problematiek van de uitwijzingen rekening gehouden wordt met
gezondheidsproblemen.
Ik dank de minister voor de verduidelijking dat de lijst
van onveilige landen niet exhaustief is in verband met de redenen die een
terugkeer naar het land verhinderen. Het is essentieel dat de commissie over
een document kan beschikken en haar eigen rechtspraak kan ontwikkelen.
Het criterium van de duurzame sociale relaties en de
humanitaire redenen vinden wij verwarrend. De regering heeft blijkbaar geen
lessen getrokken uit de regularisatie-operatie van 1974. Met de huidige
formulering van dit criterium geeft de regering niet het vereiste vertrouwenwekkende
signaal. Het is niet met zekerheid te zeggen wie al dan niet aan dit criterium
voldoet. Ik ben zeer sceptisch omdat van de tekst verschillende interprÉtaties
mogelijk zijn. Ik houd me voorlopig aan de verklaringen van de minister in de
commissie: men is niet automatisch uitgesloten van regularisatie als men als
student een bevel om het grondgebied ter verlaten heeft gekregen. Met het oog
op de transparantie zullen wij opnieuw een amendement indienen.
Wij zijn het niet eens met de gedwongen verwijderingen
zoals die nu worden uitgevoerd als de betrokkenen de voorwaarden van dit
ontwerp niet vervullen. Hoe kan met dat a priori weten zonder enig ernstig
onderzoek? Ook gaat het om een restrictieve interprÉtatie. Wij zullen opnieuw
een amendement indienen om dit zinsdeel te schrappen.
De PSC zal het spel spelen, maar met enige
terughoudendheid. Wij zullen ons onthouden omdat de tekst te veel
onduidelijkheden bevat en omdat de regering de gevolgen van de regularisatie
niet heeft voorzien en niets voor de administratieve ondersteuning van de
OCMW’s heeft gedaan.
Ik vrees dat achter het humanitaire opzet een repressieve
bedoeling schuilgaat. De staat waarin een democratie verkeert, kan men opmaken
uit de manier waarop zij de vreemdelingen behandelt. (Applaus)
De heer Chokri Mahassine (SP). – De SP zal de regularisatie van het verblijf van sommige categorieën van vreemdelingen alsook de uitwijzingsprocedure en de versnelde afhandeling van de asiel-aanvragen goedkeuren.
De regularisatie van het verblijf is uit humanitair oogpunt aangewezen. Duizenden illegalen zullen via een erkenning uit de handen van uitbuiters, huisjesmelkers en malafide werkgevers worden gehouden. Elke burger heeft sociale rechten en plichten. In een actieve sociale welvaartstaat kan men zich niet permitteren duizenden illegalen aan de kant te laten staan. Er zal minder concurrentievervalsing zijn van bedrijven die illegalen in het zwart te werk stellen.
Alvorens de regularisatie-aanvragen naar de regularisatiecommissie wordt doorgestuurd, moet een secretariaat over de ontvankelijkheid ervan oordelen. Is het wel logisch dat de secretaris daarover alleen oordeelt? In geval van twijfel zouden de aanvragen onmiddellijk naar de commissie moeten kunnen worden doorgestuurd. Ook in de commissie voor de regularisaties zou de voorzitter kunnen beslissen. Waarom laat men, zoals in de rechtbanken, de meerderheid niet beslissen?
Mevrouw Erika Thijs (CVP). – Bravo.
De heer Chokri Mahassine (SP). – Wij gaan akkoord met het ontwerp, maar zullen waakzaam op de uitvoeringsbesluiten toezien.
Mevrouw Marie Nagy
(ECOLO). –
We wensen de meerderheid en de regering te feliciteren met hun moed om een
regularisatie voor te stellen in weerwil van de soms hatelijke reacties op deze
tekst.
Het gaat er in dit debat niet om de utopistische visie
van de open grenzen te plaatsen tegenover de harde houding waarbij elke vorm
van immigratie wordt geweigerd. We moeten deze demagogische slogans laten voor
wat ze zijn. Felice Dasetto is terecht van oordeel dat het eigenlijke debat
gaat over de keuze van een ontwikkelingswijze op wereldschaal. Ricardo Petrella
heeft de vraag gesteld of de algemene verbreiding van de informatiesnelwegen
belangrijker is dan de verspreiding van drinkbaar leidingwater over de hele
wereld. De onevenwichtige verdeling van de rijkdom ligt aan de basis van de
immigratie, die door wanhoop is ingegeven.
Zelfs in een duale samenleving moet men de moed hebben
deze situatie aan te pakken.
De regering moet de moed hebben om tot het uiterste te
gaan en deze tekst uit te werken in toepassingsbesluiten die rekening houden
met de regeringsverklaring en meer bepaald met het deel dat betrekking heeft op
de rol van de commissie, de NGO’s en het secretariaat. Gelet op de keuzes die
bepaalde administraties hebben gemaakt, vrezen wij dan ook voor problemen. Het
zou ongepast zijn om terug af te glijden naar het Europese beleid van de jaren
tachtig.
Uit de besprekingen in de commissie met de burgemeesters
en de vertegenwoordigers van de OCMW’s blijkt dat de regering duidelijk informatie
moet verspreiden over de manier waarop de informatiecampagne georganiseerd is,
de beschikbare middelen en het overleg met gemeenschaps- en gewestregeringen.
De tijd loopt. Materiële problemen mogen de operatie niet in het gedrang
brengen.
De regularisatie is het eerste luik van een triptiek dat
ook het asielrecht en het uitzettingsbeleid omvat. Ik wil erop aandringen dat
de lijst van landen waar de toestand belet dat wie dan ook daar wordt
teruggestuurd, wordt herzien. De Conventie van Genève bepaalt dat het gevaar
moet worden ingeschat in het land van herkomst van de betrokkene.
De huidige lijst is onvolmaakt; als wij een samenhangend
beleid willen, dan moet hij herzien worden. De commissie voor de Binnenlandse
Zaken beveelt dit trouwens aan.
Mijnheer de minister, wij weten dat u bezorgd bent over
de toestand in de gesloten centra. Wij verwachten een voorstel van de regering.
De grootste uitdaging is evenwel de inschakeling van de
geregulariseerde personen. Dit overstijgt de bevoegdheden van het federale
niveau; ook de deelgebieden zullen een inspanning moeten leveren.
Wij zullen dit ontwerp met enthousiasme goedkeuren, ook
al weten wij dat er ook risico’s aan verbonden zijn. Het is van belang voor de
duizenden die op hun regularisatie wachten. (Levendig en langdurig applaus van
de meerderheid)
De heer Frans Lozie (AGALEV). – Met de goedkeuring van dit wetsontwerp wordt één van de hefbomen gerealiseerd waarmee de regering de vreemdelingenproblematiek in ons land wil aanpakken. Deze regularisatieoperatie is nodig. Op dit ogenblik leven inderdaad wellicht tienduizenden mensen zonder papieren in ons land, verstoken van alle rechten op een menswaardig bestaan. Deze regering wil hen toch toegang geven tot het grondgebied. De aanwezigheid van talrijke mensen zonder papieren blijven gedogen, bedreigt steeds meer onze rechtsstaat. Tijdens de tweede wereldoorlog leefden ook tienduizenden ondergedoken, uit vrees voor hun leven. Wie toen ontdekt werd, werd in getto’s gestopt en later massaal afgevoerd. De Westerse wereld heeft na de oorlog dan ook terecht gesteld: dit nooit meer! Zonder drastische maatregelen dreigen wij stilaan in dezelfde situatie terecht te komen.
De vorige regering draagt een grote verantwoordelijkheid voor de huidige toestand. De stoere taal uit het verleden waarbij gesproken werd over 15.000 uitwijzingen per jaar blijkt nu op niets te berusten. Het systematisch de woestijn insturen van uitgeprocedeerden is humanitair onaanvaardbaar. Daarom moeten wij nu een omvangrijke regularisatie doorvoeren. De eenmaligheid ervan zal afhankelijk zijn van de voldoende grote omvang van de operatie en van de verbetering van de procedures en de feitelijke dossierbehandeling.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). – Bedoelt de spreker dat er zal worden gepleit voor een volgende regularisatie indien de huidige regularisatieprocedure een onvoldoende aantal regularisaties oplevert, zonder dat dit aantal wordt gepreciseerd? Blijft het niet bij een eenmalige operatie zoals werd aangekondigd? Zal de regering nogmaals worden gechanteerd?
De heer Frans Lozie (AGALEV). – Wij chanteren de regering niet. Wij hebben een contract afgesloten met de regeringspartijen. In het wetsontwerp zijn een aantal voorwaarden gesteld. Ik ben ervan overtuigd dat er zeer veel regularisaties zullen plaatsvinden. De voorwaarde betreffende het aantal zal dus vervuld zijn. Daarnaast werd binnen het regeerakkoord afgesproken dat de procedures moeten worden verbeterd en dat de administraties worden gemoderniseerd zodat er een efficiënte en snelle afhandeling van de dossiers tot stand komt. Wij gaan achteraf niet over aantallen discussiëren. Ik vertrouw erop dat de wet van vandaag een belangrijk aantal regularisaties tot stand zal brengen.
De beslissingsbevoegdheid blijft bij de minister die in principe het advies van de onafhankelijke commissie zal volgen maar de mogelijkheid behoudt in laatste instantie nog te kunnen bijsturen om humanitaire redenen. Voor wat de toepassing van de criteria betreft, hoop ik dat de commissie over voldoende ruimte zal beschikken tot interprÉtatie. Hieruit zal blijken of ons land echt een humaan vreemdelingenbeleid voert.
Een aantal vragen blijven open. Een eerste probleem is de situatie van de INAD’s met een nationaliteit van een land in burgeroorlog. Deze wet laat op dit vlak een aantal regularisaties toe. Toch is dit een probleem dat in de toekomst een debat ten gronde verdient. Eens de nationaliteit van iemand vaststaat, heeft het geen zin deze persoon uit te wijzen naar een ander land dan dat van zijn nationaliteit, omwille van de toevalligheid dat hij of zij via dat land de oorlog is kunnen ontvluchten. Op Europees vlak moet hiervoor een oplossing worden gevonden.
Ik vraag aandacht voor de minderjarigen waarvan de terugwijzing uitvoerbaar wordt geacht, ook wanneer zij niet begeleid zijn. Zij verblijven in gesloten centra, vaak zeer lang. Dat is onaanvaardbaar.
Illegalen die huwen met Belgen, moeten in hun land van herkomst de vereiste documenten halen om via gezinshereniging definitief te kunnen blijven. Aan die administratieve pesterijen moet een einde komen. Bovendien kunnen wij veel beter hier de echtheid van de documenten controleren.
Ten slotte is er de problematiek van het zwartwerk. Dat moet worden bestreden. Het is echter totaal iets anders wanneer iemand een illegaal via werk, dat alleen zwart werk kan zijn, helpt. Dat is een ernstig debat waard.
Ik hoop dat deze regularisatie een succes wordt. Er zullen fouten worden gemaakt en bijsturing zal nodig zijn. Ik hoop dan ook dat de operatie zonder verkramping of politiek opbod maar met gezond verstand en begeleiding kan worden uitgevoerd. Dat is een zware opgave. In tegenstelling tot de vorige regering nemen wij onze verantwoordelijkheid. De regering kan rekenen op onze aandacht en waakzame steun, dit in het algemeen belang en het belang van tienduizenden mensen die vandaag geen toekomst hebben.
De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken. – Ik begrijp het ongenoegen van de senatoren, maar ik heb beloofd
aanwezig te zijn op een vergadering over de ordehandhaving. Ik kan mij daaraan
niet onttrekken.
Over de
regularisatie is alles, of bijna alles, al gezegd. Tijdens de besprekingen
wilde ik zo precies mogelijk zijn, zonder echter de commissie voor
regularisatie in een te strak keurslijf te dwingen. Vermits wij waarschijnlijk
zullen worden geconfronteerd met uiteenlopende gevallen waar wij nu geen idee
van hebben, mogen wij geen te strikte criteria aannemen.
Sommigen
willen met alle middelen beletten dat het ontwerp wordt gefinaliseerd. Anderen
zijn al te enthousiast en proberen de tekst te doen zeggen wat hij niet zegt.
Ik herhaal dat het een eenmalige operatie is en dat de beslissingen geval per
geval zullen worden genomen. Er zullen ook aanvragen worden geweigerd wat dus
aanleiding zal geven tot verwijderingen, hopelijk op vrijwillige basis.
Er zijn er ten slotte ook die het ontwerp goedkeuren, en er eventueel een modaliteit van zullen betwisten. Die categorie steunt de operatie, en dat verheugt mij, want zo zullen we aantonen dat het in het Parlement op een ruime instemming kon rekenen. Het verheugt mij des te meer omdat ik aan allen die op een beslissing wachten, beloofd heb woord te zullen houden.
Ik heb de concrete organisatie van de operatie al
voorbereid. De regering heeft mij belangrijke middelen gegeven. Wij hebben
lokalen gehuurd en materieel besteld, de werving van onafhankelijk personeel is
aan de gang. Alles zal dus klaar zijn. Ook met de informatieverstrekking ben ik
klaar. Zodra de wet door de Koning ondertekend is, worden circulaires naar de
gemeenten gestuurd zodat ze zich beter kunnen voorbereiden.
Ik heb
de inhoud van de wet nog niet kunnen toelichten op de ministerraad. De pers had
het vanochtend over geruchten waarvan we de herkomst nooit zullen kennen. De
oprichting van de commissie zal niet voortvloeien uit een krachtmeting. Mijn
politieke toezegging om de adviezen na te leven hangt af van de ernst waarvan
ze blijk zal geven. De commissie heeft een rechterlijk karakter. Ze zal worden
voorgezeten door een onafhankelijk magistraat die wordt benoemd bij een in
ministerraad overlegd besluit wat garanties biedt met betrekking tot de ernst,
de eensgezindheid, de motivering en de ervaring.
De
geruchten in de pers van vanochtend dat er in de commissie een soort front zou
gevormd zijn tegen de magistraten, vind ik niet ernstig. Ik wil dat de
commissieleden volkomen onafhankelijk zijn. Er moeten dus onverenigbaarheden
worden vastgesteld. De opdracht van de commissie mag ook niet worden verward
met die van de administratie, die de dossiers moet samenstellen.
In het
uitvoeringsbesluit zult u al mijn verbintenissen terugvinden. Ik wil dat de
commissie echt een onafhankelijk rechtsprekend orgaan wordt. De minister die de
adviezen moet uitbrengen, moet er zeker van zijn dat de werkzaamheden ernstig
zijn verricht.
Na de
goedkeuring in de Senaat kunnen wij de regularisaties aanvatten rond 10
januari. Deze operatie is al lang verwacht en is op amper drie maanden
afgerond. De Staat verleent hier een belangrijke gunst.
De staat
heeft daar ook voordeel bij. De asielprocedure zal korter worden, we zullen de
achterstand proberen in te lopen, en we zullen de uitwijzingsbeleid
voortzetten. Anders worden we morgen met dezelfde problemen geconfronteerd. De
regularisatie maakt het mogelijk om, vanuit het perspectief van de openbare
orde, de toestand uit te klaren. Het is niet gezond dat zovele mensen in de
clandestiniteit leven.
Sommigen
maken terecht een onderscheid tussen het asielbeleid en het immigratiebeleid.
Wij ontvangen op ons grondgebied inderdaad reeds een groot aantal personen die
geen recht op asiel hebben. Wie gelooft er dat de Kosovaren, die wij voorlopig
hebben toegelaten, naar hun land zullen terugkeren? België tolereert dus reeds
een zeker niveau van immigratie, maar dat is een probleem dat op Europees niveau
moet worden aangepakt.
Ik
verheug me over de evolutie. Ik zal gelukkig zijn morgen regularisatiebesluiten
te kunnen tekenen die werden genomen op grond van objectieve en onafhankelijke
adviezen.
De voorzitter. – Ik dank de minister voor de toelichting die hij, ondanks zijn drukke bezigheden vanavond, in dit stadium van het debat is komen geven. Ik dank hem ook voor het feit dat hij ervoor gezorgd heeft dat de regering tijdens de verdere bespreking vertegenwoordigd blijft.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). – De minister is blij omdat de regering blij is. De enigen die niet blij zijn, zijn de burgers die deze wet niet willen.
De Senaat doet aan bezigheidstherapie, want de uitvoeringsmaatregelen zijn blijkbaar al getroffen. Wij betreuren dat.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). – ). ‑ Het ontwerp steunt op een wankele basis. Dit is te wijten aan de ideologische strijd die binnen de coalitie wordt gevoerd ten koste van de mensen zonder papieren. Als we nu horen hoe moeizaam de uitvoeringsbesluiten tot stand komen, dan vrezen we het ergste voor de regularisatiecampagne.
De heer Mohamed
Daif (PS).
–Allereerst wil ik mijn diepe voldoening uitspreken over het feit dat de
overheden van dit land op weg zijn naar een regeling van de
regularisatieproblematiek. Op dat vlak heb ik nooit mijn voorkeur verborgen
voor allesomvattende operaties zoals die welke recent in Italië en andere
Europese landen werden uitgevoerd. Niettemin geef ik toe dat dit wetsontwerp
een fundamentele vooruitgang betekent.
Ik wil enkele redenen van mijn voldoening benadrukken,
namelijk het facultatief karakter van het sociaal verslag dat de burgemeesters
kunnen opstellen, de mogelijkheid voor mensen die aan de
regularisatievoorwaarden voldoen om zich bij de OCMW’s, bij advocaten of de
maatschappelijke zetel van VZW’s te laten domiciliëren en de onmiddellijke
vrijlating van regulariseerbare personen die in gesloten centra worden
vastgehouden.
Ik zal het alleen hebben over enkele punten in verband
met de regularisatie van illegalen en over de uitvoeringsorganen van de nieuwe
wet.
De strijd tegen de illegale immigratie steunt op de
versterking van de ontwikkelingssamenwerking en de eerbiediging van de
mensenrechten. De economische ontwikkeling van de arme landen is ongetwijfeld
een doel op zich, maar zal ook de illegale immigratie doen afnemen.
Wat de vier grote regularisatiecriteria betreft, zal ik
enkel het criterium van de ontvankelijkheid van een dossier behandelen. Dat
criterium staat in artikel 2, vierde lid van het ontwerp en laat een
regularisatieaanvraag toe van personen die humanitaire redenen kunnen inroepen
en duurzame sociale banden in ons land kunnen aantonen.
Krachtens artikel 9, negende lid van het wetsontwerp
moeten de vreemdelingen bedoeld in artikel 2, vierde lid, aantonen dat hun
aanwezigheid in België teruggaat tot meer dan zes jaar of meer dan vijf jaar
voor de gezinnen met minderjarige kinderen die de leeftijd hebben om school te
lopen.
Clandestiene vreemdelingen geven echter nooit hun echte
identiteit op aan de overheid en hebben het heel moeilijk om het bewijs van hun
aanwezigheid op het grondgebied te leveren, met uitzondering van de gezinnen
met kinderen die op wettige wijze zijn ingeschreven in een school.
De humanitaire redenen en de duurzame banden worden
beoordeeld door de kamers van de toekomstige commissie. Er zijn talrijke
redenen om te immigreren, maar de belangrijkste zijn de armoede in de landen
van herkomst, het gebrek aan werk en toekomst. Kan deze ellende worden
ingeroepen als humanitaire reden?
Nog moeilijker is het om duurzame banden aan te tonen.
Worden de schriftelijke bewijzen die clandestiene vreemdelingen krijgen van
verwanten of andere natuurlijke of rechtspersonen beschouwd als een geldig
bewijs van de sociale integratie van een kandidaat voor regularisatie?
Het wetsontwerp regelt niet de toestand van andere
clandestiene vreemdelingen, maar in de commissie heeft de minister positief
geantwoord op mijn vraag betreffende de studenten die na of tijdens hun studies
in de clandestiniteit terechtkwamen en die een regularisatiedossier zouden
willen indienen. Dat geldt ook voor ernstig gehandicapte clandestiene
vreemdelingen.
Personen die in België gekomen zijn dankzij
gezinshereniging komen dikwijls in de clandestiniteit en dus in de illegaliteit
terecht als het gezin uiteenvalt, hoofdzakelijk bij het mislukken van een
huwelijk tussen die personen en Belgen of vreemdelingen die rechtsgeldig zijn
ingeschreven in de bevolkingsregisters. Ook over dat probleem moet worden
nagedacht.
Ik vestig de aandacht van de minister erop dat alle
geregulariseerde personen een onbeperkte verblijfs- en arbeidsvergunning moeten
krijgen zodat ze niet worden uitgebuit in netwerken van zwartwerk.
Ik eindig met enkele beschouwingen betreffende de
instellingen die belast zijn met de toepassing van de nieuwe wet. De rol van
het secretariaat van de commissie is van essentieel belang om uitspraak te doen
over de ontvankelijkheid van de dossiers. Die instelling zal dus fundamentele
beslissingen nemen. Alle mogelijke voorzorgen moeten dus worden genomen om
onrechtvaardigheid en willekeur te voorkomen. Ik pleit er ook voor dat de
beslissingen van de commissie bij consensus worden genomen en niet alleen door
de voorzitter. Men moet ook veel aandacht besteden aan de inhoud van de
toekomstige uitvoeringsbesluiten.
Ik hoop dat de goedkeuring van dit wetsontwerp de
situatie van een groot aantal personen kan regulariseren om de ellende te
verlichten van personen die al geruime tijd in ons land wonen. Ik hoop vurig
dat de regularisatie geval per geval leidt tot een massale regularisatie van
mensen zonder papieren die al lang in België wonen.
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). – Het is de eerste maal dat in ons land zoveel wordt ondernomen voor de regularisatie van de talrijke illegalen. Agalev zal het ontwerp steunen en de uitvoering nauwgezet opvolgen. Vele illegaal in ons land verblijvende personen laten dit verblijf na een huwelijk met een Belgisch onderdaan niet legaliseren omdat zij niet over de nodige documenten van toegang tot ons land bezitten. Een aanvraag tot vestiging in ons land wordt immers systematisch geweigerd wanneer die documenten niet kunnen worden voorgelegd. De illegaal in ons land verblijvende vreemdeling krijgt na het huwelijk met een Belgisch onderdaan zelfs het verzoek om ons land te verlaten. Een verzoek tot herziening wordt steeds onontvankelijk verklaard. Meestal wordt dan een beroep gedaan op de Raad van State. De Franstalige kamer van die Raad heeft zich in een drietal gevallen uitgesproken voor de ontvankelijkheid, de Nederlandstalige kamer heeft nog geen enkele uitspraak gedaan.
Nochtans moet de met een Belg gehuwde vreemdeling krachtens de vreemdelingenwet als een EU-onderdaan worden behandeld. Een herziening kan dus niet worden geweigerd.
Bovendien beperkt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het beroep op het rechtsbelang van de staat bij de inmenging in het gezinsleven van zijn onderdanen. Wij wensen een duidelijk antwoord op deze vraag.
De heer Roeland Raes (VL. BLOK). – Dit ontwerp is een typisch product van een hybride regeringsploeg. Links, meer bepaald de groene partijen, dreigen hun slag helemaal binnen te halen.
De voorbije tien jaren werden er van de 175.000 aanvragen 13.000 ingewilligd, terwijl er anderzijds jaarlijks ongeveer 4.000 personen werden uitgewezen. Daaruit moet men wel besluiten dat het werkelijke aantal dat van de nieuwe wet hoopt te genieten, rond de 130.000 draait, in plaats van de vooropgestelde 75.000. Dergelijke operatie is overigens in nog in geen ander Europees land gelukt.
Dit ontwerp is uiterst vaag over de criteria die de commissie voor regularisaties zal hanteren, bijvoorbeeld met betrekking tot de zogenaamde “duurzame sociale bindingen”.
Deze regering vergeet blijkbaar dat de massale regularisatie van illegale vreemdelingen niet overeenstemt met wat de modale kiezer hierover denkt. Het Vlaams Blok erkent het asielrecht in de strikte betekenis van het woord. De opvang moet zich dan wel beperken tot Europeanen, ook uit Oost-Europa, die in hun eigen land vervolgd worden om politieke of religieuze redenen of hun land ontvlucht omwille van oorlogsgevaar. De staat moet zich niet onbeperkt openstellen voor inwijkelingen uit de ganse wereld, die zich om de meest uiteenlopende redenen richting Europa begeven. Zo bieden wij in het geheel geen oplossing voor de echt bedreigde volkeren.
De Raad van State vraagt wat men in Artikel 2 verstaat onder “schoolplichtige” kinderen. Gaat het om schoolgaande of om kinderen die de schoolplichtige leeftijd bereikten? Wat betreft de samenstelling van de regularisatiecommissie, aldus de Raad van State, is het onduidelijk op welke voorwaarden en met welke bevoegdheden de leden van de mensenrechtencommissies in de commissie voor regularisatie benoemd worden. Volgens welk systeem en met welke middelen er zal onderzocht worden, is evenmin duidelijk.
De Raad van State stelt dat er een discriminatie kan zijn tussen vreemdelingen die voldoen aan alle voorwaarden van toepassing op de aanvraag tot regularisatie binnen de vastgestelde termijn van 3 weken en die welke na de gestelde termijn de voorwaarden vervullen. Als het Arbitragehof de termijn van 3 weken zou vernietigen, zou meteen de mogelijkheid geschapen worden voor een massale regularisatie van alle in België verblijvende vreemdelingen. Wenst men dit risico te nemen?
Volgens de vigerende wetgeving krijgt de vreemdeling die een toelating tot verblijf van onbepaalde duur bekwam, een vergunning voor één jaar. Deze termijn kan door het gemeentebestuur verlengd worden. De Raad van State vraagt zich af of deze bepaling ook toepasselijk is in geval van een machtiging tot verblijf afgegeven na goedkeuring van een aanvraag tot regularisatie.
(Voorzitter: mevrouw Sabine de Bethune, eerste ondervoorzitter.)
Wat betreft het sociaal verslag dat aan de regularisatiecommissie wordt toegezonden vermeldt de memorie van toelichting dat dit verslag “geen persoonsgegevens mag bevatten met betrekking tot de raciale afkomst, het seksueel gedrag, politieke of religieuze overtuigingen of activiteiten” van de betrokkene. Is het niet relevant om ook het lidmaatschap van een terroristische vereniging mede te delen?
De Raad van State pleit ervoor dat aan vreemdelingen die niet materieel verwijderd kunnen worden, dienstverlening wordt verstrekt zoals voorzien in de wet van 8/7/76 over de OCMW’s. Dit recht wordt in de te bespreken tekst niet voorzien. Zal men niet massaal bij het arbitragehof beroepen instellen om artikel 57 §2 toe te passen?
Het hele asielbeleid wordt in dit ontwerp totaal verkeerd benaderd: men zondigt tegen de algemene Europese tendens inzake regularisatieprocedures en tegen de Vlaamse publieke opinie. Wij wijzen de tekst van het wetsontwerp dan ook met beslistheid af.
De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). – Dit ontwerp beoogt een definitieve oplossing voor de illegalen en benadrukt dus de eenmaligheid van de procedure die een aanzuigeffect moet verhinderen. De tienduizenden actuele illegalen hadden echter geen aanzuigeffect nodig. Deze wet zal nieuwe illegalen niet tegenhouden. Zal men over enkele jaren dan opnieuw regulariseren? Dat is de weg naar een beleid van open grenzen dat vooral avonturiers en criminelen ten goede komt.
Deze wet is immoreel. Persistentie in de onwettelijkheid wordt beloond. De asielzoeker die gevolg gaf aan het bevel het grondgebied te verlaten wordt niet beloond, wel degene die vijf jaar is ondergedoken.
De regering kondigde een kordaat uitwijzingsbeleid aan. Wat is daarvan terechtgekomen? De VLD heeft in dit dossier een grote bocht gemaakt. Alleen de regularisatie is gerealiseerd. Daarmee hebben de groenen hun slag binnen maar van een uitwijzingsbeleid is er geen sprake. Nochtans zegde de VLD-voorzitter dat zijn fractie nooit dit ontwerp zou goedkeuren als het uitwijzingsbeleid niet op kruissnelheid was gekomen. Er is helemaal geen snelheid bereikt. De VLD tolereert zelfs dat de groenen binnen de regering de asielnota goedkeuren en dan op straat de uitwijzingen willen verhinderen. Niet wij, maar VLD-fractieleider Coveliers verklaarde dat er drieduizend uitwijzingen per maand nodig zijn. Maar die gedachte was politiek incorrect en werd snel verlaten.
Ook inzake de regularisatie zelf heeft de VLD een bocht genomen. Vóór de verkiezingen steunde de VLD de ministers die weigerden over te gaan tot een algemene regularisatie. De bestaande wetgeving volstond, zo stelde de VLD tijdens het debat van november 1998. De VLD was het eens met de toenmalige minister Van den Bossche die in Humo van 12 januari 1999 verklaarde dat de bevolking niet voor open grenzen is, noch voor een algemene regularisatie. Dat zou enkel de mensensmokkelaars bevoordelen.
De regering vergist zich. De VLD heeft zelfs niet het schaamlapje van een kordaat uitwijzingsbeleid om haar bocht te camoufleren. Zelfs de suggestie van de VLD-voorzitter om ernstig te overwegen of voor geregulariseerden het recht op gezinshereniging wel geldt, werd weggewuifd.
De regularisatie kan niet los worden gezien van de versoepeling van de naturalisaties. De VLD is voorstander van referenda. Waarom dan geen volksraadpleging organiseren over de globale immigratiepolitiek? Ook daar geeft de VLD “niet thuis”. Alweer een gebroken verkiezingsbelofte. Dit ontwerp moet zo snel mogelijk door het parlement om de stemming erover zo ver mogelijk te houden van de gemeenteraadsverkiezingen. De VLD hoopt dat de kiezer tegen dan alles zal vergeten zijn. We zullen het nodige doen om dat te verhinderen. (Applaus bij het Vlaams Blok)
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). – De minister verklaarde in de commissie dat de regering vertrekt vanuit de stelling dat de mensen die zich hebben geïntegreerd een juridisch statuut moeten kunnen krijgen. Het betreft geen recht, maar een gunst van de staat. Men zou dan ook voorwaarden kunnen verwachten om een aanvraag tot regularisatie in te dienen, meer bepaald de voorwaarden tot integratie. Maar die voorwaarden worden niet gesteld. Het doel van de wet wordt dus weggeveegd. Aan welke criteria moet men dan voldoen?
In artikel 2 worden vier categorieën van personen opgesomd die een aanvraag kunnen indienen. Daarna worden echter geen extra voorwaarden opgesomd. Het behoren tot één van die categorieën is voldoende. InterprÉtatieproblemen zijn dus voorspelbaar, met name in de rechtspraak.
Welke zijn nu de categorieën? Het gaat eerst over vreemdelingen die op 1 oktober 1999 in België verbleven en de erkenning van vluchteling hebben aangevraagd en nog geen uitvoerbare beslissing hebben ontvangen om ons land te verlaten en dit binnen een termijn van vier jaar. Maar wat is een niet-uitvoerbare beslissing? De minister en de Raad van State menen dat personen van wie de asielaanvraag al werd afgewezen, toch kunnen worden geregulariseerd. Illegalen worden dus beloond. Personen die gevolg gaven aan de negatieve beslissing, worden gestraft.
Voor gezinnen met kinderen wordt de termijn teruggebracht tot drie jaar. Opnieuw is er een vaag criterium. Gaat het om schoolplichtige of schoolgaande kinderen en moeten de kinderen daadwerkelijk naar school gaan? Dit laatste zou een logische eis zijn omdat dit wijst op integratie. Toch is ook dit geen voorwaarde.
Een tweede criterium betreft vreemdelingen die niet naar hun land van herkomst, verblijf of nationaliteit kunnen terugkeren om redenen “onafhankelijk van hun wil”. Onder die redenen worden externe en persoonlijke redenen begrepen. Kunnen dan ook cultuurgebonden redenen worden ingeroepen? Zo ja, zou dat dan niet betekenen dat wij ons westers model opdringen?
De derde categorie betreft de ernstig zieken. Ook dat is vaag. Blijkbaar gaat het om levensbedreigende ziekten. De regularisatie krijgt echter een definitief karakter. Als de persoon geneest, mag hij blijven. Er zullen wellicht wonderbaarlijke genezingen volgen. België wordt het Lourdes van West-Europa. Het enige dat is vereist, is de afgifte van een medisch attest. Als ze werkelijk ziek zijn, wordt echter niet gedacht aan de volksgezondheid in ons eigen land. Uit een studie blijkt dat bij een grote input van vreemdelingen de kans op een TBC-epidemie niet gering is. Moet dit niet beter worden onderzocht?
De vierde categorie is zo vaag dat niemand nog weet wat het juist inhoudt. Het betreft personen die hier al zes jaar verblijven, of vijf jaar voor gezinnen met kinderen en die hun aanvraag met sociale bindingen of humanitaire redenen kunnen staven. Volgens de minister betreft het cumulatieve redenen maar in de tekst is sprake van en/of. Wat is het nu? Wat met personen die net de periode niet halen? Volgens de minister kan de commissie dan oordelen dat zij mogen blijven. Dat zal aanleiding zijn tot het voeren van processen op basis van het gelijkheidsprincipe. Het gaat dan ook niet over een eenmalige procedure. De rechtbanken zullen er wel anders over oordelen.
Er is geen criterium over de kennis van de taal of het terugbetalen van boetes voor zwartwerk. Dat zijn nochtans tekenen van integratie. Volgens het Kamerverslag is volgens de minister het bedrag van boetes door Belgen betaald voor zwartwerk van die aard dat het niet verantwoord is dit als een verplichting op te leggen aan te regulariseren personen. Als dat geen discriminatie is tussen de eigen bevolking en de illegalen! Diegene die mij kan aantonen dat de voornaamste reden voor de regularisatie de integratiewil van de illegalen is, of de bijdrage tot de ontwikkeling van het Belgisch sociaal-economisch leven, betaal ik drie pinten.
De heer Frank Creyelman (VL. BLOK). ‑Alleen wie de afgelopen jaren op een andere planeet heeft gewoond, weet niet dat de Vlaams Blok-fractie al jaren tegen de ongebreidelde toevloed van gelukzoekers naar ons land heeft gepleit.
Dit ontwerp is met een ongelofelijke snelheid door de Senaat, die nochtans een reflectiekamer is, gejaagd. Ik koester niet de hoop de Senaat te overtuigen. Het ideologisch water tussen de grote meerderheid van deze assemblee en onze fractie, die gesteund wordt door een groot deel van de bevolking, is veel te diep.
Zoals alles in dit land bezit ook het asiel- en vreemdelingenbeleid een niet te onderschatten communautaire dimensie. Vlaanderen torst 50% van het Belgisch migratiesaldo; Brussel neemt ongeveer 40% voor zijn rekening en bijgevolg blijft er voor Wallonië slechts een schamele 10% over.
In de eerste negen maanden van 1999 nam het aantal immigranten in 22 Europese landen met meer dan 31% toe. In België bedroeg de toename 75% , waarvan 90% voor Vlaanderen en Brussel bestemd was.
De Franstalige Brusselaars mogen dan nog enig voordeel halen uit de toevloed van vreemdelingen die bijna allemaal de Franse taalrol kiezen, toch zien zelfs zij in dat dit beleid op lange termijn voor Brussel nefast is.
De grootste voorstanders van een ongebreidelde toevloed van vreemdelingen bevinden zich in het Waalse landsgedeelte. Vanuit een soort van ethische superioriteit durven de Waalse progressieven roepen dat het weeral de racistische Vlamingen zijn die een humaan vreemdelingenbeleid in de weg staan. Zij verwijten de Vlaamse partijen geen zogenaamd politiek correct pro-vreemdelingenstandpunt te durven innemen omdat zij de hete adem van het Vlaams Blok in hun nek voelen.
Het is toch normaal dat de Vlamingen en de Brusselaars niet staan te trappelen om nog meer vreemdelingen aan te trekken. Het is toch normaal dat zij in meerderheid vinden dat het beter is de illegalen het land uit te zetten dan ze te regulariseren. Overigens is het opmerkelijk dat dit standpunt wordt gedeeld door kiezers van alle Vlaamse partijen, op Agalev na.
Een onderzoek wees uit dat het in Vlaanderen vooral de socialistische kiezers zijn die het niet eens zijn met de regularisatie van illegalen. Waarom houdt de SP dan geen rekening met de wens van haar kiezers?
De Vlaamse steden kunnen de toenemende druk niet meer aan. Waarom wil een bizarre coalitie van progressief-links en Belgicistisch conservatief-rechts, tegen de wil van de bevolking, de multiculturele samenleving realiseren? Want ook dit wetsvoorstel kadert in een geheel van politieke manipulaties om de multiculturele samenleving te realiseren. Weten de voorstanders ervan wel wat de multiculturele samenleving inhoudt? In feite is de multiculturele samenleving een ander woord voor een mondiale samenleving waarvan vooral de progressieven, de groenen voorstander zijn. Het mondialisme is één van de laatste overblijfselen van het marxisme.
Links erkent het bestaan van volkeren en culturen niet, maar de realiteit is anders. Daarom wordt ze aangepast aan de ideologie.
Links wil een smeltkroes tot stand brengen waaruit een nieuwe mens moet ontstaan: de homo sovieticus. Uiteindelijk creëren de multiculprofeten een wereld waarin er geen sprake meer is van volkeren, alleen nog van consumenten die allemaal hetzelfde doen en denken. Onder marxistische invloed zijn de groene partijen de bondgenoten geworden van de multinationals en van de consumptiemaatschappij. Deze bizarre coalitie tussen conservatief links en conservatief rechts, is op lange termijn blijkbaar het enige middel om de kunstmatige Belgische staat bijeen te houden. België kan blijkbaar alleen overleven als er binnen de eigen grenzen geen volkeren meer bestaan.
Als de Senaat wil dat België op termijn niet verdwijnt, dan moet dit wetsontwerp naar de prullenmand worden verwezen.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Ik ben tevreden met de trendbreuk in het asielbeleid. Deze regering erkent eindelijk het bestaan van een groot aantal illegalen in ons land. De regering durft ook te bekennen dat een aantal van hen verwijderd moet worden.
In de praktijk zijn er evenwel nogal wat haperingen. Het aantal individuele uitwijzingen is zeer beperkt. En ook de collectieve uitwijzingen verlopen niet zonder problemen.
Het wetsontwerp over het asielbeleid bevat een aantal positieve elementen. De uitvoeringsmaatregelen dreigen evenwel meer problemen te stellen. Het regularisatiebeleid staat of valt met de commissie voor de regularisaties. De commissie zal samengesteld zijn uit een rechter, een advocaat en een vertegenwoordiger van een mensenrechtenorganisatie. Uiteindelijk zal de rechter beslissen. Wat zal dan de rol van de twee anderen zijn? De regering moet rekening houden met het belang van een onafhankelijke rechtstaat en met de humanitaire aspecten.
De advocaat die in de reguralisatiecommissie zetelt mag gedurende zijn mandaat geen regularisatiedossiers behandelen. Ook mag hij tot twee jaar na de beëindiging van zijn mandaat geen dossiers aannemen in verband met de vreemdelingenwet. Het is niet uitgesloten dat advocaten die echt met hun cliënten begaan zijn, zo’n mandaat niet aanvaarden en dat we er dan andere personen met andere intenties zullen terugvinden.
Daar het de bedoeling is tien à twaalf kamers op te richten, zullen richtlijnen ter bevordering van de uniformiteit van de rechtspraak nodig zijn. Het is ook niet denkbeeldig dat de Franstalige kamers zich soepeler zullen opstellen dan de Nederlandstalige.
De tweede en de vierde categorie van illegalen kunnen tot moeilijkheden leiden. In de tweede categorie vinden we onderdanen van Sierra Leone, Afghanistan en Angola omdat hun land zich in oorlog bevindt. Staan er nog andere landen op deze lijst? De vierde categorie zijn de personen die kunnen aantonen dat ze duurzame sociale banden hebben met ons land en de personen die om humanitaire redenen niet kunnen worden teruggestuurd.
Volgens extrapolaties op basis van de toestand in Frankrijk zouden er bij ons 70 à 80.000 mensen in aanmerking komen voor regularisatie. Zij hebben recht op een advocaat pro deo. Tot dusver wordt een beroep gedaan op advocaten-stagiairs. Gezien de te verwachten werkoverlast is het misschien raadzaam een beroep te kunnen doen op alle advocaten.
Wij zullen dit ontwerp goedkeuren omdat het een trendbreuk inhoudt. Wij zijn echter slechts gematigd positief. Wij dringen er evenwel op aan dat de niet-geïntegreerden op een humane manier zouden worden uitgewezen.
(Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter.)
De heer Jacky
Morael (ECOLO). – Ik had graag wat meer geweten over de uitvoeringsbesluiten, hoewel
we in principe moeten wachten tot ze door de Ministerraad zijn goedgekeurd.
Ik meen te hebben begrepen dat het de bedoeling is de
commissie voor regularisatie jurisdictionele bevoegdheid te geven en dat, als
één van de drie leden niet met de anderen akkoord gaat, de voorzitter de knoop
moet doorhakken.
Wij moeten de hand houden aan het jurisdictionele
karakter van alle instanties die in de procedure optreden, ook als ze, zoals de
arbeidsrechtbanken, bijvoorbeeld beroepsrechters en personen uit andere kringen
telt.
De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. – De meeste amendementen werden in de commissie behandeld en de minister heeft op de meeste vragen reeds geantwoord. Ik bevestig het jurisidictionele karakter van de procedure. Het KB zal in de ministerraad worden overlegd en daar zal de juiste inhoud van de jurisdictionele procedure worden vastgelegd.
– De algemene bespreking is gesloten.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 2-202/4.)
De voorzitter. – Op het opschrift hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 63 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Het opschrift vervangen als volgt :
“Wetsontwerp
tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen”.
De voorzitter. – Op het opschrift heeft de heer Verreycken amendement nr. 2 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
A. In het opschrift van het ontwerp het woord “wetsontwerp” vervangen door de woorden “ontwerp van tijdelijke wet”.
B. Het opschrift verder aanvullen als volgt :
“en tot
wijziging, zonder enige beperking in de tijd, van de bijzondere wet van 6
januari 1989 op het Arbitragehof.”
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
De voorzitter. – Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement nr. 4 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende :
“Artikel
1bis. In deze wet wordt verstaan onder:
1º de
minister : de minister van Binnenlandse Zaken;
2º de
Commissie : de Commissie voor de regularisatie van het verblijf van illegale
vreemdelingen, opgericht door deze wet;
3º redenen van humanitaire aard of humanitaire redenen : omstandigheden die de verwijdering van de vreemdeling het karakter zouden geven van een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.”
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 2 luidt:
Onverminderd de toepassing van artikel 9 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, is deze wet van toepassing op de aanvragen tot regularisatie van verblijf die ingediend worden door vreemdelingen die reeds daadwerkelijk in België verbleven op 1 oktober 1999 en die op het ogenblik van de aanvraag :
1° hetzij de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen binnen een termijn van vier jaar; deze termijn wordt teruggebracht tot drie jaar voor de gezinnen met minderjarige kinderen die in België verbleven op 1 oktober 1999 en die de leeftijd hebben om naar school te gaan ;
2° hetzij om redenen onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren naar het land of de landen waar ze vóór hun aankomst in België gewoonlijk verbleven hebben, noch naar hun land van herkomst, noch naar het land waarvan ze de nationaliteit hebben ;
3° hetzij ernstig ziek zijn;
4° hetzij humanitaire redenen kunnen laten gelden en duurzame sociale bindingen in het land hebben ontwikkeld.
De dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere hebben amendement nr. 62 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt :
“Art. 2. In de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt een artikel 9bis ingevoegd luidende :
“Art. 9bis. Er wordt een Commissie voor regularisatie opgericht door de Koning die, op de wijze door de Koning bepaald en onverminderd de andere bepalingen van dit hoofdstuk, machtiging kan verlenen tot een verblijf van meer dan drie maanden aan :
1. de goed geïntegreerde vreemdeling die de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling heeft aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen binnen een termijn van vier jaar en die onafgebroken op het grondgebied van het Rijk verbleef in de periode tussen de aanvraag tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling en de aanvraag tot machtiging tot een verblijf van meer dan drie maanden. Deze termijn wordt herleid tot drie jaar voor de gezinnen met minderjarige, schoolgaande kinderen die in België verblijven;
2. de vreemdeling die, ten gevolge van buitengewone omstandigheden en om redenen onafhankelijk van zijn wil, voorlopig niet kan terugkeren, naar het land of de landen waar hij voor zijn aankomst in België gewoonlijk verbleef, noch naar zijn land van herkomst, noch naar het land waarvan hij de nationaliteit heeft;
3. de vreemdeling van wie de terugkeer voorlopig wordt belet door een ernstige ziekte, vastgesteld door twee beoefenaars van de geneeskunde, onafhankelijk van elkaar;
4. de goed geïntegreerde vreemdeling die in de loop van de zes jaar voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken in ons land verbleef zonder een bevel om het grondgebied te verlaten te hebben ontvangen of die om humanitaire redenen en een bijzondere relatie tot Belgen of in België gevestigde vreemdelingen kan bewijzen. Deze termijn wordt herleid tot vijf jaar voor gezinnen met minderjarige, schoolgaande kinderen die in België verblijven.
In afwijking van artikel 13 van deze wet wordt de machtiging tot verblijf aan de vreemdelingen bedoeld onder 2º en 3º verleend voor beperkte tijd. De Commissie voor regularisatie kan de machtiging voor beperkte duur verlengen.
Met het oog op hun inburgering in de maatschappij kan de Commissie voor regularisatie een overeenkomst sluiten met de vreemdelingen die niet goed geïntegreerd zijn en die beantwoorden aan de andere voorwaarden zoals omschreven onder 1º en 4º. Die overeenkomst moet de vreemdeling minimaal toelaten binnen een bepaalde periode, die het jaar niet mag overschrijden, de taalkennis van één van de drie landstalen te verwerven. De weigering deze overeenkomst te sluiten of de niet-naleving ervan sluit de aanvrager definitief uit van een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden.
De vreemdeling die een gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid of die een manifeste fraude heeft gepleegd in het kader van de procedure voor de aanvraag tot asiel of tot regularisatie is van de toepassing van dit artikel uitgesloten.
De Commissie voor regularisatie deelt haar beslissingen mee aan de minister of zijn gemachtigde, die binnen de maand een afwijkende beslissing kan nemen.”
Op hetzelfde artikel heeft de heer Ceder amendement nr. 81 ingediend (zie stuk 2-202/5) dat luidt:
De punten 1º, 2º, 3º en 4º doen vervallen en de enige zin aanvullen als volgt :
“voldoen
aan één van de omstandigheden opgesomd in artikel 5.2 van de Overeenkomst van
19 juni 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985
tussen de regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de
Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke
afschaffing van de controle aan de gemeenschappelijke grenzen, Slotakte,
Protocol en Gemeenschappelijke Verklaring, ondertekend te Schengen.”
De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). – Krachtens het Verdrag van Schengen heeft ons land zich geëngageerd om de buitengrenzen te beschermen en om elke persoon die niet voldoet aan de voorwaarden van het verdrag te verwijderen. Enkel in bepaalde gevallen kan voor een periode van ten hoogste drie maanden een verblijfsvergunning worden toegekend. Het ontwerp heeft het echter over een verblijf van onbepaalde duur. Dit is dus ruimer dan de periode zoals bedoeld in art 5, § 2, van het Verdrag van Schengen. Mijn amendement strekt ertoe het ontwerp aan te passen aan het verdrag. Mocht het niet worden goedgekeurd zal ik niet nalaten bij het Europees Hof van Justitie te Luxemburg klacht in te dienen.
De voorzitter. – Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge amendement nr. 8 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
In het 1º van dit artikel, tussen het woord “vluchteling” en het woord “hebben” de woorden “in de zin van het verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchteling en het Protocol van New York van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen” invoegen.
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge amendement nr. 6 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Het 4º van dit artikel aanvullen met de volgende zin :
“Onder
sociale bindingen wordt verstaan : zeer intense banden met Belgen die de taal
van het taalgebied waar zij wonen en waar de vreemdeling onafgebroken heeft
gewoond sedert hij zich definitief gevestigd heeft machtig zijn of met
vreemdelingen die op volmaakte wijze zijn geïntegreerd in hetzelfde gebied,
waarvan zij de taal op dezelfde wijze beheersen als het merendeel der inwoners
van dat gebied.”
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
De voorzitter. – De heer Creyelman heeft amendement nr. 17 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Een artikel 2bis (nieuw) invoegen, luidende :
“Art. 2bis.
De regularisatie kan niet worden bekomen door de vreemdeling die niet bewijst
dat hij op het ogenblik van zijn aanvraag de taal of de talen machtig was van
het taalgebied waartoe de gemeente behoort waarbij hij zijn aanvraag heeft
ingediend.
Deze bepaling is niet van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van acht jaar.”
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement nr. 19 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Een artikel 2ter (nieuw) invoegen, luidende :
“Art. 2ter. De ernst van de ziekte van de aanvrager wordt beoordeeld door een bijzondere medische commissie die in ieder gerechtelijk arrondissement wordt ingericht en die wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Zij bestaat, naast de voorzitter van de rechtbank, uit zes artsen, waarvan er vier door loting worden aangeduid op de vooravond van de zitting en waarvan de twee andere worden benoemd, voor een niet hernieuwbare periode van één maand, door de voorzitter van de arbeidsrechtbank. De leden die door loting moeten worden aangeduid, worden uitgeloot door de voorzitter van de rechtbank in aanwezigheid van de artsen die door de voorzitter van de arbeidsrechtbank werden aangewezen. De door loting aangewezen artsen worden, op last van de procureur des Konings, van hun uitloting in kennis gesteld door een officier of een keuronderofficier van de Rijkswacht, die door de procureur des Konings in zijn bevelschrift met name wordt vermeld. Deze officier of onderofficier van de Rijkswacht overhandigt de door loting aangewezen arts het bericht van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, dat door de twee benoemde artsen is medeondertekend. De door loting of aanwijzing benoemde arts die zich onttrekt aan de vervulling van zijn taak, wordt gestraft met de straffen bepaald voor het zonder geldige reden afwezige jurylid.
Voor iedere arts wordt één plaatsvervanger aangewezen of uitgeloot.”
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)
De voorzitter. – Artikel 3 luidt:
Er wordt een Commissie voor regularisatie opgericht die bestaat uit enerzijds kamers die elk zijn samengesteld uit een magistraat of een gewezen magistraat, of nog, een lid of een gewezen lid van een administratief rechtsorgaan, een advocaat en een afgevaardigde van een erkende niet-gouvernementele organisatie actief in het domein van de mensenrechten, en anderzijds uit een secretariaat.
Een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de wijze van aanstelling van de leden van de Commissie voor regularisatie, de procedure- en werkingsregels, alsook de onderzoeksmiddelen waarover zij beschikt.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 64 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Mevrouw Erika Thijs (CVP). – Ik verwijs in dit verband naar ons amendement bij artikel 2, dat ertoe strekt de wet van 15 december 1980 te wijzigen.
Mevrouw Erika Thijs (CVP). – Ons amendement heeft tot doel te benadrukken dat er sprake moet zijn van echte integratie van de vreemdelingen uit de categorieën één en vier van wie sprake in artikel twee. Volgens het wetsontwerp kan men de integratie afleiden uit sociale bindingen. Er blijkt geen eenduidigheid te bestaan over wat deze sociale bindingen precies inhouden. Daarom zou de regularisatiecommissie een bewijs van integratie moeten vragen. Dit moet, al naar gelang van het geval, bestaan uit het bewijs van kennis van één van de drie landstalen of het bewijs dat de kinderen regelmatig aanwezig zijn op school. De vreemdelingen uit categorie vier die dit integratiebewijs niet kunnen leveren, moeten nog één jaar de kans krijgen alsnog aan de voorwaarden te voldoen.
Met deze striktere criteria willen wij ook aan de illegalen een zekerheid bieden. Nu heeft men immers bij veel illegalen het idee geschapen dat er een automatische collectieve regularisatie zal plaatsvinden. Er dreigt dan ook een totale chaos te ontstaan.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 4 luidt:
De aanvraag tot regularisatie wordt ingediend bij de burgemeester van de plaats waar de aanvrager verblijft binnen een termijn van drie weken te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet en wordt overgezonden aan de Commissie voor regularisatie.
De Commissie voor regularisatie verstrekt een advies aan de Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De Minister of zijn gemachtigde oordeelt over de aanvragen. In voorkomend geval gaat hij over tot het afgeven van een machtiging tot verblijf met toepassing van artikel 13 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 65 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel hebben de heer Dallemagne en mevrouw Nyssens amendement nr. 53 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
In dit artikel het tweede lid vervangen door de volgende bepaling :
“De
Commissie oordeelt binnen twaalf maanden volgend op het jaar waarin zij het
volledige dossier heeft ontvangen. Na het verstrijken van die termijn wordt zij
geacht een gunstige beslissing te hebben gewezen, die bindend is voor de
minister.”
Op hetzelfde artikel hebben de heer Dallemagne en mevrouw Nyssens amendement nr. 60 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt:
“De Commissie brengt een advies uit aan de minister, die slechts van een gunstig advies kan afwijken om redenen die verband houden met de handhaving van de openbare orde of wanneer ernstige overtredingen werden begaan”.
Op hetzelfde artikel heeft de heer Ceder amendement nr. 80 ingediend (zie stuk 2-202/5) dat luidt:
De laatste zin van het tweede lid vervangen als volgt :
“In
voorkomend geval gaat hij over tot het afgeven van een verblijfsvergunning van
ten hoogste drie maanden.”
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 5 luidt:
De in artikel 2 bedoelde vreemdelingen die naar het oordeel van de Minister een gevaar betekenen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, zijn van de toepassing van deze wet uitgesloten.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 66 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 6 luidt:
De in artikel 2, 1°, bedoelde vreemdelingen die naar het oordeel van de Minister, bij wie de aanvraag aanhangig is gemaakt door de Commissie voor regularisatie, kennelijk bedrog hebben gepleegd bij de procedure van hun asielaanvraag, zijn van de toepassing van deze wet uitgesloten.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 67 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 7 luidt:
De burgemeester van de plaats waar de aanvrager verblijft, geeft aan de aanvrager een ontvangstbewijs af voor de aanvraag en zendt ze, binnen acht dagen volgend op de ontvangst, over aan de Commissie voor regularisatie.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 68 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 8 luidt:
De burgemeester van de plaats waar de aanvrager verblijft, kan, binnen een maand volgend op de ontvangst van de aanvraag, een sociaal verslag overzenden dat alle met betrekking tot deze aanvraag nuttige elementen omvat waarvan hij kennis heeft.
Wanneer de vreemdelingen bedoeld in artikel 2 bij het indienen van hun aanvraag niet alle in artikel 9 vereiste stukken hebben neergelegd, beschikken ze over een termijn van een maand te rekenen van het indienen van hun aanvraag om hun dossier te vervolledigen. De burgemeester moet deze aanvullende stukken onmiddellijk overleggen aan de Commissie voor regularisatie.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 69 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 9 luidt:
Het bij de aanvraag gevoegde dossier moet omvatten :
1° een bewijsstuk waaruit blijkt dat de aanvrager bekend is:
a) hetzij bij een bestuur of een openbare dienst, zoals de Dienst Vreemdelingenzaken, een politiedienst, een gemeentebestuur of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
b) hetzij bij een instelling, zoals een ziekenhuis of een school;
2° een bewijsstuk waaruit blijkt dat de betrokkene daadwerkelijk op het Belgisch grondgebied verbleef op 1 oktober 1999;
3° de naam, voornaam, geboorteplaats en –datum, nationaliteit, burgerlijke staat en samenstelling van het gezin van de aanvrager;
4° een kopie van de vereiste identiteits- en reisdocumenten, namelijk het paspoort met, in voorkomend geval, een visum en, bij ontstentenis hiervan, elk ander document waaruit de identiteit van de aanvrager kan vastgesteld worden;
5° de aanduiding van de verblijfplaats van de aanvrager en de aanduiding van het adres waar hij woonplaats moet kiezen in het kader van deze procedure;
6° voor de in artikel 2, 1°, bedoelde vreemdelingen, het dossiernummer bij de Dienst Vreemdelingenzaken;
7° voor de in artikel 2, 2°, bedoelde vreemdelingen, een schriftelijke verklaring die de redenen weergeeft waarom zij onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren naar het land of de landen waar ze vóór hun aankomst in België gewoonlijk verbleven hebben, noch naar het land waarvan ze de nationaliteit hebben, noch naar hun land van herkomst;
8° voor de in artikel 2, 3°, bedoelde vreemdelingen, een medisch attest dat slechts mag overgezonden worden aan de beoefenaars van de geneeskunde die de Commissie voor regularisatie zullen bijstaan;
9° voor de in artikel 2, 4°, bedoelde vreemdelingen een bewijs dat hun aanwezigheid in België teruggaat tot meer dan zes jaar, of tot meer dan vijf jaar voor de gezinnen met minderjarige kinderen die op 1 oktober 1999 in België verblijven en die de leeftijd hebben om naar school te gaan, en/of in voorkomend geval, het bewijs dat ze wettig in België verbleven hebben en/of een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat ze in de loop van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag geen bevel gekregen hebben om het grondgebied te verlaten.
Als een relevant wettig verblijf worden niet beschouwd, het verblijf op grond van een toeristenvisum, het verblijf waartoe de kandidaat-vluchtelingen in afwachting van een beslissing over de ontvankelijkheid van hun asielaanvraag zijn toegelaten en het verblijf waartoe studenten gemachtigd zijn.
Om te oordelen of een verblijf relevant is, zal bovendien rekening gehouden worden met het criterium van artikel 2, 4° , te weten humanitaire redenen en duurzame sociale bindingen.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 70 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel hebben de heer Dallemagne en mevrouw Nyssens amendement nr. 56 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen:
A. Het 1º doen vervallen;
B. In het 5º, het woord “en” vervangen door het woord “of”;
C. Het 9º vervangen door de volgende bepaling :
“9º voor de
in artikel 2, 4,º bedoelde vreemdelingen een bewijs door alle wettelijke
middelen dat hun aanwezigheid in België teruggaat tot meer dan zes jaar, of tot
ten hoogste vijf jaar voor de gezinnen met minderjarige kinderen verblijvend in
België op 1 oktober 1999. Indien de vreemdeling door alle wettelijke middelen
bewijst dat hij reeds 4 jaar in België verblijft, of 5 jaar voor gezinnen met
minderjarige kinderen verblijvend in België op 1 oktober 1999, wordt zijn
aanvraag tot regularisatie beoordeeld op grond van de duurzame aard van zijn
sociale banden in België en de humanitaire omstandigheden die hij kan
inroepen”.
Op hetzelfde artikel hebben mevrouw Nyssens en de heer Dallemagne amendement nr. 82 ingediend (zie stuk 2-202/5) dat luidt:
Het eerste lid, 1º, aanvullen met een c), luidende :
“c) hetzij
door een NGO of een naar behoren erkende VZW.”
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 10 luidt:
De oproepingen van de Commissie voor regularisatie worden rechtsgeldig bezorgd op het in artikel 9, 5°, bedoelde adres, per gewone post en, met toepassing van artikel 25 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, door tussenkomst van de gemeentepolitie van de plaats waar de aanvrager verblijft. Elke adreswijziging moet onmiddellijk per aangetekende brief worden medegedeeld aan de Commissie voor regularisatie en aan de burgemeester van de plaats waar de aanvrager verblijft.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 71 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 11 luidt:
De niet gerechtvaardigde afwezigheid van de aanvrager op de in artikel 10 bedoelde oproeping zal automatisch leiden tot een negatieve beslissing.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 72 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 12 luidt:
§ 1 . Wanneer het secretariaat van de Commissie voor regularisatie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier onvolledig is, zendt het de aanvraag met een negatief advies voor beslissing over aan de Minister.
Dit advies wordt ter kennis gebracht van de betrokkene op de wijzen bepaald in de artikelen 10 en 13. De betrokkene beschikt vanaf de tussenkomst van de gemeentepolitie bedoeld in de voornoemde artikelen over drie dagen om zijn standpunt uiteen te zetten aan de Minister, en dit per aangetekende brief.
Als de Minister wenst af te wijken van dit advies, maakt hij de aanvraag aanhangig bij een kamer van de Commissie voor regularisatie, die na een procedure op tegenspraak, een nieuw advies uitbrengt. De aanvraag wordt vervolgens opnieuw overgezonden aan de Minister, die een definitieve beslissing neemt.
§ 2 . Wanneer het secretariaat van de Commissie voor regularisatie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier volledig is, maar stukken bevat die aanleiding kunnen geven tot betwisting, wordt de aanvraag bij een kamer van de Commissie voor regularisatie aanhangig gemaakt. Na een procedure op tegenspraak, brengt zij een advies uit en zendt de aanvraag voor beslissing over aan de Minister.
§ 3. Wanneer het secretariaat van de Commissie voor regularisatie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier volledig is, maar dat prima facie blijkt dat de aanvraag toch niet kan leiden tot een gunstig advies, wordt ze bij een kamer van de Commissie voor regularisatie aanhangig gemaakt. Na een procedure op tegenspraak brengt de kamer een advies uit en zendt de aanvraag voor beslissing over aan de Minister.
§ 4. Wanneer het secretariaat van de Commissie voor regularisatie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier volledig is, en dat prima facie blijkt dat de aanvraag kan leiden tot een gunstig advies, zendt het deze met een gunstig advies voor beslissing over aan de Minister.
Als de Minister wenst af te wijken van dit advies, maakt hij de aanvraag aanhangig bij een kamer van de Commissie voor regularisatie, die na een procedure op tegenspraak, een nieuw advies uitbrengt.
De aanvraag wordt vervolgens opnieuw overgezonden aan de Minister, die een definitieve beslissing neemt.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 73 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel hebben de heer Dallemagne en mevrouw Nyssens amendement nr. 57 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt :
“Art. 12. Wanneer het secretariaat van de Commissie voor regularisatie vaststelt dat het dossier dat gevoegd werd bij de aanvraag, volledig is, zendt het de aanvraag met een gunstig advies voor beslissing over aan de Commissie.
Wanneer het secretariaat van de Commissie voor regularisatie vaststelt dat het dossier dat gevoegd werd bij de aanvraag, onvolledig is of stukken bevat die aanleiding kunnen geven tot betwisting, stelt het de aanvrager daarvan in kennis bij aangetekende brief die dan drie weken tijd heeft om zijn dossier aan te vullen.
In elk van
die onderstellingen komt het de Commissie voor regularisatie toe om zich over de
aanvraag uit te spreken.”
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 13 luidt:
De beslissing van de Minister of diens gemachtigde wordt op rechtsgeldige wijze bezorgd op het in artikel 9, 5°, bedoelde adres, per gewone post en, met toepassing van artikel 25 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, door tussenkomst van de gemeentepolitie van de plaats waar de aanvrager verblijft.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 74 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 14 luidt:
Behalve voor maatregelen tot verwijdering die gemotiveerd zijn door de openbare orde of de nationale veiligheid, of tenzij de aanvraag kennelijk niet beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 9, zal er niet feitelijk worden overgegaan tot verwijdering tussen de indiening van de aanvraag en de dag waarop een negatieve beslissing wordt genomen met toepassing van artikel 12.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 75 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
Op hetzelfde artikel hebben de heer Dallemagne en mevrouw Nyssens amendement nr. 58 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
In dit artikel de woorden “tenzij de aanvraag onmiskenbaar niet beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 9,” doen vervallen.
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 15 luidt:
De regularisatieaanvragen op grond van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, waarvoor op de dag van de inwerkingtreding van deze wet, nog geen beslissing werd genomen krachtens de omzendbrief van 15 december 1998 over de toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de regularisatie van bijzondere situaties, worden voor onderzoek gestuurd naar de Commissie voor regularisatie, behalve indien de aanvragers binnen vijftien dagen na de bekendmaking van deze wet , per aangetekende brief gericht aan de Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, hun wil te kennen geven dat zij hun aanvraag behandeld willen zien op grond van artikel 9 van de voornoemde wet van 15 december 1980.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 76 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 16 luidt:
De indiening van een aanvraag op grond van artikel 2 verbiedt de aanvrager om een aanvraag in te dienen op grond van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
De indiening, na de inwerkingtreding van deze wet, van een aanvraag op grond van artikel 9, derde lid, van de voornoemde wet van 15 december 1980 verbiedt de aanvrager om, gelijktijdig of daarna, een aanvraag in te dienen op grond van artikel 2.
Op dit artikel hebben de dames de Bethune, Thijs en De Schamphelaere amendement nr. 77 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel doen vervallen.
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De heer Raes heeft amendement nr. 38 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Een artikel 16bis (nieuw) invoegen, luidende :
“Artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof wordt aangevuld met een tweede lid, luidend :
“Wetten die
betrekking hebben op de regularisatie van het verblijf van illegale
vreemdelingen kunnen evenwel alleen in hun geheel worden vernietigd; zij kunnen
onder geen enkel voorwendsel gedeeltelijk vernietigd worden.”
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De voorzitter. – Artikel 17 luidt:
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Op dit artikel heeft de heer Van Hauthem amendement nr. 44 ingediend (zie stuk 2-202/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt :
“Art. 17. § 1. Binnen de veertig dagen na de bekendmaking van deze wet worden alle kiezers, die ingeschreven zijn op de kiezerslijsten opgemaakt voor de parlementsverkiezingen, opgeroepen om met “ja” of “neen” te antwoorden op de volgende vraag : “is u van mening dat de wet van ... betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, in werking moet treden?”
§ 2. De kiezers worden ingedeeld in een Nederlandstalig en een Franstalig kiescollege, op de wijze bepaald voor de laatste Europese verkiezingen. De regels voorgeschreven voor de laatste Europese verkiezingen zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 3. De Kamer van volksvertegenwoordigers neemt kennis van de klachten, ingediend tegen de processen-verbaal houdende vaststelling van de uitslag van de volksraadpleging, op de wijze voorgeschreven bij toepassing van artikel 60 van de Grondwet. Klachten kunnen worden ingediend door iedere kiezer die bewijst dat hij aan de volksraadpleging heeft deelgenomen.
§ 4. De uitslag van de volksraadpleging wordt door het Staatshoofd vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd besluit, dat in bijlage de uitslag geeft voor ieder kieskanton, voor ieder kiesarrondissement, voor iedere provincie en voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, voor ieder kiescollege en ten slotte de totale uitslag.
§ 5. Indien er een meerderheid van ja-stemmen wordt vastgesteld wordt deze wet geacht bekend gemaakt te zijn op de dag van de bekendmaking van de uitslag van de volksraapleging in het Belgisch Staatsblad.
§ 6. Indien er een meerderheid van neen-stemmen wordt vastgesteld wordt deze wet van rechtswege opgeheven.”
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later
gestemd.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Mijnheer de voorzitter, is het mogelijk de vergadering even te schorsen alvorens over te gaan tot het volgende punt van de agenda?
De voorzitter. – Ik heb daar geen bezwaar tegen, mijnheer Vandenberghe.
(De
vergadering wordt geschorst om 19.20 uur. Ze wordt hervat om 19.40 uur.)
De heer Georges Dallemagne (PSC), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-79/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later
gestemd.
De heer Georges Dallemagne (PSC), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-80/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Georges Dallemagne (PSC), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-139/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over
het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, – Ik ben rapporteur voor de punten 6 tot en met 13. Voor de meeste verwijs ik naar het verslag. Over sommige wil ik enkele toelichtingen verstrekken.
In het wetsontwerp over het Zesde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Raad van Europa, handelt artikel 4 over de onafhankelijkheid van de rechters. De lonen en emolumenten van de rechters zijn vrij van belastingen. De commissie begreep niet hoe de betaling van huisvuilbelasting de onafhankelijkheid van de rechters in gevaar kon brengen. Zij vraagt dat de Raad van Europa op die anomalie zou worden gewezen.
In verband met de overeenkomst met Jordanië antwoordde de minister dat er geen tussentijdse overeenkomst met dat land bestond en bijgevolg ook geen evaluatie. De commissieleden verheugden zich over de overeenkomst, maar wezen op een onevenwicht tussen de humanitaire, sociale en ecologische bepalingen en het commerciële gedeelte, dat veel gedetailleerder is uitgewerkt. In de artikelen over de sociale dialoog wordt niets gezegd over de IAO-overeenkomst. Men vraagt zich af of Jordanië deze overeenkomst wel heeft ondertekend. Deze opmerkingen gelden overigens ook voor andere overeenkomsten.
Ondanks het aandringen van de Belgische regering, heeft het Jordaanse Parlement de strafwet niet gewijzigd wat de moord wegens eerroof betreft. Ook werd opgemerkt dat Turkije voorgesteld werd als kandidaat-lid voor de Europese Unie terwijl de doodstraf er nog wordt toegepast.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Het verwondert mij dat de commissie voor de Buitenlandse betrekkingen niet het verband begrijpt tussen de onafhankelijkheid van de rechters van het Europese Hof en hun fiskaal statuut. Het gaat niet op dat verschillende rechters verschillende fiskale statuten zouden hebben. Bovendien moeten zij worden gevrijwaard tegen fiskale drukkingsmiddelen van de staat die zij vertegenwoordigen. Het is immers niet uitgesloten dat zij de staat die hen heeft afgevaardigd moeten beoordelen. De rechtspositie van de personen die aan de procedures deelnemen van het Europese Hof, moet worden beschermd.
Er kunnen problemen rijzen in verband met het transport van de verdachten naar het hof, of in verband met de briefwisseling. Het is immers in het verleden al gebleken dat personen die in Straatsburg een klacht hebben ingediend in de staat van hun woonplaats gevangen werden genomen.
De commissie van Justitie organiseert geregeld ontmoetingen met de vertegenwoordigers van de rechterlijke macht. Het zou interessant zijn om contacten te leggen met de Belgische vertegenwoordigers bij de diverse Europese rechtsinstanties. Deze werken meestal in de schaduw maar zij hebben niettemin een enorme invloed op de rechtsbepaling in ons land.
– De algemene bespreking is gesloten.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-164/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, heeft het verslag reeds toegelicht.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-165/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-166/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-167/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-172/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-173/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, heeft het verslag reeds toegelicht.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-174/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Michiel Maertens (AGALEV), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-175/3.)
– De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Josy Dubié (ECOLO), rapporteur, verwijst naar het verslag.
De heer Georges
Dallemagne (PSC). – Mijn fractie steunt de geest van het voorstel van resolutie.
Niettemin moeten de geldende regels kunnen worden getoetst, zodat staten in
oorlog niet worden bevoorraad door deze handel die meestal door Oost-Europa
wordt gevoerd en waarvan de Afrikaanse landen de voornaamste slachtoffers zijn.
In april 1998 heeft de secretaris-generaal van de VN
belangrijke aanbevelingen gedaan om de ontwikkeling van deze handel tegen te
gaan en geen wapens te leveren aan landen die op voet van oorlog leven. Hij
stelde voor elke schending van een VN-embargo te vervolgen en de Verenigde
Naties aan te moedigen een belangrijke rol te spelen met betrekking tot de
informatie over de illegale wapenhandel.
Ik verheug mij dan ook over het standpunt van de minister
van Buitenlandse Zaken, vooral ook omdat ons land een draaischijf van deze
handel is.
De heer Moreels had een duidelijk en precies plan
opgesteld om de verspreiding van lichte wapens tegen te gaan. Ik stel voor dat
de regering deze actie voortzet.
In 1998 werden veel maatregelen genomen om de wapenhandel
aan banden te leggen omdat het probleem op de agenda van de Europese Unie
stond. Op 8 juni 1998 werd een belangrijke stap gezet toen een gedragscode
inzake de wapenexport werd goedgekeurd. Deze code is gebaseerd op acht criteria
waaronder een verbod op de levering van wapens in geval van interne repressie,
schending van de mensenrechten en het aanslepen van bestaande conflicten.
Na dit eerste positieve rapport zijn veel landen ons gevolgd,
meer bepaald Canada, de landen van Centraal- en Oost-Europa, Cyprus en de
EVA-landen. Niettemin blijkt dat de criteria niet volstaan omdat zij niet in
verplichte parlementaire controles voorzien.
Tot besluit wil ik de voortrekkersrol benadrukken van
België, dat sinds 1991 de export van wapens verbiedt naar landen waar de
interne situatie onzeker is. Er is in principe ook een controle van het
parlement aangezien de regering elk jaar een verslag bij het parlement indient.
Ik betreur echter dat dit verslag reeds in een grote Brusselse krant werd
gepubliceerd voor het parlementair debat plaatsvond.
Ik kan de geest van de resolutie van Philippe Mahoux
alleen maar ondersteunen. Deze tekst geeft een duidelijk signaal aan de
regering. Ik heb hem in de commissie goedgekeurd en ik zal hem blijven steunen.
Rekening houdend met aanvullende informatie, vrees ik nochtans dat deze
resolutie, die de eerste maal werd ingediend op 20 november 1997 en opnieuw
ongewijzigd werd ingediend tijdens deze zittingsperiode, verouderd is en door
de gebeurtenissen is achterhaald. Zo eist het eerste onderdeel van het
dispositief een code die reeds een jaar bestaat. Het debat moet nu gaan over
het dwingende karakter van die code. Ik vraag me dus af of het wel raadzaam is
dat de Senaat deze resolutie in deze vorm goedkeurt.
Ik zou de auteur willen suggereren een terugzending naar
de commissie te vragen om de tekst van deze resolutie te verfijnen en te
actualiseren. De tekst blijft belangrijk, draagt een consensus weg en is, ik
herhaal het, nodig.
De voorzitter. – Mijnheer Dallemagne, u stelt een terugwijzing naar de commissie van dit voorstel van resolutie voor. Indien u dat wenst, kan de Senaat morgen over uw vraag stemmen.
De heer Georges
Dallemagne (PSC). – Mijnheer de voorzitter, het probleem is dat deze resolutie de
instelling en goedkeuring van een code van goed gedrag op Europees niveau eist,
terwijl die code reeds bestaat.
De voorzitter. – Ik zie geen beletsel voor een terugzending naar de commissie. De vraag is te weten wanneer de Senaat daarover beslist. Ik stel u voor om deze kwestie morgen opnieuw aan de orde te stellen tijdens onze plenaire vergadering.
We zullen dus morgen stemmen over dit voorstel
van resolutie, behalve indien het op verzoek van de heer Dallemagne naar de
commissie wordt teruggezonden.
Mevrouw Erika Thijs
(CVP),
rapporteur, verwijst naar haar verslag.
De heer Georges
Dallemagne (PSC). – Dit onderwerp ligt mij bijzonder nauw aan het hart en ik heb me er
dan ook ernstig voor ingezet. Vanavond wordt uw aandacht gevraagd voor een
voorstel tot wijziging van de wet houdende verbod op de anti-persoonsmijnen,
zodat de toepassing ervan definitief kan worden. Op wetgevend vlak is dit
wellicht de laatste etappe in het gevecht dat België heeft geleverd tegen het
wapen van de lafaards. De Senaat heeft het Internationaal Verdrag over het
verbod, het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van
anti-persoonsmijnen en over de vernietiging ervan op 9 juli 1998
goedgekeurd. Ons land heeft een pioniersrol gespeeld en was een vurige
voorvechter in de strijd tegen de anti-persoonsmijnen door als eerste land dit
verbod in zijn wetgeving op te nemen en door in dezen een intense diplomatieke
activiteit te ontplooien. Ook de vastberadenheid van verscheidene Belgische
NGO’s en hun medewerkers verdient erkenning; Handicap International en het Rode
Kruis hebben een voortrekkersrol gespeeld in de strijd tegen de
anti-persoonsmijnen. Op dit ogenblik zijn hun equipes aan de slag in
verscheidene landen en nemen er deel aan de mijnopruimingsoperaties op het
terrein.
Maar er is niet alleen goed nieuws van het
opruimingsfront. Er worden nog dagelijks mijnen gelegd in Europa, ons eigen
continent, maar ook in Afrika, meer bepaald in Congo en Angola.
Er liggen vandaag meer dan honderd miljoen mijnen
verspreid in meer dan zestig landen en de wereldvoorraad die in de arsenalen
van talrijke landen ligt opgeslagen, overtreft dit cijfer met een factor twee
of drie. U weet eveneens dat de anti-persoonsmijnen elke twintig minuten een
slachtoffer maken. Sommige landen, waaronder grootmachten als de Verenigde
Staten, hebben het verdrag nog steeds niet goedgekeurd of geratificeerd. In
Ottawa, in december 1997 – ik was ter plekke – heeft de
internationale gemeenschap zich tien jaar gegund om deze mijnen op heel de
aarde uit te roeien. Er blijft nog acht jaar over. De opdracht is aanzienlijk.
Ik neem de gelegenheid te baat om er bij de heer Boutmans op aan te dringen dat
België niet zou versagen in zijn inspanningen om deze doelstelling te bereiken
en om de mijnenplaag binnen dit decennium uit te roeien.
De doelstelling leek ambitieus maar was niet onbereikbaar
indien de technologische en menselijke middelen en de politieke vastberadenheid
ten voordele van deze zaak werden ingezet. Het lijkt me uiterst belangrijk om
de toekomstige generaties een overlevingskans te geven en dat laffe wapen van
de planeet te bannen.
De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. – De
regering heeft daarmee niet de minste moeite. In antwoord op de expliciete
vraag van de heer Dallemagne kan ik beamen dat de Belgische internationale
samenwerking met verscheidene landen samenwerkt om mijnen te bannen.
Zal de termijn van tien jaar geëerbiedigd kunnen worden? Wij hopen het en wij blijven die doelstelling nastreven. Sommigen beweren dat dit onmogelijk is, maar dat is geenszins te wijten aan verzet van onzentwege.
– De algemene bespreking is gesloten.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, zie stuk 2-76/4.)
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
– Over het wetsvoorstel in zijn geheel wordt later
gestemd.
Mevrouw Martine Taelman (VLD), rapporteur, verwijst naar het verslag.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, zie stuk 2-147/4.)
De voorzitter. – Artikel 2 luidt:
Krachtens artikel 2, tweede lid, van de wet van 5 mei 1999 betreffende de gevolgen van de ontbinding van de Wetgevende Kamers ten aanzien van de aanhangige wetsontwerpen en wetsvoorstellen, blijven bij de Kamers de hieronder opgesomde ontwerpen van wet aanhangig :
Wetsontwerp tot beteugeling van bepaalde vormen van bedrog met de kilometerstand van voertuigen (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1403/1);
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 7, § 2bis , 3º, van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, ingevoegd door de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten (ontwerp overgezonden door de Senaat op 7 december 1998 Stuk Kamer, nr. 1862/1);
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 4 van de wet van 10 maart 1980 betreffende het verlenen van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1408/1);
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 10 maart 1980 betreffende het verlenen van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1409/1);
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 59 van de nieuwe gemeentewet (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1410/1);
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 120bis van de nieuwe gemeentewet (ontwerp overgezonden door de Kamer op 28 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1422/1);
Wetsontwerp houdende wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (ontwerp overgezonden door de Kamer op 29 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1425/1);
Wetsontwerp tot toekenning van de morele eretitel van militair aan bepaalde Belgische burgers (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1395/1);
Wetsontwerp tot opheffing van de artikelen 10 en 19 van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, § 1, 1º, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1397/1);
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op de aanpassing van het bedrag van het loon dat niet vatbaar is voor overdracht of beslag (ontwerp overgezonden door de Senaat op 7 april 1999 Stuk Kamer, nr. 2133/1);
Wetsontwerp tot invoering van een getuigschrift van bekwaamheid en geschiktheid om te adopteren (ontwerp overgezonden door de Kamer op 1 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1345/1 en geëvoceerd op 23 april 1999);
Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 21ter in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering (ontwerp overgezonden door de Kamer op 1 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1346/1 en geëvoceerd op 30 april 1999);
Wetsontwerp betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen (ontwerp overgezonden door de Kamer op 1 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1348/1 en geëvoceerd op 30 april 1999);
Wetsontwerp houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (ontwerp overgezonden door de Kamer op 1 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1361/1 en geëvoceerd op 30 april 1999);
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en van artikel 27 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis teneinde de rechtspleging voor het hof van assisen te stroomlijnen (ontwerp overgezonden door de Kamer op 5 februari 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1267/1 en geëvoceerd op 23 februari 1999);
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1382/1);
Wetsontwerp met betrekking tot de retroactieve toepassing van de vrijstellingen die zijn bepaald in de zetelakkoorden met de internationale intergouvernementele organisaties inzake inkomstenbelastingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1388/1);
Wetsontwerp betreffende de inschrijving van België op de algemene kapitaalverhoging van het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties (ontwerp overgezonden door de Kamer op 29 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1426/1);
Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 34, §1, en 39 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1389/1);
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen (ontwerp overgezonden door de Kamer op 29 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1424/1);
Wetsontwerp ter bevordering van sociaal verantwoorde productie (ontwerp overgezonden door de Kamer op 28 april 1999 Stuk Senaat, nr. 1-1419/1);
Wetsontwerp tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen (ontwerp overgezonden door de Senaat op 3 mei 1999 Stuk Kamer, nr. 2215/1).
Op dit artikel heeft de heer Caluwé amendement nr. 1 ingediend (zie stuk 2-147/2) dat luidt:
Dit artikel aanvullen als volgt :
“Wetsontwerp
tot bevordering van de organisatie van het woon-werkverkeer met
bedrijfsvervoerplannen (ontwerp overgezonden door de Kamer op 22 april 1999
Stuk Senaat, nr. 1399/1).”
– De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– De aangehouden stemming en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). – Ik vraag het woord omdat dit uiteraard een zeer belangrijk punt van de agenda is. Het past dan ook niet dat we een begroting die meer dan twee miljard beloopt – de voorzitter van de quaestuur weet dat beter dan ik – zonder meer voorbij laten gaan.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om nogmaals aan te dringen zo snel mogelijk het Centrum voor wetsevaluatie te installeren. Tijdens de vorige legislatuur heeft de Senaat de oprichting van dit centrum eenparig goedgekeurd. Als ik goed werd ingelicht, zijn daarvoor ook de nodige financiële middelen uitgetrokken. Ik dring er dan ook op aan dit centrum snel te realiseren.
De voorzitter. – Mijnheer Vandenberghe, ik ben het op dit punt volkomen met u eens.
– De bespreking is gesloten.
– Over de dotatie wordt later gestemd.
De voorzitter. – De vraag om uitleg van mevrouw MartineTaelman aan de minister van Binnenlandse Zaken over “het waarborgen van de permanentie en de basispolitiezorg binnen kleine interpolitiezones en de implicaties van EURO 2000 hierop” (nr. 2-35) werd, in overleg met de minister, tot een latere datum uitgesteld.
De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats donderdag 16 december 1999 om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 20.10 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de heren Istasse en Maystadt.
– Voor kennisgeving aangenomen.