5-32

5-32

Belgische Senaat

5-32

Handelingen - Nederlandse versie

WOENSDAG 14 SEPTEMBER 2011 - OCHTENDVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (Stuk 5-1218) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (Stuk 5-1219) (Evocatieprocedure)

Stemmingen

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Danny Pieters

(De vergadering wordt geopend om 10 uur.)

Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (Stuk 5-1218) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (Stuk 5-1219) (Evocatieprocedure)

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Gelet op het dringende karakter van deze ontwerpen stel ik, na raadpleging van de leden van het Bureau, voor ze onmiddellijk in plenaire vergadering te behandelen, overeenkomstig artikel 55, tweede lid, van het reglement. (Instemming)

De algemene bespreking is geopend.

Ik geef het woord aan de vice-eersteminister en minister van Financiën voor een inleidende uiteenzetting.

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Ik zal u in enkele woorden de twee teksten toelichten die, zoals u zult hebben gemerkt, betrekking hebben op twee totaal verschillende materies. Er wordt al enkele dagen gesproken over de goedkeuring van een hulpplan voor Griekenland - terwijl het eigenlijk gaat over de omzetting van richtlijnen die daar niets mee te maken hebben - en over het creëren van nieuwe actiemiddelen voor Europa met het oog op financiële stabiliteit, wat verder reikt dan Griekenland. Die twee teksten worden u ter stemming voorgelegd.

Ik zal even blijven stilstaan bij de belangrijkste elementen van de richtlijnen die moeten worden omgezet.

Het wetsontwerp heeft tot doel richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft om te zetten in Belgisch recht.

De richtlijn strekt ertoe de richtlijn betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, alsook de Richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten te verbeteren, zodat rekening wordt gehouden met de veranderingen die zich op de markt hebben voorgedaan sinds de tenuitvoerlegging van die richtlijnen.

De Finaliteitsrichtlijn en de Richtlijn financiële zekerheid werden in het Belgisch recht omgezet door de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en door de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden.

De richtlijn heeft tot doel de instrumenten ter beheersing van de instabiliteit en de turbulenties op de financiële markten te versterken.

In wezen komen de in de finaliteitsrichtlijn aangebrachte wijzigingen erop neer dat de bescherming die deze laatste biedt wordt uitgebreid tot nachtelijke afwikkeling en tot gekoppelde systemen, terwijl de wijzigingen in de richtlijn financiële zekerheid beogen kredietvorderingen op te nemen in de groep van activa waarvoor financiëlezekerheidsovereenkomsten kunnen worden gesloten.

Het wetsontwerp neemt de bepalingen van Richtlijn 2009/44/EG getrouw over. Het wetsontwerp wijzigt ook de wet van 28 april 1999 door voor het eerst een aantal begrippen waarop ze betrekking heeft te definiëren.

De wijzigingen die de Richtlijn 2009/44/EG aanbrengt aan de Richtlijn financiële zekerheid, beogen dan weer kredietvorderingen op te nemen in de groep van activa waarvoor financiëlezekerheidsovereenkomsten kunnen worden gesloten.

Tot dusver immers had de Richtlijn financiële zekerheid - alsook de Belgische wet tot omzetting ervan - louter betrekking op de financiëlezekerheidsovereenkomsten - in het Belgische recht de zogeheten `financiële zekerheden' (met andere woorden de pandovereenkomsten, de overeenkomsten van eigendomsoverdracht tot zekerheid, inclusief cessie-retrocessieovereenkomsten of repo's) - met betrekking tot financiële instrumenten of contant geld, namelijk op een rekening uitstaand geld of `giraal geld'.

Voortaan gelden de beschermende bepalingen van de Richtlijn financiële zekerheid ook voor de begunstigden van financiële zekerheden ingeval de grondslag van de zekerheid bestaat uit `kredietvorderingen'. Omwille van de duidelijkheid heeft men het in het wetsontwerp over `bankvorderingen'.

In het wetsontwerp tot omzetting van de Richtlijn worden de `bankvorderingen' gedefinieerd als de geldelijke vorderingen voortvloeiend uit een overeenkomst krachtens welke een kredietinstelling, een hypotheekonderneming of een onderneming die consumentenkredieten verstrekt, een lening of een krediet toestaat.

Dat de beschermende bepalingen van de Richtlijn financiële zekerheid ook zouden gelden voor de bankvorderingen, valt te rechtvaardigen doordat de wetgever het makkelijker wil maken om voor bankvorderingen zekerheden te stellen. Op bankvorderingen konden overigens, onder bepaalde voorwaarden, al zekerheden worden gesteld in het eurosysteem, in het raam van de krediettransacties binnen dat systeem.

De Europese wetgever meent bovendien dat ook de consumenten en de schuldenaars baat zullen hebben bij de uitbreiding van het toepassingsgebied van de Richtlijn financiële zekerheid tot de bankvorderingen. Door ter zake ook zekerheden te laten stellen, hoopt men de mededinging aan te scherpen en het kredietaanbod te verbeteren.

De Richtlijn had vóór 30 december 2010 in het Belgisch recht omgezet moeten zijn, maar België beschikte nog over een ultieme termijn, namelijk tot 30 juni 2011. Daarom hebben wij erop aangedrongen de bespreking van de ontwerpen een dringend karakter te geven en wij danken de Kamer en de Senaat voor hun medewerking. De teksten zijn in de Kamer lichtjes geamendeerd en op voorstel van de meerderheidsfracties zijn omzettingsaanvullingen goedgekeurd.

Met het tweede ontwerp willen we op een correcte manier uitvoering geven aan de beslissing van de Europese Raad van maart 2011 en van de Eurotop van de eurozone van 21 juni 2011. Tegelijk brengen we het akkoord in uitvoering dat we op 16 augustus 2011 met de privésector hebben afgesloten. De Belgische banken en verzekeringsmaatschappijen gaan daarin akkoord om voor 4,5 miljard euro deel te nemen aan het hulpplan voor Griekenland.

Het ontwerp bevat twee elementen. Het eerste stond al in het oorspronkelijke ontwerp en behelst de uitvoering van de beslissingen van maart 2011. Het tweede deel handelt over de uitvoering van de beslissing van 21 juni 2011 zoals ze in de Kamer werd geamendeerd. Dat tweede deel was nodig omdat het ontwerp op 20 juni door de Ministerraad was goedgekeurd en het onmogelijk was om één dag voor de Eurotop al de nieuwe beslissingen nog in het eerste deel op te nemen. Daarom hebben we nu één tekst met de twee elementen.

Het eerste deel van het ontwerp is hernomen in een tekst die de Ministerraad op 20 juli jongstleden heeft goedgekeurd. Het betreft een bijsturing van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten.

Er is ten eerste de mogelijkheid dat de EFSF bij wijze van uitzondering optreedt op de primaire markt van de lidstaat in moeilijkheid, door de aankoop van effecten. De vigerende wettekst voorziet in een financiële steun, echter alleen in de vorm van leningen of kredietlijnen.

Ten tweede is er een verhoging van de maximumbijdrage van de Staten in de waarborgen. Naast Griekenland zijn Ierland en Portugal uitgetreden als waarborgverstrekkers. De bijdragesleutel voor België werd verhoogd van 3,4754% tot 3,7234%. Er is dus een verhoging met een nieuwe verdeling over een kleinere groep van Europese landen. Het overwaarborgpercentage werd van 120% tot 165% verhoogd om een effectieve kredietcapaciteit van de `European Financial Stability Facility' ten bedrage van 440 miljard euro te waarborgen. Er werden nieuwe waarborgmaxima vastgelegd. Het te waarborgen maximum stijgt van 15 292 180 000 euro als hoofdsom en intrest tot 27 031 990 000 euro als hoofdsom, rekening houdend met de overwaarborg van 165% en de uittreding van Ierland en Portugal, naast Griekenland, als waarborgverstrekkers. De waarborg zal aldus betrekking hebben op een notioneel bedrag als hoofdsom waarbij de intrest wel gedekt zal zijn zonder bij het waarborgmaximum te zijn opgenomen. Wordt evenwel ook rekening gehouden met de intrest, dan resulteert dat in een waarborgmaximum van 34, 5 miljard euro, volgens extrapolaties op basis van de forward-rentevoet op één jaar. In het wetsontwerp gaat het om dat laatste waarborgmaximum.

Een derde punt is een overdracht van de rechten en plichten van de `European Financial Stability Facility' naar het `European Stability Mechanism' vanaf 1 juli 2013.

In de Kamer zijn er nog amendementen bijgekomen tot uitvoering van de beslissingen van 20 juli. Ze maken de omzetting mogelijk van de laatste aanpassingen die op Europees niveau zijn beslist.

De EFSF zal nieuwe actiemiddelen krijgen. Ze zal voortaan optreden op basis van een preventief programma dat met een lidstaat van de eurozone is opgesteld. Ze kan ook geld lenen aan eurolanden, met inbegrip van de landen die geen gebruik kunnen maken van het rechtstreekse programma tot financiering van de herkapitalisering van hun financiële instellingen. De EFSF zal ook kunnen optreden op de secundaire markten, op basis van een analyse van de Europese Centrale Bank waarin wordt vastgesteld dat er uitzonderlijke situaties op de financiële markten bestaan en op basis van het gemeenschappelijke besluit van de lidstaten die deelnemen aan het Europees stabiliteitsmechanisme. Tot slot zal ze waarborgen kunnen verstrekken voor rekening van de lidstaat van de eurozone in moeilijkheden. Met die maatregelen verhogen de actiemogelijkheden van de EFSF en wordt de wijze van optreden versoepeld.

Na de goedkeuring in de Senaat zal België het tweede land zijn dat dit mechanisme volledig uitvoert. Ik hoop dat alle deelnemende lidstaten deze procedure in de loop van september zullen hebben beëindigd. De Raad Economische en Financiële Zaken zal eerstdaags in Polen bijeenkomen. Na de stemming van vandaag kan België bevestigen dat alles in orde is, zowel voor de uitvoering van de genomen besluiten als voor de deelneming van de privésector.

Ik blijf er echter van overtuigd dat die beslissingen op termijn ontoereikend zullen zijn en dat we op Europees niveau nog sterkere integratiemaatregelen zullen moeten uitvaardigen, onder meer een versterking van de budgettaire integratie en de toekenning van een reële actiemogelijkheid aan de Unie of de eurozone wanneer een lidstaat de in zijn stabiliteitsprogramma aangegane verbintenissen niet nakomt. Er moeten echter nog bijkomende actiemogelijkheden komen, bijvoorbeeld de oprichting van echte euro-obligaties. Dat is misschien één van de oplossingen, op voorwaarde dat voor de twee aspecten vooruitgang wordt geboekt. Op het einde van de rit zullen een sterkere budgettaire integratie en nieuwe actiemogelijkheden, bijvoorbeeld euro-obligaties, noodzakelijk zijn.

Tot slot dank ik de leden van deze assemblee omdat ze aanvaard hebben enkele weken vroeger dan gebruikelijk het werk te hervatten om ons de mogelijkheid te bieden de Europese besluiten correct uit te voeren.

De voorzitter. - Ik geef eerst het woord aan de senatoren die zich hebben ingeschreven voor de bespreking van het eerste ontwerp (Stuk 5-1218).

Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Ik zal mijn uiteenzetting beperken tot onze visie op het onderdeel financiële zekerheid.

In de huidige tekst worden natuurlijke personen die geen handelaar, maar gewoon consument zijn, uitgesloten van de conventionele schuldvergelijking via nettingovereenkomsten en de technieken die ermee samengaan na samenloop. Ze vallen dus terug op het gemeenrecht en men doet uitschijnen dat dit in het belang is van de gewone man.

In plaats van te voorzien in een uitzondering zou men er onzes inziens beter aan doen de wettelijke schuldvergelijking op algemene wijze te versterken, zoals overigens het geval is in het Nederlandse recht.

We hebben hiervoor zeven argumenten.

Ten eerste hebben ook gewone mensen belang bij schuldvergelijking na samenloop. Tijdens de financiële crisis van 2009 vreesden klanten met spaargeld bij een bank dat ze hun geld zouden kwijtspelen, maar dat ze wel hun lening bij dezelfde bank zouden moeten blijven aflossen. Die mensen verwachten terecht dat ze het restbedrag van hun lening zouden mogen afbetalen met het spaartegoed dat ze bij die banken nog hebben uitstaan. Beide schuldvorderingen strekken als het ware tot elkaars zekerheid.

Ten tweede drukt een hogere rente op de economische groei. Het wetsontwerp ontneemt de financiële instellingen de mogelijkheid om leningen en spaartegoeden contractueel aan elkaar te koppelen zonder dat daarbij een verband bestaat met de economische realiteit van de verhouding tussen de partijen. Is dat in het belang van de kleine man? Onzes inziens niet. Hoe minder zekerheden een bank krijgt, hoe groter het risico dat ze bij wanbetaling het ontleende bedrag niet kan recupereren. Hoe hoger het risico, hoe hoger de rentevoet, voor zover de lening al niet wordt geweigerd. Hogere rentevoeten zijn een rem op de economische activiteit. Het was precies een van de doelstellingen van de wet financiële zekerheden om de economische groei te stimuleren. Natuurlijke personen uitsluiten van de schuldvergelijking via nettingovereenkomsten na samenloop gaat daartegenin.

Ten derde beoogt de wet financiële zekerheden de bevordering van de financiële stabiliteit. Door natuurlijke personen uit te sluiten van de schuldvergelijking via nettingovereenkomsten na samenloop ontneemt men een zekerheid bij de banken. Verbetert de financiële stabiliteit hierdoor? Onzes inziens niet, want financiële stabiliteit is er alleen wanneer iedereen zijn schulden netjes terugbetaalt. Het is de verantwoordelijkheid van de schuldeiser en de schuldenaar om het risico op wanbetaling te beperken. Het stellen van zekerheden is er daar één van. In die zin beantwoordt de keuze om de uitwerking van nettingovereenkomsten na samenloop voor natuurlijke personen te verhinderen niet aan het tweede doel van de wet financiële zekerheden.

Ten vierde bevat de wetgeving nu uitzondering na uitzondering. Dat vinden we geen goede werkwijze. Door schuldvergelijking via nettingovereenkomsten na samenloop voor natuurlijke personen krijgen we een gammele wetgeving. Nettingovereenkomsten vormen een uitzondering op de algemene regel dat na samenloop geen schuldvergelijking kan plaatsvinden. Hierop wordt nu een nieuwe uitzondering gemaakt voor natuurlijke personen.

Ten vijfde bedingen banken conventionele schuldvergelijking in hun voordeel, nooit in het voordeel van de klant. Wij pleiten eerder voor een veralgemening van de schuldvergelijking na samenloop omdat de mogelijkheid tot compensatie door alle grootbanken altijd eenzijdig in het voordeel van de bank wordt bedongen. De mogelijkheid tot compensatie geldt niet wanneer een bank in gebreke zou blijven. De mensen vrezen dus terecht dat ze hun lening mogen blijven aflossen en hun spaargelden kunnen kwijtspelen.

Ten zesde is er de depositobescherming, toegepast na wettelijke of conventionele schuldvergelijking. De depositobescherming tot 100 000 euro per persoon wordt toegepast na wettelijke of conventionele vergelijking! Voor de vaststelling van het bedrag van de schuldvorderingen die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming worden alle schuldvorderingen van eenzelfde klant op dezelfde kredietinstelling opgeteld, na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die klant.

Het is dus helemaal niet logisch dat nettingovereenkomsten na samenloop in hoofde van natuurlijke personen geen uitwerking mogen hebben wanneer het bijzondere beschermingsfonds pas tussenkomt na conventionele schuldvergelijking. Niet alleen de klanten en de banken, maar ook de Belgische Staat heeft er belang bij dat bij samenloop schuldvergelijking kan plaatsvinden. Op die manier wordt de zekerheidsfunctie van de schuldvergelijking versterkt. Wij inspireren ons hierbij op het Nederlandse recht waarbij als algemene regel geldt dat de wettelijke schuldvergelijking plaatsvindt indien wederzijdse schulden en schuldvorderingen zijn ontstaan vóór de faillietverklaring, het beslag, of meer algemeen een toestand van samenloop.

Er is ten zevende de discriminatie van binnenlandse schuldeisers ten aanzien van buitenlandse schuldeisers. Wij verwijzen hierbij naar de Europese Insolventieverordening. Niet alleen in Nederland, maar ook in het Duitse en het Britse recht bestaat in de regel een wettelijke verruiming van de mogelijkheid tot schuldvergelijking na samenloop.

In het Belgische recht bestaat, evenals in Frankrijk, een principieel verbod. De Europese Insolventieverordening bepaalt dat bij een insolventieprocedure in België, met inbegrip van een collectieve schuldenregeling, de schuldvergelijking ook na samenloop kan worden ingeroepen door Nederlandse, Duitse en Britse schuldeisers. De Belgische schuldeisers kunnen dit niet. Dit wetsvoorstel zorgt voor een nieuwe discriminatie van binnenlandse schuldeisers.

Vanuit een meer algemene kijk op de economische zekerheidsfunctie van de schuldvergelijking naar Nederlands voorbeeld zou het dus beter geweest zijn de schuldvergelijking na samenloop als regel te stellen waardoor:

Om deze redenen zal de N-VA-fractie zich bij de stemming onthouden.

De heer Ahmed Laaouej (PS). - Ik wil niet hoogdravend zijn, maar we kunnen stellen dat dit een belangrijk moment is. Iedereen beseft dat de hoogdringendheid een snelle reactie vereist door een duidelijk signaal te sturen, een boodschap van solidariteit en verantwoordelijkheid voor Griekenland, maar ook een duidelijke boodschap aan de markten die ons elke dag hun wet opleggen.

Het verheugt me dat de minister van Financiën zegt dat we nog verder moeten gaan. Wij treden hem bij. Ik herhaal onze prioriteiten:

Een belasting op de financiële transacties. We hebben dat al gezegd op dit spreekgestoelte. De Senaat heeft zich daarover overigens positief uitgesproken. Zo een belasting is een rem op dolle speculaties die de financiële markten al te vaak kenmerken.

De invoering van euro-obligaties is een middel om de markten het hoofd te bieden door samen te werken met de staten die financiering zoeken.

De strijd tegen de fiscale concurrentie en de fiscale paradijzen. Vandaag betalen we extra overheidsschulden wegens het fiscale devaluatiebeleid van sommige staten die handelen zonder overleg te plegen.

Een economisch beleid dat veeleer kiest voor creativiteit, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling dan voor bezuinigingen en het kwetsbaar maken van werknemers.

Een Europese politie van de financiële markten, bovenop de eerste initiatieven, die eerder gericht is op coördinatie dan zich te verschansen in haar autonome werking.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om een actueel onderwerp aan te raken. We horen al te vaak analisten die geobsedeerd zijn door de solvabiliteitsratio's. In 2008 was er vooral een probleem van liquiditeiten van de bankinstellingen. Het probleem van de solvabiliteitsratio's kwam voort uit het feit dat de banken speculeerden voor eigen rekening in plaats van hun eigenlijke beroep uit te oefenen. Op Europees vlak moeten we opschieten boek met de noodzakelijke duidelijke scheiding in de bankactiviteiten: langs de ene kant de zakenbank, langs de andere kant de depositobank.

Tot slot kunnen we de onverantwoorde houding van sommige staten inzake de aanpak van het Griekse probleem niet stilzwijgend laten voorbijgaan. In het beste geval was die houding moraliserend, in het slechtste geval was ze doortrokken van een soort cynisme. Ze kwam neer op de stelling dat als een land zich in moeilijkheden bevindt, het eigenlijk zijn eigen schuld is en het niet moet worden geholpen. Vandaag beseffen we dat dit een kortzichtig optreden is waarvan we later alle gevolgen dragen.

De voorzitter. - Ik geef nu het woord aan de senatoren die zich hebben ingeschreven voor de bespreking van het tweede ontwerp (Stuk 5-1219).

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - Laten we duidelijk zijn: de N-VA-fractie zal het voorliggende wetsontwerp goedkeuren. We zullen dat niet doen uit gemakzucht of omdat we een blind vertrouwen hebben in de Europese spelregels. Het zou echter onverantwoord zijn de European Financial Stability Facility, EFSF, en later ook het European Stability Mechanism, ESM, niet uit te breiden. De crisis in Europa is geen hersenspinsel van doemdenkers, maar een harde realiteit.

De uitbreiding van de verantwoordelijkheid en de slagkracht van de EFSF is dan ook een noodzakelijke stap, maar mag ons niet uit het oog doen verliezen dat de beslissing op zich niet voldoende zal zijn om de crisis te bedwingen. De beslissing van 21 juli en de tenuitvoerlegging is hooguit een reddingsboei. Ze is noodzakelijk om met de kop boven water te blijven, maar onvoldoende om lange tijd in extreem woelig water te overleven, zeker als meerdere drenkelingen zich eraan willen vastklampen. Dat mag dus niet de bedoeling zijn.

Het is de plicht en verantwoordelijkheid van alle lidstaten om in eerste instantie een strikt en stringent begrotingsbeleid te voeren. Het is een understatement dat dit geen eenvoudige klus is. De nauwgezette opvolging van de Europese aanbevelingen moet voor alle lidstaten zonder uitzondering de norm worden. Wat ons betreft kan een doeltreffend sanctioneringssysteem daar als stok achter de deur mee voor zorgen. We zien het dan ook als een gemiste kans dat de uitbreiding van de EFSF niet meteen voorziet in een responsabiliseringsmechanisme voor de eurozonelanden.

Alle lidstaten staan voor de dwingende opgave om de Europese aanbevelingen strikt na te leven. Dat geldt zeker voor België. Het verontrust ons dan ook in grote mate dat dit besef van hoogdringendheid alvast nog niet tot alle onderhandelende partijen is doorgedrongen. Het is noodzakelijk om tegen 2015 een begrotingsevenwicht te bereiken. Daarvoor zoeken naar nieuwe belastingen strookt niet met de Europese aanbevelingen. Zelfs CD&V-collega Bogaert wil er niet van horen, alvast niet voor de begroting van 2012. Ik ben zeer benieuwd wat de andere onderhandelaars van die stoere verklaring vinden.

Ik wil nog even wijzen op een andere zwakte van Europa. Elke crisismanager weet dat eenduidig, duidelijk en overtuigend communiceren essentieel is om te voorkomen dat een crisis escaleert tot een onbedwingbare en oncontroleerbare catastrofe. Helaas hebben we moeten vaststellen dat Europa zich weinig of niets van die basisregels heeft aangetrokken. De communicatie na de beslissing van 21 juli was niet duidelijk, was niet overtuigend en was niet eenduidig. De impliciete erkenning dat het voortbestaan van de euro besproken werd, de half afgewerkte voorstellen en ideeën die her en der werden gelanceerd, het spierballengerol van Duitsland, allemaal voorbeelden van hoe het niet moet.

Niet enkel de individuele budgettaire prestaties van de lidstaten moeten nauwgezet worden gecontroleerd, er moeten duidelijk ook afdwingbare afspraken over de communicatie worden gemaakt.

Tot slot wil ik nog even stilstaan bij het kenmerkende voluntarisme waarmee België met de uitbreiding van de slagkracht van de EFSF heeft ingestemd. Als wij straks het voorliggende wetsontwerp goedkeuren, zullen wij ons via waarborgen en interventies voor meer dan 34 miljard euro engageren ten opzichte van dit Europese steunfonds. We moeten ons goed realiseren dat dit zowat 10% van ons bbp is. Dat is een meer dan aanzienlijk bedrag. Andere landen vroegen waarborgen van de ontvangende landen, wij hebben dat niet gedaan. Uiteraard verdwijnt die 34 miljard euro vandaag niet effectief uit de schatkist. Maar wat als we morgen of overmorgen in een scenario komen waarbij - bijvoorbeeld na een `begeleid' faillissement - een deel van deze waarborgen wel opeisbaar wordt?

Elk schip heeft nood aan een kapitein die de koers uitzet en aan een stuurman die het roer stevig in handen houdt. De eurozone loopt het risico een zwalpend schip te worden. Het is ook onze taak te zorgen voor een kapitein en een stuurman die weten waarheen ze moeten varen. We willen daarin onze verantwoordelijkheid nemen en de voorgestelde maatregelen goedkeuren. We koppelen daar echter een driedubbele oproep aan.

Ten eerste moet België, samen met onder meer de Nederlandse premier Rutte, mee de kar trekken van een sanctioneringsmechanisme voor de implementatie van de Europese aanbevelingen en het behalen van de Europese stabiliteitsvoorwaarden.

Ten tweede is er nood aan een stresstest van de Belgische financiën, met inbegrip van de waarborgen die we zullen aangaan.

Ten derde zullen de financiële problemen van Europa morgen niet zijn opgelost. De financiële bevoegdhedenstructuur heeft haar definitieve vorm nog niet bereikt. Als het parlement een rol wil spelen in het debat daarover, dan hebben we een parlementaire denktank nodig om hierover te discussiëren en inzichten uit te wisselen. Als een van de grondleggers van de EGKS en bij uitbreiding van de Europese Unie moeten we daarin een voortrekkersrol durven te spelen.

Met deze oproep in het achterhoofd zal mijn fractie straks het ontwerp goedkeuren.

De heer Ahmed Laaouej (PS). - Mijnheer de voorzitter, ik heb, net zoals de minister, over beide agendapunten gesproken.

De heer François Bellot (MR). - De mogelijkheden van het Europees Fonds worden uitgebreid, gelet op de evolutie van de financiële markten en de instabiele situatie van de staten.

Het is immers nodig de staatswaarborg aan te passen aan het nieuwe interventiedomein van het Europees Financieel Stabiliteitsfonds waarover op de buitengewone top van de leiders van de 17 landen van de eurozone van 21 juli laatstleden werd beslist.

Tot op heden was deze waarborg voorbehouden aan de rechtstreekse leningen aan de lidstaten van de eurozone.

De leiders hebben beslist de effectieve leencapaciteit van het Europees Financieel Stabiliteitsfonds op te trekken tot 440 miljard euro. Er werd een maximumbedrag voor de waarborg bepaald voor elk land. Voor België werd dat opgetrokken van 15 tot 34,5 miljard euro.

Het Fonds zal ook een staat kunnen helpen om indien nodig zijn banksector te herkapitaliseren. Dat is nu het geval voor Griekenland.

Tot slot, en dat is een belangrijke vernieuwing, zal het Europees Financieel Stabiliteitsfonds kunnen tussenkomen op de secundaire markt als de Europese Centrale Bank erop wijst dat die markt verzwakt.

Het akkoord van 21 juli versterkt eveneens de informatie aan het parlement over de operaties die het Fonds voert.

De operaties van het Europees Financieel Stabiliteitsfonds,

in het bijzonder de leningen aan de staten in moeilijkheden, hebben geen gevolgen op de hoogte van de overheidsschuld. De overheidsschuld zal worden verhoogd naargelang de leningen die het Europees Financieel Stabiliteitsfonds toestaat, evenredig met de deelname van België aan het Fonds. Die operatie is zuiver boekhoudkundig en heeft geen enkele invloed op de schuldenlast.

Na Frankrijk is België de tweede staat die de maatregelen goedkeurt waarover op de buitengewone top van 21 juli is beslist.

Enkele dagen geleden heeft ook Duitsland de procedure voor de goedkeuring van de beslissingen van de top van 21 juli opgestart. Kort geleden heerste nog onzekerheid op de markten en bij de investeerders over de afloop van de uitspraak van het Duitse Grondwettelijk Hof, dat het steunplan voor Griekenland heeft goedgekeurd.

Op dat punt heeft het Hof een krachtig antwoord gegeven dat in zekere zin het startsein is geweest voor het ratificatieproces van het akkoord van 21 juli in het machtige en belangrijke Duitsland.

In een moeilijke periode moet het vastberaden engagement van de landen van de eurozone een krachtig signaal zijn voor alle partners en investeerders.

Het is van fundamenteel belang dat de strategie voor de gezondmaking van de openbare financiën in alle landen van de zone wordt voortgezet en dat die landen vastberaden zijn in het bereiken van de doelstellingen inzake de vermindering van de tekorten.

De huidige recessie treft België minder sterk dan de andere landen. De economische conjunctuur in ons land is gunstiger dan het gemiddelde van de Europese landen. Ze was evenwel minder goed in het tweede trimester. Aangezien België geen eiland is, ondervindt het de gevolgen van de gebeurtenissen in de wereld. De industriële investeringen blijven stevig groeien, maar de groei is trager dan enkele maanden geleden.

In dergelijke uitzonderlijke economische omstandigheden, in een crisisperiode zoals we die niet hebben gekend sinds 1929, bewijzen dergelijke resultaten de economische kracht van ons land. We moeten ervoor zorgen dat we de fundamenten van onze economie behouden.

We moeten blijk geven van moed en volharding. Over sommige maatregelen kan worden gedebatteerd, maar volgens ons is het voornaamste de evolutie van de houdbaarheid van onze openbare financiën.

Het idee van een `economische regering van de eurozone' werd onlangs voor de eerste keer voorgesteld, onder een precieze en uitvoerbare vorm, zonder een moeizame en ongetwijfeld onmogelijke herziening van de verdragen te eisen.

Elke staat is betrokken en moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Ofwel belandt België bij de landen die niet competitief genoeg zijn en hun financiën niet kunnen saneren, en zal de eurozone worden opgesplitst in een noordelijk en een zuidelijk deel en zal ze niet meer beheersbaar zijn, ofwel blijft België de nodige inspanningen leveren om zijn competitiviteit te herstellen, zijn financiën gezond te maken en aan te sluiten bij de Europese leider op het vlak van groei, namelijk Duitsland.

We zullen dus zeer binnenkort wellicht moeilijke beslissingen moeten nemen, en wie dat ontkent, gedraagt zich niet verantwoord.

Afgezien van het akkoord over het hulpprogramma voor Griekenland en de verdediging van de euro - beide elementen zijn met elkaar verbonden - zijn talrijke internationale krachten tegen het behoud van de eenheidsmunt gekant en willen ze dat Griekenland uit de eurozone treedt.

Het belang van een interventie van de staten van de eurozone moet niet meer worden aangetoond.

De kwestie is niet zozeer of men al dan niet gelooft of Griekenland in staat is zijn schulden terug te betalen. Het komt erop aan een sneeuwbaleffect, dat alle staten zou treffen, ook die met een sterke economie, te vermijden.

Eergisteren verklaarde president Obama dat de impact van de situatie van de eurozone op de wereldeconomie belangrijk is en dat het herstel begint bij het herstel van het vertrouwen in de euro.

Dat toont aan hoe groot de onderlinge afhankelijkheid is en hoe sterk de problemen in Griekenland doorsijpelen in de Europese en de wereldeconomie.

Er is een belangrijke vooruitgang geboekt op het vlak van de regulering en het financiële toezicht onder het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie tijdens het tweede semester van 2010.

Vandaag is de installering van drie Europese autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico's een feit.

De financiële crisis was wel een reden om die instrumenten versneld in te voeren, maar bij de aanvang van het Belgische voorzitterschap waren er niet veel ervaren waarnemers die voorspelden dat de minister die vooruitgang zou boeken.

In de eurozone controleren de Europese autoriteiten de nationale budgettaire evoluties strikter om een coherent economisch beleid te verzekeren.

Een vorm van voogdij wordt verzekerd om de competitiviteit van de nationale economieën op elkaar af te stemmen. In de eurozone moeten de ongelijkheden kleiner worden om de groeivoeten en de overheidsschulden op gelijke hoogte te brengen.

Daarom moeten staten als Griekenland onder een meer permanente controle worden geplaatst zodat hun een noodzakelijke correctie van de parameters van het budgettaire beleid kan worden opgelegd.

De minister pleitte voor een fiscale harmonisering tussen de lidstaten. Dat vloeit voort uit de wens om een ruime, coherente economische ruimte tot stand te brengen, die zich uitstrekt over alle landen van de eurozone.

Een andere kwestie is het respect voor de begrotingsevenwichten, en zelfs de inschrijving in de Grondwet van de gouden regel voor het schuldenplafond, zoals Spanje onlangs heeft gedaan. Ook in andere parlementaire assemblees wordt daarover op dit ogenblik gepraat.

De crisis in Europa baart me ook zorgen op andere punten. Zo moeten we zeer waakzaam zijn voor het gebruik dat de Aziatische fondsen maken van de herstructurering van de staatsschulden of voor de gevraagde garanties.

Hoe kan bijvoorbeeld de aankoop van de haven van Piraeus, die een echt uithangbord is voor de Griekse economie, door Chinese staatsfondsen ons onberoerd laten?

Reflectie mag niet louter academisch zijn, maar moet de basis vormen voor de Europese constructie.

Elke crisis leidt tot spanningen. Het heeft geen zin de spanningen binnen de Europese Unie van de 27 op te sommen.

Er zijn landen die tot de eurozone behoren en de andere landen; er zijn er die meer Europa willen terwijl er andere zijn, die de evolutie en de verdieping voortdurend blokkeren; er zijn voorstanders van integratie en voorstanders van een versterkte samenwerking. Laten we aandacht hebben voor de mogelijke visie van eenieder over die verenigde staten van Europa en de invloed daarvan op hun beslissingen.

De huidige crisis toont duidelijk de onvolkomenheid van het economische en financiële beleid van Europa aan door de zwakte van de supranationale instrumenten.

Het verschijnsel van de huidige crisissen en overheidsschulden leek een tijdje geleden slechts enkele opkomende staten te treffen, die we enigszins vanuit de hoogte bekeken.

Zelfs aan de vooravond van het losbarsten van de ergste economische crisis sinds de jaren dertig, kon niemand zich inbeelden dat ontwikkelde staten zoals die uit de eurozone konden worden getroffen. Niemand kon zich inbeelden dat een lidstaat van de Europese Unie, a fortiori van de eurozone, kon worden geraakt. Ons continent ondergaat een crisis van zulke omvang dat ze al onze staten destabiliseert en dat ze de Europese constructie tot op haar grondbeginselen op losse schroeven stelt.

De Griekse crisis legt de problemen bloot die we sinds de ingang van de euro hebben laten toenemen. We kunnen die problemen nog verkleinen door blijk te geven van verantwoordelijkheid aangaande onze eigen budgettaire situatie.

De versterking van de voorrechten van de ECB in het kader van de werking van het Europees Financieel Stabiliteitsfonds moet onze regeringen ertoe aanzetten te ijveren voor de ontwikkeling van een sterkere wederzijdse controle van de macro-economische evoluties van de lidstaten. Het recente pact voor de euro gaat in die richting, net zoals de inwerkingtreding van het Europese semester. We moeten eerst een echte gestructureerde dialoog tussen de nationale parlementen bevorderen en daarna tussen de nationale parlementen en het Europese parlement.

De plannen die tot op vandaag zijn opgezet volstonden niet om de markten te stabiliseren. Dat heeft verschillende redenen.

Eerst en vooral heeft het zwakke herstel van de Verenigde Staten een invloed gehad op de Europese groei, hoewel het begin van het jaar veelbelovend was.

Een andere reden is de traagheid van de beslissingsprocessen, zowel in de Verenigde Staten als in Europa. De Amerikaanse schuld werd door Standard & Poor's in een lagere categorie geplaatst wegens de eeuwige controverse tussen de president en het Congres, die tot een compromis a minima over de vermindering van de schulden heeft geleid.

Europa reageerde ook te traag. Terwijl we in juni al groen licht verwachtten van het Europees Parlement, is er nu nog altijd onzekerheid door de institutionele meningsverschillen die niet in verhouding lijken te staan tot wat op het spel staat. Als we willen dat het beleid de markten niet achternaholt, moeten we in staat zijn snel te beslissen en die beslissingen op een geloofwaardige manier uitvoeren, want de noteringsagentschappen en de markt beoordelen ook en vooral de snelheid en de continuïteit van de politieke beslissingen.

Tot slot moeten we toegeven dat Griekenland moeilijkheden ondervindt om de noodzakelijke hervormingen uit te voeren. Vandaag kunnen we de rechtmatige vraag stellen of Griekenland in staat is om het hoofd boven water te houden. We kunnen Griekenland met Ierland vergelijken. Ierland bevond zich in sommige opzichten in een nog ergere situatie dan Griekenland, maar is sinds dit jaar de recessie te boven gekomen. De trojka, bestaande uit de Europese Commissie, het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Centrale Bank, heeft Griekenland geholpen om de noodzakelijke maatregelen te bepalen. Het is nu aan de Griekse autoriteiten om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Het is niet de bedoeling een land onder voogdij te plaatsen, maar de gevolgen te trekken uit de huidige onderlinge afhankelijkheid binnen de eurozone.

Griekenland kan immers niet hopen dat het zijn schuldprobleem zal kunnen oplossen zonder de steun van zijn Europese partners, maar de eurozone heeft nood aan hervormingen in Griekenland om te vermijden dat de Griekse crisis ontaardt in een systeemcrisis zoals die van eind 2008.

Enkel samen maken we kans om het probleem van de soevereine schuld in de eurozone op te lossen. Geen enkele individuele strategie kan slagen.

Daarom zal de MR-fractie deze wetsontwerpen, die belangrijk zijn voor ons land, voor de eurozone en voor Europa, goedkeuren.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Het wetsontwerp dat ter stemming ligt, zou de eurozone moeten redden. De eurozone is ongetwijfeld één van de hoekstenen van onze welvaart. Het eerste probleem dat moet worden aangepakt, is uiteraard het Griekse schuldenprobleem. We moeten zoeken naar de oorzaken van het drama dat Griekenland vandaag beleeft. Griekenland heeft jarenlang boven zijn stand geleefd en valse cijfers gerapporteerd aan de Europese instellingen. Er is echter nog een derde factor die vaak uit het oog wordt verloren, namelijk dat de financiële markten en een aantal Europese politieke leiders nu minder geduld hebben met een lidstaat dan vroeger. Wij, Belgen, mogen zeker niet vergeten dat we in 1991 zelf nog een schuld van 130% hadden en dat we er 15 jaar over gedaan hebben om daar 45% af te krijgen. De Grieken krijgen die tijd echter niet. In 1981 bedroeg ons begrotingstekort maar liefst 16% en toch hebben wij dat overleefd.

Er wordt de Grieken nu een inspanning gevraagd van 5% per jaar. De huidige rampzalige cijfers mogen ons dus niet verbazen. Op die manier zet men een negatieve spiraal in gang, die hopelijk nog te stoppen is. Als politici moeten we de vraag stellen waarom wij geen geduld hebben met andere lidstaten en waarom ook de financiële markten dat geduld niet hebben. Ik denk aan vormen van short en high frequency trading, waar stilaan paal en perk aan moet worden gesteld. We moeten ook afstappen van het idee dat men in de politiek alleen maar vooruit kan door op monumentale momenten grote knopen door te hakken, terwijl de step by step approach die de EU groot heeft gemaakt wel eens de beste manier zou kunnen zijn.

Laten we evenmin vergeten dat Italië vandaag een primair evenwicht heeft. Zonder de druk op de intresten had Italië vandaag geen acuut probleem.

De EU-lidstaten hebben een gemiddelde geconsolideerde schuld van 88%. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en zeker Japan zitten daar boven, maar toch ondervinden ze niet dezelfde druk. Professor De Grauwe heeft het al in de verf gezet en krijgt hiervoor meer en meer internationale erkenning: de reden is dat de munt van die landen wordt gesteund door hun centrale bank. In de Europese Unie is dat door de complexiteit niet of in veel mindere mate het geval. De ECB probeert daar iets aan te doen. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we op lange termijn onvermijdelijk op weg zijn naar een consolidatie van overheidsschuld op Europees vlak, via systemen van de EFSF of het ESM of op lange termijn misschien door eurobonds. Die kunnen er volgens mij echter pas komen na een lange fase van budgettaire en fiscale harmonisatie en met een strengere controle van de Europese instellingen op de lidstaten.

Jammer genoeg is intussen de korte termijn belangrijker geworden dan de lange termijn. De ECB en de versterkte EFSF waarvoor we vandaag onze goedkeuring zullen geven, zullen de brand moeten blussen.

Eigenlijk gaat het om wat de lidstaten zelf doen. Italië zit vandaag in de problemen omdat Berlusconi een belangrijk element uit het besparingsplan heeft gehaald. Dat had hij niet mogen doen. Hij heeft daarmee de geloofwaardigheid van Italië aan het wankelen gebracht. Italië kan trouwens alleen maar door Italië zelf worden gered.

Dat geldt ook voor ons land. De Belgisch-Duitse spread heeft recordhoogtes bereikt. We zitten eerder in het kamp van de PIIGS-landen dan in de eurokern. Jammer genoeg. Van drie belangrijke zaken moeten we dan ook dringend werk maken. Ten eerste is er absoluut nood aan een nieuwe federale regering. We moeten elke twijfel wegnemen over een mogelijke splitsing van de overheidsschuld en daarbij denk ik dan aan de uitspraken over artikel 35 van de Grondwet. Ten tweede hebben we nood aan een geloofwaardige begroting voor 2012. Dat vergt een enorme inspanning. Die inspanning hebben we begin jaren 90 ook gedaan, maar toen kon dat voor een groot deel dankzij de meevallende rente. Die hebben we vandaag niet meer. Ten derde - misschien wel het meest vergeten punt - moeten we werken aan maatregelen voor een toekomstige economische groei. Ik denk dan in de eerste plaats aan het uitvoeren van de Europese aanbevelingen. Voor wie ermee dweept, maar zich in stilzwijgen hult wanneer het over de concrete inhoud gaat, zal ik ze nog eens herhalen: loonmatiging, koppeling van de wettelijke pensioenen aan de levensverwachting en een deelname van de deelstaten aan de sanering van de begroting. Vandaag kijken de markten alleen naar concrete maatregelen, niet naar beloftes. Het is dus tijd voor politieke daden.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik wil van de heer Van Rompuy graag een kleine verduidelijking. Hij zegt dat we elke twijfel over het splitsen van de staatsschuld moeten wegnemen en daarvoor verwijst hij naar artikel 35 van de Grondwet. Wat bedoelt hij precies?

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Ik heb gezegd dat we elke twijfel over de splitsing van de staatschuld moeten wegnemen. Door steeds te verwijzen naar artikel 35 van de Grondwet creëert men twijfel.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dus moet de staatsschuld in elk geval één en ondeelbaar federaal blijven. Begrijp ik dat goed?

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Inderdaad.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat wou ik maar zeker weten. Ik dacht even een pleidooi te horen voor de splitsing van de staatsschuld en dat verwonderde me. De verwijzing naar artikel 35 van de Grondwet is in elk geval interessant. Misschien moet men toch eindelijk eens werk maken van dat artikel, al vrees ik dat het gepaard zal gaan met een betonnering van de staatsschuld en dat is jammer.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben geen expert in deze aangelegenheid. Ik luister wel naar deskundigen en ik treed de bedenkingen van de heer Van Rompuy grotendeels bij. Persoonlijk heb ik twijfels bij de Europese aanpak. Ikzelf en mijn fractie zijn vanzelfsprekend voorstander van een grotere Europese solidariteit in de aanpak van deze financiële crisis. Vanzelfsprekend zijn wij voorstander van een sterke verdediging van de euro. Ik stel me wel de vraag, misschien uit onwetendheid, of Europa wel voldoende doet. Wat is de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten? Vanzelfsprekend moet elke staat binnen zijn eigen grenzen een financieel budgettair correct beleid voeren, maar de normen aangaande het budgettaire beleid zijn de voorbije jaren wel sterk veranderd in vergelijking met vroeger.

Een andere vraag is de verantwoordelijkheid van de banken. Ook op dat vlak hebben we enkele jaren geleden een nieuw feit meegemaakt met de bankencrisis. De verantwoordelijkheid van de grote financiële instellingen blijft een aandachtspunt waar ikzelf en mijn fractie vragen over hebben. Ook over de Europese Centrale Bank hebben we vragen. Er werd al verwezen naar de belangrijke rol van de Europese Centrale Bank. Speelt ze haar rol ten volle? Gisteren nog las ik de kritiek van een Nobelprijswinnaar op de Europese Centrale Bank, waarin hij stelt dat de Europese Centrale Bank niet voldoende doet om de euro te verdedigen.

Als we de vergelijking maken tussen sommige landen binnen de eurozone met andere landen, zien we bijvoorbeeld dat Spanje voortdurend wordt aangepakt, terwijl de financiële en budgettaire situatie van Spanje beter is dan die van bijvoorbeeld Groot-Brittannië, waartegen helemaal niet wordt gespeculeerd. Hetzelfde geldt voor de hele eurozone: de schuldsituatie van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië is veel negatiever dan die van de eurozone, maar zij beschikken over veel meer instrumenten om hun eigen munt te verdedigen. De eurozone heeft terecht gekozen voor een gemeenschappelijke munt, maar heeft daardoor ook een aantal instrumenten voor de verdediging van die gemeenschappelijke euro in handen gegeven van de regeringsleiders van de Europese Unie en van de Europese Centrale Bank. Benut Europa die instrumenten ten volle? Ik denk aan de consolidering van de overheidsschuld van de eurozone en de uitgifte van euro-obligaties.

Tot zover enkele bedenkingen. Vanzelfsprekend zullen wij dit voorstel goedkeuren. Ik blijf me wel afvragen of de geleverde inspanningen voldoende zijn. Gisteren hoorde ik bijzonder veel kritiek op de besluiteloosheid van de Europese staats- en regeringsleiders die binnenkort opnieuw bijeenkomen over de financiële situatie. De besluitvorming van de recentste Eurotop zou echter nog helemaal niet zijn uitgevoerd. Is dat juist? Zo ja, dan hollen we de feiten achterna en zijn we niet slagkrachtig genoeg om de euro en alles wat daarmee samenhangt te verdedigen. De sterkte van de euro hangt uiteraard samen met de koopkracht van de mensen en de stabiliteit van een land.

Daarom moet ons land van de Europese Unie een krachtdadiger optreden durven eisen ter verdediging van die euro en moet de Unie minstens uitvoeren wat beslist is.

Tot slot, ik ben het ermee eens dat we ook in ons land onze verantwoordelijkheid moeten nemen voor onze financiële situatie. Dat is een open deur intrappen, maar ik herhaal dat de begroting 2012 en de volgende begrotingen daarom van essentieel belang zijn. Ik ben er niet echt van overtuigd dat al die pleidooien voor een erg rigide begrotingsbeleid zeer rationeel zijn, maar ik heb intussen ook begrepen dat economie en financieel beleid niet bepaald een exacte wetenschap zijn en dat daar vaak al te veel wijsheden over worden verkondigd.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Mijn eerste bedenking betreft de procedure. Een collega zei daarnet: `Zouden we niet beter meteen stemmen en daarna beginnen te zagen?' De procedure waarvoor nu is gekozen, is natuurlijk geoorloofd, maar de vraag is of het toch niet beter is dit soort ontwerpen eerst in de commissie te bespreken, desnoods in een gezamenlijke commissie van Kamer en Senaat. Dan kunnen we nog opmerkingen maken op een nuttig moment. Het is niet erg zinvol dat de Senaat alleen dient om opinies te etaleren.

Waar staat EFSF precies voor? Ik zou dat als volgt definiëren: de EFSF is een speciaal vehikel dat buiten de balans van de Europese Centrale Bank CDO's uitgeeft om de deficit spending van niet-performante lidstaten aan te pakken. Ik gebruik bewust het woord CDO's, want in feite geeft de EFSF `gecollateraliseerde' schuldbewijzen uit met geld dat `gecollateraliseerd' is door de lidstaten en door de budgetten van het Europees Parlement, waardoor het meer gewicht in de schaal kan leggen.

Dat zegt iets over het hele systeem, namelijk dat het weliswaar tijdelijk nodig is, maar objectief beschouwd is het slechts een Kurieren am Symptom. Dat mogen we toch eens heel duidelijk tegen elkaar zeggen. Het gaat om een financiële constructie, in feite een speculantentechniek, om een zo laag mogelijke intrest te krijgen om de markt te kunnen beïnvloeden, ten voordele van landen die in het verleden slecht hebben gepresteerd. Europa gaat nu CDO's uitgeven en we weten wat CDO's in het verleden hebben aangericht. Eigenlijk waren de Europese instanties op zoek naar een triple-A rating van de Moody's en de Standard & Poor's van deze wereld. Ze hebben eerst berekend of ze die triple-A rating konden krijgen, want zonder die rating zou het moeilijk zijn geweest om de financiering rond te krijgen. Dat is een zwak punt in het systeem, want het zal maar gebeuren dat Moody's om een of andere reden vindt dat het die CDO's van de EFSF moet downgraden. Dan krijgen we pas een financieel probleem. Ik zeg dat niet omdat ik tegen dit systeem ben. Dat is trouwens ongeveer het enige dat we op korte termijn kunnen installeren. Ik wil wel wijzen op de zwakte van de aanpak die Europa vandaag aan de dag legt: achter de feiten aan hollen.

Er worden wel te weinig maatregelen genomen die gericht zijn op de oorzaken waarbij ik onder meer denk aan speculatie.

Speculatie kan een niveau bereiken die de economie vernietigt en de publieke autoriteit moet die een halt kunnen toeroepen. Die bedenking zal sommigen hier misschien verrassen, maar ze kan socialisten en liberalen ook dichter bij elkaar brengen. Ik heb in de voorbije jaren zowel in Kamer als Senaat herhaaldelijk gewezen op de gevaren van sommige vormen van speculatie waar volgens mij te weinig tegen gedaan wordt.

Soms worden transacties ook verkeerdelijk als speculatie aangezien. Dat de obligaties van bepaalde landen op de financiële markten worden gegooid, is niet noodzakelijk speculatie; men herbelegt zijn geld elders veiliger gewoon uit vrees niet te worden terugbetaald. Die bewegingen zijn niet noodzakelijk speculatief. Ze kunnen dat wel worden. Shorting kan een vorm van speculatie zijn, hoewel ...

Het punt dat ik wil maken, is dat de EFSF met financiële spitstechnologie op korte termijn misschien kan voorkomen dat de bodem uit het eurosysteem wegvalt, maar objectief niet veel meer is dan Kurieren am Symptom. We moeten dat durven te zeggen.

Waarom huil ik evenmin als collega Van Rompuy mee met wie vandaag verontwaardigd roept dat Griekenland maar uit het systeem moet stappen, zij het tijdelijk?

Ik zal eens beschrijven wat zou gebeuren mocht een land de eurozone verlaten, wetende dat in een dergelijk scenario bij de oprichting nooit werd voorzien en dat het dus ontbreekt aan een stringent kader voor lidstaten die niet aan de gestelde toetredingsvoorwaarden van de eurozone blijven voldoen. Men was toch wel vrij optimistisch in de beginperiode!

Wat zou er gebeuren indien Griekenland de eurozone moet verlaten? Zoals bepaalde economen al hebben toegelicht, moet het land dan een nieuwe munt aannemen, de drachme nouveau of zo. Er ontstaat dan een run op de Griekse banken, niemand raakt er nog aan cash en het Griekse bankensysteem implodeert de facto. Niemand wil nog geld lenen aan een Griek en de Griekse bank- en kredietkaarten zijn nergens ter wereld nog bruikbaar. Van economische groei of concurrentievermogen is in Griekenland op middellange termijn geen sprake meer. Een tijdelijke uitstap is dus een illusie.

Met een dergelijke uitstap wordt natuurlijk een precedent gecreëerd. Andere zwakke eurolanden, de zogenaamde PIIGS, zullen volgen. Investeerders halen hun geld uit de zwakke landen weg, die landen verlaten de eurozone en al dat geld wordt geïnvesteerd in de sterke landen. De euro in de sterke landen wordt daardoor zo geweldig sterk, dat ze internationaal niet langer competitief zijn en het slachtoffer worden van een economische crisis. Wie vandaag, zoals de Duitsers, verdedigt dat Griekenland uit de eurozone moet stappen, is dus zeer kortzichtig, want de impact van zo een uitstap krijgen ze op korte termijn zelf te verwerken.

Daarom denk ik dat we niet veel anders kunnen dan kurieren am Symptom en dat instrument ook moet gebruiken in combinatie met andere maatregelen waarbij volgens mij de politiek effectief de oorlog moet verklaren aan economisch destructieve speculatie.

Er is immers een enorm verschil tussen het volume van de reële economie en dat van de virtuele economie, dus tussen de economische productie en het speculatief gegeven. Een vrije markt betekent voor mij dat er geen dominante posities mogen ontstaan. Vandaag zien we dat op de financiële markten door bepaalde technieken hoge volumes ontstaan waardoor de markt moet volgen. Daartegen wordt niets ondernomen. Zo zou er misschien iets kunnen worden gedaan tegen de impact van ratingbureaus. Zo is het feit dat investeerder Warren Buffett ook aandeelhouder is van een ratingbureau een mondiaal voorbeeld van een belangenconflict. Soms kunnen kleine maatregelen al wonderen doen. Shorten op zich hoeft geen probleem te zijn. Ik vind het wel een probleem dat een pensioenfonds aandelen van zijn activa uitleent aan een shorter, en daarvoor een premie krijgt, terwijl die shorter speculeert om de koers van dat aandeel te doen dalen. Ik vind het misdadig dat een pensioenfonds, dat met het geld van zijn spaarders de pensioenen moet betalen, meespeelt in een spel dat leidt tot een daling van zijn activa. Het vraagt niet veel moeite om die praktijk aan banden te leggen: er moet alleen wettelijk worden bepaald dat een pensioenfonds geen aandelen uit zijn activa mag uitlenen. Daardoor zou een groot volume aan speculatieve massa wegvallen. Een individuele lidstaat kan die maatregel nemen.

Door het risico te spreiden, is het ook mogelijk om minder afhankelijk te worden van speculatieve golven. In de Kamer werden daartoe voorstellen ingediend. Eén van de voorstellen bestaat erin het fiscale voordeel van spaarboekjes ook toe te kennen aan spaarders die staatsobligaties kopen. Dan zouden individuele spaarders massaal die obligaties kopen, terwijl ze niet individueel op de beurs zouden proberen de koers te beïnvloeden. Die voorstellen zijn evenwel nog niet goedgekeurd. Waarom zou in de Senaat, in overleg met de minister van Financiën en die van Begroting, geen politieke afspraak worden gemaakt om een voorstel van programmawet uit te werken waarin een aantal van die maatregelen worden getroffen?

Dat gaat niet zover als een taks op de financiële transacties. Hoewel we het daarover niet allen eens zijn, bestaat een consensus dat de financiële transacties tot op een zekere hoogte aan banden moeten worden gelegd. Of dat met een taks moet gepaard gaan, is een andere kwestie.

Ik heb twee eenvoudige voorbeelden gegeven: het verbod op shorten met aandelen van pensioenfondsen en fiscale vrijstelling op Belgische obligaties zodat die meer in Belgische handen komen en ons land minder afhankelijk is van buitenlandse speculanten. Dergelijke ingrepen zouden volgens mij onmiddellijk een groot effect hebben, bijvoorbeeld op de spread. Dat verschil tussen de Belgische en de Duitse basisrente is niet alleen economisch verklaarbaar. Ons land is niet zo veel zwakker dan Duitsland. De economische parameters liggen niet zo veel uit mekaar. Onze schuldgraad is inderdaad hoger. Ons land is een iets gemakkelijker doelwit.

Stel dat België 50 miljard van de 350 miljard overheidsschuld moet herfinancieren. Ik geloof dat het bedrag dit jaar trouwens iets hoger lag. Het verschil tussen de Duitse en de Belgische rente bedraagt iets meer dan 2%. Welnu, 2% op 50 miljard is nog altijd 1 miljard euro. België moet met andere woorden jaarlijks 1 miljard euro meer aflossen dan het zou moeten doen mocht de Belgische rente gelijk zijn aan de Duitse. Het wetsvoorstel dat ertoe strekt de Belgische obligaties meer in Belgische handen te krijgen, zou leiden tot een daling van de rente. De obligaties zullen immers goedkoper kunnen worden geplaatst. Ook de burger krijgt een rechtstreeks voordeel: in plaats van de rente van 1,5% op een spaarrekening, zal hij ongeveer 4% krijgen. De Staat zal minder moeten betalen. Hierdoor zal de staatsschuld dalen, waardoor ook het risico van belastingverhogingen afneemt, wat weer ten goede komt van de burger.

Dat lijkt simplistisch, maar het is niet veel ingewikkelder dan dat. Het is echter niet evident om dergelijke maatregelen technisch uit te werken.

Vanochtend hoorde ik op de radio dat sommigen het fantastische idee hebben om overheidstekort bij wet te beperken. Ik heb mijn archieven geraadpleegd en mijn eerste interventie in de commissie voor Financiën van de Kamer in 1988 ging over de Gramm-Rudman-wet. Die wet is genoemd naar de twee Amerikaanse senatoren die ze hebben ingediend. Ze bepaalt dat het overheidstekort niet boven een bepaalde limiet mag gaan. Als die limiet toch wordt overschreden, treedt automatisch een mechanisme in werking waarbij automatisch in bepaalde budgetten wordt gesneden. Een dergelijke regel kunnen wij ook implementeren. We kunnen het door Europa uitgestippelde pad bij wet opleggen, waarbij in geval van een overschrijding automatisch bepaalde budgetten - niet die voor personeel - met een bepaald percentage worden verminderd zodat het overheidstekort onder de limiet wordt teruggebracht. Het debat is helemaal niet nieuw. Overigens heeft het Amerikaanse grondwettelijke hof de Gramm-Rudman-wet vernietigd. Het is dan ook beter een dergelijke regel in de Grondwet in te schrijven. Het is hoe dan ook een mogelijke maatregel.

Er is ook een impact op onze banken. De EFSF is zoals gezegd uiteindelijk een systeem waarin CDO's worden uitgegeven om deficit spending aan te pakken.

Na de kredietcrisis, gevolgd door een economische crisis, zitten we vandaag met een budgettaire crisis, maar die is wel het gevolg van de oorspronkelijke kredietcrisis. Als de maatregelen dan nog niet volstaan, dan zijn een paar bedenkingen bij de financiële markten toch wel op hun plaats. Het klinkt misschien eigenaardig, maar het beperken van de mogelijkheid tot handelen op de financiële markten, dat is vloeken in de kerk. Er bestaat al een beperking in de tijd. Vóór het openen en na het sluiten van de beurs en in het weekend kan er niet worden verhandeld. Als staat stellen we ons borg voor 10% van onze uitstaande schuld en meteen ook van ons nationaal inkomen. Waarom stellen we ons dan niet wat forser op tegenover onze banken? Forser in het geven van waarborgen, maar natuurlijk ook forser op het vlak van de resultaten die daaraan verbonden moeten zijn. Sommigen verwijzen dan emotioneel naar de bonussen van de bankbazen. Ik heb daar ook moeite mee en als aandeelhouder of borgsteller die belangrijke inspanningen doet, lijkt inspraak me evident. Maar er zijn nog instanties die eens bekeken mogen worden en ik maak meteen een kleine zijsprong naar de Gemeentelijke Holding.

Als we 35 miljard kunnen geven om via de banksector mee in de EFSF te stappen en rechtstreeks meer dan 20 miljard op tafel kunnen leggen in de vorm van waarborgen en kapitaal voor de banken, waarom moeten we dan het risico lopen dat de Gemeentelijke Holding met de activa van de steden en gemeenten over de kop gaat, enkel en alleen omdat het aandeel van Dexia laag staat en er te weinig waarborg is? Waarom kunnen we rechtstreeks niet meer doen? Anders verschijnen er financiële gieren aan de horizon, met name de gewestregeringen die hun kans schoon zien om goedkoop een groot stuk van Dexia in handen te krijgen, in de veronderstelling dat het over twee of drie jaar beter gaat. Ik maak gebruik van dit platform om dat aan te kaarten en me daartegen te verzetten. De voorwaarden die de gewesten, die eigenlijk de steden en gemeenten zouden moeten verdedigen, bij deze waarborg stellen, zijn over de rand van het fatsoen. Ik geef het hier maar mee aan de minister van Financiën, die dan weer wel zijn verantwoordelijkheid neemt, al was het maar recentelijk met het overnemen van het ASTRID-netwerk, dat eigenlijk nooit in de Gemeentelijke Holding had mogen zitten. Ook de deelname van de Gemeentelijke Holding aan de operatie-Dexia was financieel gesproken niet meteen de meest rationele. Maar wie destijds vragen stelde bij het feit dat men 500 miljoen extra moest lenen voor een bank waarvan men wist dat ze geen dividenden zou uitkeren omdat ze een paar jaar zou moeten recupereren, kreeg als antwoord `dat je toch moest zorgen dat de bank van de gemeenten niet ten onder ging'. Kunnen we dan - in het licht van die 35 miljard - vandaag aanvaarden dat die 500 miljoen tot nul worden herleid wetende dat de activa van de steden en gemeenten bij normale beurskoersen rond de 4 miljard euro waard zijn? Ik wil daarop wel eens doorgaan in een van de volgende vergaderingen van de commissie voor de Financiën, omdat we hier mogelijk te maken hebben met een `vijandige overname' door de gewesten van activa die aan de steden en gemeenten toebehoren en dat is politiek niet te verantwoorden. Het is trouwens een verantwoordelijkheid van twee N-VA-ministers in de Vlaamse regering, de heren Muyters en Bourgeois.

Ik rond af. We moeten met het EFSF-systeem instemmen, maar we moeten meteen ook de handen aan de ploeg slaan om in de commissie voor de Financiën of elders bijkomende concrete maatregelen uit te werken.

Sommige maatregelen zijn evident, maar ze komen er niet. Waarom weer geen onderscheid maken tussen deposito- en zakenbanken. Pour la petite histoire, het was met name de linkse Amerikaanse politicus Bill Clinton die in 1999 een einde maakte aan de opsplitsingsregel die in de VS bestond, om maar te zeggen dat ook goede bestuurders zich kunnen vergissen.

Ik pleit verder voor Europees toezicht op de markten, op de liquiditeit en de solvabiliteit, voor de wijziging van een aantal boekhoudregels.

Als bijvoorbeeld een bedrijf aan de activazijde van de balans beursgenoteerde of verhandelbare bestanddelen heeft en de notering zakt, dan is er plots te weinig waarborg voor een lening die bijvoorbeeld drie maanden geleden werd aangegaan. Die aandelen kunnen evenwel morgen perfect weer hoger noteren en quid als de beweging de andere richting uitgaat.

De euro-obligaties hebben hun voor- en tegenstanders. Ik kan een Duitse politicus begrijpen die zich afvraagt waarom hij in een systeem van euro- obligaties zou stappen en twee, drie of vier procent meer zou betalen dan strikt nodig voor de financiering van zijn land. Toch doet het EFSF-systeem vandaag niet veel anders. Als men via dit systeem overheidsobligaties van landen opkoopt, dan syndiceert men in feite het euro-obligatielandschap in Europa, zij het fractioneel.

Sommigen verdedigen het EFSF-systeem omdat we solidair moeten zijn met landen die het minder goed hebben gedaan. Dat zou dus betekenen dat we solidair moet zijn met mismanagement. De EFSF heeft niets met solidariteit te maken, maar voorkomt wel dat de bodem uit het systeem valt en zorgt ervoor dat uiteindelijk correct wordt terugbetaald.

Om al die redenen zal de Open Vld- fractie het voorliggend ontwerp steunen en voorts hoop ik dat we in samenspraak met andere partijen nog bijkomende praktische maatregelen kunnen nemen zoals ik zonet heb uiteengezet. Met bepaalde shortmaatregelen, het fiscaal voordeel voor staatsobligaties en de splitsing tussen deposito- en zakenbanken kan inderdaad economische destructieve speculatie bij de wortel worden aangepakt.

De heer Jacky Morael (Ecolo). - De Groenen, van oudsher Europese federalisten, zullen de twee wetsontwerpen uiteraard steunen. Zowel op Europees als op Belgisch vlak staan we immers voor een moeilijke situatie.

Europa maakt een systeemcrisis door: zij die nog geloven in het structurele karakter van deze crisis vergissen zich schromelijk. Die crisis is in 2008 ontstaan ingevolge het faillissement van Lehman Brothers.

Na dat opzienbarende faillissement en de gevolgen ervan hebben wij positieve en krachtige uitspraken gehoord die in de zin gingen van een grotere regulering van de markten en de financiën. Drie jaar later staan we zo goed als nergens.

Waar zijn de verhogingen van het eigen kapitaal van de banken? Waar is de scheiding tussen de depositobanken en de zakenbanken? Waar is de taks op de financiële transacties? Hoever staat het met de noodzakelijke oprichting van een onafhankelijk en openbaar ratingagentschap op Europees niveau?

Hoever staat het met de strijd tegen de fiscale paradijzen en de noodzakelijke harmonisering van de grondslag en de schalen van de vennootschapsbelasting. België past op dat vlak notionele intresten toe. Wat met de beperking van onfatsoenlijke bonussen die de leiders van de grote financiële instellingen zichzelf toewijzen? Waar zijn de euro-obligaties die het mogelijk zouden maken om de vraag naar kapitaal aan veel lagere tarieven onder elkaar te verdelen dan die nu aan sommige landen worden opgelegd?

Wat met de strijd tegen de CDS, de Credit Default Swaps? Het gaat hierbij om verzekeringspolissen die investeerders kunnen afsluiten om zich te beschermen tegen het niet betalen van een schuld. Logisch gezien zouden die polissen enkel moeten worden gekocht door degenen die obligaties bezitten die aanleiding kunnen geven tot ongerustheid, bijvoorbeeld wegens de toestand in Griekenland. Men stelt evenwel sinds enkele jaren vast dat die CDS speculatieproducten zijn geworden. Mensen die geen enkele Griekse overheidsobligatie hebben, speculeren op de beurs door CDS te verkopen en te kopen zodat de prijzen ervan stijgen.

De logica vereist dat de verkoop en koop van CDS aan instellingen en personen die geen enkele obligatie bezitten die verband houdt met die CDS, worden verboden of dat men het volume van die aankopen en verkopen beperkt in verhouding tot de obligaties die die instellingen of personen in bezit hebben.

Momenteel zijn enkel Duitsland en Oostenrijk bereid om die weg in te slaan. Wij kennen de houding van België nog niet. Ik hoop, mijnheer Reynders, dat ik binnenkort de gelegenheid zal krijgen om u te ondervragen over de houding van ons land over de beperking op speculatie met CDS. Het wordt tijd dat België zich aansluit bij de club van landen die die vorm van speculatie aan banden wil leggen.

In 2008 hebben sommige landen, zoals België, een ernstige saneringsinspanning gedaan. In twintig jaar is de schuld, door betwistbare en betwiste methodes, van meer dan 130% van het bbp gedaald tot minder dan 100% en de tendens ging nog altijd in dalende lijn. In 2008 was België genoodzaakt maatregelen te nemen om onze banken te redden van een onontkoombaar faillissement en om aldus ook het spaargeld van de burgers te redden. Bijgevolg zijn de tekorten opnieuw toegenomen en is de schuld opnieuw gestegen.

Diezelfde banken, die we hebben gered dankzij het geld van de belastingbetaler, beginnen opnieuw hetzelfde gedrag te vertonen dat heeft geleid tot de crisis, maar bovendien spellen ze ons de les en brengen ze de openbare financiën in gevaar, met name door op de spread te spelen - het verschil tussen de verkoop- en aankoopprijzen die door de broker worden voorgesteld - en op de rentevoeten die aan Duitsland worden opgelegd. Ze brengen aldus de sociale cohesie in gevaar omdat de besparingsprojecten bij de burgers onrust oproepen. Dat is uiteraard onaanvaardbaar.

België heeft aangetoond dat het in staat was budgettaire inspanningen te aanvaarden. Die inspanningen werden beloond. De tekorten en de schuld werden geleidelijk afgebouwd. Er kan geen sprake van zijn dat we tweemaal moeten betalen voor de sanering van de overheidsfinanciën. Dat zou het toppunt zijn.

Europa heeft een strategische vergissing gemaakt door te denken dat een monetaire unie en een gemeenschappelijke munt mogelijk waren zonder een sociaal, economisch, fiscaal en milieuvriendelijk Europa. Het was uiteraard onmogelijk de eenheidsmunt te beheren zonder een gemeenschappelijk beleid, maar zover staan we vandaag.

Vandaag moeten we Griekenland redden, niet alleen uit solidariteit, maar ook om egoïstische redenen.

Sommigen pleiten voor de uitstap van Griekenland uit de eurozone. Een aantal banken - dat is ook het geval in Frankrijk - hebben geïnvesteerd in Griekse overheidsobligaties. Als Griekenland niet betaalt, zouden die banken zwaar worden getroffen, met alle gevolgen van dien. Er zou opnieuw een overdreven reactie ontstaan op de markten. De problemen die we hebben gekend zouden nog worden versterkt en de eurozone zou in gevaar komen.

De uitstap van Griekenland uit de eurozone zou geen oplossing zijn. Zelfs bij een terugkeer naar een sterk gedevalueerde drachme, met alle sociale en financiële gevolgen die deze beslissing zou hebben voor de Griekse bevolking, is het evident dat de markten dat signaal zouden registreren en van Italië, Portugal, Ierland en Spanje de volgende doelwitten zouden maken, met dezelfde gevolgen.

We staan dus voor een egoïstische plicht van solidariteit. Of we nu overtuigde federalisten of anti-Europeanen zijn, wij hebben geen keus. Dat anderen handelen uit egoïsme ... Enkel het resultaat telt.

De Griekse bevolking gaat de zeer zware factuur betalen van de vergissingen en fouten van de opeenvolgende regeringen, zowel van links als van rechts: algemene fiscale fraude, een economie waarvan ongeveer de helft buiten de officiële circuits en de boekhoudkundige statistieken valt, vervalste overheidsbegrotingen ... Maar het is het Griekse volk en niet de regering die de factuur zal betalen en werkloosheid, armoede en bezuinigingen zal ondergaan.

De Grieken staan trouwens niet alleen. Alle Europese volkeren lopen gevaar, ook het Belgische. Er is sprake van besparingen, aanvallen op de pensioenen en de index, een verlaging van de sociale uitkeringen en lonen, een verlaging van de sociale uitgaven en dus de inkomsten en een verlaging van de openbare investeringen.

Die noodlottige spiraal zal leiden tot een inkrimping van de binnenlandse markt, tot een daling van de privé-investeringen en dus tot ontslagen en een recessie, waardoor we in een vicieuze cirkel zullen terechtkomen.

Wij moeten vaststellen dat de markten zich hebben vergist en dat ze geen enkel recht hebben om ons de les te spellen en ons voortdurend onder druk te zetten.

De solidariteit die de EU via dat solidariteitsmechanisme zal doorvoeren is een signaal van de democratieën aan de speculanten en de markten: `We zullen ons niet laten doen!' Daarom zullen Ecolo en Groen! die twee wetsontwerpen goedkeuren.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Blijkbaar is het Vlaams Belang de enige fractie die geen voorstander is van de maatregelen die een verdere uitbreiding van het noodfonds inhouden, wat we met dit wetsontwerp wettelijk vastleggen. We zullen het ontwerp verwerpen om een hele reeks redenen.

De eerste reden is dat dit wetsontwerp al het tweede bedrijf is in een Griekse tragedie. Griekenland is hier al meermaals ter sprake gebracht, maar toch probeert men de indruk te wekken dat het niet alleen om Griekenland gaat. Het noodfonds kan inderdaad ook voor andere PIGS-landen worden gebruikt, zoals Italië, Spanje of Portugal, maar vandaag gaat het toch vooral over Griekenland.

De cijfers van Griekenland liegen er niet om. In 2010 torste Griekenland een schuld van 328,6 miljard euro, liefst 142,8% van zijn bbp, een tekort dat opliep tot 10,5%. De Griekse economie is ook vandaag nog altijd bijzonder fragiel en wordt bedreigd door werkonderbrekingen en zelfs langdurige stakingen. De werkloosheid groeit nog altijd, bij de jongeren is ze nu al 40%. Het gaat dus absoluut niet goed met Griekenland en de vraag is of de hulp die wij via Europa bieden en die in het noodfonds nog wordt opgetrokken, wel toereikend zal zijn.

Griekenland doet het niet goed. Buiten het archeologische patrimonium worden de kroonjuwelen van de Griekse republiek in de etalage gezet. Momenteel zijn havens te koop, telecom- en postbedrijven, staatsloterij, spoorwegennet, luchthavens, snelwegen, het gasbedrijf, kortom alles staat momenteel geheel of gedeeltelijk te koop. Griekenland heeft inderdaad een sanering doorgevoerd die iedere Griek zo zwaar treft dat de toestand nog heel moeilijk te dragen is. Uitkeringen worden verlaagd of stopgezet, terwijl andere sociale voordelen zoals vakantiegeld en eindejaarspremies verdwijnen. Lonen zullen opnieuw dalen en de openbare sector zal moeten inkrimpen. Ik vrees dat al deze ingrijpende maatregelen, een soort van Grieks crashdieet, wel eens contraproductief zullen blijken te zijn voor Griekenland. Waar zijn we dan mee bezig, als we die ondersteunen, als wij Griekenland dat zichzelf op dit zeer strenge dieet heeft gezet, geld blijven toestoppen met nieuwe leningen en schulden blijven delgen met nieuwe leningen en nieuwe leningen door leningen laten dekken?

Door zichzelf die onhoudbare maatregelen op te leggen, heeft Griekenland nu al de laatste schijf van 12 miljard van het vorige goedgekeurde bedrag van 110 miljard van het Europese herstelfonds gekregen. Dat was blijkbaar ontoereikend. Bijgevolg moet er volgens mij dringend een meer fundamentele oplossing komen, want Griekenland stevent onvermijdelijk af op het bankroet en het toestoppen van nog meer geld werkt niet productief.

Het tweede pakket aan noodsteun, dat iedereen hier blijkbaar zal goedkeuren, lijkt onvermijdelijk, maar is volgens ons toch niet correct. Onze belastingbetaler mag niet blijven opdraaien voor leningen die dan gestort worden in de bodemloze put die Griekenland toch wel is.

De gevolgen van een Griekse tragedie voor de euro zijn niet te overzien. Alle saneringen ten spijt kent Griekenland een zeer zware budgettaire achteruitgang en de remedie blijkt erger dan de kwaal. De vraag is dan ook of het wel zin heeft om ten koste van alles Griekenland te blijven financieren. De voorbije maanden hebben verstandige mensen in heel Europa opgeroepen tot een begeleid vertrek van Griekenland uit de eurozone. Het mocht niet baten. Om het gezicht te redden van de Europese elite die de euro heeft ingevoerd en om roekeloze banken zoals de ACV-bank Dexia te redden, werd in 2011 nog maar eens een reddingspakket uitgedokterd van liefst 109 miljard euro, waarvan 3,7 miljard euro te betalen door de Belgische belastingbetaler. Daarmee komen we op meer dan 4 miljard euro belastinggeld van onze inwoners. De kostprijs is schokkend als men weet dat dit 259 euro per Belg betekent. Als men bovendien rekening houdt met het feit dat Vlaanderen met Brussel voor 71% de federale schatkist vult, dan betekent dit dat elke inwoner van Vlaanderen en Brussel maar liefst 271 euro moet betalen, terwijl een Waal 232 euro betaalt. Een doorsnee Vlaams gezin van vier betaalt dit jaar, alleen voor Griekenland, maar liefst 1084 euro.

Dat steunpakket diende ook enkel en alleen om Griekenland te redden. De euroramp in Griekenland heeft elk Vlaams gezin van vier in 2010 dus al meer dan 1000 euro gekost en in 2011 nogmaals 1000 euro. Sinds het begin van de crisis bedraagt de kostprijs per Vlaams gezin dus 2000 euro. Als Griekenland vroeg of laat failliet gaat, is dat geld van de Vlaamse en Belgische belastingbetaler definitief verloren. Bovendien heeft de Ecofin-Raad op 21 juli 2011 aan de `European Financial Stability Facility' nieuwe bevoegdheden toegekend, die met dit wetsontwerp worden ingevoerd. Zo kan de EFSF preventief leningen verstrekken aan eurolanden en staatsobligaties opkopen van private partijen zoals banken. Als dit ontwerp vandaag wordt goedgekeurd, behoren ook leningen aan landen die banken moeten redden tot de mogelijkheden. Ondanks al die bijkomende maatregelen krijgt de EFSF zelf niet zoveel bijkomende middelen om ze uit te voeren. Ik vraag me dan ook af of de EFSF wel voldoende gewapend is om de Europese schuldencrisis op te lossen. De financiële markt houdt nu al rekening met het feit dat Griekenland de EFSF-steun slechts voor de helft zal kunnen terugbetalen. Ik vrees dat eerst de banken zullen worden terugbetaald en dan pas de overheden, zodat de belastingbetaler voor alles zal moeten opdraaien. Een alternatieve oplossing kan er bijvoorbeeld in bestaan Griekenland op een ordentelijke manier tijdelijk of definitief uit de eurozone te laten stappen. Het land zou op die manier de kans krijgen een eigen budgettaire orde te scheppen. Een devaluatie van de munt zou de concurrentiepositie van Griekenland versterken en dus een duurzaam herstel ondersteunen waardoor het land op termijn misschien opnieuw tot de eurozone kan toetreden. Duitsland werkt trouwens al aan een plan B voor de redding van de Duitse banken en de stabilisering van de eurozone na de exit van Griekenland. Net als verschillende andere, vooral Duitse, politici pleitte ook voormalig EU-commissaris Bolkestein voor een exit. Blijkbaar wordt het standpunt van mijn partij geloofwaardiger in het buitenland. In de Senaat heb ik spijtig genoeg niemand gehoord die een andere oplossing voor Griekenland wil dan opnieuw geld toestoppen. Ook de financiële markt is er nagenoeg zeker van dat Griekenland zeer binnenkort failliet gaat. Deze week heeft Moody's bij een aantal Franse grootbanken de rating verlaagd ten gevolge van blootstelling aan Griekenland. Een nieuwe bankencrisis is absoluut niet ondenkbaar. Het geplande tweede Europese hulppakket kan beter worden gebruikt om de financiële instellingen te ondersteunen die door een Griekse schuldherstructurering in moeilijkheden zullen komen. Een schuldherstructurering binnen de eurozone zal waarschijnlijk ook niet te vermijden zijn. Er is helemaal geen gemakkelijke uitweg. Een zaak is duidelijk: het zijn nog steeds de Grieken die soeverein over hun lot moeten kunnen beslissen en niet de Europese oekaze. We moeten met een open geest het europroject ter discussie durven te stellen, zeker wat de PIGS-landen betreft - Griekenland, maar ook Spanje, Portugal en Italië. Een `noord- en een zuid-euro' moet bespreekbaar zijn. Ook het concept van een afgeslankte Europese Unie moet op tafel liggen in plaats van het hier voorliggende wetsontwerp dat Griekenland opnieuw geld toestopt.

Mevrouw Vanessa Matz (cdH). - De cdH-fractie zal de regeringsontwerpen goedkeuren. Ik wil wel drie bedenkingen formuleren.

Ik wil het eerst hebben over de context waarin de beslissing wordt genomen om het Europees Financieel Stabiliteitsfonds te versterken, wat bij sommige verstandige commentatoren vergelijkingen met de Titanic oproept. Ik ben het daar niet mee eens.

Toch is de toestand kritiek. Wij betalen vandaag de prijs voor drie decennia van steeds zwakkere groei, die gepaard ging met een steeds sterkere ongelijkheid en een grotere privé- en openbare schuldenlast. Die toestand werd vergemakkelijkt door een laks monetair beleid in de VS en een onverantwoordelijke financiële deregulering die onder Reagan, Bush en Clinton werd ingezet in de VS en door Thatcher en Blair in het Verenigd Koninkrijk. Aan die deregulering hebben de EU en haar lidstaten niet kunnen weerstaan. We betalen een hoge prijs voor drie decennia van neoliberalisme. We hebben ons laten misleiden door ideologen en laten beïnvloeden door financiële milieus die blind waren voor elke andere benadering dan die van de driemaandelijkse resultaten en de bonussen en stock options die daaraan zijn verbonden.

De crisis is niet vanzelf ontstaan, wij hebben er schuld aan. Amerika en Europa worden geconfronteerd met een systeemcrisis en zitten beide gevangen in de greep van een schuldafbouw en een naderende recessie. De aanbodeconomie volstaat niet langer om de groei te ondersteunen. Bovendien reageren de instrumenten om de vraag weer op gang te brengen niet meer: noch het begrotingsbeleid dat onder de druk van de noodzakelijke daling van de tekorten zit, noch het monetaire beleid. De intrestvoeten zijn al zo laag, in ieder geval in de VS en in Japan, dat sommigen spreken van een liquiditeitsval. Geconfronteerd met die onzekerheid verkiezen de ondernemingen en de gezinnen liquiditeiten op te stapelen en te sparen in plaats van te investeren, ondanks de zeer lage rentevoeten.

Overigens blijft de vraag buiten de Atlantische zone, met name vanuit Azië, zeer hoog maar met een overgewaardeerde euro, wat de paradox van de eurozone is. Enkel de price maker-economieën, zoals Duitsland, en de onderaannemers profiteren daarvan. Dat doet de kloof toenemen met de landen die door hun internationale specialisatie minder bevoordeeld zijn.

Het grootste risico dat we zouden kunnen nemen is te vervallen in handels- of monetair protectionisme om de stijging van de werkloosheid in te dammen. Het domino-effect of de terugslag die daaruit zouden voortvloeien, zouden vernietigend zijn op economisch en politiek vlak. Dat zou zonder twijfel een wereldwijde depressie en de desintegratie van de eurozone tot gevolg hebben en dus de verbrokkeling van de eengemaakte markt. Een systeemcrisis heeft als kenmerk dat oplossingen niet meer binnen in het systeem kunnen worden gevonden. Dat moet dus worden hervormd.

Die context werpt een somberder licht op de maatregel die we gaan goedkeuren. Het tijdsverschil tussen de principebeslissing van de Europese Raad van maart, het ontwerp van de regering in juli en de goedkeuring van het parlement, die vandaag zal plaatsvinden, maakt dat de tekst die ons nu wordt voorgesteld niet helemaal dezelfde meer is als degene die ons gisteren werd voorgesteld. Wat een beslissing over een garantie was, is wegens het ondertussen toegenomen risico op een faillissement van Griekenland, een beslissing over een reële uitgave geworden.

Ik kom tot mijn eerste vraag. Maakt het statuut van het krediet van de EFSF het beroep op de garantie van de lidstaten die garant staan hypothetisch of leidt het in gebreke blijven van een staat inderdaad tot zijn aanwending? Wat kan de impact op de bijdrage van België zijn bij een uittreding van Griekenland uit de euro, wat in principe niet is opgenomen in het verdrag, maar niet geheel ondenkbaar is volgens de juristen van de ECB?

Het gaat trouwens over een bedrag dat aanzienlijk kan zijn omdat het 10% van het bbp bedraagt. De schuldwaarborg - in principe 34,5 miljard - heeft een sneeuwbaleffect omdat niet alleen andere in gebreke blijvende landen zich bij het Griekse geval kunnen aansluiten, maar omdat deze landen hun eigen waarborgcapaciteit verliezen, die dan op de andere landen van de eurozone die garant staan, zou worden afgewenteld. Dat scenario is in het bijzonder onrustwekkend voor België, dat helaas opnieuw een schuldgraad heeft van bijna 100%.

Wij hebben nooit dichter gestaan bij een Japans scenario, dat een decennium van deflatie betekent. Als deel van een groter geheel, kunnen we daar echter aan ontsnappen. Enerzijds is, verschillend met Japan, het schuldniveau van de eurozone kleiner - 85,1% van het bbp - dan dat van de VS (95,8%) en van Japan (183,5%). Anderzijds is die schuld, zoals in Japan en in tegenstelling tot de VS, intern aan de eurozone en wordt ze grotendeels gefinancierd door het eigen spaargeld van die zone in haar geheel.

De eurozone verzwakt haar positie echter door de scheiding tussen het monetaire en het politieke beleid, die twee eigenaardigheden voortbrengt. De eerste houdt in dat elk land in de praktijk leent in euro, die geen eigen munt meer is omdat het geen controle meer heeft op de wisselkoers, in tegenstelling tot Amerika dat het wisselkoersbeleid gebruikt en misbruikt. Een tweede eigenaardigheid is dat een autonome budgettaire beleidsvoering inhoudt dat een fragmentatie van de Europese obligatiemarkt in stand wordt gehouden, wat doet speculeren dat een soevereine schuld wordt afgewogen tegenover een andere. Dat verhoogt bijgevolg de blootstelling van de eurozone aan het deflatierisico.

We staan dus voor een keuze: ofwel blijven we bij de EFSF waarvan de sterke intergouvernementele structuur de financiële markten aanzet tot het maken van een onderscheid en tot het viseren van de lidstaten volgens hun kwetsbaarheid en om het solidariteitsmechanisme van daaruit te ondergraven door zich te focussen op mogelijke soevereine schulden, ofwel gaan we nog verder en organiseren we een onderlinge verdeling die bestand is tegen de risico's van een soeverein tekort door dat onderscheid tussen staten onmogelijk te maken, anders gezegd, door een verdere versterking van de solidariteit en de discipline, de tegenprestatie ervan.

De EFSF, die wij zouden moeten versterken, heeft dus slechts zin als ze kadert in een groter en ambitieuzer plan, dat onverwijld in werking moet treden, dus liever voor dan na het Griekse bankroet of de uittreding van het land uit de eurozone.

Het is tijd dat de beleidsvoerders in de eurozone de teugels opnieuw in handen nemen en de markten deze keer in snelheid nemen, anders zullen die markten de lidstaten ruïneren en tegelijk zichzelf vernietigen door de banken in het bankroet te storten zonder dat de lidstaten ze deze keer kunnen redden.

De maatregelen die prioritair moeten worden genomen - ik weet hoe moeilijk ze zijn - hebben betrekking op het herstel, de onderlinge verdeling van de soevereine risico's en de tegenprestaties: de discipline, de fiscale harmonisatie, de speculatie en nieuwe kapitaalsinjecties voor de banken. Het gaat er dus om eerst de nog beschikbare herstelmarges optimaal te benutten.

De conversie van de nationale schulden in euro-obligaties zou in Europa een obligatiemarkt creëren, met veel liquiditeit en veel zekerheid, die bijgevolg minder duur zou zijn voor de staten die lenen. Het is trouwens niet nodig de euro-obligaties te beperken tot 60% van het bbp, aangezien het de bedoeling is de intrestlasten van de landen met een te grote schuldenlast te verminderen en een nieuwe economische groei te vergemakkelijken. Dat is echter slechts denkbaar onder de strikte voorwaarde dat ze zich effectief zullen onderwerpen aan strenge dwingende plannen om de schuldratio te beperken tot 60%. Daartegenover staat dat de waarschuwingen en sancties voor de landen die in overtreding zijn, een automatisch karakter moeten krijgen, onder meer door toepassing van de reverse majority in de Raad om een aanbeveling van de Commissie te verwerpen.

In afwachting van de waarborg van de eurobonds met gemeenschapsmiddelen voor de eurozone - een logische oplossing die momenteel echter buiten bereik is - moet de fiscale concurrentie die het vermogen en de budgettaire soevereiniteit ondermijnt, openlijk worden bestreden. Die fiscale concurrentie wordt vergemakkelijkt door het vrije verkeer van kapitaal en door de eenheidsmunt. We moeten dat bestrijden door een harmonisatie en een eventuele versterkte samenwerking met het oog op de invoering van een gemeenschappelijke belastinggrondslag voor de eurozone. Dat impliceert dat we Ierland en Estland zwaar onder druk moeten zetten en dat we maatregelen moeten nemen tot ontrading van fiscale concurrentie van clandestiene passagiers uit de rest van de EU. Hoe kunnen we die twee landen bijvoorbeeld doen afzien van fiscale concurrentie voor de vennootschapsbelasting en van het saboteren van de pogingen tot harmonisatie van een gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting in de eurozone?

Ook de fiscale paradijzen in de EU, een anomalie uit een ander tijdperk, moeten verdwijnen en de offshoreplaatsen moeten worden uitgeschakeld. Het markeren van de kapitalen - dat zou het echte nut zijn van een heffing op de financiële transacties - zou de opsporing van de ondergereguleerde en onderbelaste kapitalen mogelijk maken. Het vrije verkeer van kapitaal in de EU moet verzekerd blijven, maar het kan worden gereguleerd tussen de Europese Unie en de derde landen. Neen aan het handelsprotectionisme, maar, indien nodig, ja aan het toezicht op de kapitaalstromen.

Als bewarende maatregel moet de speculatie op de soevereine schuld van de staten in wederopbouw aan banden worden gelegd. Dat is mogelijk door een algemeen verbod op `naakte' CDS of short selling. Die beslissing mag niet langer op nationaal, maar op Europees vlak worden genomen.

Tot slot ben ik het eens met mevrouw Lagarde dat de banken nieuwe kapitaalsinjecties moeten krijgen. Dat betekent minder winst voor de aandeelhouders, maar minder kosten voor de belastingbetalers.

Het gaat hier uiteraard om een omvangrijk programma. We bevinden ons nu in een tijdperk waarin we moeten denken aan het ondenkbare. Niemand weet vandaag of Griekenland in de eurozone zal blijven.

Het ergste zou zijn dat Griekenland zou afhaken zonder dat de eurozone een grote sprong vooruit zou hebben gemaakt. We moeten dus anticiperen en een Europees leadership moet het vertrouwen van de burgers en van de markten herstellen. Dat leadership begint met een intergouvernementeel fonds, bijvoorbeeld de EFSF, om te komen tot euro-obligaties die steunen op een begroting van de eurozone.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Zeggen dat de eurozone in een onrustwekkende staat verkeert, is uiteraard een open deur intrappen. Het antwoord van de leidende figuren van de eurozone waarover we vandaag debatteren, is het juiste antwoord en de groenen zullen de tekst dan ook goedkeuren.

Tegelijkertijd moeten we erop wijzen dat dit antwoord zeker ontoereikend zal blijken. De voorbije dagen hebben we opnieuw heel wat onheilsberichten gehoord. Europa slaagt er maar niet in de financiële markten ervan te overtuigen dat het doeltreffend op de crisis antwoordt. De onheilstijdingen over het moeilijk te voorkomen faillissement van Griekeland tonen aan dat de neoliberale recepten van de Europese Commissie en van het IMF niet werken. Door Griekenland met ongeziene besparingsmaatregelen de armoede in te drijven, breken we de motor van zijn economische groei. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in mijn ogen niet alleen bij degenen die boven hun mogelijkheden hebben geleend. Er is ook het wanbeheer van de Griekse overheid, de lakse belastinginning, de onverantwoord hoge militaire uitgaven en de inefficiënte openbare diensten. Er was ook te weinig toezicht door de andere lidstaten die het allemaal te ver hebben laten komen. Men had de schuldgraad van de privésector beter in de gaten moeten houden.

Vraag is wat er dan nog allemaal nodig is. Zowel de afnemers als de verstrekkers van kredieten moeten bijdragen aan een oplossing voor de crisis. De banken niet laten meebetalen, zou onrechtvaardig zijn. Wij staan voor burden sharing, het delen van de lasten. Dat is noodzakelijk omdat de huidige toestand is veroorzaakt door collectief wanbeheer. Tegelijkertijd dragen ook politici uit heel Europa een verantwoordelijkheid. De Europese Unie moet versneld werk maken van een sterkere integratie van zijn economische beleid, minstens in de eurozone. De regeringsleiders in heel Europa hebben nu twee opties: stappen achteruit doen of een sprong voorwaarts maken. Wij kiezen uiteraard voor de tweede.

We kunnen nu terugkomen op de politieke en dus ook de economische integratie of gaan voor een sterkere economische integratie om de tekortkomingen te verhelpen, onder leiding van een economische EU-regering die stevige fiscale en macro-economische maatregelen kan nemen.

De groenen staan voor solidariteit in een land, maar ook tussen de EU-lidstaten. Die solidariteit moet uiteraard hand in hand gaan met verantwoordelijkheidszin van zowel de burgers als de lidstaten. Voor de groenen is deze financiële crisis dan ook een make or break-moment voor de toekomst van het Europese integratieproject. We moeten die crisis oplossen door onze overheids- en privéfinanciën opnieuw stevig te onderbouwen en door te investeren in a green new deal die van Europa een pionier maakt van een duurzame samenleving van de 21ste eeuw.

We moeten nu ook het klimaatperspectief een centrale plaats geven bij de uitbouw van een duurzame economie. Als we daarin niet slagen, zal Europa niet langer in staat zijn te zorgen voor de levenskwaliteit van zijn burgers en voor sociale gerechtigheid en dan maken we ons irrelevant op wereldvlak.

Nog een laatste bedenking. Sinds de federale verkiezingen van 2007, en eigenlijk al veel vroeger, wachten de burgers van ons land op een oplossing voor de communautaire problemen omdat we dan eindelijk de economische en sociale problemen en uitdagingen kunnen aanpakken. Groen! en Ecolo hebben zich bij die onderhandelingen steeds zeer constructief opgesteld. De onrust op de financiële markten en de eurocrisis herinneren er ons elke dag aan dat de speeltijd nu echt voorbij is. Onze gezinnen en bedrijven hebben een sterke regering en een begroting nodig. Wie deze signalen negeert en alle problemen wil afschuiven op een andere taalgroep speelt met het welzijn van dit land.

Ik wens de onderhandelaars dan ook zeer veel succes, want vandaag zou het wel eens het moment van de laatste kans kunnen zijn.

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Ik dank de senatoren voor hun steun voor het belangrijke ontwerp betreffende de Europese faciliteit. Ik begrijp de verschillende vragen in verband met een eventuele nieuwe inspanning op Europees niveau. Ik vind het echter nuttiger een betere begrotingsintegratie na te streven en misschien nog andere instrumenten, bijvoorbeeld de eurobonds, uit te werken. Voor ons is het belangrijkste punt nu echter de correcte uitvoering van de beslissingen van maart en juli.

Als we behoren tot de eerste staten die de beslissingen van de EU uitvoeren, zullen we met des te meer legitimiteit nieuwe stappen kunnen eisen. Laten we realistisch zijn: vandaag komt het erop aan te tonen dat wij in staat zijn de Europese beslissingen uit te voeren.

Ik dank iedereen die de ontwerpen zal goedkeuren.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (Stuk 5-1218) (Evocatieprocedure)

(Zie de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp, stuk Kamer 53-1714/5.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (Stuk 5-1219) (Evocatieprocedure)

(Zie de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp, stuk Kamer 53-1715/5.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (Stuk 5-1218) (Evocatieprocedure)

Stemming 1

Aanwezig: 58
Voor: 44
Tegen: 4
Onthoudingen: 10

-De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (Stuk 5-1219) (Evocatieprocedure)

Stemming 2

Aanwezig: 59
Voor: 55
Tegen: 4
Onthoudingen: 0

-De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

(De vergadering wordt gesloten om 12.10 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Temmerman, in het buitenland, mevrouw Vogels, de heren Brotchi, Sevenhans, Vandenbroucke en Vande Lanotte, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 58
Voor: 44
Tegen: 4
Onthoudingen: 10

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.

Onthoudingen

Frank Boogaerts, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Inge Faes, Liesbeth Homans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe.

Stemming 2

Aanwezig: 59
Voor: 55
Tegen: 4
Onthoudingen: 0

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.

Indiening van een voorstel

Het volgende voorstel werd ingediend:

Voorstel tot herziening van de Grondwet:

Herziening van artikel 23 van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht, zie "Belgisch Staatsblad" nr. 135 - Ed. 2 van 7 mei 2010) (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5-1197/1).

-Dit voorstel zal worden verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Samenstelling van commissies

Bij de Senaat zijn voorstellen ingediend tot wijziging van de samenstelling van bepaalde commissies:

Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden:

Commissie voor de Justitie:

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden:

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden:

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en Landsverdediging:

Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden:

Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies:

Evocaties

De Senaat heeft bij boodschappen van 13 september 2011 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen:

Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (Stuk 5-1218/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (Stuk 5-1219/1).

Boodschappen van de Kamer

Bij boodschappen van 20 juli 2011 en 13 september 2011 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsontwerp betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank (Stuk 5-1189/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Artikel 78 van de Grondwet

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 5-1180/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie wat de bereikbaarheid van de nooddiensten betreft (Stuk 5-1181/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 74/9 in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, inzake het verbod op het opsluiten van kinderen in gesloten centra (Stuk 5-1182/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (Stuk 5-1183/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de programmawet van 23 december 2009, wat de steun aan de landbouw betreft (Stuk 5-1184/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt wat de vereisten om tot notaris benoemd te worden betreft (Stuk 5-1185/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken (Stuk 5-1186/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en van het Sociaal Strafwetboek (Stuk 5-1187/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie betreft (Stuk 5-1188/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wat de termijnen voor herhaling van verkeersmisdrijven betreft (Stuk 5-1190/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (Stuk 5-1191/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg teneinde de fietsers toe te staan in bepaalde gevallen de verkeerslichten voorbij te rijden (Stuk 5-1192/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, teneinde de fietsstraat te verankeren in het verkeersreglement (Stuk 5-1193/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (Stuk 5-1194/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 22 juli 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2011.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de `European Financial Stability Facility' en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (Stuk 5-1219/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 september 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

Artikel 80 van de Grondwet

Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (Stuk 5-1218/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 september 2011; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 25 oktober 2011.

Indiening van wetsontwerpen

De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, gedaan te Lanzarote op 25 oktober 2007 (Stuk 5-1204/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol nr. 12 bij het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, gedaan te Rome op 4 november 2000 (Stuk 5-1205/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa

De volgende wijziging wordt voorgesteld in de samenstelling van de Senaatsafvaardiging bij de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa:

De heer Piet De Bruyn zou de heer Patrik De Groote vervangen als vertegenwoordiger.

De heer Luc Sevenhans verzaakt aan zijn mandaat als plaatsvervangend vertegenwoordiger.

-Hiervan zal kennis worden gegeven aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de voorzitter van de Europese vergadering.

Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa (OVSE)

Bij de Senaat is een voorstel ingediend tot wijziging van de samenstelling van de delegatie in de Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa (OVSE).