2-3

Belgische Senaat

Buitengewone Zitting 1999

Plenaire vergaderingen

Woensdag 14 juli 1999

Beknopt Verslag


Inhoudsopgave

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van de gecoöpteerde senatoren

Onderzoek van de geloofsbrieven van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat uitstel heeft verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen

Benoeming van het Vast Bureau

Toespraak van de voorzitter

Benoeming van de Senaatsafvaardiging in de parlementaire overlegcommissie

Regeling van de werkzaamheden

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Louis Tobback, voorzitter van het voorlopig bureau

(De vergadering wordt geopend om 14.55 uur.)

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van de gecoöpteerde senatoren

Onderzoek van de geloofsbrieven van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat uitstel heeft verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen

De voorzitter. - Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuwe leden, van de gecoöpteerde senatoren alsmede van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat uitstel had verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen.

Het woord is aan mevrouw Leduc om voorlezing te doen van het verslag van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD), rapporteur. - Uw commissie heeft de geloofsbrieven onderzocht van mevrouw Van Riet, de heer Geens en de heer Destexhe, senatoren-opvolgers die in aanmerking komen om de heren Verwilghen, Verhofstadt en Michel te vervangen overeenkomstig artikel 50 van de Grondwet en artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931.

Ze heeft vervolgens de geloofsbrieven onderzocht van de dames Kaçar en Cornet d’Elzius, senatoren-opvolgers die in aanmerking komen om respectievelijk mevrouw Vogels en de heer Hasquin te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931.

Aangezien de geloofsbrieven van deze opvolgers op 1 juli jongstleden door onze assemblee geldig verklaard zijn, heeft uw commissie het niet nodig geacht een bijkomend onderzoek te verrichten.

Bijgevolg heeft ze de eer mevrouw Van Riet, de heer Geens en de heer Destexhe enerzijds en de dames Kaçar en Cornet d’Elzius anderzijds toe te laten als lid van de Senaat.

Anderzijds heeft de commissie kennis genomen van de aanwijzingen op 13 juli 1999 door de Agalev-fractie van de Vlaamse Raad en door de PRL-FDF-MCC-fractie van de Franse Gemeenschapsraad, overeenkomstig artikel 211, §7, van het Kieswetboek, om te voorzien in de vervanging van mevrouw Dua enerzijds en van de heer Miller, ontslagnemend, anderzijds.

Het gaat respectievelijk om de heer Malcorps en de heer De Decker.

De commissie acht de procedure van het onderzoek van de geloofsbrieven overbodig aangezien dit onderzoek reeds verricht is door de bevoegde assemblee.

Uw commissie stelt dan ook voor de heer Malcorps en de heer De Decker toe te laten als lid van de Senaat.

Bovendien moest uw commissie de geloofsbrieven van de gecoöpteerde senatoren onderzoeken.

Ze heeft kennis genomen van de lijsten die de fracties overeenkomstig artikel 220, §3, van het Kieswetboek aan de griffier van de Senaat gezonden hebben.

Aangewezen zijn:

Overeenkomstig artikel 67, §1, 6°, van de Grondwet:

- voor de Agalev-fractie: de heer Maertens;

- voor de SP-fractie: mevrouw Lindekens;

- voor de VLD-fractie: mevrouw Kestelyn-Sierens en de heer Remans;

- voor de Vlaams Blok-fractie: de heer Creyelman;

- voor de CVP-fractie: mevrouw De Schamphelaere.

Overeenkomstig artikel 67, §1, 7°, van de Grondwet:

- voor de PS-fractie: mevrouw Laloy en de heer Santkin;

- voor de PRL-FDF-MCC-fractie: de heer Malmendier;

- voor de PSC-fractie: mevrouw Nyssens.

Uw commissie heeft vastgesteld dat het aantal namen voor elke lijst overeenstemt met het aantal toegekende zetels.

Bovendien hebben de gekozenen bewezen dat ze voldoen aan de door de Grondwet gestelde verkiesbaarheidsvoorwaarden.

Uw commissie heeft dan ook de eer voor te stellen de voornoemde tien personen toe te laten als lid van de Senaat.

Ten slotte had de Senaat tijdens zijn vergadering van 1 juli jongstleden op voorstel van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven besloten een uitstel van zeven dagen te verlenen aan de heer Van Bouchaute, mevrouw Colombie-Wenmeekers en de heer Cammarata, senatoren-opvolgers die op 13 juni 1999 verkozen zijn en die op die datum het bewijs van hun verkiesbaarheid nog niet geleverd hadden.

Uw commissie heeft de dossiers van deze verkozenen heden opnieuw onderzocht en heeft vastgesteld dat ze voldoen aan al de door de Grondwet gestelde verkiesbaarheidsvoorwaarden.

Uw commissie stelt dan ook voor de geloofsbrieven van deze personen als senatoren-opvolgers geldig te verklaren.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Het verwondert mij dat in het verslag niet wordt verwezen naar artikel 67, § 2 van de Grondwet. Dit artikel bepaalt dat één van de Nederlandstalige senatoren zijn domicilie in Brussel-Hoofdstad moet hebben. Deze bepaling werd eenvoudigweg niet onderzocht. Men heeft de reden waarom er niet aan moet worden tegemoetgekomen, ook niet geformuleerd. Het is bijzonder onzorgvuldig van de commissie dat zij een grondwetsbepaling zomaar terzijde schuift en niet eens motiveert waarom ze niet wordt nageleefd. Ik zou daarvoor graag een verklaring krijgen.

De voorzitter. - Mijnheer Vandenberghe, aangezien u daar ook aanwezig was, weet u dat ik daarnet de fractieleiders van alle partijen in een officieuze vergadering bij elkaar heb geroepen om het verloop van de vergadering van vanmiddag te bespreken. Ik stel vast dat op dat ogenblik niemand dit probleem heeft opgeworpen.

Bovendien weet u zeer goed dat de diensten het onderzoek van de geloofsbrieven op zich nemen en de vergadering van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven grondig voorbereiden. Deze commissie heeft zojuist in het bureau van de griffier vergaderd.

Op uw vraag werd reeds bij een vorige gelegenheid een antwoord gegeven. U kent dus net zo goed als ik het antwoord, namelijk dat men het alleen kan betreuren dat geen Nederlandstalige senator zijn woonplaats in Brussel-Hoofdstad heeft. Iedereen is zich daarvan bewust, maar in de Grondwet is geen enkele sanctie opgenomen voor de niet-naleving van deze bepaling. In de Grondwet of in een of andere uitvoeringswet, die wijze senatoren of kamerleden hebben opgesteld, staat ook nergens vermeld wie zich moet opofferen om aan deze bepaling te kunnen voldoen.

Deze discussie werd eveneens gevoerd bij een vorige samenstellingsvergadering van de Senaat. Ik wil niet dat men de diensten op dit punt iets verwijt. Zij hebben mijn aandacht daarop gevestigd.

Bovendien heb ik hier bij mij de Handelingen van 1 juli. Daarin lees ik op pagina 6: "Bovendien heeft uw commissie vastgesteld dat aan het voorschrift van artikel 67, § 2, eerste lid van de Grondwet nog niet is voldaan aangezien geen enkele senator gekozen door het Nederlandse kiescollege op de dag van zijn verkiezing zijn woonplaats in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad had."

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Nog niet!

De voorzitter. - Natuurlijk, maar we hebben er wel de aandacht op gevestigd. Wat kan de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven meer doen dan vaststellen dat er nog altijd niet aan deze bepaling is voldaan?

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Het minste dat een commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven kan doen is nagaan of alle grondwetsartikelen zijn gerespecteerd. In welk land komen wij terecht als aan de ene kant de overheid al haar beslissingen uitvoerig moet motiveren en aan de andere kant de Senaat zomaar beslist geen rekening te houden met een van de artikelen van de Grondwet, zonder daarvan zelfs maar gewag te maken in het verslag van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven. Dat is toch niet ernstig!

De voorzitter. - Ik ben het met dit standpunt niet eens. Ikzelf en al de leden van de commissie zijn zich ten volle bewust van het probleem maar achten het weinig zinvol hierover te blijven jammeren, aangezien niemand weet op welke manier het kan worden opgelost. Ik wil best samen met u aan de klaagmuur gaan staan, mijnheer Vandenberghe, en mij tot de Voorzienigheid wenden in de hoop dat zij ons een oplossing aanreikt. De vorige grondwetgever heeft daar alleszins niet voor gezorgd. Hopelijk doet de volgende dat wel. Als toekomstig lid van de commissie voor de Institutionele Hervormingen engageer ik mij persoonlijk om dit probleem samen met u uit de wereld te helpen.

Omdat de oppositie altijd het laatste woord heeft, geef ik u alsnog de gelegenheid om hierop te reageren.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - De meerderheid heeft het laatste woord alleen bij de stemming, mijnheer de voorzitter. Daar komt het per slot van rekening op aan.

De CVP-fractie blijft bij haar oorspronkelijk standpunt en vraagt derhalve een afzonderlijke stemming over het deel van het verslag dat handelt over de geloofsbrieven van de gecoöpteerde senatoren. Wij willen de goedkeuring van de geloofsbrieven van de andere senatoren die vandaag de eed afleggen helemaal niet betwisten.

De voorzitter. - Voor de goede orde en om aan de vraag van de heer Vandenberghe tegemoet te komen, breng ik nu de besluiten van het verslag betreffende de gecoöpteerde senatoren in stemming.

- De besluiten van het verslag betreffende de gecoöpteerde senatoren worden aangenomen bij zitten en opstaan.

- De besluiten van het verslag betreffende de nieuwe leden en de senatoren-opvolgers worden eenparig aangenomen bij zitten en opstaan.

De voorzitter. - Ik verzoek de leden wier geloofsbrieven geldig zijn verklaard, de grondwettelijke eed af te leggen.

- Mevrouw Iris Van Riet en de heer André Geens leggen de eed af in het Nederlands, de heer Alain Destexhe legt de eed af in het Frans, mevrouw Meryem Kaçar legt de eed af in het Nederlands, mevrouw Christine Cornet d’Elzius legt de eed af in het Frans, de heer Johan Malcorps legt de eed af in het Nederlands, de heer Armand De Decker legt de eed achtereenvolgens af in het Frans en in het Nederlands, de heer Michiel Maertens, mevrouw Kathy Lindekens, mevrouw Mimi Kestelyn-Sierens, de heer Jan Remans, de heer Frank Creyelman en mevrouw Mia De Schamphelaere leggen de eed af in het Nederlands, mevrouw Marie-José Laloy, de heren Jacques Santkin en Jean-Pierre Malmendier leggen de eed af in het Frans, mevrouw Clotilde Nyssens legt de eed achtereenvolgens af in het Frans en in het Nederlands.

De voorzitter. - Ik geef deze leden akte van hun eedaflegging en verklaar hen aangesteld in hun functie van senator. (Applaus)

Benoeming van het Vast Bureau

De voorzitter. - Overeenkomstig artikel 8 van ons Reglement gaat de Senaat, door afzonderlijke stemming, over tot de benoeming:
1. van een voorzitter;
2. van een eerste ondervoorzitter;
3. van een tweede ondervoorzitter;
4. van een derde ondervoorzitter;
5. van drie quaestoren.

De benoeming van de quaestoren geschiedt bij geheime lijststemming.

Volgens de bepalingen van artikel 9 wordt de voorzitter slechts verkozen verklaard indien hij de volstrekte meerderheid der stemmen van de aanwezige leden behaalt.

Conform ditzelfde artikel geschieden al deze benoemingen met inachtneming van de in artikel 84 bepaalde evenredige vertegenwoordiging van de fracties, overeenkomstig artikel 82.

Ik heb met de voorzitters van de verschillende fracties een gesprek gehad om te kunnen tegemoetkomen aan de bepalingen van het alleszins ingewikkelde en onduidelijke artikel 8 van ons reglement, dat moet worden gelezen samen met de artikelen 9, 52 en 54. Ik heb getracht een consensus te bereiken voor de aanwijzing van de leden van het Vast Bureau. Ik meen dat we daarin min of meer zijn geslaagd, indien tenminste iedereen zich houdt aan wat hij mij daarstraks heeft toegezegd.

We zullen zo dadelijk de voorzitter verkiezen. Ik zal de PRL vragen een voorzitter voor te stellen. Ik zal aan de CVP vragen om een eerste ondervoorzitter voor te stellen, aan de PS om een tweede ondervoorzitter voor te stellen, aan het Vlaams Blok om een derde ondervoorzitter voor te dragen, aan de VLD, de SP en Ecolo om elk een quaestor voor te stellen. Op die manier wordt beantwoord aan de bepalingen van het reglement en wordt de voorgeschreven proportionaliteit gerespecteerd. Ik geef toe dat er discussies mogelijk zijn over de volgorde, maar ik stel voor dat de nieuwe voorzitter dat probleem tracht uit te klaren. Hij zal zich daarmee de komende vier jaar kunnen bezighouden en ik zal hem daarbij graag observeren.

Wij gaan nu over tot de verkiezing van de voorzitter.

De heer Philippe Monfils (PRL-FDF-MCC) - Ik draag de kandidatuur voor van de heer Armand De Decker.

De voorzitter. - Aangezien hij de enige kandidaat is, verklaar ik de heer Armand De Decker gekozen tot voorzitter van de Senaat. (Applaus.)

Wij gaan over tot de verkiezing van de eerste ondervoorzitter.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Ik draag de kandidatuur voor van mevrouw Sabine De Bethune.

De voorzitter. - Aangezien zij de enige kandidaat is, verklaar ik mevrouw Sabine De Bethune gekozen tot eerste ondervoorzitter van de Senaat. (Applaus.)

Wij gaan over tot de verkiezing van de tweede ondervoorzitter.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik draag de kandidatuur voor van de heer Jean-Marie Happart.

De voorzitter. - Aangezien hij de enige kandidaat is, verklaar ik de heer Jean-Marie Happart gekozen tot tweede ondervoorzitter van de Senaat. (Applaus.)

Wij gaan over tot de verkiezing van de derde ondervoorzitter.

De heer Wim Verreycken (Vl. Blok). - Ik draag de kandidatuur voor van de heer Joris Van Hauthem.

De voorzitter. - Aangezien hij de enige kandidaat is, verklaar ik de heer Joris Van Hauthem gekozen tot derde ondervoorzitter van de Senaat. (Applaus.)

Wij gaan over tot de verkiezing van drie quaestoren.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Ik draag de kandidatuur voor van de heer Jacques Devolder.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP). - Ik draag de kandidatuur voor van de heer Guy Moens.

Mevrouw Marie Nagy (Ecolo). - Ik draag de kandidatuur voor van de heer Josy Dubié.

De voorzitter. - Aangezien het aantal voorgedragen kandidaten gelijk is aan het aantal te begeven mandaten, verklaar ik de heren Jacques Devolder, Guy Moens en Josy Dubié gekozen tot quaestoren van de Senaat. (Applaus.)

Ik herinner eraan dat, naast deze pas benoemde leden, ook de voorzitters van de negen fracties die zijn vertegenwoordigd in de vaste commissies, van het Bureau deel zullen uitmaken.

Hiermee is het vast bureau samengesteld. Ik dank het personeel en de beide griffiers die me bijstonden in mijn zware taak.

De heer Patrick Vankrunkelsven (VU-ID). - Ik wil na deze samenstelling van het Bureau heel even het woord vragen.

Naast de vandaag gekozen leden van het Bureau maken hiervan ook deel uit de voorzitters van de 9 fracties die in de commissies vertegenwoordigd zijn. Ik spreek hier namens drie senatoren die een beetje verweesd achterblijven. Wij zijn de enigen die op geen enkele manier in het Bureau vertegenwoordigd zijn en die geen stemrecht hebben in de commissies. Ik weet natuurlijk dat wij dit probleem vandaag niet kunnen oplossen, maar wil de Senaat vragen hiervoor in de nabije toekomst een oplossing te zoeken. Wij zijn van mening dat ook de kleinste fractie van de Senaat stemrecht moet krijgen in de commissies.

Ik wil hieraan nog de bedenking vastknopen dat ook de dotaties voor de wetenschappelijke medewerkers voor deze drie senatoren gehalveerd worden. Het argument hiervoor is dat onze fractie geen stemrecht heeft in de commissies. De logica hiervan ontgaat mij volkomen, aangezien wij als kleine fractie harder zullen moeten werken om al de werkzaamheden van de Senaat te kunnen volgen. Ik verzoek het Bureau om ook aan deze kwestie de nodige aandacht te besteden.

Ten slotte stel ik als nieuwe senator tot mijn spijt vast dat de commissies hun werkzaamheden in beslotenheid verrichten. Voor ons is de openbaarheid niet meer dan vanzelfsprekend.

De voorzitter. - Ik sta op het punt mijn macht als voorzitter over te dragen aan het nieuwe Bureau en kan daar dus niet veel over zeggen. Dit soort opmerkingen en discussies horen thuis op het Bureau en de Quaestuur van de Senaat en op de andere daartoe geëigende organen en plaatsen. Mij rest alleen de aangename plicht de plaats te ruimen voor de door de Senaat unaniem verkozen voorzitter, de heer Armand De Decker.

Toespraak van de voorzitter

De voorzitter. - Waarde collega’s,

De auteurs van het reglement van de Senaat hebben blijk gegeven van grote wijsheid door het voorlopige voorzitterschap van de Assemblee toe te kennen aan de aftredende senator die gedurende de langste tijd een parlementair mandaat heeft uitgeoefend. Het gezag, de kundigheid en de sereniteit waarmee de heer Tobback onze eerste vergaderingen heeft geleid, bewijzen dat ten volle. In naam van ons allen wil ik hem daar hartelijk voor danken.

Mijn dank gaat tevens uit naar onze twee jongste leden, die hem hebben bijgestaan.

Mijn grote erkentelijkheid gaat uit naar u allen, voor de eer die u mij betuigt door mij tot voorzitter van de Senaat te kiezen. Ik dank u voor het vertrouwen dat u aldus in mij stelt. Ik besef zeer goed dat met dit mooie en edele ambt een grote verantwoordelijkheid gepaard gaat.

U moet ook weten dat ik al heel wat ervaring heb in bureaus van Assemblees, maar geen enkele functie kan mij zo verheugen als het voorzitterschap van de Hoge Vergadering, dat ik dankzij u mag waarnemen.

Nu ik deze nieuwe verantwoordelijkheid opneem, gaat mijn eerste gedachte naar allen die mij gedurende mijn reeds lange loopbaan hebben vergezeld. Mijn tweede gedachte gaat vanzelfsprekend naar mijn illustere voorganger.

Frank Swaelen heeft het voorzitterschap gedurende meer dan een decennium waargenomen. Hij heeft dus zeker zijn stempel gedrukt op de Hoge Vergadering. Een Belgisch dagblad heeft hem trouwens ooit voorgesteld onder de titel : "Le Sénat fait homme". Men kan over hem niet spreken zonder het over de Senaat zelf te hebben. Hij wordt immers met de instelling vereenzelvigd, zozeer heeft hij een deel van haar geschiedenis belichaamd.

Voor hem was de belangrijkste voorwaarde voor de goede werking van de instelling de vertrouwensrelatie tussen de Assemblee en haar voorzitter. Dat vertrouwen heeft hij weten te winnen door zijn bereidheid tot luisteren, zijn zin voor evenwicht, zijn kalmte en zijn hoffelijkheid.

Hij heeft de zware taak gehad voorzitter te zijn van een instelling die de grootste hervorming in haar geschiedenis meemaakte. Dat die hervorming op vele punten een succes is gebleken, is in grote mate te danken aan Frank Swaelen. Hij heeft de nieuwe Senaat geholpen zijn weg te vinden en heeft dat gedaan met loyaliteit en met grote overtuiging.

De hervorming van 5 mei 1993 heeft het federaal Parlement willen omvormen tot een moderne en doelmatig werkende instelling door de specialisering van de Assemblees in te voeren en de wetgevingsprocedure te rationaliseren.

Wij denken daarbij terug aan de omstandige en soms kritische balans die mijn voorganger zelf een jaar geleden heeft opgemaakt in zijn laatste openingsrede. Nu we aan de vooravond staan van een nieuwe zittingsperiode, is het raadzaam daar lering uit te trekken en samen na te denken over het herstellen van het volledige tweekamerstelsel, waarin de rol van de Senaat niet langer beperkt blijft tot het evoceren van wetsontwerpen, een werkwijze die zowel ingewikkeld is als onbevredigend werkt.

De Senaat heeft zijn reflectie toegespitst op het institutionele werk. Onze Assemblee is een bij uitstek federale instelling en blijkt aldus de ideale ontmoetingsplaats te zijn voor de gemeenschappen en dus ook voor de gewesten. Tijdens de jongste zittingsperiode heeft de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden de werking van de federale structuren onder de loep genomen, weliswaar niet in het licht van de schijnwerpers doch wel met niet aflatende ijver. Haar werkzaamheden hebben een bijzonder omstandig rapport opgeleverd, dat de problemen opsomt die volgen uit de thans geldende verdeling van de bevoegdheden in de federale Staat. Mijn overtuiging is het, dat dit rapport het uitgangspunt vormt voor de werkzaamheden op het institutionele vlak hier of elders.

Ook op een ander vlak moet onze Assemblee een belangrijke rol spelen : dat van de internationale betrekkingen. Ik verwijs hier naar de indrukwekkende prestatie die de Onderzoekscommissie inzake de gebeurtenissen in Rwanda heeft geleverd, waarvan de aanbevelingen rechtstreeks invloed hebben gehad op de deelname van onze strijdkrachten aan internationale vredesmissies. Volgens de Grondwet heeft de Senaat voorrang wat de internationale aangelegenheden betreft. Het lijkt mij essentieel dat hij op dat punt zijn werking nog verruimt door aandacht te besteden aan de onderhandelingen ter voorbereiding van de belangrijke multilaterale verdragen en door de regering bij te staan om de ratificatieprocedure van die verdragen te bespoedigen.

Hetzelfde geldt voor de Europese aangelegenheden die zo belangrijk zijn voor ons land met zijn Europese hoofdstad. Tijdens de volgende zittingsperiode staan wij voor een aantal zaken van primordiaal belang : de perspectieven inzake de verruiming van de Europese Unie, de hervorming van haar instellingen, de invoering van de euro en het toekomstige Belgische voorzitterschap. Die vraagstukken moeten in mijn ogen de debatten van onze Assemblee bezielen. Ook een snellere omzetting van de Europese richtlijnen in ons interne recht moet een van onze voornaamste streefdoelen zijn.

Sedert zijn ontstaan kan de Senaat bogen op kwalitatief hoogstaand werk, alsook op een uitmuntende geest van samenwerking tussen zijn leden, over de politieke en communautaire tegenstellingen heen.

U kunt ervan overtuigd zijn dat ik, als nieuwe voorzitter van deze instelling alles in het werk zal stellen opdat het tijdens de volgende zittingsperiode zo mag blijven. Aangezien ik ook de jongste Senaatsvoorzitter ben sinds de verkiezing van graaf Henri de Mérode in 1902, zult u niet verbaasd zijn als ik zeg dat ik in het bijzonder aandacht zal schenken aan het imago van onze Assemblee en aan de moderne communicatietechnieken.

Ik verklaar de Senaat voor samengesteld. Hiervan zal kennis worden gegeven aan de Koning, aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, en ook aan de gewest- en gemeenschapsraden. (Applaus.)

Benoeming van de Senaatsafvaardiging in de parlementaire overlegcommissie

De voorzitter. - Nu het Vast Bureau is samengesteld, dient de Senaat, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 6 april 1995 en artikel 19 van het Reglement, onmiddellijk over te gaan tot de benoeming van zijn afvaardiging in de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet.

Deze afvaardiging telt elf leden, onder wie de voorzitter van de Senaat, die worden benoemd volgens de regels bepaald in artikel 84. Voor elke lijst van vaste leden worden op dezelfde wijze een gelijk aantal plaatsvervangers benoemd.

Ingevolge genoemde evenredige vertegenwoordiging van de fracties, werd ik in het bezit gesteld van de volgende lijst van kandidaten:

- voor de VLD: de heer André Geens en mevrouw Jeannine Leduc;

- voor de CVP: mevrouw Sabine De Bethune en de heer Hugo Vandenberghe;

- voor de PS: de heren Jean-François Istasse en Philippe Mahoux;

- voor de PRL-FDF-MCC: de heer Armand De Decker;

- voor het Vlaams Blok: de heer Wim Verreycken;

- voor de SP: de heer Guy Moens;

- voor Ecolo: mevrouw Marie Nagy;

- voor Agalev: de heer Frans Lozie.

Aangezien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal te begeven mandaten, verklaar ik betrokkenen gekozen tot vaste leden van de parlementaire overlegcommissie.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Ik nodig de leden van het Bureau, dat wij zopas hebben benoemd, uit op een korte vergadering onmiddellijk na het einde van deze plenaire vergadering.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - De nieuwe regering heeft de communicatie met de burgers, dus met hun vertegenwoordigers, hoog in haar vaandel geschreven, en dat is uistekend! Tijdens de onderhandelingen werd elke dag een persconferentie georganiseerd om ons - zowel de gekozenen als de burgers – op de hoogte te houden van de evolutie van deze onderhandelingen. Die zijn nu afgerond: er zijn prioriteiten vastgesteld, er is een regering gevormd en vandaag wordt de regeringsverklaring afgelegd in de Kamer. Ik weet goed welke rol de Senaat op constitutioneel niveau toekomt. Toch zou ik het normaal en ook sympathiek vinden dat de regering ook een mededeling doet in de Senaat. Zoals de heer Lallemand , van wie ik betreur dat hij hier niet bij ons is, zei, bezit de Senaat de grootste democratische legitimiteit omdat hij voor het grootste deel is samengesteld uit personen die door het gehele Nederlandstalige en Franstalige kiescollege gekozen zijn, en verder uit vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten en personen die door die twee zijn gecoöpteerd. Ik merk ook op dat heel wat federale ministers uit de Senaat komen en hier als parlementslid twee weken geleden de eed hebben afgelegd. Ik denk daarbij aan de eerste minister, de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken.

Zou het dan niet normaal zijn dat de eerste minister ook naar de Senaat komt om zijn prioriteiten toe te lichten, uiteraard vóór 21 juli, om onze welverdiende vakantie niet in de war te sturen? (Applaus van de PSC).

M. Philippe Monfils (PRL-FDF-MCC). - Ik begrijp mevrouw Willame en ik vergeef het haar. De klap die zij en haar partij hebben moeten incasseren op 13 juni, heeft wellicht haar geheugen beneveld.

Mevrouw Willame, herinnert u zich toch wat er de voorbije jaren is gebeurd. Ik was lid van deze Senaat op het ogenblik dat u de rol en de taken van deze assemblee grondig heeft gewijzigd. Een jaar lang ben ik blijven vechten voor het behoud van enige politieke controle op de regering in haar geheel. Toen was het heel duidelijk dat uw meerderheid dat niet wenselijk achtte.

Vier jaar geleden heb ik met mijn fractie voor de tweede keer gevraagd dat de eerste minister toch naar de Senaat zou komen en zijn regeringsverklaring ook hier zou voorlezen. Ook dat vond u niet wenselijk.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Zal u dit vier jaar lang blijven herhalen?

M. Philippe Monfils (PRL-FDF-MCC). - U en uw partij moeten de Grondwet naleven. Krachtens artikel 101 van de Grondwet zijn de ministers verantwoording verschuldigd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Onze assemblee beschikt niet over de bevoegdheid de begroting te controleren en bijgevolg beschikt ze ook niet over de politieke controle. Volgens u was er dus geen sprake van dat de minister uitleg zou komen verschaffen Als wij hem willen horen moeten wij hiernaast, in de Kamer, plaatsnemen en eventueel een fotokopie vragen van de regeringsverklaring.

Wij werden verslagen. Er zijn dus precedenten en daarmee is de kous af.

Mevrouw Willame, ik vraag u dus gewoon om een beroep te doen op uw geheugen. Als u werkelijk een debat wil aangaan met de regering, stel ik voor dat u dit doet via interpellaties, mondelinge of schriftelijke vragen. Als parlementslid kunt u zelfs gebruik maken van uw initiatiefrecht en voorstellen indienen, met andere woorden uw nek uitsteken, wat eens iets nieuws zal zijn in vergelijking met wat de voorbije 40 jaar is gebeurd.

Wij weten wat het betekent oppositie te voeren. Vandaag is het uw beurt en ik hoop dat u met iets anders voor de dag zal komen dan met standpunten die ingaan tegen wat u vóór de - voor u zo rampzalige - verkiezingen verdedigde.

De voorzitter. - Ik merk op dat de regeringsverklaring aan alle leden van de Senaat zal worden toegezonden. De eerste minister zou die mededeling graag hebben gedaan. Ik neem aan dat dit hem, na overleg met zijn juristen en gelet op de regeling van de werkzaamheden in Kamer en Senaat, onmogelijk is gebleken.

Ik verwacht vandaag of morgen de namen van de vertegenwoordigers in de verschillende commissies. Als u het daarmee eens bent, zal ik de Senaat morgen, donderdag, om 15 uur bijeenroepen voor de samenstelling van de commissies.

- De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

(De vergadering wordt gesloten om 15.40 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de heer Paul De Grauwe, om familiale redenen, en de heer Chris Vandenbroeke, wegens andere plichten.

- Voor kennisgeving aangenomen.


Bijlage

Inhoudsopgave

Kamer van volksvertegenwoordigers

Parlement de la Communauté française

Parlement wallon

Rat der Deutschsprachigen Gemeinschaft

Vlaams Parlement

Ontslag en benoeming van regeringsleden

Mededeling van een koninklijk besluit

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

Arbitragehof - Beroepen

Arbitragehof - Arresten

College van procureurs-generaal

Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding

Amortisatiekas

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Deposito- en Consignatiekas

Economische overheidsbedrijven - Belgacom

Economische overheidsbedrijven - Belgocontrol

Economische overheidsbedrijven - BIAC

Economische overheidsbedrijven - De Post

Economische overheidsbedrijven - De Post

Handelspraktijken en bescherming van de consument

Nationale Delcrederedienst

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

Vaste Nationale Cultuurpactcommissie

Verzoekschriften

Europees Parlement

Raad van Europa

Westeuropese Unie

Wereldvrouwenconferentie in Peking 1995


Kamer van volksvertegenwoordigers

De voorzitter. - Bij boodschap van 1 juli 1999 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat laten weten dat zij zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

- Voor kennisgeving aangenomen.

Parlement de la Communauté française

De voorzitter. - Bij boodschap van 13 juli 1999 heeft het "Parlement de la Communauté française" aan de Senaat laten weten dat het zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

- Voor kennisgeving aangenomen.

Parlement wallon

De voorzitter. - Bij boodschap van 12 juli 1999 heeft het "Parlement wallon" aan de Senaat laten weten dat het zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

- Voor kennisgeving aangenomen.

Rat der Deutschsprachigen Gemeinschaft

De voorzitter. - Bij boodschap van 6 juli 1999 de "Rat der Deutschsprachigen Gemeinschaft" aan de Senaat laten weten dat hij zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

- Voor kennisgeving aangenomen.

Vlaams Parlement

De voorzitter. - Bij boodschap van 6 juli 1999 heeft het Vlaams Parlement aan de Senaat laten weten dat het zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

- Voor kennisgeving aangenomen..

Ontslag en benoeming van regeringsleden

De voorzitter. - Bij brief van 12 juli 1999, heeft de eerste minister mij een afschrift overgezonden van het koninklijk besluit van dezelfde datum houdende ontslag en benoeming van regeringsleden.

Mededeling van een koninklijk besluit

De voorzitter. - Bij brief van 30 juni 1999 heeft de minister van Financiën, overeenkomstig artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de wetten van de Raad van State, aan de Senaat overgezonden, vóór haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad:

- het koninklijk besluit van 3 juni 1999 tot wijziging van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet.

- Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de Voorzitter van de Senaat kennis van:

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 5 van de wet van 8 juli 1977 houdende goedkeuring van volgende internationale akten:
1.Verdrag betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, opgemaakt te Straatsburg op 27 november 1963;
2. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970;
3. Verdrag betreffende de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag), Uitvoeringsreglement en vier Protocollen, opgemaakt te Munchen op 5 oktober 1973;
4. Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de Gemeenschappelijke Markt (Gemeenschapsoctrooiverdrag), en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Luxemburg op 15 december 1975,
gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 1653);

- de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 3 april 1953 houdende coördinatie van de wettelijke bepalingen betreffende de slijterijen van gegiste dranken, vervangen door de artikelen 1 en 2 van de wet van 6 juli 1967, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Charleroi (rolnummer 1661);

- de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 1056, 2°, en 1057 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent (rolnummer 1669);

- de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 267 en volgende van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen, gesteld door het Hof van Beroep te Gent en het Hof van Beroep te Antwerpen (rolnummers 1447, 1623, 1645 en 1670 : samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 346, eerste lid, 368, §3, eerste lid, en 370, §1, tweede lid, van het Burgerlijk wetboek, gesteld door de Jeugdrechtbank te Luik (rolnummer 1662);

- de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 192, 195, 196, 197, 199 en 200 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gesteld door de vrederechter van het kanton Torhout (rolnummer 1666);

- de prejudiciële vragen over artikel 6 van de wet van 2 juni 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken en over artikel 3 van voormeld koninklijk besluit, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Bergen en de Correctionele Rechtbank te Brugge (rolnummers 1641 en 1663: samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 223, 1°, en 225, 4°, van het Wetboek op de Inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 1674);

- de prejudiciële vragen betreffende artikel 1bis, §2, van de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School, ingevoegd bij de wet van 6 juli 1967, gesteld door de Raad van State (rolnummers 1651 en 1684 : samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vragen over artikel 67 van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Ieper (rolnummers 1677, 1678 en 1679 : samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vraag over artikel 277 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1636);

- de prejudiciële vragen betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik en door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummers 1646 en 1683, samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1673);

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 7, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik (rolnummer 1680);

- de prejudiciële vraag over artikel 42, § 1, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 april 1997 dat bekrachtigd werd bij wet van 12 december 1997, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Kortrijk (rolnummer 1688);

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 5, 3°, van de wet van 11 juli 1994 betreffende de politierechtbanken en houdende een aantal bepalingen betreffende de versnelling en de modernisering van de strafrechtpleging (artikel 138, 6°ter, van het Wetboek van Strafvordering), gesteld door de Politierechtbank te Dinant (rolnummer 1675);

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 17 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Bergen (rolnummer 1676);

- de prejudiciële vraag over artikel 80, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 1694);

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 35, derde en vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappellijke zekerheid der arbeiders, gesteld door de Correctionele rechtbank te Charleroi (rolnummer 1668);

- de prejudiciële vragen over de artikelen 17, 20, 21 en volgende van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummers 1692 en 1693, samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vragen over artikel 4, § 1er, van de wet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen in zake militaire pensioenen en verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de militaire invaliden van vredestijd en betreffende artikel 1, laatste lid, van de wetten op de vergoedingspensioenen samengeordend op 5 oktober 1948 (Regentsbesluit) zoals gewijzigd door artikel 31, § 1, van de wet van 7 juni 1989 houdende instelling van nieuwe maatregelen ten voordele van oorlogsslachtoffers, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Namen (rolnummer 1664);

- de prejudiciële vragen over artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals ingevoegd bij de wet van 30 december 1992, gesteld door het Hof van Cassatie en de Arbeidsrechtbank te Luik (rolnummers 1665 en 1704, samengevoegde zaken);

- de prejudiciële vragen betreffende artikel 8, eerste lid, van de besluitwet van 14 september 1918 betreffende de wetgeving in strafzaken, en artikel 10bis van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering en artikel 19, tweede lid, van de wet van 15 juni 1899 houdende de eerste titel van het Wetboek van Strafrechtspleging voor het leger, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 1671);

- de prejudiciële vraag betreffende artikel 24, § 5, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1672);

- de prejudiciële vraag over de artikelen 42 en 30ter, § 6, B, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen (rolnummer 1702);

- Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Beroepen

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de Voorzitter van de Senaat kennis van :

- de beroepen tot vernietiging van de artikelen 45, 54, 70, 79, 80 en 83 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs iX, ingesteld door J. Baets, R. Vanhaeren, J.-P. Biesemans en anderen en de prejudiciële vraag betreffende artikel 317ter van hetzelfde decreet, gesteld door de Raad van State (rolnummers 1628, 1629, 1631 en 1627, samengevoegde zaken);

- het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de wet van 11 december 1998 tot wijziging, wat de verjaring van de strafvordering betreft, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingesteld door M.-C. Fontaine (rolnummer 1681);

- het beroep tot vernietiging van de artikelen 47 en 97, negende lid, van de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen, ingesteld door R. Altruye en L. De Jongh (rolnummer 1682);

- het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 2 juni 1998 houdende oprichting van een Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties en van een Administratieve coördinatiecel inzake de strijd tegen schadelijke sektarische organisaties, ingesteld door de vzw Antroposofische Vereniging in België en anderen (rolnummer 1685).

- Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Arresten

De voorzitter.- Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de Voorzitter van de Senaat van :

- het arrest nr. 49/99, uitgesproken op 29 april 1999, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 32 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, ingesteld door de Vlaamse Regering (rolnummer 1368);

- het arrest nr. 50/99, uitgesproken op 29 april 1999, inzake het beroep tot vernietiging van de organisatieafdeling 31, programma 1, basisallocatie 33.05, en van de artikelen 1 en 2, in zoverre zij betrekking hebben op die basisallocatie, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997, ingesteld door de Vlaamse Regering (rolnummer 1378);

- het arrest nr. 51/99, uitgesproken op 5 mei 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 394, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Nijvel (rolnummer 1325);

- het arrest nr. 52/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de beroepen tot vernietiging van artikel 10, 1°, van de wet van 12 december 1997 "tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels", in zoverre het artikel 20, § 1, eerste lid (gedeeltelijk) en tweede lid, artikel 21, § 2, tweede lid, en artikel 27 (gedeeltelijk) van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 "tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing, wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie" bekrachtigt, ingesteld door H. Eelen en anderen (rolnummers 1272, 1353, 1354, 1355 en 1356);

- het arrest nr. 53/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de prejudiciële vragen betreffende het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en het decreet van de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummers 1298 en 1340);

- het arrest nr. 54/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 127, 128 en 148, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gesteld door de vrederechter van het tweede kanton Namen (rolnummer 1333);

- het arrest nr. 55/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de prejudiciële vraag over artikel 2, eerste lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 21 december 1994 "houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 betreffende de definitieve aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, en houdende wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud", artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1335);

- het arrest nr. 56/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de beroepen tot vernietiging van de artikelen 2, 3 en 4, eerste lid, a), en tweede lid, b), van de wet van 9 juli 1997 tot wijziging van de artikelen 259bis van het Gerechtelijk Wetboek en 21 van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van magistraten, ingesteld door F. Bailly en anderen (rolnummers 1343, 1363, 1369 en 1370);

- het arrest nr. 57/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 35, 36, 61, 89 en 135 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 1373);

- het arrest nr. 58/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 76, § 1, derde lid, van het BTW-Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummers 1380 en 1381);

- het arrest nr. 59/99, uitgesproken op 26 mei 1999, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 2, § 4, van het koninklijk besluit nr. 149 van 30 december 1982 "tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en van het koninklijk besluit nr. 48 van 22 juni 1982 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen inzake investerings-aftrek, meerwaarden en afzchrijvingen", bekrachtigd bij artikel 11 van de wat van 1 juli 1983 "tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van artikel 2 van de wet van 2 februari 1982 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning", gesteld door het Hof van Beroep te Gent (rolnummers 1425 en 1426);

- het arrest nr. 60/99, uitgesproken op 9 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 68 van het Wetboek der successierechten, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Marche-en-Famenne (rolnummer 1301);

- het arrest nr. 61/99, uitgesproken op 9 juni 1999, inzake de beroepen tot vernietiging van artikel 7, 2°, van de wet van 12 december 1997 "tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels", waarbij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 "tot wijziging van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen in uitvoering van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie" wordt bekrachtigd, ingesteld door M. Gosselin en anderen (rolnummers 1348 en 1349, samengevoegde zaken);

- het arrest nr. 62/99, uitgesproken op 9 juni 1999, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 4, 1°, van de wet van 12 december 1997 "tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en {van} de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie", waarbij het koninklijk besluit van 16 april 1997 "houdende maatregelen met het oog op het invoegen van een Afdeling 3bis in Hoofdstuk III van Titel IV, bevattende een artikel 139bis in de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met toepassing van artikel 13, 3°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels" wordt bekrachtigd, ingesteld door het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-specialisten (rolnummer 1351);

- het arrest nr. 63/99, uitgesproken op 9 juni 1999, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 214 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, waarbij artikel 10, § 2, van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde wordt opgeheven, ingesteld door de v.z.w. Vlaamse Dierenartsenvereniging en anderen (rolnummer 1411);

- het arrest nr. 64/99, uitgesproken op 9 juni 1999, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 245 en het cijfer "245" in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ingesteld door A. Vander Zwalmen (rolnummer 1581);

- het arrest nr. 66/99, uitgesproken op 17 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 20, §1, 31, § 2, en 40, § 4, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1336);

- het arrest nr. 67/99, uitgesproken op 17 juni 1999, inzake het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Waalse gewest van 27 december 1997 tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium, ingesteld door de n.v. in vereffening Charbonnages du Borinage en anderen (rolnumer 1339);

- het arrest nr. 68/99, uitgesproken op 17 juni 1999, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 10, 2°, van de wet van 12 december 1997 "tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels", in zoverre het de artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 "betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname ban België aan de Europese economische en monetaire Unie" bekrachtigt, ingesteld door W. Claeys (rolnummer 1352);

- het arrest nr. 69/99, uitgesproken op 17 juni 1999, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 9, § 1, van de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeente, ingesteld door de Vlaamse regering (rolnummer 1357);

- het arrest nr. 70/99, uitgesproken op 17 juni 1999, inzake de beroepen tot vernietiging van artikel 131 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, waarbij artikel 43ter werd ingevoegd in de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, ingesteld door de Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen en anderen (rolnummers 1382, 1407, 1408, 1409 en 1410, samengevoegde zaken);

- het arrest nr. 71/99, uitgesproken op 17 juni 1999, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 98, 99, 100 en 101 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen (betreffende de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen), ingesteld door het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-specialisten en anderen (rolnummer 1406);

- het arrest nr. 73/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 1316);

- het arrest nr. 74/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 6, § 1, derde en vierde lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 12 december 1997 tot bepaling van het aanbrengen van sommige vermeldingen op de identiteitskaart bedoeld in artikel 6, § 1, van de voormelde wet van 19 juli 1991, en tot regeling van het taalgebruik voor deze vermeldingen, ingesteld door de Vlaamse Regering (rolnummer 1360);

- het arrest nr. 75/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 63, 67, 152, 153 en 182 van het Wetboek van Strafvordering en 811 tot 814 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Gent (rolnummer 1362);

- het arrest nr. 76/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag over artikel 1ter van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, ingevoegd bij artikel 76 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Namen (rolnummer 1374);

- het arrest nr. 78/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, zoals vervangen bij de wet van 1 juli 1964, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Gent (rolnummer 1383);

- het arrest nr. 79/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 17, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State (rolnummer 1456);

- het arrest nr. 80/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vraag over artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij artikel 65 van de wet van 15 juli 1996, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Gent (rolnummer 1330);

- het arrest nr. 81/99, uitgesproken op 30 juni 1999, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 26 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 1350);

- Voor kennisgeving aangenomen.

College van procureurs-generaal

De voorzitter. - Bij brief van 4 mei 1999 heeft de minister van Justitie, overeenkomstig artikel 143bis, §7, van het Gerechtelijk wetboek, aan de Senaat overgezonden, het activiteitenverslag van het College van procureurs-generaal voor het gerechtelijk jaar 1997-1998.

- Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding

De voorzitter. - Bij brief van 3 mei 1999 heeft de eerste minister aan de Voorzitter van de Senaat overgezonden, overeenkomstig artikel 6 van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, het jaarverslag 1998 van dit centrum.

- Neergelegd ter Griffie.

Amortisatiekas

De voorzitter. - Bij brief van 28 juni 1999 heeft de Minister van Financiën aan de Senaat overgezonden, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 2 augustus 1955, gewijzigd door de wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële beschikkingen, het verslag over de amortisatie-verrichtingen van de Rijksschuld voor het jaar 1998.

- Van deze mededeling wordt aan de Minister van Financiën akte gegeven.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

De voorzitter. - Bij brief van 28 mei 1999 heeft de voorzitter van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven aan de Senaat overgemaakt, het advies van de van 28 mei 1999 over de verwezenlijking van het Europees Werkgelegenheidspact.

- Neergelegd ter Griffie.

Deposito- en Consignatiekas

De voorzitter. - Overeenkomstig artikel 36 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 zendt de Minister van Financiën, bij brief van 28 juni 1999, aan de Senaat het verslag over de verrichtingen van de Deposito- en Consignatiekas gedurende het jaar 1998.

- Van deze mededeling wordt aan de Minister van Financiën akte gegeven.

Economische overheidsbedrijven - Belgacom

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 27, §3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, heeft de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, bij brief van 9 juni 1999, aan de Voorzitter van de Senaat overgezonden, de jaarrekening over het boekjaar 1998 van het autonome overheidsbedrijf BELGACOM, evenals een exemplaar van het jaarverslag en van het verslag van het College van Commissarissen.

- Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden.

Economische overheidsbedrijven - Belgocontrol

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 27, §3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, heeft de Minister van Vervoer, bij brief van 30 juni 1999, aan de Voorzitter van de Senaat overgezonden, het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar 1998 van het autonome overheidsbedrijf BELGOCONTROL, evenals een exemplaar van het beleidsverslag en van het verslag van het College van Commissarissen.

- Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden.

Economische overheidsbedrijven - BIAC

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 27, §3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, heeft de Minister van Vervoer, bij brief van 30 juni 1999, aan de Voorzitter van de Senaat overgezonden, het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar 1998 van het autonome overheidsbedrijf BIAC , evenals een exemplaar van het beleidsverslag en van het verslag van het College van Commissarissen

- Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden.

Economische overheidsbedrijven - De Post

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 27, §3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, heeft de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, bij brief van 31 mei 1999, aan de Voorzitter van de Senaat overgezonden, de jaarrekening over het boekjaar 1998 van het autonome overheidsbedrijf DE POST, evenals een exemplaar van het beleidsverslag en van het verslag van het College van Commissarissen.

- Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden.

Economische overheidsbedrijven - De Post

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 46 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, heeft De Post aan de Voorzitter van de Senaat, zijn jaarverslag voor het werkingsjaar 1998 overgezonden.

- Verzonden naar de Commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden.

Handelspraktijken en bescherming van de consument

De voorzitter. - Overeenkomstig artikel 101, vierde lid, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, heeft de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 1998 over de werking van de waarschuwingsprocedure.

- Neergelegd ter Griffie.

Nationale Delcrederedienst

De voorzitter. - Bij brief van 7 juli 1999 zendt de Nationale Delcrederedienst aan de Voorzitter van de Senaat, overeenkomstig artikel 22 van de wet van 31 augustus 1939, het verslag over de werkzaamheden van de Dienst tijdens het dienstjaar 1998.

- Neergelegd ter Griffie.

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

De voorzitter. - Bij brief van 20 mei 1999 heeft de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, met toepassing van artikel 41 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, aan de Voorzitter van de Senaat overgezonden, het verslag 1999 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid.

- Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Vaste Nationale Cultuurpactcommissie

De voorzitter. - Bij brief van 25 mei 1999, zenden de voorzitters van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie aan de Senaat over, overeenkomstig artikel 26 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt, het jaarverslag van de commissie voor het jaar 1998.

- Neergelegd ter Griffie.

Verzoekschriften

De voorzitter. - Bij verzoekschrift uit Wilrijk zendt Rosita Lepage aan de Senaat een motie betreffende de productie van menselijke embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek.

Bij verzoekschrift uit Chiny zendt de burgemeester van deze stad aan de Senaat een motie betreffende de fiscale aftrekbaarheid van de kosten voor een studentenkamer, aangenomen door het college van burgemeester en schepen op 29 april 1999.

- Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden, belast met de verzoekschriften.

Europees Parlement

De voorzitter. - Bij brief van 21 mei 1999 heeft de Voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:

- een resolutie over de mededeling van de Commissie over cohesie en vervoer;

- een resolutie over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam (overzicht van de op 1 mei 1999 bij de Raad aanhangige wetgevingsvoorstellen met opgave van de nieuwe rechtsgrondslag en een eventuele wijziging van de wetgevingsprocedure naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam);

- een resolutie over het werkdocument van de Commissie over perspectieven en prioriteiten voor het ASEM-proces;

- een resolutie inzake het Groenboek van de Commissie over het radiospectrum-beleid in samenhang met verschillende beleidsterreinen van de Europese Gemeenschap zoals telecommunicatie, omroep, vervoer en O & O;

- een resolutie over de mededeling van de Commissie betreffende de interne markt voor geneesmiddelen;

- een resolutie over het tussentijds verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s over de tenuitvoerlegging van het communautaire actieprogramma op de middellange termijn inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen (1996-2000);

- een resolutie over de aanbeveling van de Commissie voor de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Gemeenschap, opgesteld overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

- een resolutie over de bijdrage van het Europees Parlement aan het Europees Werkgelegenheidspact en de mededeling van de Commissie over het communautaire werkgelegenheidsbeleid (artikel 150) (ex artikel 127);

- een resolutie over het ontwerp voor een Statuut van de leden van het Europees Parlement;

- een resolutie over de rol van de Unie in de wereld : tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in 1998;

- een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de gemeenschappelijke strategie ten opzichte van de Russische Federatie;

- een resolutie over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement en de raming van de ontvangsten en uitgaven van de ombudsman voor het begrotingsjaar 2000;

- een resolutie over het ontwerp voor een interinstitutioneel akkoord betreffende het interne onderzoek door het Bureau voor fraudebestrijding;

- een besluit betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds;

- een resolutie over de voorbereiding van de Europese Raad in Keulen op 3 en 4 juni 1999;

- een resolutie over de methode en het tijdschema voor de volgende institutionele hervorming;

- een resolutie over de doodstraf en de instelling van een wereldwijd moratorium van terechtstellingen;

- een resolutie over de ratificatie van het statuut van het Internationaal Strafgerechtshof;

- een resolutie over het Schengen-acquis,

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 3 tot en met 7 mei 1999.

- Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden.

Raad van Europa

De voorzitter. - Bij brief van 5 mei 1999 zendt de Minister van Justitie aan de Voorzitter van de Senaat over het tussentijds verslag van de Belgische Regering in antwoord op het verslag van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing betreffende haar bezoek in België in september 1997.

- Neergelegd ter Griffie.

Westeuropese Unie

De voorzitter. - Bij brief van 24 juni 1999 zendt de Voorzitter van de Assemblee van de Westeuropese Unie aan de Voorzitter van de Senaat, overeenkomstig artikel V(a) van het Handvest van bovengenoemde Assemblee, de teksten over van de beslissing nr. 22, de richtlijn nr. 107 en van het advies nr. 35 evenals de teksten van de aanbevelingen nrs. 644 tot en met 652, aangenomen door de Assemblee tijdens het eerste deel van de vierenvijftigste gewone zitting, die werd gehouden te Parijs van 14 tot en met 17 juni 1999.

- Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden.

Wereldvrouwenconferentie in Peking 1995

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 2 van de wet van 6 maart 1996 zendt de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking aan de Senaat over, het verslag aan het parlement naar aanleiding van de indiening van de wet strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie van Peking.

- Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden en naar het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen.