2-231 | Belgische Senaat | 2-231 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Kamer van volksvertegenwoordigers
Aanwijzing van een Nederlandstalig effectief lid (advocaat) van de Hoge Raad voor de Justitie
Inoverwegingneming van voorstellen
In overweging genomen voorstellen
Arbitragehof - Prejudiciële vragen
Economische Overheidsbedrijven - NMBS
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Administratie Werkgelegenheid
Voorzitter: de heer Armand De Decker
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
De voorzitter. - Bij boodschap van 8 oktober 2002 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat laten weten dat zij zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft.
-Voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter. - Bij brief van 9 september 2002 verzoekt mevrouw Helena Remans, overeenkomstig artikel 259bis-3, §3, 1º, van het Gerechtelijk wetboek, om ontslag als effectief lid niet-magistraat van de Hoge Raad voor de Justitie.
De Senaat dient, overeenkomstig artikel 259bis-5, §2, van hetzelfde wetboek, over te gaan tot de aanwijzing van een opvolger voor de resterende duur van het mandaat. Deze opvolger dient te worden aangewezen uit de lijst van niet-benoemde kandidaten bedoeld in artikel 259bis-2, §4, derde lid, van hetzelfde wetboek.
Het Bureau stelt voor dat de Senaat tijdens een volgende plenaire vergadering overgaat tot de aanwijzing van een nieuw Nederlandstalig effectief lid uit de lijst van de opvolgers. (Instemming)
De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.
Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
De voorzitter. - De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Uit recent gepubliceerde cijfers blijkt dat de ministers meer dan ooit vliegen en dat het vervoer van vips spectaculair is gestegen. Terwijl in 1998 zo een 1850 vips werden getransporteerd door de transportwing van het leger op kosten van de Staat, waren dat er in 2001 4584. In 1999 - het jaar van het aantreden van de nieuwe regering - was er in vergelijking met 1998 een stijging van 169%, namelijk tot 4985 en in het jaar 2000 bedroeg dat aantal 3954.
De verplaatsingen gebeuren niet meer met de kleinere, oudere Boeings, maar met Airbussen die meer personen kunnen vervoeren. Ook het aantal vluchten en het aantal vluchturen is aanzienlijk toegenomen.
Zijn de gepubliceerde cijfers juist? Bestaat er een redelijke verantwoording voor die toename? Kan de minister een overzicht geven van het aantal vluchten per minister, het aantal personen per vlucht en de bestemming van de vluchten?
Welke redelijke verklaring is er voor de spectaculaire toename van het aantal vips dat de regering door de Belgische Luchtmacht laat vervoeren?
Wat is de meerkost van de toename van het aantal vluchten met vips in opdracht van de regering? Is dat een aanvaardbare meerkost volgens de minister? Zijn de trips relevant voor het beleid van de meerderheid of zijn ze een vorm van public relations op kosten van de belastingbetalers, met inbegrip van die van de oppositie?
Wat zijn de toekomstige plannen in verband met de vluchten?
Twee maanden vóór de Duitse verkiezingen ontstond er een politieke rel over de verplaatsingen van de Duitse parlementsleden per vliegtuig. Twee parlementsleden verloren zelfs hun zetel en hebben niet meer deelgenomen aan de verkiezingen.
Het is een vorm van publieke moraliteit te weten wie wordt bevoordeeld bij het gebruik van overheidsmiddelen voor bepaalde taken. Is het waar dat, in grotere mate dan vroeger, systematisch een resem journalisten wordt meegevoerd? Dat beïnvloedt indirect de beeldvorming zodat de oppositiepartijen worden gediscrimineerd.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Tot op heden heeft premier Verhofstadt steeds geweigerd om op dergelijke mondelinge vragen te antwoorden, aangezien het reglement van de Belgische Senaat daarin niet voorziet. De heer Vandenberghe weet dat natuurlijk zeer goed.
Voor mij is het bovendien gewoonweg onmogelijk om binnen een dergelijke korte tijdsspanne de becijferde gegevens te verschaffen.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Gisteren in de Kamer was er nochtans veel mogelijk...
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Die gegevens hebben overigens geen andere dan statistische waarde. Het is niet omdat we de vliegtuigen van de Luchtmacht vaker gebruiken, dat er ook meer of in groteren getale wordt gereisd. Er wordt ook gereisd met commerciële vluchten. Een verschuiving van de ene naar de andere reiswijze valt niet uit te sluiten.
Wat mijn departement betreft, maak ik een evaluatie en neem ik een beslissing voor elke verplaatsing. Het criterium om te bepalen of een beroep wordt gedaan op een commerciële dan wel op een militaire vlucht, is in de eerste plaats de kostprijs. Voor kleine delegaties is een commerciële vlucht veelal voordeliger, voor omvangrijke delegaties is dat niet het geval.
Voor de top over de Duurzame Ontwikkeling werd er dus met een militair vliegtuig gevlogen, maar voor mijn verplaatsing naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York nam ik een commerciële vlucht.
Het aantal verplaatsingen neemt ook toe als gevolg van externe factoren. Er zijn steeds meer internationale conferenties. Vroeger hadden ze om de drie, vier of vijf jaar plaats, nu veel vaker: Doha, Monterrey, Johannesburg.
Dat België tijdens het tweede semester van 2001 voorzitter was van de Europese Unie heeft het aantal verplaatsingen eveneens aanzienlijk doen toenemen.
Gelet op de federale structuur van ons land zijn de gewesten en gemeenschappen betrokken bij onderhandelingen en internationale conferenties. De internationale samenwerking heeft ook vaker betrekking op aangelegenheden die tot de bevoegdheid van zogenoemde technische ministers behoren. Als gevolg daarvan stijgt het aantal verplaatsingen en worden de delegaties ook groter.
De regering voert ook een actiever buitenlands beleid dan in het verleden het geval was.
Een actief buitenlands beleid kan niet worden gevoerd van achter een bureau en evenmin per fiets.
U hebt het recht mij die vraag te stellen, mijnheer Vandenberghe, en ik heb ook geen probleem om ze te beantwoorden. Ze geeft mij echter wel een bizarre indruk. Ik sta al drie jaar aan het hoofd van het departement Buitenlandse Zaken en heb nog nooit de indruk gehad dat ik voor mijn plezier reis. Ik weet ook niet goed wat u bedoelt met het woord vip, want wij reizen zoals iedereen. We laten ons niet vergezellen door dansers of danseressen, we leven normaal, eerder bescheiden, en we slapen heel weinig want we werken veel. Het aantal verplaatsingen naar het buitenland nu kan men niet vergelijken met de situatie in 1998. De internationale situatie en de context zijn veranderd. De opdrachten in Afrika vergen veel tijd en ik kan u verzekeren dat we gewoonlijk geen uur vrij zijn. Wie mij al heeft vergezeld, weet dat. Ik heb soms medelijden met mensen die met moeite het ritme van onze vergaderingen en ontmoetingen kunnen volgen. Ik ben dan ook verbaasd over de toon van de vraag van de heer Vandenberghe.
Hij heeft mij vragen gesteld over de verschillende reizen van mijn departement. Ik heb de informatie voor 2001 onderzocht en ik hou ze tot zijn beschikking: niet één vergadering valt buiten de verplichtingen van België. Moet ik hem misschien de lijst van de reizen voorleggen en hem vragen of het al dan niet opportuun is om deel te nemen aan een vergadering waarop we uitgenodigd zijn om het standpunt van België uiteen te zetten, ons land te vertegenwoordigen en ons beleid op sommige plaatsen bekendheid te geven? Ik ben bereid die vraag voor te leggen aan een comité van censoren. Ik ben bedroefd, mijnheer Vandenberghe, want u kunt beter dan dit.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijn vraag brengt de regering duidelijk in moeilijkheden. Zij antwoordt op geen enkele wijze. Ik heb geen vraag gesteld over de minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb in mijn vraag op geen enkele manier, noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks gesuggereerd dat de regeringsleden, wat hen betreft, misbruik zouden maken van de bestaande faciliteiten. De minister van Buitenlandse Zaken mag van mij 365 maal per jaar, dus elke dag vliegen.
In andere democratieën is er over een vraag als deze een open debat mogelijk. Ik verwijs naar de Duitse incidenten. De minister van Buitenlandse Zaken zal het zeker appreciëren dat zijn voorganger, minister Claes, destijds het buitenlands beleid voerde van achter zijn bureau of misschien zelfs per fiets. Dat blijkt uit de cijfers over de verplaatsingen onder zijn bewind.
Wij hebben geen bezwaar tegen nuttige reizen. Waarom zou er trouwens een Airbus worden ingezet voor de verplaatsingen van een minister met twee van zijn kabinetsleden? Tegen het volstouwen van een militaire Airbus met 150 vips - very important in de ogen van de regering althans - op kosten van de belastingbetaler maken wij echter wel bezwaar.
Wij hebben zelfs meegemaakt dat minister Dua de correspondent van de plaatselijke televisiestation in Oost-Vlaanderen mee naar Johannesburg heeft getroond om verslag uit te brengen over de conferentie.
Vindt u het aanvaardbaar dat de regering de centen van de belastingbetaler gebruikt voor het voeren van een bepaald beleid onder voorwaarden die niet objectief zijn beschreven? Er worden geen criteria opgegeven. Ik vraag niet dat alles nominatim wordt aangeduid, maar in zijn antwoord maakt de minister zelfs geen melding van ook maar één criterium.
Het reglement van de Senaat inroepen om te weigeren op mijn vraag te antwoorden is volstrekt onaanvaardbaar. Mijn vraag betreft de resultaten van de Copernicusbevraging. Deze regering is de regering van het referendum.
De eerste minister antwoordt mij dat hij op mijn vraag niet zal antwoorden. Sinds de openbaarheid van bestuur in de Grondwet is opgenomen, komt de regering hier steeds opnieuw zeggen dat zij op de gestelde vragen niet kan antwoorden. De verkozenen hebben het recht om vragen te stellen, maar de regering heeft blijkbaar ook het recht om te antwoorden dat de verkozenen geen recht hebben op het antwoord. Dat is een radicale wijziging van de gangbare gebruiken. Ik stel vast dat de regering weigert een verantwoording te geven voor de verplaatsing van 5.000 vips per jaar op kosten van de belastingbetaler, zonder dat zij hiervoor op deze tribune objectieve criteria kan aangeven.
De voorzitter. - Mijnheer Vandenberghe, ik wil er toch op wijzen dat een vlucht met twee personen of met 30 personen aan boord even veel kost aan de Staat.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Er heeft geen enkele Airbus gevlogen met slechts twee personen aan boord.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Bij een bezoek aan het Hof van Beroep te Antwerpen valt in de inkomhal onmiddellijk een grote folderkast op waar informatie verstrekt wordt aan de rechtzoekenden, bijvoorbeeld over slachtofferhulp en dergelijke. De folders zijn ééntalig Nederlands. Aan de andere zijde van dezelfde inkomhal staat een identieke kast waar dezelfde folders in het Frans beschikbaar zijn.
Past de minister het rapport Nabholz reeds toe in Antwerpen? Is een en ander niet flagrant in strijd met de taalwetten? Welke maatregelen zal de minister nemen om de kast met Franstalige folders te laten verdwijnen?
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - De wet van 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken terzijde gelaten, vestig ik er uw aandacht op dat het een dagelijkse realiteit is dat talrijke anderstalige rechtzoekenden informatie komen vragen in onze hoven en rechtbanken. Meestal gaat het om slachtoffers en velen onder hen spreken uitsluitend Frans. Het lijkt mij bijgevolg een goede zaak dat zij, ook in Nederlandstalige rechtsgebieden, kunnen worden geholpen met een Franstalige folder die zij begrijpen, zodat ze niet onverrichter zake moeten terugkeren.
Het gebrek aan informatie is trouwens een van de oorzaken van het verlies van het vertrouwen in het gerecht. De onthaalbalies zijn geïnstalleerd en hebben succes. Het is duidelijk dat deze praktijk helemaal niets te zien heeft met de wet van 1935 en nog minder met het verslag van mevrouw Nabholz.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Blijkbaar geldt de wet niet voor iedereen. De wetgeving op het gebruik der talen in bestuurszaken betreft de openbare orde en moet worden gerespecteerd. Ik zal mij wenden tot de Vaste Commissie voor taaltoezicht. Het gaat immers om een flagrante aanfluiting van de taalwetgeving. Wij zijn niet van plan `Nabholz-achtige' toestanden te ondergaan.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Bij de bombspottingactie van vorige zaterdag was rond het militair domein van Kleine Brogel een samenscholingsverbod afgekondigd voor groepen van meer dan vier personen.
Individuele wandelaars - ook tientallen niet-betogers, waaronder de heer Lionel Vandenberghe, de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité - werden door de federale politie samengedreven teneinde groepen van meer dan vier personen te bekomen die dan konden worden opgepakt. Dat is volgens mij uitlokking. Heeft de federale politie zich op deze wijze niet schuldig gemaakt aan uitlokking van een misdrijf? Heeft de minister reeds een intern onderzoek bevolen? Senator Kelchtermans, hier aanwezig, is trouwens voor een groot deel verantwoordelijk voor de gebeurtenissen.
De Hasseltse procureur des Konings, de heer Rubens, heeft reeds verklaard dat hij niet tot vervolging van dit `politieke misdrijf' wenst over te gaan omdat een assisenzaak te duur zou uitvallen. Hij zegt letterlijk: "Die investering doe ik niet". Die persoonlijke interpretatie van de toepasselijke wetgeving verhindert nochtans dat deze zaak ten gronde wordt aangepakt, vooral in het licht van de verklaring van het Internationaal Gerechtshof van Den Haag, dat het gebruik van en het dreigen met kernwapens illegaal heeft verklaard. Gaat de Hasseltse procureur niet in tegen artikel 13 van de Grondwet, dat zegt dat niemand tegen zijn wil kan worden afgetrokken van de rechter die de wet hem toekent? Is hier geen sprake van rechtsweigering? Welke instructies heeft de minister aan de procureur gegeven?
In welke vaudeville is de overheid verzeild geraakt? Men drijft mensen samen om ze te kunnen aanhouden en de procureur des Konings verklaart onmiddellijk dat de personen in kwestie niet zullen worden vervolgd wegens te duur. Hier gaat het niet meer om rechtspleging, maar om een spelletje. De inzet van de politie kostte 15 miljoen oude Belgische franken, maar de assisenprocedure valt te duur uit.
Wie houdt wie voor het lapje?
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - De vraag heeft verscheidene aspecten. Meestal wordt mij de onbeheersbare gerechtelijke achterstand verweten, maar nu hoor ik pleiten voor vervolging.
De disciplinaire opvolging van handelingen van de politie bij het uitoefenen van haar taken behoort niet tot de bevoegdheid van de minister van Justitie, maar tot die van de minister van Binnenlandse Zaken. Een niet-correct optreden van de politie kan evenwel gevolgen hebben op gerechtelijk vlak, aangezien het in sommige omstandigheden tot nietigheid van de procedure kan leiden en de voortzetting van de strafvordering kan verhinderen. Tot nu toe werd er geen intern onderzoek bevolen.
Ik veronderstel dat de procureur des Konings zich de moeite zal getroosten de processen-verbaal tegen de aangehouden niet-betogers te lezen en de argumenten ter verdediging van de betrokkenen te onderzoeken.
Voorts wil ik ingaan op de eventuele gerechtelijke opvolging van het incident. De actievoerders hopen wellicht een politieke kwestie naar het gerechtelijk forum te verplaatsen. Het is daarom niet verwonderlijk dat de procureur des Konings van Hasselt duidelijk te kennen heeft gegeven dat hij die strategie niet wenst te volgen. Artikel 28 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 143bis en 143ter van het Gerechtelijk Wetboek staan het openbaar ministerie toe het resultaat te bereiken dat in verhouding staat tot de investeringen die moeten worden gedaan, zowel door de politierechtbank en het openbaar ministerie als door de rechtbanken en de hoven. Er is daarom geen sprake van enige rechtsweigering. De procureur oordeelt binnen zijn beleid op basis van de gegevens uit de processen-verbaal of uit andere bronnen over de opportuniteit van het instellen van een strafvordering. Ons openbaar ministerie richt zich, in tegenstelling tot andere openbare ministeries, op het opportuniteitsbeginsel in plaats van op het legaliteitsbeginsel. Deze principes zijn in de wet verankerd.
Onderrichtingen van de minister van Justitie zijn in deze aangelegenheid niet aan de orde. Ik zal bij de procureur van Hasselt nadere inlichtingen inwinnen omtrent het gebeuren en de eventuele opvolging ervan.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik vind het leuk vast te stellen dat het opportuniteitsbeginsel kan worden toegepast inzake politieke misdrijven.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Nog steeds worden aan kinderen en jongeren alcoholpops verkocht via drankautomaten. Uit cijfers van de VAD blijkt dat het gebruik van die mengsels van sterke dranken en softdrinks sterk toeneemt. Het alcoholgebruik bij kinderen is daardoor in twee jaar tijd verdubbeld. Vooral bij de groep van 12- tot 15-jarigen zouden de pops bijzonder in trek zijn. Na incidenten, onder meer in Veurne en Oostrozebeke, hebben een aantal gemeenten het initiatief genomen de verkoop van die producten bij politieverordening te verbieden. De gouverneur van West-Vlaanderen heeft die maatregel ingevolge het advies van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden evenwel geschorst.
Op een schriftelijke vraag van senator Vandenberghe die wou weten of de verkoop van alcoholische dranken via automaten wettelijk is, antwoordde minister Aelvoet dat de verkoop van alcoholpops aan minderjarigen niet strafbaar is, aangezien dranken met een alcoholgehalte lager dan 22% via automaten en via de detailhandel mogen worden verkocht.
Tijdens de bespreking in de senaatscommissie voor de Financiën van een wetsvoorstel dat de verkoop van alcoholpops via automaten wil verbieden, werd door de administratie van Financiën gesteld dat de verkoop van alcoholpops via automaten reeds een aantal jaren verboden en strafbaar is. Dat zou het gevolg zijn van het feit dat alcoholpops ressorteren onder de kwalificatie ethylalcohol. Die stelling wordt bevestigd door een schrijven van minister Reynders aan de minister van Volksgezondheid.
Is de verkoop van alcoholpops via automaten inderdaad strafbaar?
Zo ja, waarom worden nog steeds alcoholpops verkocht aan minderjarigen via automaten? Waarom wordt door het parket niet vlugger opgetreden tegen de illegale verkoop van alcoholpops via automaten?
Zo nee, zal de minister mijn wetsvoorstel dat de strafbaarheid van de verkoop van alcoholpops via automaten effectief wil invoeren, steunen?
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Er bestaat geen specifieke definitie in het strafrecht die de verkoop van alcoholpops aan minderjarigen verbiedt. Wel bestaat er een bijzondere technische wetsbepaling die een verbod met zich brengt. Zowel de minister van Financiën als die van Volksgezondheid kunnen bevestigen dat de verkoop van alcoholpops is onderworpen aan een toelating. Als die er is, kan er worden verkocht. Zonder toelating kan het parket optreden tegen verkoop. Ik zal overleg plegen met beide ministers om te komen tot een gecoördineerd beleid. Indien dat niet mogelijk is of indien er technische problemen zouden rijzen, kan worden overwogen om een specifieke verbodsbepaling voor minderjarigen in te voeren. Dat zou in ieder geval duidelijkheid bieden aan de parketten. Het principe is dat geen straf kan worden uitgesproken zonder een wettekst.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik merk dat ook de minister tot de conclusie komt dat er verschillende invalshoeken en interpretaties bestaan, zodat de gemeenten en de parketten niet meer weten of ze kunnen of moeten optreden en hoe ze eventueel moeten optreden. Ik ben verheugd over de steun van de minister voor een mogelijke wetswijziging. Ik hoop dat we snel tot een goede tekst kunnen komen.
De heer Michel Barbeaux (CDH). - De pers heeft gewag gemaakt van een belangrijke `historische' terugvordering van BTW die door het Brussels Gewest betaald is op de prijs van een omvangrijke waterzuiveringsinfrastructuur hoewel dat gewest niet BTW-plichtig is.
Die operatie impliceert inzonderheid de overdracht, onder bezwarende titel, van zakelijke rechten op deze infrastructuur van het gewest naar een BTW-plichtige intercommunale.
Voor ons is het welslagen van die operatie zeer belangrijk. Ze moet immers zorgen voor een herfinanciering van het Brussels Gewest, dat zich thans in een delicate budgettaire situatie bevindt.
Aangezien de operatie vóór 31 december eerstkomend moet worden afgerond, moet er maximale rechtszekerheid zijn. Als de gekozen optie niet de meest geschikte is, zal dat immers pas na 31 december blijken en dan is geen andere optie meer mogelijk.
Volgens minister Gosuin en de pers zou uw departement, via een brief van de heer Zenner, regeringscommissaris voor Financiën, zijn instemming hebben betuigd met de legaliteit van de constructie.
Om elke latere betwisting te voorkomen, zou ik een duidelijk antwoord willen op de volgende vragen:
1º Is de instemming die door de heer Zenner werd meegedeeld het resultaat van een informele rulingprocedure in het kader waarvan de directeur-generaal van de BTW zich gunstig zou hebben uitgesproken?
2º Zo ja, had de informele rulingprocedure betrekking op een ontwerp van akte of op intentieverklaringen en werd het financieel plan voorgelegd in het kader van deze procedure?
3º Zo neen, wat is de juridische waarde van de instemming van de heer Zenner, aangezien noch hij noch de minister van Financiën terzake bevoegd zijn, afgezien van een transactie inzake geschillen? Is die instemming gegeven voor een ontwerp van akte of voor intentieverklaringen en op basis van een financieel plan?
De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - U hebt correct de inhoud van de briefwisseling met de heer Gosuin weergegeven.
Bij brief van 1 oktober 2002 heeft minister Gosuin mij gevraagd of het principieel nog mogelijk is een gebouw dat in het jaar 2000 in gebruik werd genomen, nog vóór het einde van dit jaar over te dragen onder het stelsel van de BTW. Hij dacht aan de overdracht of de vestiging, vóór 31 december 2002, door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van een zakelijk recht op een zuiveringsstation waarvan het eigenaar is en dat in augustus 2000 voor het eerst in gebruik of in bezit werd genomen.
De programmawet van 2 augustus 2002, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2002, heeft belangrijke wijzigingen aangebracht in het BTW-stelsel dat geldt voor de overdracht van gebouwen. Zo wordt een gebouw voortaan geacht nieuw te zijn tot 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming.
Ik heb de heer Gosuin dan ook geantwoord dat, uiteraard als de voorwaarden en formaliteiten vermeld in het koninklijk besluit nr. 14 van 3 juni 1970 worden nageleefd, de overdracht vóór 31 december 2002 van een zuiveringsstation dat in augustus 2000 voor het eerst in gebruik of in bezit werd genomen, normaal gezien rechtsgeldig kan plaatshebben onder het stelsel van de BTW.
Dat was een antwoord op een vraag die in vrij algemene bewoordingen was gesteld, maar op basis hiervan werd geen ruling of toestemming gegeven voor een concrete transactie. U hebt trouwens zelf gezegd dat totnogtoe geen ontwerp van akte werd voorgesteld.
Ik heb dus exact de inhoud weergegeven van de briefwisseling tussen mezelf en de minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Ik heb gevraagd referenties op te zoeken, maar regeringscommissaris Zenner heeft hetzelfde antwoord gegeven op gelijkaardige vragen. Er bestaat terzake dus geen enkele twijfel.
Meer algemeen vind ik dat elke belastingplichtige het recht heeft een antwoord te krijgen op de vragen die hij richt tot mijn administratie, de regeringscommissaris of de minister. Een andere opvatting zou ingaan tegen de inspanningen die worden gedaan op het gebied van de relatie tussen de belastingplichtige en de administratie. Dat betekent uiteraard niet dat een dergelijk antwoord een instemming of een formele ruling inhoudt. Wel kunnen nu al voorafgaande akkoorden of een ruling begin volgend jaar in uitzicht worden gesteld.
De heer Michel Barbeaux (CDH). - Als ik het goed begrijp, gaat het om een algemeen antwoord, dat geen betrekking heeft op een precieze akte, die trouwens nog niet werd voorgesteld.
De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Shimon Peres, de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, vertelde op 17 september 2002, de dag dat Irak instemde met de komst van wapeninspecteurs, in Haaretz dat hij "er niet in gelooft". Helaas vroeg de journalist van de liberale krant de excellentie niet of hij bereid is om inspecteurs toe te laten op het Israëlische grondgebied. De vraag rijst immers of Israël in het bezit is van kernwapens. Die vraag is nochtans relevant want in resolutie 687 van de Veiligheidsraad van 3 april 1991, waarbij het inspectieregime voor Irak werd vastgelegd, worden die maatregelen gekaderd in het uiteindelijke doel om van het Midden-Oosten een kernwapenvrije zone te maken. De waarheid is echter dat Israël, naast Cuba, India en Pakistan, het non-proliferatieverdrag, dat sinds 1970 van kracht is, nooit heeft ondertekend. Elke interventie hierover in de Knesset wordt afgeblokt en niemand heeft ooit willen bevestigen of ontkennen dat in Israël dergelijke wapens opgesteld staan. Tot Mordechai Vanunu 16 jaar geleden in Australië via de krant Sunday Times bekende dat de joodse Staat minstens 200 kernkoppen in bezit heeft. Zijn publieke verschijning was echter van korte duur. Enkele dagen later, op 30 september 1986, werd hij ontvoerd, verdoofd en clandestien aan boord van een spionageboot gebracht, een operatie die werd uitgevoerd door de Israëlische Mossad. Hij werd voor 18 jaar opgesloten na een proces achter gesloten deuren. De gerechtelijke uitspraak werd gecensureerd voor publicatie. Het oerdegelijke Amerikaanse blad Bulletin of the Atomic Scientists bevestigt in zijn editie van september 2002 dat volgens het Pentagon, Israël in het bezit is van nucleaire wapens.
De Kamer heeft in haar resolutie 1708, die werd goedgekeurd op 18 april 2002, de regering gevraagd te wijzen op het belang van een algemene ontwapening van die regio en te bevorderen dat in het Midden-Oosten een kernwapenvrije zone wordt ingesteld. Overweging III, g, zegt dat de regering wordt gevraagd de bekrachtiging van het Verdrag betreffende chemische wapens en het Verdrag betreffende biologische wapens aan te moedigen voor de landen van dat gebied die nog niet chemisch-wapenvrij of biologisch-wapenvrij zijn, en terzake dienende initiatieven te nemen om de conventionele wapens in dat gebied te beperken.
Is de minister de mening toegedaan dat Israël in het bezit is van kernwapens?
Wat vindt de minister van de houding van Israël in deze?
Vormt deze houding een obstakel in het kernwapenvrij maken van het Midden-Oosten? Is ze legitiem?
Heeft de minister iets ondernomen teneinde Israël te overtuigen dit belangrijke Verdrag te ondertekenen?
Wat denkt de minister over de aanwezigheid van kernwapens in de staten India en Pakistan?
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Als niet-kernwapenstaat ondertekende België in augustus 1968, in tegenstelling tot Israël, het non-proliferatieverdrag. België heeft nochtans volgens het NAVO-verdrag wel kernwapens of een kernwapentaak op zijn grondgebied. Overeenkomstig artikel 2 van het non-proliferatieverdrag komt dit op hetzelfde neer als zeggen dat ons land een kernwapenstaat is. Dat is een zeer dubieuze situatie die zonder meer in tegenspraak is met de uitspraak van 8 juli 1996 van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag die er kwam op vraag van de VN zelf. Het Hof stelt immers dat niet enkel het bezit, maar ook de dreiging met kernwapens strijdig is met het internationaal humanitair recht.
In dit verband verwijs ik naar de artikelen Carte Blanche in Le Soir van 16 september en 2 oktober over de toepassing van het non-proliferatieverdrag op de Belgische situatie.
Bovendien kan ook de vraag worden gesteld in hoever de Belgische civiele nucleaire samenwerking met Israël, rechtstreeks of via Euratom, waarvan de technologie rechtstreeks of onrechtstreeks voor militaire doeleinden kan worden aangewend, juridisch niet in tegenspraak kan zijn met onze betwistbare ondertekening van het non-proliferatieverdrag. Welke zijn de juridisch vastgelegde grenzen of zijn er geen? Is de tijd niet gekomen om deze ondertekening in haar geheel te herzien? In dit verband verwijs ik naar de Dimona-reactor die door Frankrijk aan Israël werd geleverd voor zuiver civiele doeleinden, maar er niet voor gebruikt werd.
Ons land bevindt zich in deze gevallen op glad ijs. Het zou zich beter zoals bepaalde NAVO-landen en de tien kandidaat lidstaten voor Europa, op vaste grond bewegen. Dat wil zeggen: totaal zonder kernwapens en zonder bijhorende kernwapentechnologie. Pierre Pierard stelt het in een van die artikels in Le Soir dan ook duidelijk: "Débarassez-nous des bombes nucléaires."
Daarnaast wil ik doen opmerken dat de Verenigde Staten indirect, via een gepensioneerd senior diplomaat, aan Israël hebben laten weten dat het land zal verdwijnen indien het kernwapens inzet.
In 1998 heeft Shimon Peres trouwens al toegegeven dat Israël over kernwapens beschikte. We moeten daarbij ook beseffen dat Israël niet de door het Pentagon bevestigde 200 kernkoppen heeft, maar naar schatting zelfs 400 kernkoppen heeft op bommen, artillerie en raketten voor korte en middellange afstand en zelfs op onderzeeërs die nog niet zo lang geleden werden geleverd. Daardoor is dat land wellicht de vijfde kernmacht ter wereld. Desondanks mag het die wapens niet gebruiken omdat het anders zou verdwijnen. Dit noem ik een merkwaardige contradictio in terminis.
De vraag of ook naar Israël VN-wapeninspecteurs moeten worden gestuurd en naar wat in het kader van de denuclearisering van het Midden-Oosten moet gebeuren indien er op Israëlisch grondgebied officieel massavernietigingswapens worden vastgesteld, moet door de VN-diplomaten worden besproken. Er bestaan immers gegevens over ten minste één installatie voor chemische wapens.
Israël heeft het verdrag van 1993 over de chemische wapens wel mee ondertekend, maar nooit geratificeerd. Uit verslagen van de Knesset weten we dat hierover heel wat discussie bestaat.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Israël heeft het bezit van kernwapens noch bevestigd noch ontkend. Non-proliferatie en de totale verwijdering van kernwapens vormen een prioriteit in het Belgisch buitenlands beleid. België neemt in deze context actief deel aan onderhandelingen.
Het non-proliferatieverdrag blijft de hoeksteen van het globaal non-proliferatieregime en de essentiële grondslag voor het verder streven naar nucleaire ontwapening. De EU, en dus ook ons land, onderschrijft de doelstellingen die in het verdrag worden vermeld volkomen. De EU heeft zich ertoe geëngageerd om het slotdocument van de in 2000 gehouden toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag effectief uit te voeren.
Ons land blijft samen met de EU bijzonder belang hechten aan de universele toepassing van het verdrag. In deze context verwelkomde de EU de recente aankondiging door Cuba dat dit land het voornemen heeft om toe te treden tot het non-proliferatieverdrag als non-nuclear-weapon state.
Wij hebben er samen met de EU gebruik van gemaakt om de staten die het non-proliferatieverdrag nog niet hebben ondertekend, Israël, India en Pakistan, op te roepen toe te treden tot de non- nuclear-weapon states. De EU en België zijn van mening dat de oprichting van internationaal erkende kernwapenvrije zones, op basis van vrijwillige akkoorden tussen staten van eenzelfde regio, de regionale en globale vrede en veiligheid versterken. In deze context kan ik bijvoorbeeld verwijzen naar het onder Belgisch voorzitterschap geformuleerde gemeenschappelijke EU-standpunt over de door Egypte voorgestelde UNO-resolutie over the establishment of a nuclear-weapon-free zone in the Middle East. Hierin werd onder andere herinnerd aan de richtlijnen voor de oprichting van kernwapenvrije zones, die in 1999 door de UN-ontwapeningscommissie werden goedgekeurd, het belang van vertrouwenwekkende maatregelen en de directe verantwoordelijkheid van de landen van het Midden-Oosten bij het ontwikkelen van vreedzame en vriendschappelijke betrekkingen.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Het is duidelijk niet onze bedoeling hier het beleid van de regering terzake te bekritiseren, wel te activeren en te ondersteunen. De vice-eerste minister zegt dat niemand weet of Israël kernwapens heeft, maar de heer Peres en de Verenigde Staten hebben dat wel verklaard. Natuurlijk gaat het daarbij niet om officiële informatie, maar wel om inside-informatie waar we echter niet omheen kunnen.
Het is belangrijk dat onze VN-diplomaten de Staat Israël nogmaals wijzen op de contradictie van zijn situatie: wanneer ze ooit kernwapens gebruiken, zullen ze volgens de Verenigde Staten van de kaart verdwijnen en toch blijken ze, volgens ernstige berekeningen, de vijfde kernmacht ter wereld te zijn. Bovendien stellen we vast dat dé kampioen in het niet naleven van VN-resoluties precies Israël is. Daarom moeten we onze VN-diplomaten op dit vlak een sterke opdracht geven. Ik weet dat de minister zich aan onze voorstellen zal houden.
-Het incident is gesloten.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - In de regeringsverklaring die de regering dinsdag zowel in Kamer als Senaat aflegde, werd over een mogelijke oorlog tegen Irak een belangrijke uitspraak gedaan. Ik citeer ze even om het geheugen op te frissen: "Wij willen dat de internationale gemeenschap eerst alle vreedzame middelen uitput. Daarom moeten de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties onvoorwaardelijk en onbelemmerd hun werk kunnen doen. Ook die weg kan eindigen in militaire inzet. Maar laten we alles doen om dat te vermijden. En we kunnen dat vermijden als Europa met één stem spreekt."
Ik steun de regering wanneer ze op de eerste plaats kiest voor diplomatieke middelen. Over haar verdere stappen is de regering helaas minder duidelijk, meer bepaald wanneer ze verklaart dat "ook die weg kan eindigen in militaire inzet". Dit kan zowel betekenen dat ons land een mogelijke aanval gedekt door de Verenigde Naties actief steunt dan dat ze afzijdig blijft.
Verder staat in de regeringsverklaring: "Saddam Hoessein beschikt zeker over chemische en biologische wapens."
Daarom heb ik volgende vragen.
Zal België bij een militair optreden in het kader van een VN-operatie steun verlenen? Of zal het land integendeel afzijdig blijven?
Steunt België de houding van Duitsland, dat elk militair conflict uit de weg wil gaan?
Is het geen illusie te denken dat Europa in deze met één stem kan spreken, zeker na de uitdrukkelijke standpunten van Nederland, Spanje en Italië?
Steunt de regering van het idee van de pre-emptive strike, zoals voorgesteld in het recente Nationale Veiligheidsplan van de Verenigde Staten?
Over welke bewijzen beschikt de Belgische regering voor haar bewering dat Saddam Hoessein `zeker' beschikt over chemische en biologische wapens?
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik zei vorige week in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen reeds dat, aangaande de kwestie Irak en de problematiek van de massavernietigingswapens, het momenteel inopportuun is om andere overwegingen in beschouwing te nemen. Ik blijf evenwel in een diplomatieke oplossing geloven. Daarom heeft België de inspanningen van de Verenigde Naties in het algemeen en van secretaris-generaal Annan in het bijzonder steeds ten volle gesteund en hebben we aangedrongen op een onvoorwaardelijke terugkeer van wapeninspecteurs naar Irak. België pleit ervoor dat verder druk wordt uitgeoefend op Irak, dat een streng inspectieregime moet aanvaarden en ondubbelzinnig met de VN moet samenwerken.
Het probleem van de massavernietigingswapens in Irak is niet nieuw. Het is een kwestie die overigens niet alleen de Verenigde Staten aangaat. Alle permanente leden van de Veiligheidsraad van de VN, onze buurlanden en ook de zogenoemde internationale gemeenschap delen onze gegronde bekommernis. De recente rapporten van de Britse regering en van het Internationaal Instituut voor Strategische Studies geven ons een aantal indicaties over de huidige stand van zaken. De inspecties van de VN en van het Internationaal Atoomenergie Agentschap moeten ons nu precieze informatie of bewijzen leveren over de aanwezigheid of afwezigheid van de betrokken wapens. De resultaten van die inspectie zullen bepalen welke koers we verder zullen volgen. Ik kan niet vooruitlopen op de resultaten.
Het komt in elk geval de Veiligheidsraad van de VN toe om op grond van de inspectieresultaten de gepaste besluiten te trekken. Wij kunnen de Verenigde Naties niet `half' steunen. Het zou onlogisch zijn de VN te volgen wat het eerste deel van het dossier betreft en niet voor het laatste deel. Op welke manier wij precies zullen steunen, zal de regering beslissen.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik kan me voorstellen dat het niet eenvoudig is om een goed antwoord te geven op vragen over een dergelijk dossier. Het antwoord van de vice-eerste minister stelt me niet teleur, maar op twee vragen heb ik geen antwoord gekregen.
Volgens de regeringsverklaring beschikt Saddam Hoessein `zeker' over chemische en biologische wapens. Ik heb gevraagd over welke bewijzen de Belgische regering beschikt om te kunnen beweren dat de persoon in kwestie schuldig is. Voor mij is iemand onschuldig tot het tegendeel is bewezen.
Ik heb de minister ook niets horen zeggen over de idee van de pre-emptive strike zoals in het nationale veiligheidsplan van de Verenigde Staten werd voorgesteld.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De heer Van Quickenborne weet dat ik over geen bewijzen beschik. Hij stelt vragen waarvan hij de antwoorden kent. Ik ben geen expert en ik beschik niet over die informatie.
Op grond van het rapport van de inspecteurs zal er worden geëvalueerd. Er zal wellicht ruimte zijn om daarover in het parlement te debatteren. Als we vandaag echter aankondigen dat we in geen enkel geval de conclusies van de VN zullen steunen, dan verlichten we de druk op Irak. Om tactische redenen kunnen we vandaag niet zeggen dat Irak mag doen wat het wil. Dat zou onverantwoord zijn.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Dat is inderdaad tactisch. Maar de regering heeft geen bewijzen en dan moet ze niet in de regeringsverklaring beweren `zeker' te weten dat Saddam Hoessein over chemische en biologische wapens beschikt.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - We weten toch wat Saddam Hoessein gedaan heeft met de Koerden! Als dat geen bewijs is! Dit is toch een presumptie dat hij over die wapens beschikt.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ja, maar het is geen zekerheid!
De voorzitter. - Hij heeft toch duizenden mensen met chemische wapens vermoord.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Het witboek waarvoor de minister verantwoordelijk is heeft zowel bij de betrokken instellingen als bij het publiek veel hoop gewekt. Er wordt trouwens onderschat hoezeer de publiek opinie gehecht is aan instellingen als de grote musea van Brussel en Tervuren, de Koninklijke Sterrenwacht van België en het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium.
Bij de opmaak van de begroting 2003 zou een antwoord worden gegeven op de redelijke vragen van het witboek en op de dringende noden zoals het dramatisch gebrek aan bewakers in de musea. De minister stelde dat er minimaal 109 nieuwe bewakers moesten bijkomen om te vermijden dat belangrijke kunstwerken worden gestolen. De waarde van het federaal kunstpatrimonium wordt trouwens op 6,2 miljard euro geschat.
Heeft de minister de gevraagde middelen gekregen? Werd er een meerjarenplan opgesteld om de doelstellingen van het witboek te realiseren?
De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - De begrotingsbesprekingen hebben enkele resultaten opgeleverd. De eerste minister heeft voor de eerste maal in jaren in zijn verklaring naar de wetenschappelijke instellingen verwezen. We moeten echter realistisch zijn en beseffen dat we nooit alles zullen kunnen realiseren wat in het witboek staat. Men moet veel vragen om weinig te krijgen...
De regering heeft een besluit aangenomen voor de hervorming van de leidinggevende functies binnen de wetenschappelijke instellingen; naast de directeurs komen er hulpdirecteurs. De leidinggevende functies worden geherdefinieerd en de werking van de instellingen wordt gemoderniseerd.
De regering was het eens om de nodige middelen vrij te maken voor de werving van bijkomend personeel voor de wetenschappelijke instellingen. Die nieuwe middelen zullen de jaarlijkse kosten dekken voor de nieuwe functies: informatici, museumdeskundigen, bewakers enzovoort. Er zijn echter niet genoeg middelen om de honderd en zoveel bewakers aan te werven.
Wel hebben we toestemming gekregen om het technisch personeel te vervangen en een equivalent van 20 voltijders te rekruteren om de beveiliging van personeel en goederen te verzekeren. Het gaat om personen van de niveaus B, C en D, maar met een profiel en een opleiding die hen in staat stellen de technieken te leren die nodig zijn voor de beveiliging van de collecties. Wat het personeel betreft hebben we dus vooruitgang geboekt, zij het minder dan verhoopt.
Dit brengt me bij de investeringen in materiaal. De Regie der Gebouwen krijgt minder middelen, maar we hebben ervoor kunnen zorgen dat de enveloppe voor de wetenschappelijke instellingen binnen het budget gelijk blijft. Collega Daems en ik hebben verkregen dat wij beslissen over de programmering van de werken aan de wetenschappelijke instellingen. Zo kan vanaf 2003 worden gestart met de werken om de beveiliging van de collecties te verbeteren.
We zullen dan in staat zijn om een oplossing te bieden voor het dringende probleem van de beveiliging.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Ik weet niet hoeveel de minister bij aanvang heeft gevraagd, maar de vraag die in het witboek is opgenomen, lijkt me redelijk.
Het verheugt me dat de regering de zaak ter harte neemt.
Het is belangrijk dat er voor het probleem van de beveiliging een oplossing komt. We mogen niet vergeten dat de grootste diefstallen in Europese musea overdag hebben plaatsgevonden. De nachtbewaking is dus in orde, maar het beveiligingspersoneel moet professioneler worden. Dit is een grote stap vooruit en ik dank de regering daarvoor.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De Senaat wordt nog altijd geacht een rol te spelen in internationale vraagstukken. Het verwondert me dan ook dat onze collega Maertens, anders altijd paraat om de minister van Buitenlandse Zaken te ondervragen, zich niet verplicht voelt vragen te stellen over de wapenlevering aan Nepal.
In de vakantieperiode, toen na veel regen eindelijk de zon weer scheen, werd onze bevolking geconfronteerd met een land waarvan tachtig of negentig procent van onze mensen niet weet waar het ligt. Toen ik een kind was bestond er een spelletje waarin de koning van Siam centraal stond. Vandaag vraagt de koning van Nepal al onze aandacht.
We kregen ook lucht van een incident binnen de meerderheid. Op 22 augustus maakte het kabinet van de minister van Buitenlandse Zaken bekend dat FN-Herstal een exportlicentie had gekregen voor de levering van 5.500 mitrailleurs van het type Minimi. De naam moest suggereren dat het om een banale zaak gaat, geen discussie waard. De minimis non curat praetor. Later bleek er toch meer aan de hand: de leverancier was bekend, de begunstigde niet. Dank zij een ongetwijfeld georganiseerd lek wist de VRT dat het ging om Nepal: een land van bergbeklimmers, maar ook een van de zeldzame koninkrijken van de wereld. Volgens sommigen was daar een burgeroorlog aan de gang, zodat ons land volgens de wapenwet geen wapens mocht leveren. En zo versta ik die wet ook als eenvoudig jurist. Vandaag wordt die wet echter volgens de paarsgroene grammatica gelezen waarbij alle canons overboord worden gegooid zodat de genomen beslissingen kunnen worden gerechtvaardigd.
Wat later kwam het ook uit dat de koning van Nepal al geruime tijd in Europa op bedeltocht was naar wapens. Hij was eerst in Duitsland geweest, maar dat wilde de gevraagde levering niet toestaan. Daarna trok hij - al dan niet op uitnodiging - naar België en naar FN. In de maand juli keurde de regering in sneltreinvaart de wapenlevering goed. De beslissing werd nooit officieel bekendgemaakt, want de regering vond de zaak duidelijk niet belangrijk genoeg om er enige ruchtbaarheid aan te geven. In augustus bleek nog dat de beslissing was genomen op een ministerraad waar de ene minister wel aanwezig was, maar de andere niet omdat hij of zij toen net aan het telefoneren was, enzovoort. Wat later nam minister Aelvoet ontslag.
Die wapenbeslissingen doen veel vragen rijzen, ook vandaag nog in het licht van de recente gebeurtenissen. De eerste vraag die ik aan de regering wil stellen is of er vandaag wapens kunnen worden geleverd aan Nepal.
Ik maak een vergelijking. Mocht de Belgische koning vandaag zijn ministers naar huis sturen omdat hij hen onbekwaam acht - het is een pure hypothese - zou Europa dan nog vinden dat België op een democratische manier functioneert? Ik denk het niet.
Is het niet kristalhelder dat Nepal, waar de koning zijn ministers naar huis stuurt, vandaag niet voldoet aan de criteria zoals bepaald in onze wapenwet? Hebben we een delegatie nodig van diplomaten om de situatie in Nepal te beoordelen? Ik denk het niet. Het antwoord van de regering om de terugkeer van een missie naar Nepal af te wachten, is toch een uitwijkmanoeuvre om niet te moeten toegeven dat aan de wettelijke voorwaarden voor een wapenlevering niet is voldaan. Alle objectieve commentatoren erkennen dat. Maar de regering ontkent het licht van de zon.
Ik doe een beroep op het geweten van de groenen. Tijdens de vorige regeerperiodes hebben de groenen dikwijls gepleit voor het geweten en de moraliteit in de politiek, tegen de wapenhandelaars en het cynisme van de machtspolitiek en tegen de onaanvaardbare compromissen. Ze deden als het ware Savonarola verbleken! Gooien de groenen vandaag al hun vroegere principes overboord? Moet voor hen de wapenwet niet meer worden gerespecteerd? Of vallen de wapenleveringen aan Nepal nu onder de raison d'État of moet ik zeggen la raison de la majorité.
Als dat waar zou zijn, dan ben ik erg ontgoocheld. Van de groene partijen mogen we toch verwachten dat zij het principiële element in het debat belangrijk vinden.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Uw vraag is toch aan de minister gericht, en niet aan ons.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dat klopt, mijnheer Maertens, maar uw partij maakt deel uit van de regering. Als u nu zegt dat uw fractie over dit belangrijk punt zwijgt, dan is dat voor mij ook een antwoord.
Een andere punt waarbij ik me vragen stel is de manier waarop de Delcrederedienst het besluit over de financiering heeft genomen. Volgens het weekblad Knack was de eerste goedkeuring van die dienst onwettelijk en moest er nadien een regularisering komen. Naar verluidt ging de heer Vincke, de Vlaamse verantwoordelijke, daarmee niet akkoord zodat we kunnen spreken van een partijpolitieke besluitvorming.
Vandaag is de winnaar bekend. FN-Herstal wint altijd. Ofwel worden de wapens geleverd en betaald onder delcrederewaarborg, ofwel worden ze niet geleverd en dan is de delcrederewaarborg opnieuw van toepassing en kan FN-Herstal de wapens nog een tweede keer verkopen. FN heeft er dus alle belang bij dat de regering tot het besluit komt dat er in Nepal geen democratie is.
Voor mij is het alleszins duidelijk dat de besluitvorming overhaastig was en dat een vice-eerste minister tot ontslag is gedwongen. De grootste dreiging voor de regering en voor de meerderheid in het Nepal-dossier is echter de kracht van de feiten en die zijn niet voor interpretatie vatbaar.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Wat de eerste overweging van de heer Vandenberghe betreft moet ik mij houden aan de bepalingen van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Na analyse deelde de juridische dienst van mijn departement mij mee dat de wet mij niet toelaat de documenten te overhandigen. Dat er een lek zou zijn, doet hieraan niets af. De heer Vandenberghe is jurist genoeg om te weten dat de fout van de ander geen rechtvaardiging is om zelf een fout te maken.
Wat senator Vandenberghe definieert als een aanvullende opmerking in de exportlicentie, is in feite een beding dat in alle uitvoervergunningen voorkomt, welke ook de bestemming is. Dit houdt een verwijzing in naar de substantie van artikel 7 van de wet van 1991. Zoals reeds meermaals herhaald, inzonderheid tijdens de plenaire zitting van de Kamer van 29 augustus 2002, werd de beslissing tot toekenning van de uitvoervergunning genomen na een grondige analyse van de situatie in Nepal en nadat het dossier werd onderzocht en goedgekeurd door de `kern'. De redenen voor deze positieve beslissing als mede de overeenstemming ervan met zowel de wettelijke voorzieningen als met de voorbereidende werkzaamheden van juli 1991 en de criteria van de Europese gedragscode, werden breedvoerig uiteengezet tijdens die plenaire zitting. Er werd aldus langdurig uitgelegd dat na het verslag van januari 2002 dat u aanhaalt, en inzonderheid vanaf de maand mei 2002 de internationale gemeenschap is overgegaan tot een belangrijke herwaardering van de politieke situatie in Nepal.
Ik verwijs daarom in de eerste plaats naar de verklaring van de Europese Unie van 8 mei jongstleden waarin de ministers van de Europese Unie in de Raad Algemene Zaken duidelijk te kennen geven dat Nepal wensen te steunen in de strijd tegen de Maoïstische extremisten, alsmede naar de conclusies van de Conferentie van Londen van juni 2002. In augustus 2002 heeft de Europese Commissie tevens beslist het democratische regime van Nepal te steunen en een hulpprogramma op te starten. In een verklaring van 27 augustus heeft voorzitter Prodi gezegd dat de Commissie van oordeel was dat Nepal niet in een burgeroorlog verwikkeld zat, maar dat het een jonge democratie is die met terroristische acties af te rekenen heeft.
Er was beslist om een uitvoervergunning te verlenen. De regering moet dan geen bijkomende toestemming meer geven voor de eerste levering. Het koninklijk besluit werd nageleefd. Het kernkabinet heeft op 11 juli een principiële beslissing genomen. Toen de beslissing op 19 juli werd ondertekend, was ik in het bezit van een certificaat van eindbestemming, voor echt verklaard door de ambassade, zoals bepaald in het koninklijk besluit. Het dossier dat door Economische Zaken werd overgezonden bestaat uit een eenvoudig formulier met de vermelding van de goederen waarvoor de vergunning wordt gevraagd en de eindbestemming. Het kernkabinet was van al deze elementen op de hoogte toen het de beslissing nam aangezien onze diplomatieke post beschikte over het certificaat van eindbestemming dat hij moest legaliseren en waarop alle elementen van het bovenvermelde formulier vermeld staan.
U weet bovendien dat een monitoring team naar Nepal vertrokken is, met de opdracht contact op te nemen met de overheid, de politieke partijen van meerderheid en oppositie, de internationale organisaties, de NGO's, enzovoort, teneinde zoveel mogelijk informatie te verzamelen.
Dat team keert volgende maandag terug naar België. Er zal een rapport opgesteld worden. Ik zal dat rapport zorgvuldig lezen en ik zal vanzelfsprekend ook naar hen luisteren. Nadien zal ik oordelen of het al dan niet nodig is de licentie op te schorten, maar tot op heden is daar blijkbaar geen aanleiding toe.
Ik ben niet bevoegd voor de vraag over de verzekeringspolis van de Delcrederedienst. Deze materie ressorteert onder de bevoegdheid van de minister van Financiën.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik stel ten eerste vast dat de minister van Buitenlandse Zaken bevestigt dat de beslissing genomen en in uitvoering is en dat hij op basis van de gegevens waarover hij vandaag beschikt niet van oordeel is dat de beslissing moet worden opgeschort. Hij weigert rekening te houden met de nieuwe elementen die ik heb aangebracht en waarvoor ik mij steun op diverse verklaringen over de institutionele en staatkundige evolutie, onder meer van de heer Prodi.
Ik meen ten tweede dat er in het parlement een zekere loyaliteit moet zijn wanneer er over een dossier vragen worden gesteld. Het is duidelijk dat het dossier-Nepal gekoppeld is aan het dossier over de verzekeringspolis van de Delcrederedienst. Als de minister van Buitenlandse Zaken echter van oordeel is dat dit aspect niet tot zijn bevoegdheid behoort, zullen we die vraag volgende week stellen aan de minister die daarvoor wel bevoegd is. Ik laat het aan de Senaat over uit te maken of het debat over dit dossier op deze wijze moet worden gevoerd. Ik meen van niet.
-Het incident is gesloten.
De voorzitter. - Mevrouw Kestelijn-Sierens verwijst naar haar schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1864/3.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1179/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Destexhe verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1180/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - Mevrouw de Bethune verwijst naar haar schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1181/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Jean-Marie Dedecker (VLD), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1182/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Destexhe verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1183/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer François Roelants du Vivier (MR), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1184/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Maertens verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1185/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Geens verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1186/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Maertens verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1187/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Destexhe verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 2-1264/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik hoop dat met het antwoord op deze vraag een einde komt aan de briefwisseling die ik gedurende de vakantie met de minister heb gevoerd. De kerncentrale van Tihange ligt vlakbij de luchthaven van Bierset. 's Avonds en 's nachts wordt de kerncentrale systematisch overvlogen. De meeste inwoners van Hoei beklagen zich niet zozeer over de geluidshinder, maar vrezen wel de gevolgen van een vliegtuigpanne. Het luchtverkeer is er immers zo dicht dat een vliegtuig in nood bijna onvermijdelijk op de kerncentrale moet neerstorten.
Ik vraag mij dus af of het ministerie van Verkeer dit veiligheidsprobleem effectief behandelt. Om welke reden krijgen deze vliegtuigen de toestemming om de kerncentrale op lage hoogte te overvliegen? Ik ben er overigens niet zeker van dat die toestellen de luchtcorridors volgen, want ik kreeg al meermaals te horen dat er geen luchtverkeer is boven de centrale. Dit wordt echter tegengesproken door buurtbewoners die regelmatig de landing van vliegtuigen observeren. Ik kan aannemen dat het niet makkelijk is om in een zo beperkte zone goede luchtcorridors te vinden, maar ik blijf van oordeel dat het overvliegen van de kerncentrale verboden zou moeten worden.
Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - In verband met het op lage hoogte overvliegen van de stad Hoei en omgeving, breng ik de reglementering betreffende het overvliegen van dichtbevolkte steden en agglomeraties in herinnering. Ze werd opgenomen in het koninklijk besluit van 15 september 1994 tot vaststelling van de vliegverkeersregelen in de luchtvaartgids die de piloten moeten gebruiken om hun vliegbaan te bepalen. In deze regels wordt in grote lijnen bepaald dat behoudens voor het opstijgen en het landen een luchtvaartuig steden en agglomeraties niet op onvoldoende hoogte mag overvliegen zodat het in geval van nood kan landen zonder gevaar voor personen, goederen en infrastructuren op de grond. Deze twee prerogatieven worden aangevuld met bijzondere beperkingen waarin wordt gepreciseerd dat, behalve als het nodig is om op te stijgen of te landen, een luchtvaartuig met toepassing van de zichtvliegvoorschriften steden en agglomeraties niet mag overvliegen op een hoogte van minder dan 300 meter of 1000 voet, gemeten vanaf het hoogste obstakel in een straal van 600 meter rond dit luchtvaartuig.
In de omgeving van Hoei zijn er veel hoogspanningslijnen, maar gezien hun beperkte hoogte vormen zij geen obstakel voor de burgerluchtvaart. Daaruit vloeien echter wel beperkingen voort voor helikoptervluchten, want helikopters vliegen vaak op geringe hoogte. Bij mijn weten leggen de betrokken departementen, die onder de bevoegdheid van de heer Flahaut ressorteren, in deze welbepaalde voorschriften op.
Wat de luchtcorridors betreft, klopt het dat de naderingsroute voor baan 05 van Luik-Bierset langs de naburige gemeenten, met name Tihange, loopt. Men mag echter niet vergeten dat vliegtuigen opstijgen met de wind op kop en dat baan 05 bijgevolg vrij weinig wordt gebruikt. Bijna altijd wordt de andere baan gebruikt, behalve wanneer de weeromstandigheden en de veiligheid dat onmogelijk maken. Wanneer de vliegtuigen de andere baan gebruiken, vliegen ze inderdaad in de nabijheid van Hoei en van de kerncentrale. De bodemhoogte voor de naderingsroute van baan 05 bedraagt 3.000 voet boven de zeespiegel of ongeveer 850 meter boven de grond.
In het huidige stadium is het, zoals u trouwens zelfs hebt beklemtoond, zeer moeilijk om de routes te wijzigen, aangezien vliegtuigen zich op een afstand van ongeveer 18 kilometer vóór de landing in de as van de landingsbaan moeten plaatsen om veilig te kunnen landen. Het is een beetje de kwadratuur van de cirkel: hoe kan men veilig landen, verzoenen met een strikte eerbiediging van de regels inzake overvlieghoogte?
Vandaag wordt echter aan beide voorwaarden voldaan, zelfs als de vliegtuigen van baan 05 gebruikmaken en dus de naburige gemeenten Hoei en Tihange dicht naderen. Belgocontrol, het controleorgaan voor de luchtvaart, bestudeert desalniettemin alternatieve routes.
Belgocontrol ziet er, samen met de luchthavenautoriteiten van Luik, op toe dat de luchtcorridors worden gevolgd en dat eventuele inbreuken worden bestraft.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - We weten allemaal dat de situatie in dit overbevolkte gebied niet eenvoudig is.
Toch wil ik de aandacht van de minister vragen voor een ander aspect van dit dossier. Na 11 september had ik gevraagd dat zou worden nagegaan welk risico het neerstorten van een vliegtuig op een kerncentrale inhoudt. Het IAEA heeft een groep van experts bijeengeroepen die daarover een rapport hebben uitgebracht.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft gemeld dat hij een analyse van dat rapport heeft ontvangen en dat overgezonden heeft aan de eerste minister. Uit die analyse blijkt dat het neerstorten van een vliegtuig op een kerncentrale, naast de moeilijk in te schatten schade die door het gewicht van het vliegtuig wordt veroorzaakt, ook een enorme brand zou veroorzaken en dat we ons daarop moeten voorbereiden.
Het probleem is echter dat wij elke avond twintig keer de bedenking maken dat een eenvoudige technische panne een dergelijk ongeval kan veroorzaken. Misschien kan de minister het daar eens over hebben met haar collega Duquesne.
Ik weet wel dat een totaal vliegverbod boven de centrale moeilijk ligt wegens de windrichting, maar het zou toch nuttig zijn de luchtcorridor 300 à 400 meter verleggen.
Een werkgroep zou zich moeten buigen over het rapport dat zich momenteel bij de eerste minister bevindt.
Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - Ik heb uiteraard geen enkel bezwaar tegen een grondig onderzoek.
Een vliegtuig daalt geleidelijk. Als het in moeilijkheden zou geraken kan het, zelfs met inachtneming van de opgelegde vlieghoogte, nog altijd uitwijken naar minder kwetsbare zones.
De voorzitter. - Geachte collega's, misschien kan dit in een commissievergadering verder worden uitgediept.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het belangrijke tijdschrift P-Magazine publiceerde een interview met vice-eerste minister Vande Lanotte, waarin hij het heeft over de uitbreiding van de Europese Unie. Hij verklaart: "Traditioneel zegden wij: wij zijn voor Europa. Nu zeggen wij: wij zijn niet voor Europa tenzij Europa verandert." Hij beklaagt zich erover dat er geen afspraken zijn over de manier waarop het uitgebreide Europa moet worden bestuurd. De heer Vande Lanotte zegt: "De uitbreiding zal een chaos creëren. Enkel en alleen degenen die tegen sociale bescherming en de bescherming van het leefmilieu zijn - de liberalen - zullen daar beter van worden. De uitbreiding zal een ongebreidelde sociale afbraak in de landen van de Europese Unie veroorzaken. Zolang er geen beslissing is over hoe we beslissen in dit grote Europa, zeggen wij: we vinden het niet verstandig Europa uit te breiden."
Wat zegt vice-eerste minister Vande Lanotte over de regering? "De Belgische regering zegt nu al principieel `ja' tegen de uitbreiding, maar ze weet niet wat daarmee gaat gebeuren. Dit is echt onverstandig." Hij besluit dit belangrijke interview met de woorden: "Europa is ons project niet meer. In Europa zijn we vanaf nu een oppositiebeweging." Als ik het goed heb begrepen, wil de SP.A naar de oppositie overstappen.
Aangezien de vice-eerste minister van de Belgische regering zich op een dergelijke wijze over de Europese politiek en de houding van de Belgische regering uitlaat en zich van nu af een `eurocriticaster' noemt, menen wij recht te hebben op een reactie en een verklaring van de Belgische regering.
België neemt in Europa een belangrijke plaats in. België is een constituerend lid van de Europese Unie. De hoofdstad van de Unie is in België gevestigd en de Europese politiek heeft ertoe geleid dat economische en culturele welstand, openheid van geest, internationale mogelijkheden in ons land zijn gecreëerd. Diegenen die de opbouw hebben meegemaakt, zien de dynamiek die van Europa is uitgegaan.
In ieder geval geeft de verklaring van de vice-eerste minister mij de gelegenheid om de uitbreiding op de agenda van vandaag te plaatsen. We hebben gisteren de verklaring gehoord van de heer Prodi over de toetreding van de tien novieten tot de Europese Unie, mogelijk in 2004. Na de val van Berlijnse Muur in 1989 heeft niemand het voor mogelijk gehouden dat, in een korte tijdspanne daarna, zovele Midden- en Oost-Europese landen het EU-lidmaatschap zouden aanvragen.
We hebben al vier uitbreidingen gekend. We staan nu ongetwijfeld voor de belangrijkste omwille van de politieke en sociaal-economische moeilijkheden om deze kandidaten in de Europese Unie te integreren. Het is ongetwijfeld een riskant project omdat deze uitbreiding Europa evenzeer kan verdelen als verenigen.
Een aantal lidstaten is er evenwel terecht van overtuigd dat deze uitbreiding een historische kans biedt om een groter, sterker en stabieler Europa met 500 miljoen burgers te scheppen. In sommige lidstaten wordt echter ook gevreesd dat de bijkomende nieuwe talen, culturen, levenswijzen, wetgevingen en uiteenlopende ontwikkelingsniveaus onoverzienbare politieke gevolgen zal hebben. Ik denk dat de moeilijkheden niet te onderschatten zijn en dat het gaat om een uitdaging zonder voorgaande.
Het feit dat Ierland het Verdrag van Nice nog altijd niet heeft goedgekeurd, legt een bijkomende hypotheek. Als het bindende referendum, dat Ierland op 19 november houdt, negatief zou aflopen, lijkt een institutionele crisis onvermijdelijk.
We moeten ons bewust zijn van de moeilijkheden die zich op verschillende niveaus aandienen: allereerst op het gebied van de landbouw omdat de nieuwe landen 45 procent van het landbouwareaal en 30 procent van de totale landbouwproductie zullen uitmaken; vervolgens wordt gevreesd dat honderdduizenden inwoners uit de nieuwe landen zich voornamelijk in de grensstaten zoals Duitsland en Oostenrijk zullen vestigen.
De heer Prodi signaleerde gisteren ook het probleem van de mensenhandel, die in die landen niet onbelangrijk is. De politieke corruptie in deze landen mag evenmin onderschat worden. Al deze problemen moeten via een flexibele toepassing van de Europese wetgeving worden aangepakt. Er zullen ongetwijfeld individueel aangepaste overgangsmaatregelen nodig zijn.
De vice-eerste minister suggereert dat de uitbreiding een sociale kaalslag tot gevolg heeft, wat betekent dat de Europese Unie geen sociale politiek noch een milieupolitiek volgt. Deelt de vice-eerste minister deze mening?
Met betrekking tot de open debatcultuur van de regering zijn we al veel gewend, maar desondanks heeft het me verrast dat een lid van de regering-Verhofstadt na het trompetgeschal, de fanfares, de harmonies en de symfonische orkesten die de Verklaring van Laken hebben begeleid - ik herinner me nog hoe de Belgische regering door de poorten van Laken scheed om het voorzitterschap van de Europese Unie te onderstrepen, wat niet wegneemt dat ons voorzitterschap vruchtbaar is geweest en een belangrijke bijdrage heeft gevormd voor de Europese Unie - verklaart dat Europa voor ons geen project meer is. Dat de regering in het publiek een dergelijk meningsverschil over een essentieel onderdeel van onze buitenlandse politiek etaleert kan niet anders dan het gezag van België op Europees en internationaal niveau aantasten.
Indien een vice-eerste minister in de regering-Dehaene een dergelijke uitspraak had gedaan, had eerste minister Dehaene vermoedelijk niet de vraag om uitleg van de oppositie afgewacht om die verklaring recht te zetten. Onder zijn regering had men het politiek gezag van België niet met een dergelijke verklaring kunnen aantasten. Dit vereist inderdaad een publieke rechtzetting. Hoewel de geloofwaardigheid van ons land in het gedrang komt, gebeurde dit tot op heden nog niet.
Natuurlijk weten we waarom vice-eerste minister Vande Lanotte die verklaring heeft afgelegd. Ze heeft niets te maken met de Europese politiek, maar alles met de verkiezingen. Hij legt die verklaring af veertien dagen na de uitspraak van de heer Voorhamme van de SP.A dat de integratiepolitiek mislukt is en enkele maanden nadat die partij verdedigd heeft dat de niet-geïntegreerde vreemdelingen stemrecht moeten te krijgen.
Men onderstreept de nieuwe ideologische opstelling van de SP.A door te verklaren tegen de uitbreiding van Europa te zijn. Hiermee wil men een signaal geven aan de burgers, wier ongerustheid ik op bepaalde vlakken deel. Hij verdraait het evenwel door eraan toe te voegen dat de besluitvorming niet aangepast is.
In de verklaring van vice-eerste minister Vande Lanotte gaat het evenwel niet om de besluitvorming als dusdanig, maar ze vormt wel de aanleiding om een nieuw profiel in te kleuren en van de SP.A een soort populistische volkspartij te maken. Vroeger was solidariteit, ook ten opzichte van nieuwe landen nochtans essentieel. Die lijkt nu te verdwijnen in een nieuwe populistische volkspartij, die vlug enkele bochten neemt met het oog op inhoudelijke profileringsdrang.
Ik herhaal dat het me verrast dat de regering, die het niet eens is met dat soort aanpak van de politiek, niet spontaan heeft gereageerd op een dergelijke verklaring.
Het heeft me verrast dat de regering niet heeft gereageerd op een dergelijke verklaring. De problemen bij de uitbreiding van de Europese Unie zijn gekend. Wij weten dat Europa wordt geconfronteerd met een democratisch deficit. Alle peilingen tonen een toenemend wantrouwen in de Unie aan. Een bijzondere inspanning om het maatschappelijke draagvlak van de Europese politiek te voeden is dus nodig. Daarom diende onmiddellijk te worden gereageerd op de verklaring van de vice eerste minister. Inzake beeldvorming kent Europa niet meer dezelfde situatie als tien jaar geleden.
Mijn vraag is dus eenvoudig: wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de verklaringen van vice eerste minister Vande Lanotte en welke gevolgen trekt zij daaruit?
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister inzake deze belangrijke kwestie. Het zou ook interessant zijn het standpunt van de SP.A-fractie te kennen. Ik betreur ten zeerste de uitlatingen van vice eerste minister Vande Lanotte. Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar zijn visie komt wel heel laat en bovendien heb ik ernstige twijfels of die mening wel wordt gesteund door de basis van zijn partij. Ik hoop dat de regering duidelijk pleit vóór de uitbreiding van de Europese Unie en dat het standpunt van de heer Vande Lanotte niet is ingegeven door angst. Die angst merken we ook al in andere kringen. Inzake migratie verwijs ik naar de uitlatingen van minister Landuyt.
De heer Vandenberghe insinueerde dat de VLD een asociale partij zou zijn. Wij zijn geen asociale partij. Het bewijs daarvoor wordt geleverd door de laatste begroting en door het beleid dat wij hebben gevoerd. Bovendien is er in Europa in de afgelopen tien jaar welvaart opgebouwd en is er stevig herverdeeld. Als Europeanen zijn we erop vooruit gegaan. Over Spanje, Griekenland en Ierland werd in het begin ook gezegd dat ze niet pasten in de Europese Unie. Uiteindelijk blijkt dat die landen veel beter af zijn, dat de werkloosheid er is gedaald en de armoede er sterk is afgenomen. De argumenten van destijds nu opnieuw gebruiken is even onzinnig als toen. Wel moeten we ons de vraag stellen of de uitbreiding wel voldoende cultureel homogeen kan zijn. Ik doel dan op de verdere uitbreidingen of plannen tot uitbreiding. Het is belangrijk dat wij in de discussie over beschavingen een voldoende coherente boodschap blijven uitdragen.
De VLD meent dat Europa door groter te worden ook sterker wordt en daardoor hopelijk sterker met één stem kan spreken in een multilaterale wereld waarin Europa een eigen identiteit heeft, een identiteit waarop wij fier moeten zijn en die wij moeten durven verdedigen.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Het standpunt van de regering inzake de uitbreiding van de Europese Unie is bekend en werd niet gewijzigd. Een afdoend bewijs hiervan vindt men in de inspanningen die tijdens het Belgische voorzitterschap werden geleverd om vooruitgang te boeken in de onderhandelingen en in de resultaten van de Top van Laken waarbij aan tien landen duidelijk werd verklaard dat ze indien ze hun voorbereidende werkzaamheden op hetzelfde peil zouden aanhouden, ze hun toetredingsonderhandelingen tegen eind 2002 zouden kunnen afronden.
België is voorstander van een uitbreiding die verloopt volgens de voorwaarden en tijdschema's die de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten zichzelf hebben opgelegd. Zal alles op het ogenblik van de toetreding volmaakt zijn? Zeker niet. Beide kanten zullen waakzaam moeten blijven en zich ervan moeten vergewissen dat de engagementen van de nieuwe leden binnen redelijke termijnen werkelijk worden uitgevoerd. België heeft steeds gepleit voor een ernstige opvolging van de omzetting van de gemeenschappelijke verworvenheden en zal dit blijven doen met het oog op de Europese Raad van Kopenhagen.
Ook al heb ik geen commentaar te leveren bij de uitspraken van vice-eerste minister Vande Lanotte, waarvoor hijzelf de uitsluitende verantwoordelijkheid draagt, toch wil ik benadrukken dat de toetredingsonderhandelingen nu bijna tien jaar geleden werden aangevat en dat de kandidaat-lidstaten zich enorme inspanningen hebben getroost om hun economie, politiek systeem en maatschappelijke regels aan onze criteria aan te passen.
Het is volstrekt legitiem en eerbaar dat iemand als de heer Vande Lanotte enkele belangrijke vragen stelt of zelfs bekommernissen naar voren schuift.
Ik stel echter vast dat in de conclusies van de Commissie met betrekking tot de uitbreiding op een aantal vragen en bekommernissen een antwoord wordt gegeven. De Commissie voorziet in begeleiding en monitoring om na te gaan of de voorwaarden worden vervuld.
De heer Vande Lanotte heeft het belang van de Conventie en haar werkzaamheden trouwens benadrukt. Ik verwijs de leden naar de conclusies; ze zullen vaststellen dat ook de Commissie wijst op het belang van de werkzaamheden van de Conventie.
Ik zie dan ook geen grote verschillen tussen het standpunt van de heer Vande Lanotte en het onze. Elke politicus en elke burger heeft het recht zich vragen te stellen of bedenkingen over de uitbreiding te uiten. Ik meen niet dat de heer Vande Lanotte de regering heeft gevraagd haar standpunt te wijzigen. Het regeringsstandpunt is bekend en blijft behouden.
Ik ga geen storm in een glas water veroorzaken. Ik heb de indruk dat we binnen de regering op dezelfde golflengte zitten. De conclusies van de Commissie stellen iedereen gerust en ik ben ervan overtuigd dat ook de problemen die bij deze uitbreiding rijzen, zullen worden overwonnen, ook al zijn ze omvangrijker dan bij vorige uitbreidingen.
De uitbreiding is volgens mij een van de eerste echt politieke beslissingen sedert jaren. Het gaat niet langer om een strikt economische optie van de Europese Unie. De uitbreiding is dan ook wenselijk. Ze zal de Unie op economisch en vooral op politiek vlak een kritische massa bezorgen; op politiek vlak kan ze bepalend zijn voor de rol van Europa als wereldmacht. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie een steeds belangrijker rol zal spelen op wereldvlak en dat niet alleen zijzelf, maar heel de wereld daar wel bij zal varen.
Het Belgische standpunt is niet gewijzigd en er is niets mis mee dat een minister zich vragen stelt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik kan blijkbaar niet meer lezen. Vice-eerste minister Vande Lanotte stelt geen vragen, hij verdedigt een standpunt. Hij beweert dat de verruiming van Europa tot een liberale kaalslag leidt, dat er geen sociale en ecologische wetgeving is, dat het recht van de sterkste zal primeren, dat Europa geen project heeft en dat hij in oppositie is tegen de Europese politiek. Dit zijn geen vragen, maar opvattingen die diametraal staan tegenover datgene wat de minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd. Woorden en ministeriële verantwoordelijkheid hebben in deze meerderheid blijkbaar geen betekenis meer.
Ik stel voor om na de top van 24 en 25 oktober in de Senaat een debat te organiseren over de Europa-politiek en de gevolgen van de uitbreiding, zodat we kunnen nagaan waar de problemen zich op het terrein situeren.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Er wordt gezegd dat Europa door de liberalen wordt gedomineerd, maar de dominante stromingen in Europa zijn jammer genoeg niet de liberale.
-Het incident is gesloten.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ook bij het begin van dit parlementaire jaar worden we met slechte tradities geconfronteerd. We kunnen niet aanvaarden dat wetsvoorstel 2-1294/1, dat voorziet in amnestie en een collectieve regeling voor oorlogsdaden en daden van collaboratie, in overweging wordt genomen.
De heer Philippe Monfils (MR). - De MR-fractie is het met de heer Mahoux eens. We moeten de heer Verreycken wel zijn vasthoudendheid nageven. Ook wij zijn echter vastberaden. Telkens als hij een wetsvoorstel in die zin indient, zullen we ons tegen de inoverwegingneming verzetten omdat we een dergelijke tekst onaanvaardbaar vinden.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - De heer Monfils bevestigt dat de folklore van de dappere Galliërs nog altijd niet is verdwenen en dat verheugt me. Er zijn blijkbaar nog altijd Oude Belgen die volhouden dat de oorlog, die in 1945 is beëindigd, nog voortduurt. Het schijnt verschrikkelijk te zijn om de verbanning van landgenoten te beëindigen.
Ik beriep me voor dit voorstel op het voorstel dat vier collega's uit de Senaat, met name de heren Dubié, Cornil, Lozie en mevrouw Nagy hebben ingediend. Volgens hen is het in een democratische samenleving onbestaanbaar om mensen, ongeacht de strafbare daden die ze lang geleden hebben gepleegd, uit hun land te verbannen. Op basis van deze tekst, die trouwens zonder problemen in overweging werd genomen, heb ik dus dit voorstel ingediend. Ik dacht dat het niet alleen onbestaanbaar is om vreemdelingen te verbannen, maar dat het in een democratische samenleving net zo zeer onbestaanbaar zou zijn voor landgenoten.
Ik meende dat de argumentatie zo absoluut was dat ze niet kon worden beperkt tot één groep, in casu de vreemdelingen, maar tot alle landgenoten moest worden uitgebreid. Dit heeft helemaal geen betrekking op één of andere oorlog of op de één of andere strijd van de Oude Belgen tegen de slechte Menapiërs. Het heeft alles te maken met enige coherentie in de wijze waarop de Senaat de in overwegingneming behandelt. Ik stel voor de commissie haar verantwoordelijkheid te laten nemen en dit voorstel in overweging te nemen.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - De VLD-fractie is vanuit haar democratische overtuiging altijd bereid geweest elk voorstel in overweging te nemen. Met de inhoud van dit voorstel kunnen we echter in het geheel niet akkoord gaan.
De voorzitter. - We stemmen over de inoverwegingneming van het wetsvoorstel 2-1294.
Stemming 1
Aanwezig: 58
Voor: 24
Tegen: 34
Onthoudingen: 0
-Het wetsvoorstel is niet in overweging genomen.
Stemming 2
Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 3
Aanwezig: 60
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
-Voor dit wetsontwerp wordt de uitslag van stemming 3 aanvaard.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
De voorzitter. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:
Donderdag 17 oktober 2002
's ochtends om 10 uur
Activiteitenverslag 2001 van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I); Stuk 2-1171/1.
Mensenhandel in de sport; Stuk 2-1132/1 en 2.
Gemeenschappelijk verslag van de Belgische Senaat en de Russische Doema over de migratieproblematiek; Stuk 2-920/1.
's namiddags om 15 uur
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid.
Inoverwegingneming van voorstellen.
Mondelinge vragen.
Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 tussen de federale overheid en de gewesten met betrekking tot de oprichting van een Agentschap voor Buitenlandse Handel; Stuk 2-1276/1 en 2. (Pro memorie)
Eventueel, hervatting van de agenda van de ochtendvergadering.
Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.
Vragen om uitleg:
-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.
De heer René Thissen (CDH). - De CDH zal zich onthouden bij de stemming over de eenvoudige motie ingediend door verschillende leden van de meerderheid tot besluit van de vraag om uitleg van de heer Luc Van den Brande over het ontwerp van resolutie van mevrouw Nabholz-Haidegger betreffende de bescherming van de minderheden in België.
De CDH bevestigt zijn totaal verzet tegen de inhoud van de motie ingediend door de heren Van den Brande, Caluwé en Vandenberghe, om de volgende redenen:
De bewuste motie vraagt om onder geen enkele voorwaarde over te gaan tot de ratificatie van de kaderconventie over de bescherming van de nationale minderheden. Toen de Lambermontakkoorden werden gesloten heeft de regering formeel beloofd dat die conventie vóór het einde van de legislatuur zou worden geratificeerd. Minister Louis Michel heeft zich er in zijn verkiezingsprogramma van juni 1999 toe verbonden deze conventie te doen ondertekenen en ratificeren en het FDF had er een strijdpunt van gemaakt. Om uiting te geven aan ons ongenoegen over het feit dat die beloften niet werden nagekomen, zullen wij ons bij de stemming over de eenvoudige motie van de meerderheid onthouden.
Op de vergadering van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft de eerste minister zich misprijzend uitgelaten over het rapport van mevrouw Nabholz-Haidegger. Hij zei immers dat hij zich kon terugvinden in de woorden van sommigen die het rapport grotesk en naïef vonden. Tot besluit van zijn uiteenzetting zei hij dat het rapport niet bruikbaar is. Gelet op het ernstige en onafhankelijke werk van de bewuste internationale instelling is dat ongehoord,
(Tekenen van onrust bij VB, CD&V en VLD)
Zoals het FDF, een partner van de huidige meerderheid, terecht opmerkt, zijn de verklaringen van de heer Verhofstadt zijn ambt onwaardig. Met onze onthouding willen we dus ook blijk geven aan onze verontwaardiging over deze betreurenswaardige houding van de eerste minister van een Staat die mee aan de wieg van de Raad van Europa stond.
De Vlaamse politici moeten het eens worden over het belang dat ze hechten aan de resoluties van de Raad van Europa. Terwijl sommige Vlamingen zich ergeren aan het rapport van mevrouw Nabholz, haasten anderen zich naar de Raad van Europa zodra ze de indruk hebben dat ze worden achteruitgesteld. Sommige Vlaamse burgemeesters overwegen immers bij de Raad van Europa een verzoekschrift in te dienen omdat Vlaamse patiënten in Brusselse ziekenhuizen niet altijd in hun taal zouden worden opgevangen. Zoals de Vlaamse socialistische volksvertegenwoordiger Hans Bonte opmerkte, is het niet logisch te zeggen dat de resoluties van de Raad van Europa geen enkel gevolg moeten hebben in België en dan zelf een zaak aanhangig te maken bij diezelfde instantie.
Tot besluit meen ik dat de weigering van sommige Vlamingen om de kaderconventie te ratificeren getuigt van het onvermogen van Vlaanderen om een misschien wel pijnlijk, maar afgesloten verleden te boven te komen. Er bestaat helemaal geen risico dat Vlaanderen morgen verfranst zal worden als de rechten worden toegepast die de kaderconventie aan de Franstaligen toekent. Die Vlamingen vechten tegen hersenschimmen.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Ik wil mij eerst richten tot de heer Thissen. Zijn verbazing verbaast mij. Hij moet toch weten dat de meerderheid haar woord niet houdt. Hij moet dan ook niet komen jammeren omdat hij in het ootje genomen wordt. Hij kon weten dat zoiets ging gebeuren. Iedereen wist dat hij en zijn partij werden meegezogen in het Lambermont-avontuur. Het getuigt alleen van zijn eerbiedwaardige, maar grenzeloze naïviteit dat hij kon hopen dat de meerderheid zou doen wat ze had beloofd. Zoals gewoonlijk komt het berouw ook hier ongetwijfeld na de zonde.
Over de grond van de zaak wil ik, zonder de polemiek te zoeken, toch duidelijk zijn: van twee zaken één!
De CD&V-fractie is voorstander van de bescherming van de minderheden, omdat we het als democraten belangrijk vinden dat een minderheid beschermd wordt. Dat werd afgesproken in de Raad van Europa en in andere instellingen. In België wordt de Franstalige minderheid echter overbeschermd. Ze geniet een bescherming krachtens de Grondwet en de bijzondere wetten. In de kaderconventie over de bescherming van de minderheden staat nergens dat er een paritaire federale regering moet zijn of dat er stemmingen moeten plaatsvinden met dubbele meerderheid. Nergens staat in de conventie dat de administratie of het gerechtelijk apparaat paritair moeten worden samengesteld.
Ik herhaal: van twee zaken één! Ofwel zijn de Franstaligen in ons land van oordeel dat de bescherming van de minderheden geregeld wordt op basis van de kaderconventie en dan is de consequentie dat alle andere sleutels inzake de bescherming van de minderheden vervallen. Ofwel aanvaarden ze de in ons land wettelijk vastgelegde regeling. Dat is de keuze waarvoor ze staan.
Ik ben ervan overtuigd dat we onvermijdelijk evolueren naar een staatsinrichting waarbij de deelstaten uitmaken welke rechten op een legitieme wijze aan de minderheden kunnen worden toegekend.
De federale regering heeft in februari 2002 afgesproken in het Interministerieel Comité voor het buitenlands beleid een definitie uit te werken van het begrip `minderheid'. Die is er nog altijd niet. Wij wachten op het eerste verslag van de deskundigen, van wie de eerste minister onlangs vertelde dat ze nu pas gaan bestuderen wat in 1997 al door zeven grondwetspecialisten is uitgewerkt.
Het standpunt van de CD&V-fractie is duidelijk: aan Vlaamse kant kan er maar één definitie aanvaard worden en dat is de definitie die zegt dat er in België maar één nationale minderheid bestaat, namelijk de Duitstalige.
Ik roep de collega's op, zowel van de meerderheid als van de minderheid en in het bijzonder de Nederlandstaligen, om in de Senaat eenzelfde houding aan te nemen als destijds in de Raad van Europa en op vele andere plaatsen. Het is echt onaanvaardbaar aan de ene kant te zeggen dat alleen de Duitstaligen een nationale minderheid vormen en dat er binnen ons staatsbestel geen regionale minderheden kunnen bestaan en aan de andere kant in de Senaat vertrouwen te schenken aan een regering die op dit punt de grootst mogelijke onduidelijkheid laat bestaan. We mogen ons geen illusies maken: als niet deze definitie wordt aanvaard, zal het Vlaams Parlement nooit tot ratificatie overgaan.
De voorzitter. - We stemmen over de gewone motie die voorrang heeft.
Stemming 4
Aanwezig: 60
Voor: 37
Tegen: 18
Onthoudingen: 5
-De gewone motie is aangenomen.
De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Mijn vraag om uitleg gaat over een onderwerp dat aan bod is gekomen tijdens het zomerreces, eind augustus. In een bericht van het persagentschap-Bloomberg werd toen vermeld dat de regering van plan zou zijn de minderheidsaandeelhouders van de Nationale Bank uit te kopen. Jean-Paul Servais, de kabinetschef van de minister, zou zich in die zin hebben uitgelaten. Dat persbericht werd 's morgens vroeg verspreid, eerst door Bloomberg, daarna ook door Belga. De kabinetschef ontkende het bericht vrijwel onmiddellijk. Intussen was het `kwaad' al geschied en was de koers omhoog geschoten met twintig procent.
Een paar dagen later zei de heer Luc Coene in een interview in de Financieel Economische Tijd dat de nationalisering - met andere woorden, het uitkopen van de minderheidsaandeelhouders van de Nationale Bank - een werkhypothese is. Hij stelde: "Op termijn is er niet veel andere keuze dan een nationalisering." De federale overheid bezit de helft van de aandelen van de Nationale Bank en de rest is op de beurs genoteerd en dus verspreid bij financiële instellingen, particulieren en de directie.
Heeft de kabinetschef van de minister, de heer Servais de vermelde uitspraken gedaan?
Vindt de minister het verantwoord dat een kabinetschef zich op een dergelijke, minstens dubbelzinnige wijze, uitlaat, goed wetende dat dit aandeel beursgenoteerd is? Hij weet dus dat dergelijke verklaringen invloed kunnen hebben op de koers van het aandeel.
Overweegt de minister de band waarop het interview staat, op te vragen teneinde te verifiëren wie de correcte uitspraak heeft gedaan?
Wat is zijn mening over de beweringen van de heer Coene?
Is een werkgroep formeel of informeel belast met de hypothese van de nationalisering?
Wordt een openbaar bod overwogen?
Hoe komt het dat het lange tijd duurde vooraleer de koers werd geschorst en vindt de minister de regulering betreffende het vrijgeven van gevoelige informatie aangaande beursgenoteerde effecten accuraat?
De heer René Thissen (CDH). - Op 23 augustus laatstleden heeft de publicatie, door het agentschap Bloomberg, van een interview met uw kabinetschef, Jean-Paul Servais, enorme speculatie veroorzaakt op de aandelen van de Nationale Bank. De koers steeg met 20% voordat de notering ervan werd geschorst.
In dat interview zei de heer Servais dat het de bedoeling is de Nationale Bank te nationaliseren, en dat alleen de timing en de prijs nog niet zijn geregeld.
Enkele uren later ontkende hij dat er een plan bestaat om de Nationale Bank te nationaliseren. Hij zei dat in het interview alleen gewezen werd op de theoretische mogelijkheid van zulk een operatie.
Weinig later hebt u gezegd dat de zaak niet op de agenda van de regering voor de onmiddellijke toekomst staat en dat ze geen deel zou uitmaken van de begrotingsbesprekingen van 2003.
De kabinetschef van de eerste minister verklaarde dan weer dat een nationalisering wordt overwogen, dat die voor de regering niet prioritair is en dat ze, als het zo ver komt, niet via een overnamebod zou geschieden, maar eerder via een onteigeningswet.
Als gevolg van die verschillende verklaringen is speculatie ontstaan. De koers van het aandeel van de Nationale Bank schommelt op een niveau dat 20 tot 50% hoger ligt dan vóór de verklaringen van uw kabinetschef. Gisteren bedroeg de koers 2.486 euro, veel meer dan de 1.900 euro in augustus.
Is over de diverse verklaringen voorafgaand overleg gepleegd met de bevoegde organen van de Nationale Bank?
Waarom was het nodig dat uw kabinetschef een interview toestond aan het agentschap Bloomberg en daarin wees op de mogelijke nationalisering van de Nationale Bank, als er toch geen regeringsbeslissing lijkt te zijn genomen?
Denkt u dat het opportuun is om, als dat soort operaties wordt overwogen, ruchtbaarheid te geven aan die plannen en zo het risico te lopen dat de operatie veel duurder wordt voor de overheidsfinanciën? Een terugkoop tegen de beurskoers van 4 september zou meer dan drie miljard frank meer kosten dan een terugkoop tegen de koers van 22 augustus. Vandaag zal dat bedrag nog veel hoger liggen.
Denkt u werkelijk dat, als de Bank wordt genationaliseerd, u niet minstens de beurskoers zult moeten betalen, gelet op de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens inzake onteigening?
Wat is de zin van al die verklaringen, aangezien het Parlement - meerderheid en oppositie - in juli laatstleden de wetgeving die van toepassing is op de Nationale Bank heeft gewijzigd, inzonderheid om haar specifiek karakter ten opzichte van eisen van de minderheidsaandeelhouders te erkennen?
Is onderzoek uitgevoerd om na te gaan of de verklaringen van uw kabinetschef en die van de eerste minister niet neerkomen op beursmanipulatie en of sommige personen daarvan hebben geprofiteerd?
Kunt u ons, om de speculatie te doen stoppen, duidelijk bevestigen dat, zolang u minister van Financiën bent, de Staat de aandelen van de Nationale Bank niet zal nationaliseren, onteigenen of terugkopen?
De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Op vraag van een journalist van het agentschap Bloomberg heeft mijn kabinetschef op donderdag 9 augustus in de vooravond verschillende technische toelichtingen gegeven bij de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Het is misschien verrassend, maar op vrijdag 23 augustus, meer dan vijftien dagen na dit onderhoud, beslist die journalist om een persbericht te publiceren om 12.25 uur, in volle beurssessie. Deze publicatie lokt op dat moment geen enkele reactie uit op de markt en dit ondanks een titel die lang niet in verhouding stond tot de inhoud. Het is pas op het moment dat de titel van het persbericht wordt hernomen op verschillende on-line-sites dat de koers sterk begint te bewegen. Dit effect wordt nog versterkt door het feit dat het gaat om een aandeel dat doorgaans als weinig liquide wordt beschouwd.
Wij moeten beklemtonen dat in vergelijking met andere persagentschappen de berichten van Bloomberg in België duidelijk minder verspreid worden. Bijgevolg hadden veel mensen aanvankelijk geen toegang tot het bericht. Toen mijn kabinetschef voorgelicht werd over de koersbeweging, heeft hij onmiddellijk gereageerd. Tegelijk heeft de marktautoriteit van Euronext-Brussels beslist de notering van het aandeel NBB te schorsen. De hoofdredacteur van agentschap Bloomberg heeft na overleg met de hoofdzetel van zijn agentschap zelf het initiatief genomen om verbeteringen aan te brengen aan het oorspronkelijk perscommuniqué, niet alleen aan de inhoud ervan, maar ook aan de ophefmakende titel. Tegelijk verduidelijkt het agentschap Bloomberg in zijn verbetering dat er geen plannen tot nationalisatie van de Nationale Bank van België bestaan en dat er geen probleem rijst met het statuut van de Nationale Bank van België. U zult het met mij eens zijn dat het vrij uitzonderlijk is dat een agentschap zelf, en zo vlug, zijn communiqués verbetert. Nochtans is dat het geval geweest en moet er worden benadrukt dat ingevolge deze officiële correctie door het agentschap Bloomberg de marktautoriteit van Euronext-Brussels heeft beslist de notering van het aandeel van de Nationale Bank van België te hernemen.
Het is niet de eerste of de laatste maal dat dit gebeurt. Ik stel vast dat het een gewoonte wordt. Vorige vrijdag heb ik in de krant nog gelezen dat de publicatie van een ander bericht, ook van het agentschap Bloomberg, tijdens de beurssessie van Euronext vorige vrijdag de daling met 17% van de notering van het aandeel van UCB, een belangrijke onderneming uit de BEL20, kan hebben veroorzaakt. Bij het lezen van dat bericht blijkt dat de informatie die het bevat niet echt nieuw is. Het agentschap heeft die informatie echter beschouwd als een profit warning. Dat is hetzelfde wat zich heeft voorgedaan in verband met de Nationale Bank van België, op basis van een wervende titel van een bericht.
Ik kan u dus bevestigen dat mijn kabinetschef helemaal niet verwezen heeft naar een regeringsbeslissing in die zin en dat hij die correctie niet heeft aangebracht. Het agentschap heeft dat op eigen initiatief gedaan, nadat de hoofdredacteur de uitspraken die hem werden toegedicht, had geverifieerd. Zoals ik al zei, verbaast het mij dat zo een bericht veertien dagen na het interview op de telexen verschijnt. We weten nog altijd niet waarom.
Op zaterdag 24 augustus heb ik het agentschap Belga medegedeeld dat de hypothese van een terugkoop, door de Staat, van de aandelen van de Nationale Bank van België die thans eigendom zijn van het publiek, niet prioritair is voor de regering. Ik heb zelfs gezegd dat die zaak geen deel zou uitmaken van de debatten bij de voorbereiding van de begroting 2003. Dat was trouwens ook niet het geval.
Er bestaat geen formele of informele werkgroep om die zaak te onderzoeken. Er wordt ook geen discussie voorbereid in samenwerking met de Nationale Bank. In de verschillende wetten van 2 augustus werd trouwens het bijzondere statuut van de Nationale Bank van België bevestigd, alsook haar rol bij de coördinatie van het toezicht op de verschillende financiële sectoren.
Er is dus niets nieuws onder de zon, en ik kan uiteraard geen verbintenissen op langere termijn aangaan.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik dank de minister voor deze verduidelijkingen. Inmiddels is de koers van het aandeel gestabiliseerd op een zeer hoog niveau en kan er dus van worden uitgegaan dat er op termijn toch wel een oplossing moet komen.
De minister heeft handig als hij is, op een aantal vragen niet geantwoord. In zijn plaats zou ik overigens ook voor die benadering kiezen.
Mijnheer de minister, bent u zinnens om de band waarop het interview werd opgenomen, op te vragen om na te gaan wie welke uitspraak heeft gedaan?
Over de bewering van de heer Coene hebt u niets gezegd. U hebt verwezen naar uw eigen verklaringen en naar die van de heer Servais.
Bent u het eens met de uitspraak van de heer Coene dat er op termijn geen andere keuze overblijft dan de nationalisering?
De heer René Thissen (CDH). - Ik wist niet dat het interview op 9 augustus was toegestaan en pas veertien dagen later werd gepubliceerd. Ik neem daarvan akte. Ik veronderstel wel dat het agentschap Bloomberg een correctie heeft aangebracht als gevolg van een telefonische oproep van uw kabinet om te signaleren dat er een probleem was. We kennen nog altijd niet exact de inhoud van de verklaringen en we weten ook niet of de kabinetschef toch niet onvoorzichtig is geweest in zijn verklaringen.
U hebt ons ook niet gezegd of een onderzoek werd gevoerd om te bepalen wie zou hebben kunnen profiteren van de stijging van de koers. U stelt me niet gerust met uw verklaring dat het interview veertien dagen later werd gepubliceerd tijdens de beurssessie. Dat lijkt me nogal onvoorzichtig voor een belangrijk agentschap als Bloomberg.
U zegt dat dit geregeld gebeurt. Het gaat hier nochtans om de aandelenbeurs. Elke dag hebben profit warnings een invloed op de koersen, soms zelfs zware gevolgen. In dit geval gaat het echter om verklaringen van politieke verantwoordelijken over een specifieke onderneming die handelt met ons geld, dus met onze economie.
Ik vind niet dat het argument van UCB kan verantwoorden wat met de Nationale Bank is gebeurd.
Ik neem er akte van dat deze zaak voor u niet prioritair is. Volgens sommigen betekent dat echter dat het nog altijd mogelijk is. Is dat werkelijk zo?
Ik meen te hebben begrepen dat die zaak niet vóór de verkiezingen zal worden geregeld. Dat lijkt mij volkomen normaal, want er werd geen werkgroep opgericht.
De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik heb nog twee opmerkingen. De eerste heeft betrekking op de vraag over de verklaring van de heer Coene. Ik heb het standpunt van de regering vertolkt en heb geen verdere commentaar op de verklaring van de heer Coene.
De regering beschouwt dit niet als een prioriteit. Het punt is bij de opmaak van de begroting voor 2003 dan ook niet aan bod gekomen en er zal geen formele of informele werkgroep worden opgericht.
Mijn tweede opmerking betreft de banden. Die werden geverifieerd door de hoofdredacteur van Bloomberg en Bloomberg zelf heeft een correctie doorgevoerd.
Euronext-Brussels moet onderzoeken of er sprake is van beursmanipulaties en dergelijke. Alle elementen die de beurskoersen beïnvloeden, moeten worden onderzocht. In dit geval moet het agentschap zelf worden ondervraagd.
Deze zaak is niet prioritair. Ik wil niet discussiëren over de vraag of ze een beetje of helemaal niet prioritair is. Iedereen weet dat de Nationale Bank een beursgenoteerde onderneming is.
De heer Thissen heeft me ook gevraagd om een engagement aan te gaan voor zolang ik minister van Financiën ben. Ik kan natuurlijk niets garanderen; het is mogelijk dat ik ook na de verkiezingen nog minister ben. Wie dertig jaar geleden de vraag had gesteld of er een kans bestond dat we ooit aan Oekraïne zouden grenzen, zou van veel Europeanen het antwoord hebben gekregen dat die vraag niet aan de orde was en niet prioritair was.
-Het incident is gesloten.
De heer Olivier de Clippele (MR). - Ik zal het hebben over mensen die het slachtoffer zijn van een ineenstorting van de aandelenkoersen. Ik vraag de minister niet om de koersen te doen stijgen, maar wel om de soms desastreuze gevolgen van een dergelijke koersdaling op de betaling van successierechten te onderzoeken.
Ik heb de minister reeds een vraag gesteld over de waardering van de aandelen Lernout & Hauspie inzake successierechten. De minister antwoordde dat, mocht blijken dat de beurskoers op het ogenblik van het overlijden kunstmatig hoog lag, bijvoorbeeld door bedrog in de boekhouding, een controleschatting mogelijk is conform artikel 20 van het Wetboek der successierechten waarbij dan rekening kan worden gehouden met de vervalsing.
Mijn vraag heeft betrekking op alle financiële activa: aandelen, gemeenschappelijke beleggingsfondsen in aandelen of gemengde fondsen, de beveks. Krachtens de bestaande wetgeving kunnen enkel Belgische of buitenlandse aandelen die genoteerd zijn op de beurs van Brussel worden aangegeven tegen de gemiddelde koers van de drie prijscouranten gepubliceerd in bijlage bij het Belgisch Staatsblad na het overlijden. Men kan dus een koers gebruiken van wel drie en een halve maand na het overlijden. De erfgenamen verkopen de portefeuille nooit op de dag van het overlijden zelf, maar de wet maakt geen onderscheid voor alle andere activa, die thans het leeuwendeel van de beleggingen uitmaken.
Met de ineenstorting van de beurskoersen komt het voor dat de erfgenamen in hun successieverklaring de koers van een bevek of een gemengd beleggingsfonds op de dag van het overlijdenmoeten aangeven in de wetenschap dat de waarde bij de indiening van hun verklaring 50% of zelfs 70% lager kan liggen. Dit kan schrijnend zijn want de successierechten kunnen soms oplopen tot 80%. Zo moest ik onlangs een erfopvolging in collaterale lijn afhandelen waarbij de erfenis toekwam aan minderjarige kinderen, zodat verkoop alleen mogelijk was met toestemming van de vrederechter. In dergelijke gevallen blijft er vaak slechts 5% over voor de collaterale erfgenamen. De erfgenamen in rechte lijn krijgen meestal meer, behalve wanneer de portefeuille is samengesteld uit slechte aandelen, iets waarvoor ze zelf niet verantwoordelijk zijn. Sommige notarissen en juridische adviseurs wijzen hun cliënten erop dat het risico bestaat dat ze meer moeten betalen aan successierechten dan dat ze netto zullen ontvangen bij de verkoop.
Ik ken de bevoegdheidsverdeling. De minister van Financiën oefent het toezicht uit op de administratie van de registratie die de schatting van de activa controleert terwijl de gewesten bevoegd zijn voor de aanslagvoeten en de evaluatie van de belastingsgrondslag. De gewesten zouden natuurlijk terzake een initiatief kunnen nemen. Ik vraag me af of de administratie van Financiën geen belang heeft bij een uniforme basis voor de schatting van de activa. Moet het overlegcomité niet nagaan of de drie gewesten tot een gemeenschappelijk standpunt kunnen komen? De administratie van Financiën, die nog altijd federaal is, moet de successieverklaringen controleren.
De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Voor het antwoord over de grond van de zaak verwijs ik naar mijn antwoord van 8 januari met betrekking tot het probleem van de schatting van de aandelen Lernout & Hauspie. Het feit dat sommige waarden niet in de prijscourant opgenomen zijn, doet niets af van het principe dat het patrimonium van de overledene op de dag van het overlijden wordt vastgesteld aangezien krachtens de regels inzake successierechten het overlijden bepalend is voor de belasting. Er kan onmogelijk rekening worden gehouden met latere gebeurtenissen, of die nu in het voordeel of het nadeel van de Staat zijn. Ik ben er niet zeker van of deze vraag enkele jaren geleden zijn zou gesteld, toen de aandelen stegen.
Ik begrijp wel dat ze nu wordt gesteld. Geen enkele erfgenaam zal klagen wanneer hij meer krijgt dan de waarde op de dag van het overlijden.
De schattingswijze van Belgische en buitenlandse al dan niet beursgenoteerde waarden wordt bepaald door de artikelen 19, 20 en 21 van de verschillende Wetboeken der successierechten.
Krachtens de wet van 13 juli 2001 inzake de successierechten zijn de gewesten exclusief bevoegd voor alle teksten die de belastbare basis vastleggen. De federale overheid kan hiervan niet afwijken aangezien ze nog slechts instaat voor de procedure en de inning van de belasting voor rekening van de gewesten. Overleg is slechts mogelijk op vraag van een van de gewesten die de federale administratie instructies geeft en eventueel een vergadering met de vertegenwoordigers van de andere gewesten voorstelt om tot een gemeenschappelijke oplossing te komen.
Mocht er vanuit de gewesten een dergelijke vraag komen, dan ben ik natuurlijk bereid mijn medewerking te verlenen. Ik kan als federaal minister moeilijk vragen dat in de drie gewesten dezelfde regels gelden, net nu de bevoegdheid is overgedragen. Ik ben echter altijd bereid op een uitnodiging tot overleg vanuit de gewesten in te gaan.
De heer Olivier de Clippele (MR). - Ik het volledig met deze juridische analyse eens. De minister is bereid om op een initiatief van de gewesten in te gaan. Er is een probleem inzake billijkheid. Ik zal ook de gewestminister van Financiën ondervragen. De zaak is dringend aangezien voor personen die in de jongste maanden zijn overleden binnen de vijf of zeven maanden een verklaring moet worden ingediend. De billijke fiscale behandeling vereist dat de administratie van financiën een voorstel doet om de regel van de prijscourant tot alle financiële activa uit te breiden.
De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik heb er geen enkel bezwaar tegen dat deze zaak wordt onderzocht, maar de vraag moet van de gewesten komen.
-Het incident is gesloten.
De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergaderingen vinden plaats vrijdag 11 oktober 2002 om 10 uur en om 14 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 18.15 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Taelman, om gezondheidsredenen, de heer Malmendier, wegens andere plichten, de heer De Grauwe, in het buitenland.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 58
Voor: 24
Tegen: 34
Onthoudingen: 0
Voor
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Jean-Marie Dedecker, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, André Geens, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Jeannine Leduc, Didier Ramoudt, Jan Remans, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Paul Wille.
Tegen
Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Jean Cornil, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Paul Galand, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Myriam Vanlerberghe, Magdeleine Willame-Boonen.
Stemming 2
Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.
Stemming 3
Aanwezig: 60
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Michel Barbeaux, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Jean Cornil, Frank Creyelman, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Jacques D'Hooghe, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Theo Kelchtermans, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Clotilde Nyssens, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Vincent Van Quickenborne, Iris Van Riet, Wim Verreycken, Magdeleine Willame-Boonen, Paul Wille.
Stemming 4
Aanwezig: 60
Voor: 37
Tegen: 18
Onthoudingen: 5
Voor
Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Jean Cornil, Olivier de Clippele, Armand De Decker, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Paul Galand, André Geens, Jean-Marie Happart, Jean-François Istasse, Meryem Kaçar, Mimi Kestelijn-Sierens, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Frans Lozie, Michiel Maertens, Philippe Mahoux, Johan Malcorps, Guy Moens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Marie Nagy, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, Jan Remans, François Roelants du Vivier, Louis Siquet, Jacques Timmermans, Louis Tobback, Myriam Vanlerberghe, Iris Van Riet, Paul Wille.
Tegen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Jean-Marie Dedecker, Mia De Schamphelaere, Jacques D'Hooghe, Theo Kelchtermans, Gerda Staveaux-Van Steenberge, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Chris Vandenbroeke, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Vincent Van Quickenborne, Wim Verreycken.
Onthoudingen
Michel Barbeaux, Georges Dallemagne, Clotilde Nyssens, René Thissen, Magdeleine Willame-Boonen.
De volgende voorstellen werden ingediend:
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 674bis van het Gerechtelijk Wetboek, om met het oog op rechtsbijstand het recht toe te kennen om in hoger beroep afschriften te verkrijgen van stukken uit het strafrechtelijk dossier (van mevrouw Clotilde Nyssens; Stuk 2-1278/1).
Wetsvoorstel tot oprichting van een Fonds voor de asbestslachtoffers (van de heren Alain Destexhe en Johan Malcorps; Stuk 2-1286/1).
Wetsvoorstel betreffende het statuut van de werknemer en de afschaffing van het onderscheid tussen arbeider en bediende (van de heren Vincent Van Quickenborne en Jean-Marie Dedecker; Stuk 2-1287/1).
Voorstel van kaderwet op de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen (van de heer Jan Steverlynck c.s.; Stuk 2-1289/1).
Wetsvoorstel tot opheffing van de wet van 30 december 1953 betreffende het verval van de Belgische nationaliteit en de wet van 3 december 1964 tot verlenging van de verjaringstermijnen van de doodstraffen (van de heer Wim Verreycken; Stuk 2-1294/1).
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 18 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, om de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging tot tien jaar te verlengen (van mevrouw Sfia Bouarfa en de heer Philippe Moureaux; Stuk 2-1296/1).
Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 25 en 40 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (van de heer Vincent Van Quickenborne; Stuk 2-1297/1).
Voorstel van bijzondere wet
Artikel 77 van de Grondwet
Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de artikelen 71 en 73 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (van de heer Joris Van Hauthem; Stuk 2-1295/1).
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie inzake het opheffen van de opschorting van de reïntegratiepremie voor Slovaken (van mevrouw Meryem Kaçar en de heer Josy Dubié; Stuk 2-1265/1).
Voorstel van resolutie over de informatiemaatschappij en de bevordering van de elektronische handel en de elektronische overheid (van de heren Alain Destexhe en Vincent Van Quickenborne; Stuk 2-1267/1).
Voorstel van resolutie betreffende de onderhandelingen over de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) binnen de Wereldhandelsorganisatie (van mevrouw Marie Nagy c.s.; Stuk 2-1270/1).
Wetsvoorstellen
Artikel 77 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, met het oog op de bekendmaking van de adviezen van de afdeling wetgeving (van mevrouw Meryem Kaçar en mevrouw Marie Nagy; Stuk 2-1253/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens met het oog op het instellen van een Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de federale wetgevende kamers (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 2-1252/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot aanvulling van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wat betreft de leningen van natuurlijke personen aan startende ondernemers (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 2-1254/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 674bis van het Gerechtelijk Wetboek, om met het oog op rechtsbijstand het recht toe te kennen om in hoger beroep afschriften te verkrijgen van stukken uit het strafrechtelijk dossier (van mevrouw Clotilde Nyssens; Stuk 2-1278/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot oprichting van een Fonds voor de asbestslachtoffers (van de heren Alain Destexhe en Johan Malcorps; Stuk 2-1286/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel betreffende het statuut van de werknemer en de afschaffing van het onderscheid tussen arbeider en bediende (van de heren Vincent Van Quickenborne en Jean-Marie Dedecker; Stuk 2-1287/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Voorstel van kaderwet op de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen (van de heer Jan Steverlynck c.s.; Stuk 2-1289/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 18 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, om de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging tot tien jaar te verlengen (van mevrouw Sfia Bouarfa en de heer Philippe Moureaux; Stuk 2-1296/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 25 en 40 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (van de heer Vincent Van Quickenborne; Stuk 2-1297/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Voorstel van bijzondere wet
Artikel 77 van de Grondwet
Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de artikelen 71 en 73 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (van de heer Joris Van Hauthem; Stuk 2-1295/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie inzake het opheffen van de opschorting van de reïntegratiepremie voor Slovaken (van mevrouw Meryem Kaçar en de heer Josy Dubié; Stuk 2-1265/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Voorstel van resolutie over de informatiemaatschappij en de bevordering van de elektronische handel en de elektronische overheid (van de heren Alain Destexhe en Vincent Van Quickenborne; Stuk 2-1267/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Voorstel van resolutie betreffende de onderhandelingen over de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) binnen de Wereldhandelsorganisatie (van mevrouw Marie Nagy c.s.; Stuk 2-1270/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
van de heer Josy Dubié aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het dreigende etnische geweld in Ivoorkust" (nr. 2-866)
van mevrouw Anne-Marie Lizin aan de eerste minister over "het gevaar voor radioactieve besmetting wanneer een vliegtuig neerstort op een kerncentrale" (nr. 2-868)
van mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de erkenning van K-bedden voor jeugdige delinquenten" (nr. 2-869)
van mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Justitie over "de subsidiëring van de ontmoetingsruimten" (nr. 2-871)
van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid en aan de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over "de invoering van telewerk om de verkeersdrukte in de spitsuren te doen afnemen en volledige werkgelegenheid te waarborgen" (nr. 2-872)
van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen en aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de problemen van licentiaten in de kinesitherapie in verband met de toegang tot het beroep" (nr. 2-873)
van mevrouw Clotilde Nyssens aan de vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie over "de kosten voor huisvesting van kansarmen" (nr. 2-874)
van de heer Josy Dubié aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toestand van de Tsjetsjeense vluchtelingen in Verviers" (nr. 2-875)
van de heer Philippe Monfils aan de minister van Landsverdediging over "de erkenning van een specifiek statuut voor joodse oorlogsslachtoffers" (nr. 2-876)
-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.
De Senaat heeft bij boodschappen van 23 juli 2002 en 30 september 2002 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van:
Wetsontwerp tot versterking van de wetgeving tegen het racisme (Stuk 2-1258/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (Stuk 2-1259/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp betreffende de inschrijving van België op het kapitaal van de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (Stuk 2-1262/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van het Kieswetboek (Stuk 2-1281/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Bij boodschappen van 20 juli 2002 en 25 september 2002 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dagen werden aangenomen:
Artikel 77 van de Grondwet
Wetsontwerp betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden (Stuk 2-1260/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp tot wijziging van artikelen 308 en 309 van het Gerechtelijk Wetboek (Stuk 2-1261/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsontwerp houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving (Stuk 2-1280/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Artikel 78 van de Grondwet
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (Stuk 2-1259/1).
-Het ontwerp werd ontvangen op 23 juli 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 22 oktober 2002.
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp betreffende de inschrijving van België op het kapitaal van de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (Stuk 2-1262/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 23 juli 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 22 oktober 2002.
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen en de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect (Stuk 2-1279/1).
-Het ontwerp werd ontvangen op 27 september 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 22 oktober 2002.
Wetsontwerp tot wijziging van het Kieswetboek (Stuk 2-1281/1).
-Het ontwerp werd ontvangen op 27 september 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 22 oktober 2002.
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Wetsontwerp houdende verschillende wijzigingen van de wetgeving inzake de verkiezing van het Europees Parlement (Stuk 2-1282/1).
-Het ontwerp werd ontvangen op 27 september 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 22 oktober 2002.
Artikel 80 van de Grondwet
Wetsontwerp tot versterking van de wetgeving tegen het racisme (Stuk 2-1258/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 23 juli 2002; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 22 oktober 2002.
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Kennisgeving
Wetsontwerp tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen (Stuk 2-877/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens en met de Bijlagen I, II en III, gedaan te Wenen op 22 september 1998 (Stuk 2-1094/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en met de Bijlagen I tot V, aangenomen te Rotterdam op 10 september 1998 (Stuk 2-1114/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tot oprichting van de Europese Organisatie voor satellietcommunicatie "EUTELSAT", zoals gewijzigd door de Assemblee van partijen te Cardiff, op 20 mei 1999 (Stuk 2-1115/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Islamitische Republiek Mauritanië inzake luchtvervoer, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 23 juni 1993 (Stuk 2-1122/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Letland, en met de Bijlage, ondertekend te Riga op 12 december 1994 (Stuk 2-1123/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Oekraïne inzake luchtvervoer, en met de Bijlage, ondertekend te Kiev op 20 mei 1996 (Stuk 2-1124/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Wit-Rusland inzake luchtvervoer, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 26 maart 1996 (Stuk 2-1125/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Staat Koeweit, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 april 1999 (Stuk 2-1126/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Volksrepubliek Bangladesh inzake luchtvervoer, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 20 januari 1995 (Stuk 2-1127/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Burundi, en met de Bijlage, ondertekend te Bujumbura op 23 februari 1994 (Stuk 2-1128/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kaapverdië inzake luchtvervoer, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 22 juni 1998 (Stuk 2-1129/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer, en met de Bijlage, ondertekend te Brasilia op 18 november 1999 (Stuk 2-1130/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Arabische Emiraten inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, en met de Bijlage, ondertekend te Abu Dhabi op 5 maart 1990 (Stuk 2-1131/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de volgende internationale akten:
1. Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende op 24 juni 1998;
2. Protocol, ondertekend te Sofia op 27 november 2000, betreffende artikel 1 van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Bulgarije inzake politiesamenwerking, ondertekend te Oostende, België, op 24 juni 1998 (Stuk 2-1152/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol tot wijziging van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die gebruikt worden voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden, gedaan te Straatsburg op 22 juni 1998 (Stuk 2-1161/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp betreffende de toetreding van België tot de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (Stuk 2-1204/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 20 juli 2002 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet op de merken, gedaan te Brussel op 11 december 2001 (Stuk 2-1264/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake rechtshulp in strafzaken tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Canada, ondertekend te Brussel op 11 januari 1996 (Stuk 2-1266/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Partnerschapsovereenkomst tussen de Leden van de Groep van Staten in Afrika, het Caribische Gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds, en met de Bijlagen I, II, III, IV, V en VI, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Stuk 2-1268/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Litouwen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 26 november 1998 (Stuk 2-1271/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Letland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 21 april 1999 (Stuk 2-1272/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Estland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 5 november 1999 (Stuk 2-1273/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol tot wijziging van het Verdrag van 23 juli 1990 afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen, gedaan te Brussel op 25 mei 1999 (Stuk 2-1274/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 tussen de federale overheid en de gewesten met betrekking tot de oprichting van een Agentschap voor Buitenlandse Handel (Stuk 2-1276/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.
Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1974 (Stuk 2-1283/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag nr. 132 betreffende vakantie met behoud van loon (herzien in 1970), aangenomen te Genève op 24 juni 1970 (Stuk 2-1284/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol ondertekend te Kopenhagen op 27 september 1999, tot wijziging en aanvulling van de Overeenkomst tussen België en Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 16 oktober 1969 (Stuk 2-1285/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol nr. 4 van Montreal tot wijziging van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, zoals gewijzigd bij het te 's-Gravenhage op 28 september 1955 tot stand gekomen Protocol, ondertekend te Montreal op 25 september 1975 (Stuk 2-1290/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met de Protocollen I en II en met de wisseling van brieven, gedaan te Luxemburg op 5 juni 2001 (Stuk 2-1293/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 30 augustus 2002 heeft de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer, overeenkomstig artikel 27, §3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag, de jaarrekening, het verslag van het College van commissarissen en het verslag van de commissarissen-revisoren van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen over het dienstjaar 2001.
-Verzonden aan de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Bij brief van 4 september 2002 heeft de directeur-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Administratie Tewerkstelling, overeenkomstig artikel 20 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, aan de Senaat overgezonden, het jaarrapport 2001 over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers in het Vlaamse Gewest.
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Bij brief van 28 augustus 2002 heeft de eerste minister een afschrift overgezonden van het koninklijk besluit van dezelfde datum houdende ontslag van mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, en benoeming van de heer Jef Tavernier tot minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brieven van 10, 11 & 18 juli, 2, 13, 14 & 22 augustus, 2 &17 september 2002 hebben de burgemeesters van Berloz, Etterbeek, Fleurus, Gedinne, Habay, Houthalen-Helchteren, Malmedy, Momignies, Le Roeulx, Voeren en Zwijndrecht aan de Senaat overgezonden een motie met het verzoek te werken in het voordeel van de bevrijding van mevrouw Ingrid Betancourt.
Bij brieven van 28 augustus en 16 september 2002 hebben de burgemeesters van Olne en Malmedy aan de Senaat overgezonden een motie van de gemeenteraad betreffende de publiciteit voor tabak tijdens de Grand Prix Formule I van Francorchamps.
-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.