5-87 | Belgische Senaat | 5-87 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
In memoriam de heer Ferdel Schröder, voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap
Overlijden van een oud-senator
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden
Inoverwegingneming van voorstellen
In overweging genomen voorstellen
Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
De voorzitster. - De heer Ferdel Schröder, voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, is op 4 januari overleden aan de gevolgen van een slepende ziekte.
Ferdel Schröder werd in 1947 geboren in Noordrijn-Westfalen, te Solingen, en groeide op in Sankt-Vith. Hij begon er zijn politieke loopbaan als voorzitter van de Jonge Liberalen van de PFF (Partei für Freiheit und Fortschritt). Hij haalde een diploma in de psychopedagogie aan de universiteit van Leuven en werd in 1971 directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap. Tot hij op 1 februari 2010 voorzitter werd van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, combineerde Ferdel Schröder zijn loopbaan als psycholoog met zijn politieke activiteiten. Dat sprak voor hem vanzelf, aangezien hij van mening was dat een assemblee die het contact met de burger niet wil verliezen, niet uitsluitend uit beroepspolitici mag bestaan.
Die Ausbildung Ferdel Schröders und sein Beruf haben ihn natürlich dazu gebracht, sich besonders für die Angelegenheiten zu interessieren, die mit dem Unterrichtswesen zu tun haben. So ist er über Jahre Vorsitzender des Ausschusses für den Unterricht, die Erziehung und die Beschäftigung gewesen.
Bevor Ferdel Schröder Präsident des Parlaments der Deutschsprachigen Gemeinschaft wurde, hatte er sich auf Gemeindeebene engagiert und war Schöffe für das Bildungswesen der Stadt Eupen. Von 2002 bis 2009 war er auch Vizepräsident des >Mouvement Réformateur< MR.
Door zijn opleiding en zijn beroep was hij vanzelfsprekend geïnteresseerd in de aangelegenheden die verband houden met onderwijs en hij was dan ook jarenlang voorzitter van de commissie belast met Onderwijs, Opvoeding en Werkgelegenheid.
Voordat hij voorzitter werd van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap was Ferdel Schröder politiek geëngageerd op gemeentelijk vlak: hij was schepen van Openbaar Onderwijs van de stad Eupen. Van 2002 tot 2009 was hij ook ondervoorzitter van de MR.
Met het overlijden van Ferdel Schröder verliezen de Duitstalige Belgen één van hun markante persoonlijkheden: als fervent verdediger van de belangen van de Duitstalige Gemeenschap heeft Ferdel Schröder immers meegewerkt aan de politieke constructie ervan.
Met hem verliezen onze Duitstalige landgenoten en de liberale familie echter ook een innemende en charmante persoonlijkheid. Ferdel Schröder stond bekend als een man van de dialoog, die goed kon luisteren, plichtsbewust was en zich engageerde.
De Senaat betuigt zijn twee kinderen, zijn naasten en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap nogmaals zijn diepste medeleven.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Ferdel Schröder was politiek geëngageerd op gemeentelijk vlak en in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. Hij was sedert 1999 lid van dat Parlement en sedert 1 februari 2010 was hij er voorzitter van.
Ferdel Schröder is ook schepen geweest in Eupen, voorzitter van de PFF tussen 1995 en 2009 en ondervoorzitter van de MR tussen 2002 en 2009.
Ik heb het genoegen gehad met hem te kunnen omgaan en ik was uiteraard getroffen door zijn engagement voor de Duitstalige Gemeenschap en, zoals u ook al zei, mevrouw de voorzitster, door zijn luisterbereidheid.
Ferdel heeft zijn stempel gedrukt op de politieke geschiedenis van de Duitstalige Gemeenschap, waaraan hij zich geheel gegeven heeft. Hij heeft ten volle meegewerkt aan de politieke constructie van deze gemeenschap. Hij heeft met volharding gepleit voor de belangen van de Duitstaligen in een vernieuwd België.
Tot zijn laatste dag, tot zijn laatste adem was Ferdel Schröder gehecht aan de gemeente Eupen, waarvan hij zoveel hield en waar we hem vanochtend voor het laatst hebben vergezeld.
De regering sluit zich aan bij de Senaat en betuigt haar oprecht medeleven aan de familie en de naasten van Ferdel Schröder.
(De Senaat neemt een minuut stilte in acht.)
De voorzitster. - De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Claude Desmedt, eresenator.
Uw voorzitster heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de familie van ons betreurd gewezen medelid betuigd.
De voorzitster. - Bij de Senaat zijn de dossiers aanhangig van de gemeenschapssenatoren aangewezen door het Vlaams Parlement.
Het Bureau is zopas bijeengekomen om de geloofsbrieven te onderzoeken.
Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen.
Het woord is aan de heer Anciaux, rapporteur, om voorlezing te doen van het verslag van het Bureau.
De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. - Het Bureau heeft kennisgenomen van de aanwijzingen die op 9 januari jongstleden met toepassing van artikel 211, §7, van het Kieswetboek in het Vlaams Parlement werden gedaan:
Het Bureau heeft vastgesteld dat de lijsten bedoeld in artikel 211, §7, van het Kieswetboek, die aan de griffier van de Senaat werden betekend, ondertekend zijn door de meerderheid van de leden van de betrokken fracties.
Wat het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven betreft, acht het Bureau deze procedure overbodig omdat dit onderzoek reeds door de bevoegde assemblee is verricht.
Bijgevolg heeft het Bureau de eer u voor te stellen de heren Jean-Jacques De Gucht en Johan Verstreken, mevrouw Lies Jans en de heer Wilfried Van Daele als leden van de Senaat toe te laten.
-De besluiten van het verslag zijn aangenomen.
De voorzitster. - Ik verzoek de nieuwe leden de grondwettelijke eed af te leggen.
-De heer Jean-Jacques de Gucht, de heer Johan Verstreken, mevrouw Lies Jans en de heer Wilfried Van Daele leggen de grondwettelijke eed af.
De voorzitster. - Ik geef deze leden akte van hun eedaflegging en verklaar hen aangesteld in hun functie van senator. (Algemeen applaus)
De heer Rik Torfs (CD&V). - Ik vraag de terugzending naar de commissie voor de Justitie, omdat ik een amendement van technische aard heb ingediend.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik hoor de heer Torfs zeggen dat het om een technisch amendement gaat. Als dat zo is, dan is het misschien niet nodig dat de commissie bijeenkomt om het te bespreken. De vraag is of de Kamer van volksvertegenwoordigers bereid zal zijn de wijziging die we voorstellen als een technisch amendement te beschouwen.
De voorzitster. - De diensten hebben me laten weten dat de commissie voor de Justitie heeft gesproken over het aannemen van een technisch amendement. Aangezien de tekst echter niet tijdig werd ingediend, moet hij nu door de commissie worden behandeld.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - In geval van twijfel is het beter te opteren voor een terugzending naar de commissie.
De voorzitster. - Ik deel uw standpunt. Ik nodig de leden van de commissie voor de Justitie uit om bijeen te komen om 16. 30 uur.
-Tot terugzending wordt besloten.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Enige weken geleden richtte een dolle schutter in Newton in de USA een menselijke ravage aan; hij maakte daarbij gebruik van aldaar vrij verkrijgbare, uiterst efficiënte wapens, die aan zijn moeder toebehoorden.
Tegelijkertijd is het aantal slachtoffers van wapengeweld, zelfmoorden inbegrepen, in ons land drastisch verminderd sinds de verstrenging van de wapenwet. Het lijdt weinig twijfel dat strenge restricties op individueel wapenbezit het misbruik van wapens doen afnemen. Een restrictief overheidsbeleid levert zeer positieve resultaten op; ons land is daarvan het levende voorbeeld en daar mogen we fier op zijn.
De situatie in Groot-Brittannië bijvoorbeeld, waar de politie in normale omstandigheden niet gewapend is, toont dat nog sterker aan.
Wellicht kan ons land, via de Europese Unie, van de restricties op individueel wapenbezit een speerpunt van het internationale beleid maken.
Is de minister bereid via internationale fora, zoals de Europese Unie en de Raad van Europa, op te roepen tot een wereldomspannende campagne voor een restrictief overheidsbeleid inzake individueel wapenbezit om zodoende het aantal tragedies die onlosmakelijk met individueel wapenbezit verbonden zijn, systematisch en duurzaam te beperken? Wil de minister hieromtrent concrete voorstellen formuleren en die met kracht bij de internationale fora introduceren? In dit verband verwijs ik graag naar de voortrekkersrol die ons land bij het verbod op de antipersoonsmijnen heeft gespeeld.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - De tragische gebeurtenissen in Newton hebben inderdaad nogmaals de gevaren van een te laks wapenbeleid aangetoond. Dat sterkt me in mijn overtuiging dat de zeer restrictieve aanpak van België en van andere landen de goede is.
We kunnen soms moeilijk begrijpen waarom sommige landen voor een bepaald beleid kiezen, maar de wetgeving betreffende de aankoop en het bezit van wapens behoort nu eenmaal tot de exclusieve bevoegdheid van elke soevereine natie. Het is aan de bevolking van elke staat om, in het licht van haar tradities en haar situatie, democratisch te oordelen wat in dezen nodig en aanvaardbaar is. Trachten een specifiek regime van buitenaf op te leggen, is niet alleen onrealistisch, maar zou zelfs contraproductief kunnen zijn, onder meer met betrekking tot de huidige inspanningen om een verdrag over internationale wapenhandel te laten goedkeuren. Met de inspanning van België om bepaalde oorlogswapens zoals antipersoonsmijnen en fragmentatiebommen te verbieden, is geen vergelijk mogelijk. België zal blijven ijveren in domeinen waar het concrete resultaten kan behalen: de regulering van de internationale wapenhandel, de strijd tegen de internationale illegale wapenhandel en steun aan de zwakke of post-conflictlanden die op hun territorium de oncontroleerbare verspreiding van wapens willen bestrijden, onder andere in het kader van een ontwapenings- en demobilisatieprogramma.
Ik zal dus geen specifieke vraag richten aan andere landen, maar wel verder ijveren voor de goedkeuring van een verdrag over de internationale wapenhandel. Dat is volgens mij de belangrijkste prioriteit in dit verband.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik had echt verwacht dat de minister me volledig zou bijvallen. Ik ben dan ook ontgoocheld. Wellicht is zijn standpunt ingegeven door het realisme dat eigen is aan staatslieden. Uiteraard is de wetgeving inzake wapenbezit momenteel een soevereine bevoegdheid van de nationale staten, maar dat argument gold vroeger voor nagenoeg alle bevoegdheden die nu door de Europese Unie of andere supranationale organisaties worden uitgeoefend. België kan in dit domein echt een voortrekkersrol spelen. Ons land is in het verleden al tegen lobby's ingegaan. Het is jammer dat het dat nu niet doet.
De minister is net als ik overtuigd van de noodzaak om minder wapens in omloop te hebben. Het is echter spijtig dat het ons land vandaag aan durf ontbreekt. Ik heb er begrip voor dat de minister bepaalde actieterreinen moet uitkiezen. Het wapenbezit is een essentieel aspect in de conflictpreventie en in het streven naar wereldvrede en een internationale campagne is dan ook de enige manier om tegen de nationale belangen op te boksen. De wapenhandel en de machtige wapenlobby's in de Verenigde Staten en veel andere landen kunnen wellicht niet op nationaal niveau worden aangepakt. Ooit komt die internationale aanpak er wel. Hopelijk duurt dat niet te lang meer, want ondertussen kost wapenbezit mensenlevens.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - In de pers worden we bijna dagelijks geconfronteerd met berichten over de burgeroorlog in Syrië en met schrijnende beelden van Syrische vluchtelingen die afgepeigerd, hongerig en zonder veel medische hulp in de buurlanden aankomen.
Het Wereldvoedselprogramma van de VN heeft zich uit de grote steden in Syrië teruggetrokken. UNHCR, het vluchtelingenagentschap van de VN, meldt dat er op dit moment meer dan 600 000 Syrische vluchtelingen zijn, waarvan een aanzienlijk deel jonger is dan achttien. Die mensen wonen in tentenkampen in de landen rond Syrië. Velen zijn in UNHCR-tenten gehuisvest, anderen zitten in hutten van recuperatiemateriaal en afval. De kampen staan grotendeels onder water, waardoor binnen de tenten onleefbare situaties ontstaan. Het risico op epidemieën zoals tyfus en cholera is zeer hoog.
De winter brengt nog meer regen, sneeuw en vrieskou. De mensen hebben onvoldoende kleding, de tenten bieden onvoldoende bescherming en er is onvoldoende voedsel. De toenemende onleefbare situatie in de tenten heeft al tot rellen geleid.
Moeten B-FAST en de genietroepen niet worden ingeschakeld om die vluchtelingen te voorzien van droge tenten, kledij, noodverwarming, voedsel, en nog meer medische hulp? Kan er ook geld worden gegeven voor onderwijs, zoals enkele maanden geleden gebeurde? De jongeren hebben toch onderwijs nodig.
De NAVO-landen, met inbegrip van ons land, hebben op korte termijn militair materieel naar bondgenoot Turkije verscheept, om te anticiperen op een eventuele Turkse vraag voor militaire hulp. Dat is een logistieke krachttoer. Het moet even goed mogelijk zijn om via diezelfde routes noodhulpgoederen voor de Syrische ontheemden te verschepen.
Kan de minister van Landsverdediging of de regering B-FAST of de genietroepen inzetten zodat de vluchtelingen op een menswaardige manier de winter kunnen doorkomen? Heeft de minister van Buitenlandse Zaken de intentie om bij onze Europese partners aan te dringen om spoedig en op een gecoördineerde manier te zorgen voor de meest essentiële hulpmiddelen zoals voedsel, kleding, verwarming en medisch materiaal? Heeft hij dat inmiddels gedaan?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 2003 dat de oprichting van B-FAST regelt, moet onder noodhulp in het buitenland worden begrepen: "elke zending naar het buitenland van personeel en/of materieel, te evalueren geval per geval naargelang van de specificiteit van de situatie van het land getroffen door de catastrofe of de calamiteit, met uitsluiting van de noodhulp voor de nazorg en de rehabilitatie." Een B-FAST-operatie bestaat dus in de eerste plaats uit rechtstreekse of onrechtstreekse noodhulp in het buitenland. Voor de Syrische vluchtelingen in aangrenzende landen zijn de vermelde interventiecriteria niet vervuld.
Ik blijf ervoor pleiten dat ons land zijn humanitaire inspanning substantieel verhoogt. Momenteel zijn 2,5 miljoen euro toegewezen: 2 miljoen op het budget van Ontwikkelingssamenwerking en 500 000 euro op dat van Buitenlandse Zaken -preventieve diplomatie, voor de bouw van scholen in de vluchtelingenkampen in Turkije.
Gezien de omvang van de crisis, die nog verslechtert, en de oproep van zowel de OCHA, het ICRC en de ngo's, volstaat dat duidelijk niet. Ik reken op mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking om spoedig nieuwe projecten aan de Ministerraad voor te stellen. Momenteel wordt een project voor een aanvullend bedrag van circa 6,5 miljoen euro voorbereid, dat op mijn volle steun kan rekenen.
De secretaris-generaal van de VN heeft op 30 januari aanstaande in Koeweit City een conferentie van donors bijeengeroepen, waarop de eerste minister wordt uitgenodigd. Ik pleit ervoor dat tegen dan concrete beslissingen worden genomen, zodat België mee steun kan verlenen aan het Syrische volk en aan de buurlanden die meer dan 500 000 vluchtelingen ontvangen. Ik pleit voor een verhoging tot 9 miljoen euro.
Ik blijf me principieel inzetten om druk uit te oefenen op de internationale gemeenschap, zodat alle partijen het internationaal humanitair recht van toegang tot de gezondheidszorg in Syrië respecteren. In Genève werd daartoe trouwens al een initiatief genomen, met de steun van de Europese Unie en van alle landen van de Arabische Liga.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - De beelden spreken voor zich. Ik verneem dat de regering het bedrag wil optrekken van 2,5 naar 6,5 miljoen euro, en in de toekomst misschien zelfs nog tot meer. Als voor beslissingen over hulp moet worden gewacht tot de conferentie in Koeweit, zullen de betrokkenen verder verhongeren en zullen in de vluchtelingenkampen nog meer ziekten uitbreken. Europa kan daarop toch niet wachten om de dringende noden te leningen. Ik blijf dan ook van oordeel dat de Belgische regering meer moet doen. Ik hoop dat minister Magnette, die hier intussen ook aanwezig is, een aanvullend initiatief neemt.
De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. - Sta me toe bijkomende informatie te verstrekken bij de tranches van enerzijds 2 miljoen en, anderzijds, 6,5 miljoen euro. Van het bedrag van 2 miljoen werd één miljoen toegekend als steun aan de activiteiten van het ICRC in Syrië, 600 000 euro aan het Belgische Rode Kruis, voor steun aan de activiteiten van het Libanese Rode Kruis ten voordele van Syrische vluchtelingen en 400 000 euro aan UNRWA, als steun aan het programma ten voordele van de Palestijnse vluchtelingen in Syrië.
De nieuwe tranche van 6,5 miljoen euro is als volgt verdeeld: één miljoen is toegekend aan WFP voor voedselhulp aan de Syrische bevolking, die het slachtoffer is van het conflict, 1 miljoen euro aan HCR voor het Syrische vluchtelingenkamp van Za'atari in Jordanië en 4,5 miljoen euro aan het Emergency Response Fund van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Hulpverlening van de Verenigde Naties.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Als alle Europese landen net als België tien miljoen euro voor de hulp zouden vrijmaken, kunnen de noden sneller worden gelenigd.
De voorzitster. - De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen, antwoordt.
Mevrouw Marie Arena (PS). - Verleden week verklaarde de minister van Financiën dat hij de 230 miljard spaargeld van de Belgen wil mobiliseren om de economische ontwikkeling van ons land te stimuleren.
Wij staan achter het idee om de reële economie te steunen. Wel hebben we bedenkingen bij de suggestie van de minister, die de Belgen vraagt om risico's te nemen door met hun spaargeld op de beurs te spelen, terwijl de banken eerder geneigd zijn geen enkel risico te nemen.
De minister rechtvaardigt zijn voorstel door erop te wijzen dat de Belgische ondernemingen in moeilijke papieren zitten. Enerzijds hebben ze niet langer toegang tot krediet omdat de banken geen risico's meer nemen, anderzijds hebben ze het moeilijk om eigen middelen op te halen.
Wij kunnen dat inderdaad vaststellen, maar met zijn voorstel lijkt de minister van Financiën niet te kunnen waarborgen dat dit spaargeld naar de Belgische ondernemingen zal gaan en meer bepaald naar de KMO's, die het momenteel moeilijk hebben. We kunnen er integendeel op wedden dat de bedragen zullen worden gebruikt voor beursspeculatie, wat echt niet in ons belang is.
Het voorstel lijkt ook geen oplossing te bieden voor de vraag van de KMO's naar een vlottere toegang tot krediet.
Wat is de minister concreet van plan? Volgens de pers gaat het om een fiscale maatregel, maar we weten niet hoe de minister die ten uitvoer wil leggen. Hoe waarborgt hij dat de maatregel de reële Belgische economie ten goede zal komen? Zijn de KMO's niet vooral vragende partij voor een vlottere toegang tot krediet? Zo ja, wat is hierop het antwoord? Hoe kan worden gewaarborgd dat de maatregel begrotingsneutraal zal zijn?
De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik lees het antwoord van minister Vanackere.
In België staat 230 miljard euro op de spaarboekjes; dat is ondanks de crisis 20 miljard meer dan een jaar geleden. Dat is ongeveer 20 000 euro per Belg, zuigelingen en honderdjarigen inbegrepen. We zijn Europees kampioen sparen.
We moeten ons dan ook de vraag stellen hoe een deel van dat spaargeld de economie opnieuw zuurstof kan geven op een ogenblik dat jobs verdwijnen. Ik denk daarbij niet aan de beursgenoteerde bedrijven, maar aan de duizenden KMO's die de ruggengraat van onze economie vormen.
Dat spaargeld komt onze economie deels ten goede, via de bankleningen. Een deel van die leningen wordt in de Belgische economie geïnvesteerd, maar een groot deel vloeit ook naar het buitenland. Bovendien hebben de strengere internationale regels de banken ertoe aangezet zich terughoudend op te stellen. Vandaar het engagement van de regering voor volksleningen en de vlottere toegang tot financiering voor KMO's.
Vandaag moeten we een extra stap doen. We mogen niet uit het oog verliezen dat leningen één zaak zijn en de eigen middelen van de ondernemingen een andere. Zonder solide kapitaalbasis kan een onderneming onmogelijk duurzaam groeien.
De belegger heeft de keuze. Hij kan zijn geld op een spaarboekje zetten. Dat is de meest veilige oplossing en ze is volstrekt eerbaar, maar door de lage intrestvoeten neemt de waarde ervan af.
De belegger kan ook met het oog op een groter rendement een berekend risico nemen en zijn geld investeren in aandelen van Belgische ondernemingen. Die formule moet worden aangemoedigd; om die reden heb ik dit debat geopend. De Belgische economie heeft er nood aan. Investeren in ons economisch weefsel is een verstandige manier om banen te creëren.
Waarde collega's, dit debat gaat over de werkgelegenheid. Dat is de uitdaging voor 2013.
Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik ben het uiteraard eens met het antwoord. Er wordt alleen niet aangegeven hoe dit alles zal worden gerealiseerd.
Het spaargeld naar de Belgische economie leiden is wenselijk; fiscale aftrekken lijken me echter niet de beste manier om dat te bereiken. De mensen hebben een veilige belegging gekozen voor hun geld, wat na de gebeurtenissen op de beurzen in 2008 begrijpelijk is. Dat geld moet de Belgische economie ten goede komen, maar door middel van welk mechanisme?
Hoe kan de minister in de huidige budgettaire toestand garanderen dat de operatie neutraal zal zijn voor de begroting 2013?
Ik zal de minister van Financiën hierover opnieuw ondervragen, want op die twee vragen heb ik geen antwoord gekregen.
De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). - Drie weken geleden was ik verheugd dat de staatssecretaris aanwezig was en er voor het eerst beweging kwam in de kwestie van het Conservatorium. Om die evolutie te ondersteunen heb ik een mondelinge vraag ingediend aan de eerste minister. Ik betreur dat de eerste minister hier nu niet aanwezig is.
Het ingewikkelde probleem van het Koninklijk Conservatorium Brussel sleept spijtig genoeg al veel te lang aan. Ik zal de voorgeschiedenis niet herhalen. Persoonlijk volg ik het dossier al verschillende jaren zonder enige vooruitgang te kunnen vaststellen. Alleen de jongste maanden zie ik een lichte beweging.
Tijdens de gemeenschappelijke vergadering van de Vlaamse regering, de Waalse regering en de regering van de Franse Gemeenschap op 7 december jongstleden, stond de kwestie van het Koninklijk Conservatorium Brussel voor het eerst als specifiek punt op de agenda. Beide gemeenschappen zijn overeengekomen bij te dragen aan de renovatie van de gebouwen via de federale regering, onder meer via een participatie in een naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk.
De regering verbond hieraan evenwel de voorwaarde dat bij een eventuele deelname voorafgaandelijk overleg moet worden gepleegd met alle deelnemende institutionele partijen en met de federale regering die, via de Regie der Gebouwen eigendom is van het terrein. Vervolgens moeten naast de twee gemeenschappen die verbonden zijn met het Conservatorium, zowel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wegens de internationale uitstraling van Brussel, en de stad Brussel, op wiens grondgebied het gebouw gevestigd is, bij het dossier worden betrokken.
Mijnheer de staatssecretaris, u hebt me vanop deze tribune bevestigd dat u hebt kennisgenomen van de brief van de regeringen en dat u een dossier voorbereidt voor de eerste minister. Minister Jean-Marc Nollet heeft me maandag bevestigd dat hij op een signaal wacht van de eerste minister.
Ik denk eerlijk gezegd dat het dossier nu voor het eerst sinds jaren werkelijk gelanceerd is en ik hoop dat het nu niet misloopt. Het komt niet zo vaak voor dat beide gemeenschappen het eens zijn over dit dossier.
Is er inderdaad een vergadering gepland?
De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik kan alleen maar verwijzen naar mijn antwoord van drie weken geleden.
Er zijn informele contacten met de twee kabinetten van de gemeenschapsministers. Ik heb ook gezegd dat het dossier in voorbereiding is en dat het aan de Ministerraad zal worden overgemaakt.
Tijdens de vakantieperiode is er niet veel gebeurd. De vergadering met de gemeenschappen is nog niet gepland. Ik wil eerst nog de laatste hand leggen aan het budgettaire gedeelte van het dossier en tot een neutrale oplossing komen.
Ik verheug me in elk geval over de goede wil van de gemeenschappen en zal, in samenwerking met de eerste minister, zo snel mogelijk het overleg voortzetten.
De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). - Ik heb hierop geen commentaar. We wachten op de datum van de ontmoetingen.
De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Zijn er opmerkingen?
Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-1068/5.)
Mevrouw Vanessa Matz (cdH), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik wil het hebben over de beide resoluties die vandaag op de agenda staan in verband met de Democratische Republiek Congo. De resoluties zijn zonder twijfel goedbedoeld, maar ik vrees voor cynische reacties. In Congo wordt er immers massaal verkracht, geplunderd en gemoord en dan zou de Belgische Senaat resoluties goedkeuren om het regenwoud of de natuurlijke rijkdommen in dat land te beschermen. Dat is toch heel bizar tegenover een land waar uitgerekend de regering en de Verenigde Naties niet eens in staat zijn de slachtpartijen te doen ophouden en waar in de oostelijke provincies pure anarchie heerst.
Met de eerste resolutie denkt men het regenwoud te kunnen beschermen. Maar als een resolutie wouden kan beschermen, waarom dan niet de mensen?
Ik kan volledig instemmen met de bescherming van de natuurlijke rijkdommen, die in de tweede resolutie wordt gevraagd, maar wil een kritische kanttekening niet nalaten.
Laat ik beginnen met het maandblad Mo*, dat in het politieke spectrum weliswaar veraf staat van het Vlaams Belang. Toch vind ik het een schande dat Mo* onlangs door het Brusselse hof van beroep is veroordeeld tot een schadevergoeding van maar liefst vijfduizend euro aan de beruchte George Forrest. Het blad had Forrest op de voorpagina afgebeeld met de luipaardenmuts die Mobutu destijds kenmerkte en met het opschrift "koper-koning van Congo". Volgens de rechter was er geen sprake van laster en eerroof, aangezien de uitlatingen vielen onder de vrijheid van meningsuiting, maar kon de karikatuur niet door de beugel, want die was niet objectief en voegde niets toe aan het artikel.
De schadevergoeding mag ons eigenlijk niet verbazen. George Forrest heeft immers de familie Michel als beschermheer. Die familie heeft al herhaaldelijk haar invloed aangewend om de belangen van wapenhandelaar en koper-koning Forrest veilig te stellen, zowel in Congo als in België. In een rechtsstaat met onafhankelijke rechters zou dat geen rol mogen spelen, maar helaas.
Ooit zorgde Louis Michel ervoor dat de Groupe Forrest International staatswaarborgen kreeg ondanks het negatieve advies van de Delcrederedienst. Dat is op papier vastgelegd.
Ook op het Europese niveau waren zowel vader als zoon Michel een trouw pleitbezorger. Vader Louis Michel was in de Europese Commissie bevoegd voor ontwikkelingsbeleid en humanitaire hulp, terwijl zijn zoon Charles dezelfde bevoegdheden had in de Belgische regering.
Toen de Belgische consul-generaal destijds een vernietigend vertrouwelijk rapport over de wandaden van Forrest naar Buitenlandse Zaken stuurde, speelde Michel dat naar verluidt door aan George Forrest zelf. Het rapport werd zonder gevolg geklasseerd. Ook dat is allemaal op papier te lezen.
Uit die kanttekening blijkt alleszins dat aan de resoluties een schijnheilig kantje is. Het is erg gemakkelijk nu met grote trom te eisen dat de natuurlijke rijkdommen en het regenwoud in Congo beter moeten worden beschermd. Daar kan ik op zich volledig mee instemmen, maar is er op dat vlak niet meer consequentie nodig?
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Ik wil deze ongefundeerde en kwaadwillige insinuaties tegenspreken.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Het is belangrijk dat we het hebben over de problematiek, die het voorwerp uitmaakt van de resolutie. Het kan misschien eigenaardig lijken dit probleem nu aan te vatten, gezien de situatie in de Democratische Republiek Congo en de problemen van de bevolking.
We kunnen de bescherming van de bossen niet aanpakken zonder rekening te houden met de bescherming van de mensen. Er anders over denken zou uiteindelijk schandalig zijn. Jaren geleden liep in Latijns-Amerika de strijd voor de bescherming van het regenwoud parallel met een strijd van de vakbonden voor de werknemers die er werkten.
Ik wilde deze precisering aanbrengen, want de bedenking die ik zopas hoorde is echt ongepast.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
De heer Huub Broers (N-VA). - Op 7 januari hadden de politiezones hun middelen uit het Verkeersboetefonds voor 2012 nog steeds niet ontvangen. De overheid is daar nochtans toe verplicht. Ook andere bedragen die voor eind 2012 moesten worden betaald, werden nog niet aan de zones overgedragen.
Is de laattijdige uitbetaling het gevolg van een materiële vergissing?
Krijgen de politiezones moratoire interesten? Daarmee kunnen ze de middelen compenseren die ze zelf wegens het opnemen van bankkredieten of het toestoppen van extra middelen hebben moeten derven.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - De minister van Financiën heeft het bedrag dat het Verkeersveiligheidsfonds in 2012 kan uitkeren, eind vorig jaar meegedeeld.
De procedure voor het uitvaardigen van een ministerieel besluit is snel opgestart. Op het ogenblik is het dossier bij de minister van Begroting, maar hij zal spoedig een beslissing nemen.
De toegekende bedragen staan sinds 27 november 2012 op de site van de algemene directie Veiligheid- en Preventie. De politiezones kennen die bedragen dus en kunnen ze in hun begroting 2013 inschrijven. De betaling zal over enkele dagen gebeuren.
De heer Huub Broers (N-VA). - Het is bijzonder interessant om die bedragen te kunnen inschrijven in het budget 2013. Dat betekent wel dat de rekening voor 2012 wordt scheefgetrokken. Wanneer de federale overheid de middelen voor 2012 overhevelt naar 2013 zal haar rekening voor 2012 positief zijn, maar die van de lokale zones en de gemeenten niet.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Patrick De Groote (N-VA). - De periode waarin de voordrachtaktes voor de diverse raden in de gemeenten konden worden ingediend, is al een paar weken verstreken. In de voordrachtaktes voor gemeentelijke politieke bestuursmandaten en OCMW-mandaten kan een einddatum worden opgenomen om het mandaat in de tijd te beperken. In voordrachtaktes voor politieraden kan wel in de opvolging worden voorzien, maar kan geen einddatum worden opgenomen. In het verleden werden afspraken over de opvolging wel eens niet nagekomen en konden dan ook niet worden afgedwongen. In de voordrachtaktes van OCMW-raadsleden, burgemeesters en OCMW-voorzitters kan wel een einddatum van het mandaat worden opgenomen, zodat dat betrokkenen na de afgesproken periode van rechtswege worden opgevolgd door de voor hen aangewezen opvolger.
Wil de minister die mogelijkheid ook introduceren voor de mandaten van politieraadsleden?
Zo niet, welke argumenten pleiten tegen het systeem, dat rechtszekerheid biedt bij afspraken onder partijen?
Waarom bestaat met andere woorden nu niet de mogelijkheid om ook voor politieraadsleden een einddatum in de akte in te schrijven?
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ook in mijn ogen is het nuttig in de voordrachtakte voor politieraadsleden een einddatum te kunnen opnemen. Dat voorkomt problemen en sluit ook aan bij de wetgeving in de gewesten.
Verder moet er ook eens over het volgende worden nagedacht. Volgens de federale wetgeving moeten politieraadsleden, maar ook hun opvolgers op het moment van hun voordracht in de gemeenteraad zitting hebben. Eigenlijk is dat niet nodig. Een plaats op de opvolgerslijst voor de gemeenteraad zou moeten volstaan om opgenomen te worden op de opvolgerslijst van de politieraad. De bijkomende voorwaarde dat een kandidaat politieraadslid, bij het indienen van de voordrachtakte, ook effectief in de gemeenteraad zitting moet hebben, maakt een en ander overbodig complex. Kunnen we de wet niet in die zin wijzigen?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - De wet op de geïntegreerde politie maakt het inderdaad niet mogelijk vast te leggen wanneer een mandaat van politieraadslid moet worden beëindigd. Volgens de huidige reglementering kan een politieraadslid wel vrijwillig ontslag nemen om plaats te maken voor een opvolger. Het zou nu de bedoeling zijn de beëindiging van een mandaat afdwingbaar te maken. Op basis van een voorstel ter zake ben ik bereid mijn diensten te laten onderzoeken of het relevant is een geplande beëindiging van het mandaat van politieraadslid in te voeren. Dat is geen enkel probleem.
De heer Patrick De Groote (N-VA). - Ik dank de minister voor haar duidelijk antwoord. Het zou inderdaad een goede zaak zijn dat ook voor de politieraad gemaakte afspraken rechtsgeldig kunnen worden afgedwongen. Daarmee roepen we het niet naleven van afspraken een halt toe. Hopelijk komt dat tegen de volgende gemeenteraadsverkiezingen nog in orde.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik dank de vicepremier voor haar positieve antwoord en dring er nogmaals op aan om meteen ook het probleem te regelen van de opvolgers die geen zitting hebben in de gemeenteraad.
Mevrouw Christie Morreale (PS). - In het regeerakkoord staat dat discriminerende bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek moeten worden geweerd. Naar verluidt zou u een verslag gevraagd hebben over de gevallen van discriminatie, met name met betrekking tot de vaststelling van de afstamming bij homoseksuele ouders of de keuze van de familienaam van het kind.
Werd er een lijst van discriminerende bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek opgesteld door uw diensten? Zo ja, zijn er wetswijzigingen gepland?
Eind november kondigde u de intentie aan om de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen te wijzigen om de strafrechtelijke sancties voor inbreuken op de gendergelijkheid uit te breiden. Wat is de stand van zaken in dit verband?
Hebben uw diensten met het oog op een eventuele wetswijziging het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen gehoord? Wanneer zal het parlement over het verslag dienaangaande kunnen beschikken? We hebben immers al een jaar vertraging opgelopen.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft een verslag opgesteld over vormen van discriminatie tussen mannen en vrouwen in het kader van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW). In dit periodiek verslag voor België wordt een geval van discriminatie vermeld aangaande de overdracht van de naam aan het kind. Samen met de minister van Justitie hebben we een werkgroep opgericht die al is bijeengekomen om de wetsbepalingen voor te bereiden die nodig zijn om deze discriminatie in het Burgerlijk Wetboek weg te werken. Zoals u weet, zijn er inzake naamgeving zeer veel verschillende meningen.
In 2009 werd overigens op vraag van het Instituut een studie uitgevoerd over de vormen van discriminatie die blijven bestaan, met name ten aanzien van transgenders. De aanbevelingen om de wetten met betrekking tot gender en transseksualiteit aan te passen zijn opgenomen in het Nationaal Actieplan voor de strijd tegen homofobie en transfobie dat op 31 januari zal worden voorgesteld, samen met de eerste minister en de deelgebieden.
Ook uw vraag over de vaststelling van de afstamming voor homo-ouders valt onder de bevoegdheid van de minister van Justitie. Ze heeft haar administratie gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken voor de vereenvoudiging van de juridische vaststelling van de afstamming van een kind geboren uit een vrouwelijk homoseksueel koppel en in het bijzonder om een alternatief te vinden voor de adoptieprocedure die thans noodzakelijk is om de afstamming ten aanzien van de meemoeder vast te stellen.
Wat betreft de genderwet en de daaraan gekoppelde strafrechtelijke sancties bereid ik samen met mijn collega Turtelboom een voorstel tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 voor. Het betreft een strengere beteugeling van discriminatie tussen mannen en vrouwen en van seksisme. Naar aanleiding van de Internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen werden in dit verband voorstellen verwoord en uitgewerkt.
Deze voorstellen staan evenwel los van de problematiek van overblijvende discriminerende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek.
De geboekte vooruitgang op al deze knelpunten is gebaseerd op de verslagen van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Mevrouw Christie Morreale (PS). - Ik dank u voor het antwoord en de informatie over het tijdspad. Het is goed dat u een definitie voorstelt van seksisme, want dat is een sterk signaal. Dat geldt ook voor het voorstel om, naar het voorbeeld van de strijd tegen racisme, de verspreiding van ideeën en het behoren tot groeperingen ook strafbaar te stellen, in plaats van die sanctie te beperken tot het aanzetten tot discriminatie, zoals dat nu het geval is voor discriminatie op basis van geslacht.
Informatie en toelichting zijn noodzakelijk om de mentaliteit te laten evolueren. Er moet inderdaad een maatschappelijke consensus ontstaan over wat onder seksisme verstaan wordt, net zoals voor vreemdelingenhaat of racisme. Het zou misschien goed zijn een tijdsschema af te spreken voor de evaluatie van de wet van 2007 en de vertegenwoordigers van het Centrum en van het Instituut te horen.
De heer Bart Laeremans (VB). - De kerstboodschap van Albert II hield een nauwelijks verholen aanval in op de Vlaams-nationalisten van dit land. Die krijgen het verwijt dat ze de vreemdelingen of de Walen tot zondebokken voor de crisis zouden uitroepen. Dat verwijt is leugenachtig, want geen enkele Vlaamse partij heeft er zich de voorbije jaren toe laten verleiden de schuld voor de crisis simplistisch bij één bepaalde bevolkingsgroep te leggen.
Nog veel erger is dat het staatshoofd een vergelijking heeft gemaakt met wat er in de jaren 30 is gebeurd. Die vergelijking is werkelijk afschuwelijk. Wanneer ik aan de jaren 30 denk, dan zie ik voor mij de vreselijke nacht van de lange messen, dan zie ik de Kristallnacht en de start van de Jodenvervolging. Dan zie ik Leopold III, die de joden bestempelde als "de grote schuldigen van al onze kwalen." Dan zie ik het opzijschuiven van de democratie en het opdoemende oorlogszuchtige imperialisme. Dan zie ik de opkomst van totalitaire regimes, de agressie van nationaalsocialistische en communistische milities en legers in heel Europa. Dan zie ik de start van een vreselijke, mensonterende en alomvattende wereldbrand.
De verschrikkingen van toen worden op een onvoorstelbare wijze gebanaliseerd door ze met de Vlaams-nationale analyses van vandaag in verband te brengen.
Het gevolg van het platvloerse populisme waaraan Albert II zich bezondigde, is immers dat argeloze, onwetende jongeren alles wat er in de jaren 30 gebeurde, als onschuldig en onbetekenend gaan weglachen.
Mijnheer de eerste minister, u hebt de grote vergissing begaan dit koninklijk simplisme en populisme toe te dekken en te blijven verdedigen. En het dringt blijkbaar niet tot u door dat half Vlaanderen zich door dit soort uitspraken zwaar geschoffeerd voelt.
Bent u bereid te erkennen dat u zich hebt vergist door de koninklijke kerstboodschap goed te keuren en dat u niet hebt ingeschat dat de betoogtrant ervan diep kwetsend was?
Klopt het dat we dicht bij een troonopvolging staan? Bent u bereid de troonopvolger tegen zichzelf en tegen dit soort toestanden te beschermen door een protocollair en transparant gefinancierd koningschap in te voeren?
De heer Elio Di Rupo, eerste minister. - Laat mij de toespraak van de Koning in de juiste context plaatsen, namelijk de huidige economische crisis die de Europese landen en hun bevolking hard treft.
Ik heb uiteraard respect voor de mening van iedereen. Niettemin stel ik vast dat de vragen vaak niet over de kern van de boodschap van de Koning gingen, met name over de werkgelegenheid en het economisch herstel waarop 90% van zijn toespraak betrekking had. De Koning heeft zich in de eerste plaats tot de duizenden werknemers gericht die in de voorbije maanden hun baan zijn verloren, bij Ford Genk, in de Waalse staalindustrie of elders. Hij heeft zijn begrip en zijn medeleven geuit. De Koning wilde ons doen nadenken over manieren om de economische moeilijkheden en het banenverlies aan te pakken.
De Koning heeft ook kort de aandacht van onze burgers gevestigd op gedragingen en fenomenen die in tijden van economische crisis de kop opsteken en die meer verdeeldheid zaaien dan verenigen, terwijl we net moeten samenwerken om uit de crisis te geraken.
De Koning heeft daarbij geen enkele partij genoemd, noch een deel van de bevolking van ons land geviseerd. Integendeel, hij heeft erop gewezen dat die fenomenen in tal van Europese landen vandaag de kop opsteken. De Koning heeft het thema populisme bovendien reeds in vorige toespraken aangehaald, in 1998, 1999 en 2002, zonder dat het tot bijzondere reacties of commentaren heeft geleid. De afgelopen jaren hebben verschillende staatshoofden op de gevaren van het populisme gewezen. Niet alleen Koningin Beatrix van Nederland of de Duitse president Joachim Gauck, maar ook de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, en de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, legden soortgelijke verklaringen af. We kunnen niet ontkennen dat er in Europa ernstige redenen tot ongerustheid zijn. Kijk bijvoorbeeld naar Griekenland, waar knokploegen door de straten lopen om migranten in elkaar te slaan, waar voedselpakketten worden uitgedeeld, maar enkel aan wie een Griekse identiteitskaart kan voorleggen. Kijk naar Hongarije, waar een politieke partij oproept een lijst op te maken van Joden die "een gevaar voor de nationale veiligheid vormen". Dat alles terwijl we de grootste economische crisis in vijftig jaar beleven.
Daarom heb ik als regeringsleider de toespraak van de Koning gedekt. Laat we ons nu samen concentreren op de sociaaleconomische uitdagingen.
De heer Bart Laeremans (VB). - De premier heeft nauwelijks geantwoord op de duidelijke vraag die ik heb gesteld. Hij verwees naar Griekenland en Hongarije, maar ik heb hier een stuk uit de toespraak van de Koning, dat in eerste instantie over populisme bij ons gaat. En nu krijg ik verwijzingen naar Griekenland en Hongarije. Uit het antwoord blijkt dat de premier, net als de familie van Saksen-Coburg in een ivoren toren leeft. Ze beseffen niet wat er in Vlaanderen leeft. Ze willen niet beseffen waarom er in Vlaanderen met weerzin en spot over het vorstenhuis en zijn lakeien, over de hautaine kliek van Laken wordt gesproken. Vandaag trouwens opnieuw, met dank aan Koningin Fabiola!
De heer Gérard Deprez (MR). - Dat is een fascistische uitlating. U bent niet alleen een populist, maar ook een fascist!
De heer Bart Laeremans (VB). - Doe zo voort, mijnheer de eerste minister, maar wees niet verwonderd wanneer er op een dag wordt vastgesteld dat de Koning geen land meer heeft om te regeren.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Begin januari vernam ik via een persbericht dat een derde Duits ziekenhuis betrokken was bij de wachtlijstfraude onder patiënten die wachten op orgaantransplantatie, in casu van de lever. Blijkbaar werden de medische gegevens van sommige patiënten gemanipuleerd, wat de ernst van het ziekteverloop betreft, zodat ze hoger op de wachtlijst terechtkwamen en bijgevolg vlugger in aanmerking kwamen voor een orgaantransplantatie.
Het staat niet vast welke de beweegredenen waren van de artsen of van de diensten die de lijsten zouden gemanipuleerd hebben. Het is ook niet zeker of er sprake was van winstbejag. Toch is het duidelijk dat, ongeacht de drijfveer, dit soort fraude het vertrouwen van het publiek in het transplantatiesysteem ondermijnt en dus een daling van het aantal donoren kan teweegbrengen.
België behoort net als Duitsland tot het Europees transplantatienetwerk Eurotransplant. In de pers zijn verklaringen verschenen van de vertegenwoordigers van de FOD Volksgezondheid. Zij verzekeren dat geen enkele Belgische patiënt benadeeld werd door de wanpraktijken in Duitsland. Kunnen wij uitsluiten dat gelijkaardige praktijken ook in België voorkomen?
Kan de minister de verklaringen van de FOD Volksgezondheid bevestigen? Gebeurt de rangschikking van patiënten in functie van de ernst van hun gezondheidstoestand op collegiale wijze binnen Eurotransplant?
Kunnen we zeker zijn dat rekening wordt gehouden met de reële toestand van de patiënten?
Zou het, in voorkomend geval, niet raadzaam zijn dit via ministerieel besluit of bij wet te verplichten?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De fraude die in Duitsland werd ontdekt is het resultaat van manipulatie van medische dossiers, met name van bloedtesten en van gegevens in verband met het al dan niet uitvoeren van dialyse. Zo konden sommige patiënten een hogere plaats krijgen op de wachtlijst.
In België beschikken de transplantatiecentra over multidisciplinaire teams die gezamenlijk het dossier van elke patiënt onderzoeken. Het team beslist dan om de patiënt al dan niet op de transplantatiewachtlijst te plaatsen.
Als de patiënt op de lijst wordt ingeschreven, geeft de transplantatiecoördinator van het transplantatiecentrum de medische gegevens van de kandidaat-ontvanger door aan Eurotransplant, waar de organen worden toegewezen. Eurotransplant verwittigt via mail de coördinator en de betrokken teamarts wanneer een patiënt die door het centrum werd ingeschreven een hoge score heeft en bovenaan de lijst is komen te staan. Eurotransplant is dan belast met het bepalen wie een donororgaan zal krijgen.
Verschillende personen spelen een rol in de ketting die leidt tot een transplantatie en dragen uiteindelijk bij tot het totaalbeeld van de toestand en het dossier van de patiënt. Het kan niet worden uitgesloten dat, ook in ons land, wanpraktijken kunnen plaatsvinden.
De Belgische wetgeving schrijft niet voor op welke wijze artsen de ernst van de gezondheidstoestand van een kandidaat-ontvanger moeten bepalen. Naar mijn mening valt dit onder de beoordelingsbevoegdheid van de arts.
Mijn diensten en ikzelf onderzoeken evenwel de mogelijkheid om een controle- en inspectiemechanisme in het leven te roepen door toedoen van het Geneesmiddelenagentschap. Via zulke controles zou bijvoorbeeld kunnen worden nagegaan hoe in transplantatiecentra de "score" wordt berekend van patiënten op de wachtlijst.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Uw antwoord, geeft blijk van gezond verstand en stelt me gerust: het systeem moet inderdaad gecontroleerd worden.
Ik ben het met u eens dat het niet aan de politici is de parameters vast te leggen voor het bepalen van de prioriteiten. Het is wel de taak van de overheid om een transparant controlesysteem in het leven te roepen dat bovendien elk mogelijk wantrouwen moet wegnemen bij potentiële orgaandonoren.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Er is weer een epidemie van de bof uitgebroken. De afgelopen weken is volgens de media het aantal gevallen verdubbeld. In april vorig jaar verspreidde de bof zich vooral aan de universiteit van Gent. Nu worden vooral scholieren in West-Vlaanderen getroffen.
Graag had ik van de minister een antwoord gekregen op volgende vragen:
Hoe evolueerde het aantal gevallen van bof in 2012 per maand en per provincie?
Welke stappen zal de minister doen tegen een verdere uitbreiding van de epidemie?
Acht de minister het nuttig om een vaccinatiecampagne op te zetten, dan wel te promoten?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - In België hebben we verschillende systemen om de evolutie van het aantal bofgevallen te volgen.
In 2012 werd onder meer de verplichte melding ingevoerd, een systeem dat onder de bevoegdheid valt van de gemeenschappen. Zij kunnen daar meer informatie over verstrekken. Ik kan hier alvast meedelen dat het bofvirus in Vlaanderen wijdverspreid is, met in totaal meer dan 1 800 gemelde gevallen. Het grootste aantal is vastgesteld in West-Vlaanderen. In de Federatie Wallonië-Brussel is er sprake van 144 gevallen, waarvan de meeste in de provincies Luxemburg en Luik.
Net als in de buurlanden treft het virus vooral adolescenten en studenten, maar de ziekte beperkt zich niet tot hen.
Naast de verplichte melding is er ook het controlenetwerk van de pediaters, dat sinds 2003 de gevallen van bof registreert en dat wordt beheerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. De meldingen gebeuren op vrijwillige basis. Het netwerk geeft aan dat het aantal bofgevallen sinds 2007 daalt, maar dat het in 2012 bij kinderen weer is gestegen.
Ook het wachtpostennetwerk van de huisartsen registreert de bofgevallen.
Voor de vraag inzake preventie verwijs ik naar de gemeenschappen, die daarvoor bevoegd zijn.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Uit het antwoord van de minister onthoud ik dat het aantal bofgevallen sinds 2007 daalt, maar vooral ook dat er in 2012, alleen al in Vlaanderen, meer dan 1 800 gevallen zijn geregistreerd. Dat noopt tot aandacht. Ik zal onze collega's van de betrokken assemblees dan ook uitnodigen deze problematiek verder op te volgen.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Twee jaar geleden werd in Luik het Centre Tadam geopend. Het bezorgt op een gecontroleerde manier heroïne aan verslaafden. We kregen de bevestiging dat het project vanaf deze week tijdelijk wordt gestaakt. Al het verzorgend personeel zou overigens al gedemobiliseerd zijn. De behandelingen zouden op 8 januari zijn stopgezet.
Normalerwijze moest dit proefproject tegen juli 2013 geëvalueerd worden. Zou men niet beter de evaluatie hebben afgewacht, alvorens het project te staken? Als de evaluatie positief uitvalt - wat we allemaal verhopen - en we het project later moeten voortzetten, moet opnieuw personeel in dienst worden genomen en, in voorkomend geval, alles weer van nul af aan worden heropgestart. Dat zal extra kosten met zich meebrengen.
De financiering van dit project vergt doorgaans een miljoen euro voor personeels- en werkingskosten van het centrum. Als we dat bedrag delen door het aantal verzorgde personen, komt dat op 25 000 euro per verslaafde. Dat is niet niets! De medische en psychologische situatie van die mensen is echter wel verbeterd. De vraag is echter of we dat experiment kunnen voortzetten en of het vanuit budgettair oogpunt haalbaar is. Ik wijs erop dat we voor dit experiment groen licht moeten krijgen van de federale overheid, want het verbruik en het bezit van verdovende middelen is nog steeds bij wet verboden. Is de federale overheid in principe bereid het experiment te hernieuwen? Mevrouw de minister, is u bereid dat experiment in een meer duurzame vorm te steunen, mocht het centrum zijn deuren heropenen?
Anderzijds loopt in Luik een gemeentelijk project van verbruikszalen, wat nog iets anders is. Is de regering bereid om dat project te steunen en tegelijkertijd in de financiering ervan tussen te komen, in de marge van, of in aanvulling op een nieuw Tadam-initiatief?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - In uw aanwezigheid, mevrouw de senator, en in aanwezigheid van senator Demeyer, burgemeester van Luik, wijs ik erop dat het project om heroïneverslaafden onder begeleiding met diacetylmorfine te behandelen werkelijk door alle democratische krachten in Luik werd gedragen. Van meet af aan heb ook ik het gesteund om redenen van sociale aard, van volksgezondheid en veiligheidspreventie. Het was niet eenvoudig, er vonden lange en hevige discussies plaats met het middenveld. De ministerraad heeft destijds strikte voorwaarden opgelegd: het ging om een proefproject voor twee jaar dat na afloop moest worden geëvalueerd. Iedereen heeft die voorwaarden aanvaard.
Bijgevolg kreeg de Stad Luik de opdracht het centrum voor de verstrekking van diacetylmorfine te openen en werd de evaluatie van heel het project aan de Universiteit Luik toevertrouwd.
Met de behandelingen werd op 17 januari 2011 begonnen. Overeenkomstig de regeringsbeslissing van 2007 zouden ze dus op 17 januari aanstaande moeten worden stopgezet.
Er werden 74 patiënten in de studie opgenomen en elke patiënt kreeg twaalf maanden lang diacetylmorfine toegediend.
Vandaag hebben alle patiënten de studie verlaten, de laatste gisteren. Ze worden echter blijvend gevolgd door het psychosociale medische Tadam-team en krijgen opnieuw een substitutiebehandeling met methadon in de referentiecentra waarmee Tadam een samenwerkingsverband heeft gesloten en waaruit die patiënten ook afkomstig waren. Ik heb gehoord en gelezen dat ze aan hun lot zijn overgelaten, maar dat is niet zo.
Het gedeelte "Evaluatie en wetenschappelijke follow-up" moet tegen half juli 2013 aflopen; na de uitstap van de laatste patiënt zijn er zes maanden nodig om alle resultaten te analyseren en te evalueren en het eindrapport op te stellen. Ik wacht dus op de evaluatie door de Universiteit alvorens ik me met mijn collega's kan uitspreken over een duurzame verlenging.
U hebt gelijk: de situatie is wat grotesk. Als de evaluatie negatief uitvalt, trekken we onze conclusies; valt ze positief uit, dan zal het team dat nu actief was, her en der verspreid zijn en zou nuttige ervaring spijtig genoeg wel eens verloren kunnen gaan. Ik ben me daarvan bewust, maar ik ben gebonden door het akkoord van 2007 en we weten allemaal dat er een pak geld mee gemoeid is. Mochten de lokale of de provinciale overheden voorstellen doen voor het hele team of een deel ervan zodat de verworven expertise niet verloren gaat, kan ik eventueel ook een inspanning doen.
Voor de vergunning van de verbruikszalen, enerzijds, is mijn collega Annemie Turtelboom bevoegd en voor de eventuele oprichting ervan, anderzijds, zijn de deelgebieden bevoegd, want het risicobeperkingsbeleid in een ambulante zorgomgeving hangt niet direct af van het federale niveau.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - U zult het met me eens zijn, mevrouw de minister, dat de situatie enigszins grotesk en zelfs kafkaiaans is.
U verbergt zich achter een tussenkomst van de lokale of, in voorkomend geval, de provinciale overheid, maar die moeten nog wel over een budget daarvoor kunnen beschikken.
Over de grond van de zaak blijf ik met mijn vragen zitten: is de huidige meerderheid bereid om de beslissing van 2007 duurzaam te hernieuwen?
Voor het tweede gedeelte van mijn vraag, blijkt hoe moeilijk het is om het dossier tussen de bevoegdheidssfeer van het departement Justitie en van de deelgebieden te loodsen. Het budgettaire probleem blijft onopgelost.
De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Tijdens de politieke wapenstilstand in het kerstreces, was het datalek bij de NMBS het onderwerp van gesprek. De openbare spoorwegmaatschappij heeft immers toegegeven dat ze zeer gevoelige, persoonlijke gegevens die Belgische en buitenlandse klanten haar hadden toevertrouwd, via internet beschikbaar heeft gemaakt voor het grote publiek. Het gaat om namen, voornamen, geboortedata, e-mailadressen en gsm-nummers van ongeveer 700 000 personen.
Op 8 januari heeft ook Corelio, de beheerder van de vacaturezoekmachine jobat.be, een e-mail gestuurd naar bepaalde personen die vrijwillig hebben meegewerkt aan haar traditionele salarisbarometer. In een bericht aan alle vrijwillige deelnemers meldt Corelio dat een bladzijde met een gedeelte van de individuele verslagen onrechtstreeks online toegankelijk was en dus door derden geraadpleegd kon worden. Ondertussen werd die bladzijde gelukkig verwijderd.
Men kan zich dan ook de verbijstering indenken van de klanten van de NMBS en de gebruikers van de website jobat.be, van wie de persoonlijke gegevens openbaar werden gemaakt, terwijl ze op geen enkel ogenblik hun instemming hadden gegeven voor de bekendmaking van die strikt persoonlijke gegevens: het gaat immers om gsm-nummers en loonbedragen.
Wat de betrokkenen het meest vrezen als gevolg van deze beide dossiers is het feit dat een direct marketing-bedrijf of ongeacht welke persoon met slechte bedoelingen deze persoonlijke gegevens, die door de NMBS en Corelio te grabbel werden gegooid, frauduleus of kwaadwillig zouden kunnen gebruiken. De slachtoffers van deze lekken worden immers blootgesteld aan phishing en riskeren dus een onrechtmatig gebruik van hun identiteit indien deze gegevens aan elkaar worden gekoppeld. Denken we maar aan het ongewenste aantal e-mails en telefoonoproepen die deze personen kunnen krijgen.
Bent u van plan uw administratie te vragen over te gaan tot een specifieke controle van deze twee bedrijven?
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft een zeer opmerkelijke proactieve rol gespeeld in de zaak van de NMBS. NURPA, de vereniging voor de bescherming van de rechten van de internetgebruikers, heeft een programma ter beschikking gesteld van de internetgebruikers, waarmee de slachtoffers van de gelekte gegevens een klacht kunnen indienen bij de commissie.
Is de federale regering van plan de verdediging van de consumenten in deze aangelegenheid te vergemakkelijken, met name door de rol van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te versterken bij de follow-up van de zwakke punten met betrekking tot hun persoonsgegevens? Het zou interessant zijn de consumenten te helpen om een klacht in te dienen, bijvoorbeeld via formulieren die gemakkelijk online beschikbaar zijn.
Bent u van plan om, via een wet of een besluit, een reëel beleid uit te werken in verband met de persoonsgegevens die door ongeacht welke vereniging worden verzameld?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Artikel 16, §4, van de wet van 8 december 1992 bepaalt wat volgt: "Om de veiligheid van de persoonsgegevens te waarborgen, moet de verantwoordelijke van de verwerking de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, tegen toevallig verlies, evenals tegen de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens."
Ik betreur uiteraard de feiten die u hebt vermeld. De niet-naleving van de wettelijke bepalingen in verband met de persoonlijke levenssfeer behoort echter tot de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken. Het komt mij dus niet toe daarop enige controle uit te oefenen.
Eenieder die meent dat zijn persoonsgegevens niet in overeenstemming met de wet op de persoonlijke levenssfeer werden behandeld, kan een klacht indienen bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of bij de hoven en rechtbanken.
Het klachtenformulier is online beschikbaar op de website van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; het systeem is eenvoudig en snel.
Overeenkomstig artikel 32, §2, van de wet op de persoonlijke levenssfeer heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overigens het dossier van de NMBS overgezonden naar de procureur des Konings. Er moeten dan ook geen extra maatregelen worden getroffen.
Op Europees niveau wordt de materie over de bescherming van de persoonsgegevens reeds herzien. Het voorstel van verordening van de Europese Commissie bepaalt dat beveiligingsinbreuken voortaan moeten worden gemeld. Ik steun deze visie en ik heb er dan ook veel belangstelling voor in de debatten van de werkgroep van de Raad van de Europese Unie.
De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Ik noteer dat de minister het voorstel van verordening steunt in de vergaderingen van de Raad van de Europese Unie.
De minister verwees naar de wet van 8 december 1992. Artikel 17 van die wet voorziet in een aangestelde voor de gegevensbescherming in elk bedrijf dat over dergelijke gegevens zou beschikken. Er moet alleen nog een uitvoeringsbesluit worden genomen. Misschien wacht de minister op de Europese verordening, maar de aanwijzing van die aangestelde via een uitvoeringsbesluit bij de huidige wet zou snel een einde kunnen maken aan het lekken van dergelijke gegevens.
Ik blijf aandachtig de initiatieven volgen die de minister in dat verband neemt.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Het aanhoudende geweld in Syrië heeft ertoe geleid dat anderhalf tot 2,5 miljoen Syriërs in het land op de vlucht zijn. Bijna 600 000 mensen zijn het land ontvlucht naar een van de buurlanden. Wie het zich kan permitteren, vindt een onderkomen op de private markt of heeft het geluk familie of vrienden te hebben die onderdak kunnen bieden. Vele duizenden hebben dat geluk niet en worden opgevangen in tentenkampen, die we in de media hebben kunnen zien.
Het Za'atari-kamp in het noorden van Jordanië herbergt tienduizenden vluchtelingen, voornamelijk vrouwen en kinderen onder 18 jaar. Onder hen ook heel wat niet-begeleide minderjarigen, in onzekerheid over het lot van hun ouders en familie en getraumatiseerd door de gruwel van de oorlog. Sinds de winter worden ze ook nog eens geconfronteerd met rampzalige levensomstandigheden. Hevige regens en de gierende wind hebben van het kamp een moerassige modderpoel gemaakt, tenten vallen in elkaar en de bewoners worden blootgesteld aan de vrieskou.
Ook in Libanon worden de tentenkampen geteisterd door stortregens en overstromingen. In een Turks vluchtelingenkamp kostte een brand het leven aan twee kinderen en raakten vier anderen gewond toen vluchtelingen zich probeerden te verwarmen. Voor de toiletten en wasruimtes staan er lange rijen wachtenden, waardoor velen onderkoeld raken.
Eind oktober was er tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in Luxemburg sprake van een regionaal beschermingsprogramma voor Syrië om het land en de buurlanden te ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van de burgeroorlog op middellange en lange termijn. Zo'n programma moet de voorwaarden scheppen om een van de drie duurzame oplossingen voor vluchtelingen te verwezenlijken: terugkeer naar het land van oorsprong, plaatselijke integratie of hervestiging.
Welke stappen zijn er ondertussen gedaan om dat regionaal beschermingsprogramma op te zetten en wordt het geen tijd dat de Europese Unie, zoals ten tijde van de oorlog in Irak, werk maakt van een gezamenlijke hervestigingsactie voor de Syrische vluchtelingen?
De staatssecretaris heeft onlangs aangekondigd dat België in 2013 honderd Afrikaanse vluchtelingen zal hervestigen. In Nederland en Denemarken worden er driejaarlijks 1500 vluchtelingen hervestigd. Kan België het quotum voor hervestiging niet optrekken, zodat we ook de nodige bescherming kunnen bieden aan Syrische vluchtelingen in kampen zoals Za'atari?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Op de Raad Justitie en Binnenlandse zaken van oktober werd inderdaad beslist om een regionaal beschermingsprogramma voor Syrië en zijn buurlanden te starten. De Europese Commissie en de relevante partners werken momenteel de precieze voorwaarden en bepalingen uit. Het programma zou tegen de lente van 2013 operationeel moeten zijn.
Het regionaal beschermingsprogramma zal de capaciteit versterken van de overheidsinstanties en van de organisaties die zich bezighouden met vluchtelingen en internationale bescherming in de regio, en moet duurzame oplossingen - terugkeer naar het land van herkomst, vestiging in het transitland of hervestiging in een derde land - bieden voor wie gedwongen werd zijn land te verlaten. We kunnen dus niet vooruitlopen op de uitwerking van de voorwaarden en bepalingen.
België zal inderdaad honderd vluchtelingen hervestigen die werden voorgedragen door het UNHCR. Die deelname aan een hervestigingsprogramma met Europese financiële steun moet worden gezien in de context van de consolidatie van het geïntegreerde asielbeleid in ons land.
Volgens de UNHCR is het op het ogenblik niet opportuun om op grote schaal Syriërs die naar een van de buurlanden zijn gevlucht, te hervestigen. Buiten een klein aantal individuele, extra kwetsbare gevallen, draagt de UNHCR dan ook geen Syrische vluchtelingen voor voor hervestiging.
Ik weet dat er schrijnende situaties zijn. We hebben contact met de internationale organisaties die ter plaatse hulp bieden. Ons land volgt echter dezelfde lijn als de ons omringende landen.
Het is de eerste maal dat België zich heeft ingeschreven voor een hervestigingsprogramma. Ik heb ervoor gekozen stap voor stap te werken en te beginnen met honderd vluchtelingen, die in juni zullen aankomen. We moeten over voldoende capaciteit beschikken om die vluchtelingen gedurende zes tot zeven weken op te vangen en ze te integreren in onze gemeenten. Deze mensen hebben al heel wat meegemaakt. We moeten ons dus goed voorbereiden. Als de opvang goed verloopt, kan ons land meer vluchtelingen opnemen. In Nederland heeft men het ook op die wijze gedaan, maar daar heeft men al enkele jaren voorsprong. Die achterstand kan ik niet in één jaar wegwerken.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Ik heb van minister Reynders vernomen dat op de begroting Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingshulp financiële middelen zijn vrijgemaakt om ter plaatse te helpen. Van het Europees beschermingsprogramma zullen we ten vroegste in de lente de resultaten zien. Ik vind dat zeer laat, gelet op de precaire situatie ter plaatse. We zouden eigenlijk zeer snel moeten optreden, al was het maar tijdelijk. Ik weet wel dat België nu voor het eerst tot een hervestigingsprogramma is toegetreden. De buurlanden van Syrië bezwijken echter onder de vluchtelingenstroom. Daarom hoop ik dat de Europese Unie als een betrouwbare bondgenoot optreedt. De buurlanden van Syrië moeten worden gesteund met de opvang van de vluchtelingen, niet alleen financieel, logistiek of met hulpgoederen, maar ook door onze verantwoordelijkheid niet te ontlopen en een aantal Syrische vluchtelingen, die nu in afschuwelijke omstandigheden leven, te hervestigen of tijdelijk te beschermen. Als België in een Europese aanpak gelooft en het probleem op een geloofwaardige manier wil aankaarten bij de andere lidstaten, moeten we bereid zijn dezelfde inspanningen te leveren en ons quotum voor hervestiging stelselmatig te verhogen.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - In juni 2012 kondigde de staatssecretaris aan dat ze 2 miljoen euro veil had voor "sociale-economieprojecten die de meest kwetsbare mensen op weg moeten helpen". Ik vind dat een nobele daad, zeker omdat de projecten armoedebestrijding als doel hebben. Na de projectoproep sociale economie 2012 kwamen 124 aanvragen binnen, goed voor 8 miljoen euro. Daarvan werden 24 aanvragen geselecteerd, voor een bedrag van 2 miljoen euro. Vanaf 1 oktober zouden de subsidies worden uitbetaald.
De projectoproep porde initiatiefnemers aan om vernieuwende projecten op zeer korte termijn op poten te zetten, maar als iedereen paraat staat om van start te gaan, worden de centen bevroren. Uit antwoord op een schriftelijke vraag bleek immers dat de toekenning van de subsidie nog niet voltrokken was wegens twee omzendbrieven van de collega-minister van Begroting inzake de niet-samendrukbare uitgaven.
Toen ik daarover contact nam met de POD maatschappelijke integratie, kreeg ik te horen dat de geselecteerden verwittigd waren maar ook gevraagd werden nog even te wachten met de opstart van hun project, omdat de beloofde middelen nog op zich laten wachten ...
Wanneer zal de subsidieperiode voor deze projectsubsidie eindelijk effectief aanvangen? Wordt er verder snel werk gemaakt van de overheveling van het resterende stuk sociale economie naar de deelstaten, uiteraard met bijbehorend budget?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik heb in 2012 inderdaad in twee miljoen euro voorzien voor innoverende projecten in de sector van de sociale economie. De startdatum van de subsidieperiode was bij de lancering 1 oktober 2012. Tijdens de afhandeling van de oproep zijn er twee omzendbrieven van mijn collega, de minister van Begroting, inzake de niet-samendrukbare uitgaven verschenen. Ik heb, conform artikel 17, §3 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, dit dossier - na een advies van de Inspectie van Financiën en een beroep bij de betrokken minister - ter goedkeuring voorgelegd aan de ministerraad op 13 december 2012. Bijgevolg is die datum de ingangsdatum van de subsidieperiode. De projectindieners zijn daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht. De gemeenten en ook de VVSG weten dus perfect waar ze aan toe zijn: de projecten kunnen worden opgestart vanaf 13 december in plaats van 1 oktober.
Met betrekking tot het aspect regionalisering hebben mijn diensten ten behoeve van het uitvoeringscomité voor de institutionele hervormingen van de premier een uitvoerige nota opgesteld. De bespreking van die nota binnen het uitvoeringscomité is nog aan de gang.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Ik stel vast dat de staatssecretaris het niet onder de markt heeft binnen de regering. Eerst moest ze om centen bedelen voor de winteropvang in grote steden, en nu voor de projectsubsidies. De strijd tegen kansarmoede moet op alle niveaus prioritair zijn. We weten dat de uitdaging op het vlak van armoede gigantisch is: tegen 2020 moet België van de Europese Commissie het aantal arme mensen met 380 000 doen dalen.
Wat de overheveling van de sociale economie betreft, wordt het hoog tijd dat daar werk van wordt gemaakt.
Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik stel mijn vraag naar aanleiding van enkele arresten van de Raad van State en vooral van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen over de toepassing van de medische regularisatie in ons land.
Eind vorige week trokken vluchtelingenorganisaties in enkele kranten aan de alarmbel omdat ze meenden dat de procedure voor medische regularisatie bijzonder streng wordt toegepast, wat soms tot pijnlijke en zelfs mensonterende situaties aanleiding geeft. Zo worden mensen die met hiv besmet zijn naar hun land van herkomst teruggestuurd, hoewel daar niet de juiste medische zorg kan worden toegediend.
De staatssecretaris reageerde met de mededeling dat de arresten van de Raad van State dateerden van voor de invoering van de medische filter en dat er op dit moment geen probleem meer is. Eigenlijk wist ze waarschijnlijk zelf ook wel dat de vluchtelingenorganisaties het eigenlijk hadden over arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Dat probleem is nog niet opgelost.
Er is een medische filter ingevoerd. Op zich ben ik daar voorstander van want het is belangrijk dat wordt nagegaan of aanvragers ook echt aan een ziekte lijden waardoor ze voor medische regularisatie in aanmerking komen. Wie via die weg een achterpoortje probeert te vinden, moet eruit worden gehaald.
De slinger is echter veel te ver doorgeslagen. Dat werd ook bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In plaats van de arresten grondig te lezen en na te gaan hoe aan de opmerkingen tegemoet kan worden gekomen, geeft de staatssecretaris er de voorkeur aan om in beroep te gaan tegen de beslissing. Nochtans bestaat in het parlement een consensus over het feit dat de wet op de medische regularisatie een goede wet is, maar dat de toepassing soms een probleem is.
Waarom heeft de staatssecretaris beslist om in beroep te gaan tegen de arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en is ze niet bereid om de suggesties van de raad te volgen?
Wat gebeurt in de tussentijd met de dossiers voor medische regularisatie? Er kan immers veel tijd verloren gaan vóór er een uitspraak in beroep is, en er was al een achterstand in de behandeling van de dossiers.
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik ben blij dat mevrouw Piryns deze vragen stelt want het biedt me de gelegenheid een aantal misverstanden uit de wereld te helpen.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is in een aantal arresten van mening dat de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot artikel 3 van het EVRM door de administratie te beperkend wordt geïnterpreteerd. Het gaat dus om een beperkt aantal individuele dossiers waarin de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen zich op de regels van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben beroepen en waarin ze werden teruggefloten.
Er was dus geen probleem met betrekking tot de algemene werking. Het ging wel degelijk niet om arresten van de Raad van State, zoals één krant op haar voorpagina aangaf. Dat onderscheid moet iedereen toch wel kunnen maken.
Aangezien de kwestie belangrijk is voor de behandeling van sommige medische aanvragen en de Dienst Vreemdelingenzaken eenduidigheid en een vaste rechtspraak wil krijgen, hebben mijn diensten besloten om in een aantal individuele dossiers een cassatieberoep in te stellen tegen de vernietigingsarresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Het gaat om twee arresten, meer bepaald arrest nr. 92 258 van 27 november 2012 (Franstalig arrest) en arrest nr. 92 661 van 30 november 2012 (Nederlandstalig arrest).
Ingevolge dat cassatieberoep van de Dienst Vreemdelingenzaken, zal de dienst het arrest van de Raad van State afwachten alvorens zijn praktijk in voorkomend geval aan te passen. Enkel de twee dossiers waarvoor een cassatieberoep werd ingesteld, worden bevroren tot de uitspraak van de Raad van State.
Voorts wil ik er de aandacht op vestigen dat de DVZ harde inspanningen levert om voor de vreemdelingen die zich beroepen op de procedure 9ter, binnen een redelijk termijn een beslissing te nemen. Dat is mede mogelijk door de invoering van de medische filter. Zwaar zieken worden thans sneller dan vroeger erkend op basis van medische redenen. Zo werden in 2012 niet minder dan 14 027 aanvragen afgesloten met een administratieve beslissing, terwijl er maar 7667 aanvragen werden ingediend. Met andere woorden, in 2012 hebben we al een groot deel van de achterstand ingehaald.
Het tweeledig doel van de medische filter is dus bereikt: enerzijds zwaar zieken sneller via artikel 9ter laten erkennen en zo hulp en een verblijf toekennen en anderzijds misbruik of oneigenlijk gebruik verhinderen. Eind december 2012 bedroeg de werklast nog maar 6022 dossiers, tegenover 11 046 dossiers einde 2011.
Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Allereerst heb ik er zelf op gewezen dat wie oneigenlijk gebruik probeert te maken van de medische regularisatie, eruit moet worden gehaald. Vervolgens heb ik verklaard achter de huidige wetgeving te staan. Ik betreur het dan ook dat de minister ter zake in de verdediging gaat en over individuele dossiers spreekt.
Alle arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen leggen de vinger op dezelfde wonde: de artsen passen de medische filter veel te beperkend toe.
De artsen is een zware taak opgelegd. Ik ben er geen voorstander van dat een arts de ernst van een ziekte moet beoordelen en tegelijkertijd een oordeel moet vellen over de mate waarin in een bepaald land in de wereld die ziekte kan worden behandeld. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vraagt DVZ dan ook het onderzoek te verruimen en beter te motiveren.
Ik betreur het dat de minister die opmerkingen niet ernstig neemt. Mocht ze dat wel doen dan zou een procedure kunnen worden uitgewerkt die rechtszekerheid biedt en die alleen geldt voor wie er aanspraak op kan maken en dan ook wordt geregulariseerd. Hiv is in België misschien niet meer meteen een levensbedreigende ziekte, maar wel in een land waar daar geen fatsoenlijke behandeling voor is. Ik vind het dan ook onbarmhartig iemand met hiv naar zo een land terug te sturen.
De heer Rik Torfs (CD&V), rapporteur. - Ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Zojuist heeft de commissie Justitie nog een technisch amendement goedgekeurd met betrekking tot artikel 220 van het Burgerlijk Wetboek. Dat artikel handelt over de instelling van een globaal beschermingsstatuut voor meerderjarige onbekwame personen.
De nieuwe wetgeving is niet alleen nodig vanwege problemen in de praktijk, maar ook vanwege internationale verplichtingen. Er is een ommekeer in de benadering. Voortaan wordt uitgegaan van de persoon en zijn bekwaamheid en vervolgens komt er een bescherming op maat. De maatregelen moeten dan zo nauw mogelijk aansluiten bij de noden van de beschermde persoon. Anderzijds krijgt de vrederechter een centrale rol.
De tekst is daarenboven het resultaat van een samenwerking over de partijgrenzen heen en van vele hoorzittingen in de Kamer. Het eindresultaat steunt niet alleen op een globaal amendement, maar ook op amendementen die de Senaatscommissie heeft aangenomen op advies van de dienst Wetsevaluatie.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft deze regeling grondig hervormd, en dat was ook nodig. Vroeger kon het probleem van de goederen worden geregeld via het voorlopig bewind, maar daarmee konden niet alle problemen met betrekking tot de persoon worden geregeld. Om tegelijkertijd het lot van de goederen en de rechten van de persoon te regelen, moest een beroep worden gedaan op de status, waarvan de erkenning dikwijls duur, ingewikkeld en enigszins degraderend was voor de persoon die moest worden beschermd, zowel met betrekking tot de verlengde minderjarigheid als de gerechtelijke onbekwaamverklaring.
Met de hervorming wil men de situatie menselijker maken, want de persoon die beschermd moet worden, blijft volwaardig lid van de maatschappij en behoudt dan ook de rechten en plichten die daaraan verbonden zijn.
De wetgever is uitgegaan van de volledige bekwaamheid, dus een totaal andere veronderstelling. In de mate van het mogelijke wordt geprobeerd rekening te houden met de autonomie, de keuze en de wensen van de persoon die problemen ondervindt.
Het nieuwe concept is eerder een beschermingsmaatregel. De vrederechter, die een belangrijke rol moet spelen, kan zich niet langer tevreden stellen met een appreciatie in globo. Hij moet adviezen inwinnen bij de familie, de vertrouwenspersonen en de betrokkene zelf. Bovendien zal het parket een sociaal onderzoek moeten aanvragen.
De rechters die dachten dat ze van die taak verlost waren door de tussenkomst van de familierechtbank, die nog altijd niet is opgericht, behouden niet alleen hun bevoegdheden, maar krijgen er ook nieuwe bij. De toekomst zal uitwijzen of ze, in afwachting van de familierechtbank, deze taak naar behoren kunnen vervullen, naast de verruiming van hun bevoegdheden in verband met dit geschil.
De Senaat heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. Ik heb vooral respect voor de inzet van de heer Torfs, die ervoor heeft gezorgd dat de tekst heel wat aan rechtszekerheid heeft gewonnen. Het amendement dat we hebben ingediend in verband met de stichtingen van openbaar nut werd aangenomen, zij het niet unaniem. We zullen deze hervorming dan ook steunen.
-De algemene bespreking is gesloten.
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5-1774/4.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2385/1.)
-De artikelen 1 tot 5 worden zonder opmerking aangenomen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-1520/5.)
De heer Richard Miller (MR), rapporteur. - Ik was van plan te verwijzen naar mijn schriftelijk verslag over het voorstel van resolutie ingediend door collega Marie Arena. Het is een zeer belangrijk voorstel en het heeft in de commissie tot hevige debatten geleid. Uiteindelijk heb ik gekozen voor een mondelinge uiteenzetting van het verslag, nadat ik de vermeende moraal over onze politieke kijk op de Democratische Republiek Congo in de uiteenzetting van een verkozene van het Vlaams Belang heb gehoord.
Met dit mondelinge verslag wil ik ook aantonen dat het parlement deze problematiek ter harte neemt.
Het voorstel van resolutie betreffende de ontginning van de natuurlijke rijkdommen in de Democratische Republiek Congo werd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging besproken op haar vergaderingen van 5 juni, 20 november en 18 december 2012.
Mevrouw Arena, indiener van het voorstel, heeft er eerst en vooral op gewezen dat de politieke resultaten inzake het verbeteren van het maatschappelijk en economisch leven in de Democratische Republiek Congo (DRC) ontoereikend zijn. De vooruitgang op het gebied van maatschappelijke en menselijke ontwikkeling is volstrekt onvoldoende. Het land bengelt achterop in de index van de menselijke ontwikkeling van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, het UNDP.
Het land heeft nochtans voldoende eigen rijkdommen om aanspraak te kunnen maken op een ontwikkeling die voor het welzijn en de welvaart van zijn bevolking moet zorgen. Het is voor alles een kwestie van politieke wil om de exploitatie van die rijkdommen ten goede te laten komen aan de lokale bevolking. In die optiek van duurzame ontwikkeling is de sanering van de sector van de natuurlijke rijkdommen een van de dringendste opdrachten van de huidige regering.
België en de andere internationale partners kunnen de nieuwe autoriteiten van het land begeleiden in hun wil om de sector te saneren. België kan de zaak van de DRC ook bepleiten bij de internationale instanties, wier politieke en economische keuzes de ontwikkeling van de context in de DRC rechtstreeks beïnvloeden.
Mevrouw Arena onderstreept dat sinds enkele jaren, door de moeilijkheden die de Congolese staat ondervindt om de ontginning van de natuurlijke rijkdommen te reguleren, talrijke initiatieven het daglicht hebben gezien. Initiatiefnemers zijn diverse soorten actoren - institutionele of private - met belangstelling voor specifieke aspecten van de vermelde problematiek.
Het betreft initiatieven genomen in de DRC, multilaterale en Europese initiatieven. Er werden ook initiatieven genomen door internationale instellingen en door de privésector, in het bijzonder door de tinnijverheid.
Het oorspronkelijke voorstel bevatte een reeks vragen aan onze regering, in het kader van haar nationaal beleid, haar multilateraal buitenlands beleid, haar diplomatieke betrekkingen en partnerschappen met de Democratische Republiek Congo.
De ambities van het voorstel van resolutie zijn niet min. Ze hebben bijgevolg tot hevige debatten in de commissie geleid.
De vertegenwoordigster van de minister van Buitenlandse betrekkingen wijst erop dat het Congodossier een van de grote thema's van het Afrikabeleid van de regering is. De problematiek van de natuurlijke rijkdommen gekoppeld aan de conflicten was tevens een van de prioriteiten van België bij zijn lidmaatschap van de Veiligheidsraad in 2007 en 2008.
De vertegenwoordigster van de minister heeft de indruk dat er in het voorstel van resolutie een aantal aanbevelingen staan die wel eens moeilijk uitvoerbaar kunnen zijn. De klemtoon moet echter worden gelegd op het initiatief van de International Conference on the Great Lakes Region, een initiatief van de regio zelf.
De verschillende opmerkingen van de vertegenwoordigster van de minister hebben tot een debat geleid dat aanleiding gaf tot de indiening van amendementen.
In haar antwoord op de verschillende opmerkingen die werden geformuleerd in de algemene bespreking, onderstreept mevrouw Arena dat de DRC, hoewel het rijkdommen heeft, een der armste landen ter wereld blijft. Meer dan 70% van de bevolking leeft onder de armoededrempel. Om die redenen heeft het voorstel van resolutie de politieke ambitie de toestand van de Congolese bevolking te verbeteren.
Collega Anciaux treedt die stelling bij en merkt op dat de DRC één van de rijkste landen ter wereld is terwijl de Congolese bevolking één van de armste is. Hij onderstreept dat die kloof gedicht kan worden als de ontginning van de nationale rijkdommen in goede banen wordt geleid om aldus ten goede te komen aan de bevolking.
De amendementen werden besproken volgens enkele grote thema's.
Mevrouw Zrihen en mevrouw Arena hebben voorgesteld een punt in de considerans in te voegen dat ertoe strekt de producenten van elektronica, mobiele telefonie en andere informatie-en communicatietechnologieën die op Belgisch grondgebied leveren, te verplichten meer transparantie aan de dag te leggen in hun beleid inzake bevoorrading in mineralen en materialen die nodig zijn voor hun productie.
Een ander thema werd aangeraakt met het voorstel een label "conflictvrij" in te voeren. Dat idee stuit op moeilijkheden zoals een precieze definitie van dat begrip, de uitvoering in de praktijk van zo een label en de gevolgen ervan.
Ook de problematiek van de opspoorbaarheid van de mineralen werd aangesneden. Welk parcours leggen die mineralen af vanaf het moment dat ze ontgonnen zijn tot het moment waarop ze bij de klant aankomen? Om een antwoord te krijgen op die vraag nodigt mevrouw Arena de leden uit het verslag van de werkgroep "Exploitatie en handel van bodemrijkdommen in Oost-Congo". Het bekijkt de economische en financiële stromen.
Voor de heer Vastersavendts moet er een waterdicht traceringssysteem worden opgezet, maar hij vreest dat dit aanleiding zal geven tot administratieve rompslomp. Daarom dient hij een subamendement in op het amendement dat wordt besproken.
De voorzitter van de commissie, de heer Vanlouwe, vraagt zich af of het wel mogelijk is om in Europa de "propere" herkomst van mineralen, verwerkt in producten te achterhalen. De verkoper, de leverancier en de distributeur moeten bewijzen dat hun producten een propere herkomst hebben. Dit betekent dat men uitgaat van het vermoeden dat de herkomst niet correct is. Er is volgens de heer Vanlouwe evenwel een onderscheid tussen ondernemingen die op correcte wijze wensen te investeren in de DRC, enerzijds, en het Congolese overheidsbeleid dat dikwijls in gebreke blijft, anderzijds.
De heer Anciaux stelt dat men oog moet hebben voor de problemen betreffende de propere herkomst zonder echter de handel zelf onmogelijk te maken.
Over de rol van de Delcrederedienst werd na een debat eveneens een amendement ingediend. Het luidt als volgt: "een werkgroep op te richten om na te gaan of de Delcrederedienst, clausules kan versterken of invoegen die de toekenning van de staatswaarborg afhankelijk maken van de eerbiediging van de normen inzake MVO".
Een ander, zeer breed probleem in verband met het voorstel om een universele bevoegdheid voor "schendingen van de milieurechten" in te voeren werd ook besproken. Dat lijkt op het eerste gezicht een goed idee, maar is zo verregaand en ingewikkeld dat het niet erg praktisch is. Mevrouw Arena heeft een amendement ingediend om de oorspronkelijke tekst te wijzigen.
Een ander thema werd besproken door alle commissieleden: de invoering van een "propere fiscaliteit" op Europees niveau.
Een laatste element moet nog worden onderstreept: het voorstel een internationale rechtbank op te richten. De heer Vastersavendts vroeg zich af of het niet beter is de bevoegdheid voor het beoordelen van economische misdrijven toe te vertrouwen aan een bestaande instelling.
De heer Vanlouwe, voorzitter van de commissie, sloot zich daarbij aan. Spreker vindt het onlogisch dat men een nieuwe gerechtelijke instantie in het leven wil roepen zonder dat er een internationale definitie bestaat van het begrip economische misdrijven.
Mevrouw Arena diende een amendement in om "te pleiten voor het sluiten van een verdrag waardoor economische misdaden kunnen worden gedefinieerd, waarvoor de multinationals en hun dochterondernemingen - ook strafrechtelijk - verantwoordelijk kunnen worden gesteld".
De heer Vanlouwe stelt vast dat men de slecht werkende Congolese staat wil vervangen door een internationale gerechtelijke instantie voor het beoordelen van economische misdrijven, terwijl beide elkaar zouden moeten aanvullen op dit terrein.
Het geamendeerde voorstel van resolutie in zijn geheel werd goedgekeurd met 9 stemmen bij 1 onthouding.
Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik dank de heer Miller voor zijn trouwe weergave van het debat in de commissie. Dit voorstel van resolutie betreffende de ontginning van de natuurlijke rijkdommen in de Democratische Republiek Congo (DRC) bood ons de gelegenheid sommige werkzaamheden die de Senaat reeds had aangevat tijdens de vorige regeerperiode uit te diepen. Ik onderstreep trouwens de kwaliteit van zowel het werk dat de commissie had geleverd als van de verslagen. Ik heb mijn collega-commissieleden trouwens aangemoedigd er zich op te baseren om te vermijden dat werk dat reeds goed was gedaan, zou worden overgedaan.
België heeft zijn inspanningen om de zaak van de DRC in de hele wereld te bepleiten, nooit gespaard. Vandaag toont het hervatten van de oorlog in Kivu aan hoe dringend het nog is aan die zaak te werken. Het verband tussen het geweld dat vandaag in Kivu heerst en de natuurlijke rijkdommen in dat deel van het land maakt een reflectie over de manier waarop die mineralen worden ontgonnen des te meer noodzakelijk.
Het is ook belangrijk dat deze resolutie de verantwoordelijkheid van de DRC en van zijn buurlanden in sommige illegale ontginningspraktijken duidelijk in de verf zet. Tegelijkertijd moet de resolutie onderstrepen dat het Westen, als consument van eindproducten die op basis van die mineralen zijn geproduceerd, ook verantwoordelijkheid draagt.
Dit voorstel van resolutie, dat zestien aanbevelingen bevat, herinnert aan de verantwoordelijkheden van eenieder en stelt de regering voor te werken aan de invoering van een label voor producten en vooral aan de informatie van de consumenten. Dat is een belangrijk begrip op Belgisch niveau.
De resolutie nodigt ons ook uit op Europees niveau te pleiten voor meer transparantie van de rekeningen betreffende die mineralen.
Tot slot vraagt ze te pleiten voor de erkenning op internationaal niveau van het begrip "economische misdaad". We hebben wel gedebatteerd over de kwestie van de plaats waar die misdaden moeten worden berecht, maar het lijkt ons in ieder geval essentieel een consensus te bereiken over de definitie van het begrip "economische misdaad".
Ik wil alle collega's bedanken die op een constructieve wijze hebben bijgedragen aan de amendering van deze resolutie, waardoor ze door de commissie kon worden aangenomen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De situatie van de bevolking in Afrika is, zonder te overdrijven, zowat de grootste schande van de 21e eeuw. Tegelijk is het een van de grootste uitdagingen voor de 21e eeuw om daaraan iets te veranderen.
Binnen Afrika is de situatie van de Democratische Republiek Congo heel typisch en ernstig. Ik waardeer dan ook dat mevrouw Arena een fors voorstel van resolutie heeft ingediend. Vele collega's in de commissie waren eerst terughoudend ten opzichte van de oorspronkelijke inhoud ervan die resolutie, hoewel ik me er volledig kon in vinden. Ondertussen heb ik begrepen dat een - stevig - debat en overleg in de commissie nodig waren om te komen tot een wellicht mildere, maar wel meer voldragen tekst. De rapporteur heeft dat bijzonder goed weergegeven. Ook in de commissie zelf heeft hij een grote rol gespeeld om tot een consensus te komen.
Het is gemakkelijk om stevige resoluties te maken over buitenlandse problemen. We moeten echter proberen net iets verder te gaan en proberen de voorstellen ook afdwingbaar te maken. Net zoals wij als parlementsleden de verantwoordelijkheid hebben te zorgen voor de zwaksten in ónze samenleving, hebben we als West-Europese gemeenschap ook een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de wereld.
Het voorstel van resolutie is een begin en voor sommigen is het misschien louter symbolisch. Het legt voorzichtig de vinger op de wonde. Na de goedkeuring van het voorstel, zou eenieder van ons echter moeten nadenken hoe we de inhoud ervan kunnen concretiseren, om aldus de schandelijke situatie van de Congolese bevolking te verbeteren.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ook ik bedank de heer Miller voor zijn correcte weergave van de werkzaamheden.
Onze fractie zal zich, net zoals in de commissie, bij de stemming over deze resolutie onthouden. We staan achter de teneur van het voorstel, maar er blijven heel wat vaagheden en onduidelijkheden in de tekst bestaan. Een systeem dat nu op diamanten van toepassing is, kan niet zomaar op andere natuurlijke rijkdommen uit Afrika, in het bijzonder uit de Democratische Republiek Congo, worden toegepast.
Bovendien moeten we ervan uitgaan dat heel wat Congolese en Europese ondernemingen wel degelijk te goeder trouw en op een correcte manier willen werken en investeren in DRC. Het is daarom belangrijk te blijven wijzen op de tekortkomingen van het regime zelf.
Verder is het absoluut niet duidelijk wat er in de resolutie bijvoorbeeld wordt bedoeld met "economische misdaden" en een "propere herkomst" van bepaalde mineralen. Dat laatste begrip blijft zeer vaag.
Om al die redenen zullen we ons onthouden.
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik heb een kleine technische opmerking. Ook ik vind het een goede nota, maar gelukkig heb ik een grote liefde voor alles wat Frans en Waals is en kan ik daardoor ook de Nederlandse tekst begrijpen. In het Frans gebruikt men de Franse terminologie, terwijl in het Nederlands naar de Engelse uitdrukkingen wordt teruggegrepen. Er zou toch een Nederlandse omschrijving kunnen worden gebruikt.
De heer Richard Miller (MR). - Ik spreek namens de MR-fractie, die dit voorstel van resolutie steunt. We hebben een reeks amendementen ingediend met het oog op een sterkere verankering van de resolutie in de realiteit. In het verslag heb ik herinnerd aan alle vragen die de kwestie van het label oproept, aan de kwestie van een universele bevoegdheid, enzovoort. De MR-fractie zal dit dossier blijven volgen met als enig leidend principe dat de rijkdommen van Congo in de eerste plaats de Congolese bevolking ten goede komen.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-1587/4.)
De voorzitster. - De heer Miller verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
De heer Ludo Sannen (sp.a). - De sp.a-fractie heeft geen bedenkingen bij de resolutie op zich. Wij vinden bijzondere aandacht voor onderwijs in ontwikkelingslanden ook heel belangrijk. We willen dan ook toekijken op de bijdragen die België in de toekomst voor het Mondiaal partnerschap voor onderwijs zal uittrekken.
Ik wil wel de aandacht vestigen op het artikel 4 van de resolutie, dat via een amendement werd toegevoegd. In dat artikel wordt gevraagd om in de humanitaire hulp en actie van België meer aandacht aan het onderwijs te schenken. De bedoeling is dat onderwijs bij spoedhulp voorrang krijgt en dat het recht op onderwijs wordt erkend als een bestanddeel van humanitaire antwoorden op conflicten en natuurrampen. Voor ons was de goedkeuring van dat amendement heel belangrijk, al mocht de tekst naar onze mening nog wat verder gaan en iets preciezer zijn. Ik leg het belang ervan even uit.
In de eerste plaats bestaan er diverse verdragen die verplicht basisonderwijs als een universeel recht erkennen. Elke mens moet tijdens zijn jeugd de kans krijgen om naar school te gaan. De realiteit is jammer genoeg dat heel wat humanitaire rampen geen vast eindpunt hebben en chronisch van aard zijn. De afwezigheid van een noodschool fnuikt het recht op basisonderwijs. Het meest flagrant zijn de gevallen waarin mensen hun hele jeugd in een tijdelijke noodsituatie doorbrengen. Ook wanneer de crisis een korte tijd aanhoudt, kan de opgelopen leerachterstand de getroffenen kortwieken in hun toekomstmogelijkheden. Wanneer hulpverleners en donoren van meet af aan van scholing een prioriteit maken, werpen ze de getroffen jongeren daarentegen een levenslijn toe, die hen ondanks hun situatie toelaat hoop op een betere toekomst te koesteren.
Daarnaast kan het oprichten van een noodschooltje de doelstellingen van de hulpverlening zelf ten goede komen. Het opzetten van een kindvriendelijke ruimte komt volgens Unicef tegemoet aan de nood van fysieke en psychosociale bescherming van kinderen. Onderwijs biedt houvast en structuur en haalt kinderen letterlijk en figuurlijk weg uit een gevaarlijke omgeving door ze in een beschermende context onder te brengen. Mensenhandelaars en militaire rekruteerders hebben zo minder vat op kinderen. Bovendien kan via een kampschooltje gemakkelijker aan gezondheids- en veiligheidspreventie worden gedaan en krijgen hulpverleners een beter zicht op de noden van de getroffen bevolking die men op haar beurt via de school beter kan bereiken. De scholen kunnen immers net als in België als een schakel tussen hulpverleners en gezinnen fungeren.
Verder mag ook de bijdrage van onderwijs en opleiding aan een vredevolle en welvarende samenleving niet worden onderschat. Onderwijs brengt mensen van verschillende etniciteiten samen in een niet polemische setting en brengt kinderen probleem- en conflictoplossende vaardigheden bij. Ook hoeft het geen betoog dat economische groei kritisch afhankelijk is van de scholingsgraad van een bevolking. Niet kunnen lezen en rekenen is een sociaaleconomische handicap. Het streven naar een continuïteit in het onderwijs in noodsituaties spaart daarom kostbare tijd en vergemakkelijkt de overgang van crisis naar ontwikkelingshulp.
Tot slot wijzen we er samen met Unicef op dat onderwijs in noodsituaties een belangrijk instrument kan zijn om de millenniumdoelstellingen te realiseren.
Daarnaast moet ook worden opgemerkt dat onderwijs op indirecte maar effectieve wijze de strijd aanbindt met extreme armoede, genderongelijkheid, kindersterfte, gebrek aan hygiëne en gezondheidsvoorlichting en milieudegradatie.
Ondanks de Belgische steun aan de millenniumdoelstellingen, de instemming met verschillende internationale verdragen die het recht op basisonderwijs onverkort vestigen, en het bestaan van internationale richtsnoeren voor effectieve humanitaire hulp, is onderwijs tot op heden niet structureel verankerd in de Belgische humanitaire respons. Doordat die verankering ontbreekt, missen we de kans om onze noodhulp effectiever, efficiënter en duurzamer te maken.
We zouden dan ook graag hebben dat België niet alleen zijn inzet en engagement voor het Global Partnership for Education handhaaft, maar zich ook aansluit bij landen als Canada, Denemarken, Japan en Noorwegen, die onderwijs prioritair stellen, telkens ze humanitaire hulp bieden. Die specifieke onderwijshulp moet uiteraard traceerbaar zijn, want alleen zo kunnen we erop toezien dat die hulp terechtkomt waar ze moet terechtkomen, namelijk bij de noodscholen.
Deze resolutie is ontzettend belangrijk. Toch moeten we het voor de regering misschien scherper formuleren en eisen dat ze voortaan onderwijsverplichtingen meer structureel in de noodhulp opneemt.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Niemand kan de fundamentele en essentiële rol van onderwijs in de individuele en maatschappelijke ontwikkeling ontkennen. Onderwijs vervult een essentiële rol bij het verwerven van meer individuele zelfstandigheid en openheid naar de wereld en naar anderen. Het maakt een betere democratische participatie en een strijd tegen discriminatie mogelijk. Onderwijs draagt ook bij tot de bevolkingsontwikkeling, de sociale ontwikkeling en de economische groei van elke samenleving. Het is ten slotte een wereldwijd erkend mensenrecht.
Voor de internationale gemeenschap is de toegang tot het onderwijssysteem bijgevolg een bepalende factor voor de menselijke ontwikkeling, met een impact op lange termijn. Onderwijs is een essentiële bouwsteen. Het maakt deel uit van de belangrijke stappen in het leven van elk individu. Dat blijkt uit het verband tussen onderwijs en de toegang tot het actieve leven, onderwijs en vruchtbaarheid, onderwijs en gezondheid - met name van meisjes - of sterftecijfers, en ook tussen onderwijs en internationale migratie.
Nochtans hebben vandaag meer dan zestig miljoen kinderen nog altijd geen toegang tot een degelijke school of tot kwaliteitsvol basisonderwijs. Bovendien zijn de onderwijssystemen in deze tijden van economische crisis de eerste sectoren waarin de regeringen van ontwikkelingslanden drastische besparingen uitvoeren.
Meer nog, de hele doelstelling van het programma `Onderwijs voor allen' die erin bestaat basisonderwijs voor alle kinderen vanaf 2015 toegankelijk te maken, lijkt in het gedrang te komen.
Dat is het uitgangspunt van het voorliggende voorstel van resolutie. Het is meer specifiek gericht op het probleem van de ontwikkeling van de arme landen. Er wordt gewezen op de Millenniumdoelstellingen en meer bepaald doelstelling 2, zorgen voor lager onderwijs voor allen, en doelstelling 3, gelijke behandeling van de geslachten en meer zelfstandigheid voor vrouwen bevorderen.
Opleiding van vrouwen draagt meer dan ooit bij tot de ontwikkeling van de arme landen doordat het elk individu, en in het bijzonder vrouwen, de mogelijkheid biedt zijn of haar capaciteiten te gebruiken en op een betekenisvolle wijze deel te nemen aan het gemeenschapsleven.
Ook brengt onderwijs technische kennis bij: lezen, schrijven, rekenen, wetenschap. Die kennis draagt bij tot de persoonlijke ontdekking en verrijking van elkeen.
Onderwijs stelt iedereen in staat te leven en zich te ontwikkelen. Het stelt vrouwen in staat het gewenste aantal kinderen te krijgen op het ogenblik dat ze het wensen. Het stelt alle burgers in staat een beroep naar keuze uit te oefenen. Kortom, het stelt iedereen in staat zijn of haar leven te leiden zoals hij of zij dat wil.
Geen enkele maatschappij kan zich volledig ontwikkeld beschouwen als haar burgers geen onderwijs genieten.
We willen een deel van ons beleid inzake ontwikkelingssamenwerking afstemmen op de doelstellingen van het Mondiaal partnerschap voor onderwijs. Daarom moeten we de onderwijssector in de ontwikkelingslanden krachtiger steunen.
België heeft zijn financiële bijdrage aan het Mondiaal partnerschap voor onderwijs bevestigd. We moeten onze bilaterale uitgaven dan ook terug aan basisonderwijs besteden. Basisonderwijs moet nog meer een prioriteit worden van ons ontwikkelingsbeleid, net zoals dat het geval is voor onderwijs in de indicatieve samenwerkingsprogramma's van de partnerlanden.
We moeten onze engagementen inzake ontwikkelingssamenwerking behouden. Opvoeding en basisonderwijs moeten hun prioritaire status bevestigd zien. Het voorliggende voorstel van resolutie strekt er bijgevolg toe dat statuut te versterken, onder meer door via bijkomende technische steun meer ondersteuning te bieden aan de fragiele staten bij het uitwerken van degelijke onderwijsplannen en bij de tenuitvoerlegging van hun onderwijsprogramma's.
Ook moet in de programma's voor ontwikkelingssamenwerking het onderwijs worden bevorderd voor meisjes en voor de kwetsbaarste kinderen, zoals kinderen met een handicap of kinderen die nooit school hebben gelopen. Ook moet de kwaliteit van het onderwijs worden verzekerd om de verbetering van de eindtermen te waarborgen en de partnerlanden te helpen te geboekte vooruitgang systematisch en gericht te evalueren.
Ten slotte druk ik de hoop uit dat ons land bijzondere aandacht aan onderwijs besteedt in zijn humanitaire hulp en humanitaire acties. Onderwijs is immers meer dan ooit een essentieel bestanddeel van de humanitaire respons op conflicten en natuurrampen.
Het voorstel van resolutie werd eenparig aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat. Het is een belangrijk voorstel en de verwachtingen en vragen van de begunstigden en de organisaties die actief zijn in de onderwijssector zijn groot. Ik hoop dan ook dat onze gerenommeerde assemblee hetzelfde doet.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Het Vlaams Belang zal voor de resolutie van het Mondiaal partnerschap voor onderwijs stemmen, maar ik wil toch enkele kanttekeningen maken. Met demografische ontwikkeling bedoelt men natuurlijk de onverantwoorde bevolkingsgroei in vele ontwikkelingslanden, een heel complex probleem met diepe culturele, religieuze en maatschappelijke wortels. In landen zoals Pakistan, Afghanistan, Jemen speelt een heel sterke religieuze component. In Afrika spelen oude, cultureel bepaalde gedragspatronen mee, zowel bij mannen als bij vrouwen. In vele gevallen is de bevolkingsgroei het grootst in de armste landen. Dat is niet de schuld van het Westen of van achterblijvende investeringen. Geen enkel investerings- of opleidingsprogramma is in staat gelijke tred te houden met de explosieve en soms onverantwoorde bevolkingsgroei.
Wellicht wordt er door de crisis minder in het Zuiden geïnvesteerd, maar vele beginnende en hoopgevende bedrijfstakken zoals de opkomende textielsector in Afrikaanse landen worden gefnuikt door oneerlijke concurrentie en dumpingpolitiek van opkomende wereldmachten als China. Dat was al aan de gang voor de economische crisis en de mislukking van het Euro-project. Ik betwijfel dat de onderwijsbudgetten in ontwikkelingslanden ontoereikend zijn omdat er te weinig fondsen van buitenaf worden ingepompt. Als ze al ontoereikend zijn, dan is dat bijna altijd en overal te wijten aan binnenlandse oorzaken. In de meeste ontwikkelingslanden is er geld voor onderwijs, maar de plaatselijke politieke elites hebben andere prioriteiten. Onderwijs interesseert hen niet of nauwelijks. Er gaan massa's middelen en geld verloren aan vriendjespolitiek, wanbeleid ...
Ze hebben meer belangstelling voor hun wapentuig, harems, paleizen en hun Zwitserse bankrekeningen en prestigeprojecten. Wie eens gaat kijken op de Boulevard Triomphal en de Esplanade du Palais du Peuple in Kinshasa, weet waarover ik het heb. Terwijl men ons hier vraagt fondsen vrij te maken voor onderwijs in Afrika, worden er in datzelfde Afrika steeds meer zakenvliegtuigen en privéjets verkocht. In mei vorig jaar werd daarom zelfs de African Business Aviation Association opgericht, terwijl wij intussen voor hen schooltjes zouden moeten bouwen. Iemand moet de absurditeit van dat alles toch eens inzien.
Ten slotte vraagt de resolutie ook bijzondere aandacht voor onderwijs voor meisjes. Dat is natuurlijk heel nobel en volkomen terecht. Ik steun dat ook van ganser harte. Tegelijk is het toch een tikje hypocriet dat de resolutie met geen woord rept over de islam. In alle islamitische landen ligt analfabetisme bij meisjes en bij vrouwen veel hoger dan bij mannen. De toch al beperkte kansen op scholing in die landen zijn voor meisjes nog eens zoveel maal beperkter dan voor jongens. In Afghanistan bijvoorbeeld worden meisjesscholen opgeblazen of platgebrand en leerkrachten worden er zelfs vermoord. Het stoort me enorm dat de nefaste invloed van de islam in de resolutie zeer zedig wordt verzwegen. Voor meisjes die naar school willen gaan of verder willen studeren vormt de islam een gevaarlijke bedreiging en hindernis. Men wil blijkbaar meisjes gevangen houden in analfabetisme, onwetendheid en onderworpenheid. Daarmee kan ik absoluut niet akkoord gaan.
Men beweert dan wel heel stoer dat men de ongelijkheid tussen de geslachten in het onderwijs wil uitroeien, zo staat letterlijk in de resolutie, maar zelfs hier wordt geen zijdelingse verwijzing naar de islam gemaakt.
Het geheel van de resolutie is heel nobel en de Vlaams Belangfractie zal er straks zeker voor stemmen. Toch ontbreekt er heel wat aan en ik kon niet nalaten daarop te wijzen.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 64
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 7
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Hoewel mijn fractie de tekst die de Kamer heeft overgezonden mee heeft ondertekend, zullen we ons onthouden. De commissie voor de Justitie heeft de tekst geamendeerd waardoor het mogelijk wordt stichtingen van openbaar nut en private stichtingen op gelijke voet te behandelen. Dat verontrust ons want bepaalde stichtingen van openbaar nut behartigen de belangen van een bepaald aantal personen en het is niet zeker dat het individuele belang wordt beschermd. Bovendien hebben meerdere vrederechters ons gezegd dat het moeilijk is toegang tot de boekhouding te krijgen. De boekhouding is ook niet altijd doorzichtig en ze is soms moeilijk te controleren.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 2
Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Stemming 3
Aanwezig: 64
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 4
-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee en aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking.
Stemming 4
Aanwezig: 64
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 17
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Voor mijn reden van onthouding verwijs ik naar mijn uiteenzetting in de algemene bespreking.
-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee en aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking.
Stemming 5
Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-De resolutie is eenparig aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, en aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitster. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:
Donderdag 17 januari 2013 om 15 uur
Actualiteitendebat en mondelinge vragen.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek teneinde de definitie van mensenhandel uit te breiden tot seksuele uitbuiting (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez); Stuk 5-711/1 en 2. [Pro memorie] Toe te voegen: Wetsvoorstel tot uitbreiding en verduidelijking van het bijzonder opzet "seksuele uitbuiting" inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux); Stuk 5-1245/1.
Wetsvoorstel met het oog op het uitbreiden van het bijzonder opzet van het (laten) wegnemen van organen of weefsels inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux); Stuk 5-1214/1 en 2. [Pro memorie]
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433decies van het Strafwetboek ter verduidelijking van de bijzonder kwetsbare positie van een slachtoffer van huisjesmelkerij (van de heer Bert Anciaux); Stuk 5-1217/1 en 2. [Pro memorie]
Voorstel van resolutie betreffende een krachtdadiger optreden van België met het oog op de universele afschaffing van de doodstraf (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Bert Anciaux); Stuk 5-456/1 tot 4.
Voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof (van de heer Richard Miller); Stuk 5-1038/1 tot 4.
Inoverwegingneming van voorstellen.
Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.
-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.
De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 17 januari om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 18.10 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Detiège en de heer Brotchi, met opdracht in het buitenland, mevrouw Lijnen, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 64
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 7
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Marcel Cheron, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Jacky Morael, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.
Stemming 2
Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Stemming 3
Aanwezig: 64
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 4
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.
Stemming 4
Aanwezig: 64
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 17
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Filip Dewinter, Lies Jans, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen.
Stemming 5
Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot vaststelling van de terugkeertermijnen van een telewerker naar de locatie van het bedrijf waar hij is tewerkgesteld en tot invoering va een periode van bescherming tegen ontslag (van mevrouw Fabienne Winckel; Stuk 5-1918/1).
-Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 5-1919/1).
-Verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie met betrekking tot de toepassing van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 5-1920/1).
-Verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden
Met toepassing van artikel 21-4 van het Reglement wordt de samenstelling van de commissies gewijzigd als volgt:
Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden:
Commissie voor de Justitie:
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden:
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden:
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden:
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging:
Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden:
Parlementaire overlegcommissie:
Controlecommissie betreffende de verkiezingsuitgaven en de boekhouding van de politieke partijen:
Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies:
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Bij boodschap van 8 januari 2013 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet-geëvoceerde wetsontwerp:
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie (Stuk 5-1878/1).
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 13 december 2012 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 19 tot en met 22 november 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.