3-51

3-51

Belgische Senaat

3-51

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 1 APRIL 2004 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Verzoekschriften

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Debat over het veiligheidsbeleid

Regeling van de werkzaamheden

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 26 september 1997 (Stuk 3-487)

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001 (Stuk 3-505)

Wetsontwerp houdende instemming met de Europese Conventie met betrekking tot het Landschap, gedaan te Firenze op 20 oktober 2000 (Stuk 3-506)

Wetsontwerp houdende instemming met het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend, gedaan te Brussel op 15 oktober 2001 (Stuk 3-521)

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake merkenrecht en het Uitvoeringsreglement, gedaan te Genève op 27 oktober 1994 (Stuk 3-526)

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 14 oktober 2003 (Stuk 3-544)

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Albanië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameakkoord), en met het Uitvoeringsprotocol, ondertekend te Tirana op 17 april 2001 (Stuk 3-548)

Wetsontwerp houdende de bekrachtiging van de volgende koninklijke besluiten:
a) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk;
b) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de datum van de verkiezingen voor de aanwijzing van de afgevaardigden van het personeel bij de ondernemingsraden en bij de comités voor preventie en bescherming op het werk;
c) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de berekeningswijze van het gemiddelde van de uitzendkrachten die door een gebruiker worden tewerkgesteld (Stuk 3-570) (Evocatieprocedure)

Regeling van de werkzaamheden

Voorstel van resolutie betreffende de genocide van 1994 in Rwanda en de moord op Belgische burgers, bij de tiende herdenkingsdag van die gebeurtenissen (van de heer Alain Destexhe c.s., Stuk 3-580)

Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie, en met de Bijlagen I en II, gedaan te Straatsburg op 2 oktober 1992 (Stuk 3-562)

Stemmingen

Bijzondere commissie «Globalisering»

Mondelinge vragen

Vraag om uitleg van de heer Philippe Mahoux aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het elektronisch stemmen» (nr. 3-197)

Vraag om uitleg van de heer Etienne Schouppe aan de eerste minister over «de fiscale geschenken van de Belgische Staat aan de eigenaars van luxeterreinwagens» (nr. 3-196)

Vraag om uitleg van de heer Karim Van Overmeire aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de Belgische houding tegenover Syrië» (nr. 3-173)

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de minder hinder-maatregelen van de NMBS» (nr. 3-198)

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de subsidieregeling voor containervervoer per spoor en de gevolgen hiervan voor de binnenvaart» (nr. 3-205)

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de problemen op de spoorweglijn Antwerpen-Essen» (nr. 3-206)

Vraag om uitleg van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Werk en Pensioenen over «de werkgelegenheid en de datatransmissie tussen de RVA en de gewestelijke niveaus» (nr. 3-195)

Vraag om uitleg van de heer Pierre Galand aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de bewustmakingsprogramma's inzake ontwikkelingssamenwerking en de decentralisatie ervan» (nr. 3-194)

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de maatschappelijke dienstverlening» (nr. 3-199)

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de discriminatie van de armen in de gezondheidszorg» (nr. 3-204)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de eerste minister over «de participatie van de mensen die in armoede leven aan het beleid» (nr. 3-207)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de Europese ontmoeting van mensen die in armoede leven» (nr. 3-200)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de beschikbaarheid van internetverbindingen» (nr. 3-201)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «het analfabetisme in België» (nr. 3-202)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de installatie van de Federale Adviescommissie Maatschappelijk Welzijn» (nr. 3-203)

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 15.00 uur.)

Verzoekschriften

De voorzitter. - Bij brief van 18 maart 2004 heeft mevrouw Vanlinthout, burgemeester van Sint-Pieters-Leeuw, aan de Senaat overgezonden, een verzoekschrift met betrekking tot de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk arrondissement Brussel.

Bij brief van 24 maart 2004 heeft de heer J.-P. Detremmerie, burgemeester van Moeskroen, aan de Senaat overgezonden een motie met het verzoek te ijveren voor de bevrijding van mevrouw Ingrid Betancourt.

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van mevrouw Jacinta De Roeck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap over «de aanwending van logistieke assistenten in de rusthuizen- en gehandicaptensector» (nr. 3-278)

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - De functie van logistiek assistent werd 7 jaar geleden met het ministerieel besluit van 17 juni 1997 in het leven geroepen. Logistiek assistenten vervullen ondersteunende, niet-verzorgende taken in ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen.

De functie komt tegemoet aan een dubbele maatschappelijke nood: ze verlicht de bejaarden- en ziekenhuissector, die reeds jaren kampen met een tekort aan gekwalificeerd verplegend en verzorgend personeel, en ze biedt laaggeschoolden, langdurig werkzoekenden en leefloontrekkers een opleiding met een tewerkstellingsresultaat die 70% zou bedragen.

Hun vorming, die ongeveer 500 uren in beslag neemt, is gelijkmatig verdeeld over stage en theorie, wat zeer aantrekkelijk is voor deze doelgroep. Wanneer de cursist slaagt, bekomt hij of zij een getuigschrift van de VDAB. Dit attest is voor algemene en psychiatrische ziekenhuizen een voorwaarde om betrokkene in het kader van de sociale Maribel te kunnen tewerkstellen.

De indienstneming van logistiek assistenten zou minstens even nuttig kunnen zijn in de rusthuizen- en gehandicaptensector. Deze instellingen kunnen echter geen beroep doen op de sociale Maribelvoordelen en betalen dus de integrale werkgeversbijdragen. Hier is nochtans een even groot gebrek aan personeel.

Voor de categorie van laaggeschoolde, meestal vrouwelijke, werkzoekenden biedt de functie van logistiek assistent serieuze kansen: de opleiding is kort en biedt een grote kans op werk achteraf en dit in een halftijdse job, die goed te combineren is met het gezin.

Deelt de minister de overtuiging dat ook rust- en verzorgingstehuizen een beroep zouden moeten kunnen doen op speciale tegemoetkomingen waarin de sociale Maribel voorziet? Werd al becijferd welke weerslag een dergelijk initiatief zou hebben op financieel vlak en op het vlak van de werkgelegenheid? Overweegt de minister andere maatregelen om de werkdruk in de RVT's en de gehandicaptensector te verlagen?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De rusthuizen - ROB's - en de rust- en verzorgingstehuizen - RVT's - kunnen van alle sociale Maribelvoordelen gebruik maken. Deze instellingen kunnen dus sinds enkele jaren personeel aanwerven en hiervoor verminderde werkgeversbijdragen betalen. Ik begrijp de vraag ter zake niet.

Wat de maatregelen om de werkdruk in de RVT's te verlagen betreft, wil ik terugkomen op het sociaal akkoord van 2000. Sommige maatregelen betekenen een eerste stap in die richting, ook in de ROB's. Ik denk in dat verband aan de harmonisering van de barema's om het beroep meer attractief te maken, maar ook aan de maatregel voor de eindeloopbaan.

De vraag met betrekking tot de gehandicaptensector behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik heb mijn vraag gesteld op verzoek van de sector die zich bezighoudt met de opleiding tot logistiek assistent. De beschrijving van het probleem verwonderde mij. Ik zal het antwoord aan de betrokken sector doorgeven, die blijkbaar niet goed is ingelicht.

Het verheugt me te vernemen dat er een tegemoetkoming is voor de ROB's en RVT's. De vraag over de gehandicaptensector zal ik aan de bevoegde minister stellen. Het antwoord van de minister is belangrijk voor Limburg, waar dit probleem specifiek aan de orde is.

Mondelinge vraag van de heer Stefaan Noreilde aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de beveiliging van draadloze netwerken in ziekenhuizen en bij overheidsdiensten» (nr. 3-279)

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Vandaag lezen we dat een krant tests heeft uitgevoerd met betrekking tot de beveiliging van interne draadloze computernetwerken in enkele Belgische ziekenhuizen. Uit die tests blijkt dat sommige netwerken slecht beveiligd zijn. Dat kan gevaarlijk zijn aangezien derden op die manier medische dossiers kunnen inkijken.

In de VS en Groot-Brittannië zijn wardrivers een echte rage. Die computerliefhebbers zoeken naar onbeveiligde netwerken om gratis op het internet te surfen, maar ook om in privé-netwerken in te breken en aldus informatie te vergaren. Ook in België bestaat er een forum van personen die met hun laptop gaten in netwerken proberen op te sporen. Ik ben uiteraard voorstander van draadloze netwerken en vind zelfs dat de overheid een voorlopersfunctie heeft, maar daarnaast moet de overheid ook zorgen voor de beveiliging van het systeem.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op de volgende vragen. De wet op de privacy bepaalt dat ziekenhuizen de medische gegevens van patiënten voldoende moeten beveiligen tegen inbraak. Op welke manier dat moet gebeuren, staat niet in de wet. Is de minister van plan de wet aan te passen en de definities te verfijnen? Komt er een rondzendbrief aan alle ziekenhuizen met een standaarddefiniëring van de vereiste beveiliging? Zo ja, binnen welke termijn? Zal de regering werk maken van een uniform beleid voor de overheidsdiensten op basis van VPN's (Virtual Private Networks)? Is ze daar al mee bezig? Zoniet, welke diensten kunnen die taak op zich nemen? Is er een tijdschema terzake? Zal de regering het forum waarnaar ik heb verwezen, controleren en terzake iets ondernemen?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Het gaat over een ingewikkeld technisch probleem. De bescherming van de privé-gegevens heeft te maken met de evolutie van de technologie. Het is niet nodig de wetgeving aan te passen. Ik zal wel de instellingen op de bestaande gevaren wijzen en een werkgroep laten nagaan hoe we die het beste kunnen bestrijden. Het is nog te vroeg om een precies antwoord te geven. Er bestaan wel technieken die het mogelijk maken de privé-gegevens te beschermen tegen degenen die de draadloze netwerken trachten binnen te dringen.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Dat is een positief antwoord. De minister erkent het probleem. Hij zal de instellingen op de gevaren wijzen en een werkgroep oprichten. Ik hoop dat de minister met de andere bevoegde collega's zal overleggen. Ook inzake justitie en andere overheidsdiensten wordt er immers gevoelige informatie op computers bewaard. Ook die moet worden beveiligd. Ik benadruk dat de webstek waarnaar ik verwees, al gevoelige informatie bevat. Die webstek moet dus worden bekeken. Ik ben ervan overtuigd dat 99% van de gebruikers van die webstek goede bedoelingen heeft, maar als 1% gebruikers slechte bedoelingen heeft, kan dat zware gevolgen hebben. Ik zal op die kwestie zeker terugkomen.

Mondelinge vraag van de heer Pierre Galand aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de Delcrederedienst en de publieke ontwikkelingshulp» (nr. 3-273)

De heer Pierre Galand (PS). - Sedert 1990 stort de publieke ontwikkelingshulp 550 miljoen oude frank op de rekening van de Delcrederedienst. Sedert 2003 is dat 13 miljoen euro geworden. Die bijdrage is bestemd voor het aanzuiveren van schuldvorderingen op Congo-Zaïre.

Hebben naast de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking ook de andere partijen die moeten bijdragen tot de schuldverlichting, namelijk het ministerie van Financiën en de privé-sector, de bedragen gestort waartoe ze zich hebben verbonden?

Welke rentevoet werd toegepast op de gecumuleerde achterstallige bedragen van die schulden? Werd ondertussen een perequatie toegepast? Wat is het uitstaand bedrag dat nog moet worden teruggevorderd en wat is de precieze aard daarvan?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Ik ben niet in het bezit van het antwoord dat werd voorbereid en dat ik op mijn kabinet heb gelezen. Ik zal dus een exact, maar wellicht onvolledig antwoord geven.

Het ministerie van Financiën en de privé-sector hebben de vereiste inspanning geleverd, evenwel zonder enige perequatie.

Ik zal u zo spoedig mogelijk het volledige antwoord bezorgen.

De heer Pierre Galand (PS). - Uw antwoord is wel wat kort.

Voor zover ik weet is het ministerie van Financiën zijn beloften nagekomen, maar in welke mate? De privé-sector daarentegen heeft de aangekondigde inspanning niet geleverd.

Welk bedrag staat nog uit? Welke bedragen zullen nog worden ingehouden op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Zoals ik al zei kan ik u de exacte bedragen nu niet mededelen. Ik zal u het antwoord zo vlug mogelijk bezorgen.

De heer Pierre Galand (PS). - Ik hoop dat mijn vraag verder in de plenaire vergadering kan worden behandeld.

Mondelinge vraag van de heer Jean-Marie Dedecker aan de minister van Landsverdediging over «de openbare verkopen van Defensie» (nr. 3-270)

De voorzitter. - De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - De programmawet van 19 juli 2001 verschaft het departement Defensie de juridische basis voor de verkoop van overtollig materieel. De verkoopdienst MRMP-SDV is hiervoor bevoegd.

Vooral de verkoop van uitrusting en kledij voor jeugdbewegingen is sommige handelaars die om den brode gelijksoortig materieel verkopen binnen het normale commerciële circuit, een doorn in het oog. Niet onterecht wordt hier gesproken van oneerlijke concurrentie, vooral omdat Defensie het materieel tegen zeer lage prijzen van de hand doet. Gelet op de duurzaamheid van het verkochte materiaal kan één verkoopsronde per regio ertoe leiden dat die handelaars hun potentiële klanten, de erkende jeugdverenigingen, verliezen.

Ik heb er niets op tegen dat de jeugdverenigingen goedkoop materieel van het leger kunnen kopen, maar er moeten toch bepaalde regels blijven gelden. Officieel zijn de verkopen bedoeld om de band tussen het leger en de natie of tussen het leger en de jeugd te verstevigen. Ook dat is op zich een goed idee.

Wat is de jaarlijkse bruto-opbrengst per product van deze niet-openbare verkopen? Kan de minister aantonen dat het doel, namelijk het verstevigen van de band tussen leger en natie of tussen leger en jeugd, wordt bereikt? Hoeveel klachten ontving de minister sinds 2001 van zelfstandige handelaars of van zelfstandigenorganisaties in verband met dergelijke verkopen? Met welke parameters wordt er rekening gehouden bij het bepalen van de prijs van het materiaal? Hoe zal men de prijs vastleggen in vergelijking tot de gangbare marktprijzen? Is het niet mogelijk om de verkopen zo te organiseren dat de handelaars kunnen meegenieten van de stockliquidatie?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Tot nu toe zijn twee verkopen georganiseerd speciaal voor jeugdbewegingen. In Ieper in 2002 bedroeg de opbrengst 13.863 euro en in Landen in 2003 bedroeg de opbrengst 53.176,50 euro.

Daarnaast werden op enkele public-relations-activiteiten, zoals de vierdaagse van de IJzer, de Europese Mars van de herdenking en de vriendschap (EMVH), de nationale feestdag en de defensiedagen een gelijksoortig assortiment artikelen verkocht aan alle bezoekers van deze activiteiten.

In 2002 werden tijdens de EMVH voor 469,40 euro souvenirs verkocht; in 2003 voor 2.082 euro. Op de nationale feestdag, enkel in 2002, was de opbrengst 5.615,50 euro. Op de defensiedagen in Bevekom werd in 2002 voor 9.067 euro verkocht en in Koksijde in 2003 voor 9.459 euro. Op de vierdaagse van de IJzer werd in 2002 voor 2.046,50 euro en in 2003 voor 329 euro. In totaal bedroeg de opbrengst dus 31.061,40 euro in 2002 en 66.491,50 euro in 2003.

Voor 2002 gaat het om 107 jeugdverenigingen en in 2003 waren het er 324. Het aantal particuliere kopers op de public-relations-activiteiten is niet exact bekend, maar op de nationale feestdag in 2002 werden een 950-tal klanten bediend.

De verkoop gaat in stijgende lijn omdat de verkoopstand werd uitgebreid en klantvriendelijker gemaakt, bijvoorbeeld met een speciale tent en een elektronische kassa. Zo werden de kopers op de eerste public-relations-activiteit in 2002 door 5 mensen bediend; op alle volgende verkopen was er een ploeg van circa 13 personen.

We merken ook een stijgende belangstelling van de jeugdverenigingen, zoals gezegd van 107 naar 324. Er is publiciteit gevoerd via de koepels van de erkende en gesubsidieerde jeugdverenigingen in de drie gemeenschappen. In 2003 werden artikels geplaatst in een zevental kranten en kwamen, naast Televox, twee tv-zenders opnamen maken voor het journaal. Steeds meer jeugdverenigingen contacteren de verkoopdienst rechtstreeks via mail, fax of telefoon of via interventie van de minister. Dit heeft te maken met de naamsbekendheid door de diverse verkopen in de verschillende windstreken van het land.

Er is een reactie gekomen van het neutraal syndicaat voor de zelfstandigen op de verkoop van overtollig materiaal op 19 februari 2003. Voor het groot materieel wordt een restwaardeformule toegepast die gebaseerd is op de logistieke NAVO-richtlijnen. Bij het schatten van het klein materieel, zoals een gamel, een helm of een slaapzak, wordt rekening gehouden met de algemene staat van de goederen en de gebruikswaarde van het artikel. Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met de gangbare prijzen in het commerciële circuit.

Stockliquidatie, zoals vroeger door het departement toegepast, kwam hoofdzakelijk ten goede aan de groothandelaars, bracht doorgaans minder op en had geen enkele uitstraling. Het bracht dus ook geen nieuwe band tot stand tussen het leger en de natie of tussen het leger en de jeugd. De huidige verkoopsfilosofie omvat een eerste cash-and-carry-ronde die open staat voor het grote publiek, gevolgd door een stockliquidatie.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik dank minister Verwilghen; ik hoor dat hij nog toekomst heeft als minister van Landsverdediging.

Mondelinge vraag van de heer Lionel Vandenberghe aan de minister van Landsverdediging over «de herstructurering van het Amerikaanse leger overzee en de invloed hiervan op de andere NAVO-lidstaten» (nr. 3-280)

De voorzitter. - De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Zes maanden geleden stelde ik de minister over dit thema al een mondelinge vraag. Intussen zijn er twee nieuwe elementen in het dossier.

Op dinsdag 9 maart bracht de Amerikaanse generaal James L. Jones een bezoek aan de senaatscommissie Buitenlandse Betrekkingen. De generaal antwoordde op mijn vragen over de nucleaire strategie van de NAVO dat het aantal kernwapens in Europa significant zal worden verminderd, onder meer omdat de strategische waarde van die kernwapens vandaag anders is dan tijdens de Koude Oorlog. Hij verwees hiermee impliciet naar de evaluatie van de Amerikaanse militaire aanwezigheid overzee en naar de herstructureringsplannen van het Pentagon in dat kader. In een persbericht van 25 maart stelt het Amerikaanse ministerie van Defensie dat de eerste fase van het onderzoek is afgerond. Momenteel zouden er gesprekken lopen met de bondgenoten om het plan in zijn definitieve vorm te gieten.

Is de regering op de hoogte van de evaluatie die de VS heeft gemaakt wat zijn militaire aanwezigheid in Europa en in België betreft? Werden daarover rechtstreeks met de federale overheid of in het kader van de NAVO gesprekken gevoerd? Zijn daarover rechtstreeks met de federale overheid of in het kader van NAVO gesprekken gepland? Heeft die evaluatie invloed op de nucleaire taken die België in de NAVO vervult, meer bepaald op de aanwezigheid van kernwapens in ons land? Is de regering bereid om in het kader van die evaluatie het engagement opgenomen in het regeerakkoord, uit te voeren, namelijk jegens de VS te pleiten voor een vernieuwd Atlantisch Bondgenootschap, gebaseerd op een aantal duidelijke krachtlijnen, waaronder de vermindering van het aantal NAVO-kernwapens?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Minister Flahaut bevestigt dat binnen de NAVO overleg heeft plaatsgevonden tussen de VS en de geallieerde landen. Gelet op een zowel politieke als militaire transatlantische verbondenheid wenst de alliantie een duidelijk verminderde, maar in de nieuwe strategische omgeving voldoende geachte nucleaire capaciteit in Europa te behouden.

De informatie over het aantal nucleaire wapens in de NAVO en hun locatie, is om begrijpelijke redenen van veiligheid, geheim. Minister Flahaut wenst niet in te gaan op enige speculatie in dat verband. De Belgische regering heeft de verbintenis opgenomen in het regeerakkoord, inmiddels uitgevoerd.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik had verwacht dat de minister zou antwoorden dat de nodige beslissingen genomen zijn maar geheim moeten blijven. Het heeft me verbaasd dat generaal Jones in de senaatscommissie impliciet bevestigd heeft dat in Kleine Brogel ...

De voorzitter. - De generaal heeft niet over Kleine Brogel, maar in het algemeen gesproken.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Hij heeft gezegd dat het Pentagon een evaluatie zou maken en dat er binnenkort een verklaring zou volgen. Ik denk dat we nog een paar keer op inspectie zullen moeten gaan in Kleine Brogel! Wat me vooral heeft verbaasd is dat generaal Jones impliciet heeft toegegeven dat die kernwapens verouderd zijn. Ik zal de minister bij een volgende gelegenheid vragen wat er aan de hand is met de kernkoppen in Kleine Brogel.

Mondelinge vraag van de heer Pierre Galand aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de Delcrederedienst en de publieke ontwikkelingshulp» (nr. 3-273)

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Ik kan nu antwoorden op uw vraag, mijnheer Galand.

Aangezien steeds meer ontwikkelingslanden unilateraal beslist hebben tot een moratorium voor de betaling van hun schuld of een lichte schuldvermindering hebben gekregen, was de financiële situatie van de Delcrederedienst tot het begin van de jaren 1990 verzwakt. De Staat voelde zich toen verplicht de schuld aan te zuiveren om een sneeuwbaleffect te voorkomen.

Voor 12 miljard frank heeft de Staat toen van de Delcrederedienst 24 miljard schuldvorderingen op de armste ontwikkelingslanden overgenomen. Deze operatie werd gefinancierd door een saneringslening van 12 miljard frank met een looptijd van dertig jaar die door de Delcrederedienst werd toegekend voor rekening van de Staat, die het grootste gedeelte ervan ten laste neemt.

Ontwikkelingssamenwerking, Financiën en de privé-sector zijn dus wel degelijk hun verplichtingen nagekomen voor de terugbetaling van die saneringslening. Alleen de bijdrage van de debiteurlanden voldoet niet aan de verwachtingen. De termijn voor de terugbetaling van de lening werd onlangs ingekort: de lening zal in 2014 terugbetaald zijn.

De bijdrage van de verschillende instanties hebben betrekking op de terugbetaling van de saneringslening en kunnen dus niet specifiek met één of ander ontwikkelingsland in verband worden gebracht. Als u dat wenst, zal ik de bevoegde diensten vragen u meer gedetailleerde cijfers te bezorgen.

De heer Pierre Galand (PS). - Ik dank de minister, vooral voor de documenten die hij mij zal opsturen. Ik hoop dat ze mij meer duidelijkheid geven over het uitstaande bedrag.

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de schuldkwijtschelding aan de Democratische Republiek Congo» (nr. 3-262)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Twee weken geleden vernam ik in het antwoord op mijn vraag om uitleg dat België een grote kwijtschelding heeft toegestaan voor de commerciële schuld van de Democratische Republiek Congo, zijnde 555,75 miljoen euro voor de Nationale Delcrederedienst voor rekening van de Staat en 50,01 miljoen euro voor rekening van de Delcrederedienst.

Tegen welke boekwaarde, in procent van de nominale waarde, wordt de schuldverlichting voor de commerciële schuld ingeschreven in de rijksmiddelenbegroting? Vorige keer heeft de minister gezegd dat voor de berekening van de 0,7% de schuldverlichting met de volledige nominale waarde wordt opgenomen. Ik neem aan dat dit niet het geval is voor de inschrijving in de rijksmiddelenbegroting.

Wordt dit bedrag eenmalig in de begroting geboekt of wordt het gespreid over meerdere jaren en zo ja, over welke boekingsjaren? Welk aandeel van dit bedrag komt ten laste van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking, van de begroting van Financiën, of van andere begrotingen? Wat is het aandeel van de privé-sector in de kwijtgescholden schulden van de Nationale Delcrederedienst?

Voor de leningen van staat tot staat werd een voorstel tot herschikking van de overheidsschuld ten belope van 61,11 miljoen euro voor ondertekening voorgelegd. Wat zijn de modaliteiten van deze herschikking, bijvoorbeeld inzake de periode van de leningen en de eventuele renteherschikking?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - De schuldverlichting voor de commerciële schuld wordt gecompenseerd door de Belgische staat. Op 4 december 2003 werd tussen de Belgische staat en de Nationale Delcrederedienst een conventie ondertekend waarbij de Belgische staat aanvaardt dat voor een eerste schijf van 27,268 miljoen euro van de toegekende kwijtschelding voor rekening van de Staat de helft, zijnde 13,634 miljoen euro, ten laste van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking valt. Die conventie kadert in de financiële sanering van de Nationale Delcrederedienst en in de context van de uitvoering van de overeenkomst inzake de bijdrage van het departement Ontwikkelingssamenwerking in de schuldverlichting van de ontwikkelingslanden die de Nationale Delcrederedienst voor rekening van de staat verwezenlijkt.

De toegekende schuldkwijtschelding voor de commerciële schuld wordt in de begroting gespreid over een tiental jaar overeenkomstig de beslissing van de Ministerraad in 2001 die de begrotingstechnische regeling bepaalt van de schuldverlichting aan HIPC-landen. Het bedrag van de toegekende schuldverlichting komt integraal ten laste van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Het aandeel van de privé-sector in de kwijtgescholden schuld wordt onderhandeld per individueel geval en bedraagt in de praktijk tussen de 5 en 10%.

De herschikking van de overheidsschuld slaat op 16 toegekende staatsleningen van 1973 tot 1988. Van het totale bedrag van 61,11 euro miljoen wordt 35,9 miljoen euro herschikt over een periode van 38 jaar, inclusief een gratieperiode van 15 jaar van 2019 tot 2042. Van de overige 25,2 miljoen euro wordt een gedeelte op 3 jaar en een schijf op 7 jaar herschikt zonder gratieperiode. Enkel de staatslening toegekend op 25 juli 1973 bevat een herschikking van de interesten. De overige toegekende staatsleningen droegen geen interest.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Twee punten zijn me ontgaan. Gebeurt de afschrijving in nominale waarde of in procent van de nominale waarde?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - In nominale waarde.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De spreiding loopt over een tiental jaar. Wanneer begint die spreiding te lopen?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - De Ministerraad heeft die technische bepaling vastgelegd in 2001. Normaal gezien gaat die het daaropvolgende jaar in.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Maar de conventie is slechts in 2003 ondertekend.

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Er was voordien al een akkoord over de schuld. De conventie is de bevestiging van een regel die algemeen was aangenomen. Sommige landen hadden reeds voordien beslissingen genomen inzake de schuldherschikking. Ik zal het nog eens nakijken, maar ik denk dat de spreiding begint te lopen in 2002.

Mondelinge vraag van de heer François Roelants du Vivier aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven over «de onlineverkoop van NMBS-reisbiljetten» (nr. 3-269)

De heer François Roelants du Vivier (MR). - De verkoop van treinbiljetten op het internet neemt alsmaar toe. Gebruikers die niet over Internet Explorer beschikken, kunnen echter geen gebruik maken van die mogelijkheid.

Als gebruiker van Netscape Communicator kan ik dus geen biljet on line kopen; hiervoor moet ik een bepaalde browser installeren.

Moet geen oplossing worden gevonden voor deze situatie waarbij één informaticagroep wordt bevoordeeld tegenover zijn concurrenten en waarbij aan de klanten van de NMBS geen enkel alternatief wordt geboden?

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - De toepassing on line-verkoop van NMBS-vervoersbewijzen ondersteunt sinds de lancering op 8 maart 2004 de browser Microsoft Internet Explorer, versies 4.0, 5.0, 5.5 en 6.0, op volgende besturingssystemen: Windows XP, Windows NT, Windows 98, Windows 95, Windows 2000, Windows Me en Mac OS. Hiermee bestrijkt men ongeveer 85% van de Belgische internetgebruikers.

Sinds 17 maart jongstleden wordt ook Netscape 7.0 ondersteund op Windows-platforms. De betrokken diensten van de NMBS werken ook aan een oplossing voor de gebruikers van Opera en Mozilla om zo snel mogelijk aan alle gebruikers de mogelijkheid te bieden.

De heer François Roelants du Vivier (MR). - Het gaat de goede richting uit, maar het stoort me toch dat openbare diensten niet bereikbaar zijn via alle systemen en browsers die op en buiten de markt bestaan.

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de strafbaarstelling van schijnhuwelijken» (nr. 3-274)

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Begin februari sprak de vice-eerste minister zich uit als voorstander van een expliciete strafrechtelijke beteugeling van schijnhuwelijken. Hij zou de minister van Justitie vragen het fenomeen als prioriteit op de agenda van de procureurs-generaal te plaatsen en de nationaliteitswetgeving daaromtrent aan te passen, zodat het mogelijk wordt de hierdoor verworven nationaliteit te ontnemen. Naar aanleiding van deze belofte vroeg ik de minister van Justitie op 19 februari hoe zij daar tegenover stond. Zij antwoordde dat het bestaand wettelijk arsenaal ruimschoots voldoende lijkt om onrechtmatige situaties te beteugelen. Met andere woorden, er wordt niets extra gedaan.

Nochtans proberen steeds meer buitenlanders via een schijnhuwelijk een verblijfsvergunning te bekomen. Ondanks artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek is een schijnhuwelijk nog steeds niet strafbaar. Neemt de vice-eerste minister nogmaals contact op met zijn collega om een en ander duidelijker te maken of blijft de situatie zoals ze is en wordt er inderdaad niets extra gedaan?

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik beklemtoon dat mijn bevoegdheid zich beperkt tot het afgeven van de verblijfsvergunningen en bevestig, zoals ik ook al deed in antwoord op de vraag van mevrouw Lanjri, dat de initiatieven waarnaar de spreker verwijst behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie.

Ik herhaal dat ik de bevoegde minister met betrekking tot deze problematiek heb aangeschreven en concrete voorstellen heb geformuleerd. Bij brief van 20 februari jongstleden heeft ze meegedeeld dat ze mijn opmerkingen voor verder onderzoek heeft overgemaakt aan de voorzitter van het college van procureurs-generaal. Ik zal haar vragen of dit onderzoek al concrete resultaten heeft opgeleverd.

Mondelinge vraag van mevrouw Christiane Vienne aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en aan de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling over «de massale doding van zeehonden» (nr. 3-271)

Mevrouw Christiane Vienne (PS). - In oktober van vorig jaar was de kwestie van de jonge zeehondjes opnieuw aan de orde in het Europees Parlement.

Ingevolge de hervatting van de jacht in Canada, Noorwegen en Rusland protesteerden de parlementsleden met kracht tegen het massale, wetenschappelijk onverantwoorde afslachten van zeehonden.

Ze hebben daarom gevraagd dat de Internationale Raad voor de Exploratie van de Zee - de ICES - en de groep zeehondenspecialisten van de Internationale Unie voor Natuurbehoud en Behoud van Natuurlijke Bronnen een onderzoek voeren inzake de zeehondenpopulatie in de Europese wateren en de eventuele invloed op de visserijsector.

De bedoeling was uiteraard om het argument te weerleggen dat zeehonden moeten worden gedood omdat ze te veel vis eten.

Zelfs Canada beriep zich indertijd niet meer op dat argument omdat het niet kon worden bewezen.

We weten allemaal wat er in dat land aan de gang is: ongeveer 350.000 zeehonden zullen dit jaar omkomen bij de jacht en er wordt verwacht dat tegen 2006 bijna een miljoen zeehonden hetzelfde trieste lot zullen ondergaan om op de bont- en oliemarkt te worden verhandeld.

De wreedheid van de betrokken jagers wordt in de media uitvoerig aangetoond. Daarover zal ik nu dus niet uitweiden. De beelden die we hebben gezien op de persconferentie waaraan wij beiden hebben deelgenomen, zeggen genoeg.

Het betreft 's werelds meest omvangrijke jacht op zeezoogdieren, waarvoor volgens tal van specialisten geen enkele economische of ecologische basis bestaat.

Wat is uw standpunt met betrekking tot dit gevoelige dossier? Er moeten absoluut maatregelen worden genomen om de invoer en de handel in zeehondenhuiden in ons land te verbieden.

In januari was uw departement van plan ter zake maatregelen te nemen. Hoever staat het daarmee?

Mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Ik ben me net als u zeer goed bewust van het probleem van de massale doding van zeehonden. Daarom tracht ik in overleg met de ministers Demotte en Van den Bossche een globale oplossing voor dit probleem te vinden.

Ik heb maatregelen genomen om de invoer van zeehondenhuiden in België te verbieden. Voor de invoer van de betrokken producten is een invoervergunning vereist. De toekenning van die vergunning is aan strenge voorwaarden onderworpen.

Overeenkomstig een Europese richtlijn is voor de invoer in België van huiden van klapmutsjongen of zadelrobjongen een invoervergunning nodig. Wij streven ernaar de toepassing van deze richtlijn uit te breiden tot alle zeehonden.

De tekst van het ministerieel besluit is klaar. We wachten nog op de opmerkingen van de commissies die zich over dit onderwerp moeten uitspreken.

De Europese Unie maakt een uitzondering voor de huiden van zadelrobjongen en klapmutsjongen die afkomstig zijn van de traditionele jacht van de Inuit. We hebben contact opgenomen met de Europese Commissie om na te gaan in hoeverre ons land verplicht is die uitzondering toe te passen.

Wat de afgeleide producten betreft, is het onze bedoeling de consument, die niet altijd weet wat hij precies koopt, in te lichten. Voor dat aspect van het probleem verwijs ik u naar minister Van den Bossche.

Mevrouw Christiane Vienne (PS). - Het verheugt me dat ons land een voortrekkersrol zal spelen in de strijd tegen deze barbaarse jacht.

Mondelinge vraag van mevrouw Isabelle Durant aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het langdurig verblijf van Congolese reizigers in de transitzone van de luchthaven» (nr. 3-277)

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - De toestand van de Congolese reizigers in de transitzone wordt onhoudbaar. De betrokken personen zijn in het bezit van een reispas en een visum. Ik heb persoonlijk vastgesteld dat zowel reizigers als luchthavenpersoneel zich aan die toestand ergeren.

Onlangs zijn vier vrouwen, verdwenen en ondergedoken in de illegaliteit. Hun documenten en hun bagage hebben ze achtergelaten

Mijnheer de minister, hoe is het mogelijk dat die vrouwen konden verdwijnen? Ofwel hebben ze hulp gekregen van de personen die hen moesten bewaken, ofwel zijn ze ontvoerd. De verdwijning is het gevolg van die zinloze detentie.

Vandaag doen er geruchten de ronde over de uitwijzing van de zes overblijvende personen.

Kloppen die geruchten? Waarop kan de uitwijzing worden gebaseerd? Hun visum is uiteraard verlopen ten gevolge van hun "detentie" in de transitzone, maar ze zijn niet ter beschikking van de politie.

Als er werd beslist dat ze moeten worden uitgewezen, zou men een bevel te geven om het grondgebied te verlaten, maar aangezien ze zich niet op Belgisch grondgebied bevinden, heeft een dergelijk bevel geen zin.

Na ettelijke maanden is de toestand onhoudbaar geworden.

Mijnheer de minister, u hebt twee dagen besteed aan de uitwerking van maatregelen op het vlak van veiligheid en justitie. Sommige leden van de meerderheid hebben gepleit voor een wijziging van de wet van 1980 om tot een duidelijke toestand te komen en te vermijden dat Justitie en Binnenlandse Zaken de verantwoordelijkheid op elkaar afschuiven inzake de toepassing van vonnissen, in het bijzonder vonnissen in kort geding. België werd overigens door het Europees Hof van Justitie voor zijn daden veroordeeld.

Werden er op de ministerraad maatregelen genomen?

Welke verklaring hebt u voor de verdwijning van vier personen, zonder documenten, die in de illegaliteit zijn verdwenen?

Welke elementen van de wet van 1980 werden er besproken en hoe denkt u een einde te maken aan deze toestand, die niet alleen vanuit hygiënisch en humanitair oogpunt onbetamelijk is, maar ook het imago van de luchthaven niet ten goede komt?

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Over deze kwestie heb ik al vaak gesproken.

De beslissing van de Raadkamer voorziet enkel in de voorlopige vrijheidsberoving en doet geen afbreuk aan de beslissing tot uitwijzing.

Het beroep tegen de beslissing tot weigering van de toegang en de beslissing tot hechtenis in een gesloten centrum met het oog op de uitzetting behoort tot de bevoegdheid van twee instanties, de Raad van State en de Raadkamer. Het feit dat de Raadkamer de invrijheidstelling gebiedt, doet geen afbreuk aan de beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied, die nog steeds van toepassing is.

Het beroep tegen een dergelijke beslissing behoort uitsluitend tot de bevoegdheid van de Raad van State, die in zijn arrest van 11 januari 2003 heeft verklaard dat de vreemdeling die in vrijheid wordt gesteld, opnieuw terechtkomt in de toestand van vóór de beslissing tot hechtenis en dat de beslissing tot weigering van de toegang van toepassing blijft.

De Belgische overheid weet uiteraard niet in welke omstandigheden de vier betrokken personen zijn verdwenen. De federale politiediensten van Zaventem doen momenteel een onderzoek.

De documenten van die personen, zijn in het bezit van de politie en zullen na verloop van tijd aan de ambassade van Congo worden overgezonden. Er werd inderdaad beslist dat de personen die zich nog in de transitzone bevinden, worden uitgewezen.

Ingevolge die beslissing zullen de visa van de betrokkenen overeenkomstig artikel 3 van de wet van 15 december 1980 worden geannuleerd. Ik herhaal dat het bevel tot vrijlating van de Raadkamer niets verandert aan de weigering van toegang tot het grondgebied. De betrokken personen moeten dus gehoorzamen.

De vreemdelingen die naar de transitzone werden overgebracht nadat de Raadkamer hun vrijlating uit een gesloten centrum had bevolen, hebben wel degelijk de mogelijkheid om het grondgebied te verlaten. Zo is er vanuit Brussel vijfmaal per week een vlucht naar Kinshasa. De betrokken personen hebben hun lot in eigen handen. Ik herhaal nogmaals dat ik niet van plan ben te bezwijken voor eender welke vorm van chantage.

Deze problematiek stond niet op de agenda van de jongste ministerraad.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - De minister benadrukt dat de toestand Kafkaiaans is en dat er sprake is van chantage. Dat begrijp ik absoluut niet. Dit is niet aanvaardbaar.

De betrokken personen werden vastgehouden in het INAD-centrum, het centrum voor personen die niet worden toegelaten tot het grondgebied, maar die door de Raadkamer worden vrijgelaten in de transitzone. De minister verwacht dat ze van daaruit vertrekken. Hij kan hen misschien een reisgids met de vluchturen geven. Ik raad hem aan ter plaatse te gaan kijken in welke omstandigheden ze daar, tussen de winkels en de restaurants, verblijven.

Volgens mij gaat het hier eigenaardige toepassing van het bevel tot invrijheidstelling. Volgens de rechtspraak van de Raadkamer kan de invrijheidstelling in de transitzone niet als een werkelijke invrijheidstelling worden beschouwd. De praktijken van de Dienst Vreemdelingenzaken worden vaak als onaanvaardbare schijnheiligheid omschreven.

Ik begrijp niet hoe de minister een dergelijke toestand kan handhaven voor personen die de nodige documenten bezitten om ons land binnen te komen en die niet in een gesloten centrum werden geplaatst. Hij bevestigt dat hij van plan is "een beslissing tot uitwijzing" uit te vaardigen, wat overeenkomt met uitzetting. Op basis waarvan? Die vraag blijft onbeantwoord.

Ik heb in de pers gelezen dat sommige leden van de meerderheid pleiten voor een wijziging van de wet van 1980. Ik betreur dat daarover op de jongste ministerraad niet werd gesproken. Ik hoop dat we niet moeten wachten op een uitspraak van de Raad van State... over twee jaar.

Debat over het veiligheidsbeleid

Voortzetting

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Er werden opmerkingen gemaakt over de politiehervorming, onder meer door de heer Coveliers. Uit de cijfers die de politiezones, meer bepaald van de grote steden van ons land, de afgelopen dagen hebben bekendgemaakt, blijkt dat de politiehervorming stilaan begint te werken. Belangrijk zijn de geïntegreerde acties die kunnen worden opgezet tegen bepaalde criminaliteitsfenomenen, bijvoorbeeld de rondtrekkende dadergroepen. Als we die niet op een geïntegreerde basis aanpakken, zullen we altijd achter het net blijven vissen.

Een belangrijke beslissing die de voorbije dagen op de bijzondere ministerraad werd genomen, is het opstellen van een kadernota "integrale veiligheid" met een nationaal veiligheidsplan dat nu een volledige wisselwerking tussen politie en justitie vastlegt. De politie kan immers alleen efficiënt optreden als ze de zekerheid heeft dat ook het parket zijn vervolgingsbeleid daarop afstemt. Die wisselwerking is er nu wel degelijk en we hebben bovendien een selectie gemaakt van de criminele fenomenen die we prioritair willen bestrijden. Als we alle criminaliteit op hetzelfde ogenblik even sterk willen aanpakken, dan vissen we opnieuw achter het net. We hebben ons dus beperkt tot de fenomenen die ook in het regeerakkoord zijn opgenomen.

Het is belangrijk dat het om een kadernota gaat, omdat niet alleen politie en justitie moeten samenwerken, maar ook de andere departementen een plaats in het geheel moeten krijgen, al vallen ze bijvoorbeeld inzake de leefmilieuproblematiek onder de bevoegdheid van de gewesten.

We moeten dit alles ook in de juiste Europese context bekijken. Ik heb de heer Vandenberghe vanochtend even onderbroken, niet omdat ik een polemiek wilde openen, maar omdat hij benadrukte dat we moeten onderkennen dat terrorisme, en ook andere criminele fenomenen, zich uiteraard niet beperken tot het grondgebied van één lidstaat. De Europese Unie is een molen die langzaam maalt en daarom moet ons land het voortouw nemen in het sluiten van bilaterale of multilaterale samenwerkingsakkoorden. Ik kom terug op het voorbeeld van de rondtrekkende dadergroepen, omdat dat goed aangeeft dat politie die zich moet beperken tot het eigen grondgebied, uiteraard beperkt is in haar actiemogelijkheden. Vandaar de noodzaak aan bilaterale akkoorden, zoals met Frankrijk, die bijvoorbeeld gemengde patrouilles mogelijk maken. Ook op het vlak van recherche wordt meer mogelijk, namelijk met de joint investigation teams. Op de voorbije ministerraad werd bovendien het ontwerp goedgekeurd dat de Europese overeenkomst inzake rechtshulp uitvoert. Dat is belangrijk omdat we in het verleden op het vlak van gerechtelijk opsporing gebonden waren aan rogatoire commissies en dergelijke meer.

Terrorisme was het eigenlijk thema van de discussie van vanochtend, die we, in het licht van de voorbije ministerraad, een beetje hebben opengetrokken. Ik verwijs hiervoor ook naar het antwoord van mijn collega van Justitie. Volgens mij is het belangrijk de AGG effectief te versterken. Daarom hebben we ook beslist één persoon van de Staatsveiligheid te detacheren en twee personen van de federale politie. U kent ook het lijstje met de versterkingen van de verschillende GDA's, inzonderheid die van Brussel, die terzake heel wat expertise heeft opgebouwd.

Niet onbelangrijk is ook de investering in een mobiel crisiscentrum. Bij terroristische aanslagen, maar ook kapingen van enige omvang, is een mobiel crisiscentrum soms noodzakelijk als de operaties niet geleid kunnen worden vanuit het crisiscentrum zelf. Het is de bedoeling een beleidscel te installeren in het crisiscentrum en zich daarnaast, indien nodig, met het mobiel crisiscentrum naar het terrein zelf te kunnen verplaatsen. Het mobiel crisiscentrum zal ook zijn nut bewijzen als steun aan de gouverneurs die bij fase III van het rampenplan hun verantwoordelijkheid moeten opnemen.

Er werden vragen gesteld over de noodzakelijke versterking van de politie in het straatbeeld, met name over de operatie "meer en beter blauw op straat". De regering is er terecht van uitgegaan dat ons land voldoende politiemensen telt. Uit de optelsom van de federale politie en de verschillende politiezones, blijkt inderdaad dat er in verhouding tot het aantal inwoners voldoende politiemensen zijn. Ze bevinden zich echter niet altijd op de plaats waar de burger hen verwacht. Ze moeten dus op een andere manier worden ingezet. De regering heeft een actieprogramma goedgekeurd om effectief bijkomend 2.500 politiemensen in het straatbeeld te laten verschijnen. We hebben een buffer ingebouwd en zijn tot 3.200 agenten gegaan om de doelstelling van de regering te kunnen realiseren.

Vorige week heb ik in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, aanvullend op het verhoor van commissaris-generaal Fransen, alles nog even op een rij gezet. De operatie "calogisering" van het personeel op federaal en lokaal niveau is het belangrijkste. Het is onaanvaardbaar mensen met een politieopleiding in administratieve en logistieke functies te laten werken; hoe belangrijk die ook moge zijn. Een politieman kost meer dan een administratieve kracht.

De mobiliteitspool zal worden ingezet op het ogenblik dat een administratieve functie vakant wordt. Door de "calogisering" zullen op federaal niveau van nu tot 2009 meer dan duizend driehonderd politiemensen in het straatbeeld verschijnen. We hebben daarover een akkoord bereikt met de vakbonden.

Een andere belangrijke maatregel is de installatie van het veiligheidskorps. Dat korps zal de taken overnemen die nu door politiemensen worden vervuld bij het begeleiden van gevangenen naar de raadkamer.

Het absenteïsme wordt aangepakt. Het statuut zal worden versoepeld op het vlak van arbeidsorganisatie. De politiemensen zullen dan meer inzetbaar zijn tijdens de nacht en de weekends. Dit pakket maatregelen zal de regeringsdoelstelling vorm moeten geven.

De politiemensen moeten ook wetenschappelijk beter worden ondersteund en de laboratoria krijgen een betere legistieke ondersteuning. Het koninklijk besluit is ontoereikend. We moeten ook verder werken aan de vermindering van de administratieve overlast. Er is te veel bureaucratie bij de federale politie. Ik kreeg terzake een concreet stappenplan van de commissaris-generaal van de federale politie.

Ook de positie van het slachtoffer is belangrijk. Samen met de minister van Justitie zal ik in dat verband een aantal initiatieven nemen.

De informatiedoorstroming kan beter. Er werden maatregelen genomen om de arrondissementele informatiekruispunten beter te doen functioneren.

De politie moet niet alleen een repressieve functie hebben; meer politie op straat kan ook preventief werken. Ik ben voorstander van een police de proximité. Een politie die dicht bij de mensen staat, die aanwezig is in de wijken en die bijdraagt tot meer maatschappelijke cohesie.

Naast de louter repressieve functies is ook dat een belangrijke taak van de politie. Daarom precies hebben we een reeks beslissingen genomen in verband met de veiligheids- en preventiecontracten. Ik besef dat er een achterstand is in de uitbetaling van de middelen die daarvoor bedoeld zijn. De minister van Begroting heeft er intussen mee ingestemd om die achterstand stap voor stap weg te werken.

Tot slot wil ik me nog verontschuldigen dat ik niet het hele debat heb kunnen volgen. Men zegt me dat het heel interessant was, maar zoals u weet was mijn aanwezigheid op dat moment ook vereist in de Kamer. We zullen deze materie ongetwijfeld nog bespreken in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Staatssecretaris Van Quickenborne heeft me vanochtend beloofd dat hij de minister een heel precieze vraag van mij zou bezorgen. Aangezien dat blijkbaar niet is gebeurd, wil ik ze graag opnieuw stellen.

In het kader van de strijd tegen het terrorisme heb ik gewezen op de bijzonder angstaanjagende uitspraak die de AEL, nu Moslim-Democraten, zeer recent weer heeft gedaan. Daarmee bewijzen ze volgens mij vooral dat ze verworden zijn tot een politieke vleugel die het terrorisme zoniet verdedigt dan toch goedpraat. Verzwarende omstandigheid is dat ze een negatieve invloed hebben op tal van moslimjongeren voor wie zij een soort Robin Hood zijn. Ik herinner me een debat in de Kamer van twee jaar geleden, waarna zowel de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken als de eerste minister en ikzelf van de weldenkende goegemeente het verwijt kregen oververhit te reageren. Nochtans hadden we alleen het gevaarlijke karakter van die organisatie in beeld gebracht en voor wettelijke maatregelen gepleit.

Zowel op hun website als in interviews die hun voorzitter gisteren nog weggaf aan het weekblad Knack, doet de AEL uitspraken die in het kader van de terrorismebestrijding compleet onaanvaardbaar zijn. Ik citeer: "In België vinden we ook vertegenwoordigers van die verwerpelijke ideologie." Daarmee bedoelen ze het zionisme. "Fred Erdman bij de SP.A en Claude Marinower van de VLD zijn de meest frappante voorbeelden. Wij eisen dat die twee partijen onmiddellijk de banden met hun zionistische politici verbreken. Want de gevolgen zouden ernstig kunnen zijn voor België, en voor Antwerpen in het bijzonder. Hamas heeft recent besloten ook internationaal aanslagen te gaan plegen. Antwerpen is daarbij een evident doelwit." Zo gaat dat nog een hele tijd door.

Iets verder lezen we: "De AEL roept de joodse gemeenschap in Antwerpen op om zo vlug mogelijk haar steun aan het joodse beleid op te zeggen en zich te distantiëren van de staat Israël. Anders zijn aanslagen in Antwerpen bijna onvermijdelijk. Ik heb schrik, schrik voor mijn eigen stad."

Met dat soort publieke uitspraken doet de AEL twee dingen. Ze vergoelijkt het terrorisme en stelt het voor als een haast legitieme reactie tegen mensen die een politiek standpunt durven in te nemen dat de AEL niet zint. Bovendien speelt de AEL een bijzonder verderfelijke voorbeeldrol voor een groot aantal moslimjongeren.

Daarom was mijn vraag welke maatregelen de regering denkt te nemen tegen organisaties die publiekelijk dit soort uitspraken doen en waarvan we alleen kunnen vermoeden dat wat ze niet publiek doen nog veel erger is.

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik was hier vanochtend niet aanwezig, maar naar ik verneem heeft collega Onkelinx de vraag van de heer Van Peel beantwoord. Ze heeft dat alleszins vorige week gedaan in de Kamer, naar aanleiding van een vraag van collega Marinower.

Uiteraard neem ik samen met u afstand van de uitspraken van de AEL. (Protest van de heer Van Hauthem) Wacht een ogenblik, mijnheer Van Hauthem, u staat nog niet voor de rechtbank.

Er loopt terzake een gerechtelijk onderzoek, zo heeft de minister van Justitie gezegd. De resultaten daarvan ken ik niet, maar er bestaat in ieder geval een wetgeving om dat soort uitspraken te vervolgen en desgevallend te laten veroordelen. We moeten de resultaten van dat onderzoek afwachten, maar vanuit een politiek oogpunt veroordeel ik samen met u dergelijke provocaties.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik twijfel er geen ogenblik aan dat de minister die uitspraken veroordeelt. De minister van Justitie heeft echter gereageerd op een aantal uitlatingen die vorige week te lezen stonden op de website van die organisatie naar aanleiding van de aanslag op Yassin, terwijl ik verwijs naar nieuwe uitspraken die sindsdien verschenen in het weekblad Knack en waarin nog een stap verder wordt gedaan. De verklaring van de woordvoerder komt neer op wat volgt: "Als jullie niet doen wat wij politiek willen, dan vinden wij het plegen van aanslagen een te verwachten en te legitimeren daad."

Begrijp ik het goed dat de regering op dit ogenblik niets anders kan ondernemen dan de minister van Binnenlandse Zaken te laten verklaren dat zij die uitlatingen veroordeelt? In het huidige klimaat moeten dergelijke uitlatingen mijns inziens onmiddellijk aanleiding geven tot ernstige onderzoeken om uit te maken of het hier gaat om een organisatie die naar Iers model de politieke spreekbuis is van een terroristenorganisatie.

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De heer Van Peel zal het met mij eens zijn dat wij, zolang er een gerechtelijk onderzoek loopt, enige omzichtigheid aan de dag moeten leggen bij het doen van politieke uitspraken. Wij kunnen elkaar uiteraard trachten te overtuigen waarvan wij al overtuigd zijn, maar naar aanleiding van de uitspraken op de website werd een gerechtelijk onderzoek gestart. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord dat mijn collega van Justitie vorige week in de Kamer heeft gegeven.

De Heer Van Peel verwijst nu naar de uitspraken die deze week in Knack worden gepubliceerd en die betrekking hebben op een gewezen senator en kamerlid, de heer Erdman. Ik antwoord niet in de plaats van de minister van Justitie, maar die elementen zullen ongetwijfeld worden toegevoegd aan het gerechtelijk onderzoek. Wij moeten de resultaten van dat onderzoek afwachten en in voorkomend geval kan de minister van Justitie gebruik maken van haar injunctierecht.

Voor al het overige zitten wij op dezelfde golflengte. Wij leven echter in een rechtsstaat en moeten de prerogatieven van de rechterlijke macht eerbiedigen. De fractie van de heer Van Hauthem denkt daarover wellicht anders, maar van uw fractie verwacht ik dat zij de scheiding der machten onderschrijft.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Onze partij wordt wel voor de rechtbank gesleept niet de AEL.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Uiteraard wil ik niet dat politieke uitspraken het gerechtelijk onderzoek doorkruisen, maar vandaag ligt dezelfde vraag voor als twee jaar geleden toen die organisatie medeaanstoker was van rellen te Borgerhout, namelijk of het geen onderzoek verdient om uit te maken of een democratie zich niet met wettelijke maatregelen kan beveiligen tegen organisaties die dat soort oproepen doen.

Het Parlement neemt initiatieven om de partijfinanciering af te nemen van extremistische partijen. Mijns inziens verdient het dan ook aanbeveling dat de regering onderzoekt of er geen wettelijke maatregelen kunnen worden genomen tegen een organisatie die nauwelijks verholen oproept tot terreur.

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Wij mogen niet de illusie wekken dat de regering, de Senaat of de Kamer een initiatief kan nemen waarvoor ze niet bevoegd zijn. De wet bevat bepalingen op grond waarvan de genoemde feiten kunnen worden vervolgd en met toepassing waarvan de genoemde organisaties buiten de wet kunnen worden gesteld. De wettelijke bepalingen zijn voorhanden en de rechterlijke macht moet ter zake nu haar rol spelen.

Wij mogen niet de indruk wekken dat de regering maar laat begaan. Ik denk niet dat er nieuwe wettelijke bepalingen nodig zijn.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik beklemtoon alleen dat de voorganger van de minister de mening was toegedaan dat het wettelijk arsenaal om tegen dergelijk organisaties op te treden ontoereikend is.

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - In voorkomend geval kunnen dergelijke organisaties als criminele organisaties worden vervolgd en kan de rechterlijke macht de initiatieven nemen die zich opdringen. Politiek gezien kan men de gewraakte uitspraken verwerpelijk vinden, maar de Senaat kan geen aanhoudingsbevel uitvaardigen.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - De strijd tegen het terrorisme komt neer op de strijd tegen de financiering van het terrorisme en de terroristische netwerken. De minister weet dat de OESO meer transparantie vraagt en vooral aandringt op de opheffing van het bankgeheim. Binnen de OESO verzetten alleen België, Oostenrijk, Luxemburg en Zwitserland zich daar tegen. Wat is het standpunt van de minister en van de Ministerraad? Die oplossing zou meer duidelijkheid kunnen scheppen over de financiering van het terrorisme en eventueel bijdragen tot de uitroeiing ervan.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Hoe kan ik anders dan protesteren tegen de uitspraken die ik vanochtend in het debat heb gehoord? Hoe kan ik aanvaarden dat de procedures die eigen zijn aan een rechtsstaat, vooral de gerechtelijke procedures, niet worden nageleefd, te meer daar we over een juridisch arsenaal beschikken om de criminele organisaties aan te pakken? Als ik sommigen moet volgen, zal het leger moeten worden ingezet om de problemen op te lossen...

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Er is te veel fraude.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik herhaal dat die uitspraken onaanvaardbaar zijn en dat elke vorm van geweld en terrorisme moet worden bestreden, uiteraard met respect voor de rechtsstaat, maar ook met de nodige vastberadenheid. De eeuwige vermenging van de gebeurtenissen die zich in het Midden-Oosten voordoen en racistische overwegingen is volstrekt onaanvaardbaar. Men kan tegelijkertijd antiracistisch zijn en op internationaal vlak ondraaglijke situaties aanklagen.

Als parlementslid en als individu strijd ik tegen elke vorm van antisemitisme, maar ik heb ook het recht om kritiek te uiten op het beleid van de regering-Sharon.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat is juist wat de AEL niet doet!

De heer Philippe Mahoux (PS). - De financiering van de terroristische organisaties is een fundamenteel probleem. De strijd tegen die occulte financiering is een probleem voor ons land. Er moet beter tegen de witwaspraktijken opgetreden worden.

Ik steek niet weg dat we een beetje bezorgd zijn over het antwoord van de minister over de toenemende aanwezigheid van politieagenten op straat. We vragen ons af op welke wijze men daarin zal slagen. We zullen erop toezien hoe die beslissing concreet wordt ingevuld en als de streefcijfers niet worden gehaald, zullen we de minister daarover zeker aanspreken.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Senator Mahoux probeert hier echt te doen wat de Franstaligen noyer le poisson noemen.

Hij heeft het bewuste artikel niet eens gelezen en kan bijgevolg ook niet weten wat daarin staat. Hij heeft er met andere woorden niets van begrepen. Hij begint dan maar over de Palestijnse kwestie om "de vis te verdrinken".

In antwoord op de argumenten van de heer Van Peel zegt minister Dewael dat er een onderzoek loopt, dat het gerecht zijn werk doet, enzovoort.

Er bestaat in België een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Het kan twee initiatieven nemen. Het kan klacht indienen of, en daar blijft het meestal bij, het kan rechtstreeks dagvaarden. Waarom geeft de minister het Centrum, dat rechtstreeks afhangt van de diensten van de eerste minister, niet de opdracht om te dagvaarden? Ze hebben dat met het Vlaams Blok wel gedaan vanwege een bepaalde opinie, maar ze durven dat blijkbaar niet doen na de oproep van een organisatie - die ook een politieke partij heeft gesticht - die effectief aanzet tot haat en terreur en zelfs beweert dat aanslagen eventueel niet uitgesloten zijn als een aantal van hun politieke denkbeelden niet in de praktijk worden gebracht. Dat is nog heel wat anders dan een partij die een bepaalde mening heeft. Wij staan daarvoor nu wel voor de rechter. Het Centrum kan de AEL, die aanzet tot haat en terreur, ook rechtstreeks dagvaarden.

Ik raad de heer Mahoux aan om het bewuste artikel, desnoods een vertaling ervan, grondig te lezen.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Het kan niet worden ontkend dat de uitlatingen van leden van de AEL wrevel en zelfs angstgevoelens hebben gecreëerd.

We kunnen niet dulden dat iemand, om welke reden dan ook, met terreur gaat dreigen. Vooral de manier waarop de verklaring werd geformuleerd en het viseren van een bepaalde bevolkingsgroep zijn onaanvaardbaar. Er is nooit een geldig motief om met terreur te dreigen.

De regering heeft volgens mij de juiste beslissing genomen, namelijk een onderzoek gelasten. In een rechtsstaat zal dat onderzoek snel uitwijzen of er al dan niet wetten werden overtreden. Is dat wel het geval, dan moet er worden opgetreden. De minister van Justitie heeft die bevoegdheid via haar injunctierecht.

Ik vind persoonlijk dat de Raad van bestuur van het Centrum De Witte zou moeten overwegen om klacht in te dienen tegen degenen die de uitspraak hebben gedaan. Het gaat hier immers niet meer om een opiniedelict, het is werkelijk aanzetten tot materiële strafbare daden, namelijk terreuraanslagen.

Ik neem aan dat het Centrum in die zin zal handelen.

Mevrouw Durant beweert dat België zich zou hebben verzet tegen de opheffing van het bankgeheim.

Ten eerste, bestaat er in België geen bankgeheim. Iedere rekening is controleerbaar in het kader van een strafonderzoek.

Ten tweede, in de conferentie in de Assemblée nationale die net vóór de vorige verkiezingen door de Franse socialisten werd georganiseerd was België, met de heren Dejemeppe en Spreutels als experts, één van de voortrekkers om dat bankgeheim overal op te heffen. De Belgische delegatie, die bestond uit de heren Van der Maelen, Maingain en mijzelf, heeft gepleit voor de opheffing.

Ik wijs er, ten derde, op dat de voorzitter van de Commissie voor de financiële informatie nog deze week een brief heeft gestuurd naar alle advocaten in dit land. Daarin wees hij de advocaten op de verplichting om alle financiële bewegingen die op een financiering van terrorisme zouden kunnen wijzen, aan te geven.

Ik vrees dus dat het verwijt niet stoelt op een gegeven dat met de werkelijkheid overeenstemt.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik zal de heer Mahoux het betrokken artikel bezorgen. De auteurs zeggen precies wat de heer Mahoux aanklaagt. Ze maken de gelijkschakeling tussen twee politieke mandatarissen. Ze zijn van joodse origine en zijn bijgevolg zionist. Hun partijen moeten hen buitengooien want anders komt er terreur. Dat is blijkbaar de redenering.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik ben het met u eens. Dat is schandalig.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Blijkbaar bent u het nu plotseling met mij eens.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Dat vind ik schandalig! Dit amalgaam is onaanvaardbaar!

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik heb twee opmerkingen. De eerste heeft betrekking op de versterking van een aantal instrumenten inzake de strijd tegen het terrorisme. Wat de opmerking van mevrouw Durant over het bankgeheim betreft, moet ik de heer Coveliers gelijk geven. Op voorstel van de minister van Justitie werd beslist de DGJ, Directie Strijd tegen Criminaliteit inzake personen - Terrorisme en sekten - te versterken met twaalf eenheden. Bovendien zullen er drie extra personen worden ingezet om in het raam van de Ecofin de strijd tegen de financieringsbronnen van terroristische groeperingen op te drijven.

Daarnaast wordt het aantal personeelsleden van sommige GDA's verhoogd: de GDA Brussel, afdeling terrorisme, krijgt 30 extra eenheden; de GDA Antwerpen vijf eenheden; de GDA Charleroi vijf eenheden en de GDA Luik twee eenheden. Op dat vlak wordt er een terechte inspanning geleverd.

Voorts zullen er vanuit de staatsveiligheid en de federale politie extra personeelsleden worden gedetacheerd naar de AGG, de gemengde groep inzake antiterrorisme. Samen met de staatsveiligheid, de militaire inlichtingendiensten en de federale politie moet de AGG de draaischijf zijn voor het verzamelen en het analyseren van de gegevens inzake mogelijke terroristische aanslagen. We hebben het nodige gedaan om dat te realiseren. We zullen de strijd met nog meer kans op succes aangaan als we op Europees niveau stappen kunnen doen. België heeft voorgesteld een Europees centrum op te richten. Zover zijn we evenwel nog niet. De aanwijzing vorige week van de coördinator is een eerste stap om de verschillende inlichtingendiensten van de Europese Unie te verplichten met elkaar samen te werken.

Wat het bewuste persartikel betreft, herhaal ik dat we het resultaat van het gerechtelijk onderzoek zullen afwachten. Het centrum kan bijkomende initiatieven nemen. Het is alleszins niet correct de illusie te wekken dat we politieke initiatieven kunnen nemen om dat probleem op te lossen. Wie beweert dat het wettelijke arsenaal niet volstaat, moet dat kunnen aantonen. Op dit ogenblik kunnen we enkel het resultaat van het gerechtelijk onderzoek afronden.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Ik weet alleszins dat het wettelijk arsenaal in de loop van de jaren is aangepast aan onze partij.

De voorzitter. - Ik dank de leden van de regering die de vragen en de uiteenzettingen van de senatoren uitgebreid hebben beantwoord.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Ik stel voor nu de punten 4 tot en met 11 van de agenda te behandelen en daarna punt 3 aan te vatten. Nadien zullen we zien wat we doen met punt 12.

De heer René Thissen (CDH). - Mijnheer de voorzitter, deze regeling van de werkzaamheden is op zijn minst eigenaardig. Op de agenda staan mondelinge vragen. Als gemeenschapssenator heb ik een mondelinge vraag ingediend. Ik zou echter ook in Namen moeten zijn om daar andere vragen te stellen. Ik weet dat de minister van financiën in het parlement is, maar niet heel de tijd in de vergadering is. Het is blijkbaar onmogelijk om hem te laten antwoorden op mijn vraag.

Als u mij in het begin van de vergadering had gezegd dat minister Reynders andere verplichtingen had, dan zou ik naar Namen zijn gegaan. Nu kan ik noch hier, noch in Namen mijn vragen stellen.

Deze regeling van de werkzaamheden is onaanvaardbaar. Ofwel stelt de minister ons te kijk, ofwel heeft hij echt een probleem.

De voorzitter. - Ik heb het volste begrip voor uw situatie.

Minister Reynders moet momenteel in de Kamer aanwezig zijn bij de bespreking van een wetsontwerp. Krachtens de Grondwet en de voorrang van de Kamer in dit geval staat de voorzitter van de Kamer erop dat de minister van Financiën daar aanwezig is. Ik heb dat een tiental minuten geleden vernomen; als ik het eerder had geweten, dan had ik u op de hoogte gebracht. gelieve mij te verontschuldigingen, maar dit is buiten mijn wil. De minister zal zo vlug mogelijk komen. Ik betreur dit voorval.

De heer René Thissen (CDH). - Mijnheer de voorzitter, ik verwijt u niets. Ik stel slechts vast dat de minister de tijd vindt om in de wandelgangen interviews te geven en gesprekken te voeren.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 26 september 1997 (Stuk 3-487)

Algemene bespreking

De heer Jacques Timmermans (SP.A-SPIRIT), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-487/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001 (Stuk 3-505)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Timmermans verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-505/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met de Europese Conventie met betrekking tot het Landschap, gedaan te Firenze op 20 oktober 2000 (Stuk 3-506)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Timmermans verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-506/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend, gedaan te Brussel op 15 oktober 2001 (Stuk 3-521)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Devolder verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-521/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake merkenrecht en het Uitvoeringsreglement, gedaan te Genève op 27 oktober 1994 (Stuk 3-526)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Devolder verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-526/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 14 oktober 2003 (Stuk 3-544)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Cornil verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-544/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Albanië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameakkoord), en met het Uitvoeringsprotocol, ondertekend te Tirana op 17 april 2001 (Stuk 3-548)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Hostekint verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-548/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende de bekrachtiging van de volgende koninklijke besluiten:
a) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk;
b) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de datum van de verkiezingen voor de aanwijzing van de afgevaardigden van het personeel bij de ondernemingsraden en bij de comités voor preventie en bescherming op het werk;
c) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de berekeningswijze van het gemiddelde van de uitzendkrachten die door een gebruiker worden tewerkgesteld (Stuk 3-570) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Mevrouw Geerts verwijst naar haar schriftelijk verslag.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik verwijs naar de discussie in de Overlegcommissie naar aanleiding van het vastleggen van de termijnen voor de spoedbehandeling van deze bekrachtigingswet. Ik heb toen een fundamenteel bezwaar geuit tegen de gevolgde wetgevende techniek.

De regering verantwoordt de gevolgde werkwijze in de memorie van toelichting. "Iedere wijziging in de huidige tekst van de koninklijke besluiten van 15 mei 2003 moet hoe dan ook worden vermeden om te voorkomen dat men opnieuw in een situatie van rechtsonzekerheid zou terechtkomen en enorme budgettaire verliezen zou veroorzaken (informaticaprogramma's, documentatie en formulieren waarin de bedrijven al zwaar geïnvesteerd hebben...). Het hernemen van de volledige tekst zelf van de besluiten van 15 mei 2003 in een nieuw koninklijk besluit of zelfs in een wet zou bijgevolg geen oplossing bieden. Allerlei documenten voor de verkiezingen zijn gedrukt en verspreid met verwijzing naar die besluiten van 15 mei 2003. Deze vervangen door een nieuw instrument met een andere datum zou opnieuw onnodige onzekerheid op dit vlak met zich meebrengen. Om al deze redenen werd er dus gekozen voor een bekrachtigingswet"

De bevoegdheid van de uitvoerende macht is een gebonden bevoegdheid. De Koning neemt de besluiten die tot zijn normale uitvoerende taak behoren. Hij heeft dit gedaan door het koninklijk besluit van 15 mei 2003, maar gezien de dringende noodzakelijkheid - de verkiezingen grepen een jaar later plaats - werd het advies van de Raad van State niet gevraagd. Een aantal arbeidsrechters hebben het koninklijk besluit op die grond niet rechtskrachtig verklaard, anderen wel.

Het gevolg is dat het risico bestond dat een aantal beslissingen die besluiten zouden vernietigen en de organisatie van de sociale verkiezingen in het juridisch luchtledige zouden gebeuren. De regering wilde het probleem oplossen door een bekrachtigingswet te laten goedkeuren.

Dat is een totaal nieuwe visie op het gebruik van de wetgevende macht. Op mijn argumenten in de Overlegcommissie heb ik geen antwoord gekregen. Daarom wil ik ze hier opnieuw naar voren brengen.

De bevoegdheid van de Koning is een gebonden bevoegdheid. Ze kan worden uitgebreid door bijzondere machten, volmachten of uitzonderlijke machten, waarbij de Koning besluiten neemt die een wetskrachtig karakter hebben en die al of niet door de Kamers moeten worden bekrachtigd. De bevoegdheden van de Koning kunnen ook worden uitgebreid door een programmawet. Dat zijn gekende procédés.

Nu krijgen we een precedent dat de Koning een besluit neemt waarbij moeilijkheden ontstaan, waarna het besluit wordt omgezet in een wet die geredigeerd is als een volmachtenwet. Het grondwettelijke amenderingsrecht wordt daarbij buiten spel gezet.

De regering zal zeggen dat dit nog al gebeurd is en dat klopt, maar zij kent de arresten van het Arbitragehof met betrekking tot zaken sub iudice: de omzetting van een aanvechtbaar besluit in een wet, teneinde het gerechtelijk verhaal te verhinderen, is ook aan de naleving van bepaalde essentiële voorwaarden onderworpen.

Dat is de discussie die we gehad hebben in de Overlegcommissie, want als we zo verder gaan, betekent dit dat wanneer de Kamers de tweede dinsdag van september bijeenkomen, ze hun zitting tot die vergadering kunnen beperken. We kunnen dan alle besluiten van de regering goedkeuren in één wet, in één artikel, waarin de regering alle koninklijke besluiten opsomt. Daarmee is onze wetgevende taak ingevuld.

In mei vorig jaar was het niet te laat om eventueel andere maatregelen te nemen, maar ik vermoed dat de paarse regering beslissingen neemt met een dubbele bodem: aan de ene kant gebruikt ze wettelijke technieken die minstens vatbaar zijn voor ernstige kritiek, en aan de andere kant laat ze de anti-Kafka-staatsecretaris zeggen dat er administratief moet worden vereenvoudigd. In wezen zou het beter zijn indien ze de normgeving zelf tijdig, zonder risico organiseert, zodat de Kamers niet worden uitgenodigd om te stemmen over een wettelijk ingreep die minstens niet orthodox kan worden genoemd.

Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen. - Ik wil een aantal zaken ter verdediging aanbrengen, want ik wil de Senaat vragen de amendementen niet goed te keuren. Dat zou immers het goede verloop van de sociale verkiezingen in het gedrang kunnen brengen en voor de bedrijven een papierberg veroorzaken.

Ik ben het er ook niet mee eens dat de regering wegens de dringende noodzaak niet het advies heeft gevraagd van de Raad van State. Ik neem mij voor om na de sociale verkiezingen en een goede evaluatie alles iets sneller te laten verlopen.

Toen de rechter van de arbeidsrechtbank van Nijvel op zoek ging naar een alternatief voor dat koninklijk besluit, moest hij teruggrijpen naar een besluit van 18 oktober 1978. Bij mijn weten werd voor niet een van de tussenliggende koninklijke besluiten, die om de vier jaar werden genomen, het advies gevraagd van de Raad van State, ook niet door de CVP-ministers.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dat is toch geen juridisch argument. Ik speel niet op de man of vrouw.

Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen. - Ik vind dus dat de regering het advies van de Raad van State moet vragen, maar ik stel vast dat dit de voorbije twintig jaar niet meer gebeurd is.

Waarom volgen we deze techniek? We hebben dat goed afgewogen en we hebben uitvoerig juridisch advies ingewonnen, juist omwille van het belang van de sociale verkiezingen.

Volgens vaststaande rechtspraak van het Arbitragehof en de adviespraktijk van de Raad van State is de techniek van de wettelijke bekrachtiging toelaatbaar op voorwaarde dat het gelijkheidsbeginsel niet wordt geschonden. De ongelijke behandeling die een wettelijke bekrachtiging zou kunnen creëren, bestaat erin dat rechtssubjecten zich vóór de bekrachtiging op de onwettelijkheid kunnen beroepen voor een rechter, terwijl dit erna niet meer zou kunnen. Die ongelijke behandeling is dus maar toelaatbaar voor zover ze door uitzonderlijke omstandigheden kan worden verantwoord. Er moet een wettig doel voorhanden zijn en het aangewende procédé moet evenredig zijn met dat doel.

Werden door het Arbitragehof als wettige doelen aanvaard: de regularisatie van een vormgebrek wanneer het bestuur dat zelf niet meer op nuttige wijze kan doen en met de bedoeling een einde te maken aan de rechtsonzekerheid die het gevolg was van tegengestelde rechterlijke beslissingen.

In de memorie van toelichting wordt een uitvoerige verantwoording gegeven voor het aanwenden van de wetgevende bekrachtiging. In zijn advies was de Raad van State van oordeel dat die verantwoording afdoende was.

Het argument van de heer Vandenberghe kan ik weerleggen door erop te wijzen dat als we de amendementen zouden aanvaarden, alle rechts- en procedurehandelingen en alle documenten die de bedrijven hebben voorbereid met het oog op de sociale verkiezingen steunen op de koninklijke besluiten die we vandaag bekrachtigen. De staatssecretaris voor Kafka zou het me bijzonder kwalijk nemen als ik nu een wijziging zou aanvaarden. In dat geval zou elke onderneming haar documenten moeten aanpassen.

Ik vraag de Senaat met aandrang de amendementen te verwerpen en de bekrachtiging goed te keuren.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik begrijp het praktische probleem dat ontstaan is door de Kafkawet. Technisch gesproken is de verwijzing in alle documenten onjuist. Als de regering argumenteert dat alle documenten moeten worden gewijzigd en ze niet meer kan verwijzen naar een koninklijk besluit, waarom keuren we dan deze wet goed? Als we het wetsontwerp goedkeuren, is de rechtsbasis van alle documenten geen koninklijk besluit meer, maar de wet.

We keuren dus niet alleen een wetsontwerp goed, maar we stemmen over een wet die stilzwijgend aan de uitvoerende macht de bevoegdheid geeft de rechtsgrond van de documenten niet in deze documenten te vermelden.

In de grond zijn we het eens. Dit bewijst alleen dat de regering tijdig het advies van de Raad van State had moeten vragen. Ik beweer niet dat vorige regeringen dat altijd hebben gedaan. We kennen allemaal voorbeelden van procedures voor de Raad van State waarvoor de uitvoerende macht ten onrechte een beroep doet op de urgentie. Een gebruik dat tegen de wet ingaat, kan echter niet leiden tot een gewoonterecht dat het optreden verantwoordt. Dat is de reden waarom ik mijn amendementen handhaaf.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-885/2.)

De heer Hugo Vandenberghe heeft amendementen 1, 2 en 3 ingediend. (zie stuk 3-570/3).

-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Mevrouw Durant heeft me laten weten dat ze het woord wenst te nemen over het voorstel van resolutie betreffende de genocide van 1994 in Rwanda. Het Bureau heeft beslist dit voorstel van de agenda te schrappen. Ondertussen werd het in de commissie besproken en aangenomen. Ik kan mevrouw Durant het woord niet weigeren.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik heb het woord gevraagd omdat ik wens dat we vandaag over dit voorstel van resolutie stemmen. Met deze tekst willen we benadrukken dat moet worden herinnerd aan de genocide, waarvan we volgende week jammer genoeg de tiende verjaardag herdenken. Een belangrijke Belgische delegatie zal naar Kigali gaan.

Het is belangrijk dat de Senaat zich vóór die datum uitspreekt. Ik heb het niet over de inhoud van de tekst, maar over de mogelijkheid om hem vandaag onmiddellijk te bespreken. Als we wachten tot na Pasen zal de tekst veel van symboolwaarde hebben verloren. Los van de beslissing van het Bureau, waarvan ik geen deel uitmaak, vraag ik om op zijn minst na te gaan of we de tekst vandaag kunnen behandelen.

De voorzitter. - Dit voorstel van resolutie stond op de agenda van vandaag. Vanochtend heeft het Bureau beslist dit punt van de agenda te schrappen wegens de complexe, zelfs kafkaiaanse discussie die zich in de commissie ontspon. Alleen de plenaire vergadering kan een beslissing van het Bureau herroepen. Nu ik mevrouw Durant heb gehoord, wens ik het standpunt te weten van de leden van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen die aan de bespreking hebben deelgenomen.

De heer Pierre Galand (PS). - De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen heeft dit voorstel van resolutie besproken en een meerderheid van de leden heeft de tekst aangenomen die momenteel op de banken ligt. Die tekst is nog niet volledig; op het einde van de aanbevelingen moet nog een codicil worden toegevoegd. De diensten van de Senaat zijn hiermee bezig.

Nu de commissie haar plicht heeft gedaan en de tekst heeft aangenomen, lijkt het mij logisch dat de Senaat zich vandaag, of alleszins vóór 7 april uitspreekt. Na die datum heeft het geen zin meer.

De heer Berni Collas (MR). - Ik sluit me aan bij de heer Galand. Alle Senatoren zijn thans in het bezit van de tekst die in de commissie werd aangenomen. Als we een signaal willen geven, dan moeten we dat nu doen. Dit is de laatste plenaire vergadering vóór de herdenking op 7 april.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik heb mevrouw de Bethune, die deze materie voor onze fractie volgt, laten roepen. De discussie die we nu voeren, had in feite bij het begin van de vergadering om 15 uur moeten plaatsvinden. Gelukkig merk ik dat mevrouw de Bethune al binnenkomt.

De voorzitter. - Het Bureau heeft beslist dit punt van de agenda te halen. Mevrouw Durant, de heer Collas en de heer Galand stellen echter voor om toch vandaag over dit voorstel van resolutie te stemmen omdat het nogal zinloos dat na 7 april te doen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Natuurlijk is het wat de timing betreft, aangewezen vandaag nog te stemmen over dit voorstel van resolutie waarmee de verschrikkelijke gebeurtenissen in Rwanda worden herdacht. Ik betreur echter ten zeerste de wijze waarop de resolutie deze week in de Senaat werd behandeld. Woensdagvoormiddag hebben we in de commissie een degelijke discussie gevoerd. Vanochtend werd de bespreking in de commissie afgerond, maar tegelijkertijd vond in plenaire vergadering een belangrijk debat plaats over terrorisme en veiligheid, en vergaderde ook het Bureau.

In het begin van de namiddag werd daarenboven een commissievergadering gehouden, waarop het voorstel van resolutie is goedgekeurd. Ik was niet op de hoogte van die vergadering en heb pas in de loop van de namiddag van de diensten een kopie van de goedgekeurde tekst ontvangen.

Met die manier van werken wordt de democratische oppositie totaal buiten spel gezet. We kunnen niet tegelijkertijd op drie belangrijke vergaderingen aanwezig zijn. Bovendien betreur ik dat dit onderwerp op een drafje wordt afgehandeld. Dat is op zich al een kaakslag voor de slachtoffers van de gebeurtenissen die we willen herdenken.

De voorzitter. - Als ik het goed heb begrepen, zijn uw bezwaren eerder van procedurele aard.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik vraag een mondeling verslag.

De heer Jacques Devolder (VLD), rapporteur. - Als rapporteur ben ik bereid om een mondeling verslag te brengen. Ik zal mij schikken naar de beslissing van de plenaire vergadering.

De voorzitter. - Wij stemmen nu over het voorstel van de heren Galand en Collas en mevrouw Durant om dit punt op de agenda te plaatsen en er vandaag over te stemmen.

-Het voorstel wordt bij zitten en opstaan aangenomen.

Voorstel van resolutie betreffende de genocide van 1994 in Rwanda en de moord op Belgische burgers, bij de tiende herdenkingsdag van die gebeurtenissen (van de heer Alain Destexhe c.s., Stuk 3-580)

Bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan de heer Devolder voor een mondeling verslag.

De heer Jacques Devolder (VLD), rapporteur. - De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft het voorstel van resolutie betreffende de genocide van 1994 in Rwanda en de moord op Belgische burgers bij de tiende herdenking van die gebeurtenissen besproken tijdens haar vergaderingen van 30 maart en 1 april 2004.

De heer Destexhe, hoofdindiener van het voorstel, herinnerde eraan dat de herdenking van de genocide en van de moord op de Belgische paracommando's en Belgische burgers in Rwanda in 1994 op 7 april zal plaatsvinden. Het voorstel van resolutie werd door acht leden van de Senaat ondertekend. Middels deze resolutie nodigt de Senaat in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de natie de burgers uit deze gebeurtenissen te herdenken.

Spreker wijst erop dat de Senaat in 1997 een onderzoekscommissie heeft opgericht die de omstandigheden van de tragedie heeft onderzocht. De resolutie verwijst naar de werkzaamheden van de onderzoekscommissie, alsook naar de onderzoeksrapporten van de Franse Assemblée nationale en van de Verenigde Naties. Zij brengt de vaststellingen van de onderzoekscommissie in herinnering, stellende dat de Verenigde Naties en verscheidene landen, waaronder België, op de hoogte waren van de voorbereidselen tot de massamoorden en er misschien niet de nodige gevolgtrekkingen aan hebben gekoppeld. Verder herinnert de resolutie aan de betreurenswaardige beslissing om de verenigde troepen van de Verenigde Naties terug te trekken op het ogenblik van de genocide.

De resolutie legt de nadruk op het specifieke karakter van een genocide. Het is een zeldzame gebeurtenis en de term wordt vaak oneigenlijk gebruikt. Een genocide heeft de intentie om een groep als dusdanig uit te roeien, zoals de joden tijdens de tweede wereldoorlog. Vanzelfsprekend brengt de resolutie in herinnering dat twintig landgenoten, tien militairen en tien burgers, het met hun leven hebben moeten bekopen.

Tot besluit nodigt de resolutie de burgers uit om de gebeurtenissen te herdenken met een ogenblik van herinnering en bezinning, meer in het bijzonder over de lessen die eruit moeten worden getrokken. Intussen hebben de Veiligheidsraad en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties een verklaring bekendgemaakt, waarin ze oproepen om een minuut stilte ter herinnering aan de gebeurtenissen in acht te nemen. De Senaat kan zich vervolgens zonder problemen aansluiten bij de internationale initiatieven.

Tijdens de algemene bespreking verklaarde de vertegenwoordiger van de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken dat het voorstel van resolutie inderdaad op een geschikt ogenblik wordt besproken. Hij herinnert eraan dat de eerste minister, de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Landsverdediging, de minister van Ontwikkelingssamenwerking en de familieleden van de in 1994 vermoorde landgenoten de herdenkingsplechtigheden in Rwanda zullen bijwonen. Hij stipt aan dat iedereen het erover eens is dat in 1994 vooral de Tutsi's het slachtoffer van de genocide zijn geworden, maar wijst erop dat de Rwandese president Kagame tijdens zijn recent bezoek aan ons land dit niet in dezelfde bewoordingen beschreef.

Er worden ook andere slachtoffers gevonden. In een streven naar verzoening lijkt het dan ook aangewezen dat voor de consideransen een meer algemene woordkeuze wordt gebruikt. De spreker verwijst naar de signalen die reeds vóór de genocide van april 1994 door verschillende actoren werden uitgezonden en die in tal van rapporten zijn opgenomen. Volgens hem zijn de recente verklaringen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties correct. We kregen bepaalde inlichtingen, maar hebben ze niet met voldoende aandacht onderzocht. Op dat ogenblik werd het woord genocide nog niet gebruikt en was er eerder sprake van groepen van massamoorden. Pas in de maand mei begon men de term genocide te gebruiken. Als de geschiedenis objectief wordt bekeken, moet worden erkent dat het terugtrekken van de Belgische paracommando's het gevolg was van de dramatische dood van de tien soldaten. De uitnodiging aan de bevolking om de tragische gebeurtenissen te herdenken, kan misschien worden uitgebreid met een oproep om op 7 april een minuut stilte in acht te nemen, zoals de secretaris-generaal van de UNO onlangs heeft voorgesteld.

Mevrouw de Bethune verklaart namens haar fractie dat het herdenken van de genocide op een waardige en geëngageerde manier door middel van een resolutie een eerbaar doel is. Ze verklaart eveneens dat ze niet werd uitgenodigd om het voorstel mede te ondertekenen, maar bereid is de tekst te amenderen en desgevallend goed te keuren. Volgens haar is het dispositief correct, maar gaat het niet ver genoeg.

Een loutere herdenkingsplechtigheid vindt ze echter niet voldoende. Ten overstaan van de slachtoffers, hun familie en de rest van het land moet de internationale gemeenschap zich engageren om de oorzaken en de aanleiding van de genocide te onderzoeken. Ook moeten de schuldigen worden opgespoord en gestraft. Straffeloosheid is onduldbaar. Er moet veel actiever worden gewerkt om de verzoening tot stand te brengen en de samenlevingsstructuur weer op te bouwen. De internationale gemeenschap moet met meer gezag het huidige bestuur in Rwanda daarop attent maken.

Een aantal consideransen zouden moeten worden gepreciseerd. Mevrouw Nyssens verklaart dat ze onder de indruk is van de terechte opmerkingen van de vertegenwoordiger van de minister. Als de resolutie wordt geamendeerd zoals gevraagd, wordt de juiste klemtoon gelegd. De opmerkingen zijn immers gelijklopend met de recente verklaringen van de secretaris-generaal van de UNO, die van rechtvaardigheid en billijkheid getuigen. Spreekster waarschuwt ervoor dat de aangenomen tekst het opgelegde kader overschrijdt. Het hoofddoel is de oproep tot de herdenking.

Na grondige bespreking werd de tekst van het voorstel van resolutie door de commissieleden geamendeerd. Het geamendeerde voorstel van resolutie wordt eenparig aangenomen door de elf aanwezige leden. Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Herdenken en voorkomen moet het uitgangspunt zijn van de resolutie. Bijna tien jaar na de gruwelijke genocide in Rwanda, waarbij niet alleen Tutsi's en gematigde Hutu's, maar ook een aantal landgenoten om het leven werden gebracht, blijven nog vele vragen onopgelost. Waarom? Hoe is het kunnen gebeuren? Welke rol hebben de verschillende actoren in 1994 gespeeld? Deze en wellicht vele andere vragen leven nog steeds bij de nabestaanden van de slachtoffers en bij de wereldgemeenschap. Vragen die onbeantwoord zijn gebleven omdat die genocide zoals nog andere genociden omgeven wordt door een muur van stilte en schaamte, in een poging de verschrikkelijke gebeurtenissen diep in het wereldgeheugen weg te moffelen.

Zoals VN-secretaris-generaal Kofi Annan enkele dagen geleden stelde, moet de stilte waarmee genociden in het verleden werden onthaald, vervangen worden door een algemeen protest en de bereidheid om klaar en duidelijk aan te tonen wat er is misgelopen is.

De oproep tot één minuut stilte voor alle slachtoffers is een eerste stap, maar ook maar een eerste stap. Het is een eerbetoon en tegelijkertijd een vingerwijzing voor de internationale gemeenschap die haar ogen heeft gesloten voor de zoveelste genocide. De internationale gemeenschap moet verder durven te gaan en haar verantwoordelijkheid opnemen. De Rwandese genocide voor het oog van de wereldcamera's heeft niet alleen de wereldbeschaving aangetast, maar ook de fundamenten van de autoriteit van de Verenigde Naties en de effectiviteit van het peacekeeping-principe.

Herdenken is onontbeerlijk, maar men moet durven verder te gaan dan louter herdenken. De wereldgemeenschap kan genociden alleen voorkomen door de oorzaak te achterhalen, de schuldigen te vervolgen en te bestraffen en te streven naar verzoening. Die drie fundamentele elementen ontbreken nog steeds, tien jaar na de gruwelijke gebeurtenissen. Gerechtigheid brengen, de feiten achterhalen en de waarheid spreken dat is de taak van de internationale gemeenschap bij monde van de Verenigde Naties. Tot op heden heeft ze daaraan grotendeels verzaakt, waardoor ze de Rwandezen voor een tweede keer in tien jaar aan hun lot heeft overgelaten.

De Verenigde Naties moeten dringend de waarheid over de gebeurtenissen van 1994 in Rwanda achterhalen. Daarom roep ik de regering op om er bij de Verenigde Naties op aan te dringen een onderzoekscommissie op te richten, die onverwijld een onderzoek instelt naar alle gebeurtenissen vóór en na 7 april 1994. Onderzoeken in België, in Frankrijk en in een aantal andere direct betrokken landen kunnen niet volstaan. Die zaak overtreft immers de betrokkenheid van die landen.

Gerechtigheid is een noodzakelijke voorwaarde voor verzoening. Gerechtigheid moet geschieden. Het kan niet dat tien jaar na de feiten nog ongeveer 85.000 mensen opgesloten zitten zonder enige vorm van proces of zelfs zonder effectieve inbeschuldigingstelling. De Rwandese overheid moet werk maken van de procedures en van de bestraffing. Selectieve straffeloosheid is niet aanvaardbaar. Zowel wie zich in 1994 aan de genocide heeft schuldig gemaakt, als wie na 1994 misdrijven tegen de menselijkheid heeft begaan, moet worden gestraft, niet alleen opdat gerechtigheid zou geschieden, maar ook om het oorlogstrauma te helpen verwerken en de verschillende bevolkingsgroepen in Rwanda met elkaar te verzoenen.

Verzoening is het uiteindelijke doel. Zonder verzoening blijft de haat in de Rwandese samenleving gisten. Onze resolutie toespitsen op één minuut stilte op de verjaardag van de genocide is al te gemakkelijk. Het komt erop aan vrede en verzoening in de Rwandese samenleving te bewerkstelligen. Daarom moet de waarheid worden achterhaald, moeten de schuldigen bestraft, de verzoening bewerkt en de democratie hersteld. Om die reden heeft mijn fractie een amendement ingediend dat ertoe strekt die vier dimensies op te nemen in het beschikkend gedeelte van de resolutie. CD&V wil een bescheiden steentje bijdragen tot de verzoening en de herdenking. Daarom hebben wij constructief meegewerkt aan het opstellen van de resolutie en daarom ook hebben wij nog twee andere amendementen ingediend na de goedkeuring in de commissie. Ze zullen weldra worden rondgedeeld.

Met die amendementen willen we enerzijds het verzoeningsproces integraal in de resolutie opnemen en anderzijds naast het eerbetoon aan de Rwandese slachtoffers, ook uitdrukkelijk onze vermoorde landgenoten, zowel militairen als burgers, gedenken. Op die manier wensen wij onze verbondenheid met hun nabestaanden uit te drukken. De Belgische Senaat mag de Belgische slachtoffers die in opdracht van hun land in Rwanda zijn gesneuveld, niet vergeten.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik deel grotendeels de bekommernis van alle senatoren over het belang van de redactie van een tekst en met name over de herdenking en de minuut stilte. Dit zijn weliswaar symbolen, maar die zijn belangrijk in een wereld die uit symbolen bestaat.

Ik heb echter een amendement ingediend dat aansluit bij de interventie van mevrouw de Bethune en waarin ik voorstel om een beetje verder te gaan. België heeft een onderzoekscommissie opgericht naar de gebeurtenissen in Rwanda. De eerste minister heeft enkele jaren geleden in Kigali publieke verontschuldigingen aangeboden. Er zijn de rechtszaken, en met name het proces van de vier van Butare. Die signalen tonen aan dat ons land tracht zijn verantwoordelijkheid, die in de onderzoekscommissie duidelijk aan het licht was gekomen, op zich te nemen.

We mogen ons tien jaar later dan ook niet beperken tot een herdenking. Om die reden heb ik dit amendement opgesteld waarin de regering wordt gevraagd te ijveren voor de oprichting, onder auspiciën van de internationale gemeenschap, van een herstelfonds voor de overlevende slachtoffers, en in het bijzonder voor de vrouwen. De vrouwen hebben in de drie maanden dat de wreedheden hebben geduurd een zeer hoge prijs betaald. Ze werden niet alleen het slachtoffer van moordpartijen, velen van hen werden ook met aids besmet na vreselijke verkrachtingen. Ze werden dus tweemaal het slachtoffer. Mijn amendement strekt er vooral toe een vorm van herstel mogelijk te maken.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Ik heb aan de werkzaamheden in de commissie deelgenomen, behalve aan de ietwat geïmproviseerde vergadering van vanmiddag. Mijn fractie zal de resolutie die ik vanaf het begin heb ondertekend, goedkeuren. In de commissie werd een nieuw evenwicht gevonden tussen een aantal zaken, zoals de formuleringen met betrekking tot de genocide, de massamoorden op de Tutsi's en de moorden op talrijke democratische Hutu's. Dit amendement leverde geen enkel probleem op.

Mevrouw de Bethune verwees al naar het beleid inzake de verzoening en ten aanzien van de slachtoffers. De geschiedenis stopt niet met de herdenking volgende week. We blijven aandachtig voor wat zich momenteel in Rwanda afspeelt. We hebben in België talrijke contacten met personen die blijven werken aan een verzoening.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) Ik stel nog een taalcorrectie voor. Het gaat over het punt E van de overwegingen. In het Frans staat er "... le massacre de nombreux démocrates hutus". Dat wordt in het Nederlands vertaald als "... de moord op de vele democratische Hutu's". Na overleg met de taaldienst stel ik volgende correctie voor "... de massamoord op de vele democratische Hutu's".

De heer Alain Destexhe (MR). - In de commissie hebben we lang gedebatteerd over de Nederlandse vertaling van het woord génocide, namelijk genocide of volkenmoord. Ik zou de heer Coveliers willen vragen of het woord massamoord geschikt is om de moord op vele democratische Hutu's aan de duiden.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Ja.

De heer Alain Destexhe (MR). - Zeer goed.

-De bespreking is gesloten.

Bespreking van de amendementen

De voorzitter. - Het voorstel van resolutie luidt:

Op dit voorstel van resolutie heeft mevrouw Durant amendement 20 ingediend (zie stuk 3-580/5) dat luidt:

Op ditzelfde voorstel van resolutie heeft mevrouw de Bethune c.s. amendement 21 ingediend (zie stuk 3-580/5) dat luidt:

Op ditzelfde voorstel van resolutie heeft mevrouw de Bethune c.s. eveneens amendement 22 ingediend (zie stuk 3-580/5) dat luidt:

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik steun uiteraard deze resolutie evenals het amendement van mevrouw Durant op voorwaarde dat het woord "herstelfonds" vervangen wordt door het woord "steunfonds". Herstel heeft in het recht een precieze betekenis. Het gebruik van die term kan voor bepaalde Staten tot zware veroordelingen leiden.

Op de conferentie van Durban werd hierover uren gedebatteerd. Op een bepaald ogenblik was ik ongeveer de enige Europeaan die het gebruik van het woord "herstel" verdedigde. In de Verenigde Staten bij voorbeeld, bestaat er een hele rechtspraak over processen die door nakomelingen van slachtoffers tegen bepaalde ondernemingen werden aangespannen. Een land als België loopt hierdoor het risico op een buitensporige financiële aansprakelijkheid. Als we de steun willen krijgen van de internationale gemeenschap voor de oprichting van een dergelijk fonds, waar ook ik achter sta, dan moeten we het woord "steunfonds" gebruiken.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik kan de bedenkingen van de minister van Buitenlandse Zaken enigszins begrijpen. Ik hoor inderdaad dat het woord "herstel" een andere betekenis heeft. Naast belangrijke financiële repercussies, dreigt ons land te worden geïsoleerd, wat nog erger zou zijn. In mijn amendement vraag ik aan de regering een voortrekkersrol te spelen binnen de internationale gemeenschap wat het herstel van de geleden schade betreft. België moet uiteraard niet alles ten laste nemen, maar moet er voor ijveren.

Ik ken de procedures nog niet zo goed, mijnheer de voorzitter, maar is het eventueel mogelijk met steunacties te beginnen? We zouden samen met minister Michel kunnen nagaan wat de repercussies zijn van wat we vragen. Ik wens de goedkeuring van deze belangrijke tekst echter niet tegen te houden.

Mij baserend op het subamendement dat de minister van Buitenlandse Zaken voorstelde, dien ik dan ook een subamendement in op mijn eigen amendement.

De voorzitter. - We moeten duidelijk zijn. Ofwel steunt u het voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en dient u een subamendement in met het oog op de oprichting van een steunfonds voor de overlevende slachtoffers, en in het bijzonder voor de vrouwen...

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik stel voor het amendement van mevrouw Durant gewoon te amenderen door het woord "herstelfonds" te vervangen door "steunfonds".

De voorzitter. - Dat is ook mijn voorstel. In de Franse tekst moet het woord "pour" dan vervangen worden door "au".

De heer Pierre Galand (PS). - We kunnen hierover nog lang discussiëren. De volkenmoord in Rwanda is een tragische gebeurtenis. Het gaat om een misdaad tegen de mensheid en herstel is zeker nodig. We hebben dat in commissie besproken. We kunnen nu positie nemen en de volkenmoord herdenken. Dat is wat we vandaag willen doen.

Ik ben buitengewoon gevoelig voor de voorstellen van mevrouw de Bethune en mevrouw Durant en ik vraag dat de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen, die op dit ogenblik een rapport voorbereidt over Rwanda, Burundi en Congo, deze actualiteitskwesties zou behandelen.

We hebben het vandaag over de herdenking van een gebeurtenis die tien jaar geleden plaatsvond. Laten we bij een tekst blijven die eenparig kan worden goedgekeurd. De andere kwesties kunnen dan behandeld worden in het commissieverslag over de algemene problematiek van centraal Afrika.

De voorzitter. - U stelt voor de oorspronkelijke tekst te behouden, hem niet te amenderen en het voorstel van mevrouw Durant en mevrouw de Bethune later in een verslag te behandelen.

De heer Alain Destexhe (MR). - Als mevrouw Durant ermee instemt het voorstel te steunen van de minister van Buitenlandse Zaken om het woord "herstelfonds" te vervangen door "steunfonds", zal dat het herstel vooruit helpen en tevens de herdenking ten goede komen.

De voorzitter. - De tekst zou dan luiden: "Vraagt de regering te ijveren voor de oprichting onder de auspiciën van de internationale gemeenschap, van een steunfonds voor de overlevende slachtoffers, en in het bijzonder de vrouwen."

-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel hebben later plaats.

Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie, en met de Bijlagen I en II, gedaan te Straatsburg op 2 oktober 1992 (Stuk 3-562)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan de heer Devolder voor een mondeling verslag.

De heer Jacques Devolder (VLD), rapporteur. - De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 30 maart en 1 april 2004.

Het verdrag, dat tot doel heeft de multilaterale Europese cinematografische coproducties te bevorderen, wil de vrijheid van vormgeving en de vrijheid van expressie hoog houden en de culturele verscheidenheid van verschillende Europese landen verdedigen. Wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt elke coproductie die vooraf door de bevoegde autoriteiten van de partijen moet zijn goedgekeurd, gelijkgesteld met de nationale films. Dat betekent dat zij van rechtswege de aan die films toegekende voordelen genieten. Ze worden bovendien gewaarborgd de minimum en maximum rata voor de inbreng van de coproducenten te verkrijgen.

De artikel 1 en 2 alsook het wetsontwerp in zijn geheel, werden zonder verdere bespreking eenparig aangenomen door de elf aanwezige leden.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-562/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp houdende de bekrachtiging van de volgende koninklijke besluiten:
a) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk;
b) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de datum van de verkiezingen voor de aanwijzing van de afgevaardigden van het personeel bij de ondernemingsraden en bij de comités voor preventie en bescherming op het werk;
c) het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de berekeningswijze van het gemiddelde van de uitzendkrachten die door een gebruiker worden tewerkgesteld (Stuk 3-570) (Evocatieprocedure)

De voorzitter. - We stemmen over amendement 1 van de heer Hugo Vandenberghe.

Stemming 1

Aanwezig: 55
Voor: 19
Tegen: 35
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 2 en 3 van de heer Hugo Vandenberghe. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Stemming 2

Aanwezig: 54
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 9

-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 26 september 1997 (Stuk 3-487)

Stemming 3

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001 (Stuk 3-505)

Stemming 4

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Europese Conventie met betrekking tot het Landschap, gedaan te Firenze op 20 oktober 2000 (Stuk 3-506)

Stemming 5

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het Satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend, gedaan te Brussel op 15 oktober 2001 (Stuk 3-521)

Stemming 6

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake merkenrecht en het Uitvoeringsreglement, gedaan te Genève op 27 oktober 1994 (Stuk 3-526)

Stemming 7

Aanwezig: 54
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 14 oktober 2003 (Stuk 3-544)

Stemming 8

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Albanië betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Overnameakkoord), en met het Uitvoeringsprotocol, ondertekend te Tirana op 17 april 2001 (Stuk 3-548)

Stemming 9

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie, en met de Bijlagen I en II, gedaan te Straatsburg op 2 oktober 1992 (Stuk 3-562)

Stemming 10

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Voorstel van resolutie betreffende de genocide van 1994 in Rwanda en de moord op Belgische burgers, bij de tiende herdenkingsdag van die gebeurtenissen (van de heer Alain Destexhe c.s., Stuk 3-580)

De voorzitter. - We stemmen over amendement 22 van mevrouw de Bethune.

Stemming 11

Aanwezig: 55
Voor: 21
Tegen: 34
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over het aldus gewijzigde amendement 20 van mevrouw Durant.

Stemming 12

Aanwezig: 56
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 10

-Het amendement is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 21 van mevrouw de Bethune.

Stemming 13

Aanwezig: 54
Voor: 13
Tegen: 30
Onthoudingen: 11

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over het voorstel van resolutie in zijn geheel.

Stemming 14

Aanwezig: 56
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het aldus geamendeerde voorstel van resolutie is aangenomen (zie stuk 3-580/6).

-De resolutie zal worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Landsverdediging.

Bijzondere commissie «Globalisering»

De voorzitter. - Tijdens zijn vergadering van 18 maart jl., heeft het Bureau besloten in de bijzondere commissie "Globalisering" 10 plaatsvervangers te benoemen.

Ik heb de volgende kandidaturen ontvangen:

SP.A-SPIRIT (2 leden)
de heer Lionel Vandenberghe
de heer Staf Nimmegeers

VLD (2 leden)
de heer Pierre Chevalier
mevrouw Jeannine Leduc

PS (2 leden)

MR (2 leden)
de heer Berni Collas
mevrouw Christine Defraigne

CD&V (1 lid)
mevrouw Erika Thijs

VL. BLOK (1 lid)
de heer Yves Buysse

Ik stel voor deze senatoren tot plaatsvervangers in de bijzondere commissie aan te wijzen en verzoek de PS-fractie mij de namen van de ontbrekende plaatsvervangers zo spoedig mogelijk mee te delen. (Instemming)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer René Thissen aan de minister van Financiën over «de maatregelen ter bestrijding van fraude in casino's» (nr. 3-272)

De heer René Thissen (CDH). - In de pers wordt geregeld bericht over een uitgebreid fraudemechanisme in een casino. Een Naamse rechter heeft 22 arrestatiebevelen uitgevaardigd in verband met het vervalsen van rekeningen van de speeltafels.

De commissie voor de kansspelen is bevoegd voor de controle op de geldstromen in de speelzalen, maar niet voor casino's, die onder de bevoegdheid van de FOD Financiën vallen.

Elke avond zijn twee ambtenaren van Financiën vanaf de opening tot de sluitingstijd aanwezig in de casino's. Ze moeten het geld in de kassa's tellen en de regelmatigheid van de ontvangsten nagaan. Ze sturen dagelijks formulieren door naar de centrale administratie van Financiën.

De tekortkomingen in de controle zouden te wijten zijn aan sommige personeelsleden van de FOD Financiën, die medeplichtig zouden geweest zijn met de bestuurders, directeurs en zaalverantwoordelijken.

De voorzitter van de commissie voor de kansspelen zou enige tijd geleden aan de belastingadministratie hebben voorgesteld de casino's te verplichten om elektronische fiches te gebruiken waarin een chip verwerkt is, om het tellen te vergemakkelijken en fraude te beperken. Dit systeem wordt bijvoorbeeld al gebruikt in het casino van Montreux. De belastingadministratie zou beweerd hebben dat dit systeem nog niet goed werkt.

Waarom weigerde de belastingadministratie het gebruik van die elektronische fiches verplicht te maken?

Moet de belastingadministratie, nu meer bekend is over de fraudezaak, niet ingaan op het voorstel van de commissie voor de kansspelen? Zoniet, waarom niet?

Ik heb nog een bijkomende vraag. Ik las vandaag in de krant dat het de bedoeling is om de mobiliteit te vergroten van ambtenaren van Financiën die de casino's controleren. Klopt dat? Zullen ambtenaren die al jarenlang eerlijk en correct hun werk doen niet worden bestraft doordat ze hun werk moeten verrichten in casino's die verder van hun woonplaats zijn gelegen? Iedereen weet dat bepaalde maatregelen zich opdringen, maar we moeten oppassen dat we degenen die goed werk leveren niet straffen.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Er is een onderzoek aan de gang. Ik kan niet dulden dat personeelsleden van de FOD Financiën dit soort fouten maken, maar dat doet niets af aan het werk van de vele ambtenaren die hun opdracht correct uitvoeren. De vraag is hoe men controle moet uitoefenen op de controleurs.

Ik heb kennis genomen van de verklaringen van de voorzitter van de commissie voor de kansspelen. Tijdens een vergadering in mei 2002 onderzochten de belastingadministratie en de commissie voor de kansspelen de mogelijkheid om gebruik te maken van elektronische fiches voor de speeltafels, want voor elektronische spelen is er wat dit betreft geen probleem, evenals de mogelijkheid om videocamera's te plaatsen.

Het gebruik van elektronische fiches is geen mirakeloplossing maar wel een element van modernisering van de controles. Volgens de deskundigen van de commissie is dit systeem nog in de experimentele fase en wordt het enkel gebruikt in het casino van Montreux.

Op 30 maart ontving de FOD Justitie de staten-generaal van de commissie van de kansspelen. De vertegenwoordigers van de sector en voorzitter Marique van de commissie voor de kansspelen hebben verklaard dat het systeem nog niet bevredigend werkt.

Het gebruik van dit systeem betekent ook een aanzienlijke investering waarover overleg moet worden gepleegd. Als het een betere controle mogelijk maakt, mag dat ons evenwel niet tegenhouden. Er wordt voordurend gekeken of er een geschikt informaticasysteem voorhanden is voor de controle en het toezicht op de kansspelen. We hebben al beslist om op bepaalde plaatsen videocamera's te installeren en indien het systeem werkbaar blijkt, zullen we gebruik maken van elektronische fiches.

De wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers machtigt de Koning om de wijze van controle vast te leggen. Met betrekking tot de casino's wordt momenteel overwogen aan de hand van welke vereisten of criteria de cashflow per casino, per speler en per personeelslid kan worden opgevolgd.

Binnen de afdeling `belastingen en invorderingen' zal een werkgroep worden opgericht, die moet onderzoeken hoe de fiscale controle in het casino van Namen en eventueel ook elders, kan worden aangepast.

De idee van een rotatie van het personeel werd geopperd. Wat de controle van de spelen en van de financiële stromen in de sector betreft, denk ik dat het goed zou zijn niet steeds dezelfde mensen binnen dezelfde structuren te houden. Ook hier is er geen mirakeloplossing, daarom wacht ik op concrete voorstellen.

Mijn diensten hebben contact opgenomen met de procureur des Konings. Het systeem dat binnen het casino van Namen werd opgezet en waaraan personeelsleden van het departement Financiën zouden hebben meegewerkt, dateert van de jaren '80.

We zullen lessen moeten trekken uit wat zich over zo'n lange periode heeft afgespeeld. Ik hoop dat dit zal leiden tot een efficiëntere controle, ook al heeft elk controlesysteem zijn grenzen.

Sinds ik aan het hoofd sta van het departement heb ik moeten reageren op de aanwezigheid van bepaalde personeelsleden, ook in zaken van fiscale fraude.

Het departement telt 33.000 personeelsleden. Ik ben het eens met uw conclusie dat de gevolgen van het onaanvaardbare gedrag van sommige personen niet mogen doorwegen op degenen die hun opdracht correct vervullen. Volgens de eerste berichten zou dat gedrag soms twintig jaar lang zijn vertoond. Ik hoop dat we op basis van de conclusies van het gerechtelijk onderzoek de controles nog beter zullen kunnen organiseren. Alle nodige disciplinaire en interne maatregelen werden genomen opdat het lopende gerechtelijk onderzoek niet zonder gevolg zou blijven. Ingevolge het geheim van het onderzoek beschikken we evenwel nog niet over alle nodige elementen.

Het zou misschien nuttig zijn om in de commissie, in samenwerking met de diensten van het ministerie van Financiën en de commissie voor de kansspelen van de FOD Justitie, de manier waarop dit soort dossiers wordt opgevolgd te bespreken. In de toekomst zullen we het immers nog moeten hebben over de installatie van een nieuwe casino in ons land.

We hebben er alle belang bij naar het beste controlemechanisme te zoeken in overleg tussen de organen die de werkingsregels en de spelregels controleren en die welke de financiële stromen moeten controleren, namelijk het ministerie van Financiën.

Ik heb er geen bezwaar tegen dat dit in de commissie voor de Financiën van de Senaat wordt besproken samen met alle betrokken partners.

Ik wil u ook geruststellen. Sommige betrokkenen doen onder druk van de feiten bepaalde verklaringen, maar in de commissie voor de kansspelen zitten ook vertegenwoordigers van het ministerie van Financiën. Er is dus wel samenwerking, al kan alles altijd nog verbeterd worden. Daarom denk ik dat een debat in de commissie met de verantwoordelijken voor de controle opportuun is.

De heer René Thissen (CDH). - Dat lijkt me een goed idee, maar ik heb geen antwoord gekregen op de vraag over de beslissing om een systematische mobiliteit te vergen van de ambtenaren van de fiscus. Als deze beslissing als de oplossing voor het probleem wordt voorgesteld, werpt ze een schaduw van verdenking op alle ambtenaren, waarvan de overgrote meerderheid eerlijk en correct zijn werk doet.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Een dergelijke beslissing werd mij nog niet voorgesteld. Ze valt wellicht binnen de bevoegdheid van een aantal leidinggevende ambtenaren van het departement. Ik stel voor om dit in de commissie te bespreken. Ik zal aan de degene die voor die sector verantwoordelijkheid dragen, vragen om aan dat debat deel te nemen.

Het lijkt mij wel niet absurd ervoor te zorgen dat er geen te lange permanente aanwezigheid is op een bepaalde plaats. Ik spreek me niet uit wat daarvan het gevolg is voor de personen, maar het lijkt evident dat het risico toeneemt naarmate men langer de controle uitvoert op dezelfde plaats. We moeten dit onderzoeken samen met de mensen van de betrokken sector, die vertrouwd zijn met de dagelijkse problemen.

Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, aan de minister van Financiën en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de rol van de douanediensten in de beveiliging van havens» (nr. 3-275)

De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). - Hoewel bij de publieke opinie de indruk heerst dat sinds de afschaffing van de binnengrenzen de douane nog bij uitzondering werkzaam is, zijn de bevoegdheden van de administratie der Douane en Accijnzen nog nooit zo uitgebreid geweest. De administratie vervult niet enkel een belangrijke fiscale taak, maar is ook actief in de stimulering van de Europese markt en de bescherming van de samenleving op het gebied van gezondheid, milieu en veiligheid. Door de exclusieve band die de douane heeft met grensoverschrijdend transport van goederen, is zij de instantie bij uitstek om mogelijke internationale fraudemechanismen en illegale goederenbewegingen, waaronder wapens en explosieven, op te doeken.

Gezien het steeds verder toenemend internationaal goederenverkeer en de cruciale rol van de zeehavens van Zeebrugge, Gent en in het bijzonder Antwerpen, alsook die van de luchthaven van Zaventem, is de intensivering van de fysieke controle door de douanediensten aan de buitengrenzen onvermijdelijk. Bovendien dragen de diensten sinds de aanslagen in New York en Madrid ook een zware verantwoordelijkheid in de strijd tegen het terrorisme. Deze strijd stond gisteren en eergisteren bovenaan de agenda van de bijzondere ministerraad, en de minister van Binnenlandse Zaken zou speciale aandacht hebben gehad voor de beveiliging van havens en spoorwegen.

De intensivering van de fysieke controles is daarom noodzakelijk, maar alle opsporingsinspecties van de douane, vooral die van de havens, schreeuwen al jaren om meer personeel. De douane beschikt daarenboven over veel te weinig moderne en gespecialiseerde detectiesystemen. De douane in de havens beschikt niet eens over een zeewaardige douaneboot.

Daarom kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen. Welke afspraken werden er gemaakt op de bijzondere ministerraad met betrekking tot de rol van de douane in de beveiliging van havens? Moet de douane hierin logischerwijze geen vooraanstaande rol toebedeeld krijgen? Is er sprake van dat het personeelsbestand bij de douane wordt ingekrompen? Hoe denkt de minister dan de noodzakelijke controle van in-, uit- en doorvoer in havens te garanderen, gezien het tekort aan personeel en efficiënte middelen? Kregen de opsporingsinspecties bij de douane reeds eerder bijkomende opdrachten of richtlijnen wat betreft de waakzaamheid tegenover terrorisme?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De verantwoordelijkheid van de overheid en dus ook van de administratie der Douane en Accijnzen met betrekking tot veiligheid is aanzienlijk toegenomen. Op de bijzondere ministerraad van 30 en 31 maart inzake Justitie en Veiligheid werden mijn voorstellen voor het toekennen van een grotere rol aan de douane in het veiligheidsbeleid principieel aanvaard.

Het aandeel van de douane in de beveiliging van de samenleving gaat verder dan de strijd tegen het terrorisme. Het omvat ook de strijd tegen misdadige of terroristische bedreigingen, risico's voor de gezondheid en de veiligheid van de consument, risico's in verband met de volksgezondheid, risico's voor het milieu, risico's voor de openbare veiligheid, handel in verboden wapens, drugs, enzovoort. De douane tracht deze veiligheidsrisico's te vermijden door een geïntegreerde controle met zo weinig mogelijk hinder en oponthoud voor de handel.

De ministerraad van 30 en 31 maart heeft de administratie der Douane en Accijnzen erkend als volwaardige partner bij het beheersen van de veiligheidsproblematiek. In de toekomst zal de administratie in alle overlegorganen rond veiligheid zitting hebben en zal ze met alle andere betrokken overheidsdiensten samenwerkingsakkoorden sluiten. Tevens heeft de ministerraad ingestemd met de uitbreiding van het aantal officieren bij gerechtelijke politie bij de douane.

De veranderende rol van de douane wordt tevens weerspiegeld in een verschuiving van de rol van uitvoerder naar de rol van coördinator van de gegevens en de controle over de goederenstromen met derde landen. De Europese Unie ziet de douane als enig aanspreekpunt voor andere overheidsinstanties aan de buitengrenzen. Gelet op haar ervaring in dit domein past deze rol de administratie der Douane en Accijnzen perfect. Het zal de taak van de douane zijn om gegevens ter beschikking te stellen van andere overheidsdiensten en de controles op de goederenstromen aan de buitengrenzen te coördineren.

Met haar project paperless douane en accijnzen, dat voorziet in de elektronische behandeling van alle gegevens inzake grensoverschrijdend goederenverkeer met derde landen, zal de administratie der Douane en Accijnzen op een geïntegreerde manier over de gegevens van de hele logistieke keten beschikken. Gelet op het belang van deze gegevens voor de veiligheid heeft dit project op de ministerraad prioriteit gekregen.

Om een gelijkwaardig niveau van controle te kunnen verzekeren aan elke controlepost van de Europese Gemeenschap, is de Europese Commissie van mening dat alle douanekantoren over professionele, aan nauwkeurige vereisten aangepaste voorzieningen moeten kunnen beschikken. De ministerraad heeft zijn principieel akkoord gegeven voor de installatie van een tweede vaste scanner op de linkeroever van de haven van Antwerpen. Daarnaast gaat hij akkoord met de oprichting van een douanebrigade belast met het kusttoezicht en het toezicht op de binnenwateren met een aangekochte of gehuurde zeewaardige boot of een boot die ter beschikking wordt gesteld door andere instanties.

De ministerraad besliste tevens tot de versterking van de hondenbrigades met tabakshonden en honden getraind in het opsporen van springtuigen. Voorts werd beslist specifiek detectiemateriaal voor radioactieve stoffen aan te kopen, zoals detectiepoorten in de havens. De motorbrigades en opsporingsdiensten kunnen, in navolging van Frankrijk en Luxemburg, worden uitgerust met motorfietsen.

Om dit alles te realiseren moeten tijdens de komende jaren belangrijke middelen worden vrijgemaakt voor onder meer informatica en controlemiddelen. Op grond van een door de douane op te maken meerjarenplan zal de concrete invulling van de behoeften, die door de ministerraad principieel werden aanvaard en hun budgettaire impact tijdens het komende begrotingsoverleg aan bod komen.

Het toenemend belang van veiligheid voor de douane heeft ook tot gevolg dat haar manier van werken en organisatie opnieuw moet worden bekeken. De uitdaging bestaat erin de fysieke controles inzake veiligheid aan de buitengrenzen van de EU te versterken. Het is vooreerst nodig dat de andere door de douane verrichte controles op Belgische bedrijven gebeuren in de inrichtingen van die bedrijven zelf. Daarom zullen de Belgische bedrijven die goederen in of uit de EU voeren door de douane worden gecertificeerd voor alle risicoaspecten. Daardoor zal de douane haar aandacht kunnen verleggen naar niet-gecertificeerde bedrijven aan de buitengrens op basis van pre-arrival en pre-departure gegevens. Dit wijst nogmaals op het belang van het project paperless douane en accijnzen Door het verleggen van controles naar het binnenland en het digitaliseren van de informatie rond goederenstromen zal de douane haar personeel kunnen vrijmaken en herschikken zonder te moeten overgaan tot bijkomende rekruteringen. Deze reorganisatie is opgenomen in de operationalisering van Coperfin, dat door het belang van de veiligheidsproblematiek voor de douane in een versnelling komt.

Naar aanleiding van 11 september is de douane reeds actief betrokken in het Container Security Initiative. Daarbij werkt de douane in de haven van Antwerpen samen met Amerikaanse douaneambtenaren om risicoanalyses uit te voeren op containervervoer naar de VS. De daar opgedane ervaring wordt nu reeds toegepast op goederen die aankomen in de EU. Een en ander kadert in de verschillende initiatieven die bij de Europese Commissie met betrekking tot de veiligheidsproblematiek van goederenstromen ter studie zijn. Daarbij speelt de verplichting om gemeenschappelijke gegevens inzake aankomst en vertrek, ongeacht de wijze van transport, elektronisch aan te leveren een cruciale rol. De realisatie van die Europese maatregelen wordt eveneens opgenomen in de operationalisering van het project Coperfin voor de douane.

Ik heb ook twee antwoorden van mijn collega van Binnenlandse Zaken. Wat het ontwerp van koninklijk besluit tot oprichting van een federaal comité en lokale comités van veiligheid van de haveninrichtingen betreft, wordt bepaald dat de directeur-generaal van de administratie van Douane en Accijnzen van rechtswege lid is van het federaal comité.

Het ontwerpbesluit bepaalt ook dat de lokale comités onder andere uit de douanediensten worden samengesteld. Daar de douanediensten deel uitmaken van de lokale comités zullen ze, zoals alle leden van deze comités, op de hoogte gebracht worden van terroristische bedreigingen. De vereiste maatregelen zullen door deze comités worden genomen in overleg met het federaal comité, de administratieve en de lokale gerechtelijke overheid.

Enkele jaren na het drama dat zich in Zeebrugge afspeelde, kan ik zeggen dat niet alleen een controle van de goederen vanuit de douane noodzakelijk is, maar ook meer samenwerking met andere diensten voor de controle van personen. Ik heb recent zo'n voorstel aan de ministerraad voorgelegd. We moeten verder die nieuwe taak van de douane uitbouwen, niet alleen in de haven maar ook op andere plaatsen. Daartoe moet in de eerste plaats worden samengewerkt met de politie, zowel op federaal als op lokaal niveau, maar misschien ook met andere diensten.

Mondelinge vraag van de heer Etienne Schouppe aan de minister van Financiën over «het beleid van de regering ten aanzien van de winsten gerealiseerd met de goud- en deviezenreserves van de Nationale Bank» (nr. 3-276)

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Deze week is een juridisch dispuut ontstaan inzake de overdracht van gelden door de Nationale Bank aan de Staat. Meer concreet is er discussie gerezen rond een eventuele verkeerde toepassing van een reeks wettelijke en boekhoudkundige normen door de Nationale Bank. De discussie richt zich in dit geval niet zozeer op het doelgebonden statuut van de reserves van de Nationale Bank, doch wel op de beschikbaarheid van bepaalde reserves voor een eventuele overdracht aan de Staat.

In het verleden heeft de Staat immers impliciet erkend dat in principe de onbeschikbare reserves van de Nationale Bank ook voor de Staat onbeschikbaar blijven behoudens afwijkende wettelijke bepaling. Dit gebeurde door middel van een reeks bijzondere wettelijke bepalingen die de gerealiseerde meerwaarden op transacties van activa in goud of andere externe reservebestanddelen, die waren geboekt als een onbeschikbare reserve, overdroegen aan de Staat.

Kan de minister bevestigen dat in het verleden de overdrachten aan de Staat van meerwaarden op transacties geboekt op onbeschikbare reserves enkel via een wet werden geformaliseerd? Waarom wordt nu geen wettelijke bepaling gestemd voor de overdracht van 235 miljoen euro aan de Staat - gevolg van een terugneming van de onbeschikbare reserve? Is dit niet de juridisch betere en een meer transparantie oplossing? Is het geen daad van onvoorzichtig beheer om een reserve bestemd als voorziening voor toekomstige wisselkoersverliezen over te dragen aan de Staat? Welke is de begrotingstechnische verwerking van de overdracht van die 235 miljoen euro?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Voor mijn antwoord op de vier vragen van de heer Schouppe heb ik de Nationale Bank van België geraadpleegd. De onbeschikbaarheid van de gerealiseerde meerwaarden op goud is bij wet geregeld. Elke overdracht van deze meerwaarden is dan ook altijd krachtens de wet gebeurd.

De overdracht van 235 miljoen euro betreft geen terugneming van een onbeschikbare reserve. Het gaat om een terugneming op een voorziening voor toekomstige wisselkoersverliezen teneinde het aangepaste karakter van deze voorziening te verzekeren. Het aldus teruggenomen bedrag is een financiële opbrengst die overeenkomstig artikel 29 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België moet worden verdeeld tussen de Nationale Bank van België en de Staat. In toepassing van deze regel komen alle netto financiële opbrengsten boven de 3 procent van de netto productieve activa toe aan de Staat. Dit wordt helder toegelicht in het jaarverslag van de Nationale Bank van België.

Gelet op deze wettelijke grondslag doet de door de heer Schouppe gesuggereerde wettelijke interventie niet ter zake. De toewijzing van het teruggenomen bedrag in het deel van de soevereine Staat is een automatisch gevolg van een bestaand artikel uit de zogenaamde Organieke wet van de Nationale Bank van België dat zijn oorsprong vindt in het door de Staat aan de Nationale Bank verleende recht om bankbiljetten in omloop te brengen. Het is de normale gang van zaken en betekent dus geenszins een afwijking van de normale verdeling die een ad hoc ingrijpen van de wetgever zou vergen.

De terugneming op de voorziening voor toekomstige wisselkoersverliezen vond plaats om het aangepaste karakter van deze voorziening te verzekeren. Dit wil zeggen dat het bedrag van de voorziening in kwestie per einde boekjaar 2003 werd vergeleken met het geschatte risico op vreemde valuta. Ingevolge de verkoop van USD en de appreciatie van de euro vertoonde de voorziening een overschot van 235 miljoen euro.

Ontvangsten van de Bank worden steeds opgenomen in de rijksmiddelenbegroting onder de geëigende rubrieken van de lopende fiscale ontvangsten van de FOD Financiën.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik stel vast dat deze provisie wordt beschouwd als een provisie waarvan zomaar voorafnemingen gedaan kunnen worden. Nochtans heb ik uit een analyse van de rekeningen van de Nationale Bank kunnen concluderen dat het provisies zijn die gevormd werden nadat de belastingen betaald werden. Het gaat dus om reserves, wat een groot verschil is. Ik noteer dat de minister zegt dat deze provisie eveneens kan geïntegreerd worden in de bepalingen van artikel 29 van de wet van 22 februari 1998. Ik zal dat natrekken.

Wat de begrotingstechnische verwerking betreft, wens ik te vernemen waar die 235 miljoen die teruggenomen werden, geboekt werden. Was dit in 2003 of in 2004? Ik wijs erop dat hoewel de Nationale Bank zegt dat zulks het gevolg is van een evaluatie van de echte wisselkoersrisico's, het totale bedrag dat teruggenomen werd 417 miljoen bedraagt, wat bijna de helft is van de totale wisselreserves die de Bank buiten het artikel 29 had aangelegd. Ik zal dat aan de hand van het antwoord van de minister verder onderzoeken en hierop desnoods over enkele weken terugkomen.

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Financiën en aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de huisvesting van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen» (nr. 3-281)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen moet weldra een nieuwe huisvesting zoeken. Totnogtoe was het instituut gehuisvest in het hoofdgebouw van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg in de Belliardstraat. Het gerucht doet de ronde dat het in allerijl en vóór 1 juli moet verhuizen om plaats te maken voor het kabinet van minister Vandenbroucke.

1. Kan de minister bevestigen dat het instituut moet verhuizen uit het gebouw van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg?

2. Tegen welke datum moet de verhuizing gebeuren?

3. Is er al een nieuwe huisvesting voor het instituut? Is het contract met de Regie der gebouwen reeds ondertekend?

4. Zal het instituut na zijn verhuizing nog kunnen beschikken over de logistieke steun van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg?

5. Had de aanwezigheid van de voorzitter van het directiecomité van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg in de raad van bestuur van het instituut niet de bedoeling het instituut in de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg te verankeren? Indien het instituut inderdaad moet verhuizen, dan rijzen er toch vragen bij het nut van die verankering.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen moet het gebouw in de Belliardstraat inderdaad verlaten omdat het gebouw is verkocht. Contractueel werd met de koper overeengekomen om het gebouw tegen 31 december 2004 te ontruimen.

Oorspronkelijk was gepland het instituut samen met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg onder te brengen in een gehuurd gebouw met de naam Eurostation. Bij het aantreden van de nieuwe regering werd echter een staatssecretaris benoemd die toegevoegd is aan de minister van Werk en Pensioenen. Zij zal nu samen met de minister in dat gebouw worden gehuisvest. De Regie der gebouwen is op de hoogte van het probleem en zal voor het instituut een gepaste huisvesting voorstellen op basis van het behoefteprogramma van de instelling. Het instituut heeft beloofd om dit behoefteprogramma zo spoedig mogelijk mee te delen.

De vierde en de vijfde vraag betreffen eigenlijk een bevoegdheid van de minister van Werk en Pensioenen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het instituut moet dus plaats maken voor het kabinet van staatsecretaris Van Brempt of minister Vandenbroucke. Ik betreur dat de werkzaamheden van het instituut door de verhuizing in het gedrang komen. In 2003 kon het niet operationeel worden wegens de verkiezingen en dit jaar zijn er talrijke materiële beslommeringen, waarvan de verhuizing er slechts één is. Hopelijk zal het instituut in 2005 eindelijk operationeel zijn. Misschien kan het instituut worden ondergebracht in het gebouw dat gelegen is naast het gebouw van de vzw Amazone, dat enkele jaren geleden door de Regie der Gebouwen werd aangekocht. Het desbetreffende pand moet nog worden gerestaureerd.

Uiteraard gaat de voorkeur uit naar de huisvesting van het instituut binnen de FOD Werkgelegenheid en Arbeid, maar als dat niet mogelijk is, pleit ik expliciet voor de huisvesting in Amazone-bis, zoals het gebouw al gemeenzaam genoemd wordt. Bij de renovatie kan daar dan rekening mee worden gehouden.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Dat is wellicht een mogelijkheid, maar wij moeten een behoefteprogramma afwachten.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het is belangrijk dat een kleine cel, zoals het instituut, een beroep kan doen op de materiële steun van een grotere administratie, want anders moeten alle diensten worden verdubbeld. Dat zal een grote meerkost met zich meebrengen en leiden tot ineffectiviteit van een instituut dat zelfs nog steeds geen begroting heeft.

Vraag om uitleg van de heer Philippe Mahoux aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het elektronisch stemmen» (nr. 3-197)

De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Philippe Mahoux (PS). - In het verleden heeft de Senaat zich herhaaldelijk gebogen over de evaluatie van de toepassing van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, ook elektronisch stemmen genoemd. Ik verwijs naar het verslag dat de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden in mei 2001 heeft aangenomen. Dat verslag bevat strenge aanbevelingen betreffende de geautomatiseerde stemming. Er waren heel wat opmerkingen, meer bepaald inzake het gebrek aan transparantie voor de kiezer. Men besliste dan ook om bij de verkiezingen van 18 mei 2003 een ticketingsysteem uit te proberen waarbij de geautomatiseerde stemming kan worden gecontroleerd door het afdrukken van de uitgebrachte stemmen op papier.

In uw algemene beleidsnota staat dat u de geautomatiseerde stemming wil veralgemenen. De vraag is of de uitbreiding van het elektronisch stemmen nog altijd een prioriteit is van de regering.

Hoe zit het met de reflectie over de geautomatiseerde stemming? Een goede kennis van de diverse kosten is een conditio sine qua non bij elke beslissing. Ik zou graag weten wat de precieze prijs is van de geautomatiseerde stemming gekoppeld aan het ticketingsysteem. Wat kosten de optische lezing en de stemming op papier?

Het materieel voor het elektronisch stemmen, dat werd aangekocht bij de verkiezingen van 1994, zal op 13 juni 2004 voor de laatste keer worden gebruikt. Het wordt immers afgeschreven over een periode van tien jaar. In de veronderstelling dat de regering zich voor de geautomatiseerde stemming uitspreekt, wat zullen dan de kosten zijn voor de vernieuwing van het materieel? Welke kosten komen ten laste van de gemeenten?

Het systeem van stemopneming door optische lezing versnelt de stemopneming en beperkt de risico's. Het college van deskundigen belast met de controle van de geautomatiseerde stemmingen en stemopneming omschreef het als betrouwbaar en veilig.

De laatste wijziging van de wet van 18 december 1998 tot organisatie van de geautomatiseerde stemopneming door middel van een systeem voor optische lezing en tot wijziging van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming laat de stemopneming via optische lezing maar toe tot 31 december 2003.

Dat betekent dat de proef met de optische lezing niet zal worden herhaald bij de verkiezingen van juni 2004.

Het zou interessant zijn hierover met de minister van Binnenlandse Zaken een gesprek te hebben in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. Een snelle en duidelijke beslissing is nodig. De transparantie moet worden gegarandeerd en de kiezer moet zijn stem kunnen controleren. De optische lezing en de stemming op papier vormen een uitstekend systeem. De stemopneming verloopt sneller en het systeem biedt de kiezer de noodzakelijke garanties.

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - De gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2006 zullen worden georganiseerd door de gewesten. Die moeten dan ook worden betrokken bij de verkiezingen van 13 juni 2004. Dit geldt in het bijzonder voor het klaarmaken van het materieel voor de geautomatiseerde stemming en de totalisatie, voor het elektronisch opstellen en verzamelen van de kiesresultaten en voor de publicatie van de resultaten op de verkiezingswebsite van de FOD Binnenlandse Zaken.

De stemsystemen die bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2006 zullen worden gebruikt, zullen eveneens dienen voor de verkiezingen voor het federale parlement in 2007. Het is immers onmogelijk om in één jaar belangrijke wijzigingen aan te brengen aan het aantal stemsystemen.

Zelfs al laat de wet het toe, het is geenszins gerechtvaardigd verschillende kiessystemen te hanteren naargelang van de overheid die de verkiezingen organiseert. Het probleem van de geautomatiseerde stemming stelt zich dus reeds in het vooruitzicht van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van oktober 2006.

Met betrekking tot de uitbreiding van de geautomatiseerde stemming zijn er twee fundamentele vragen: de omvang van de uitbreiding - in welke mate en wanneer - en het uitstippelen van de weg die moet worden gevolgd om deze uitbreiding te realiseren - met behulp van welke systemen, volgens welke normen, volgens welke procedures?

Eerste vraag: in welke mate en wanneer zal de geautomatiseerde stemming worden uitgebreid? Voor een verdubbeling van de capaciteit van de geautomatiseerde stemming, om dus van ongeveer 3.269.937 kiezers te gaan naar 6.500.000 of zelfs 7.000.000, moet men rekenen met 2 à 3 jaar wettelijke en operationele voorbereiding. De budgettaire weerslag, berekend over een periode van tien jaar met vijf verkiezingen, bedraagt 8.563.055 euro per 500.000 kiezers. De federale overheid draagt 20% van deze kosten. Het onderhoud van het materieel valt ten laste van de gemeenten. De kosten voor de ondersteuning op de verkiezingsdag komen ten laste van de overheid die de verkiezing organiseert.

Tweede vraag: met behulp van welke systemen, volgens welke normen, volgens welke procedures zal de geautomatiseerde stemming worden uitgebreid? De gewesten zijn bevoegd voor de organisatie van de lokale verkiezingen, de federale overheid is bevoegd voor de organisatie van de verkiezingen voor het federale parlement, de regionale parlementen, de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en het Europees Parlement. Die overheden moeten dus samen beslissen over de systemen die voor de geautomatiseerde stemming zullen worden gebruikt en over de veiligheidsnormen waaraan deze systemen moeten voldoen. De beste manier van werken is een samenwerkingsakkoord tussen deze overheden.

De minister bevestigt dat de proeven met het ticketingsysteem en het systeem voor optische lezing niet zullen worden herhaald bij de verkiezingen van 13 juni 2004. De systemen voor optische lezing zijn immers heel duur en technisch beperkt. Om door het toestel voor optische lezing te kunnen worden gelezen, mag de stembrief niet meer dan twintig kandidatenlijsten bevatten en ook het aantal kandidaten per lijst is beperkt. De stembrieven moeten manueel worden gesorteerd vooraleer ze in het toestel worden gebracht. Blanco en ongeldige stembrieven moeten worden verwijderd omdat het toestel voor optische lezing ze niet zelf kan opsporen. De minister meent dat het verreweg het beste is de systemen voor geautomatiseerde stemming uit te breiden.

Conform het regeerakkoord zal de minister erop toezien dat bij de verkiezingen voor het federale parlement in 2007 experimenten worden uitgevoerd met ticketingsystemen waarbij de kiezer zelf zijn ticket in de daartoe bestemde urne kan deponeren. In 2003 bedroeg de kostprijs van de optische lezing 179.518,625 euro voor de kantons Chimay en Zonnebeke. De kostprijs van het ticketingsysteem bedroeg 452.438,50 euro voor de kantons Verlaine en Waarschoot.

Voor de stemming op papier kan de totale kost per kiezer en per verkiezing worden geraamd op één euro. De kosten die ten laste zijn van de gemeenten - onder meer de kosten voor het drukken van de stembrieven, de verzendingskosten, de kosten verbonden aan de stemopneming - kunnen verschillen van gemeente tot gemeente en van provincie tot provincie.

Na afloop van de bijeenkomst met de vertegenwoordigers van het Vlaams en het Waals gewest op 3 november en 5 december 2003 in het kader van de voorbereiding van de verkiezingen van 13 juni aanstaande is gebleken dat het Vlaams Gewest van plan is de geautomatiseerde stemming te veralgemenen. Voor het Waals Gewest lijkt dit momenteel niet het geval.

Echt overleg met de gewesten zal op gang worden gebracht na de verkiezingen van 13 juni 2004 om tot een samenwerkingsakkoord te komen tussen de gewesten en de federale overheid. Het afsluiten van een dergelijke overeenkomst is volgens de minister de meest aangewezen weg om een gemeenschappelijk coherent beleid voor de uitbreiding van de geautomatiseerde stemming uit te stippelen en om te bepalen met behulp van welke systemen, volgens welke normen en volgens welke procedures deze uitbreiding zal gebeuren. De inhoud en de draagwijdte van dat samenwerkingsakkoord zullen door de federale Staat en de gewesten gezamenlijk worden bepaald.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Het antwoord is volledig, maar het bevat tegenstrijdigheden. In de eerste plaats moeten de standpunten van de deskundigen worden vergeleken. Volgens mij lopen de meningen uiteen. Zij hangen af van de keuze die de deskundigen hebben gemaakt. Iemand die deskundigen aanstelt die zijn mening delen, krijgt alleen het antwoord dat hij wenst en hoeft geen deskundigenrapport te vragen.

Een zo groot mogelijke harmonisering is nodig. Ik heb de indruk dat de toepassing van bepaalde systemen voor problemen zou zorgen in het Brussels Gewest om de eenvoudige reden dat daar zoveel kandidaten zijn. Ik noteer - maar misschien was het een lapsus van de minister van Binnenlandse Zaken - dat er overleg is geweest met het Vlaams en het Waals Gewest. Werd het Brussels Gewest dan niet geraadpleegd?

In begrijp dat de staatssecretaris daar niet kan op antwoorden. Nochtans is het belangrijk dat we dit zouden weten. Misschien moeten we toch voor het beste systeem kiezen en dan maar een uitzondering maken voor het Brussels Gewest.

De kostprijs is een doorslaggevend element. Men weegt de vereisten van de democratie af tegen de kosten van de verkiezingen. Voor de kiezer betekent democratie niet alleen transparantie en de mogelijkheid om zijn stem te controleren, maar ook een systeem dat hij begrijpt. Het systeem mag niet dermate technisch ingewikkeld zijn, dat de kiezer er niet mee overweg kan. De controle van de stemming door de kiezer is een belangrijk element. We kunnen opmerkingen maken over het huidige controlesysteem met deskundigen die door de parlementaire assemblees worden aangewezen. Zijn er voldoende deskundigen? Hun mening is niet altijd dezelfde als die van de experts van de regering.

Een belangrijke vraag is wie de kosten voor zijn rekening zal nemen. De minister van Binnenlandse Zaken herinnert aan de wet. De gemeenten moeten kunnen voorzien wat de kosten en de afschrijvingen zijn, rekening houdend met het gemiddeld aantal verkiezingen per decennium. De kost moet worden opgenomen in het meerjarenplan van de gemeenten en de gewesten. Er moet duidelijkheid komen over deze problematiek. De parlementaire commissies voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden moeten met al de betrokken partijen kunnen discussiëren op basis van cijfers. Ik hoop dat onze commissie dit debat snel organiseert.

Vraag om uitleg van de heer Etienne Schouppe aan de eerste minister over «de fiscale geschenken van de Belgische Staat aan de eigenaars van luxeterreinwagens» (nr. 3-196)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Omdat minister Reynders slechts één van de drie ministers is die bij dit dossier betrokken is, had ik de vraag liever aan de eerste minister gesteld. Maar aangezien zijn achtbare collega's telkens naar hem verwezen, is het misschien niet slecht dat hij vandaag antwoordt op mijn vraag om uitleg.

In een van haar hoogmissen, namelijk die van Raversijde, heeft de regering om de Kyoto-normen te halen, een reeks maatregelen aangekondigd die de schadelijke uitstoot van voertuigen moeten beperken. Het is ongetwijfeld lovenswaardig dat daar ook voorstellen bij zitten die erop gericht zijn weinig vervuilende voertuigen te promoten. Wellicht moeten we veronderstellen dat de regering om dezelfde reden de brandstofprijzen zeer geleidelijk doch substantieel heeft verhoogd, met de zogenaamde "cliquet-maatregelen". Wij zouden eerder spreken van "kliktarieven".

Daarom verbaast het me des te meer dat vrij dure voertuigen, die we beter kennen als luxeterreinwagens, zo'n snelle groei kennen. Zowat elk groot automerk slaagt erin een eigen versie succesvol op de markt te brengen. Op enkele kleine uitvoeringen na verbruiken de meeste van die voertuigen tussen 12 en 20 liter brandstof per 100 km, Kyoto ten spijt!

Het element `mode' als verklaring voor dit succes leek me wat mager als we zien welke verkoopcijfers de Porsche Cayenne, Mercedes ML, Volvo XC, VW Touareg, Chrysler Jeep, Toyota Landcruiser RAV4, Land Rover, enzovoort halen, te meer omdat de meeste van die wagens niet bepaald als goedkoop te omschrijven zijn.

Wat blijkt nu? Die voertuigen kunnen technisch, op grond van artikel 27bis van de Belgische technische reglementering, als een lichte vrachtauto worden beschouwd. Tot mijn verbazing moet ik vaststellen dat de administratie van Financiën de fiscale classificatie laat overeenstemmen met de technische, ook al is er tussen beide geen rechtstreeks verband. Dat betekent dat er geen belasting op de inverkeerstelling moet worden betaald; dat de jaarlijkse verkeersbelasting veel lager ligt; en dat er zelfs op het vlak van de verzekeringspremies een onderscheid wordt gemaakt. Als de aankoop bovendien geschiedt onder het regime van aftrekbare BTW - wat vaak het geval is - dan krijgt de eigenaar behalve de integrale BTW-aftrek, met de boekhoudkundige afschrijving nog een supplementair voordeel. De waarde van die wagens kan namelijk tot 100% worden afgeschreven.

De minister heeft ongetwijfeld ook de metershoge reclameborden voor "Jeep Cherokee" gezien. Daarop staat duidelijk vermeld: "voor de fiscus is dit een camionnette" met onderaan een kleine verwijzing "zolang de reglementering niet wordt veranderd". Eigenlijk is dat een blaam voor de overheid.

Iemand uit de sector rekende me voor dat voor een Porsche Cayenne waarvan de prijs kan oplopen tot 104.000 euro, met een 4,5 liter motor en een krachtbron van 331 kW (450 PK), het totale voordeel kan oplopen van 25.000 tot 40.000 euro. Niet mis als cadeau van vadertje staat. Uit navraag bij Porsche blijkt dat zes op tien kopers van een Cayenne gebruik maken van dat achterpoortje. Ik hoop dat de diensten van de minister begrepen hebben dat binnenkort zowat alle monovolumewagens technisch als een lichte vrachtwagen zullen kunnen worden beschouwd.

Vandaar dat ik me afvraag of het misschien de bedoeling van de regering is het wagenbezit goedkoper te maken? Zo ja, waarom kan dat dan niet voor alle wagens het geval zijn? Waarom kunnen niet alle autobestuurders van het voordeel genieten?

De criteria waaraan de verschillende voertuigcategorieën moeten voldoen, werden vastgelegd in bijlage II van de Richtlijn 2001/116/EG en omgezet in de Belgische reglementering via het technisch reglement dat vastgelegd is in uitvoering van het koninklijk besluit van 15 maart 1968.

De technische reglementering valt onder de bevoegdheid van de minister van Mobiliteit en Sociale Economie. Voor de fiscale criteria die de voertuigen indelen in categorieën, is de minister van Financiën bevoegd.

Volledigheidshalve moet ik er nog op wijzen dat op grond van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, de gewesten bevoegd zijn om de aanslagvoet, de heffinggrondslag en de vrijstellingen te bepalen van de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling en het eurovignet.

Begin december 2003 werd de aandacht van de ministers Reynders, Anciaux en Van Mechelen gevestigd op die hoogst merkwaardige praktijk bij de verkoop van luxeterreinwagens.

Behoudens een beleefde ontvangstmelding of het afwentelen van verantwoordelijkheid heb ik sedertdien niets meer vernomen. Er werd kennelijk niets ondernomen om de scheefgegroeide toestand recht te trekken.

Daarom vandaag volgende vragen:

1. Is de minister het eens met de analyse dat de toepassing van het fiscale regime "lichte vrachtauto" op luxeterreinwagens neerkomt op een ongelijke fiscale behandeling van de autobezitters?

2. Hoeveel van die luxeterreinwagens werden ingeschreven sedert 1 maart 2003?

3. Wat is het bedrag van de gederfde belastingen: verkeersbelasting, inverkeerstellingsbelasting, rijtaksen en BTW?

4. Hoeveel tijd meent de regering nodig te hebben om alle autobezitters op een gelijke wijze te behandelen?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De vraag om uitleg van de heer Schouppe vergt een uitgebreid antwoord, aangezien ze te maken heeft met de bevoegdheden van de federale ministers van Mobiliteit en met die van de gewestelijke ministers die financiën onder hun bevoegdheid hebben. Ik zal alvast mijn antwoord geven.

De omschrijving van de aard van een voertuig valt onder de bevoegdheid van de FOD Mobiliteit en Vervoer. De classificatie door de dienst Inschrijving van Voertuigen gebeurt op basis van de Europese bepalingen inzake de technische eisen waaraan bepaalde types van voertuigen moeten voldoen. Die Europese bepalingen zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 15 maart 1968. De Belgische normen voor de classificatie zijn strenger dan in sommige andere Europese landen en hebben tot gevolg dat de als lichte vrachtwagen geclassificeerde voertuigen bij de homologatie wel degelijk slechts voor het vervoer van goederen kunnen worden gebruikt.

Voor de heffing van de verkeersbelasting, de aanvullende verkeersbelasting, de accijnscompenserende belasting en de belasting op de inverkeerstelling steunt de FOD Financiën op de classificatie van de DIV. Luxeterreinwagens zullen dus alleen als lichte vrachtwagen worden belast, als ze als dusdanig door de DIV worden geclassificeerd, hetzij op basis van de homologatiedossiers, hetzij op basis van het inschrijvingsbewijs in een ander Europees land.

De aangehaalde problemen ontstaan wanneer al dan niet op vraag van de eigenaar wijzigingen aan de constructie worden aangebracht na de homologatie, zonder dat een nieuwe homologatie wordt gevraagd. Door het soepelere regime van de technische eisen waaraan lichte vrachtwagens in andere Europese landen moeten voldoen, onder meer in Luxemburg, is het mogelijk dat een tot lichte vrachtwagen omgebouwde personenwagen op basis van het buitenlandse inschrijvingsbewijs door de DIV inderdaad ook als lichte vrachtwagen wordt gecatalogeerd.

Sinds het jaar 2000 zijn bij de DIV 6.317 gevallen geregistreerd van ombouw van personenwagens naar de categorie lichte vrachtwagen. Aangezien er een identificatieprobleem bestaat, gaat het niet noodzakelijk om de in de vraag bedoelde voertuigen. Gelet op het ontbreken van concreet cijfermateriaal over het aantal betrokken voertuigen is het niet mogelijk het totale bedrag van de niet geïnde belastingen te ramen.

Zonder de eigen verantwoordelijkheid te willen afwentelen, stel ik voor de oplossing te zoeken in het opsporen van eventuele overtredingen bij de technische controle waaraan lichte vrachtwagens jaarlijks onderworpen zijn.

Een andere oplossing kan erin bestaan in de fiscale wetboeken specifieke fiscale definities op te nemen. Ik zal aan de bevoegde dienst van de FOD Financiën vragen na te gaan of dergelijke oplossing geen nadelige gevolgen heeft op de inning van de verkeersbelasting voor alle voertuigen en of dergelijke aanpassingen door de federale overheid geen schending inhouden van de fiscale autonomie van de gewesten.

Mij lijkt de beste oplossing alleszins degene waarbij we dezelfde referenties gebruiken als de DIV. We kunnen wel een specifieke definitie in het Fiscaal Wetboek invoegen, maar dat is altijd moeilijker dan een referentie van de DIV over te nemen. Toch blijft ook die oplossing mogelijk.

Door het enorme onthaal van die lichte vrachtwagens op de autosalon en de publiciteit die daaromheen is gevoerd, wordt het alleszins belangrijk dat we iets doen. Ik heb de twee oplossingen vermeld. Als we er niet in slagen een specifieke oplossing te vinden op basis van de criteria van de technische controle, zal ik een voorstel doen op basis van een specifieke fiscale maatregel voor sommige categorieën. Ik herhaal evenwel dat ik een oplossing in samenwerking met de DIV verkies, maar als dat onmogelijk is, moeten we, gezien de evolutie, alleszins iets ondernemen. Misschien is het beter nog even te wachten en te zien wat er gebeurt als automerken nog eens via een grote campagne kopers een belastingvermindering beloofd.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik kan begrijpen dat de minister zich niet uitsluitend op de campagne van Cherokee kan steunen. Ik heb echter navraag laten doen bij Porsche. De speciale inbouwkit kost 1.250 euro en kan op 5 minuten door een technicus gedemonteerd worden. Een Porsche Cayenne kost tussen de 60.000 en 104.000 euro. Met een investering van 1.250 euro kan men dus gemakkelijk vele duizenden euro uitsparen op de rug van de fiscus. De minister van Financiën mag niet naïef zijn en is niet verplicht om de DIV-classificatie te volgen. Dat geeft hem alleen maar een alibi. Als we ons voor alle type wagens zouden steunen op wat er in Luxemburg gebeurt, dan zouden we nog veel dieper tasten in de beurs van de minister van Financiën.

Ik dank de minister voor zijn antwoord en zal nagaan welk gevolg er binnen de twee maanden aan mijn vraag zal worden gegeven.

Vraag om uitleg van de heer Karim Van Overmeire aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de Belgische houding tegenover Syrië» (nr. 3-173)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Er zijn heel wat punten van vergelijking tussen Syrië en het Irak van Saddam Hoessein. Het zijn allebei Arabische landen, waar de macht in handen is van een etnische minderheid en die worden bestuurd door twee rivaliserende takken van de Baath-partij. Beide hebben te kampen met een opstandige Koerdische minderheid. Intussen weten wij hoe het Irak is vergaan.

Syrië staat onder toenemende druk van de Verenigde Staten en geraakt internationaal steeds meer in het isolement. Recent tekende de Amerikaanse president Bush de "Syria Accountability Act" die voorziet in economische en diplomatieke sancties tegen Syrië als dit zijn steun aan radicale Palestijnse groepen niet staakt, als het niet afziet van de ambitie om niet-conventionele wapens te bezitten en als het zijn troepen niet terugtrekt uit Libanon. De wet geeft aan de Amerikaanse president een reeks bevoegdheden inzake beperking van de Amerikaanse export en investeringen, het terugschroeven van de diplomatieke vertegenwoordiging in Damascus, een verbod voor Syrische luchtvaartmaatschappijen op het gebruik van het Amerikaanse luchtruim, het bevriezen van Syrische tegoeden in de VS en beperkingen voor Syrische diplomaten in de VS. De wet voorziet ook in een verbod op export van hoogtechnologische producten naar Syrië.

Wie de actualiteit volgt, weet dat de VS op het punt staan om de aangekondigde sancties uit te voeren. Het is dan ook merkwaardig dat Syrië in december een associatieverdrag met de Europese Unie heeft gesloten. Het gaat om een standaardverdrag zoals er ook met andere landen in het Middellandse Zeegebied zijn gesloten. De twee grootmachten die enige rol kunnen spelen in het Midden-Oosten geven dus wel een erg verschillend signaal.

Geeft de Europese Unie door het sluiten van dit associatieverdrag geen verkeerd signaal?

De tegenstelling tussen de Europese en de Amerikaanse aanpak dreigt de efficiëntie van beide te verzwakken.

Midden januari was er in Brussel een congres van de Syrische oppositie. Daar werd gezegd dat er contacten waren geweest tussen vertegenwoordigers van de oppositie en vertegenwoordigers van de Belgische regering. Kan de minister dit bevestigen? Welke houding neemt België aan tegenover Syrië?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Hoewel de gemeenschappelijke doelstelling erin bestaat de Syrische overheid aan te zetten diepgaande hervormingen te starten en een meer constructieve houding aan te nemen, hanteren de Verenigde Staten en de Europese Unie verschillende methodes. Wij Europeanen zeggen: "Voer hervormingen door en we zullen u helpen". Het Amerikaanse discours daarentegen is veeleer "Als u niet aan hervormingen doet, dan zullen we u straffen".

Er kan hier natuurlijk geen sprake zijn van inschikkelijkheid, maar de minister van Buitenlandse Zaken behoort tot degenen die denken dat de EU meer politieke invloed op haar partners kan hebben als er met die partners vruchtbare contractuele betrekkingen bestaan. Een open dialoog zonder taboe is voor hem nog altijd beter dan het uitoefenen van druk. Ik wil er tevens aan toevoegen dat de EU niet terugdeinst voor het uitoefenen van druk op de Syrische overheid als dat nodig en nuttig wordt geacht. Ik denk hier in het bijzonder aan de interventies voor het naleven van de mensenrechten.

Momenteel is Syrië het enige land van de Euro-Mediterrane zone waarmee de EU nog geen associatieovereenkomst heeft gesloten. De ondertekening van dit akkoord zal ongetwijfeld positieve kenteringen meebrengen. Het zal vaart geven aan het hervormingsproces dat door de Syrische overheid werd aangekondigd. Syrië moet absoluut sociaal-economische hervormingen doorvoeren en de politieke dialoog met de EU, de belangrijkste handelspartner van Syrië, ontwikkelen. De overeenkomst zal ook de Europese investeringen in Syrië, dat zijn infrastructuur wil moderniseren, vergemakkelijken.

Het is wel zo dat de ondertekening van het akkoord momenteel vertraagd wordt door de onderhandeling van een non-proliferatieclausule inzake massavernietigingswapens. De Syrische overheid moet daarover nu een standpunt innemen. België is de mening toegedaan dat deze clausule deel moet uitmaken van het akkoord met Syrië, maar dat de formulering het sluiten van het associatieakkoord niet onmogelijk mag maken. Het bereiken van een akkoord en de daarin voorziene politieke dialoog zijn immers instrumenten om onze doelstellingen, met inbegrip van de non-proliferatie, waar te maken. Men mag niet uit het oog verliezen dat de patstelling in het voordeel uitvalt van de voorstanders van het status-quo in Syrië, namelijk zij die een systeem dat reeds decennialang hun belangen gediend heeft verder willen misbruiken.

Het is onduidelijk waar de inlichtingen vandaan komen over contacten met vertegenwoordigers van de Belgische regering tijdens het congres van de democratische Syrische Coalitie, voorgezeten door de Syrische zakenman Farid Ghadry, dat midden januari te Brussel zou hebben plaatsgevonden.

De heer Karim Van Overmeire (VL. BLOK). - Mijn inlichtingen komen van de Syrische oppositie die beweert dat er wel degelijk contacten zijn geweest. Ik neem er akte van dat de minister van Buitenlandse Zaken daarvan niet op de hoogte is.

Ik blijf bij de opmerking dat de Verenigde Staten en de Europese Unie dat regime op een totaal verschillende manier benaderen, wat natuurlijk niet erg efficiënt is. Het is jammer dat er niet meer overeenstemming is.

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de minder hinder-maatregelen van de NMBS» (nr. 3-198)

De voorzitter. - Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen, antwoordt.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - De Vlaamse regering besliste op 13 februari jongstleden om de "minder hinder-maatregelen" van de NMBS naar aanleiding van de werken op de Ring rond Antwerpen mee te financieren. De Vlaamse overheid draagt daarvoor een bedrag van 3,8 miljoen euro bij, de helft van de kostprijs van de maatregelen.

Zowel op het vlak van het goederenvervoer als op dat van het personenvervoer heeft de NMBS een aantal voorstellen geformuleerd om de capaciteit te verhogen en spoorverbindingen te ontdubbelen: de NMBS zal extra wagons ter beschikking houden; het aanbod naar de haven wordt uitgebreid met piekuurtreinen; de zogenaamde havenlijn zou aangesloten worden op de "traditionele" personenvervoerslijnen en het rangeerstation Antwerpen-Noord zal tijdens de werken passagierstreinen ontvangen. Ten slotte voorziet de NMBS in de uitbreiding van bestaande stationsparkings en de bouw van een extra halte - Wolfstee - nabij de N313 in Herentals.

Daarnaast vernam ik dat de minister samen met de betrokken overheidsdiensten - Havenbedrijf, kabinetten, NMBS B-Cargo en NMBS-dochter IFB - maatregelen heeft onderzocht die niet alleen de hinder van de werken aan de Ring moeten beperken, maar ook de aanloopperiode van het Deurganckdok moeten opvangen vóór de Liefkenshoektunnel operationeel is. Met Hesse-Noord Natie worden of werden onderhandelingen gevoerd om gebruik te kunnen maken van een uitbreiding van de terminal Zomerweg. Gedurende de werkzaamheden zal IFB extra shuttletreinen inleggen vanaf de Main Hub voor het containervervoer naar en van de hinterlandterminals Athus, Moeskroen, Charleroi en Muizen. Die extra treinen moeten 900 vrachtwagens per dag van de Antwerpse Ring houden. Volgens het bericht van de minister zou deze inspanning budgettair neutraal zijn.

Ik waardeer het dat de NMBS een aantal belangrijke inspanningen levert om de hinder tijdens de werken aan de Ring te verminderen. Toch betreur ik het dat er niet positief is ingegaan op een aantal andere suggesties, zoals het heropenen gedurende de werken van de Ring van een aantal stations zoals Antwerpen-Linkeroever, Schelle, Hoboken, Mortsel-Liersesteenweg en Kapellenbos, de toename van piekuurtreinen, niet enkel in de richting van de haven en de betere afstemming van de rittenschema's voor de reizigers die in Berchem en Antwerpen-Centraal overstappen.

Het is uiteraard positief dat ook de NMBS haar steentje bijdraagt om de hinder van de werken aan de Antwerpse Ring tot een minimum te beperken. Het is bovendien een gelegenheid voor de NMBS om nieuwe reizigers aan te trekken die de files willen vermijden.

In principe is de financiering van de NMBS een exclusieve bevoegdheid van de federale overheid. De Raad van State heeft er reeds eerder op gewezen dat kosten voor projecten niet kunnen worden gedragen door een overheid die niet voor dat project bevoegd is. De minister beweert dat er een juridisch probleem kan zijn voor de investeringen - parkings, verlenging perrons, vernieuwing station Noorderdokken, nieuwe opstapplaats Wolfstee - maar niet voor de exploitatie. Als dat inderdaad waar is, dan kan men zich toch nog de vraag stellen of het opportuun is dat Vlaanderen een bijdrage levert in de exploitatie van de NMBS. Vlaanderen moet 3,8 miljoen euro betalen terwijl het niet eens bevoegd is voor de spoorwegen. Bovendien is er het precedent van het viaduct Herrmann-Debroux. Als reactie op de sluiting van de Debroux-brug vult de NMBS het treinaanbod aan door bijkomende rijtuigen te koppelen aan de treinen op de lijnen Brussel-Namen en Brussel-Ottignies. Op die manier worden ongeveer 2000 bijkomende plaatsen aangeboden tijdens de ochtend- en avondpiek. Voor deze "minder hinder-maatregel" is er geen enkele financiële tussenkomst, noch van de federale overheid, noch van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de inspanningen die de NMBS zal ondernemen om de hinder tijdens de werken aan de Ring te beperken?

Hoe kan de Vlaamse regering de NMBS een dotatie toekennen die bestemd is voor de exploitatie van de NMBS? Hoe kan de minister juridische betwistingen ter zake uitsluiten?

Voor de extra exploitatie om de hinder van het afgesloten viaduct Herrmann-Debroux te beperken, ontvangt de NMBS geen extra middelen. Waarom wordt aan het Vlaamse Gewest een bijdrage gevraagd, maar niet aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Heeft de Brusselse minister die bevoegd is voor vervoer beter onderhandeld?

Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen. - Wat de actuele stand van zaken met betrekking tot de inspanningen van de NMBS inzake `minder hinder' betreft, wijs ik op volgende maatregelen:

Er wordt een Park & Ride station ingericht langs de E313, ter hoogte van afrit 21. De stopplaats ligt op lijn 15 tussen Bouwel en Herentals en zal `Wolfstee' worden genoemd. Om hier een klokvast aanbod te kunnen geven, moest de L-trein Antwerpen-Herentals/Leuven worden opgesplitst in twee aparte verbindingen Antwerpen-Herentals en Antwerpen-Leuven. Dit heeft als voordeel dat er een reistijdwinst kan bekomen worden op beide verbindingen.

Tijdens de piekuren wordt het aanbod uitgebreid met bestaande P-treinen die een extra stop krijgen in Wolfstee.

Op vraag van de Vlaamse Gemeenschap heeft de NMBS reeds gunstig advies gegeven voor de tijdelijke uitbreiding van een bestaande stationsparking in de volgende stations: Ekeren, Essen, Heist-op-den-Berg, Bouwel, Herentals, Sint-Katelijne-Waver, Kontich.

De aanvraag tot advies op de stedenbouwkundige vergunning voor de inrichting van een stopplaats te Wolfstee is momenteel in onderzoek bij de NMBS.

De aanvragen voor de stedenbouwkundige vergunningen voor de uitbreiding van de pendelparkings ter hoogte van de stations Duffel en Kalmthout, heeft de NMBS nog niet ontvangen.

Tijdens de heraanleg van de Antwerpse Ring zijn ook op het spoornet nog werken aan de gang waardoor de spoorcapaciteit rond Antwerpen nog beperkt is. De P-treinen worden om deze reden beperkt tot Antwerpen-Berchem.

De NMBS heeft zich toegespitst op een aantal aandachtsgebieden, rekening houdend met deze capaciteitsbeperking op het spoornet.

Wat het goederenvervoer betreft, zal B-Cargo met doorrekening van normale tarieven, extra treincapaciteit ter beschikking stellen van IFB.

Er is inderdaad geen enkele grondwets- of wetsbepaling die aan de Gewesten enige bevoegdheid toekent betreffende het openbaar vervoer per spoor. De werken aan de Ring rond Antwerpen vallen echter ontegensprekelijk onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest.

De voorziene "minder hinder-maatregelen" zijn onlosmakelijk verbonden met voornoemde werken en vallen om die reden ook binnen de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest dat inspanningen wenst te leveren om de hinder tijdens de werken aan de Ring rond Antwerpen te verminderen en daartoe een beroep heeft gedaan op de NMBS.

De vergoeding die de Vlaamse overheid betaalt als deel van de kostprijs voor de "minder hinder-maatregelen" van de NMBS naar aanleiding van de werken op de Ring rond Antwerpen, is een tegenprestatie voor de diensten die de NMBS op vraag van het Vlaamse Gewest levert om de hinder, veroorzaakt door voornoemde werken, te verminderen.

Aangezien de voorziene "minder hinder-maatregelen" maar gelden zolang de werken op de Ring rond Antwerpen duren en de bijdrage in de kostprijs ervan eveneens in de tijd beperkt is, valt niet in te zien welke juridische bezwaren men daartegen zou hebben.

Die werkwijze is trouwens te vergelijken met de samenwerking tussen de NMBS en De Lijn wanneer het, ten gevolge van storingen in het treinverkeer, noodzakelijk is dat autobussen de treindiensten vervangen. Ook in dit geval is het de NMBS die de hinder voor de reizigers wenst te beperken en is het de NMBS die de kosten van deze dienstverlening draagt, zonder dat er sprake is van ongeoorloofde financiering.

De kostprijs voor de beperking van de hinder "viaduct Herrmann-Debroux" beperkt zich tot de versterking van bestaande treinen. Dat is een normale procedure voor overvolle treinen. Dat is in niets te vergelijken met de extra kost voor de maatregelen "Minder-Hinder" Antwerpen.

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik dank mevrouw de staatssecretaris voor het voorlezen van het antwoord van de minister.

Ik ben niet van oordeel dat de maatregelen genomen voor Herrmann-Debroux en die welke genomen worden met betrekking tot de hinder tengevolge van de werken aan de ring niet met elkaar te vergelijken zijn. Ze zijn misschien in omvang verschillend, maar ofwel zegt men in beide gevallen dat de gewesten bijdragen, ofwel moet de NMBS of de federale overheid in beide gevallen de totale prijs dragen. Men kan wel zeggen dat het normaal is dat, aangezien er meer reizigers zijn tengevolge van wat er gebeurd is aan het viaduct Herrmann-Debroux, men in extra capaciteit moet voorzien. Evengoed zullen er extra reizigers zijn voor het spoorverkeer tengevolge van de werkzaamheden aan de Antwerpse ring en zal men automatisch ook de capaciteit moeten verhogen. Dit moet dan wel door het Vlaamse Gewest betaald worden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest doet dat niet. Dit beleid hanteert twee maten.

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de subsidieregeling voor containervervoer per spoor en de gevolgen hiervan voor de binnenvaart» (nr. 3-205)

De voorzitter. - Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen, antwoordt.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Op 1 juli wordt een subsidieregeling ingevoerd voor elke container die per spoor wordt vervoerd over een traject boven vijftig kilometer. De federale regering heeft immers aangekondigd om een bedrag van 30 miljoen euro per jaar vrij te maken voor deze subsidiëring. De subsidiëring wordt voorgesteld als steun aan het intermodaal vervoer, maar zal uitsluitend bij spoorwegmaatschappijen - voorlopig enkel NMBS - terechtkomen. De federale regering hoopt hiermee 200.000 TEU extra naar het spoor te brengen. De vraag is maar of die 200.000 TEU van de weg gehaald zullen worden. De kans is reëel dat dit voor een groot stuk ten koste van de binnenvaart zal gaan.

Zowel de wegtransporteurs als de binnenvaart zijn misnoegd over deze subsidiëring. Zij beschouwen dit louter als een bijdrage om de exploitatietekorten van het NMBS-goederenvervoer bij te passen. Zowel de beroepsvereniging van wegvervoerders (SAV) als de private spooroperator Dillen & Le Jeune Cargo (DLC) hebben reeds een klacht ingediend bij de Europese Commissie op basis van oneerlijke concurrentie. Ook de binnenvaartterminaloperatoren overwegen een klacht in te dienen.

Het aandeel van het spoor in de modal split van het goederenvervoer per spoor is te laag en zou inderdaad opgekrikt moeten worden. Het is dan ook positief dat er wordt nagedacht over manieren om meer containers per spoor te vervoeren. Het kan evenwel niet de bedoeling zijn dat met deze rechtstreekse subsidiëring de binnenvaart wordt beconcurreerd.

De binnenvaart in Vlaanderen haalt zonder rechtstreekse subsidiëring meer dan 250.000 TEU van de weg. De Vlaamse overheid stimuleert de binnenvaart onrechtstreeks door de verlaging van de vaarrechten en vooral door het programma voor de bouw van kaaimuren in PPS-projecten. De private operatoren van de terminals die een overeenkomst hebben met de Vlaamse overheid in het kader van de kaaimurenprojecten, worden bij trafiekverlies geconfronteerd met boeteclausules indien ze bepaalde hoeveelheden niet kunnen realiseren. De gesubsidieerde concurrentie van het spoor zou voor hun nefaste gevolgen kunnen krijgen, zowel voor de binnenvaartsector als voor de doelstellingen van de Vlaamse overheid.

Het mobiliteitsbeleid moet tot doel hebben om zowel met het binnenvaart- als het spoortransport een groter aandeel te realiseren in de modal split voor het goederenvervoer, complementair met het wegtransport. Om concurrentievervalsing tegen te gaan, zijn er bepaalde flankerende maatregelen mogelijk.

Het lijkt ons beter om de 30 miljoen euro aan te wenden om de bouw, het onderhoud en de exploitatie van overslagterminals, zowel voor de binnenvaart als voor het spoor en ook voor de weg. Het is immers vooral op de korte afstand dat de kosten van het overslaan van goederen van de ene modus op de andere proportioneel te groot is in verhouding tot de totale kost van de vervoersprestatie. Het `probleem' voor een dergelijke subsidiëring is wellicht louter institutioneel: de Vlaamse bevoegdheid voor de binnenvaart en de federale voor de spoorweginfrastructuur. Bovendien is overleg met de Europese Commissie noodzakelijk om dergelijke overheidssteun mogelijk te maken.

Graag kreeg ik graag een duidelijk antwoord op volgende vragen:

1. Werden de gewestregeringen geraadpleegd bij de beslissing van de federale regering om het containervervoer per spoor te subsidiëren?

2. Kan de minister weerleggen dat de binnenvaart van de federale subsidiëring concurrentienadelen zal ondervinden?

3. Is de minister bereid om, in overleg met de Europese instanties en met de gewesten, de investering van 30 miljoen euro te heroriënteren naar de bouw, het onderhoud en de exploitatie van overslagterminals, zowel voor de binnenvaart als voor het spoor en ook voor de weg?

Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen. - De minister heeft inderdaad een wetsontwerp en een ontwerp van koninklijk besluit ingediend bij de regering om steun te verlenen aan het gecombineerd spoorwegvervoer. Dat ontwerp mag echter geen steriele concurrentie creëren tussen het spoorwegvervoer en het vervoer over de waterwegen. Als dat het geval zou zijn, zal het nodige gedaan worden om dat te voorkomen.

De minister wil in eerste instantie verhinderen dat het huidige gecombineerd vervoer wegens het gebrek aan rentabiliteit door de spoorwegen in de steek gelaten wordt. De subsidies moeten ook het gecombineerd vervoer stimuleren om te verhinderen dat het vervoer over de weg toeneemt.

De concurrentiekwestie zal bestudeerd worden en zal vastgelegd worden in een overeenkomst met de NMBS. In elk geval moet de maatregel eerst gemeld worden aan de Europese Commissie. We zullen uiteraard rekening houden met eventuele opmerkingen.

De gewesten werden reeds geraadpleegd, zoals steeds het geval is voor elke reglementaire tekst waarvoor het advies van de gewesten vereist is.

De overeenkomst met de NMBS zal ervoor zorgen dat de te respecteren beperkingen verduidelijkt worden.

De geplande subsidiëring is bedoeld voor het vervoer zelf. Het is echter niet uitgesloten dat in de toekomst een steunformule bestudeerd wordt die meer op investeringen is gericht.

De gewesten zijn bevoegd voor de terminals van de waterwegen. Ik ben blij te kunnen vaststellen dat ze reeds steunmaatregelen ter bevordering van de waterwegen hebben genomen.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - We zullen het antwoord van de Europese Commissie afwachten. Ik vermoed dat rechtstreekse steun aan het vervoer als concurrentievervalsend zal worden beschouwd. Ik blijf erbij dat ons voorstel om het gecombineerd vervoer via investeringen te ondersteunen, een betere oplossing betekent dan wat de regering voorstelt.

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de problemen op de spoorweglijn Antwerpen-Essen» (nr. 3-206)

De voorzitter. - Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen, antwoordt.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - De spoorweglijn 12 Antwerpen-Essen mag voor de spoorwegen ongetwijfeld als een succeslijn beschouwd worden. Dit heeft echter geleid tot een gebrek aan capaciteit. Bovendien zou het succes van Lijn 12 nog versterkt kunnen worden, als belangrijkste ader van het voorstadsverkeer rond Antwerpen.

De knelpunten die betrekking hebben op Lijn 12 kunnen als volgt samengevat worden.

Ik heb het eerst over de tariefproblemen.

De publiciteit voor de Key Card geeft aan dat deze kaart bedoeld is om het meest dichtbijgelegen stadscentrum te bereiken. Voor de stations gelegen langs Lijn 12 is dit ongetwijfeld Antwerpen. De stations van Wildert en Essen vallen echter buiten het toepassingssysteem van de Key Card. Voor de reizigers die uit deze stations vertrekken is dit des te nadeliger omdat er ook geen toepassing is van de Key Card in noordelijke richting. Integendeel, hier geldt nog steeds het torenhoge grenstarief.

Er zijn ook overstapproblemen. Sinds Antwerpen-Centraal namelijk opnieuw het eindstation vormt voor de L-trein, hebben de overstappende reizigers problemen. De minister had na drie maanden een evaluatie beloofd. Voor de vroegste reizigers werd een oplossing uitgewerkt. Voor de latere reizigers nog niet en evenmin voor de terugreis.

Er zijn vervolgens de capaciteitsproblemen. Vooral tijdens de ochtendpiek bestaat er een belangrijk capaciteitsprobleem. Zowel de IR-treinen als de L-treinen zitten al overvol als zij uit het station van Essen vertrekken. Reizigers die in de volgende stations opstappen zijn vaak gedoemd om de hele reis te blijven rechtstaan.

Voor de overstap- en capaciteitsproblemen bestaat een vrij eenvoudige oplossing. Men zou de trein Amsterdam-Brussel in Essen kunnen laten stoppen. Vermits deze trein Antwerpen-Centraal niet meer aandoet, brengt dit in vergelijking met vroeger geen bijkomende stop op Belgisch grondgebied met zich mee. Ongetwijfeld zou een groot aantal reizigers uit Essen van deze trein richting Berchem en Brussel gebruik maken. Hierdoor wordt immers hun overstapprobleem opgelost. Bovendien leidt dit tot een vermindering van het capaciteitsprobleem op de andere treinen die Essen aandoen. Tevens zorgt dit ervoor dat er een nieuwe verbinding komt tussen Essen en Roosendaal, zodat de L-trein Roosendaal niet meer moet aandoen. Essen kan het overstapstation worden voor de reizigers van Lijn 12 naar het Nederlandse net. Hierdoor wordt de keertijd voor de L-trein in Essen veel langer zodat hij net zoals de eerste treinen vroeger vanuit Essen zou kunnen vertrekken waardoor de reizigers die gebruik maken van deze L-trein in Antwerpen-Centraal opnieuw veel meer overstapmogelijkheden krijgen.

Is de minister bereid om het systeem van de Key Card uit te breiden zodat elk station via het Key Card-systeem verbonden is met het meest nabijgelegen stadscentrum? Of is de minister bereid om dit systeem te herzien zodat er voor de grensstations een ruimere toepassingsmogelijkheid bestaat?

Vinden met de buurlanden gesprekken plaats om het torenhoge grenstarief te verminderen?

Is de minister bereid om in te gaan op mijn voorstel waardoor zowel de capaciteitsproblemen als de overstapproblemen op Lijn 12 kunnen verminderen?

Werd een evaluatie gemaakt van het nieuwe rittenschema dat sinds 14 december van toepassing is? Zo ja, welke maatregelen vloeien hieruit voort?

Neemt de minister maatregelen om op Lijn 12 langere treinen en meer piekuurtreinen in te zetten teneinde de capaciteitsproblemen te doen afnemen?

Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen. - De eerste vraag ging over de tariefproblemen op de lijn 12 in verband met de stations Wildert en Essen die met de Key Card niet toegankelijk zijn.

De Key Card is een product voor korte trajecten met in principe een maximumafstand van 15 km. Die werd echter soms lichtjes aangepast naargelang van de aantrekkingspolen en dit op basis van een studie van professor Van Hecke. Essen en Wildert komen bijgevolg niet in aanmerking voor Antwerpen.

Voor de grensoverschrijdende stations geldt de Key Card nooit.

Voor vertrek in Wildert of Essen naar Roosendaal is er een commercieel akkoord voor toepassing namelijk: halve prijs voor een retourreis uitgevoerd op dezelfde dag.

De IC Amsterdam-Brussel is een grensoverschrijdende verbinding die wordt geëxploiteerd in gemeenschappelijk overleg tussen de NS en de NMBS. Om commerciële redenen heeft de NS zich steeds verzet tegen een halte van deze IC's in Essen. In de toekomst wil men deze verbinding trouwens nog sneller maken via de HSL, waarbij ook Roosendaal niet meer zal worden bediend.

Het resultaat van de evaluatie van de dienstregeling is dat twee treinen in de ochtendpiek buiten cadans werden gezet waardoor opnieuw aansluiting kon worden gegeven met de IR e en de IC I. Dit was mogelijk omdat beide treinen vanuit Essen vertrekken en niet vanuit Roosendaal.

Met deze maatregel is een meerderheid van overstappers tijdens de ochtendpiek gebaat. Tellingen hebben aangetoond dat de meeste overstappers gebruik maakten van de L-trein met aankomst in Antwerpen-Centraal om 7 u. 19, die werd vervroegd naar 7 u. 12. Ook werd bevestigd dat de meerderheid van de reizigers Antwerpen-Centraal als eindbestemming heeft. Trouwens, de NMBS ontving ondertussen reeds klachten van reizigers die misnoegd zijn omdat sinds de decadansering de trein vervroegd is.

De cadans gedurende de hele dag in die zin wijzigen is niet mogelijk om volgende redenen. Ten eerste, er zou geen herbenutting meer mogelijk zijn van materieel en personeel te Roosendaal, waardoor extra materieel en personeel zou moeten worden ingezet. Ten tweede, acht keer per dag, en dit in iedere richting, zou de L-trein op het rijpad van de Thalys belanden.

Allerlei alternatieven werden onderzocht. Ten eerste, de L-trein niet meer naar Antwerpen-Centraal, maar naar Antwerpen-Berchem laten rijden. Reizigers van de stopplaatsen van de lijnen 12 en 59 zouden dan echter geen rechtstreekse verbinding meer hebben met Antwerpen-Centraal en opnieuw genoodzaakt zijn over te stappen in Antwerpen-Berchem, waardoor hun reistijd verlengd wordt met circa 7 minuten. De meerderheid van de reizigers zou hier hinder van ondervinden. Bovendien zijn er minder overstapmogelijkheden voor reizigers van P-treinen die naar Antwerpen-Centraal moeten.

Een ander alternatief was het beperken van de L-trein tot Essen en de IR n naar Roosendaal laten rijden. Er zijn evenwel geen ontvangstmogelijkheden in het station van Roosendaal en de rechtstreekse verbinding met Roosendaal van stations die niet bediend worden door de IR n vervalt.

Op dit moment wordt geen chronische overbezetting vastgesteld op de treinen van lijn 12. Indien die zich voordoen, is dit zeker niet vanaf Essen.

Tijdens de werken aan de Antwerpse Ring zullen bepaalde treinen op lijn 12 worden versterkt en zal de rijperiode van de piekuurtrein met vertrek in Essen om 7.22 uur worden uitgebreid.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Het antwoord van de staatssecretaris getuigt van enige terreinkennis, maar volgens de publiciteit van de NMBS is de Key Card uitdrukkelijk bedoeld om alle stations met het dichtstbijgelegen stadscentrum te verbinden. Voor de meeste stations is dit het geval, maar het dichtstbijgelegen stadscentrum van Essen is Antwerpen. Of ligt het misschien in de bedoeling van de staatssecretaris om de gemeente Kapellen te laten opwaarderen tot stad? Een ander dichtbijgelegen stadscentrum is er niet, tenzij Roosendaal, maar de Key Card geldt niet voor grensoverschrijdend verkeer.

Ik acht het niet meer dan billijk dat voor grensstations een uitzondering wordt gemaakt op de regel van de 15 km, omdat slechts in één richting gebruik kan worden gemaakt van de Key Card, terwijl de andere stations ze in twee richtingen kunnen benutten. Als men 30 km rijdt, is men in het stadscentrum van Antwerpen.

Ik waardeer het dat de NMBS alle mogelijkheden heeft onderzocht om de problemen van de overstappers op te lossen en begrijp dat de enige oplossing die geen andere moeilijkheden oplevert deze is van het uit cadans halen van de twee piekuurtreinen 's morgens.

Het alternatief, zodat alle L-treinen in die cadans kunnen worden gebracht, bestaat erin de Benelux-treinen in Essen te laten stoppen. Uiteindelijk betekent dit geen stopplaats meer ten opzichte van zes jaar geleden, een argument dat men in de onderhandelingen met Nederland kan gebruiken. Vermits Antwerpen-Centraal werd afgeschaft, kan die stopplaats door een andere worden vervangen. Met deze mogelijkheid worden wel alle andere problemen die zich thans voordoen weggewerkt.

Ik geef toe dat het capaciteitsprobleem op lijn 12 iets verminderd is, maar dat is omdat heel wat overstappende reizigers nu geen gebruik meer maken van de trein voor het woon-werkverkeer en omwille van de slechte verbinding met de wagen rijden. Dit lijkt me evenwel niet de juiste manier te zijn om het capaciteitsprobleem op te lossen.

Vraag om uitleg van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Werk en Pensioenen over «de werkgelegenheid en de datatransmissie tussen de RVA en de gewestelijke niveaus» (nr. 3-195)

De voorzitter. - Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen, antwoordt namens de heer Frank Vandenbroucke, minister van Werk en Pensioenen.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - In januari 2004 waren er in Vlaanderen 216.234 niet-werkende werkzoekenden, 3.046 meer dan een maand voordien en maar liefst 17.468 of 8,8% meer dan in januari 2003. In Vlaanderen is 6,8% van de mannen en 9,7% van de vrouwen werkloos.

Bijna 90.000 Vlamingen zitten al langer dan een jaar zonder job en 44.000 Vlamingen zijn al langer dan twee jaar werkloos. De korte werkloosheid daalt met 2,3% op jaarbasis, maar de groep van langdurig werklozen zit in stijgende lijn. Dat toont aan dat de crisis structurele vormen aanneemt. De volledige werkloosheid in ons land nam vorig jaar toe met 6,8% tot 704.221 personen, en jammer genoeg wordt hiermee de tendens van 2002 voortgezet.

Het gaat dus allesbehalve goed met onze arbeidsmarkt en gezien de aanhoudende economische laagconjunctuur moet er niet te gauw beterschap worden verwacht. Het uitblijven van de verhoopte conjunctuuropleving valt trouwens niet alleen uit de werkloosheidscijfers af te lezen. In januari gingen opnieuw 631 bedrijven over de kop, opnieuw een recordaantal. Dat is een stijging met 3,4% tegenover dezelfde maand van vorig jaar en het hoogste aantal sinds 1999. De negatieve scores blijven elkaar opvolgen. Wat een ontnuchtering!

Bij het aantreden van de regering beloofde premier Verhofstadt nochtans 200.000 nieuwe jobs. Ik herinner me nog altijd de woorden op de achtergrond van elke persconferentie "Objectief 200.000". "Werk, werk en nog eens werk" is of was de slogan van de regering. Mijn vraag in drievoud is "waar, waar en nog eens waar?"

Bovendien blijkt er iets ernstig te schorten aan de datatransmissie tussen de gewesten en de RVA. Dat bewijst het recente jaarverslag van de RVA nog maar eens. De regionale bemiddelingsdiensten meldden vorig jaar 10.490 dossiers van onwillige werklozen. Maar liefst twee derde daarvan, of 6.736 dossiers, werd doorgespeeld door Vlaanderen. De Waalse Forem was amper goed voor 5,7% of 596 meldingen! Slechts één van de 325 werkweigeringen komt uit Wallonië! In een antwoord gaf de minister trouwens aan dat in de eerste drie maanden van 2003 twintig keer meer werkonwillige Vlamingen werden gestraft dan Waalse. Op die manier wordt het uiteraard erg moeilijk om een accuraat beeld te krijgen van de werkloosheid en om een efficiënte arbeidspolitiek te voeren.

Daarom stelde ik u graag volgende vragen. Heeft de minister de werkgelegenheidscijfers sinds het begin van deze regeerperiode, namelijk de cijfers van het tweede en derde kwartaal van 2003? Zo niet, hoe denkt de minister dan te kunnen meten wanneer er 200.000 jobs bijgekomen zijn?

Hoeveel mensen zijn er nu al bijkomend aan het werk sinds de 200.000 jobs ons werden beloofd? Waar staat de teller op het ogenblik, gezien de slechte werkloosheidscijfers begin 2004? Hoe en waar wordt er geteld en wat is de telmethode van de regering? Wanneer telt een job nu eigenlijk voor een job?

Wat zal de minister ondernemen om de doorstroming van gegevens te versterken tussen de regionale bemiddelingsdiensten en de RVA? Van waar de grote verschillen in datatransmissie tussen de verschillende gewesten? Gebeurt de controle op werklozen op eenzelfde manier?

Mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen. - Het statistisch apparaat in België is op het ogenblik niet in staat op elk moment van het jaar een exact beeld te geven van de toestand en de evolutie van de werkgelegenheid. In normale omstandigheden worden de administratieve werkgelegenheidscijfers door de RSZ ten vroegste tien maanden na de referentiedatum - de laatste dag van het kwartaal - ter beschikking gesteld.

Op 1 januari 2003 is de RSZ echter overgestapt op een ander systeem voor het verzamelen van gegevens, namelijk de multifunctionele aangifte, beter bekend als de DmfA. De meest recente cijfers over de sector van de loontrekkenden die nu beschikbaar zijn, zijn die van het vierde kwartaal van 2002. Volgens de meest recente informatie zal de RSZ niet in staat zijn op zeer korte termijn gegevens over 2003 ter beschikking te stellen, omdat de aangifte van een aantal zeer grote werkgevers nog niet verwerkt is.

Een tweede bron inzake werkgelegenheidsevolutie is de enquête naar de arbeidskrachten van het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Uit de vergelijking van het jaargemiddelde over het volledige jaar 2002 en de eerste drie kwartalen van 2003, blijkt dat er 17.752 werkenden minder waren. Tot slot dient opgemerkt te worden dat het streefcijfer van 200.000 jobs betrekking heeft op een termijn die de volledige regeerperiode bestrijkt.

Wat de vijfde vraag betreft, kan ik u meedelen dat op de federale ministerraad van 2 april 2004 het nieuwe samenwerkingsakkoord betreffende de actieve opleiding en de opvolging van werklozen op de agenda staat. Dit samenwerkingsakkoord voorziet naast de engagementen van de gewesten en gemeenschappen inzake de opleiding en vorming van de werklozen eveneens in een vernieuwende procedure inzake de transmissie van de gegevens tussen de gewestelijke bemiddelingsdiensten en de federale staat. De nieuwe afspraken inzake contactname van de werklozen verlenen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorzieningen ook de mogelijkheid zelf de werkwilligheid van de werklozen op te volgen.

De werkloosheidsreglementering zal binnenkort in die zin worden aangepast.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BLOK). - Ik vreesde al dat er problemen zijn met de beschikbaarheid van juiste cijfers. Ik vraag mij af hoe men een tewerkstellingsbeleid moet voeren op basis van de cijfers van 2002. Ik vind het onvoorstelbaar dat men zoveel achter staat met de verwerking van statistische gegevens.

Ik heb echter nog altijd geen antwoord op mijn vraag wie er telt en waar de teller op dit moment staat. Ik weet dat men streeft naar 200.000 jobs tegen het eind van de legislatuur. Ik hoop dat er intussen zijn bijgekomen. Hoeveel zijn het er precies? Ik heb de indruk dat de minister mijn pertinente vragen ontwijkt. Men heeft het altijd over 200.000 jobs, maar ik geloof niet in spektakelpolitiek. Ik vind het ongehoord dat men op die manier met het werkgelegenheidsbeleid blijft omspringen.

Vraag om uitleg van de heer Pierre Galand aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de bewustmakingsprogramma's inzake ontwikkelingssamenwerking en de decentralisatie ervan» (nr. 3-194)

De voorzitter. - Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Pierre Galand (PS). - Volgens in de Europese landen uitgevoerde studies is de bevolking de ontwikkelingssamenwerking nog erg genegen. Uit peilingen in België blijkt zelfs dat de Belgen vinden dat ons land niet genoeg doet in de strijd tegen de onderontwikkeling. Tegelijk tonen die studies aan dat de kennis over ontwikkelingshulp erg vaag blijft. De resultaten in de leeftijdsklasse van 15 tot 25 jaar zijn onrustbarend. Zij is het minst geïnformeerd over ontwikkelingssamenwerking en haar solidariteit met de minst ontwikkelde landen is veel kleiner dan die van oudere bevolkingsgroepen.

Bestaat diezelfde tendens in België? Zo ja, meent de minister dan niet dat het nodig is meer financiële en menselijke middelen in te zetten om de sensibilisatie en de aandacht voor de moeilijkheden van de bevolking van de minst ontwikkelde landen en de bewustmakingsprogramma's zo snel mogelijk aan te zwengelen? Volgens mij zet die tendens zich inderdaad door.

Informatie en bewustmaking moeten gebeuren via de meest geëigende en geschikte kanalen. Dat zijn het onderwijs en de permanente vorming, de lokale verenigingen, de NGO's, de jeugdbewegingen, de pers, de audiovisuele media en het internet. Er moeten dringend mensen worden gemobiliseerd via de opleiding van opvoeders en via permanente vorming.

Is de minister daarvoor nog bevoegd? Het betreft immers een materie van gemeenschappen en gewesten. De desinteresse van de jonge generaties voor de Noord-Zuidproblematiek, met alle desastreuze gevolgen van dien voor hun mentaliteit, moet worden voorkomen. Kan de minister daartoe zonder verwijl de hervorming van de ontwikkelingssamenwerking, zoals bepaald in het Lambermontakkoord van 23 januari 2001 en bevestigd in het regeerakkoord, aanpakken? Overweegt de minister een eerste stap te zetten door de overheveling naar de gemeenschappen en de gewesten van de onrechtstreekse bilaterale samenwerking en de bewustmaking die daarmee gepaard gaat? Moet deze vorm van samenwerking tegelijk niet de belangrijkste begunstigde zijn van de verhoging van het budget waartoe de regering zich voor 2005 heeft verbonden? Kan de minister vervolgens overwegen om, als tweede stap, binnen de begroting 2006 het geheel van de onrechtstreekse bilaterale samenwerking naar de gemeenschappen en de gewesten over te hevelen? De gemeenschappen en de gewesten kunnen zich vanaf nu tegen 2006 voorbereiden op die nieuwe gedecentraliseerde ontwikkelingssamenwerking. In 2007 kan de derde stap er dan in bestaan te onderhandelen over de transfer of het gebruik van de niet verplichte bijdragen van België aan de multilaterale instellingen voor internationale samenwerking.

Is het dichter bij de burger brengen van de ontwikkelingssamenwerking niet de beste manier om zijn blijvende instemming te garanderen, in het bijzonder die van de komende generaties?

Moet de hervorming niet op drie pijlers rusten, primo de belangstelling van de burger voor de ontwikkelingssamenwerking en zijn deelname daaraan, secundo het zoeken naar een nieuwe dynamiek en naar de actuele noden van de gedecentraliseerde ontwikkelingssamenwerking en tertio het respect voor de verbintenissen die België in april 2003 in Monterrey en inzake de doelstellingen van de Millenniumtop van de VN in 2000 is aangegaan?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - De informatie die ik van minister Verwilghen kreeg, is geen antwoord op al uw precieze vragen.

De overheid doet reeds een grote inspanning inzake bewustmaking. Tussen 1998 en 2002 verdubbelde het budget daarvoor van 5,7 naar 10,8 miljoen euro. Daarna is dat min of meer hetzelfde gebleven, wat overeenkomt met ongeveer 13% van het volledige budget voor cofinanciering van de NGO's.

De bewustmakingsprogramma's hangen minder en minder af van fondseninzameling.

Om het grote publiek te bereiken, onderhouden de NGO's, in tegenstelling tot de praktijk bij rechtstreekse bilaterale samenwerking, contacten met talrijke groeperingen: kerken, vakbonden, sociale organisaties... Ze hebben ook nauwe contacten met het parlement.

Geleidelijk is de bewustmaking inzake ontwikkelingssamenwerking geëvolueerd naar een educatief proces. De informatie over het werk van de partners op het veld - er bestaat een nauwe band tussen de bewustmaking en haar bevordering - is geëvolueerd naar een voortdurende vorming: sensibilisatie, politisering, aanzetten tot actie en consolidatie.

Die langetermijnstrategie helpt bij het formuleren van de prioriteiten in het aanbod inzake bewustmaking. In de toekomst zal deze grotere harmonisering tussen vraag en aanbod het mogelijk maken meer de nadruk te leggen op de vraag, met name van moeilijkere doelgroepen. Het sleutelwoord is hier het onderzoek aan de basis. In België bestaan er weinig recente of systematische rapporten over hoe het publiek denkt of handelt inzake internationale solidariteit.

Wat is bijvoorbeeld de motivatie van de jeugd om de sociale, economische, culturele, politieke, historische en geografische aspecten inzake de samenwerking met Centraal-Afrika te ontdekken en onderzoeken? Wat is de nieuwe uitdaging van de moderne communicatietechnologie voor de NGO's en de bewustmakingsprogramma's? Onderzoek aan de basis staat garant voor een permanent contact met een altijd evoluerende mentaliteit van doelgroepen, hun wijzigende perceptie van ontwikkelingsvraagstukken en de altijd maar toenemende rol van de lokale expertise of de expertise van immigrantenmilieus.

Men zou moeten komen tot een door overheid en NGO's samen opgestelde strategische nota inzake bewustmaking. Participatie is essentieel.

De heer Pierre Galand (PS). - Mevrouw de minister zal hebben begrepen dat minister Verwilghen me niet heeft geantwoord. Het lijkt me belangrijk rekening te houden met de opmerkingen die ik heb geformuleerd. Ik heb immers zelf een zeer belangrijke NGO geleid. Ik was ook coördinator van de Europese NGO's.

Alle in de ons omringende landen gerealiseerde onderzoeken tonen aan dat er in het algemeen nog belangstelling bestaat voor ontwikkelingssamenwerking, maar dat jongeren die nu volwassen worden daarin minder geïnteresseerd zijn. Er vertrekken immers minder vrijwilligers dan vroeger naar ontwikkelingslanden en de gewetensbezwaarden bestaan niet meer. Daarom wil ik een alarmkreet slaken.

Minister Verwilghen heeft het in zijn antwoord over de overheid. Die kan slechts handelen indien ze de vereiste middelen krijgt. De betrokken overheden zijn de scholen, de openbare radio en televisie, de centra voor permanente vorming... Al die actoren hangen nu af van de gemeenschappen en de gewesten.

Ik heb zelf ondervonden dat wat een federaal minister van Ontwikkelingssamenwerking ergens ver weg doet geen aansluiting vindt met wat er dagdagelijks gebeurt in de gemeenschappen.

Als voorzitter van het NCOS probeerde ik contacten te leggen met mijn Vlaamse collega. Dat lukte eenmaal per jaar. Dat toont aan hoe ver we vandaag uit mekaar zijn gegroeid. Wij ontmoeten elkaar nog wanneer we praten over wat we gezamenlijk doen, bijvoorbeeld voor verbroederingen tussen steden of universiteiten, onder meer in Congo. Wij vinden mekaar nog voor praktische zaken, maar wanneer het erop aan komt ons te organiseren en onze acties te plannen, stellen we vast dat we in een proces van communautarisering zitten. Zo zal dit jaar voor de eerste maal het thema voor de 11.11.11-campagne verschillend zijn in het noorden en in het zuiden van het land. De beslissingsmechanismen zijn immers anders.

Ik wil daarop de aandacht vestigen. In de toekomst zullen we mekaar niet meer kennen, wat tot racistische houdingen en wederzijds onbegrip leidt. De decentralisatie moet ernstig worden genomen. Ik zal daarop terugkomen.

De voorzitter. - Ik begrijp de heer Galand des te beter omdat we tijdens de vorige zittingsperiode een bijzondere wet hebben goedgekeurd met als doel voor deze materie een werkgroep op te richten.

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de maatschappelijke dienstverlening» (nr. 3-199)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Enkele leden van de CD&V-fractie hebben een aantal vragen over het federale beleid inzake armoedebestrijding gebundeld. We doen dit naar aanleiding van de grote jubileumviering van de Beweging van mensen met een laag inkomen en hun kinderen, een beweging van armen die zich met een zekere mondigheid tot de regering willen richten. Wij zijn graag hun vertolkers.

In het regeerakkoord werd een nationaal actieplan ter bestrijding van de armoede in het vooruitzicht gesteld, maar een echt plan hebben we nog niet gezien. We kregen ook weinig te horen over de intenties van de regering of over de tot dusver bekomen resultaten.

Deze eerste vraag handelt over de maatschappelijke dienstverlening. De regering zegt al enige tijd dat ze de dienstverlening voor mensen die in armoede leven, wil bevorderen door de OCMW's te laten aansluiten bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Op die manier krijgen de OCMW's meer gegevens, kunnen ze meer mensen die in armoede leven, ontdekken en in het gemeentelijk sociaal beleid opnemen. Uit het jaarboek Armoede en Sociale uitsluiting 2003 blijkt nu dat maar 20 procent van de 302 OCMW's zijn aangesloten.

Kan de minister verduidelijken waarom zo weinig OCMW's gebruik maken van een rechtstreekse lijn met de voor hen zo nuttige gegevensbank? Waarom verloopt deze evolutie zo traag? Welke inspanningen plant de federale overheid? Wat is de planning inzake de aansluiting van de overige tachtig procent?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Het proces verloopt niet zo traag en vele OCMW's zijn overtuigd van het nut van hun aansluiting op de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

Op dit moment zijn 50 OCMW's aangesloten op de Kruispuntbank; ze maken gebruik van het netwerk volgens hun behoeften. Ongeveer 300 OCMW's doen informaticatests.

Er zijn verschillende redenen voor de vertraging in de aansluiting van de OCMW's.

Er bestaan verschillende technische systemen voor de aansluiting op de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, waarvan het laatste, het systeem van de toekomst, full XML, zich nog in een ontwikkelingsfase bevindt bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Dit systeem wordt waarschijnlijk pas eind 2004 operationeel, na een reeks tests met een groep van OCMW's. Ik zal pas een wettelijke verplichting tot aansluiting op de Kruispuntbank van de sociale zekerheid opleggen wanneer alle technische systemen voor de aansluiting definitief operationeel zijn. Ik zal dan een termijn van één jaar toekennen, waarin de 589 OCMW's zich moeten aansluiten op het netwerk van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

Een andere grote hinderpaal voor de OCMW's is de benoeming van veiligheidsadviseurs en de taken die moeten worden vervuld inzake de naleving van de minimale veiligheidsnormen die worden bepaald door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. De OCMW's denken vaak dat de veiligheidsadviseur over een grote technologische knowhow moet beschikken, wat hen belet over te gaan tot de aansluiting.

Ik heb verschillende impulsen gegeven om ervoor te zorgen dat het proces optimaal verloopt.

Er werden begin dit jaar per provincie tien informatievergaderingen georganiseerd voor de OCMW's in aanwezigheid van de FOD Maatschappelijke Integratie, de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, SmalS-MvM, vertegenwoordigers van de afdelingen OCMW van de verenigingen van steden en gemeenten en een vertegenwoordiger van mijn kabinet. De Kruispuntbank van de sociale zekerheid heeft gezorgd voor een gedetailleerde voorstelling en alle vragen inzake de aansluiting en het netwerk konden tijdens deze vergaderingen worden gesteld.

Gezien de moeilijkheden die sommige OCMW's hebben om de minimale veiligheidsnormen op operationeel vlak na te leven, zal in samenwerking met de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de POD Maatschappelijke Integratie worden onderzocht onder welke voorwaarden de normen voor de OCMW's kunnen worden versoepeld. Daarvoor is echter de goedkeuring van het Comité van toezicht van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid vereist.

Begin januari 2004 werd een stuurcomité voor het dossier inzake de aansluiting van de OCMW's op de Kruispuntbank van de sociale zekerheid opgericht. Dit comité vergadert maandelijks en bestaat uit vertegenwoordigers van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, vertegenwoordigers van SmalS-MvM, de drie verenigingen van OCMW's, de dienst van de POD Maatschappelijke Integratie die belast is met de follow-up van het dossier, de voorzitter van de POD en ten slotte mijn vertegenwoordiger. Het comité moet ervoor zorgen dat alle actoren van dit dossier maximaal met elkaar communiceren en dat alle mogelijke problemen worden behandeld. Het doel is om de aansluiting op het netwerk van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid voor iedereen in de beste omstandigheden te laten verlopen.

De drie verenigingen van OCMW's hebben dit jaar tevens de opdracht gekregen om een stand van zaken op te maken van de informatisering en de aansluiting, om de OCMW's zodoende te helpen bij de organisatie van de administratieve, technische en informaticaprocédés van de elektronische uitwisselingen via het netwerk. Hun overeenkomst bepaalt dat ze een lastenboek en procedures moeten opstellen, alsook een samenvattende voorstellingsnota voor de OCMW's. De drie verenigingen krijgen de leiding over een werkgroep, moeten zorgen voor begeleiding op het terrein en regelmatig contact houden met alle actoren.

Het aantal OCMW's dat heeft deelgenomen aan de informatievergaderingen is overigens sterk gestegen. Bijna 400 OCMW's hebben de vergaderingen bijgewoond. Dat toont aan dat ze bijzonder belang hechten aan dit dossier.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Als ik de minister goed begrijp, overweegt zij de aansluiting verplichtend te maken zodra alles in orde is vanuit technisch oogpunt. De technische vooruitgang hangt blijkbaar af van de administratie van de Sociale Zekerheid.

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Niet alleen van de Sociale Zekerheid, maar ook van de Kruispuntbank. Het is een probleem van informatica. Op de begroting wordt voorzien in ruimte voor full XML en voor de veiligheidsadviseurs bij de OCMW's.

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de discriminatie van de armen in de gezondheidszorg» (nr. 3-204)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Tal van onderzoeken bewijzen dat armoede een grote invloed heeft op de gezondheidstoestand van de mens. Arme mensen sterven vroeger en leven minder lang in goede gezondheid.

De rechtstreekse band tussen beide gegevens is vaak het gevolg van dwingende keuzes om in vitale levensbehoeften te kunnen voorzien. Een gezamenlijk onderzoek van de Vrije Universiteit van Brussel, het Universitair Ziekenhuis van de Universiteit Gent en het Studiecentrum voor perinatale epidemiologie toont het verband aan tussen de opleiding van de moeder en de afloop van de zwangerschap. De studie is gebaseerd op cijfers van 1999-2000 en 2001.

Laaggeschoolde vrouwen lopen 1,5 à 2 keer meer kans op een te vroeg geboren baby, een baby met een laag geboortegewicht of een baby met een aangeboren misvorming. De perinatale sterfte bij de laagst geschoolden is bijna vier maal hoger dan bij de hooggeschoolden en de foetale sterfte stijgt bij laaggeschoolden met 250% ten opzichte van de hooggeschoolden. De regering heeft met de invoering van de maximumfactuur en de voorziening in tandverzorging voor kinderen van mensen die in armoede leven, een stap in de goede richting gedaan, maar dat is ons inziens nog onvoldoende.

Welke initiatieven plant de regering om deze vorm van discriminatie in de gezondheidszorg te bestrijden?

Op welke wijze kunnen de armen beter worden ondersteund opdat zij geen schrijnende keuzen meer moeten maken op het vlak van hun gezondheid?

Heeft de minister de verenigingen en organisaties die armen het woord geven, hierover al gecontacteerd?

Hoe kunnen de gezondheidsvoorzieningen toegankelijker worden gemaakt?

Hoe kan ook voor mensen die in armoede leven een kwalitatieve gezondheidszorg worden gewaarborgd?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - De vaststelling "arm maakt ziek en ziek maakt arm" gaat helaas wel degelijk op.

Diverse indicatoren geven aan dat mensen met een lagere sociale status, opleidingsniveau, activiteitsstatus, inkomensniveau, vaak in slechtere gezondheid verkeren dan mensen met een hogere positie op de sociale ladder, zoals nog in het nationaal actieplan sociale insluiting werd vastgesteld.

Omdat gezondheid een cruciaal domein is waarin armoede een bepalende factor is, gaf de interministeriële conferentie Sociale Integratie in opvolging van het algemeen verslag over de armoede de opdracht tot het onderzoek "De toegankelijkheid in de Gezondheidszorg". Deze evaluatieopdracht werd door de minister van Sociale Zaken opgedragen aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent. Het steunpunt tot bestrijding van Armoede Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting trad in het kwalitatief onderzoeksgedeelte op als overlegplatform met de verenigingen en de onderzoeksgroep. Aan de hand van gesprekken met verenigingen waar armen het woord nemen, werden knelpunten met betrekking tot de toegankelijkheid van de gezondheidszorg geïdentificeerd.

In het onderzoek worden verschillende factoren aangegeven die de gezondheid beïnvloeden.

Ten eerste, de levensomstandigheden die rechtstreeks te maken hebben met de sociale status via inkomen en opleidingsniveau, zoals de kwaliteit van de woning, de kwaliteit van de voeding, de arbeidsomstandigheden.

Ten tweede, de factoren die de algemene weerstand tegen ziekte verminderen zoals stress, angst, verminderd zelfvertrouwen, gebrek aan sociale steun, enzovoort.

Ten derde, de gedragingen die door levensomstandigheden bepaald worden zoals roken, drankzucht, vroegtijdige zwangerschappen. De meeste van deze zogenaamde risicogedragingen die aangetroffen worden in sociaal achtergestelde milieus pogen een antwoord te zijn op problemen waarmee mensen worden geconfronteerd. Hoe armer, hoe minder keuze tussen mogelijke oplossingen om het lijden te verzachten. Roken, drankzucht, toevlucht zoeken tot de spoedgevallendienst, zijn dan de enige antwoorden.

Er zijn tal van hinderpalen in de toegang tot de gezondheidszorg.

De deelnemers aan het overleg leggen de nadruk op waardige levensomstandigheden en zinvolle sociale relaties als voorwaarden om een goede gezondheid te behouden.

De voorbije jaren zijn er diepgaande gesprekken opgestart met de verenigingen en organisaties waar armen het woord nemen. Het tweede Tweejaarlijks Rapport "In dialoog" dat in december 2003 werd afgewerkt, bevat een hoofdstuk over het onderzoek en de aanbevelingen die naar aanleiding van het overleg inzake gezondheid zijn geformuleerd. Op 4 februari 2004 is dit Rapport besproken door de Interministeriële Conferentie Sociale Integratie en Sociale Economie.

Dit document is aan alle gemeenschapsregeringen ter bespreking voorgelegd aangezien zij bevoegd zijn voor preventie op het vlak van gezondheidszorg.

De jongste jaren heeft de federale overheid oplossingen gezocht. U hebt terecht opgemerkt dat de maximumfactuur een van de meest verregaande structurele maatregelen is om de toegang tot de gezondheidszorg te verbeteren. De regering heeft zich tot taak gesteld dit systeem te verfijnen.

Het wegwerken van de discriminatie in de gezondheidszorg moet immers in de eerste plaats gebeuren via structurele maatregelen. Indien mogelijk en haalbaar kunnen die maatregelen worden aangevuld met doelgroepgerichte initiatieven, die evenwel niet stigmatiserend mogen werken.

Voor de concrete initiatieven op het vlak van de strijd tegen de discriminatie in de gezondheidszorg, verwijs ik u naar de minister van Volksgezondheid, de heer Demotte. Hij kan u inlichten over de structurele maatregelen. Ik heb me beperkt tot het voorbeeld van de maximumfactuur, maar de heer Demotte zal de besluiten die werden geformuleerd in samenwerking met de mensen die in armoede leven, omzetten in concrete acties op het vlak van de gezondheidszorg. Hij kan concrete inlichtingen geven over de structurele acties die ter zake worden gevoerd.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de eerste minister over «de participatie van de mensen die in armoede leven aan het beleid» (nr. 3-207)

De voorzitter. - Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Zaterdag 27 maart was de dag van de Vierde Wereld, de dag waarop speciale aandacht wordt geschonken aan de armen in onze samenleving.

In het regeerakkoord en in alle beleidsnota's wordt gepleit voor een horizontaal armoedebeleid. De effectieve participatie aan het beleid van degenen die in armoede leven, neemt hier een belangrijke plaats in.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen.

Wat zijn de prioriteiten van de eerste minister inzake de deelname van de armen aan het beleid?

Wat is de huidige stand van zaken betreffende de participatie van de armen aan het beleid binnen zijn beleidsbevoegdheid?

In welke mate en op welke wijze stimuleert hij de participatie van armen aan het beleid bij zijn collega's ministers?

Welke initiatieven stelt hij in het vooruitzicht?

Welke initiatieven stelt hij op dit punt in het vooruitzicht in Europees en internationaal verband?

Welke initiatieven stelt hij in het vooruitzicht inzake de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de rechtspleging en inzake rechtszekerheid?

Welke initiatieven stelt hij in het vooruitzicht ten aanzien van degenen die in armoede leven op het vlak van de begroting en op het vlak van positieve discriminatie bij tewerkstelling binnen de overheidsbedrijven?

Welke initiatieven stelt hij specifiek in het vooruitzicht betreffende hun arbeidsparticipatie en waardig ouder worden?

Welke initiatieven stelt hij specifiek in het vooruitzicht betreffende de toegankelijkheid tot een loopbaan in het leger voor deze personen?

Welke initiatieven stelt hij in het vooruitzicht inzake een realistische inschakeling van de armen in de sociale economie?

Hoe zal hij hun beperkingen, andere dan de financiële, inzake mobiliteit wegwerken?

Welke initiatieven stelt hij in het vooruitzicht inzake een realistische inschakeling van de armen in het geheel van het economisch gebeuren?

Welke initiatieven stelt hij in het vooruitzicht inzake een realistische deelname van de armen aan het maatschappelijk gebeuren als volwaardige consumenten? We denken hierbij aan bankkosten, haalbare en leefbare minimale levering inzake nutsvoorzieningen.

Al deze vragen hebben in de eerste plaats te maken met participatie. Ik hoop dat het antwoord van de eerste minister daarop is gefocust.

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Ik zou u een volledig antwoord kunnen geven, mevrouw de Bethune, maar ik vrees dat dit te veel tijd in beslag zou nemen. Uw vraag is heel belangrijk. De tien punten die u opsomt werden opgenomen in het Nationaal Actieplan Sociale Insluiting.

Dit plan werd in september vorig jaar goedgekeurd en werd in dezelfde periode aan de commissie voorgelegd. De toestand was toen enigszins moeilijk omdat we onmiddellijk een plan moesten indienen bij de pas aangetreden regering. De commissie heeft het plan goedgekeurd, maar we hebben een tussentijds rapport gevraagd over het regeringsbeleid inzake de strijd tegen de armoede.

De tien vragen die u stelt, houden de federale regering inderdaad bezig. U had het over de bescherming van arme consumenten, de overmatige schuldenlast, de toegang tot het gerecht. De raad Justitie en Veiligheid heeft overigens maatregelen genomen voor deze personen. U noemde ook het probleem van de lage inkomens en de bescherming ervan. Al deze punten zijn opgenomen in het tussentijds rapport waaraan we op dit ogenblik werken.

De eerste minister heeft me gevraagd te antwoorden, vooral dan wat de principes betreft. Zelf vind ik het interessant al deze vragen voor te leggen aan alle ministers die meewerken aan dit plan, zodat ik u de concrete acties kan meedelen. Ik denk dat u een dergelijke werkwijze verkiest boven verklaringen over goede intenties.

Ik verbind me er dus toe u zo snel mogelijk concrete acties voor te stellen over deze tien prioriteiten die ook het voorwerp uitmaken van het plan inzake de strijd tegen de armoede.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Aangezien de minister een uitgebreid schriftelijk antwoord heeft, stel ik voor dat de voorzitter mijn vraag in een schriftelijke vraag omzet. Zodra de regering haar actieplan klaar heeft, kunnen we een debat aangaan over de concrete punten en kunnen we de intentieverklaringen van de eerste minister toetsen aan het actieplan.

De voorzitter. - Ik zal uw voorstel aan de bevoegde diensten voorleggen.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de Europese ontmoeting van mensen die in armoede leven» (nr. 3-200)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het Belgisch Nationaal Actieplan Sociale Insluiting 2003-2005 stelt dat de federale regering ervoor gaat zorgen dat de Europese ontmoeting van mensen die in armoede leven een jaarlijks evenement wordt.

Op welke datum is dit evenement in 2004 gepland?

Welke punten ter bevordering van de participatie prijken op de agenda?

Op welke wijze en binnen welke tijdsspanne zal de minister de resultaten implementeren in het beleid?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Vooraleer in te gaan op de actualiteit past het even het kader te schetsen. Onder de titel "Wij participeren ook aan Europa" werd in december 2001 onder het Belgische EU-voorzitterschap een eerste ontmoeting georganiseerd van mensen die in armoede leven. Dit initiatief sluit aan bij de vierde doelstelling van Nice om alle actoren te mobiliseren. Het betekent ook een aanvulling op het gestructureerde overleg dat bestaat met verenigingen die actief zijn op het terrein van de armoedebestrijding. Een rechtstreekse dialoog met de mensen zelf is intenser. Het geeft hen de mogelijkheid deel te nemen aan de Europese strijd tegen de sociale uitsluiting. Minister Vande Lanotte heeft de eindtekst van de eerste ontmoeting ingediend bij de Europese Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken in Brussel op 3 december 2001. Nadien werd het thema in overleg met het Voorzitterschap verder ter sprake gebracht. Het Deense Voorzitterschap heeft dit voortgezet. Tijdens de eerste rondetafel rond sociale insluiting, door het Deense Voorzitterschap en de Europese Commissie georganiseerd in Århus op 17 oktober 2002, gaf één van de deelneemsters van de eerste ontmoeting, mevrouw Van der Vliet, haar indruk over de meerwaarde van een dergelijk initiatief.

Het Griekse Voorzitterschap is daarop verder gegaan en heeft een tweede ontmoeting georganiseerd in Brussel op 10 en 11 mei 2003. De conclusies van die ontmoeting werden eveneens aan de leden van de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken bezorgd.

Ondertussen krijgt het initiatief ook de volle steun van de Europese Commissie die in het kader van het Communautair Programma Sociale Uitsluiting financiële middelen ter beschikking stelt. Daarmee is het idee uitgegroeid tot een onderdeel van het Europese proces van sociale insluiting.

In 2004 wordt de lijn doorgetrokken. Het Ierse Voorzitterschap heeft de ontmoeting opgenomen in zijn officieel programma. De derde ontmoeting vindt plaats op 28 en 29 mei in het Egmontpaleis in Brussel. Het programma wordt voorbereid door een stuurgroep waarin vertegenwoordigd zijn:

De agenda ligt in de lijn van de vorige ontmoetingen. In opvolging van de boodschap van het Griekse Voorzitterschap aan de Raad wordt in alle lidstaten nagegaan in welke mate structurele processen of instanties aanwezig zijn waardoor mensen die in armoede leven aan de besluitvorming kunnen deelnemen. Op deze basis zal over effectieve participatie worden gepraat. Het is in de eerste plaats een Europees initiatief waarvan de boodschap in heel Europa moet doorklinken. Dat zal onder het Ierse Voorzitterschap tijdens de Raad in juni gebeuren.

De resultaten zullen ook in België worden gebruikt. De mensen die in armoede leven zijn via hun vertegenwoordigers betrokken bij het Nationaal Actieplan Sociale Insluiting. Ze participeren aan de werking van en binnen de dialooggroepen van het Steunpunt tot Bestrijding van Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting. België kan dus een voorbeeldrol spelen. Dat belet ons niet om permanent verder te werken aan de optimalisering van het instrumentarium. Dank zij het bestaande structurele kader is er in België een permanente opvolging. We gebruiken dat proces ook om het leefloon te evalueren. Mensen die in armoede leven zullen aan die evaluatie deelnemen. Dat is niet vanzelfsprekend. Wij hebben de gewoonte om zo maar documenten te bezorgen. De overdracht van informatie en het gebruik van documenten moet echter worden vergemakkelijkt. Dat vergt tijd. Die organisaties zijn immers minder gestructureerd dan bijvoorbeeld vakbonden. Zij moeten dus de tijd krijgen om de informatie te verwerken en adviezen op te stellen. Wij willen echter die methodologie gebruiken.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de beschikbaarheid van internetverbindingen» (nr. 3-201)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het jaarboek Armoede en Integratie 2003 stelt dat 50% van de bevolking over een internetverbinding beschikt.

Het Nationale Actieplan inzake Sociale Insluiting belooft de aanschaf van ICT-apparatuur en internetaansluiting fiscaal aantrekkelijk te maken zowel voor bedrijven als particulieren. In navolging van deze belofte lezen we in Metro van 24 maart ll. dat de minister met een experiment start voor de meest zwakken in buurtcentra en OCMW's. Dat is uiteraard positief. Wij steunen de minister daarin.

Op welke wijze gaat de minister de bedrijven op dit vlak ondersteunen?

Welke fiscale regeling plant zij voor particulieren en vanaf welk aanslagjaar?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Fiscale stimuli voor een internetaansluiting of voor de aankoop van een computer lijken mij niet de meest geschikte instrumenten ten aanzien van een kansarm publiek dat niet altijd belastingplichtig is. BTW-maatregelen zijn denkbaar, maar zij kunnen moeilijk op een doelgroep worden gericht. Ik zal zien wat de bevoegde ministers, mijn collega's van Economie en van Financiën, voorstellen op de interministeriële conferentie.

Ik heb destijds gewerkt aan de toegankelijkheid van informatica voor de allerarmsten. Men zei me toen dat zij een computer thuis moesten hebben. Als mijn moeder, die migrant is en niet kan lezen, een computer kreeg, dan zou zij er wellicht een mooi sierkleedje op leggen, maar zij zou hem niet gebruiken.

Wij moeten méér werken met gemeenschappelijke digitale ruimtes waar men liever samenwerkt dan thuis alleen te zitten en waar naast computers ook begeleiding voor de kansarmsten voorhanden is.

Op de ministerraad te Oostende heb ik samen met staatssecretaris Peter Vanvelthoven voorgesteld om de redactie te coördineren van het Nationale Plan Digitale Insluiting waarin veel aandacht gaat naar de kansarmsten.

Wat zijn nu de krachtlijnen van de strijd tegen de digitale kloof?

Ten eerste zal er een inventaris moeten worden opgesteld van de maatregelen op federaal, gewestelijk, gemeenschaps- en lokaal niveau, zodat een studiedag kan worden gewijd aan de analyse ervan en aan het opmaken van een stand van zaken.

Ten tweede zullen de verschillende federale ministers worden uitgenodigd om pilootprojecten te ontwikkelen. Het pilootproject dat ik voor mijn rekening wil nemen, beoogt de oprichting van tien digitale ruimtes - bijvoorbeeld in bejaardentehuizen, inschakelingsdiensten of restos du coeur - met de OCMW's als partners. Het computerpark zal er bestaan uit een nieuwe beveiligde server en terminals uit gerecycled materieel die zijn uitgerust met open source software. Dat is goedkoper dan de aanschaf op afbetaling van een mooie nieuwe computer. Ook de software moet toegankelijker worden. Het is natuurlijk gemakkelijk om te klikken op software waarvoor men moet betalen, maar wij moeten gratis software zoeken en ter beschikking stellen in deze openbare digitale ruimtes.

Ik ben ervan overtuigd dat dit experiment de drempel zal verlagen voor de meest kansarme bevolkingsgroepen.

Ik zal eveneens de toekenningsvoorwaarden voor subsidies aan de OCMW's uitbreiden zodat die in het kader van de sociaal-culturele participatie projecten kunnen steunen die de toegang tot en het gebruik van de informatie- en communicatietechnologieën bevorderen.

Zoals u weet wordt zes miljoen euro besteed aan de culturele participatie bij de OCMW's.

Ik zal ook afgedankte computers van mijn administratie ter beschikking stellen voor recyclage en hergebruik in het kader van de uitvoering en de uitbreiding van het pilootproject digitale ruimtes.

In een derde fase zal ik, in samenwerking met de staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, de redactie van een Nationaal Plan Digitale Insluiting en het nodige overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten coördineren. Deze coördinatie zal gebeuren in overleg met de betrokken federale ministers. De bedoeling van dit plan bestaat erin de diagnose te stellen, waarvan ik daarnet sprak, en de digitale insluiting van de kansarmsten te bevorderen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik wens de minister veel succes met dit mooie project. De minister pleit voor een geïntegreerde toegang, voor een drempelverlaging voor de zwaksten. Zij pleit ook voor een begeleiding. Het voordeel om het project op die plaatsen aan te bieden in plaats van thuis is ook dat voor het onderhoud van het materiaal kan worden gezorgd. Wij zullen dit project opvolgen.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «het analfabetisme in België» (nr. 3-202)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Uit de zeer recente studie van 2004 `Laaggeletterd in de Lage Landen, hoge prioriteit voor beleid' van de Nederlandse Taalunie blijkt echter dat één op vier Belgen lijdt aan functioneel analfabetisme. Aangezien alfabetisering de eerste fase behelst op de weg van de integratie en in een zoektocht naar een degelijke en duurzame tewerkstelling, dient dit probleem terdege te worden aangepakt.

In opvolging van het Nationaal Actieplan werd er in 2003 een campagne opgezet.

Kan de minister het resultaat van deze campagne geven?

Welke acties worden er voor de toekomst voorzien?

Welke timing wordt vooropgesteld?

Welke middelen kan de minister ter beschikking stellen voor de alfabetisering?

Welke organisatie en/of instellingen gaan in deze operatie verantwoordelijkheid nemen?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Het probleem van het analfabetisme is opgenomen in het Nationaal Actieplan, maar alfabetisering behoort tot de bevoegdheden van de gemeenschappen.

Ik kan u momenteel niet zeggen welke organisaties iets hebben gerealiseerd als gevolg van de campagnes die op het getouw zijn gezet.

In het kader van de interministeriële conferentie Sociale Integratie winnen we inlichtingen in bij de verantwoordelijke ministers om een evaluatie te kunnen maken van de vele inspanningen die de gemeenschappen hebben geleverd en het effect ervan te kennen op de strijd tegen de uitsluiting. Strijden tegen analfabetisme betekent ook mensen gemakkelijker toegang geven tot de arbeidsmarkt en de samenleving. Ik zal u op de hoogte houden van de inlichtingen die ik van de bevoegde gemeenschapsministers krijg.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de installatie van de Federale Adviescommissie Maatschappelijk Welzijn» (nr. 3-203)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Onze fractie wilde de dag van de armoede niet laten voorbijgaan zonder ook in het parlement de verschillende aspecten van de problematiek even onder de aandacht te brengen. We hadden eigenlijk een minidebat moeten organiseren zodat meer fracties daarbij betrokken konden worden. Dat kunnen we misschien doen bij het midterm-evaluation plan.

Met het koninklijk besluit van 21 juni 2001 houdende regeling van de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van de Federale Adviescommissie Maatschappelijk Welzijn werd in de installatie van genoemde commissie voorzien.

Die commissie heeft adviesbevoegdheid ten aanzien van de federale regering omtrent de aangelegenheden vervat in de wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's voor het gedeelte dat federaal is, de wet van 7 augustus 1974 inzake het bestaansminimum gewijzigd door de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het leefloon, en de wet van 2 april 1965 betreffende de ten laste te nemen steun verleend door de OCMW's.

Die commissie heeft ook tot doel een democratisch forum te zijn én de integratie en participatie van de armen aan het beleid te bevorderen.

Tot op heden is die commissie er nog niet, zelfs bij de totstandkoming van de wet op het leefloon, een expliciete bevoegdheid van de commissie.

Waarom werd die commissie nog steeds niet geïnstalleerd, nu bijna vier jaar na de wettelijke voorziening ervan?

Meent de minister niet dat de geloofwaardigheid van de regering inzake haar pleidooi van medeburgerschap, van gelijkwaardigheid van alle burgers daardoor een flinke deuk krijgt?

Was het koninklijk besluit slechts bedoeld als een doekje voor het bloeden?

Indien de minister meent de commissie alsnog te moeten installeren, wanneer acht ze de tijd daar rijp voor?

Op welke datum zal de commissie operationeel zijn?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Het spijt me zeer, want ik ben al eens over dit onderwerp geïnterpelleerd. Een van mijn eerste initiatieven was mogelijk geïnteresseerden opnieuw uit te nodigen om deze commissie zo snel mogelijk samen te stellen. Ik vind dat deze adviescommissie een belangrijke rol kan spelen ten aanzien van het beleid dat we willen voeren. Op 16 maart had ik helaas nog geen antwoorden ontvangen. Ik heb de organisaties een herinnering gestuurd, waarin 31 maart 2004 wordt vastgesteld als uiterlijke datum waarop ze mij de dubbele lijst van namen van hun kandidaten moeten bezorgen.

De samenstelling van deze commissie is geregeld door een koninklijk besluit, zodat ik ze, zolang de lijst onvolledig is, niet kan samenstellen. De enige manier om dit te omzeilen is de vooropgestelde samenstelling te wijzigen zodat we ons kunnen beperken tot de mensen die echt geïnteresseerd zijn.

Ik zal een laatste poging ondernemen om alsnog de nodige kandidaturen te ontvangen, maar als de toestand niet evolueert, zal ik een wijziging van het koninklijk besluit voorstellen, zodat de commissie kan worden samengesteld met gemotiveerde mensen.

Bij de aanwijzing van de leden moet de taalpariteit in acht genomen worden en het quotum per geslacht, krachtens hetwelk een derde van de vertegenwoordigers van het andere geslacht moet zijn.

Ik reken op deze commissie voor de omkadering van het maatschappelijke integratiebeleid. Ik wil graag haar advies vragen met betrekking tot de evaluatie van de verschillende beleidsinstrumenten.

Ik heb de indruk dat sommige actoren helemaal geen zin hebben om deel te nemen aan deze commissie.

De voorzitter. - Ik stel vast dat de agenda van deze vergadering is afgewerkt.

Ik dank de collega's, mevrouw de minister en het personeel die deze vinnige debatten tot een goed einde hebben gebracht. (Men glimlacht.) Ik wens iedereen een goede paasvakantie.

-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

(De vergadering wordt gesloten om 21.05 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de dames Bouarfa en Crombé-Berton en de heren Guilbert en Van Duppen, in het buitenland, de heer Nimmegeers, om gezondheidsredenen, de dames Geerts en Lizin en de heer Van den Brande, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 55
Voor: 19
Tegen: 35
Onthoudingen: 1

Voor

Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Mimount Bousakla, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Jacques Timmermans, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Onthoudingen

Isabelle Durant.

Stemming 2

Aanwezig: 54
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 9

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Ludwig Caluwé, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Stemming 3

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 4

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 5

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 6

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 7

Aanwezig: 54
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 8

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 9

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 10

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 11

Aanwezig: 55
Voor: 21
Tegen: 34
Onthoudingen: 0

Voor

Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Isabelle Durant, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Tegen

Mimount Bousakla, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Jacques Timmermans, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 12

Aanwezig: 56
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 10

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Ludwig Caluwé, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Marc Van Peel, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Stemming 13

Aanwezig: 54
Voor: 13
Tegen: 30
Onthoudingen: 11

Voor

Christian Brotcorne, Ludwig Caluwé, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Clotilde Nyssens, Didier Ramoudt, Etienne Schouppe, René Thissen, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.

Tegen

Mimount Bousakla, Berni Collas, Jean Cornil, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, François Roelants du Vivier, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Myriam Vanlerberghe, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Isabelle Durant, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Stemming 14

Aanwezig: 56
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jurgen Ceder, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Jacques Devolder, Antoine Duquesne, Isabelle Durant, Pierre Galand, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Patrick Hostekint, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Francis Poty, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening (van de heer Didier Ramoudt; Stuk 3-583/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel ter invoering van sport- en cultuurcheques (van mevrouw Caroline Gennez en de heer Lionel Vandenberghe; Stuk 3-584/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel houdende de invoering van een belastingvermindering voor werken aan de eigen woning met het oog op het ouder worden (van de heer Hugo Vandenberghe; Stuk 3-587/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-588/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 23ter in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument teneinde de reclamecampagnes die aan bepaalde jaarlijkse feesten voorafgaan te reglementeren (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-589/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 46 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, teneinde erin te voorzien dat bij de indiening van wetsontwerpen bij de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat het voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën wordt toegevoegd (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-590/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 om de aftrek mogelijk te maken van de studiekosten in het hoger onderwijs (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-591/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging, wat de vergoeding voor verbreking van arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd betreft, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-592/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde het statuut van de vrijwilligers te verbeteren (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-593/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 132 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde meer rekening te houden met kinderen ten laste (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-594/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 133 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde beter rekening te houden met de situatie van de eenoudergezinnen (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-595/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde een recht in te stellen om het belastingdossier te raadplegen in het raam van de bezwaarprocedure (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-596/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, teneinde de gratis verspreiding van tabak, soortgelijke producten en rookbenodigdheden te verbieden (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-597/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, teneinde een verbod in te stellen op de verkoop via automaten van sigaretten, tabaksproducten en rookbenodigdheden (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-598/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, teneinde de verkoop van tabak en soortgelijke producten aan minderjarigen te verbieden (van de heer René Thissen c.s.; Stuk 3-599/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Voorstel van resolutie

Voorstel van resolutie tot erkenning van de deportatie van de Tsjetsjenen door Stalin in 1944 als een misdaad tegen de menselijkheid en tot erkenning van de noodzaak van een politieke oplossing van het huidige Russisch-Tsjetsjeense conflict (van mevrouw Marie-José Laloy; Stuk 3-600/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

Evocatie

De Senaat heeft bij boodschap van 26 maart 2004 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van:

Wetsontwerp inzake experimenten op de menselijke persoon (Stuk 3-585/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Boodschappen van de Kamer

Bij boodschappen van 25 maart 2004 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Artikel 77 van de Grondwet

Ontwerp van tekst houdende herziening van titel II van de Grondwet om er een nieuw artikel in te voegen betreffende de afschaffing van de doodstraf (Stuk 3-601/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsontwerp betreffende de onvatbaarheid voor beslag en de onoverdraagbaarheid van de bedragen waarvan sprake is in de artikelen 1409, 1409bis en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek wanneer die bedragen op een zichtrekening gecrediteerd zijn (van de heren Philippe Mahoux en Francis Poty; Stuk 3-586/1).

-Het ontwerp werd ontvangen op 26 maart 2004; de onderzoekstermijn, die overeenkomstig artikel 79, eerste lid, van de Grondwet 15 dagen bedraagt, verstrijkt op maandag 26 april 2004.

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Kennisgeving

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, gedaan te New York op 14 december 1973 (Stuk 3-397/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 25 maart 2004 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Wetsontwerp tot wijziging van de nieuwe gemeentewet (Stuk 3-431/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 25 maart 2004 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet (Stuk 3-432/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 25 maart 2004 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Beschikking van de Raad in de samenstelling van de Staatshoofden en regeringsleiders van 21 maart 2003 inzake een wijziging van artikel 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (Stuk 3-556/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 25 maart 2004 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Mededeling van koninklijke besluiten

Bij brief van 25 maart 2004 heeft de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven aan de Senaat overgezonden, voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig artikel 3bis, §1, 2de en 3de lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, de adviezen van de Raad van State en de koninklijke besluiten van 18 maart 2004 houdende uitstel van de inwerkingtreding van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Indiening van een wetsontwerp

De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

Wetsontwerp houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 10 december 2003 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, voor de samenwerking in de beleidsdomeinen milieu en gezondheid (Stuk 3-602/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Arbitragehof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Hoge Raad voor de Justitie

Bij brieven van 25 en 29 maart 2004, heeft de voorzitster van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig de artikelen 259bis-12, §1, en 259bis-18 van het Gerechtelijk Wetboek, aan de Senaat overgezonden:

goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie van 24 maart 2004.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Arbeidsauditoraat

Bij brief van 19 maart 2004 heeft de arbeidsauditeur te Oudenaarde overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2003 van het Arbeidsauditoraat te Oudenaarde, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 17 maart 2004.

Bij brief van 22 maart 2004 heeft de arbeidsauditeur te Mechelen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2003 van het Arbeidsauditoraat te Mechelen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 19 maart 2004.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Rechtbank van koophandel

Bij brief van 19 maart 2004 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Kortrijk overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2003 van de Rechtbank van koophandel te Kortrijk, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 15 maart 2004.

Bij brief van 22 maart 2004 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Oudenaarde overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2003 van de Rechtbank van koophandel te Oudenaarde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 12 maart 2004.

Bij brief van 24 maart 2004 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Brugge overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2003 van de Rechtbank van koophandel te Brugge, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2004.

Bij brief van 24 maart 2004 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Tongeren overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2003 van de Rechtbank van koophandel te Tongeren, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 11 maart 2004.

Bij brief van 25 maart 2004 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Doornik overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2003 van de Rechtbank van koophandel te Doornik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 9 maart 2004.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek

Bij brief van 23 maart 2004 heeft de voorzitster van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek aan de Senaat overgezonden, het advies nr. 27 van 8 maart 2004 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek betreffende de donatie van sperma en eicellen.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.