5-1815/7

5-1815/7

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

26 NOVEMBER 2013


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetten van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen


AMENDEMENT ingediend na de goedkeuring van het verslag


Nr. 14 VAN DE HEER LAEREMANS

Artt. 1-8

De artikelen 1 tot en met 8 doen vervallen.

Verantwoording

Op de vraag van de Raad van State of het gezamenlijke decreet en het gezamenlijke decreet en ordonnantie moeten worden beschouwd als één wetgevende akte, werd door de gemachtigde van de Senaatsvoorzitter positief geantwoord : « Nous souhaitons attirer votre attention, pour la bonne compréhension de la proposition, sur le fait qu'un décret conjoint ne sera pas, comme vous semblez l'indiquer, un texte normatif multiple, mais bien un seul et même acte normatif, approuvé par plusieurs parlements, tout comme un accord de coopération est un seul et même acte normatif. » Deze zienswijze wordt in de toelichting van de bijzondere wet ook bevestigd : « Een gezamenlijk decreet is een wetskrachtige norm die gezamenlijk wordt aangenomen door de wetgevende macht van meerdere deelstaten. » Ook het instellen van een interparlementaire commissie, die deze gezamenlijke decreten dient te behandelen, wijst volkomen in die richting.

De Raad van State stelt daarover : « Uit de door de stellers van het voorstel ingeroepen artikelen 127, § 1, eerste lid, 3º, en 128, § 1, tweede lid, alsook uit artikel 130, § 1, 4º, van de Grondwet blijkt evenwel duidelijk dat de Parlementen van de gemeenschappen, « elk voor zich, bij decreet » de samenwerking tussen de gemeenschappen regelen. Die artikelen leggen de verschillende gemeenschappen van het land de verplichting op om hun toebedeelde bevoegdheden te regelen door het uitvaardigen van een afzonderlijke rechtsnorm. Dat impliceert ook dat wanneer de bijzondere wetgever op grond van de artikelen 127, § 1, tweede lid, 128, § 1, tweede lid, en 130, § 1, tweede lid, van de Grondwet, de « vormen van samenwerking » bepaalt waaraan de gemeenschapsparlementen deelnemen, hij ervan dient uit te gaan dat deze « elk voor zich, bij decreet » dienen op te treden. In de veronderstelling dat het gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie een nieuw type van norm is, die niet kan beschouwd worden als een decreet in de zin van de artikelen 127, § 1, 128, § 1, en 130, § 1, van de Grondwet, gaat de bijzondere wetgever bij het bepalen van deze nieuwe vorm van samenwerking het kader te buiten dat door deze grondwetsartikelen is bepaald.

Meer ten gronde wijst de afdeling wetgeving op artikel 33 van de Grondwet, dat bepaalt :

« Alle machten gaan uit van de Natie. Zij worden uitgeoefend op de wijze bij de Grondwet bepaald. »

De invoering van de mogelijkheid om een gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie aan te nemen, als een nieuw type van norm, is een dermate ingrijpende wijziging van het institutionele kader waarbinnen de gemeenschappen en de gewesten optreden, dat dit uitdrukkelijk door of minstens krachtens de Grondwet zelf dient te worden voorzien. »

Dat een gezamenlijk decreet of ordonnantie wel degelijk een nieuw type van norm is, wordt ook aangetoond door een andere opmerking van de Raad van State in haar advies omtrent dit voorstel van bijzondere wet. Met name stelt de Raad van State dat « gezamenlijke decreten, zonder in de hiërarchie van de normen noodzakelijkerwijs een hogere plaats in te nemen dan gewone decreten, in elk geval toch een grotere rechtskracht hebben dan deze decreten. Anders dan gezamenlijke decreten kunnen gewone decreten immers niet de decreten houdende goedkeuring van samenwerkingsakkoorden opheffen, aanvullen of vervangen. Terwijl gezamenlijke decreten wel gewone decreten kunnen wijzigen, kunnen omgekeerd gewone decreten geen gezamenlijke decreten wijzigen. »

Op deze gronden besluit de Raad van State « dat de bijzondere wetgever buiten het bestaande grondwettelijk kader zou treden door een dergelijk gezamenlijk decreet of gezamenlijk decreet en ordonnantie als nieuwe wetgevende norm in te voeren. »

Het voorstel van bijzondere wet is derhalve ongrondwettig en kan daarom geen doorgang vinden. Dit nieuw type norm is bovendien politiek gezien absoluut ongewenst omdat het een prachtig instrument vormt om de Fédération Wallonie-Bruxelles in de praktijk verder uit te bouwen en aldus Brussel verder uit Vlaanderen los te weken.

Bart LAEREMANS.