5-291COM | 5-291COM |
De heer Jan Roegiers (sp.a). - Op 20 december werd met een overweldigende meerderheid een antihomowet goedgekeurd in het Oegandese Parlement. De tekst stelt dat openlijke promotie van homoseksualiteit, met inbegrip van bijvoorbeeld discussiegroepen of vergaderingen, strafbaar wordt. Zogenoemde recidivisten kunnen tot levenslang worden opgesloten. Een omstreden clausule die in bepaalde gevallen de doodstraf invoerde, heeft de definitieve tekst gelukkig niet gehaald.
Zelfs zonder deze wet is homofobie een wijdverspreid fenomeen in Oeganda, vooral bij de aanhangers van diverse protestantse kerken. Homoseksuelen zijn geregeld het slachtoffer van bedreigingen en geweld, soms met de dood tot gevolg, zoals de gruwelijke moord op activist David Kato nu drie jaar geleden.
Verschillende westerse landen, waaronder de VS, hebben een gelijkaardig wetsontwerp onlangs uitvoerig bekritiseerd. Omdat sommige landen er indertijd mee dreigden hun financiële steun aan Oeganda stop te zetten, ging president Museveni aanvankelijk op de rem staan, maar inmiddels heeft hij de wet wel ondertekend. Volgens mijn bronnen ter plaatse wordt ze al uitgevoerd en moeten heel wat organisaties wegens allerlei bedreigingen hun deuren sluiten.
Mensenrechtenorganisaties lieten hun afkeur blijken. Het is mijns inziens dan ook hoog tijd dat de internationale druk op Oeganda wordt opgevoerd, ook vanuit ons land.
Welk standpunt neemt de federale regering in tegenover homofobie in het algemeen en tegenover de specifieke gebeurtenissen in Oeganda in het bijzonder. Welke initiatieven zal de minister nemen om de Oegandese autoriteiten van dat standpunt op de hoogte te brengen of is dit al gebeurd? Zal onze regering publiekelijk haar afkeuring uitspreken?
Zal de minister nemen er bij de Oegandese regering nadrukkelijk op aandringen om het wetsvoorstel tot een verstrenging van de straffen op homoseksualiteit definitief te schrappen en zich te aligneren op de internationale mensenrechtenstandaarden?
Krijgt Oeganda financiële of logistieke steun van ons land? Zo ja, heeft onze regering daarbij specifieke voorwaarden opgelegd?
Welke maatregelen werden al genomen of worden genomen in het kader van discriminatie van holebi's uit België die werken in of willen reizen naar Oeganda?
Heeft België voldoende middelen en expertise om de fundamentele rechten en vrijheden van de ngo-medewerkers die in homofobe landen werken, en/of van Belgische toeristen te vrijwaren in het geval van incidenten gebaseerd op seksuele betrekkingen?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - België is historisch wereldwijd een van de voortrekkers van mensenrechten van LGBTI-personen. Rechten van LGBTI-personen zijn en blijven een van de prioriteiten van ons mensenrechtenbeleid.
In de internationale instellingen hebben wij consistent een voortrekkersrol gespeeld in dit dossier. Ook in onze bilaterale relaties is dit een thema dat wij niet schuwen. In al onze contacten met derde landen waar mensenrechten van LGBTI-personen niet worden gewaarborgd, pleiten wij consequent voor een meer universele toepassing van de mensenrechten van LGBTI-personen. Mijn diensten volgen de situatie van de rechten van de LGBTI-personen in landen waar deze problematisch blijken te zijn, nauwlettend op. Oeganda en een reeks andere landen staan hierbij in de kijker.
Als minister gebruik ik elke kans die mij of mijn administratie, in het bijzonder onze ambassade ter plaatse, wordt gegeven om onze ongerustheid in dit verband aan te kaarten bij onze contacten op bilateraal, Europees en multilateraal vlak. Elke keer dat er initiatieven worden genomen die een duidelijke achteruitgang betekenen voor de mensenrechten van de LGBTI-gemeenschap in een derde land, heeft België naast de EU zijn afkeuring van homofobie geuit.
Dat is deze keer ook gebeurd, zowel door Catherine Ashton op EU-niveau als door premier Di Rupo en minister Labille op Belgisch niveau. Ikzelf had al op 24 februari jongstleden gereageerd via een perscommuniqué.
De initiatieven die we nemen, kaderen in een ruimer beleid op VN- en EU-niveau. We kaarten dit probleem met Oeganda aan binnen procedures zoals die van de VN-Mensenrechtenraad, waar ik begin deze maand onze afkeuring nog heb benadrukt in mijn toespraak, en door onze inzet in de Core Group over dit thema in Genève.
Wij zijn ook zeer actief in de EU. België heeft actief meegewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe EU-richtsnoeren met betrekking tot de mensenrechten van LGBTI-personen die de Raad Buitenlandse Zaken in juni 2013 heeft aangenomen. Deze richtsnoeren dienen als instrumentarium voor alle EU-posten in derde landen en zorgen voor een meer gestroomlijnde en dus effectievere EU-actie in landen zoals Oeganda, waar schendingen van de mensenrechten van LGBTI-personen te betreuren zijn.
De richtsnoeren zijn operationeel. Ze stellen tien mogelijke acties voor die de EU en vertegenwoordigers van lidstaten lokaal kunnen ondernemen ter bescherming en bevordering van de rechten van de LGBTI-gemeenschap ter plaatse. Deze acties brengen onze vertegenwoordigers in Kampala geregeld in contact met betrokken personen en organisaties. Deze contacten kunnen dan weer als input dienen voor eventuele maatregelen.
Onze prioriteit bij elk initiatief is het lot van de LGBTI-personen in landen zoals Oeganda te verbeteren. Daarom werken wij nauw samen met de lokaal getroffen organisaties.
Uit deze contacten blijkt dat een discretere, maar consistente aanpak vaak productiever is dan een publiek en confronterend beleid op dit vlak. Wij zijn hier, samen met andere EU- en gelijkgestemde partners en met andere ontwikkelingssamenwerkingsdonors, momenteel mee bezig.
Op 28 maart heeft een politieke dialoog plaats tussen de EU en Oeganda in het kader van de procedure volgens artikel 8 van het Cotonou Agreement. Die ontmoeting vormt een gelegenheid om die problematiek te bespreken met de Oegandese autoriteiten. Ik ben van mening dat die kwestie ook aan bod moet komen ter gelegenheid van de EU-Afrikatop van 2 en 3 april. Alleszins moet worden vermeden dat onze demarches contraproductief zijn en dat ze de positie van de meest conservatieve landen versterken.
Voor het antwoord op de vraag over ontwikkelingssamenwerking verwijs ik de spreker door naar minister Labille. Zelf ben ik er voorstander van alle instrumenten, waaronder het tijdelijk opschorten van financiële ontwikkelingshulp, te onderzoeken.
Belgische burgers in Oeganda genieten de ondersteuning van onze ambassade ter plaatse. Uiteraard hebben we het reisadvies van Buitenlandse Zaken aangepast na de goedkeuring van de antihomowet. Wanneer een landgenoot wordt aangehouden op basis van zijn/haar seksuele geaardheid, zal hem/haar, indien hij/zij dit wenst, consulaire bijstand worden geboden. Dat is in het verleden reeds gebeurd. Om redenen van bescherming van de privacy kan ik hierover echter geen verdere details vrijgeven.
Het verdedigen van de Belgische belangen in het buitenland is de corebusiness van Buitenlandse Zaken. Ik hoop in dit verband over de nodige middelen en expertise te beschikken. Ik wil echter beklemtonen dat wij Belgische onderdanen die in het buitenland wonen of reizen, er altijd op wijzen dat ze de lokale wetgeving moeten naleven.
Gedurende de EU-Afrikatop zal ik proberen over deze aangelegenheid contact op te nemen met de minister van Buitenlandse Zaken van Oeganda.
De heer Jan Roegiers (sp.a). - Ik dank de minister, niet alleen voor zijn uitvoerig antwoord, maar eveneens voor zijn engagement. Hoewel ik hem niet meer zal kunnen ondervragen, kijk ik wel uit naar de resultaten van die twee belangrijke vergaderingen.
Ik ben het ermee eens dat discrete acties soms meer uithalen, maar Oeganda moet duidelijk inzien dat België een dergelijke wet niet aanvaardt.
Het verrast me dat de minister bereid is verregaande financiële maatregelen te nemen. Betekent dit dat hij bereid is het stopzetten van directe hulp of het omzetten ervan in indirecte hulp te verdedigen?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Dat is een mogelijkheid. De eerste maatregel moet echter het tijdelijk opschorten zijn van onze budgettaire hulp. We hebben immers niet in de hand voor welke maatregelen die hulp wordt ingezet. Ik vind wel dat we de indirecte hulp aan de bevolking, zoals gezondheidszorg en onderwijs, moeten behouden.
Ik heb mijn standpunt meegedeeld aan mijn collega bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking, maar de spreker kan hem natuurlijk rechtstreeks ondervragen.