5-147

5-147

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 3 AVRIL 2014 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Proposition de loi relative à l'internement de personnes (de M. Bert Anciaux et consorts ; Doc. 5-2001)

Discussion générale

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), rapporteur. - Het wetsvoorstel van de heer Anciaux, dat ondertekend werd door heel wat collega's van deze assemblee, is een wetsvoorstel dat maatschappelijk, politiek en op alle andere gebieden zeer belangrijk is, omdat het ons terugbrengt tot onze essentie, namelijk de rechtsstaat.

In de commissie gaf de heer Anciaux inleidende beschouwingen. Hij vermeldde enkele belangrijke cijfers die ik vandaag met de vergadering wil delen. Er zijn meer dan 4000 geïnterneerden. In de gevangenissen verblijven 1106 gedetineerden en nog eens 411 in Doornik en Bergen; dat is 10% van onze gevangenispopulatie.

Het aantal interneringen gaat in stijgende lijn. In 2011 waren er 24% dan in 2004, ook in onze gevangenissen.

De psychiatrische annexen van de gevangenissen zijn zwaar overbevolkt en het zorgaanbod in de instellingen is beperkt of nagenoeg onbestaande.

Het gaat om een maatschappelijk zwakke en zeer onmondige groep, mensen met vaak zwakke sociale netwerken, die bijna letterlijk alleen op de wereld staan. Ze worden de speelbal in ons onmenselijk en kafkaiaans systeem. Dat leidt tot schrijnende toestanden. Het is niet voor niets dat men van de vergeetput van Justitie spreekt.

België is meermaals door internationale instanties en rechtsinstellingen veroordeeld wegens schending van de mensenrechten - al veertien maal door het Europees Hof voor de rechten van de mens - en er zullen nog veroordelingen volgen als we niets doen.

Wat is de opbouw van dit wetsvoorstel? "Deze wet", zegt de heer Anciaux bescheiden, "is maar een eerste stap". Het zet enkele stevige fundamenten, maar moet worden aangevuld met maatregelen van Justitie, Volksgezondheid en, wat de zorgcomponent betreft, ook van de gemeenschappen.

Een van de doelstellingen is om de internering sterk te professionaliseren. Nu verloopt ze op zeer willekeurige wijze, een rechtsstaat onwaardig. Geen toestanden meer waarbij iemand domweg vergeten kan worden en jarenlang wegkwijnt in de gevangenis voor een habbekrats. De heer Anciaux zegt dat de huidige situatie ook een gevolg is van het nog niet uitvoeren van de wet van 21 april 2007, die een eerste aanzet was, maar die ook enkele onvolmaaktheden bevat. Dat is, naast het budgettaire aspect, één van de redenen waarom de uitvoering voortdurend wordt uitgesteld.

In de wet van 2007 wordt te veel gefocust op de bescherming van de maatschappij en te weinig op het zorgaspect. Het is een procedurewet, veel te rigide om een interneringstraject in goede banen te leiden. Een correctie en vooral de dringende uitvoering van de wet waren dus noodzakelijk en daarom heeft collega Anciaux, met de mede-indieners, bewust gekozen voor een volledig nieuwe, gecoördineerde versie, omdat de hoeveelheid aanpassingen en verbeteringen de wet van 2007 anders te onleesbaar maakt.

Het voorstel kwam tot stand in samenwerking met de betrokkenen en de betrokken sectoren. Bij het opstellen werd ook uitvoerig geput uit verscheidene memoranda en adviezen, kritieken uit de rechtsleer en de rechtspraak en uit eerdere hoorzittingen.

Wat stelt het wetsvoorstel concreet voor?

Het recht op zorg en sociale integratie is zeer duidelijk in het voorstel opgenomen. Ook het gerechtelijk psychiatrisch onderzoek en de gerechtelijke uitspraak worden uitdrukkelijk behandeld, want nu gebeuren die vaak te oppervlakkig en te willekeurig en zijn ze zelfs niet eens verplicht. Iedere - zwaar onderbetaalde - psychiater hanteert eigen criteria. De geïnterneerde draagt dit zijn hele leven mee als een soort van stempel. Ook dat is een euvel dat het wetsvoorstel moet verhelpen.

Psychiatrisch onderzoek wordt ondubbelzinnig verplicht. Bepalingen van de wet van 2007 omtrent het instellen van kwaliteitsregels voor het onderzoek en de rapportage, de kwaliteitscriteria en de erkenning van gerechtspsychiaters worden ingeschreven.

Verder moet Volksgezondheid een kwaliteitscontrole uitvoeren. Tevens voorziet het voorstel uitdrukkelijk in de mogelijkheid van een multidisciplinair onderzoek door een college van deskundigen. Er wordt ook voorzien in een tegensprekelijkheid van het rapport, aangezien de door de verdediging zelf gekozen artsen commentaren kunnen laten opnemen in het rapport. Tijdens het onderzoek mag een vertrouwenspersoon of een raadsheer aanwezig zijn. Dat biedt extra garantie voor de kwaliteit ervan. Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid van een opname ter observatie voor een langere termijn in een nog op te richten beveiligd klinisch observatiecentrum.

Vandaag wordt al dat werk gedaan door de Commissies tot bescherming van de maatschappij (CBM). Die werken jammer genoeg willekeurig en ondoorzichtig, hoewel sommige CBM's zeer goed werken ondanks de zeer deplorabele omstandigheden. Andere CBM's tonen zich echter zeer hardvochtig, er is geen automatische opvolging en sommige geïnterneerden verschijnen al jaren niet meer voor een CBM.

De wet van 2007 is een procedurewet en is zeer rigide. Ze is letterlijk overgenomen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden. Dit strikte kader kan leiden tot nog meer interneringen in de gevangenissen.

Het wetsvoorstel streeft naar gespecialiseerde kamers bij de strafuitvoeringsrechtbanken, die kamers ter bescherming van de maatschappij zullen worden genoemd. Aparte gespecialiseerde kamers waarborgen en bewaken de deskundigheid inzake deze complexe materie. Dat zal leiden tot een sterkere professionalisering, wat voor een betere opvolging van de geïnterneerden zal zorgen. Ook het onderscheid tussen veroordeelde en geïnterneerde is zeer belangrijk. In deze kamers heeft ook een forensisch psycholoog zitting om een expertise in geestelijke gezondheidzorg te kunnen waarborgen.

Er komt ook meer flexibiliteit in het toekennen van de modaliteiten door de kamer ter bescherming van de maatschappij, naargelang van de therapeutische noden van de geïnterneerden. Er wordt tevens een spoedprocedure ingevoerd voor het toekennen van alle modaliteiten door de strafuitvoeringskamer. Dit wetsvoorstel sluit dus meer aan bij het ideaal van een zorgtraject op maat.

Tijdens de bespreking in de commissie werd vanaf het eerste ogenblik over de partijgrenzen heen duidelijk dat iedereen het eens was dat deze problematiek dringend grondig moest worden aangepakt. Iedereen schaarde zich achter de behandeling en toonde bereidheid om constructief, doch kritisch mee te werken aan de verfijning van dit wetsvoorstel. In de commissie werden ook heel wat hoorzittingen gehouden in december, januari en februari, met een hele waaier van sprekers uit verschillende geledingen van de maatschappij: de magistratuur, de advocatuur, de zorgsector, de belangenbehartiging, zoals het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, de Liga voor de rechten van de mens, en zelfs de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap. Daarnaast hebben heel wat hoogleraren, criminologen en rechtsgeleerden geholpen om er een kwalitatief hoogstaand wetsvoorstel van te maken. De hoorzittingen hebben geleid tot een verslag van meer dan 74 bladzijden.

We hebben heel wat positieve reacties gekregen op dit wetsvoorstel. Het heeft ook de volle medewerking gekregen van het kabinet van de minister van Justitie. Heel wat opmerkingen zijn opgenomen in verschillende amendementen, die ik nu kort zal toelichten.

De heer Vastersavendts heeft een amendement ingediend om de individueel onderhandelde plaatsing te vervangen door samenwerkingsovereenkomsten tussen Justitie, Volksgezondheid en één of meer instellingen. Dit past in de filosofie van het zorgcircuit. Er was ook een amendement waarin wordt voorgesteld de categorie van de geïnterneerde veroordeelden te schrappen. Een straf uitgesproken door een rechter kan volgens de meeste commissieleden immers niet worden omgezet in een maatregel van onbeperkte duur.

Senator Ide vond dat het inwinnen van de nodige inlichtingen bij de huisarts bij de verschillende fases van de internering een bijkomend en nuttig perspectief biedt.

De heer Delpérée stelde enkele naamswijzigingen voor: de `geïnterneerde' wordt de `geïnterneerde persoon', `interneringskamers' worden voortaan `kamers voor de bescherming van de maatschappij' genoemd.

Senatoren Courtois en Defraigne waren van mening dat er een advocaat aanwezig moet zijn bij het deskundigenonderzoek. Dat moet ook de kwaliteit van het geheel verbeteren.

Mevrouw Van Hoof wilde extra garanties invoegen voor de kwaliteit van het deskundigenverslag en vond dat daarop een kwaliteitscontrole moet worden uitgevoerd door de diensten van Volksgezondheid.

Senator Khattabi deed een voorstel om de zorg voor geïnterneerden toe te vertrouwen aan Volksgezondheid in plaats van aan Justitie. Dat leek een interessant denkspoor, maar dit amendement werd niet aangenomen.

Ten slotte werd uitgerekend dat een correcte uitvoering van deze wet zowat 15 miljoen euro zal kosten. Laat dit een oproep zijn aan alle partijen die dit wetsvoorstel in de commissie hebben goedgekeurd en vandaag hopelijk ook zullen goedkeuren, hieraan te denken bij de regeringsonderhandelingen en begrotingsbesprekingen na de verkiezingen van 25 mei.

Het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel werd in de commissie eenparig aangenomen omdat het én politiek én maatschappelijk een zeer belangrijk wetsvoorstel is dat uiting geeft aan het feit dat we een rechtsstaat zijn.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben heel gelukkig dat het voorliggende wetsvoorstel tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel mensen op het terrein en dat heel wat collega's in de Senaat er hun medewerking aan hebben verleend.

Internering is een van de laatste overblijfselen van de bedenkelijke en onmenselijke behandeling van mensen met een handicap. Tot begin de jaren zeventig werden die mensen op een bijna middeleeuwse wijze behandeld. Daarna heeft zich een revolutie voorgedaan inzake de behandeling van mensen met een handicap. Ten opzichte van de rest van de wereld speelde ons land daarin zelfs een voortrekkersrol. Er is intussen een netwerk uitgebouwd om u tegen te zeggen.

Eén klein segment werd evenwel vergeten: mensen die ziek zijn en toch een strafbaar feit hebben gepleegd, de geïnterneerden. We leven nog altijd met een wetgeving die in de jaren zestig misschien revolutionair was omdat ze de geestesziekte als dusdanig erkende, maar de uitvoering ervan lijkt vandaag middeleeuws. Niet minder dan 1150 mensen, van wie er ongeveer 1000 geen gevaar vormen voor de samenleving, zijn geïnterneerd. Dat betekent dat ze in de gevangenis opgesloten zitten zonder einddatum.

Een paar weken geleden werd de nieuwe gevangenis van Beveren uitgetest. Nogal wat bekende Belgen, Vlamingen en Franstaligen gingen één weekend lang de gevangenis in. Velen zegden nadien dat het een heel indrukwekkende ervaring is om van zijn vrijheid beroofd te worden.

Van de vrijheid beroofd worden, is zowat het ergste wat een mens kan overkomen. De mensen die dat zegden, wisten echter dat ze op zondagochtend, na een verblijf van twee nachten, zouden vrijkomen. De meer dan duizend mensen die echt in de gevangenis zitten, hebben geen einddatum in het vooruitzicht. In sommige dossiers staat als einddatum zelfs "9999". Niemand kent de einddatum.

Ik ken persoonlijk mensen die levenslang krijgen omdat ze een jointje hebben gerookt. Die middeleeuwse toestanden wil het voorliggende wetsvoorstel, met de steun van de senatoren, uitroeien. Het uitgangspunt is dat die mensen in de eerste plaats zieke mensen zijn. Ze hebben zorg nodig. Ze moeten worden begeleid. Ze mogen niet worden weggestoken in de vergeetputten van de samenleving, zoals dat nu het geval is.

Ik vreesde dat ik met dit dossier op een muur van onverschilligheid zou botsen. Dat was echter niet het geval, hoewel het heel wat moeite heeft gevergd. De commissie heeft dit dossier meer dan zes maanden behandeld; er is dus grondig werk geleverd. Het wetsvoorstel is dan ook vrij uitgebreid en telt meer dan 130 artikelen. De commissie heeft niet alleen hoorzittingen gehouden, maar ook werden verbeteringen aan de tekst aangebracht, ook door collega's.

De voorliggende tekst is een belangrijke stap om eindelijk komaf te maken met middeleeuwse toestanden bij de beoordeling en de verzorging van mensen die ziek zijn. Het is echter maar een eerste stap. Ik hoop uiteraard dat de Kamer de tekst nog vóór het einde van de legislatuur zal goedkeuren. Ik heb hierover garanties van alle fracties gekregen. Dat is belangrijk, want anders zal al ons werk voor niets zijn geweest.

Ik hoop ook dat alle partijen tijdens de komende regeringsonderhandelingen in het regeerakkoord een engagement aangaan om deze nieuwe wet ook echt ten uitvoer te leggen en ook de nodige middelen vrij te maken. Om die reden hebben we de datum van inwerkingtreding op 1 januari 2016 vastgelegd. De volgende regering zal dus niet onmiddellijk in 2015, maar pas vanaf 2016 de noodzakelijke middelen moeten vastleggen. Het gaat inderdaad om ongeveer 15 miljoen euro. Dat is weliswaar een enorm bedrag, maar in het licht van de totale begroting lijkt die investering me meer dan de moeite waard.

Ik dank de collega's voor hun steun. Ik dank de sector, die het heeft aangedurfd om in dit dossier zijn nek uit steken. Wie het probleem van de internering aankaart, wordt immers nog altijd scheef bekeken.

Hopelijk kunnen we de gemeenschappen ervan overtuigen dat de uitstroom zeer belangrijk is. De gemeenschappen zullen de centra moeten oprichten waar die mensen wel op hun plaats zijn, zij het dat dit voor mij slechts tijdelijk kan zijn. Het merendeel van de mensen die momenteel levenslang zijn geïnterneerd, kunnen wel hun plaats in de samenleving terugvinden. Vroeger droeg de samenleving trouwens een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot die mensen. In elk dorp was er wel een dorpsgek voor wie de dorpsgemeenschap zorgde. Nu steken we mensen die niet normaal zijn ver weg. Ik wil ook niet banaliseren: een aantal mensen is gevaarlijk. Een groot deel van de geïnterneerden is echter niet gevaarlijk, maar alleen "raar" en ziek. Het is onze verantwoordelijkheid om voor hen te zorgen.

Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - De N-VA-fractie steunt dit wetsvoorstel, omdat we voorstander zijn van elke verbetering van de situatie van geïnterneerden. Desalniettemin hebben we er heel wat bedenkingen bij.

We vrezen namelijk dat dit voorstel op dezelfde hindernissen zal stoten als de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen. Die werd vooral om budgettaire redenen herhaaldelijk uitgesteld en was door haar strikte en te formalistische inhoud verre van volmaakt.

Geïnterneerden staan op maatschappelijk vlak heel zwak en zijn niet mondig. Ze kunnen niet terugvallen op een goed familiaal netwerk of vrienden. Bovendien hebben ze vaak geen middelen ter beschikking.

Daarom is een goed wettelijk kader een absolute vereiste. Jammer genoeg werd België al meermaals door allerlei internationale instanties en rechtbanken veroordeeld wegens schending van de mensenrechten.

Het aantal interneringen gaat al jaren in stijgende lijn, bijgevolg is het bestaande zorgaanbod ontoereikend.

Een eerste "maar" is dus dat deze wet slechts een eerste stap is. Het is niet de noodzakelijke grote stap voorwaarts, zoals de indiener trouwens zelf toegeeft. Ter illustratie verwijs ik naar het Pieter Baan Centrum in Nederland. Door kennisopbouw en wetenschappelijke omkadering is de forensische psychiatrie er sterk ontwikkeld. Dit ontbreekt in België. Hoewel dit pijnpunt al jaren bekend is, wordt het in dit wetsvoorstel toch niet aangepakt en dat vind ik dit een gemiste kans.

Het hoofddoel van dit wetsvoorstel is het opbouwen van een zorgtraject. Geïnterneerden zijn geen misdadigers, maar zieke mensen die een behandeling verdienen en daartoe een zorgtraject op maat moet worden aangeboden.

De tweede "maar" bestaat erin dat hiervoor geen garanties worden geboden. Welke maatregelen garanderen dat dit wetsvoorstel, net als de wet van 21 april 2007, na de stemming niet onder het stof zal worden bedolven?

De N-VA wil een constructieve bijdrage leveren, maar deze wetgeving zal niet volstaan. Er moet boter bij de vis. Is er voldoende boter om de vis te bakken of blijft het een armzalig stukje rauwe vis?

Ter illustratie verwijs ik naar het Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum (POKO). De plannen hiervoor bestaan al sinds 1998, maar de realisatie werd om budgettaire redenen herhaaldelijk uitgesteld, op de lange baan geschoven en onlangs door de minister van Justitie zelfs begraven.

Hiermee hebben we de kans gemist om een soortgelijk centrum als het Pieter Baan Centrum in Nederland op te richten. We hadden veel verder kunnen staan.

In plaats daarvan blijven we steeds in kringetjes lopen en improviseren.

Het is positief dat het wetsvoorstel het psychiatrisch deskundigenonderzoek verplicht oplegt. Dat is, mede dankzij onze amendementen, een belangrijke stap vooruit. Die amendementen hebben ook gezorgd voor een belangrijke rol voor de huisarts. Hij staat vaak heel dicht bij de mensen en is heel goed op de hoogte van de privésituatie van diegenen die geïnterneerd dreigen te worden.

De vraag rijst opnieuw of daarvoor in de nodige middelen is voorzien. Ik herinner eraan dat deskundigen die in opdracht van Justitie werken, zoals de wetsdokters en de forensische psychiaters, schromelijk onderbetaald worden. Zij haken bij bosjes af. Op papier mag de kwaliteit dan wel gegarandeerd zijn, maar hoe zit het in de realiteit?

In het wetsvoorstel staat ook dat de geïnterneerde om de zes maanden voor de gespecialiseerde strafuitvoeringskamer zal moeten verschijnen. Uit de hoorzitting is gebleken dat dit een probleem is. Geïnterneerden die in Tilburg of in Wortel verblijven geraken immers niet altijd in Brussel om voor de strafuitvoeringsrechtbanken te verschijnen, omdat de politie of het veiligheidskorps over onvoldoende mankracht beschikt om ze over te brengen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Voor alle duidelijkheid: die strafuitvoeringsrechtbanken zijn niet gecentraliseerd in Brussel, maar regionaal georganiseerd.

Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Dat klopt, maar niettemin moet nog worden afgewacht of die regionale strafuitvoeringsrechtbanken er ook effectief zullen komen. Als ze er komen, zullen ze wellicht soelaas brengen voor de vervoersproblemen. Maar ik moet het zien voor ik het geloof.

De nieuwe wet voorziet ook in een grotere flexibiliteit inzake het toekennen van de modaliteiten door de strafuitvoeringsrechtbanken. Daarnaast wordt de invoering van een onderhandelde plaatsing geregeld. Een en ander sluit ook beter aan bij het idee van de zorgcircuits.

Ook hier wordt in de richting van de gemeenschappen gekeken. Dat is terecht, want ook de gemeenschappen dragen effectief een verantwoordelijkheid. Dat is cruciaal voor personen met een mentale beperking. Niettemin blijft de psychiatrie toch hoofdzakelijk een federale bevoegdheid. Het overgrote deel van de geïnterneerden heeft vooral nood aan een psychiatrische omkadering, en dat is dus een taak voor Volksgezondheid. Het is echter helemaal niet duidelijk of daarvoor in middelen is voorzien.

Ik zou de ministers van Justitie en Volksgezondheid dan ook willen oproepen om eindelijk tot een klare en coherente afsprakennota te komen voor de opvolging van geïnterneerden. Zo kan het kat-en-muisspelletje over wie verantwoordelijk is voor welk domein, eindelijk ophouden. Pas dan kan er sprake zijn van behandeling en zorg voor elke geïnterneerde.

Deze discussie houdt trouwens ook verband met de uitbating van het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), in Gent. Het FPC gaat normalerwijze open op 1 mei, maar het is afwachten of die datum gehaald wordt want de concessiehouder is nog niet formeel aangewezen. Voorlopig geef ik de minister het voordeel van de twijfel.

Ik ben het eens met de heer Anciaux dat we niet langer kunnen wachten met handelen. We willen zeker handelen, maar kunnen we dat ook? Er is 15 miljoen nodig om de wet uit te voeren. Dat geld moet er vanaf 1 januari 2016 zijn. We hebben dus nog even de tijd - tijd die we ook nodig hebben - maar het wordt dus wel iets voor de volgende regering. De N-VA wil zich absoluut engageren om de wet uit te voeren, als we de komende legislatuur mee aan zet zijn natuurlijk, en we hopen dat andere partijen daar evenzeer toe bereid zijn.

De perikelen rond het POKO, de wet van 2007 en de vertraging bij de bouw van het FPC liggen nog vers in het geheugen. Ook nu weer houd ik mijn hart vast.

Voor alle duidelijkheid, de N-VA zal het wetsvoorstel goedkeuren, maar we hopen van harte dat de wet niet louter windowdressing wordt. De toekomst zal het uitwijzen, maar op ons kunt u alvast rekenen.

Mevrouw Els Van Hoof (CD&V). - De CD&V-fractie is uiteraard ook tevreden dat we vandaag het wetsvoorstel betreffende de internering van personen kunnen goedkeuren. Het moet geïnterneerde personen een betere rechtspositie bieden. Iedereen beseft hoe penibel de positie van veel geïnterneerden in ons land wel is. Het werd voldoende beschreven. De kwaliteit van een samenleving wordt afgemeten aan de mate waarin ze met de zwaksten omgaat. Ik ben dan ook zeer verheugd dat iedereen zich achter het wetsvoorstel heeft geschaard. Op politici die de kans krijgen een gevangenis te bezoeken, laat de situatie van de geïnterneerden altijd een blijvende indruk na. Ook ik kreeg die kans en ondersteun daarom zeer graag het wetsvoorstel. Voor een deel van de problematiek wordt in de nabije toekomst een oplossing geboden via de FPC's in Gent en Antwerpen. Dat is echter niet voldoende, er zijn meer inspanningen nodig.

Het wetsvoorstel van collega Anciaux vertrekt van de principes die zijn vastgelegd in de wet van 21 april 2007, maar past ze aan de specifieke behoeften van geïnterneerde personen aan. De wet van 2007 was nog veel te veel geënt op de wet van 17 mei 2006 tot oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken en werd door het werkveld als totaal onaangepast beschouwd. We zijn het volkomen eens met de verbeteringen die werden aangebracht aan de uitvoering van de opgelegde interneringsmaatregelen en de verbeterde vormen van follow-up van de maatregelen door een gespecialiseerde kamer van de strafuitvoeringsrechtbank, met een assessor gespecialiseerd in de klinische psychologie om de vonnissen beter te kunnen funderen. Ook steunen we uiteraard de mogelijkheden om over te gaan tot bepaalde vormen van onderhandelde plaatsing van geïnterneerde personen.

Persoonlijk ben ik tevreden dat mijn wetsvoorstel inzake gerechtspsychiatrie via een amendement in het voorstel werd opgenomen. Het verslag van de gerechtspsychiater speelt immers een cruciale rol bij het beoordelen van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte door de rechtbank. We kunnen het aantal gerechtspsychiaters in ons land op twee handen tellen. Vele goede gerechtspsychiaters haken gedemotiveerd af, omdat ze niet of veel te laat worden betaald en soms per uur zelfs minder verdienen dan een dienstencheque. Dat zijn totaal onaanvaardbare toestanden. Vandaag wordt het beroep gekenmerkt door een tekort aan opleidingsmogelijkheden, lage vergoedingen en moeilijke werkomstandigheden, en dat bemoeilijkt de goede werking van het justitieapparaat. De forfaitaire vergoeding houdt veel te weinig rekening met de complexiteit van een geestesstoornis. De benadering van een zaak is uiteraard telkens afhankelijk van de dader en daar is heel veel ervaring voor nodig. Er zijn nu jonge gerechtspsychiaters die onvoorbereid het veld in trekken en met een rapport komen dat op niet veel slaat. En dan krijgen we het sprekende voorbeeld dat de heer Anciaux aanhaalde, van iemand die vastzit om een joint. Moeilijk te geloven, maar blijkbaar wel waar.

Steeds meer psychiaters haken af of laten dossiers gedurende geruime tijd liggen omdat ze slecht worden betaald. Indien het honorarium van een gerechtspsychiater gevoelig wordt opgetrokken, zal hij niet meer geneigd zijn om een dossier stof te laten vergaren of er weinig tijd aan te besteden. De kwaliteit van het verslag zal uiteraard aanzienlijk verbeteren. Ten aanzien van mevrouw Stevens vermeld ik dat er wel degelijk een amendement is opgenomen waarbij de vergoeding van de gerechtspsychiaters aanzienlijk beter wordt. Het voorliggende voorstel gaat uit van een uurloon dat even hoog is als het gebruikelijke honorarium via het RIZIV.

Verder bepaalt het voorstel aan welke erkenningsvoorwaarden een gerechtspsychiater moet voldoen en aan welke kwaliteitscontrole een verslag moet worden onderworpen. Als gevolg van mijn amendement werd ook een bepaling opgenomen om dat verslag te beoordelen op basis van kwaliteitscriteria en wordt voorzien in de oprichting van een afzonderlijke cel om aan kwaliteitsbewaking te doen, zoals in Nederland bijvoorbeeld reeds het geval is.

Tot slot roep ik de minister van Justitie en haar opvolger op om alles in het werk te stellen, zodat de uitvoering van deze wet effectief van start kan gaan op 1 januari 2016. Ik dank collega Anciaux en ik feliciteer hem ermee om zo hard de kar te trekken. Ik dank ook de collega's die samengewerkt hebben om tot dit voorstel te komen. De kwaliteitsvolle debatten hebben uiteindelijk tot een goed resultaat geleid.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je me réjouis que nous puissions voter ce texte. Son grand mérite est de rappeler que les personnes internées sont avant tout des malades. Il est dès lors important qu'elles soient vraiment considérées comme telles.

En réunion de commission, j'ai eu l'occasion de souligner que la maladie de ces personnes préexistait à la commission d'un fait qui aurait été délictueux si elles n'étaient pas déjà malades. Or, symboliquement, c'était le tribunal de l'application des peines qui était chargé de gérer la situation des personnes internées, en dépit de ce qu'il n'y avait pas de peine puisqu'il n'y avait pas de délit. On pourrait considérer qu'il s'agit de remarques purement sémantiques, mais elles dépassent même le symbole. En créant une section particulière de ce tribunal et en lui donnant un intitulé spécifique, nous prenons la bonne direction en distinguant mieux entre traitement de malades et exécution d'une peine. Ce n'est pas anecdotique.

Je voudrais revenir sur une remarque que j'avais déjà formulée à plusieurs reprises en réunion de commission. On a discuté sur le point de savoir si, au sein de cette section du tribunal d'application des peines, un des magistrats devait être un psychologue ou un psychiatre. Cela risque de poser un problème si le tribunal fait appel à des experts et que ce magistrat n'est pas d'accord avec les rapports des experts. La situation pourrait devenir difficilement gérable. J'avais proposé que l'on ne choisisse pas cette option. Les autres membres de la commission ne m'ont pas suivi. Soit ! Cela n'empêchera pas notre adhésion à cette proposition de loi. Cependant, il faudra réfléchir à ma remarque tant sur le plan des principes que sur celui de l'application pratique du texte.

Il reste des éléments pratiques à discuter sur la qualité de la prise en charge, sur l'état des annexes psychiatriques, sur la séparation entre prison et lieu de traitement, etc.

Je suis d'accord avec Mme Van Hoof qui dit que c'est à la qualité du traitement, mais aussi à la capacité d'éviter l'assimilation de ces personnes malades à des délinquants que l'on juge l'état de droit et l'état de la solidarité de la société.

M. Anciaux a été à l'initiative de cette proposition, et il l'a aussi suivie avec beaucoup de constance. Je profite de mon temps de parole pour le remercier ainsi que toutes les personnes que nous avons entendues durant les nombreuses auditions organisées par la commission et qui ont contribué largement à l'élaboration de cette proposition que nous voterons, je l'espère, tout à l'heure.

-La discussion générale est close.