5-2805/3

5-2805/3

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

3 APRIL 2014


Wetsontwerp houdende de invoeging van boek XI, « Intellectuele eigendom » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek


Evocatieprocedure


Wetsontwerp houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI « Intellectuele eigendom » van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER SIQUET

I. INLEIDING

Het wetsontwerp houdende de invoeging van boek XI, « Intellectuele eigendom » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek, dat in dit verslag wordt besproken en dat onder de optioneel bicamerale procedure valt, werd op 21 februari 2014 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 53-3391/1) en aldaar op 28 maart 2014 aangenomen met 89 stemmen bij 34 onthoudingen.

Het wetsontwerp houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI « Intellectuele eigendom » van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft, werd diezelfde dag aangenomen met 90 stemmen bij 34 onthoudingen (stuk Kamer, nr. 53-3392/1).

Beide ontwerpen werden op 28 maart 2014 naar de Senaat overgezonden, en ontwerp nr. 53-3391, dat onder de optioneel bicamerale procedure valt, werd diezelfde dag geëvoceerd.

Overeenkomstig artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Financiën en Economische Aangelegenheden de bespreking van de wetsontwerpen aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De commissie heeft de wetsontwerpen besproken tijdens haar vergaderingen van 18 en 25 maart en 1 en 3 april 2014.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN ECONOMIE, CONSUMENTEN EN NOORDZEE

A. HERVORMING VAN HET OCTROOIRECHT

Er werden maar enkele wijzigingen aangebracht inzake octrooien aangezien de wet van 28 maart 1984 reeds grondig was bijgewerkt door de wet van 10 januari 2011.

De door het wetboek aangebrachte wijzigingen aan het octrooirecht hebben voornamelijk tot doel :

— de bepalingen inzake taksen te vereenvoudigen in het belang van de gebruikers van het octrooistelsel en in lijn met de nieuwe computerinfrastructuur die wordt ontwikkeld.

Het systeem van taksen wordt versoepeld.De vaststelling van sommige taksen door de Koning wordt facultatief, waardoor die taksen in het kader van een komende reorganisatie van de tariefstructuur voor octrooien kunnen worden afgeschaft.

— rekening te houden met de invoering van de instrumenten die het pakket van het Europees octrooirecht met eenheidswerking vormen;

Het wetsontwerp maakt de invoering van de Unitary Patent Protection en de Unified Patent Court mogelijk. Het wetboek bevat een aantal wijzigingen in verband met de lopende hervorming van het Europees octrooistelsel (invoering van het Europees octrooi met eenheidswerking en van het eengemaakt octrooigerecht).

— de draagwijdte van sommige wetsbepalingen te verduidelijken teneinde de rechtszekerheid te versterken in het belang van de aanvragers en houders van octrooien alsook van derden.

B. HERVORMING VAN HET AUTEURSRECHT

De rode draad door deze hervorming is het streven naar meer transparantie.Van transparantie van het auteursrecht dat de consumenten betalen tot transparantie over de vergoeding die de auteurs, artiesten en producenten ontvangen voor hun artistiek werk. En uiteraard ook transparantie bij alle instanties waarlangs deze sommen passeren.

1. Meer transparantie en controle

a) De regulator

Auteurs, uitvoerende kunstenaars (muzikanten, acteurs, enz.), regisseurs, producenten, kabelmaatschappijen, beheersvennootschappen, de gebruikers ... Allemaal krijgen ze te maken met auteursrechten of naburige rechten. De ene moet betalen, de andere krijgen. Er circuleert tussen hen dus wel wat geld, geld dat voor velen hun inkomen is, en geld waarvan niet altijd duidelijk is wie wat krijgt of bij wie het terecht komt. Kortom de sector kent een groot gebrek aan transparantie, en dat zet de poort open voor discriminatie. Met de ene rechtszaak na de andere tot gevolg. Tenminste als de stap naar de rechtbank al wordt gezet, want die drempel ligt vaak nog te hoog.

Daarom wordt nu een regulator opgericht waaraan elke betrokkene, beheersvennootschap of beroepsvereniging kan vragen om na te gaan of de toegepaste innings-, tariferings-, en verdelingsregels van de beheersvennootschappen wel billijk en niet discriminatoir zijn. Na onderzoek kan die regulator dan een waarschuwing geven en wanneer deze niet wordt opgevolgd naar het hof van beroep in Brussel stappen die dan met volle rechtsmacht beslist. Ook kan aan de regulator worden gevraagd om tussen de verschillende partijen te bemiddelen om zo tot een overeenstemming te komen. Tot slot heeft de regulator ook een belangrijke advies- en studieopdracht.

b) De controledienst

De controledienst zet haar huidige taken verder, maar krijgt extra slagkracht. Terwijl de controledienst vroeger enkel kon opsporen en vaststellen, kan ze nu administratieve boetes opleggen tot 50 000 euro. De controledienst kijkt na of een bepaalde regel wel wettelijk is (vb. heeft een bepaald tarief wel juridische grondslag). Daarnaast doet ze ook een controle van de interne, boekhoudkundige en administratieve organisatie van de beheersvennootschappen. Zo kan ze bijvoorbeeld nazien of een regel die vastgesteld is door de algemene vergadering van een beheersvennootschap inderdaad zo wordt toegepast door de beheersvennootschap. De regulator zal kunnen kijken of die regel wel billijk en niet-discriminatoir is.

2. Kabelrechten

Ook hier willen we transparantie. Transparantie over het bedrag dat de consument op zijn factuur leest en transparantie over waar dit geld naartoe gaat.

Auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten en omroeporganisaties hebben het recht om de doorgifte van hun werk via de kabel te verbieden of toe te staan, en daar ook een vergoeding voor te krijgen : kabelrechten.

Vandaag gebeurt zowel het geven van die toestemming als het krijgen van een vergoeding telkens via een beheersvennootschap. We moeten echter vaststellen dat de vergoeding niet altijd bij de oorspronkelijke rechthebbenden terecht komt. Daar willen wij nu verandering in brengen. Voortaan kan een auteur of uitvoerende kunstenaar (acteur, muzikant, ...) zijn toestemming om een werk via kabel te exploiteren wel nog overdragen aan de producent, maar zijn recht op vergoeding niet meer. Het recht op vergoeding voor doorgifte via de kabel van het werk van de auteur of uitvoerende kunstenaar wordt met andere woorden onafstaanbaar en onoverdraagbaar. Het geld van de kabelrechten voor de auteur, acteur, muzikant, moet dus altijd bij hem terecht komen. Op die manier verzekeren we dat de auteurs, acteurs, muzikanten, het geld krijgen waar ze recht op hebben zonder dat de exploitatie via de kabel in het gevaar komt.

Op deze manier lossen we ook het enorme bewijsprobleem op waar de beheersvennootschappen mee kampen. Op dit moment moeten zij namelijk hun beheer van de kabelrechten per productiecontract bewijzen. Met onze wetswijziging is deze onmogelijke opdracht voltooid verleden tijd.

Om er zeker van te zijn dat de inning en uitbetaling van de vergoeding voor de doorgifte via de kabel correct en transparant gebeurt, moeten de kabelmaatschappijen alle overeenkomsten de ze hierover afsluiten en de bedragen die ze verschuldigd zijn ook doorgeven aan de regulator. (=register voor de kabelrechten)

3. Werking van de beheersvennootschappen

a) Communicatie van de gebruikers aan de beheersvennootschappen.

Beheersvennootschappen hebben dikwijls een betalingsachterstand. Een veelgehoorde klacht van hun kant is dat ze de informatie van de gebruikers van hun repertoire niet snel genoeg doorgestuurd krijgen en ze dus daarom niet op tijd kunnen uit keren.

Daarom schrijven we letterlijk in de wet dat de onderhandelingen te goeder trouw moeten gebeuren, en dit ook gaat over het verstrekken van alle nuttige info.

Daarnaast stellen we dat de gebruikers binnen de kortst mogelijke tijd moeten communiceren, 3 maanden lijkt ons redelijk over het gebruik van de beschermde werken en prestaties. De Koning zal nadere regels hierrond kunnen bepalen.

b) Boetes

Wanneer iemand niet tijdig de verschuldigde auteursrechten betaalt, kunnen beheersvennootschappen vandaag naar eigen goeddunken een « boete » aanrekenen. Soms gebeurt dit willekeurig. Soms gaat het om « buitenproportionele » boetes, boetes die in feite niet in verhouding staan tot de overtreding.

Om dit te voorkomen moeten de beheersvennootschappen voortaan de boetes opnemen in hun tariferings- en inningsregels. Op die manier kan de regulator erop toe zien dat deze boetes billijk en voor iedereen gelijk zijn.

c) Werkingskosten

Een beheersvennootschap mag van de auteursrechten die ze ontvangt « werkingskosten » afnemen. Gemiddeld gaat dit momenteel om een 20 %, maar er zijn ook voorbeelden tot 35 % en meer. Over deze werkingskosten bestaat weinig transparantie. Voor een auteur, uitvoerende kunstenaar of producent is het vandaag echter zeer moeilijk om te achterhalen hoeveel werkingskosten een beheersvennootschap nu eigenlijk aanrekent. Vergelijken tussen verschillende beheersmaatschappijen zit er al helemaal niet in.

Daarom moeten beheersvennootschappen voortaan de commissie die zij aanrekenen duidelijk bekend maken op hun website. Ook moeten ze proberen om deze werkingskosten onder de 15 % te houden. Wordt die 15 % toch overschreden, dan moet dit op gedetailleerde wijze gemotiveerd worden in het jaarverslag.

d) Één factuur

Horecazaken die muziek afspelen, krijgen hiervoor twee facturen : één van de beheersvennootschap die de rechten van de auteur int (Sabam) en één van de beheersvennootschap die de rechten (billijke vergoeding) van de uitvoerende kunstenaars en van de producenten int (PlayRight en Simim).

Dit zorgt voor heel wat verwarring, onduidelijkheid en frustratie.Daarom werd nu beslist dat Sabam, Simim en Playright voor de inning (van sommen voor « mededeling van werken aan het publiek ») voortaan moeten samenwerken en vanuit één loket maar één factuur mogen sturen.

e) Wat met geld dat niet kan worden toegewezen ?

Wanneer bepaalde sommen niet kunnen worden toegewezen aan de juiste rechthebbende, omdat deze bijvoorbeeld onvindbaar is, dan kan dit bedrag door de beheersvennootschap worden toegewezen aan de « rechthebbenden van dezelfde categorie ». Een al te ruime interpretatie van deze regel leidde in het verleden soms tot wantoestanden.

Precies om dit soort wantoestanden in de toekomst te vermijden zal de term « rechthebbenden van de betrokken categorie » beter worden gedefinieerd en worden de voorwaarden waaronder met dit geld kosten van de beheersvennootschap kunnen worden betaald een pakstrenger.

4. Schoolactiviteiten

Is er sprake van een kosteloze uitvoering in het kader van een schoolactiviteit, dan mogen er geen auteursrechten worden geïnd. Dit werd in het verleden nogal eens eng geïnterpreteerd. Zo ging men wel auteursrechten innen voor voorleesuurtjes in de bibliotheek, want dit is namelijk niet in een schoolgebouw.

Om dit te vermijden, maken we nu duidelijk in de wet dat schoolactiviteiten zowel binnen als buiten de gebouwen van de school kunnen plaats vinden.

5. Volgrecht

Bij iedere professionele doorverkoop van een grafisch werk of een stuk beeldende kunst krijgt de oorspronkelijke kunstenaar « volgrecht ». In de praktijk levert dit echter heel wat problemen op. Er is soms helemaal geen doorbetaling, het is niet duidelijk aan wie moet worden betaald, er blijft geld plakken bij de doorverkopers, auteurs zijn moeilijk op te sporen, enz.

Een uniek platform, één aanspreekpunt voor doorverkopers en auteurs, komt een groot deel van deze problemen tegemoet.Alle doorverkopen moeten binnen één maand na de verkoop aan dit uniek loket gemeld worden en binnen de twee maanden erna worden betaald. Dit platform kan ook alle inlichtingen opvragen die het nodig heeft om de inning en de verdeling van het volgrecht veilig te stellen. Daarnaast leggen we een verplicht collectief beheer op en verlengen we de verjaringstermijn tot vijf jaar.

6. Leenrecht

Wanneer een werk wordt uitgeleend levert dit ook een « leenrecht » op. De nieuwe methode laat toe de leenrechtvergoeding correcter en nauwkeuriger te berekenen. Voortaan wordt het bedrag bepaald op basis van het volume van de collectie van de bibliotheek en/of het aantal uitleningen per instelling.

7. Billijke vergoeding

De billijke vergoeding is in hoofdzaak een vergoeding waarop uitvoerende kunstenaars en producenten recht hebben wanneer hun muziek openbaar wordt uitgevoerd of wordt uitgezonden via de omroepen. Voorwaarde is wel dat die prestatie niet voor een voorstelling wordt gebruikt en er van het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd. Anders geldt het auteursrecht en zijn het de rechthebbenden zelf die het bedrag van de vergoeding bepalen.

Momenteel interpreteren sommigen de bepaling « mededeling op een openbare plaats » als zouden bijvoorbeeld kantoorruimtes binnen een privé-bedrijf onderworpen zijn aan een exclusief recht, terwijl situaties waarin muziek een hoofdrol speelt, zoals bijvoorbeeld de openbare uitvoering of radio spelen in een horecavestiging, onderworpen zijn aan een billijke vergoeding. De uitbreiding voor de billijke vergoeding met de terminologie-wijziging van « mededeling op een openbare plaats » naar « openbare uitvoering » is juridisch correcter dan de interpretatie dat op basis van een exclusief recht zou geïnd worden voor het spelen van muziek op niet-openbare plaatsen.

Het bedrag van de billijke vergoeding werd tot nu toe vast gelegd in een commissie waarin alle stakeholders vertegenwoordigd zijn. Alleen kwam deze commissie zelden tot een conclusie en was het vaak de vertegenwoordiger van de minister die de knoop moest doorhakken.

Daarom zal de minister, na advies van de stakeholders, voortaan het bedrag bepalen. De verdeelsleutel waarbij uitvoerende kunstenaars en producenten elk de helft krijgen, wordt van dwingend recht. En het deel waarop de uitvoerende kunstenaars recht hebben, kunnen ze niet overdragen.

8. Georganiseerd overleg voor de hele audiovisuele sector

Naar aanleiding van deze nieuwe auteurswet heeft heel de sector de voorbije maanden rond tafel gezeten. Het algemeen gevoel was dat dit overleg zeer nuttig was en zeker moest verder gezet worden in de toekomst. Het audiovisuele landschap verandert namelijk constant, er komen nieuwe exploitatiewijzen bij, businessmodellen moeten worden herzien, etc. Kortom, overleg is noodzakelijk. Het alternatief is een eindeloze reeks rechtszaken.

Wij voorzien dan ook in een uitgebreid overlegcomité waarin alle stakeholders van de audiovisuele sector vertegenwoordigd zijn. In eerste instantie zal dit overlegcomité zich terug over de discussies van de voorbije maanden moeten buigen, waarvan de volgende minister bevoegd voor auteursrecht een evaluatieverslag zal moeten uitbrengen in het parlement. Daarnaast zal het overlegcomité snel kunnen inspelen op de meest recente ontwikkelingen in het audiovisuele landschap.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer Miller dankt de minister voor het geleverde werk. Immers, het is belangrijk dat de wetgeving de technologische evolutie volgt. Bovendien zijn auteursrechten belangrijk voor de creativiteit en ontwikkeling van de maatschappij. Zeker gezien het feit dat de grens tussen de verschillende economische agenten vervaagt.

Vervolgens verwijst de spreker naar de dienst Regulering die binnen de FOD Economie wordt opgericht. Deze heeft de exclusieve bevoegdheid erop toe te zien dat de innings-, tariferings en verdelingsregels bepaald door de beheersvennootschappen billijk zijn en niet discriminatoir. In geval van mogelijke geschillen is het de bedoeling dat de dienst zich tot het hof van beroep te Brussel richt. Deze werkwijze zal worden geëvalueerd en worden voorgelegd aan het Parlement en de minister. Wat is de mening van de minister over de voorgestelde werkwijze ?

De heer Hellings verwijst naar uitspraken dat momenteel geen boeken meer moeten worden gekocht om ze te lezen, noch moet er muziek worden gekocht om ze te beluisteren. In welke mate beantwoorden voorliggende bepalingen aan deze technologische evolutie ? Spreker stelt immers te hebben verstaan dat deze nog niet in de voorliggende bepalingen zijn geïntegreerd. Kan de globale licentie hier een oplossing voor vormen ?

Spreker wenst verder te vernemen waarom de evaluatie van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten, niet werd afgewacht, alvorens nieuwe bepalingen te introduceren ?

Het lid verwijst naar de zaak van de onverdeelbare rechten van 7 miljoen euro bij Sabam, die aan het pensioenfonds van Sabam zouden zijn toegewezen. Welke bepaling van voorliggende ontwerpen kan een dergelijk probleem vermijden ?

Wat de kabelmaatschappijen betreft, stelt de spreker vast dat deze zich meer en meer profileren als leveranciers van triple of zelfs quadruple play, zie ook gerechtszaken. Finaal is de inhoud van hun aanbod dus wezenlijk veranderd. Van distributeur van cultuur, televisie, zijn ze geëvolueerd naar een zeer breed aanbod en bieden ze technische diensten aan. In welke mate beantwoordt de Code aan deze technische evolutie ? Hoe zou de minister de kabelmaatschappijen definiëren ?

Wat de voorgestelde artikelen in verband met het volgrecht betreft, stelt de spreker vast dat de delegatie aan de Koning zeer ruim is. Dit is echter ook een algemene opmerking voor het ontwerp in zijn geheel.

De heer Schouppe stelt geen bepalingen te vinden in verband met de betaling van rechten aan organismen die moeilijk te detecteren zijn. Nochtans is de technologische evolutie als zodanig vb via de cloud-technologie, dat steeds nieuwe concepten en technologieën opduiken. De spreker vraagt zich af hoe de rechten en de plichten van de auteurs en aanverwante, kunnen worden aangewezen. Hoe kan de overheid passend optreden ?

In eerste instantie zegt de minister nog niet te weten of de optie die werd genomen via de inschakeling van een dienst Regulering en de rechtbank de juiste is. De tijd zal het uitwijzen. Wel is nu reeds duidelijk dat wettelijke bepalingen niet meer alle gevallen kunnen regelen. Onmogelijk, de diversiteit is te groot en de details wijzigen dagelijks. Er werd dan ook geopteerd om een regulator in te schakelen.

De voorliggende bepalingen zullen bovendien de problemen in verband met de digitalisering niet oplossen. Deze problemen kunnen ook niet geregeld worden aangezien de Europese richtlijnen die aan de basis liggen, nog niet werden gewijzigd. De bespreking hierover is bezig. De minister heeft de resultaten echter niet afgewacht aangezien hij van oordeel was dat er in de andere aspecten vooruitgang moest worden geboekt. Spreker hoopt daarbij dat de sector, na voorliggende eerste wijzigingen, in de toekomst meer zal overleggen.

Wat nu de door de heer Hellings aangehaalde 7 miljoen betreft, verklaart de spreker hiervoor de rechtbank te hebben ingeschakeld. Deze actie bleek weinig succesvol. In de toekomst echter zouden dergelijke zaken moeten kunnen vermeden worden.

Wat de opmerking en de vraag over de kabelmaatschappijen betreft, zegt de minister dat hij niet wenst tussen te komen in het lopende gerechtelijke dossier.

Spreker stelt nog dat wordt geëvolueerd van « mededeling op een openbare plaats » naar « openbare uitvoering ». De Koning zal hierover beslissen. Hij zal wel de evolutie van de jurisprudentie voor de rechtbank moeten respecteren.

De heer Schouppe merkt op dat de jurisprudentie zich nog altijd op het verleden baseert. Wat deze technologieën betreft, wordt men wel geconfronteerd met een zeer snel evoluerende ontwikkeling.

De heer Hellings is van mening dat de leveranciers van internet op één of andere manier zouden moeten bijdragen tot de auteursrechten. In die zin zullen de kabeldistributeurs verder veranderen.

Mevrouw Maes is van mening dat voorliggende wetsontwerpen de kans missen voor een verder modernisering van onze wetgeving en het ondersteunen van nieuwe dynamieken. Spreekster uit vervolgens haar verwondering bij het behoud van het vergoedingssysteem van de thuiskopie. Deze blijft een suboptimale heffing aangezien de onderworpen dragers en apparaten eveneens voor andere doeleinden kunnen gebruikt worden. Spreekster vraagt daarom aandacht voor de alternatieve ontwerpresolutie over heffingen voor kopiëren voor thuisgebruik, zoals bij amendement ingediend door de ALDE-fractie in het Europees Parlement op de resolutie zelf (A7-0114/2014). Dit amendement stelt de legitimiteit van deze belastingsvorm ernstig in vraag. Het lid is ook van mening dat de bescherming van het auteursrecht op een efficiënte wijze moet gebeuren. Vanuit die optiek uit ze haar twijfels bij de effectiviteit van de blokkades op sites zoals The Pirate Bay vanuit de federale overheid. Volgens de spreekster lokt dit feit enkel een tijdelijk verschuivingsgedrag uit en lost het geenszins het basisprobleem op, zoals ook blijkt uit een aantal publicaties.

IV. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

A. Het wetsontwerp houdende de invoeging van boek XI, « Intellectuele eigendom » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek

Artikel XI. 210

Amendement nr. 1

De dames Maes en Vermeulen dienen een amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-2805/2) dat ertoe strekt de voorgestelde § 3 te wijzigen.

Op verzoek van de uitvoerende kunstenaar zijn de producenten verplicht zijn om alle informatie te verstrekken voor wat de jaarlijkse aanvullende vergoeding betreft. In het wetsontwerp wordt deze mogelijkheid tot verzoek evenwel bij de beheersvennootschap gelegd, terwijl artikel 1 van de EU-richtlijn voorschrijft dat dit aan de uitvoerende kunstenaar zelf toekomt. De indieners wensen deze bepaling correct om te zetten in nationaal recht.

De minister bevestigt dat wordt bepaald dat de beheersvennootschap over de mogelijkheid tot verzoek beschikt. Spreker is van mening dat dit element een administratieve vereenvoudiging inhoudt. Indien elke individuele kunstenaar hierover zou kunnen beschikken is het voor de producenten zeer moeilijk om hiermee om te gaan. De minister vraagt om het amendement niet te stemmen.

Artikel XI. 211

Amendement nr. 2

De dames Maes en Vermeulen dienen een amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-2805/2) dat ertoe strekt een overgangsregeling te voorzien nl de bepalingen in dit artikel doen geen afbreuk aan de bestaande overeenkomsten die reeds werden gesloten voor 1 januari 2015.

Het huidige artikel 41 van de auteurswet stelt dat de uitvoerende kunstenaar en de producent zich niet kunnen verzetten tegen de mededeling van hun prestatie op een openbare plaats. Deze beperking van exclusieve rechten van de uitvoerende kunstenaars en de producenten heeft als tegenprestatie de betaling van een billijke vergoeding. Volgens het voorontwerp wordt het toepassingsgebied van de billijke vergoeding voortaan uitgebreid tot « elke openbare uitvoering » en niet langer tot bij een mededeling « op een openbare plaats ». Dit is een belangrijke wetswijziging die de facto het einde zou betekenen van de zogenaamde Unisono-regeling. Met dit systeem kunnen bedrijven via een « one stop shop » een contract sluiten waardoor zij van alle betrokken rechthebbenden de toestemming krijgen om muziek af te spelen op de werkvloer. Deze regeling die in 2009 tot stand kwam met een akkoord tussen de ondernemersorganisaties en de beheersvennootschappen telt momenteel 12 000 contracten. Door deze wetswijziging komen deze stuk voor stuk op de helling te staan. De onmiddellijke afschaffing ervan zou een grote administratieve rompslomp en een financiële aderlating veroorzaken voor de producenten.

De minister preciseert dat de nieuwe regeling in werking treedt op 1 januari 2015. De memorie van toelichting geeft bovendien aan (Stuk Kamer, nr. 53-3991/001, blz. 40) dat de Koning rekening zal dienen te houden met de bestaande praktijken en dat hij in maatregelen zal moeten voorzien om een harmonieuse overgang tussen de bestaande praktijken en de toekomstige uitvoeringsmaatregelen te verzekeren. De minister benadrukt tevens dat de akkoorden voortdurende worden geëvalueerd op basis van de internationale rechtspraak.

Artikel XI. 213

Amendement nr. 3

De dames Maes en Vermeulen dienen een amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 5-2805/2) dat ertoe strekt een evenwichtig beslissingskader in te voeren in de wet. Spreekster verwijst vervolgens naar haar schriftelijke verantwoording.

De minister preciseert dat er altijd wel raadplegingen zullen gebeuren. Hij is geen voorstander van formalistische regels, die aanleiding kunnen geven tot betwistingen. Hij vraagt het amendement niet goed te keuren.

Artikel XI. 215

Amendement nrs. 4 en 5

De dames Maes en Vermeulen dienen een amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 5-2805/2) dat ertoe strekt artikel 225, § 3 aan te vullen. Voorliggend amendement is de bestendiging van de huidige rechtspraktijk en verzekert ook de goede naleving van artikel 10 van de « SABCAT »-richtlijn.

De dames Maes en Vermeulen dienen een amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-2805/2) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 225 aan te vullen met een § 5. Deze bepaling beoogt de bestaande wetgeving te behouden, teneinde de rechtszekerheid te garanderen. Spreekster verwijst vervolgens naar haar schriftelijke verantwoording.

De minister stelt dat het exploitatierecht op zich overdraagbaar is maar niet het recht op de vergoeding. Over hoeveel die vergoeding juist bedraagt, moet worden overlegd. Dit onderscheid tussen beide rechten wordt geregeld door voorliggende bepalingen. Het is één van de verbeteringen van het voorliggende ontwerp.

Wat het tweede amendement betreft, verklaart de minister dat bestaande overeenkomsten door de wet niet worden opzij gezet. Zij blijven gelden. Spreker verwijst hiervoor naar artikel 41. De bepaling is heel duidelijk en past de bestaande principes van overgangsregelingen toe.

Artikel XI. 252

Amendement nrs. 6 en 7

De dames Maes en Vermeulen dienen de amendementen nrs. 6 en 7 in (stuk Senaat, nr. 5-2805/2). Ze strekken ertoe een zin te schrappen in § 3 en in § 2 een zin toe te voegen. Het lid acht het belangrijk dat diegenen die recht hebben op een bepaalde som geld dat gelde ook effectief krijgen. Het is niet de bedoeling dat het bij de beheersvennootschappen blijft en aangewend wordt voor de collectieve overheadkosten.

De minister antwoordt dat voor een zekere flexibiliteit werd geopteerd en dat in de wet niet werd bepaald wat de sanctie is.

Verder stelt de minister dat de Koning nooit discriminatoir kan beslissen. Uitzonderingen moeten steeds volgens het gelijkheidsbeginsel verlopen. Enkel na objectieve reden kan hij voor één vennootschap een uitzondering toestaan. De minister vraagt dan ook het amendement niet goed te keuren.

B. Het wetsontwerp houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI « Intellectuele eigendom » van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft

Het ontwerp geeft geen aanleiding tot een verdere bespreking

V. STEMMINGEN

A. Het wetsontwerp houdende de invoeging van boek XI, « Intellectuele eigendom » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek

De amendementen 1 tot en met 7 worden verworpen met 8 stemmen tegen 1 stem.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

B. Het wetsontwerp houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI « Intellectuele eigendom » van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft

De artikelen 1 tot en met 10, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, worden aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

Het verslag werd eenparig goedgekeurd met door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitster,
Louis SIQUET. Fauzaya TALHAOUI.

De door de commissie aangenomen teksten zijn dezelfde als de teksten van de wetsontwerpen overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stukken Kamer, r. 53-3391/5 en nr. 53-3392/4).