5-274COM | 5-274COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Een klokkenluider uit het leger meldde dat de eerste compagnie van het regiment Ardense Jagers in juni 2012 een oefening kreeg opgelegd met als doel een groep van salamisten, actief in de getto's van Shahar-el-Beek, te overmeesteren. Deze boze salamisten zouden eerbare autochtone burgers gijzelen en bedreigen. De salamistische onverlaten zouden het kasteel van Bouillon hebben bezet en moesten subito presto worden verwijderd.
De minister moet wellicht niet echt lang nadenken over het antwoord op deze vraag. Hopelijk zag ook hij meteen in dat deze oefening ronduit als islamofoob moet worden bestempeld. Zulke opdrachten kunnen misschien - ten onrechte - enige humor opwekken, als een slechte persiflage op oude boeken van Suske en Wiske. Ten gronde is deze aanpak absoluut te laken.
Hoe evalueert de minister de keuze om een legereenheid in te schakelen in een oefening die duidelijk een antimoslimklimaat weerspiegelt en waarin beledigende begrippen en situaties worden gebruikt? Beaamt de minister dat het gaat over een duidelijk geval van islamofobie, waarbij zowel Arabische mensen als moslims op een beledigende wijze te kaak worden gesteld? Zal de minister hieromtrent bestraffend optreden en de aansprakelijke officieren meer dan duidelijk informeren over het laakbare van hun aanpak in deze? Zo ja, hoe en wanneer zal de minister dit aanpakken? Zo neen, vindt de minister deze feiten onvoldoende ernstig om hieromtrent streng op te treden?
Vindt de minister een simulatie bij een legeroefening die uitgaat van een mogelijk interne bedreiging door landgenoten van Arabische afkomst of moslimgelovigen, voldoende realistisch en probabilistisch? Zo ja, op basis van welke feiten en argumenten? Zo neen, kan de minister de legerleiding instrueren om simulaties bij legeroefeningen niet alleen meer kies en respectvol, maar ook meer realistisch en relevant te kiezen?
De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. - De generale staf heeft mij meegedeeld dat een compagnie van het bataljon Ardense Jagers in juni 2012 een oefening heeft gehouden in de omgeving van Bouillon. Die speelde zich, net als elke oefening, af in een fictieve setting. De opdracht van de eenheid was om gijzelaars te bevrijden die werden vastgehouden in het fort van Bouillon.
Er waren 54 deelnemers. De doelstelling, meer bepaald het trainen van militairen voor speciale operaties, werd ruimschoots gehaald.
Zoals bij elke routine-oefening op compagnieniveau wordt op bataljonniveau een fictief scenario opgesteld. Er loopt een intern onderzoek om te bepalen of er bij het opstellen van het scenario sprake van kwaadwilligheid is geweest. Het resultaat van dit onderzoek wordt tegen het einde van deze week meegedeeld.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het stemt me tevreden dat er een onderzoek wordt gevoerd. Ik begrijp dat de minister geen uitspraken kan doen zolang hij de resultaten van dat onderzoek nog niet kent. Ik hoop echter dat hij inziet dat het opstellen van zo'n scenario echt niet door de beugel kan.