5-137 | 5-137 |
De voorzitter. - De heer Alexander De Croo, vice-eersteminister en minister van Pensioenen, antwoordt.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Als ministers niet kunnen komen, laten ze dat op voorhand weten. Vandaag gebeurde dat pas omstreeks elf uur, top het moment dat de vragen al ingediend waren. We moeten proberen dat in de toekomst te voorkomen.
Een West-Vlaamse rechter wordt verdacht van corruptie, belangenvermenging en knevelarij. Deze zaak volgt uit vele klachten die al geruime tijd werden geuit. Enkel door de interventie van een bekende politicus kwam deze zaak aan het licht.
Magistraten, vooral rechters, hebben terecht een aureool van onpartijdigheid en een hoog moreel profiel. Burgers hebben veel schroom en terughoudendheid om zich bij mogelijk misbruik krachtig op te stellen. De drempel om tegen een hoge magistraat een klacht te formuleren is torenhoog. Juist daarom is het absoluut nodig dat er een heel doeltreffend en adequaat intern kwaliteits- en deontologisch toezicht bestaat. Blijkbaar schort er iets aan de werking van dit systeem. In het nabije verleden waren er nog beangstigende verhalen over "luie" en "onbeheersbare" rechters.
Bevestigt de minister dat het voor gewone burgers erg moeilijk en zelfs risicovol is om tegen rechters klachten te formuleren over onbetamelijk en zelfs ronduit misdadig gedrag, omdat de functie van magistraat maakt hen bijna onaantastbaar? Beaamt de minister dat precies daarom het deontologisch en functioneringstoezicht van de oversten uitzonderlijk performant en adequaat moet worden georganiseerd, maar dat dit momenteel niet voldoende en afdoende werkt?
Wat zal de minister concreet en op korte termijn ondernemen om deze interne - of zelfs externe - controle meer slagkracht te geven en systematisch te maken, teneinde ervoor te zorgen dat het maatschappelijk vertrouwen in magistraten en in het gerecht in het algemeen behouden blijft en niet afglijdt naar een cynische en sarcastische perceptie?
De heer Alexander De Croo, vice-eersteminister en minister van Pensioenen. - Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.
Een half jaar geleden werd in het parlement een heel nieuw tuchtsysteem voor magistraten goedgekeurd. Dat resulteerde in de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht.
In het parlement, ook in de commissie voor de Justitie van de Senaat, is al veel van gedachten gewisseld over de wijze waarop we bij de burger het gevoel kunnen wegnemen dat magistraten in een ivoren toren zitten en onaantastbaar lijken. Daar zijn we met deze nieuwe wet in geslaagd. Voortaan zal een onafhankelijke tuchtrechtbank oordelen over en toezicht houden op het deontologisch handelen van magistraten.
Het nieuwe tuchtrecht biedt de burger de mogelijkheid zijn klachten rechtstreeks door te geven aan de tuchtoverheden die bevoegd zijn om een tuchtprocedure in te stellen. De burger wordt ook meer en meer betrokken in de procedure, hij wordt op de hoogte gehouden van het onderzoek en kan worden gehoord. Indien de burger binnen een bepaald termijn geen gehoor krijgt van deze tuchtoverheid, kan hij met zijn klacht naar het openbaar ministerie stappen.
Dit nieuwe tuchtsysteem is doeltreffend en staat borg voor een objectieve behandeling van klachten over het mogelijk ontoelaatbaar gedrag van magistraten. De wet zal op korte termijn in werking treden.
Daarnaast heeft de regering in het regeerakkoord uitdrukkelijk opgenomen dat nieuwe wetgeving zal worden aangenomen om de dienstverlening van justitie te verbeteren. In die optiek wordt de rol van de Hoge Raad voor de justitie bekeken, onder andere om na te gaan hoe de externe controle kan worden verbeterd.
Krachtens een wetsvoorstel dat gisteren in de Kamer is aangenomen, krijgt de Hoge Raad voor de justitie een ombudsfunctie toegewezen en kan hij voortaan fungeren als beroepsinstantie bij de behandeling van klachten. Ook zullen burgers rechtstreeks een klacht bij de Hoge Raad kunnen indienen en de Raad zal dan als onafhankelijke instantie die klacht behandelen.
Er wordt dus wel degelijk werk gemaakt van een meer doeltreffend toezicht op de justitie waarbij een correcte behandeling van de klachten van de burger wordt gewaarborgd.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik wil de minister eerst en vooral danken voor de twee belangrijke punten die al zijn verwezenlijkt: het tuchtrecht en de jarenlang gewenste ombudsfunctie van de Hoge Raad.
Op zich is dat goed. Toch word ik dagelijks geconfronteerd met mensen die met vragen zitten over het niet correct functioneren van magistraten. Dat heeft veelal niets te maken met tuchtproblemen, maar wel met de manier waarop magistraten in hun korps functioneren.
Een burger die niet op correcte wijze wordt geholpen, kan in voorkomend geval een ombudsdienst aanspreken, maar malversaties en/of misdadig optreden van rechters en magistraten in functie kunnen mijns inziens niet door rechters en magistraten worden onderzocht. Daarvoor zou de burger zich moeten kunnen wenden tot een zogenaamd Comité J, naar analogie met het Comité I opgericht voor de controle op de Inlichtingendiensten en het Comité P opgericht voor de controle op de politiediensten. In zulke dossiers kan een dergelijk comité wel optreden. Zolang de burger echter een klacht moet indienen bij de peers, de gelijken van een rechter, zal zij of hij daarvoor terugschrikken. Een onafhankelijk comité J zou de groeiende kloof tussen burger en Justitie kunnen dichten. Hoewel ons dat verre van verheugt, is die kloof ontstaan ingevolge een echte vertrouwenscrisis in en door de gebrekkige toegang tot justitie. Hopelijk houdt de minister hiermee rekening.
(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.)