5-258COM

5-258COM

Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 12 NOVEMBER 2013 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris voor Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling over «de gevolgen van het KPMG-rapport inzake de werklastmeting in het arrondissement Brussel» (nr. 5-3935)

Vraag om uitleg van de heer Karl Vanlouwe aan de minister van Justitie over «de werklastmeting in het gerechtelijk arrondissement Brussel(-Halle-Vilvoorde)» (nr. 5-4128)

Vraag om uitleg van de heer Karl Vanlouwe aan de staatssecretaris voor Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling over «de werklastmeting in het gerechtelijk arrondissement Brussel-(Halle-Vilvoorde)» (nr. 5-4129)

De voorzitster. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

De heer Bart Laeremans (VB). - Begin juli raakte bekend dat de werklastmeting van het studiebureau KPMG klaar was. We stelden meteen vragen aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris, maar werden telkens met een kluitje in het riet gestuurd. Vandaag, vier maanden later, zullen we eindelijk de resultaten krijgen. Dat is ons toch beloofd.

Intussen is er al een akkoord en is alles al in amendementen gegoten. Een deel van de resultaten lekte uit in de pers. De regering sprak triomfantelijk over het akkoord van 23 oktober. Dit is een schoolvoorbeeld van antiparlementair gedrag en non-transparantie.

Het parlement had al veel eerder op de hoogte moeten worden gebracht om met gelijke wapens te kunnen strijden en op een correcte manier de ministers te kunnen ondervragen. Het is intriest dat de we rapporten nog niet hebben en evenmin de tekst van het akkoord van 23 oktober. De inhoud van dat akkoord hebben we gedeeltelijk kunnen afleiden uit de amendementen.

Onaanvaardbaar is ook de groteske misleiding. Er werd gecommuniceerd dat de verhouding nu 29/71 zal zijn, waar die thans 20/80 is. Hiermee worden appelen met citroenen vergeleken. Het uitgangspunt was helemaal niet de 20/80-sleutel. Die verdeelsleutel sloeg op de rechtbank van eerste aanleg en op de arbeidsrechtbank, maar niet op het totaalpakket. Vóór de hervorming was er een verhouding van 35 procent Nederlandstalige magistraten tegenover 65 Franstalige magistraten. Door het rampzalige akkoord in 2012 is deze verhouding in één klap gezakt naar 27,5/72,5. Nu wordt die verhouding 29/71. Dat is nauwelijks een verbetering, dat betekent een minimale vooruitgang voor de Nederlandstaligen, maar een maximale winst voor de Franstaligen.

Er werd op een "tsjeverige" manier meegedeeld dat de verhouding wijzigde van 20/80 naar 29/71. Zo stelde Luk Van Biesen op 5 november in de Kamer dat 20/80 nu plots 29/71 wordt en dat dit toch een groot verschil is. Wel dat is puur bedrog en misleiding die moet worden doorgeprikt.

Het hele gedoe over de werklastmeting is trouwens een remediëring voor een verkeerd gelopen akkoord. De aanpassing is er gekomen na protest van de magistraten en van ons.

Als de regering meteen de fouten had rechtgezet, was er geen ongerustheid gecreëerd. Uit de werklastmeting is immers gebleken dat de Nederlandstalige magistraten en advocaten en ook wij het bij het rechte eind hadden. Als dit meteen was rechtgezet, dan was de ongerustheid weggenomen. Het straffe is nu dat de oppositie en de magistraten die geprotesteerd hebben, verweten wordt paniek te hebben gezaaid en verantwoordelijk te zijn voor de onrust. De schuld ligt bij degenen die zonder enige dossierkennis met de valse verhoudingen van 20/80 akkoord zijn gegaan.

We hebben intussen nog altijd geen officiële cijfers. We moeten ons behelpen met wat we in de krant lezen, wat we opvangen en wat in de amendementen staat. Voor de griffiebedienden is er bijvoorbeeld nog altijd onduidelijkheid.

Voor de rechtbank van eerste aanleg wordt het aantal Nederlandstalige magistraten van 28 naar 41 gebracht. Als we De Tijd mogen geloven, zou de verhouding volgens de werklastmeting echter 29/71 moeten bedragen. Als er 41 Nederlandstalige magistraten zijn, dan zouden er dus 99 Franstalige magistraten moeten zijn. Dat zou een correcte verhouding zijn. De 112 Franstalige magistraten, die er kwamen na het akkoord van 2012, blijven echter gehandhaafd - dat zijn er dus al 13 te veel - en er komen bovendien volgens de amendementen nog eens 10 bovenop. Er zullen dus 122 Franstalige magistraten zijn voor de rechtbank van eerste aanleg. De Franstaligen krijgen dus 23 magistraten te veel en de Vlamingen krijgen 9 magistraten te weinig. Dat is een absolute wanverhouding. We gaan dus niet, zoals de werklastmeting aangaf, naar een correcte 29/71-verhouding, maar naar een verhouding 25/75. En daar moeten de Vlamingen blij mee zijn! Dat is onaanvaardbaar.

Hetzelfde geldt voor de arbeidsrechtbank. De Vlamingen verloren in 2012 ten onrechte vier magistraten. Die komen er nu weer bij, maar tegelijkertijd komen er ook vier Franstalige magistraten bij. Volgens de werklastmeting zou er, aldus De Tijd, een verhouding 34/66 moeten komen, maar we krijgen een definitieve verhouding 29/71. De Vlamingen zijn dus nog altijd benadeeld; er zijn twee Nederlandstalige magistraten te weinig en vier Franstaligen te veel. In totaal zijn er 27 Franstalige rechters te veel. Billijk is anders!

Het openbaar ministerie wordt blijkbaar over dezelfde kam geschoren als de rechtbanken. We hebben ons daar van meet af aan tegen verzet.

Er is een tweetalig parket in Brussel. Daar moet toch een minimumaantal Vlaamse magistraten zijn. Welnu, het minimumpercentage Franstalige magistraten, 20 procent, wordt wel in Halle-Vilvoorde behaald. In Brussel echter blijft het percentage Nederlandstalige parketmagistraten hetzelfde, maar er komen ineens 13 Franstalige parketmagistraten bij. In totaal krijgen de Franstaligen er, inclusief het auditoraat, 15 magistraten bij. De Franstaligen worden in het eentalige arrondissement Halle-Vilvoorde voortaan dus beter bediend dan de Vlamingen in het tweetalige arrondissement Brussel. Het kan nog naar beneden, want er is geen minimumgrens.

Als we dan op basis van de amendementen van de meerderheid de slotsom maken, dan komen we aan een totaal van 377 Nederlandstalige rechters bij de rechtbanken van eerste aanleg. De Franstaligen krijgen er binnenkort 380. In België zijn de Franstalige magistraten dus voortaan in de meerderheid, alhoewel de Vlamingen 58% van de bevolking uitmaken. Dit is het rechtstreekse gevolge van deze nefaste hervorming. Hetzelfde voor de arbeidsrechtbanken: 72 Nederlandstalige en 74 Franstalige magistraten.

De Vlamingen verliezen 140 ambten, bij de Franstaligen komen er in Brussel ten opzichte van 2011 352 ambten bij. Dat had men kunnen voorkomen door veel meer Nederlandstalige griffiebedienden in de rechtbanken te handhaven. Ze doen nu al Franstalig werk, kennen de job en zijn perfect tweetalig. Men had ze in de griffies kunnen plaatsen, maar in plaats daarvan zet men ze in overtal en werft men tegelijkertijd 352 Franstalige magistraten en griffiebedienden aan. Wij schatten de kostprijs hiervan op 10 miljoen euro per jaar.

Hoe verantwoordt de staatssecretaris deze cijfers? Wat is de meerkost van deze operatie? Hoe kan hij verantwoorden dat hij een werklastmeting laat doen, maar er nadien geen rekening mee houdt? Hoe verantwoordt hij de enorme cadeaus die de Franstaligen eens te meer krijgen?

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling. - De minister van Justitie en ik hebben allebei een antwoord voorbereid. De minister zelf kan er vandaag niet zijn, omdat ze in de commissie voor de Justitie van de Kamer aanwezig moet zijn. Indien de senatoren het wensen, kan ik haar antwoord voorlezen. De minister van Justitie wil de komende week in de Senaatscommissie echter zelf antwoorden op die punten van de vragen om uitleg die specifiek onder haar bevoegdheid vallen. Ik zou dan vandaag in mijn antwoord alleen ingaan op de conformiteit met het institutioneel akkoord. Zaken zoals de follow-up van de aanwervingen en de financieringskost kunnen dan komende week met de minister zelf worden besproken. Ik laat de keuze aan de leden van de commissie.

De heer Bart Laeremans (VB). - Er zijn hier vandaag journalisten die met het onderwerp bezig zijn. Het is beter dat we vandaag het volledige antwoord krijgen, het onderdeel Justitie desnoods schriftelijk. We kunnen dan nadien evalueren of we de minister van Justitie nog bijkomende vragen willen stellen of eventueel donderdag in de plenaire vergadering op het onderwerp willen terugkomen. We wachten al lang genoeg op de informatie die de staatssecretaris bij zich heeft. Het zou gek zijn in stukjes te moeten werken.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ga daarmee akkoord, maar ik geef er de voorkeur aan het antwoord van de minister van Justitie op papier te krijgen.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Dat moet ik even met haar overleggen, maar ik lees in elk geval haar antwoord voor.

De voorzitster. - Het moet worden voorgelezen, anders komt het niet in het verslag.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Een van de pijnpunten in het politiek akkoord over het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is het taalkader bij de magistraten. Toen Stefaan De Clerck, partijgenoot van de staatssecretaris, minister van Justitie was, liet hij zich in de Kamer onder meer ontvallen dat de gehanteerde cijfers, aangeleverd door de FOD Justitie, fout waren. Ook de Hoge Raad voor de Justitie deelde ambtshalve in een advies van 30 mei 2012 mee: "De actuele personeelsbezetting is sterk afwijkend van de verhoudingen die werden vastgelegd in het regeerakkoord. (...). De vastgelegde verhoudingen Nederlands-Frans zijn evenmin in overeenstemming met de vastgestelde instroom en uitstroom per taalrol. Dit geldt zowel voor de magistratuur als voor het gerechtspersoneel."

De eerste minister, zich nochtans bewust van de problemen, verklaarde op 10 december 2011 in de Kamer: "Mochten de cijfers voor de verdeling van de kaders fout blijken te zijn, dan zullen ze worden aangepast. In het akkoord is voorzien in een evaluatie en wij zullen onze verbintenissen nakomen."

Ook de staatssecretaris zelf stelde zich in verschillende debatten kordaat en ferm op. Zo lezen we in het verslag van de Kamercommissie: "In het bijzonder stelt de staatssecretaris dat de 80/20-sleutel en 60-40 een forfaitaire overgangsmaatregel is. De bedoeling is dat hij slechts gedurende een zeer beperkte tijd zal worden toegepast, vóór de inwerkingtreding van de hervorming zelf, met name tussen de inwerkingtreding van de overgangskaders en de datum waarop de definitieve kaders worden vastgelegd op grond van de reële behoeften op basis van objectief becijferde gegevens", de fameuze werklastmeting van KPMG. Verder zei de staatssecretaris: "De werklastmeting is een weging op basis van objectieve cijfers met betrekking tot de reële noden, zodat het werk voor de zetel en het parket evenwichtig per zetel en parket kunnen worden verdeeld voor het gehele land en voor het parket van Brussel, het parket van Halle-Vilvoorde en de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van Brussel in het bijzonder."

De staatssecretaris ging daar nog verder op door: "De acht fracties" - van de institutionele meerderheid - "hebben het volgende met elkaar afgesproken. Iedere rechtbank, ieder parket in ons land, dus ook in Brussel en ook in Halle-Vilvoorde, heeft recht op het aantal magistraten en de personeelsleden die het nodig heeft. Zij zullen die ook krijgen na de werklastmeting. (...) We hebben heel dringend nood aan een objectieve werklastmeting om vervolgens zo snel mogelijk definitieve kaders vast te leggen."

Twee jaar geleden al wezen we de staatssecretaris op de foutieve cijfers die werden gebruikt. Het onderwerp kwam meermaals ter sprake in de commissie voor de Justitie en in debatten in de plenaire vergadering van zowel Kamer als Senaat. Een correcte inschatting van de werklast is onontbeerlijk, niet alleen voor het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, en zou in alle gerechtelijke arrondissementen moeten gebeuren.

De institutionele meerderheid ontkende dat de verdeling over de taalkaders een politiek compromis is dat niet bij de realiteit aansluit en schermde lange tijd met de werklastmeting.

De opdracht voor de werklastmeting werd in januari aan het consultancybureau KPMG gegeven en moest op 30 juni 2013 afgerond zijn. Ondanks verscheidene vragen die daarover in Kamer en Senaat werden gesteld, hebben we de resultaten van de werklastmeting zo'n vier maanden later nog altijd niet gekregen. Dat verwondert ons, vooral omdat één en ander wel in de media is bekendgemaakt.

De wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel treedt in twee fasen in werking. Vóór de hervorming zelf in werking treedt, moet ervoor worden gezorgd dat het vereiste aantal magistraten en personeelsleden voorhanden is, zodat de nieuwe taalkaders van de rechtbanken en parketten meteen kunnen worden ingevuld op het ogenblik dat het nieuwe systeem van kracht wordt.

De hervorming treedt daarom pas in werking zodra de nieuwe personeelsformatie en taalkaders, voor zowel de magistraten als het griffiepersoneel, van de betrokken parketten en rechtbanken voor 90% zijn ingevuld. Die personeelsformatie en taalkaders worden bepaald in de artikelen 57 tot en met 60 van de wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. In die wet is bepaald dat de taalkaders worden vastgelegd op basis van een werklastmeting van de dossiers in de verschillende talen, ten laatste op 1 juni 2014. In afwachting daarvan heeft de wetgever zelf voorlopige taalkaders vastgesteld. Wanneer 90% van elk taalkader is ingevuld, zal dat uitdrukkelijk bij koninklijk besluit worden vastgesteld. Al bijna anderhalf jaar is men nu druk bezig met het aanwerven van griffiepersoneel en magistraten om die 90% te bereiken.

In afwachting daarvan zijn met de publicatie van de wet op 22 augustus 2012 uiteraard reeds de artikelen 57 tot en met 60 met betrekking tot de nieuwe taalkaders in werking getreden. Daarnaast zijn er ook overgangsmaatregelen van kracht die ertoe strekken de nieuwe taalkaders zo snel en flexibel mogelijk in te vullen. Die geven de minister van Justitie vooral de mogelijkheid magistraten en personeelsleden ambtshalve te benoemen, te muteren, opdrachten te geven en een herplaatsingspremie toe te kennen. Op die manier kunnen de nieuwe taalkaders waar nodig en zoveel mogelijk worden ingevuld door de huidige human resources elders in te schakelen.

Er wordt ook een monitoringcomité opgericht dat "als taak heeft op een voortdurende basis toezicht te houden op de evolutie van de gerechtelijke achterstand" in het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Uiteraard is die monitoring vooral belangrijk in de periode vanaf de inwerkingtreding van de voorlopige personeelsformatie, op 22 augustus 2012, en de periode waarin de werklastmeting wordt afgerond. De werklastmeting heeft immers tot doel een definitieve personeelsformatie en taalkaders vast te leggen die ruim genoeg zijn om de werklast de baas te kunnen.

Daarnaast wordt er, om de hervorming en de overgangsfase op te volgen, een comité ter opvolging van de procedure van de inwerkingtreding van de hervorming opgericht. Dat comité is samengesteld uit vijftien leden, onder meer de eerste minister, de twee staatssecretarissen bevoegd voor staatshervorming, de minister van Justitie en de minister belast met Ambtenarenzaken. Het stelt ten laatste op 30 december 2012 en op 30 juni 2013 een stand van zaken op en bereidt eventuele maatregelen voor. De wet zelf bepaalt dat de hervorming zelf uiterlijk op 1 januari 2014 in werking moet treden.

Intussen heeft de Comori, een vreemde naam die me altijd aan de Napolitaanse maffia doet denken, beslist dat er 75 Franstalige rechters, 60 Franstalige griffiers en 52 Franstalige griffie-assistenten bijkomen.

De Vlamingen zouden maar 3 extra magistraten krijgen en gaan dus verhoudingsgewijs eigenlijk achteruit. Dat is een hoge prijs en volgens ons een stuitend voorbeeld van wafelijzerpolitiek.

Ik heb dan ook volgende vragen.

Wanneer zijn de staatssecretaris en de minister van plan de resultaten van de werklastmeting aan het parlement mee te delen? Wat zijn de resultaten van het monitoringcomité en het verslag van het comité ter opvolging van de procedure van inwerkingtreding van de hervorming?

Wat zijn de resultaten van de werklastmeting die door KPMG werd uitgevoerd? Op welke punten wijken de resultaten af van de personeelsformaties die voortkwamen uit het politiek compromis van de institutionele meerderheid? Belangrijk daarbij, zoals ook de heer Laeremans al zei, is dat er een onderscheid wordt gemaakt per rechtbank. We weten dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de arbeidsrechtbank, de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel. Zo behandelt de arbeidsrechtbank meer Nederlandstalige dossiers omdat er verhoudingsgewijs meer Nederlandstaligen werken. Het is dan ook van belang niet over een globaal pakket aan magistraten te spreken, maar hun aantal per rechtbank te bekijken. We willen dan ook graag de cijfers van KPMG voor de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel en de rechtbank van eerste aanleg.

De eerste minister en de staatssecretaris hebben gezegd dat de nieuwe taalkaders zo snel mogelijk na de werklastmeting definitief zullen worden vastgelegd en gebaseerd zullen zijn op de reële behoeften, dus op de werklastmeting. In de media hebben we al een en ander gelezen, maar voor zover ik weet is er nog geen wetsontwerp met de nieuwe kaders volgens de werklastmeting ingediend.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Dat is vorige week vrijdag ingediend.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat heb ik inderdaad nog niet kunnen bekijken. Daarmee is mijn laatste vraag al beantwoord, maar ik kijk natuurlijk uit naar de andere antwoorden.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik probeer het heel kort te houden. Vanaf het begin was afgesproken dat de taalkaders zouden worden vastgelegd op basis van een werklastmeting; zo staat het ook in de wet. De oppositie ging ervan uit dat de werklastmeting onmogelijk op tijd klaar kon zijn, maar ze is toch binnen de voorziene periode afgerond. Proficiat dus aan de regering.

Het uitgangspunt is dat elke rechtbank het aantal magistraten krijgt die ze nodig heeft. Daarvoor diende de werklastmeting. In het begin hebben we ons gebaseerd op een fictief cijfer van 80F/20N. Uit de werklastmeting is gebleken dat dat geen correct uitgangspunt was. Uit de overeenkomst die gesloten is tussen de acht meerderheidspartijen, en de amendementen die zijn ingediend, blijkt dat de werklastmeting wel degelijk duidelijk heeft vastgesteld hoeveel magistraten, griffiers en griffie-assistenten er nodig zijn om de werklast aan te kunnen.

Werklastmeting is echter geen synoniem van volkstelling, met alle respect voor de heer Laeremans. Het kan dus dat er volgens de werklastmeting aan Franstalige kant meer mensen nodig zijn dan aan Nederlandstalige kant. Ik zeg niet dat de werklastmeting overal al is uitgevoerd, maar men is er in elk geval stevig mee bezig. In Brussel en Halle-Vilvoorde is ze afgerond.

Er is gezegd dat de inwerkingtreding pas mogelijk is wanneer 90% van de personeelsformatie is ingevuld. In een van de amendementen staat nu wel degelijk een vaste datum voor de inwerkingtreding van de nieuwe regeling voor het gerechtelijk arrondissement Brussel: ten laatste op 1 april 2014. Welke manoeuvres van uitstel en afstel men ook vermoedde, ten laatste 1 april 2014 zal de hele hervorming van het gerechtelijk arrondissement gerealiseerd zijn. Er is dus een belangrijke stap gedaan.

Ik persoonlijk vind het niet erg dat er aan Franstalige kant misschien een beetje extra magistraten aangeworven zijn. Als men ziet hoe groot de achterstand daar is, is het in het belang van de hele bevolking dat die achterstand kan worden weggewerkt. Ik heb in elk geval gehoord dat de Nederlandstaligen op het terrein in Brussel die klachten hadden over de oorspronkelijke 20/80-verdeling, wel degelijk tevreden zijn met de huidige cijfers op basis van de werklastmeting. We krijgen het aantal magistraten dat we nodig hebben.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling. - Bepaalde aspecten van de vragen behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie; ik zal haar antwoorden voorlezen. Ik zal uiteraard ook toelichting verschaffen over de aspecten die onder mijn bevoegdheid vallen. De vraag van senator Laeremans over het toezicht op de personele invulling van het gerechtelijk arrondissement Brussel ressorteert inderdaad onder de bevoegdheid van de minister van Justitie, maar via het in de wet van 19 juli 2012 opgericht Opvolgingscomité is dit aspect uiteraard mede opgevolgd.

De resultaten van de werklastmeting en het verslag worden vandaag door het kabinet van de minister van Justitie tegelijkertijd aan de Senaat en aan de Kamer ter beschikking gesteld.

Het Uitvoeringscomité voor de staatshervorming zette enkele weken geleden de monitoring van de genomen beslissingen betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel verder.

In uitvoering van het institutioneel akkoord van 11 oktober 2011 bepaalt de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel dat de kaders en de taalkaders worden vastgelegd op basis van de werklastmeting van de dossiers in de respectieve talen, middels een uniform registratiesysteem, uiterlijk 1 juni 2014. Zoals collega Anciaux al zei, zijn we hiermee dus ruim op tijd. Deze werklastmeting kan er niet toe leiden dat het aantal magistraten van elke taalgroep vermindert.

In afwachting van deze werklastmeting werden er voorlopige kaders vastgelegd: 20% Nederlandstalige - en gedurende een overgangsfase was dat 27% - tegenover 80% Franstalige magistraten in de politierechtbank, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg; 40% Nederlandstalige tegenover 60% Franstalige magistraten in de rechtbank van koophandel; 20% van de magistraten van het parket en arbeidsauditoraat van Brussel worden toegewezen aan het nieuwe parket en arbeidsauditoraat van Halle-Vilvoorde; 20% Nederlandstalige tegenover 80% Franstalige magistraten in het nieuwe parket van Brussel.

Op basis van een beslissing van de Ministerraad van 30 november 2012 heeft KPMG deze werklastmeting uitgevoerd en begin juli 2013 een verslag afgeleverd. Het rapport van KPMG wijst uit dat de verhoudingen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen moeten worden bijgesteld, maar stelt eveneens dat het aantal magistraten, globaal genomen, met 67 eenheden zou moeten toenemen in vergelijking met de voorlopige kaders. Volgend op deze werklastmeting werden onderhandelingen gestart tussen de acht institutionele partijen. Op 23 oktober 2013 bereikte het Uitvoeringscomité voor de staatshervorming een akkoord over de definitieve wettelijke kaders.

Het akkoord zorgt ervoor dat elke rechtbank en elk parket zoveel magistraten en personeelsleden krijgt als nodig is voor de goede werking van de justitie te Brussel. De kaders en taalkaders werden vastgesteld teneinde tegemoet te komen aan de werklast waaraan elke rechtbank en parket het hoofd zal dienen te bieden.

Vrijdag zijn amendementen ingediend waarnaar tijdens het debat al werd verwezen. De indieners van de amendementen die deze kaders vastleggen, hebben zich hiertoe gebaseerd op de diverse elementen waarover zij beschikten, zoals de werkzaamheden van het Vast Bureau voor de Werklastmeting voor de zetel en het parket en het KPMG-rapport, waaromtrent door leden van de stuurgroep opmerkingen en correcties werden geformuleerd. Het is hierbij noodzakelijk gebleken om rekening te houden met elementen die niet of onvoldoende in rekening werden genomen, zoals de gerechtelijke achterstand, de taalwijzigingen, megadossiers, de inleidingskamers of de impact van de verhoging van het aantal parketmagistraten op de werklast op het niveau van de zetel.

Ten slotte werd rekening gehouden met de in artikel 57 van de wet van 19 juli 2012 ingeschreven regel volgens welke het kader van de magistraten per taalgroep niet kleiner mag zijn dan het kader dat bij deze wet werd vastgelegd.

Gelet op de budgettaire beperkingen wordt de totale toename van het aantal magistraten beperkt tot 43 eenheden (van 350 naar 393) in plaats van tot 67 eenheden (van 350 naar 417) zoals KPMG voorstelt.

Na de splitsing en de ontdubbeling zullen er 114 Nederlandstalige en 279 Franstalige magistraten zijn. Dit is een verhouding van 29% Nederlandstaligen tegenover 71% Franstaligen. Bij de personeelsleden (griffiers, secretarissen en ander personeel samen) worden de kaders vastgelegd op 361 Nederlandstaligen en 816 Franstaligen. Dit is een verhouding van 30,7% Nederlandstaligen tegenover 69,3% Franstaligen.

Voor de details van de cijfers per rechtbank en parket verwijs ik naar de amendementen die werden ingediend in het Parlement en waarover het parlementair debat zal worden geopend.

Globaal genomen, kan ik, wat de magistraten betreft volgende cijfers geven. De voorlopige kaders bestaan uit 96 Nederlandstalige magistraten tegenover 254 Franstalige, dus 350 magistraten in totaal. KPMG stelt voor om op basis van de werklastmeting 118 Nederlandstalige magistraten, of 28,3%, tegenover 299 Franstalige, of 71,7%, aan te stellen. Dus in totaal 417 magistraten. De definitieve kaders zullen bestaan uit 114 Nederlandstalige magistraten, of 29%, tegenover 279 Franstalige, of 71%. Dat is in totaal 393 magistraten. De huidige 8 uitdovende Nederlandstalige politierechters komen bovenop het kader van 114 Nederlandstalige magistraten; ze kunnen blijven zetelen of op eigen initiatief muteren naar een andere plaats.

Ik geef nu een overzicht per rechtbank. Voor de rechtbank van eerste aanleg bedragen de voorlopige kaders 28 Nederlandstaligen en 112 Franstaligen. KPMG stelt op basis van de werklastmeting een verhouding van 52 Nederlandstaligen tegenover 128 Franstaligen voor. De definitieve kaders zullen 41 Nederlandstaligen en 122 Franstaligen bedragen.

Voor de arbeidsrechtbank bedragen de voorlopige kaders 5 Nederlandstaligen en 22 Franstaligen. Op basis van de werklastmeting stelt KPMG een verhouding 13 Nederlandstaligen tegenover 25 Franstaligen voor. De definitieve kaders zullen 9 Nederlandstaligen en 22 Franstaligen bedragen.

In de rechtbank van koophandel was er een voorlopig kader van 10 Nederlandstaligen tegenover 14 Franstaligen. Volgens de werklastmeting zou de verhouding 12 Nederlandstaligen tegenover 14 Franstaligen moeten bedragen. De definitieve kaders worden vastgelegd op 11 Nederlandstaligen tegenover 14 Franstaligen.

In de politierechtbank bedragen de voorlopige kaders 3 Nederlandstaligen tegenover 11 Franstaligen. KPMG stelt op basis van de werklastmeting 4 Nederlandstaligen en 12 Franstalige voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 3 Nederlandstaligen tegenover 11 Franstaligen, plus 8 Nederlandstalige politierechters uitdovend in overtal.

In het parket van eerste aanleg bedragen de voorlopige kaders 43 Nederlandstaligen en 82 Franstaligen. KPMG stelt op basis van de werklastmeting 31 Nederlandstaligen tegenover 101 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 43 Nederlandstaligen en 95 Franstaligen.

In het Auditoraat bedragen de voorlopige kaders 7 Nederlandstaligen en 13 Franstaligen. KPMG stelt op basis van de werklastmeting 6 Nederlandstaligen tegenover 19 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 7 Nederlandstaligen en 15 Franstaligen.

Ik geef nu de cijfers voor het personeel van de griffies.

De voorlopige kaders bedragen 307 Nederlandstaligen tegenover 761 Franstaligen, in totaal dus 1068. KPMG stelt op basis van de werklastmeting 284 Nederlandstaligen, of 30,9%, voor tegenover 635 Franstaligen, of 69,1%. In totaal dus 919. De definitieve kaders worden vastgelegd op 361 Nederlandstaligen, of 30,7%, tegenover 816 Franstaligen, of 69,3%. In totaal 1177.

Ik geef de cijfers per rechtbank en per parket.

Voor de rechtbank van eerste aanleg bedragen de voorlopige kaders 77 Nederlandstaligen en 303 Franstaligen. KPMG stelt na werklastmeting 110 Nederlandstaligen en 249 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 116 Nederlandstaligen en 323 Franstaligen.

Voor de arbeidsrechtbank bedragen de voorlopige kaders 15 Nederlandstaligen en 62 Franstaligen. KPMG stelt na werklastmeting 33 Nederlandstaligen en 61 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 27 Nederlandstaligen en 62 Franstaligen.

Voor de rechtbank van koophandel bedragen de voorlopige kaders 38 Nederlandstaligen en 60 Franstaligen. KPMG stelt na werklastmeting 45 Nederlandstaligen en 61 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 41 Nederlandstaligen en 60 Franstaligen.

Voor de politierechtbank bedragen de voorlopige kaders 11 Nederlandstaligen en 43 Franstaligen. KPMG stelt na werklastmeting 10 Nederlandstaligen en 40 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 11 Nederlandstaligen en 43 Franstaligen.

Voor het parket van eerste aanleg bedragen de voorlopige kaders 146 Nederlandstaligen en 258 Franstaligen. De procentuele KPMG-verdeling komt op 80 Nederlandstaligen en 186 Franstaligen. De definitieve kaders worden vastgelegd op 146 Nederlandstaligen en 283 Franstaligen. Ik wijs erop dat de KPMG-studie voor het openbaar ministerie de resultaten van het Vast Bureau voor werklastmeting en organisatie diende over te nemen, waarbij enkel `juridische functies' en `administratieve functies' werden opgenomen en niet de drie functies, zijnde magistraten, secretarissen en ander personeel. Hierdoor zijn de detailresultaten per parket per afdeling niet overal beschikbaar. De cijfers 80 en 186 hebben derhalve enkel betrekking op ander personeel en maar gedeeltelijk op secretarissen. De berekening van de definitieve kaders gebeurde dus onder meer op basis van de algemene procentuele verdeling van de totale cijfers van de werklastmeting.

Voor het arbeidsauditoraat bedragen de voorlopige kaders 20 Nederlandstaligen en 35 Franstaligen. KPMG stelt na werklastmeting 8 Nederlandstaligen en 37 Franstaligen voor. De definitieve kaders worden vastgelegd op 20 Nederlandstaligen en 45 Franstaligen.

Deze nieuwe kaders treden in werking vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad, waarna de aanwerving onmiddellijk wordt aangevat. De voortgang van de aanwervingen zal in de twee taalrollen gelijk verlopen.

Ofschoon nog diverse maatregelen worden ontwikkeld voor een snelle invulling van 90% van alle kaders, zoals vast te stellen in een bij Ministerraad overlegd koninklijk besluit dat de inwerkingtreding van de hervorming tot gevolg heeft na de bovenvermelde start van de aanwervingsprocedure, wordt in de wet vastgelegd dat de hervorming van het gerechtelijk arrondissement hoe dan ook in werking treedt uiterlijk op 31 maart 2014. Alle actoren kunnen zich dan ook tijdig voorbereiden op de inwerkingtreding.

Dan kom ik tot het antwoord van de minister van Justitie over de vraag op welke wijze ze met de magistraten en hun medewerkers communiceert over hun toekomst en of ze hen bevraagt over de kansen op werkmogelijkheden en werkplaatsen.

Alle magistraten en personeelsleden ontvingen algemene communicatie omtrent de hervorming van het gerechtelijk landschap via circulaires alsook via berichtgeving op het intranet van Justitie.

Wat de vestigingsplaats van het nieuwe parket van Halle-Vilvoorde betreft, werd daarenboven aan Nederlandstalige betrokkenen ook individuele communicatie gericht. Die maakte het mogelijk te peilen naar de voorkeur van betrokkenen, om ook de wettelijk voorziene keuze naar het parket Halle-Vilvoorde te kunnen honoreren.

Bovendien vinden er op regelmatige basis contacten plaats tussen de administratie van Justitie en het parket te Brussel waarbij concrete informatie met betrekking tot diverse vragen wordt uitgewisseld.

Werd intussen berekend wat de budgettaire gevolgen zullen zijn voor 2013, 2014 en 2015 van de vele extra aanwervingen en de gelijktijdige handhaving van Nederlandstalig personeel? Op welke wijze komt de voorzitter van het Hof van Beroep aan 12,5 miljoen euro per jaar? Waarom spreekt de regering dit bedrag tegen?

Wat de meerjarenplannen en de berekening van de kostprijs betreft, antwoordt de minister van Justitie dat in de begroting 2013 een bedrag van 4,1 miljoen euro werd toegekend voor de hervorming van het gerechtelijk arrondissement. In 2014 komt er gelijke enveloppe voor de uitvoering van de wet van 19 juli 2012. Voorts verwijst de minister naar haar antwoord op een gelijkaardige vraag van senator Laeremans.

Er wordt gevraagd hoeveel magistraten en personeelsleden intussen hun mutatie naar Halle-Vilvoorde aangevraagd hebben. Momenteel werden al 20 parketmagistraten en 71 personeelsleden geaffecteerd aan het toekomstig parket te Halle-Vilvoorde.

Er wordt ook gevraagd of er een leegloop mag worden verwacht bij het parket omdat veel Franstalige parketmagistraten zouden willen solliciteren voor een plaats bij de zetel. Er werden 4 Franstalige parketmagistraten benoemd bij de zetel van de rechtbank van eerste aanleg, 4 bij de politierechtbank en 2 bij het parket-generaal.

Wat het aantal Nederlandstalige magistraten en personeelsleden betreft dat intussen Brussel reeds verlaten heeft of een overplaatsing heeft gevraagd naar elders in Vlaanderen is de toestand als volgt: 3 Nederlandstalige parketmagistraten werden benoemd in een andere functie; 46 personeelsleden uit het secretariaat hebben het parket van Brussel verlaten.

Er wordt gevraagd op welke wijze wordt voorkomen dat Nederlandstalige magistraten en griffiepersoneelsleden zouden vertrekken, terwijl ze nodig blijven in Brussel. De wet van 19 juli 2012 stelt dat die magistraten in overtal benoemd zijn bij de Nederlandstalige rechtbank. De magistraten zijn trouwens voor het leven benoemd. De definitieve kaders lossen dit probleem overigens op.

Wat de griffiers en het personeel betreft, is enkel ingegaan op individuele vragen van betrokkenen zelf. Enkel op eigen verzoek van het personeel werden mutaties gerealiseerd. Er wordt dus geen actief, verplicht herplaatsingsbeleid gevoerd.

Met betrekking tot de totale meerkost van de hele operatie verwijst de minister van Justitie naar de eerder vermelde cijfers: in de begroting 2013 werd zoals gezegd een bedrag van 4,1 miljoen euro toegekend voor de hervorming van het gerechtelijk arrondissement. De algemene uitgavenbegroting zal in middelen voorzien om in 2014 100% van het kader in te vullen, rekening houdend met de nodige termijnen voor de aanwervingsprocedure. Als de kredieten van de FOD Justitie niet volstaan, zullen ze worden aangevuld door de interdepartementale provisie.

Met betrekking tot de kostprijs bij invulling van 100% van de nieuwe kaders ten opzichte van het effectief op het moment van totstandkoming van de wet van 19 juli 2012, inbegrepen dus ook reeds de enveloppes voor 2013 en 2014, en los van eenmalige kosten zoals de werklastmeting, SELOR-examens en ICT-investeringen, bedragen de kosten 17 020 457,36 euro voor de aanwervingen van magistratuur en personeel, hetzij 20 380 614,91 euro min 3 360 157,55 euro reeds vastgestelde uitstroom aan Nederlandstalig personeel op het ogenblik. Dit getal kan dus eventueel nog bijgesteld worden naargelang van de uitstroom. De kostprijs kan dus nog verder dalen. Voor nadere details verwijs ik naar de minister van Justitie.

(Voorzitter: de heer Francis Delpérée.)

Ik meen dat ik met dit antwoord de gevraagde transparantie heb gegeven. De regering laat veel studies verrichten, waarvan de meeste niet aan het parlement ter inzage worden voorgelegd. We hebben de studie van KPMG zowel in de Kamer als in de Senaat vrijgegeven. Op de agenda deze week staat ook een volwaardig parlementair debat naar aanleiding van de ingediende amendementen. De regering en ikzelf zullen daarbij dezelfde transparantie aan de dag leggen als de acht partijen van de institutionele meerderheid in de eerste fase.

Ik heb de cijfers per rechtbank meegedeeld. Bij de bespreking van de wet van 19 juli 2012 werd voorspeld dat er chaos zou komen, dat een fenomenale gerechtelijke achterstand zou ontstaan en dat de wet het einde zou betekenen van de Nederlandstalige rechtspraak en de Nederlandstalige rechtbanken in Brussel.

We hebben de evolutie gevolgd. De minister van Justitie heeft ongetwijfeld formele contacten gehad met de magistratuur. De acht partijen van de institutionele meerderheid zullen elk ongetwijfeld informele contacten hebben gehad. Ik heb de indruk dat justitie in Brussel het afgelopen gerechtelijke jaar zowel aan Franstalige als aan Nederlandstalige kant behoorlijk heeft gewerkt. Ik dank alle betrokkenen overigens voor hun inzet.

De wet van 19 juli 2012 werd afgebrand door de Vlaamse en de Franstalige tegenstanders van het institutionele akkoord. In de Kamer, waar er wel een Franstalige oppositie is, heb ik van beide zijden kritiek gekregen, zowel naar aanleiding van de wet van 19 juli 2012 als naar aanleiding van de resultaten van de werklastmeting. De kritiek van de FDF-fractie was totaal in tegenstrijd met de kritiek van de fracties van Vlaams Belang en de N-VA.

Volgens de Nederlandstalige oppositiepartijen mochten we als het ware niet meer gaan onderhandelen. De wet van 19 juli 2012 werd volledig afgebrand, maar er mocht geen enkele wijziging worden aangebracht. De Vlaamse partijen die het institutionele akkoord niet steunden, hadden constant kritiek op de 20/80-verhouding. Nu die 20/80-verhouding niet meer is behouden, mag ik er volgens hen niet meer naar verwijzen. Welnu, als ze vorig jaar een belangrijk element was in de debatten, dan mag ik er nu op wijzen dat de 20/80-verhouding grondig is bijgesteld.

Het eindresultaat is dat er in Brussel 114 Nederlandstalige en 279 Franstalige magistraten zijn voor de zetel en het parket, in een algemene verhouding van 29% Nederlandstaligen en 71% Franstaligen. Bij het personeel is de verhouding 30% Nederlandstaligen en 70% Franstaligen. Dat is ook de verhouding voor magistraten en personeel samen.

Daarmee respecteren we in globo de cijfers van de werklastmeting. Uiteraard kunnen de cijfers per rechtbank worden geanalyseerd. Collega Laeremans heeft dat monnikenwerk verricht. Hij komt dan tot de vaststelling dat in een bepaalde rechtbank de cijfers een beetje van het vooropgestelde percentage afwijken. Voor de zetel zijn er inderdaad lichte afwijkingen ten voordele van de Franstaligen, in de parketten is er een lichte afwijking ten voordele van de Nederlandstaligen.

We hadden nog een beetje kunnen bijschaven zodat in elke rechtbank de 71/29-verhouding exact zou worden bereikt. De vier Nederlandstalige partijen van de institutionele meerderheid hebben daarvoor niet geopteerd omdat we fors willen inzetten op het veiligheidsbeleid in de Rand en in Vlaams-Brabant in het algemeen. In Halle-Vilvoorde komt straks een nieuw parket dat voor 200% de kans moet krijgen om samen met de burgemeesters, die daarvoor jaren hebben geijverd, een volwaardig veiligheidsbeleid te voeren.

De heer Anciaux heeft herhaald wat we tijdens de bespreking van de wet van 19 juli 2012 steeds hebben benadrukt: elke rechtbank, elk parket krijgt het nodige aantal magistraten. De paniekzaaierij was dus nergens voor nodig. Zo waren er in de arbeidsrechtbank 9 Nederlandstalige rechters. Er werd geroepen en gevreesd dat dit er 5 zouden worden. Welnu, het blijven er 9. In de rechtbank van eerste aanleg waren er 39 Nederlandstalige rechters. Er werd geroepen en gevreesd dat dit er 28 zouden worden. Welnu, het aantal wordt tot 41 verhoogd. Ze zullen behoorlijk kunnen functioneren, net zoals ze in het verleden schitterend werk hebben verricht.

Over de rechtbank van koophandel is er nooit veel discussie geweest. Ook de cijfers voor de werklastmeting bij de politierechtbank worden door de magistratuur niet betwist. Er is daar een overtal aan Nederlandstalige rechters.

Voor de parketten wijken de cijfers lichtjes af van de resultaten van de werklastmeting, maar dit in het voordeel van de Nederlandstaligen. Zoals gezegd is die afwijking verantwoord omdat we willen dat het veiligheidsbeleid een succes worden.

In het algemeen worden de cijfers van de werklastmeting gevolgd. Ik heb de eer en het genoegen om sinds 1995 verkozen te zijn. Ik ben vele jaren lid geweest van de commissie voor de Justitie van de Kamer. Welnu, jarenlang is daar geroepen en gesmeekt om werklastmetingen. Al die jaren is het verhoopte resultaat uitgebleven. Het regeerakkoord en het institutionele akkoord voorzagen in een werklastmeting. Het tijdschema werd gerespecteerd.

Ik ben blij dat verschillende Nederlandstalige magistraten ook inzien dat we ons in globo houden aan de resultaten van die werklastmeting. De kaders worden uitgebreid. De uitbreiding brengt meerkosten met zich mee. Daar staat tegenover dat de gerechtelijke achterstand in Brussel zowel aan Nederlandstalige als aan Franstalige kant met die uitbreiding in de komende jaren op structurele en planmatige wijze kan worden weggewerkt.

Ik dank de acht partijen van de institutionele meerderheid die mede dit moeilijke dossier tot een goed einde hebben gebracht.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het antwoord is uiteraard absoluut onvoldoende. Als er al sprake is van chaos en ongerustheid, dan zijn de staatssecretaris en de acht partijen van de institutionele meerderheid daarvoor verantwoordelijk. Zij hebben zich laten leiden door een gebrek aan dossierkennis en ze zijn van totaal verkeerde uitgangspunten uitgegaan. De schuld ligt dus niet bij de oppositie. Het argument dat ook het FDF tegen de regeling was, is volstrekt irrelevant. De akkoorden zijn en blijven zeer nadelig voor de Vlamingen.

Op budgettair vlak zijn de geschatte meerkosten van 17 miljoen euro zeer hoog. Veel Nederlandstalige leden van het griffiepersoneel hadden in een overgangsperiode Franstalige dossiers kunnen behandelen. Er is echter beslist om, in het nadeel van de Nederlandstaligen, het aantal Franstaligen eenzijdig te verhogen en om in één operatie meer dan 352 aanwervingen te doen. Daarvan zijn er minstens 150 overbodig. Volgens onze berekeningen wordt op die manier meer dan 10 miljoen euro verspild. De meerderheid had dit dus totaal anders kunnen aanpakken, maar het was absoluut de bedoeling om de Vlamingen uit Brussel buiten te werken.

De staatssecretaris zegt dat een beetje werd afgeweken van de voorgestelde personeelsformaties voor de rechtbanken. Het gaat echter om grote verschillen. Zo zouden er volgens de studie in de rechtbank van eerste aanleg 99 Franstalige magistraten moeten zijn tegenover 41 Nederlandstalige. Er komen echter 122 Franstalige magistraten, dus 23 te veel. Hierdoor ontstaat een wanverhouding. Ik betwist niet dat aan Franstalige kant een achterstand bestaat. Ik zal die cijfers eens nalezen in het rapport van KPMG. Die achterstand kan echter geenszins verantwoorden dat op permanente basis 23 overtallige Franstalige magistraten worden aangeworven. Ik had misschien nog begrip kunnen opbrengen voor een tijdelijke uitbreiding.

De staatssecretaris werpt tegen dat aan Nederlandstalige kant 8 politierechters in overtal zijn. Volgens de werklastmeting zijn er trouwens maar 7 politierechters in overtal. Bovendien is dat overtal heel virtueel want de betrokkenen kunnen op elk ogenblik naar een andere politierechtbank vertrekken. Die 8 politierechters werden wel in de berekening opgenomen teneinde aan de Franstaligen definitief te bevoordelen.

In de werklastmeting werd als verhouding voor de rechtbank van eerste aanleg 71% Franstalige magistraten en 29% Nederlandstalige naar voren geschoven. Door slecht te onderhandelen, gebrek aan dossierkennis en manifeste onwil werd de verhouding vastgelegd op 75% Franstalige magistraten en 25% Nederlandstalige. Dat betekent dat er in de praktijk 23 Franstalige rechters te veel zijn en 9 Nederlandstalige rechters te weinig zijn.

Hetzelfde gaat op voor de arbeidsrechtbank. Daar zijn er 4 Franstalige rechters te veel en 2 Nederlandstalige te weinig. Ook daar is van de werklastmeting afgeweken want KPMG had 25 Franstalige en 13 Nederlandstalige rechters voorgesteld. De goedgekeurde personeelsformatie van 22 Franstaligen en 9 Nederlandstaligen komt daarmee niet overeen.

Wat het openbaar ministerie betreft moet ermee rekening worden gehouden dat een afzonderlijk parket voor Halle-Vilvoorde wordt gecreëerd. Hierdoor ontstaan uiteraard extra personeelsbehoeften. Het tweetalige parket in Brussel mag echter niet worden vergeleken met het eentalige parket in Halle-Vilvoorde en zeker niet met eentalige rechtbanken. Toch gebeurt dat, waardoor appelen met citroenen worden vergeleken.

Het komt erop neer dat de Vlamingen in het tweetalige Brussel minder goed worden behandeld dan de Franstaligen in de eentalige Rand. Dat blijft onaanvaardbaar. De staatssecretaris kent de situatie in de Rand niet. Hij heeft zich laten doen door ministers die wel met die situatie vertrouwd zijn, zoals minister Milquet en minister Onkelinx. Zij hebben hun slag thuisgehaald. Vandaar hun luide triomfkreten naar aanleiding van het akkoord.

De staatssecretaris wil niet zien welke toegevingen hij aan de Franstaligen heeft gedaan. De praktijk zal in Halle-Vilvoorde uitwijzen dat de Franstaligen veel sterker staan dan de Nederlandstaligen. Er zal een concurrentiestrijd ontstaan tussen Franstalige en Nederlandstalige rechtbanken, vooral omdat de Franstalige rechtbanken veel meer macht krijgen dan ze tot op heden hadden. Ze worden volwaardig bevoegd voor Halle-Vilvoorde. De verfransing van het rechtsleven in dat arrondissement zal alleen maar toenemen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn toelichting, maar uiteraard ben ik niet tevreden met zijn verantwoording van de cijfers. De essentie van dit verhaal is dat bij de onderhandelingen is uitgegaan van een fout cijfer. Iedereen weet dat.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling. - Dat weet ik niet. Ik heb dat altijd ontkend.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Uit de debatten is meermaals gebleken dat een fout cijfer is gebruikt en dat lag ook aan de basis van deze lijdensweg.

De staatssecretaris verwees naar de kritiek van de Franstalige oppositie. In de Senaat heb ik die alvast niet gehoord, want hier is geen Franstalige oppositie. Misschien dat de twee FDF'ers in de Kamer het verschil maken. Ik stel vast dat de Franstaligen juichen. MR-voorzitter en kamerlid Charles Michel noemde het akkoord een kolossale stap voorwaarts voor de Franstaligen.

Ook minimaliseert de staatssecretaris de verschillen tussen de voorstellen van het KPMG-rapport en de definitieve cijfers. Hij heeft inderdaad details gegeven over de politierechtbanken, de rechtbank van eerste aanleg en de arbeidsrechtbank. In de rechtbank van eerste aanleg zijn er volgens de voorlopige cijfers 28 Nederlandstalige rechters komen, terwijl er volgens het rapport van KPMG nood is aan 52 rechters. Uiteindelijk komen er 41 Nederlandstalige rechters. Dat is geen minimale afwijking, maar een kwart minder dan het voorstel op basis van de werklastmeting. De staatssecretaris mag die verschillen niet minimaliseren en in de grote pot laten verdrinken.

Hetzelfde geldt voor de arbeidsrechtbank. Op basis van de - foute - voorlopige cijfers zijn er 5 Nederlandstalige rechters. Volgens KPMG moeten dat er 13 zijn. Volgens het definitieve akkoord komen er 9 rechters. Dat is opnieuw een aanzienlijk verschil.

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

Hier wordt de aloude wafelijzerpolitiek toegepast. Ondanks de moeilijke budgettaire tijden worden overtallen aangehouden. Magistraten worden wel gestimuleerd om vanuit Brussel over te stappen. Dat zou op individuele basis moeten gebeuren, maar toch doen er richtlijnen de ronde. Hierdoor ontstaat onrust bij de magistratuur en het griffiepersoneel. De staatssecretaris weet dat een bepaalde druk wordt uitgeoefend om over te stappen.

CD&V klopt zich op de borst dat het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is gesplitst. De essentie van dit dossier is dat het gerechtelijk arrondissement geenszins is gesplitst, in weerwil van wat sommigen, zoals collega Claes, beweren. Het gaat om een ontdubbeling. Er is inderdaad een gesplitst parket, maar met uitzonderingen voor de Franstaligen.

Die voorrechten en afwijkingen ten voordele van de Franstaligen zijn de rode draad in het akkoord. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat in de Rand reeds 4 Franstalige substituten zijn benoemd. Er bestaat een discussie over wie hun hiërarchische overste is. Behoren ze tot het parket van Brussel of dat van Halle-Vilvoorde?

In het akkoord staat ook dat de procureur des Konings van Brussel tot de Franstalige rol moet behoren, hoewel hij uiteraard tweetalig moet zijn. Die regeling is uiteraard discriminerend omdat Vlamingen niet in aanmerking komen voor de hoogste parketfunctie. Het Grondwettelijk Hof zal zich daarover moeten uitspreken.

Als compensatie werd vastgelegd dat er een adjunct-procureur des Konings komt, die tot de Nederlandstalige rol moet behoren. Ik heb echter vernomen dat het in Brussel niet bij één adjunct blijft, maar dat er ook een tweede, Franstalige adjunct-procureur des Konings komt. Ook dat is discriminerend en eigenlijk wordt met het Nederlandstalige rechtsleven in Brussel gelachen.

De gerechtelijke achterstand zal met dit akkoord niet worden opgelost. Aan Franstalige kant wordt een stap voorwaarts gezet, maar aan Nederlandse kant hinkt men achterop.

Het akkoord dat de staatssecretaris hier zo bejubelt, krijgt geen steun van de Nederlandstalige magistraten en de Orde van Vlaamse balies. Bij de advocaten, de magistraten en het griffiepersoneel bestaat zeer veel ongenoegen over dit akkoord.

(De vergadering wordt gesloten om 11.15 uur.)