5-129 | 5-129 |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het kan overkomen als naïef, maar ik stel vast dat er steeds minder voorwaardelijke invrijheidstellingen gebeuren en ook steeds minder vormen van verlof of invrijheidstelling op proef. Bovendien willen de strafuitvoeringsrechtbanken en de commissies tot bescherming van de maatschappij geen risico's meer nemen op het voorlopig of voorwaardelijk in vrijheid stellen van gedetineerden of geïnterneerden.
Vergeven en een tweede kans bieden lijken dus niet meer van deze tijd te zijn. Verder komen gratiemaatregelen meer en meer in diskrediet. Dat er sinds het aantreden van koning Filip elf genadeverzoeken zijn ingewilligd, haalde immers wel de actualiteit. Het debat daarover kan en moet gebeuren. Maar is het niet beter daarmee enkele maanden te wachten, naar aanleiding van de grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar zullen worden verklaard?
De vraag of de koning een genaderecht moet hebben of niet, kan terecht worden gesteld. Een alternatief daarvoor is evenwel niet zo vanzelfsprekend. Toch ging het debat vooral over de kwestie of er nog een genaderecht mag zijn. Persoonlijk vind ik dat zo'n recht wel nog zin heeft, zij het dat het bezwaarlijk kan worden toevertrouwd aan een FOD of aan een rechtbank. Dat we hiervoor een passende oplossing moeten zoeken, is duidelijk.
Ik heb de indruk dat de publieke opinie er steeds meer van overtuigd is dat vervroegde en voorwaardelijk invrijheidstelling niet meer nodig is en dat alleen straf en boete van belang zijn. Mededogen, vergiffenis en het bieden van een tweede kans zijn steeds minder een bekommernis. Nochtans meen ik dat voorwaardelijke invrijheidstelling en proefverlof eigenlijk zorgen voor meer veiligheid. Nu verlaten de mensen de gevangenis op het einde van hun straf, vaak zonder voorwaarden, zonder begeleiding. De wet-Lejeune is verstrengd, maar in de praktijk wordt hij amper of niet meer toegepast. Mensen komen nog zelden vrij zonder dat ze hun hele straf hebben uitgezeten. Ik maak me daar zorgen over. Vaak denken mensen immers ten onrechte dat dit voor een veiligere samenleving zorgt, terwijl ik er echt van overtuigd ben dat het net die begeleidingsmaatregelen en voorwaarden zijn die voor meer veiligheid zorgen.
Steunt de minister deze visie?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Ik ben blij dat rust en rede zijn teruggekeerd in het gratiedossier. Op basis van cijfers die in een krant stonden, was er maandag een ongezien opbod aan misinterpretatie en feitelijke onjuistheden, vanuit heel veel verschillende partijen, zowel van de oppositie als van de meerderheid. Nochtans worden de cijfers van het aantal gratieverleningen regelmatig bekendgemaakt in het parlement en zijn ze op geen enkele manier geheim. Die cijfers maken één ding duidelijk: gratie of genade is een gebruik dat in frequentie sterk is gedaald, zowel bij degene die de gratie verleent, als bij degenen die een aanvraag tot gratie indienen. Ik geef een overzicht. In 2009 waren er 1 332 gratieverzoeken, waarvan er 96 werden ingewilligd. In 2010 waren er 1 256 verzoeken, waarvan er 75 werden ingewilligd. In 2012 waren er 995 verzoeken en werden er 53 ingewilligd. Sinds het aantreden van koning Filip is er aan 11 mensen gratie verleend.
Het gratierecht is een koninklijk prerogatief dat is ingesteld bij artikel 110 van de Grondwet. Dat artikel vermeldt: "De Koning heeft het recht de door de rechters uitgesproken straffen kwijt te schelden of te verminderen, behoudens hetgeen ten aanzien van de ministers en van de leden van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen is bepaald." Genaderecht behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de Koning. Wie gratie wil vragen, stuurt een brief aan de Koning, die zich nadien richt tot de bevoegde minister om het dossier te onderzoeken. Voor het gemene strafrecht is dat bijvoorbeeld de minister van Justitie, voor de sociale wetgeving is dat de minister van Sociale Zaken. Na advies door parket en administratie op basis van criteria wordt al dan niet een positief advies verleend.
Vandaag moeten we ons afvragen of het genaderecht, zoals het nu bestaat, nog van deze tijd is. Willen we anno 2013 nog dat de uitvoerende macht, de Koning, uiteraard gedekt door de regering, de ultieme kans op genade kan bieden? Of vinden we dat dat eerder een taak is van de rechterlijke macht, via een onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld de strafuitvoeringsrechtbank? Of vinden we dat genade niet meer mogelijk moet zijn? Persoonlijk vind ik van wel, want volgens mij heeft iedereen altijd recht op een tweede kans. Die discussie moeten we in het parlement uitgebreid voeren, want het gaat om een fundamentele aanpassing van de Grondwet. Willen we nog gratie of niet en wie moet ze dan verlenen? Voor mij is duidelijk dat gratie op een of andere manier moet blijven bestaan, zeker wanneer ik zie welke aanvragen we krijgen en welke dossiers worden goedgekeurd. Het gaat inderdaad om een tweede kans, een licht aan het einde van een lange tunnel en vaak ook een kans om zich te herpakken. Laten we vooral ook niet vergeten dat het in veel van de gratiedossiers gaat om een halvering van de boete of een gratie onder voorwaarden en niet om een lineaire strafvermindering.
Die tweede kans is voor mij essentieel. Ik weet dat niet alle partijen hier hetzelfde over denken. Dit debat moet de komende maanden worden gevoerd bij de vastlegging van de artikelen die de volgende legislatuur al dan niet voor herziening vatbaar worden verklaard. Zo'n fundamenteel debat moet in alle sereniteit kunnen verlopen en daarom heb ik beslist tijdens deze periode geen positieve adviezen meer door te sturen naar de Koning. Ik wil immers niet dat het debat over de Grondwet gevoerd wordt op basis van emoties. Velen hebben de voorbije dagen kritiek uitgebracht zonder de dossiers te kennen. Er werd alleen commentaar gegeven op een titel in een artikel.
Mijnheer Anciaux, ik vind ook dat gedetineerden een tweede kans verdienen. Daarom hecht ik ook zoveel belang aan het zorgen voor een goed aanbod aan werk en opleidingen binnen de gevangenismuren. Volgende week lanceert de Bond Zonder Naam een campagne om aandacht te vragen voor de gedetineerden. Dit jaar zal deze campagne, met de slogan "uit de bak, aan de bak", in het teken staan van re-integratie en het belang van het vinden van werk voor ex-gedetineerden.
Via de campagne zullen werkgevers gesensibiliseerd worden om ex-gedetineerden een kans te geven op een job. Ik ondersteun deze campagne volledig, en zal volgende week mee de aanzet geven, want in een moderne Westerse samenleving is dit van cruciaal belang.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het antwoord van de minister is degelijk en genuanceerd. Over gratie moet inderdaad kunnen worden gedebatteerd.
Het gratierecht als dusdanig, draagt een zekere waarde in zich, maar de vraag is: wie moet die gratie verlenen?
Ik vraag de minister aandacht voor de andere aspecten van de vraagstelling, namelijk de rol van de strafuitvoeringsrechtbanken en Commissies tot Bescherming van de Maatschappij.
Er is veel angst om beslissingen te nemen over de invrijheidstelling van gedetineerden. Als de wet- Lejeune niet meer wordt toegepast, ontstaat er in feite een strafverhoging. Rechtbanken houden bij de uitspraak immers vaak rekening met de wet-Lejeune. Men gaat ervan uit dat de veroordeelde na het uitzitten van een derde of twee derde van de straf vrijkomt, maar in de praktijk is dat niet meer het geval.
Ik stel de minister voor hierover een gesprek aan te gaan met de parketten, zodat men weer de durf heeft om wat dat betreft risico's te nemen.