5-128 | 5-128 |
Mme la présidente. - Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles, répondra.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De splitsing van BHV werd aangekondigd als het einde van de communautaire strijd in Brussel. De realiteit blijkt evenwel anders. Opnieuw steekt de kolonisatiedrang van de Franstaligen de kop op. De burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe wil in de buurgemeenten, waaronder Zaventem, bepaalde faciliteiten invoeren. Hij doet dat op een slinkse wijze. Via subsidies voor verenigingen zoals onder meer Citoyens de Zaventem wil hij anderstaligen helpen bij het vervullen van bepaalde administratieve handelingen. Op die manier wil hij, via een omweg, van Zaventem de facto een faciliteitengemeente maken. Op de website, genaamd communauteurbaine.be, wordt zelfs - ook in schabouwelijk Nederlands - gesteld dat Zaventem eigenlijk bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoort.
De burgemeester, kamerlid Maingain, gaat zelfs verder en hij noemt de taalgrens arbitrair en gebaseerd op een nationalistisch principe van een officiële taal op basis van het betrokken gebied. De burgemeester voelt zich "enfermé [...]dans un carcan inique". Hij vindt dat de Franstaligen niet genoeg plaats hebben om zich te vestigen.
Dit is volgens ons een actief pleidooi voor een verdere verfransing van de Rand. Nog niet zo lang geleden vroeg ook de toenmalige minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de heer Picqué, de uitbreiding van Brussel.
De subsidies voor de vereniging Citoyens de Zaventem moeten natuurlijk ergens vandaan komen. Dat is voor de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe niet meteen een probleem. Nochtans hebben we Brussel en de verschillende Brusselse gemeenten steeds horen klagen over het feit dat ze te weinig financiële middelen kregen. Voor hulp aan Franstaligen in de randgemeenten vinden ze blijkbaar wel de nodige middelen.
Het Lombard- of Brusselakkoord van 2001 voorziet in een bijkomende financiering van de gemeenten in Brussel, op voorwaarde dat een lid van het college van burgemeesters en schepenen van een andere taal is. Met andere woorden, in ruil voor het extra geld krijgt de gemeente er een Vlaamse schepen bij. Dat geld is uiteraard bedoeld om de gemeente in staat te stellen het Nederlandstalige of tweetalige karakter van de gemeente te ondersteunen.
De burgemeester geeft dit geld uit voor de bevordering van de verfransing buiten zijn eigen gemeente. Sint-Lambrechts-Woluwe zit blijkbaar op een grote zak geld.
Welke actie zal de regering ondernemen om het evidente misbruik van die middelen te voorkomen? Zal de regering toelaten dat de communautaire vrede verder wordt ondergraven door deze initiatieven? Zal de betaling van de middelen zoals bedoeld in de Brusselakkoorden, worden voortgezet indien blijkt dat ze worden misbruikt?
De heer Bart Laeremans (VB). - Burgemeester Olivier Maingain van de Brusselse gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe kondigde op 19 november op een persconferentie aan dat hij de federale subsidies die zijn gemeente ontvangt in het kader van de installatie van een Nederlandstalige schepen zal aanwenden om de verfransing van de naburige gemeente Zaventem te stimuleren.
Zo zal met die middelen een Franstalige webstek worden gefinancierd die gericht is op de Vlaamse Rand. Er worden ook verenigingen ondersteund van militante Franstaligen uit de Rand, in het bijzonder in de gemeente Zaventem. Tevens krijgen jongeren uit de Rand financiële voordelen wanneer zij gebruik maken van infrastructuur van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe en worden zij opgenomen in de jeugdraad van Sint-Lambrechts-Woluwe. Het Brusselse imperialisme krijgt hiermee een nieuwe dimensie. Dit is de arrogantie en het cynisme ten top.
Niet alleen is Sint-Lambrechts-Woluwe daarvoor niet bevoegd, het gaat tegelijk om de afwending en verkwisting van federale overheidsmiddelen die worden gebruikt voor het tegenovergestelde van datgene waarvoor ze bedoeld waren. Het kan niet dat de federale overheid zich daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks leent. In ieder geval dragen de plannen allerminst bij tot de door de regering verhoopte communautaire pacificatie.
Dit vraagt dan ook een duidelijke reactie van de regering. Ik heb deze vraag al een jaar geleden ingediend als vraag om uitleg, maar tot nog toe weigerde de eerste minister hiervoor naar de Senaat te komen.
Op welk bedrag heeft de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe normaal gezien recht en hoe ziet de federale overheid toe op de correcte besteding van die middelen?
Hoe reageert de staatssecretaris namens de regering op de provocatie van de heer Maingain? Wordt overwogen om de middelen in te houden, aangezien de heer Maingain ze op een oneigenlijke en onwettige wijze gebruikt?
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - De eerste minister heeft mij gevraagd hem te verontschuldigen; hij neemt vandaag deel aan de Eastern Partnership Summit te Vilnius.
Het antwoord op de vragen van de heer Vanlouwe is heel kort. Op de vraag welke actie zal worden ondernomen is het antwoord: geen enkele. Met betrekking tot de daaropvolgende vragen antwoordt de premier dat het niet anders kan.
De voogdij over de gemeenten werd sedert 2001 volledig geregionaliseerd. Het is dus een exclusieve gewestelijke materie geworden. De gewesten, in dit geval het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, oefenen die exclusieve bevoegdheid dus autonoom uit.
De eerste minister stelt vast dat sommige partijen in beide gemeenschappen en gewesten geen belang stellen in communautaire vrede. Dat is een feit. De premier kan dit enkel betreuren omdat hij, in tegenstelling tot die partijen, al twee jaar zijn energie besteedt aan de bewerkstelliging van de communautaire vrede die ons land ten goede komt.
Wat de concrete vragen van de heer Laeremans betreft kan ik hem enkel naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verwijzen. Dat beschikt over de nodige informatie, omdat het bevoegd is om de middelen, waarin artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 voorziet, tussen de verschillende gemeenten te verdelen.
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik vind dit een beschamend voorbeeld van paraplupolitiek: mijn naam is haas, ik heb er niets mee te maken, het is een zaak voor het Brussels Gewest.
Het gaat wel om federale middelen die zouden moeten worden besteed aan de pacificatie in Brussel, maar worden misbruikt. De staatssecretaris zou op zijn minst de acties van de heer Maingain krachtig kunnen veroordelen, maar hij doet het tegenovergestelde. Hij betreurt wat er gebeurt, maar voor het overige heeft hij er niets mee te maken. Hij zou het Brussels Gewest moeten doen inzien dat het moet optreden omdat het initiatief van de heer Maingain neerkomt op een afwending en misbruik van federale middelen, die overigens voor 60% of zelfs meer door Vlamingen worden betaald.
Dat de staatssecretaris zijn hoofd in het zand steekt, vind ik allesbehalve moedig. Meer zelfs, hiermee dekt hij toe wat er in Brussel gebeurt en beschermt hij de heer Maingain.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ook ik betreur het antwoord van de staatssecretaris. Hij geeft immers duidelijk aan dat de regering niets zal ondernemen.
Vorig jaar keurde het Parlement de herfinanciering van Brussel goed. Gisteren hebben we uitvoerig gediscussieerd over de bijzondere Brusselwet. We hebben een amendement ingediend dat er duidelijk toe strekt de extra middelen die naar Brussel gaan in ruil voor een bijkomende Vlaamse schepen, te koppelen aan de initiatieven en de bevoegdheden van die bewuste schepen. Als de meerderheidspartijen dit amendement goedkeuren, dan is er een oplossing voor dit probleem, dat zich in de toekomst ongetwijfeld nog zal voordoen. De regering sluit haar ogen voor het probleem, ze lost het niet op en ze zal er in de toekomst nog mee worden geconfronteerd.
Met andere woorden, er is geen communautaire pacificatie. Dat betreur ik, want de problemen worden door de zesde staatshervorming niet opgelost, omdat de regering ze niet kan en durft aanpakken.
Er is geen solidariteit tussen de Brusselaars, wat ik ten zeerste betreur.
Mme la présidente. - Monsieur Vanlouwe, je vous demande de bien vouloir conclure car vous avez dépassé votre temps de parole.