5-123

5-123

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 14 NOVEMBER 2013 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tot oprichting van een interfederaal centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme (Stuk 5-2137)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan mevrouw Douifi voor een mondeling verslag.

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a), rapporteur. - Het voorliggende wetsontwerp, dat onder de bicamerale procedure valt, vloeit voort uit een wetsontwerp dat door de regering op 4 juni 2013 in de Senaat werd ingediend. De Senaat heeft het ontwerp op 18 juli 2013 aangenomen en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Op 17 oktober 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers het wetsontwerp, na amendering, overgezonden aan de Senaat. Door het amendement wordt de datum van het samenwerkingsakkoord aangepast.

De commissie voor de Binnenlandse Zaken heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 12 november 2013, in aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Tijdens de bespreking en de stemming heeft het wetsontwerp geen aanleiding gegeven tot opmerkingen.

De commissie keurde de artikelen 1 en 2, evenals het geheel van ontwerp, goed met eenparigheid van stemmen van de 9 aanwezige leden.

Met dezelfde eenparigheid werd vertrouwen geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag in plenaire vergadering.

De heer Filip Dewinter (VB). - Het voorliggende wetsontwerp wordt voor de tweede maal in de Senaat besproken, nadat in de Kamer enkele wijzigingen werden aangebracht in het opschrift. Ik maak van de gelegenheid gebruik om - zij het voor de tweede maal - enkele opmerkingen te maken, al was het maar omdat er zich in de tussentijd nieuwe feiten hebben voorgedaan die een aanvullende bespreking van dit wetsontwerp noodzakelijk maken.

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

De Vlaams Belang-fractie heeft in het verleden verschillende wetsvoorstellen ingediend die ertoe strekten om het zogenaamde Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, CGKR, eenvoudigweg op te doeken. Het zou in het streven naar minder overheid een goede zaak zijn om dit soort van instellingen tot een minimum te beperken.

Ik herinner de collega's ook aan de partijpolitieke bedoelingen die aan de grondslag lagen van de oprichting van dat zogenaamd onafhankelijke CGKR. Ik herinner me nog levendig dat het Centrum destijds is opgericht in de nasleep van de zogenaamde Zwarte Zondag, de grote verkiezingsoverwinning van mijn partij, Vlaams Blok.

Het Vlaams Belang vindt vandaag nog steeds dat het niet kan dat een orgaan zoals het CGKR, dat niet democratisch is samengesteld en niet door de bevolking is verkozen, het migratiebeleid van een land bepaalt of toch enigszins stuurt. We vinden dat het ook niet kan dat via dit CGKR één bepaalde politieke partij, in feite zelfs een politieke stroming, bestreden wordt. Het Centrum, waarop niet de minste politieke controle bestaat en dat aan niemand verantwoording moet afleggen, krijgt hiervoor verregaande bevoegdheden, met name die om zich burgerlijke partij te stellen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Volgens de heer Dewinter is het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding om een politiek orgaan dat opgericht is om het Vlaams Blok van toen te bestrijden. Het Vlaams Blok is nochtans niet door het Centrum opzijgezet, maar door de rechtbank. Het Vlaams Blok werd door de gerechtelijke overheid beschouwd als een partij die in strijd handelde met de normale rechtsregels die we van een partij mogen verwachten. De rechters bestempelden het Vlaams Blok als een racistische partij. Voor zo'n oordeel hebben we het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding niet nodig.

De heer Filip Dewinter (VB). - Toch wel.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben er absoluut van overtuigd dat onze samenleving meer dan ooit nood heeft aan een strijd tegen discriminatie en ongelijkheid van kansen. Iedereen moet beseffen dat het bestrijden van discriminatie tot de wezenlijke taken van de overheid behoort. Doen we dat niet, dan zal alsmaar meer dualiteit in onze samenleving ontstaan en zullen alsmaar meer mensen worden uitgesloten en zich niet meer betrokken kunnen voelen bij onze samenleving, waardoor ook alsmaar meer spanningen zullen ontstaan. Ik kan me niet inbeelden dat de heer Dewinter zelfs niet inziet dat een non-discriminatiebeleid en de harde aanpak van discriminaties wezenlijk zijn om enige samenhang in onze samenleving te bekomen.

De heer Filip Dewinter (VB). - Ik ben voorstander van het recht op discriminatie. Dat zal de heer Anciaux allicht choqueren, maar ieder land discrimineert op basis van de nationaliteit. Het is overigens niet verkeerd om bepaalde rechten en plichten aan burgers van een land toe te kennen op basis van nationaliteit.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Daarover gaat het niet.

De heer Filip Dewinter (VB). - Daarover gaat het in essentie wel. Dat noem ik trouwens geen discriminatie, maar een normale gang van zaken. Dit wil men via het CGKR bestrijden.

De heer Anciaux beweert dat het Vlaams Belang werd veroordeeld door een rechtbank.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijnheer Dewinter, u spreekt over het Vlaams Belang. Ik had het over het Vlaams Blok.

De heer Filip Dewinter (VB). - Voor mij is dat een en dezelfde partij. Vlaams Belang is niet veel meer dan een andere naam voor dezelfde partij: een nieuwe vlag voor dezelfde lading. Ik ben er zelfs trots op dat het om een en dezelfde partij gaat en dat wij ons niet laten nekken door het regime en het politiek establishment die het CGKR in het leven hebben geroepen als een soort van inquisitiecentrum om een bepaalde politieke partij onderuit te halen. Wat niet lukte via de stembus, is uiteindelijk wel gebeurd via partijpolitieke rechtbanken.

De rechtbank heeft ons veroordeeld, maar het CGKR is in het leven geroepen door de politiek en is tot vier keer toe opgetreden als burgerlijke partij om processen te provoceren, tot men uiteindelijk een rechtbank in Gent heeft gevonden, waarvan we de partijpolitieke aanhorigheid van de rechters kennen. Een van de rechters die ons indertijd heeft veroordeeld, is thans de grote baas van de Staatsveiligheid.

Het CGKR heeft vier processen nodig gehad. Drie keer heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.

De heer Leman, toenmalig directeur van het CGKR, heeft destijds gezegd dat hij zou volhouden, desnoods decennialang, tot hij ergens een rechtbank zou vinden om het Vlaams Blok te veroordelen. En hij heeft die rechtbank gevonden! Het is eigenlijk nog verwonderlijk dat die zoektocht tien jaar heeft geduurd, in een land waar justitie zo sterk gepolitiseerd is.

Ik ben er trouwens niet rouwig om dat mijn partij veroordeeld is, want een paar maanden later heeft die veroordeling ons de grootste verkiezingsoverwinning uit onze politieke geschiedenis opgeleverd. Nadat de rechtbank ons in Gent had veroordeeld, heeft het volk ons vrijgesproken door mijn partij een overwinning te bezorgen met 24 procent van de stemmen. Dat is de realiteit!

Maar als iemand raakt aan de paradepaardjes van het regime, en zeker als het gaat om het inquisitiecentrum CGKR, dan gaan alle poppen aan het dansen. De regimepartijen - sp.a, PS, CD&V, PSC en de hele reutemeteut - beseffen maar al te goed dat ze hier heel ver over de streep gaan. Ze weten dat dit soort van instelling eigenlijk enkel thuishoort in ondemocratische regimes zoals de DDR en de USSR; ook die regimes creëerden dergelijke instellingen om politieke dissidenten de mond te snoeren. Dat wil men blijkbaar ook doen in een zogenaamd democratisch land als het onze.

Het Vlaams Belang vindt het onaanvaardbaar dat een zogenaamd Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ook de bevoegdheden heeft van een politiek parket. Dat is de kern van de zaak!

Sta mij toe de lijst van fratsen van het CGKR eens op te sommen. Een soort van best of, zo u wil.

De minister van Justitie herinnert zich ongetwijfeld nog de klacht van het CGKR tegen de winkelketen HEMA. Het CGKR heeft zich met die klacht hopeloos belachelijk gemaakt.

Als parlementslid zal de heer Anciaux zich ongetwijfeld het verzet van het CGKR herinneren tegen de strengere voorwaarden inzake gezinshereniging, die het parlement nochtans had goedgekeurd. Dat voorbeeld toont duidelijk aan dat zo'n centrum zich na verloop van tijd zelfs verheven voelt boven de democratische instellingen en het normaal gaat vinden om democratische beslissingen van het parlement te bekritiseren.

Toen de gemeenteraad van Boom op democratische wijze besliste een hoofddoekenverbod in te voeren, verklaarde de heer De Witte, directeur van het CGKR, in de krant dat de democratie er werd afgeschaft. Hij voegde eraan toe dat een ambtenaar die in Boom een hoofddoek zou willen dragen, net zo goed naar Noord-Korea kon verhuizen.

Er was ook de affaire van het kantelpoortenbedrijf Feryn.

En er was de open brief die het CGKR richtte aan de burgemeester van Antwerpen, de grootste stad van Vlaanderen, naar aanleiding van de democratisch genomen beslissing van de Antwerpse gemeenteraad om de lokettentaks voor vreemdelingen te verhogen. In die brief werd de burgemeester van Antwerpen beschuldigd van discriminatie.

Interessant voor de leden van de N-VA die wellicht met enthousiasme het wetsontwerp mee zullen goedkeuren.

De Senaat zal zich ongetwijfeld de jongste capriolen van het CGKR herinneren. Stel u voor dat zelfs GAIA het mikpunt was van het Centrum. GAIA had het inderdaad aangedurfd om het rituele slachten van schapen, zonder verdoving, te veroordelen. In naam van het Offerfeest richt de islam elk jaar een barbaarse slachtpartij aan die voor de schapen zelf onmogelijk een feest kan zijn. Die veroordeling heeft GAIA een klacht vanwege het CGKR opgeleverd.

Het voorgaande is maar een klein greep uit de vele incidenten die het CGKR op zijn actief heeft. Het Centrum gaat volkomen uit de bocht en is verworden tot een inquisitiecentrum dat de politiek de les wil spellen. Het heeft zich de rol van moreel geweten toegeëigend dat, buiten de democratische spelregels om, aan ons land verkondigt wat er racistisch, discriminatoir of politiek correct is en wat niet.

Ook buiten het Vlaams Belang gaan er steeds meer stemmen op die vinden dat het nu welletjes is en dat aan de ongebreidelde macht van het Centrum een einde moet komen. Laat ik even Bart De Wever citeren, die meent dat het Centrum beter kan worden afgeschaft daar het totaal zinloos is en de vrijheid van meningsuiting permanent bedreigt. Ik geef hem daarin volkomen gelijk, maar zou ook graag zien dat zijn fractie straks het wetsontwerp afschiet. Maar tussen droom en daad is zeker bij de N-VA nog een heel lange weg af te leggen.

Ook verwijs ik naar André Gantman, de N-VA-fractieleider in de Antwerpse gemeenteraad. Gantman was in het verleden schepen en tot voor kort een prominent lid van de Open Vld. Hij was eveneens goed bevriend met de voorzitter van de Antwerpse federatie van die fractie en is nog steeds een prominent vertegenwoordiger van de Joodse gemeenschap in Antwerpen. Een maand geleden, op 7 oktober, heeft Gantman een aantal interessante verklaringen afgelegd op de frontpagina van de Gazet van Antwerpen. Die recente verklaringen maken dat een tweede behandeling van het ontwerp binnen de Senaat nog steeds haar nut heeft.

Volgens Gantman was het resultaat na twintig jaar CGKR niet alleen minimaal, maar werkt het Centrum zelfs contraproductief. Met zijn standpunten staat het CGKR een harmonieuze integratie in de weg. Zo verzet het Centrum zich tegen verplichte cursussen Nederlands voor nieuwkomers. Naar de mening van Gantman heeft het CGKR absoluut niet bijgedragen tot de integratie en vormt het daartoe een hindernis. Door zijn houding bevestigt het de traditionele machtsstructuren binnen de islam en belet het de integratie. De heer Anciaux zou beter naar Gantman luisteren.

Mevrouw Detiège kent de heer Gantman trouwens heel goed; hij was haar schepen van personeelszaken. Ik citeer de heer Gantman, letterlijk uit de krant.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Maar hij had het niet over het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.

De heer Filip Dewinter (VB). - Toch wel. Hij zei: "Bovendien bevestigt het CGKR door zijn houding de traditionele machtsstructuren binnen de islam en zo belet dit centrum de integratie. Om de problemen aan te pakken moet men niet werken met dergelijke bureaucratische mastodontinstituten en met juridische en strafrechtelijke sancties. Daar zijn andere mogelijkheden voor. Schaf het Centrum voor gelijke kansen gewoonweg af."

Dat zijn niet mijn woorden, maar die van de heer Gantman, veel prominenter dan ik en vertegenwoordiger van de joodse gemeenschap, ooit schepen in Antwerpen voor Open Vld en nu zelfs fractieleider van de grootste partij van Antwerpen. Daarom ben ik ook zo benieuwd naar het stemgedrag van de N-VA straks.

Het behoeft geen betoog dat, zoals dominee De Wever en de heer Gantman het veel beter verwoorden dan ik ooit kan, een dergelijk centrum in Vlaanderen nutteloos is. Vlaanderen en bij uitbreiding België - ik ben mild - heeft geen nood aan een politiek correcte gedachtepolitie. De integratie van allochtonen kwam door het CGKR geen stap dichterbij en dat zal met het nieuwe centrum dat nu wordt opgericht, niet anders zijn. Men is er alleen in geslaagd via het Centrum het Vlaams Blok/Vlaams Belang te criminaliseren en daardoor het cordon sanitaire in stand te houden. Misschien is daardoor zelfs de basis gelegd voor een andere, meer gematigde Vlaams-nationale partij, die vandaag voor de traditionele partijen misschien nog een veel groter probleem is dan het Vlaams Belang. Ik laat dat verder aan ieders oordeel over.

Ons standpunt is nochtans zeer duidelijk. Wij steunen de oprichting van het interfederaal centrum niet. Ook inhoudelijk is er kritiek op het wetsontwerp mogelijk. Het vertoont heel wat mankementen. Ik som er enkele op.

Volgens de regering is de splitsing van het huidige centrum in een interfederaal en een federaal centrum nodig omdat België anders niet de richtlijnen van de Europese Unie zou volgen. De regering weet dat dit maar een halve waarheid is. De ruime, veel te ruime bevoegdheden van het huidige Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding gaan in feite veel verder dan wat het VN-verdrag uit 1969 ons oplegt en ook veel verder dan de Europese richtlijn 2000/43 van 29 juni 2000. Artikel 13 van deze richtlijn verplicht de lidstaten een orgaan aan te wijzen "voor de bevordering van de gelijke behandeling van alle personen". Het gaat meer bepaald om drie zaken: "bijstand aan mensen die worden gediscrimineerd, het onderzoeken van discriminatie op een onafhankelijke manier en het formuleren van aanbevelingen".

Dat is wat de Europese Unie ons in de fameuze richtlijn van 29 juni 2000 oplegt. Ik richt mij ook tot de collega's van de N-VA, die de oprichting straks waarschijnlijk zullen goedkeuren, net zoals ze dat in de Kamer en binnenkort in het Vlaams Parlement doen. De bevoegdheden van het nieuwe interfederale centrum gaan veel verder dan de Europese richtlijn. De bevoegdheden van het bestaande centrum worden niet ingeperkt, integendeel. Het centrum zal nog steeds als burgerlijke partij kunnen optreden. Het zal nog steeds als een soort van politiek parket kunnen ageren tegen diegenen die een immigratiekritisch standpunt verdedigen of die een politiek incorrecte mening omtrent multicultuur, islam of immigratie durven te uiten. Waarom is die rechtsmacht nodig? De Europese richtlijn waarmee men schermt om dit wetsontwerp goed te keuren, verplicht dat op geen enkele manier.

De Vlaamse Gemeenschap had voor de eigen bevoegdheden een eigen Vlaams centrum kunnen oprichten met beperkte bevoegdheden in overeenstemming met de Europese richtlijn. De N-VA, die nota bene deel uitmaakt van de Vlaamse regering, spuit veel kritiek in de media, maar vindt het blijkbaar oké dat er geen Vlaams centrum wordt opgericht. Ze gaat zelfs akkoord met een interfederaal centrum dat de dezelfde bevoegdheden krijgt als het CGKR. Het nieuwe centrum krijgt er zelfs bevoegdheden bij, want het kan ook optreden in onderwijszaken en andere materies die nu al bij de gemeenschappen en gewesten horen. De bevoegdheden van het centrum worden met de steun van de N-VA nog groter, terwijl Bart De Wever en André Gantman naar eigen zeggen de grootste tegenstanders van dat centrum zijn. De spreidstand wordt op die manier wel erg pijnlijk.

Als men de Europese richtlijn naar de letter had gevolgd, dan had men in een minimalistische visie genoegen kunnen nemen met het toewijzen van een deel van de bevoegdheden aan de dienst Vreemdelingenzaken of aan een andere al bestaande instelling. Het was niet nodig om een interfederaal centrum op te richten. De Europese richtlijn wordt als een alibi gebruikt.

Met het interfederaal centrum houdt de regering wel een rechte lijn aan. Ze creëert opnieuw een staat binnen de staat, een instelling die buiten de democratie staat en die onder geen enkele parlementaire controle staat. Het centrum zal de politici daarentegen de les spellen op basis van de eigen politiek correcte, antidiscriminatoire en multiraciale ideologie. Zo wil men ons de mond snoeren en het recht op vrije meningsuiting aan banden leggen. Met het interfederaal centrum creëert de regering een ondemocratisch monster dat niet in een rechtsstaat thuishoort. Ik ben het met de heer De Wever eens: dit centrum is een permanente bedreiging voor het recht op vrije meningsuiting en wordt dan ook maar best zo snel mogelijk afgeschaft.

Consequent met onze houding in het verleden, onderschrijven we de woorden van de N-VA-voorzitter en pleiten we voor de afschaffing van dit centrum. We zullen dit wetsontwerp niet goedkeuren.

M. Philippe Moureaux (PS). - Je voudrais, en tant que président de la commission de l'Intérieur, rappeler que nous sommes ici pour discuter d'un changement pelliculaire dans un texte déjà adopté par la Chambre et par le Sénat. Il s'agit juste d'un changement de date. M. Dewinter en a profité pour se lancer dans une diatribe - il cherchait certainement le prétexte et le moment. Je constate simplement qu'en commission de l'Intérieur, le représentant du Vlaams Belang n'est pas intervenu. Le texte a été très rapidement adopté. Mais il est vrai qu'il n'y avait aucun public. Ici non plus, le public n'est pas très nombreux, mais on pourra toujours faire croire le contraire.

Je pense dès lors que ce que nous venons d'entendre doit être mis, comme on dit dans certains milieux, dans les pertes et profits.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je confirme ce que le président de la commission de l'Intérieur vient de dire.

Ce matin, je me suis réveillé en disant « ça suffit » les injures, les attaques racistes, qui ont cours dans notre pays, dans des pays voisins... Je dis « ça suffit » non seulement pour ce qui est des injures racistes mais aussi de toutes les attitudes discriminatoires, qui n'ont rien à voir avec la liberté de pensée.

Pour le reste, ce que je viens d'entendre me conforte sur le fait que des centres comme celui-ci sont éminemment indispensables. Je suis également convaincu que l'application des législations que nous votons est nécessaire et que le rôle des parquets est tout à fait indispensable à cet égard.

M. Richard Miller (MR). - Il faut rappeler que chaque époque est marquée par un questionnement politique de toute première importance. Pour le XIXème siècle, par exemple, ce fut la question sociale et pour le XXème siècle, la question de la démocratie face au totalitarisme.

Selon moi, la question qui marquera notre siècle naissant, c'est celle de l'humain : l'humain face aux défis des phénomènes migratoires, l'humain face au défi du vivre ensemble dans une démocratie ouverte, qui respecte les droits et libertés de chacune et de chacun, l'humain face à la résurgence des transcendances religieuses, l'humain face aux évolutions sociétales, l'humain face aux transformations des choix de vie des uns et des autres et l'humain face aux potentialités nouvelles offertes par les biotechnologies.

Je prétends pour ma part, tout au contraire de ce qui a été dit par l'orateur à la tribune, que face à cette complexité grandissante des problèmes humains, les responsables politiques, les parlements ont le plus grand besoin d'instituts comme le Centre interfédéral, qui fait l'objet du présent projet de loi. Je pense réellement que partout où les décideurs politiques pourront compter sur l'analyse, le savoir, l'expertise de personnes formées dans le domaine des sciences humaines, du droit national, du droit international et aussi, tout simplement, du droit universel de chaque être humain à la dignité, nous ne pouvons, nous politiques, que nous en féliciter.

Face aux nationalismes maladifs, face aux fondamentalismes de tout poil, face au néo- et « archaïo-racisme », les démocrates que nous sommes se doivent de répondre par l'intelligence. C'est ce que fait ce projet de loi.

-De algemene bespreking is gesloten.