5-120 | 5-120 |
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik kan me niet tot de eerste minister richten, aangezien die niet aanwezig is. Sta me eerst toe deze vergadering met een schouwspel van mindere kwaliteit te vergelijken.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Als eerste spreker heeft de heer Broers het al over een mindere kwaliteit!
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik weet niet welke kwaliteiten de heer Anciaux zichzelf toedicht. Als hij het over de mijne heeft, moet ik mijn woorden misschien aanpassen.
De Kamer heeft inmiddels gedebatteerd en gestemd. De media hebben slechts een minimale rol kunnen spelen, want er viel weinig te vertellen. Ondertussen ook is de roem rond het optreden van de premier al bijna vervlogen. Zijn meerderheid had het voordeel dat ze zweeg.
Ik beperk mij vandaag tot een algemene evaluatie en ik zal her en der gebruik maken van regeringsteksten.
De toespraak van de premier heeft me niet verbaasd. Het zou me integendeel hebben verwonderd mocht hij, ongeveer acht maanden vóór de verkiezingen, de waarheid niet hebben verbloemd of geen waarheidsontrouwe show hebben opgevoerd.
Jean-Luc Dehaene, een van de beroemde voorgangers van premier Di Rupo, wees erop dat persoonlijke ijdelheid in de politiek de slechtste raadgever is. Nochtans hebben wij het optreden van de premier zo ervaren: iemand die vanaf een troon weinig te vertellen heeft, maar wel als een veldheer zijn slaafse troepen aanschouwt. Blijkbaar hoort een premier al diegenen die zich als een sinterklaasgeschenk willoos lieten inpakken, toch nog enige allure te geven. Dat hij daarbij de resultaten al even machteloos opsmukt, is uiteraard zijn goede recht. Het is natuurlijk een beetje oneerlijk tegenover de bevolking en zelfs tegenover sommige regeringspartners.
Ik richt mij nu tot de premier ergens in het ijle. Mijnheer Di Rupo, hoe kan u enerzijds met cijfers proberen voor te houden dat België een topland is en anderzijds beweren dat u aan relanceplannen werkt? Een van beide beweringen is niet correct, want een topland heeft geen relance nodig. Dat moet er enkel op toezien dat het aan de top blijft.
Die woorden komen uit liberale hoek. Ik pak de regeringspartijen inderdaad soms op hun eigen woorden.
(Uitroepen bij de Open Vld-fractie)
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik voel me niet aangesproken, want de heer Broers heeft gezegd "uit liberale hoek".
De heer Huub Broers (N-VA). - Die uitspraak van de heer Anciaux verwondert me niet, want hij weet eigenlijk niet goed meer waar hij voor staat.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat ik geen liberaal ben, is zowat het enige wat ik nog wel weet! Het verbaast me dat collega Broers een nieuwe liberaal is!
De heer Huub Broers (N-VA). - Ook na vandaag blijven de heer Anciaux en ik goede vrienden.
De regering heeft geen topland gemaakt van het land dat ze nu beheert, wat voor een goed begrip niet hetzelfde betekent als het land dat ze bestuurt. Ik wil tijdens deze ochtendvergadering niet roepen of schelden en ik blijf menselijk respect opbrengen voor mijn politieke tegenstanders.
Wel wil ik zeggen wat ik van het beleid vind.
Ik heb tijdens de toespraak van de premier ijverig notities genomen. Toen ik die nalas, vond ik mezelf een zeer slecht notulist. Daarom nam ik er de tekst van de premier bij, maar ik moest vaststellen dat mijn aantekeningen toch nog niet zo slecht waren. Ik had immers niets nieuws, innoverends of inspirerends gehoord en al helemaal niets dat fundamenteel toekomstgericht is. Kleine lapmiddelen zullen het land niet vooruithelpen.
De premier klopte zich op de borst en verklaarde dat de regering nog niet op haar lauweren mag rusten. Rusten doe je inderdaad pas wanneer de doelstellingen zijn benaderd of bereikt. Volgens de premier heeft de regering in minder dan twee jaar het land gestabiliseerd en opnieuw op de rails gezet.
De regering had de ambitie de overheidsschuld onder 100% te brengen. De tijd heeft haar echter ingehaald. Op de dag van de toespraak leefde nog de hoop dat ze die 100% kon benaderen. Gisteren meldde Eurostat, het Europees bureau voor de statistiek, echter dat de Belgische staatsschuld tijdens het tweede kwartaal van 2013 is opgelopen tot 105% van het bruto binnenlands product. In het eerste kwartaal was dat nog 104,5% en een jaar geleden 102,7%. Nochtans heeft de premier met de Europese Commissie afgesproken dat de schuldgraad dit jaar onder 100% zou dalen. Die deadline is intussen verschoven naar 2014.
De regering rijdt de verkeerde richting uit en ze zal Europa niet kunnen bieden wat ze beloofde. Ze verkondigt dat ze sinds 2011 een Belgisch recept toepast dat moet beletten dat ons land in een neerwaartse spiraal belandt. Hoe verklaart de regering dan dat de schuldgraad in één jaar met 2,3% steeg? Zelfs een niet-econoom als ik begrijpt daaruit dat de regering zich vergist en dat haar werk niet of onvoldoende loont en niet goed is. Ik laat haar nog even het voordeel van de twijfel.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Bij een tekort stijgt de schuld uiteraard. Het is echt niet moeilijk om dat te begrijpen. Als de overheden een tekort van 2,3% hebben, dan stijgt de schuld grosso modo met hetzelfde percentage.
De doelstelling om de staatsschuld onder 100% te brengen, kan worden gehaald door het desinvesteren van activa. De regering heeft daar nog niet toe besloten, maar vermoedelijk komt dat nog.
Volgens de heer Broers leven we niet in het beloofde land, maar dat beloofde land bestaat natuurlijk niet alleen uit het federale niveau. We kunnen dit debat dan ook niet voeren zonder te kijken wat de regionale overheden doen. Dat de Vlaamse regering zich op de borst klopt omdat ze haar begroting in evenwicht heeft, is mooi, maar ze staat daarmee niet meer alleen. Brussel en zelfs Wallonië slagen daarin.
Mij interesseert echter vooral het geheel van maatregelen die voor het bedrijfsleven worden genomen. Daarop wil ik graag een reactie van de heer Broers, want ik zit hier, maar hij heeft meer connecties in Vlaanderen.
Ik stel vast dat de federale regering, naast de loonstop voor bijna 1,5 miljard euro, een inspanning heeft gedaan van ruim 1,1 miljard euro. De werkbonus is nog niet eens in dat bedrag inbegrepen. Vlaanderen komt volgens mijn berekening maar aan 45 miljoen euro op vijf jaar. Kan de heer Broers mij zeggen welke andere maatregelen Vlaanderen dan wel heeft genomen? Als mijn berekening klopt, dan wordt aan Vlaamse zijde geroepen dat de federale regering te weinig doet, hoewel die maatregelen neemt ter hoogte van 1,1 miljard op twee jaar. Waar is het grote pakket maatregelen dat Vlaanderen voor het bedrijfsleven heeft genomen? De Vlaamse regering is er niet eens in geslaagd om de onroerende voorheffing op materieel en outillage eindelijk volledig af te schaffen.
De voorzitster. - Mijnheer Daems, de Open Vld-fractie heeft al drie minuten van haar spreektijd opgebruikt.
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik kan geen antwoord geven namens de Vlaamse regering, waarvan Open Vld volgende keer deel hoopt uit te maken.
De heer Rik Daems (Open Vld). - U kunt toch wel antwoorden in naam van de N-VA, die luidkeels blijft aanklagen dat het federale niveau te weinig doet, terwijl de Vlaamse regering op vijf jaar maar een twintigste haalt van wat de federale regering op twee jaar doet.
De heer Huub Broers (N-VA). - Het is vooral de minister-president die spreekt. Wie op dit ogenblik evenwel het meeste lawaai maakt, is de heer Daems. Ik vraag me trouwens af of zijn partners het met hem eens zijn.
De heer Rik Daems (Open Vld). - De liberalen zijn het volstrekt met mij eens.
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik maak nu een vergelijking met de staatsschuld van de andere landen van de eurozone. Die komt na dit kwartaal op gemiddeld 93,4% uit. Ik vraag niet dat de regering tovert en de schuldgraad van 9,8% van Estland bereikt. De bevolking verkiest wel correcte beloften boven loze woorden en fantasie. Fantasie is alleen genietbaar als ze met gezond verstand en een duidelijke visie op de toekomst gepaard gaat. Volgens Albert Camus, de schrijver die 100 jaar geleden werd geboren, troost fantasie de mensen voor wat ze niet kunnen zijn. Zo wordt ook de regering getroost omdat ze geen oplosser van de Belgische problemen kon zijn.
In zijn toespraak had de premier het vooral over het verleden. Ik heb niets gehoord over wat hij met de toekomst voorheeft. Wanneer ik telkens maar hoor hoe goed de federale regering het doet en hoe minder goed de andere Europese landen presteren, dan veronderstel ik dat hij een vorm van cynisme hanteert. Camus bestempelde cynisme als een verleiding voor alle schrandere koppen. De premier zei net niet dat België de Europese top is en de andere landen een flop zijn.
Uiteraard geloven de coalitiepartners zoiets. In de rest van Europa zullen die woorden met zoveel amusementswaarde niet zo zijn gepruimd. Ik vond ze een beetje "verduisterend". De premier heeft misschien gedacht dat in de ongelijke strijd met Europa enige ridderlijkheid niet op zijn plaats is. Enige nederigheid tegenover onze Europese partners zou nochtans een blijk van respect en een vraag om begrip zijn geweest.
Het leek erop dat de premier de echte cijfers die wij tijdens onze Ronde van Vlaanderen overal voor talrijke toehoorders hebben aangetoond, met onjuiste conclusies wou weerleggen. Hij duwde echter op het verkeerde pedaal en ontspoorde, alsof hij geen verklikker in zijn auto heeft die hem waarschuwt wanneer hij te hard van stapel loopt.
Het leek er met andere woorden op dat hij vooral een toespraak hield waarmee hij niet zijn gelijk kon aantonen, maar die een fictief tegengewicht voor de realiteit moest bieden.
Dat is wel in tegenspraak met het volgende citaat dat ik zeer recent in Le Soir las.
La question était la suivante : « 260 millions de mesures fédérales pour la relance, celles décidées par le gouvernement fédéral, c'est peu de chose ? »
L'homme politique interrogé a répondu par l'affirmative, ajoutant, « et je veux réitérer et appuyer mon appel : faire plus et mieux. Conclure un vrai pacte de relance ..... Mais mon appel s'adresse aujourd'hui au premier ministre afin que l'on amplifie sans attendre les mesures prises la semaine dernière, qui vont dans le bon sens ... ..., mais qui sont insuffisantes. »
Die woorden komen van de voorzitter van een regeringspartij. Wie ben ik om hem tegen te spreken wanneer hij wel over cijfers beschikt. Ik moet het waarschijnlijk niet vertalen voor de Vlaamse collega's.
De eerste minister wil de armoede aanpakken en ervoor zorgen dat ze verder wordt teruggedrongen. Het zou mij verbazen mocht hij het tegendeel beweren. Ik las dat in het Franstalige landsdeel het armoederisico bij jongeren beneden 15 jaar oploopt tot 18,5%, dat 38,5% van de eenoudergezinnen, 20,2% van de vijfenzestigplussers en meer dan 35% van de werklozen onder de armoedegrens leeft. Globaal genomen leeft dus 15,3% van de Belgen onder de armoederisicodrempel. Het is zeer erg om zoiets te lezen, maar het is nog veel erger voor al die arme mensen.
De armoede is in Wallonië veel groter dan in Vlaanderen. Volgens een studie van het Waals bureau voor de statistiek kan 38% van de Walen een onvoorziene uitgave van 1000 euro niet aan. In Wallonië leeft één kind op vier in armoede. Dat verontrust me omdat de eerste minister en zijn partij daar al decennialang het beleid uittekenen.
De verschillen tussen de regio's zijn inderdaad groot. We moeten niet opscheppen omdat Vlaanderen tot de rijkere regio's van Europa behoort en we moeten niet lachen omdat dat voor Wallonië niet het geval is. Van de Franstaligen kan 10% geen verwarming betalen en kan 6% zich geen twee gezonde maaltijden per dag veroorloven. Dat doet ook mij pijn en dan durf ik de vergelijking met Brussel zelfs niet maken. Het aandeel van de Waalse bevolking dat met materiële ontbering te kampen heeft, is dubbel zo hoog als in Vlaanderen.
Aan de premier, die niet aanwezig is, zou ik willen zeggen dat die toestand misschien wel het resultaat is van decennialang PS-bestuur in Wallonië. Zijn toespraak ontkent die realiteit. Uit zijn toespraak blijkt dat de premier beter bij ons in de leer zou komen. Geef mij maar andere bestuurders. Ik ben diep bedroefd over die resultaten. Ik zou samen met de premier willen dat het overal in ons land beter gaat.
Ik kan echt wel toegeven dat in de regeringsbeloften hier en daar iets goeds te vinden is. Beloften maken echter schuld en een schuld moet worden ingelost. Ik zou graag zien dat woorden niet in wilde dromen verzanden. Ik wil weten hoe de regering haar beloftes zal realiseren. Dat is in de regeringsverklaring niet terug te vinden. De Franse acteur en auteur Francis Blanche schreef in zijn Pensées, répliques et anecdotes in 1996: "Dromen werden gemaakt om zich niet te vervelen tijdens het slapen". Ik vul aan met de Engelse romanschrijver Max Beerbohm: "Mensen die met alle geweld hun dromen willen vertellen, zijn de schrik van de ontbijttafel." Laat deze regering niet de schrik van de ontbijttafel van zoveel mensen zijn. Ik raad haar aan om het daarbij te laten en de mensen niet met onnodige nachtmerries op te zadelen.
Ik kom tot het institutionele. De premier zegt dat hij het zwaarste politieke probleem van de jongste decennia op een haast miraculeuze en majestueuze wijze heeft opgelost. Hij zegt er niet bij dat hij Vlaanderen heeft opgezadeld met een ontembare en gelegaliseerde Franstalige druk in onze provincie Vlaams-Brabant. Of moet ik voor mijn Vlaamse collega's de woorden aanhalen die de MR-voorzitter gisteren declameerde en waarbij hij zonder enige schroom, maar met stellige overtuiging zei dat de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV voor de Franstaligen niets dan voordelen oplevert.
« L'accord permet également aux francophones de la périphérie bruxelloise de voir leur droit à se défendre dans leur langue renforcé. À cet effet, le changement de langue et le renvoi vers un tribunal francophone sont quasi automatiques. Le pouvoir d'appréciation du juge sera désormais soumis au respect de deux critères. » ... « Dans les 54 communes de BHV, la comparution volontaire devant le tribunal francophone est enfin acquise. Deux parties francophones pourront donc directement se rendre devant un juge francophone, ce qui n'était pas possible aujourd'hui ».
Tegen wie dan durft zeggen dat wij Vlamingen bij die splitsing van het gerechtelijk arrondissement iets gewonnen hebben, antwoord ik: "Neen". De Vlaamse speurders, politiemensen, rechters en al wie in Vlaanderen mag bepalen hoe de maatschappij eruit ziet, zullen worden veroordeeld tot een tweederangsrol tegenover de anderstaligen in hun gemeente.
Dat is zonder meer verraad. Ik ervaar dit onrecht meer dan anderen, omdat ik de taalgrensproblematiek zeer goed ken. Franstalige rechters zullen immers anders oordelen over overtredingen van Vlaamse decreten wanneer er Franstalige partijen bij betrokken zijn. Wie dat niet beseft, ontkent de reeds bestaande realiteit totaal. Nu al veroordelen Franstalige rechters de Vlaamse regering voor de niet-benoeming van burgemeesters. Ze doen dat op basis van uitspraken van rechters in Namen, in volle tegenspraak met de rechtspraak van Raad van State en met miskenning van de bestuurlijke autonomie van Vlaanderen. Dat systeem wordt nu midden in Vlaanderen geïnstitutionaliseerd. Als iemand die op de taalgrens woont, vind ik dat vreselijk erg.
Ik had graag gezien dat de Vlaamse coalitiepartners van de meerderheid een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlaamse Brusselaars in de Kamer hadden gekregen. Of ze hadden een gewaarborgde toegang tot een Nederlandstalige rechter in Waals-Brabant kunnen eisen, net zoals de toegang tot een Franstalige rechter is verzekerd voor de Franstaligen in Halle-Vilvoorde. Ze hebben dat tijdens de onderhandelingen niet op tafel durven leggen ter compensatie voor die verraderlijke toegeving. Dat was nochtans het moment geweest waarop dit had gekund.
Laat me duidelijk zijn: ik blijf een fervent tegenstander van de wafelijzerpolitiek. Ik stel echter vast dat het wafelijzer slechts aan één kant werd ingesmeerd en aan de andere kant zal aanbranden.
We hebben andermaal bijkomende rechten gegeven aan de Franstaligen in Vlaanderen. Wees er maar van overtuigd dat zij na die toegeving op Europees niveau zullen blijven aandringen op de ondertekening van het minderhedenverdrag. Franstalig België - en ik feliciteer het daarvoor - is er perfect in geslaagd om zijn territorium blijvend te beschermen op basis van le droit du sol en tegelijkertijd om de fletse Vlaamse meerderheid de ongeschreven uitbreiding van de taalfaciliteiten in een deel van Vlaanderen op te leggen. Het gaat immers om een uitbreiding van de taalfaciliteiten, ook al staat het niet in die wetgeving.
Waar Jean-Luc Dehaene in het verleden nog de schijn van een compromis ophield, hebben de Vlaamse partners een splitsing toegestaan met een gegarandeerde aanwezigheid van Franstaligen in Vlaanderen. Als kenner voorspel ik dat de Vlaamse meerderheidspartners veel plezier, hoofdbrekens en gezwoeg zullen hebben om uit te leggen waarom ze die blunder begingen.
De premier heeft gezegd dat de regeringsverklaring amper de derde, maar tevens de laatste is van deze legislatuur. Ik voeg eraan toe: "Gelukkig is het de laatste." In mei volgend jaar zullen de burgers immers de balans kunnen opmaken. Ze kunnen dan beslissen wie ze in Vlaanderen en in Wallonië het meeste vertrouwen geven.
Bij de verkiezingen zal blijken wie voor de bevolking de volgende regeerperiode zeker moet of mag meebesturen.
De toespraak van de premier was, in tegenstelling tot wat hij zei, wel een verkiezingsspeech, zij het een nogal fletse. Ze was geen werkdocument, zoals hij ze zelf bestempelde. De premier rust op zijn lauweren, met al dan niet gefingeerde resultaten. Door de diversiteit aan tegengestelde ideeën kwam hij er niet toe om een coherent en begrijpelijk geheel te vormen. Hij heeft het land verre van gestabiliseerd. Hij heeft misschien wel geprobeerd om het op het goede spoor te zetten, maar hij is vergeten aan de machinisten te zeggen dat ze ook de signalen van de mensen moeten respecteren.
Zijn woorden "au découragement compréhensible que connaissent parfois nos citoyens et entreprises, nous répondons par la solidarité" konden deels regelrecht uit een 1 meitoespraak zijn gekomen. "Camarades, nous répondons..." had het ook gekund.
Ik ben ook solidair, maar dan wel op basis van evenwichtige en eerlijke afspraken, en niet op basis van voorrechten voor één groep. Een vooraanstaand lid van een regeringspartij zei: "Ik ben niet perfect gelukkig met het Belgische recept van Di Rupo." Ik spreek dat lid niet tegen.
Ik heb er al op gewezen dat ook de Europeanen niet zo gelukkig zijn met wat we doen. Daarom eindig ik met een citaat uit de Frankfurter Allgemeine: "Hat ein Staat, dessen französischsprachiger Teil sich von der Niederländisch sprechenden Bevölkerung gigantisch alimentieren lässt, aber deren Kultur und Historie ostentativ ignoriert, nicht seine Existenz verspielt?"
Zo weet de premier tenminste dat zijn woorden in Europa met argusogen worden bekeken, beoordeeld, of moet ik zeggen veroordeeld.
M. Philippe Mahoux (PS). - Je serai bref car l'exercice auquel nous nous prêtons ne doit pas être une duplication du travail de nos collègues députés. En outre, la distance qui nous sépare de l'intervention du Premier ministre devant notre assemblée plaide aussi pour une prise en compte des débats de la Chambre.
Je ne reviendrai donc pas sur le discours du Premier ministre, sauf peut-être pour conseiller à mon prédécesseur à cette tribune de revoir sa technique de prise de notes ou de se référer, de manière explicite, au toujours excellent compte-rendu analytique de la Chambre, ce qui lui permettra de voir ce qui a véritablement été dit et de faire le deuil de ce qu'il aurait voulu entendre. Il ne faut pas prendre ses désirs pour des réalités...
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik heb dat zelfs geel gemarkeerd!
M. Philippe Mahoux (PS). - Vos notes doivent être sélectives...
J'aborderai tout de même l'importante problématique de la relance. Voici une bonne année, dans le climat général que connaissait notre pays, ce terme était presque devenu déplacé. Seul l'objectif des comptes du pays paraissait légitime pour mener une politique. On ne parlait pas de relance.
Certes, une gestion sérieuse des deniers publics est très importante. Ce n'est pas le ministre du Budget ici présent qui me contredira : l'équilibre entre recettes et dépenses est essentiel. De plus, l'effort doit être réparti sur l'ensemble de la population et le principe de solidarité doit sous-tendre la démarche, principe de solidarité dont je tiens à souligner que M. Broers et moi semblons avoir une conception bien différente.
Aujourd'hui, le caractère indispensable d'une relance économique semble largement partagé. Même ceux qui, voici un an, semblaient encore distraits lorsqu'on évoquait cette relance, pensent désormais que celle-ci ne va pas assez loin.
Alors que voici plusieurs mois encore, il aurait paru utopique de demander à la Commission européenne d'étaler quelque peu l'effort nécessaire en Belgique pour redresser les comptes, aujourd'hui cette démarche a été accomplie. Je n'irai pas jusqu'à dire qu'elle a été couronnée de succès - ne soyons pas triomphalistes - mais elle a en tout cas produit des effets puisque le rythme des efforts indispensables a été ralenti. Il faut le souligner.
Je ne reviendrai pas non plus sur le sens des responsabilités dont ont fait preuve les huit partis qui ont participé à l'élaboration du compromis institutionnel, sinon pour souligner le courage politique qu'ils ont manifesté pour y parvenir. On ne peut en dire autant des partis qui ont décidé de rester à l'écart, considérant cette position comme plus confortable. Les huit partis qui ont participé et continuent à participer aux travaux institutionnels ont dû assumer le fait qu'il s'agit d'un compromis et que toute négociation, pour ceux qui ont la volonté d'aboutir, suppose des concessions de part et d'autre. Même si chacun défend des valeurs différentes, il faut arriver à se rassembler autour de valeurs communes.
J'en viens maintenant à la relance. Les mesures de relance sont bien sûr prises dans un contexte général d'efforts budgétaires et chaque parti, y compris au sein de la majorité, a une conception propre des mesures souhaitées. Je passerai brièvement en revue quelques-unes des mesures décidées.
Primo, la majorité a voulu soutenir le pouvoir d'achat. On a tendance à banaliser le maintien de l'indexation des salaires, laquelle fait l'objet de discussions récurrentes. Pour ma part, je dis et je répète que le maintien de l'indexation, envers et contre presque tous, est extrêmement important puisqu'il contribue au pouvoir d'achat et donc à la consommation, facteur de relance.
Secundo, nous tenons à souligner l'alignement des allocations sociales des indépendants sur celles des salariés. Je salue à cet égard le travail de la ministre Laruelle et je me souviens, sans lancer un « cocorico », ce qui n'est pas mon style, que dès 1998, les mesures qui ont été prises en faveur des indépendants faisaient l'objet de trois propositions de loi de mon groupe. C'est dire le temps qu'il aura fallu pour que ces mesures soient adoptées par une majorité ! Félicitons dès lors ce gouvernement pour le travail accompli dans le sens d'une amélioration de la situation des indépendants.
Tertio, 7000 aides-soignants voient leur rémunération augmentée de 120 euros bruts par mois. Je tiens à préciser que chaque augmentation des salaires moyens se traduit automatiquement par un accroissement de la consommation et qu'en termes de relance, il s'agit d'un élément important.
Soulignons également le soutien à l'emploi, en particulier celui des jeunes, et les aides qui ont été accordées aux entreprises, tout en veillant à minimiser les effets d'aubaine que représentent parfois ces mesures dont le but est bien entendu la création d'emplois.
Citons en outre le soutien aux entreprises qui investissent, en particulier les petites et moyennes entreprises. On sait que, dans l'ensemble du pays, le principal vivier d'emplois est constitué de petites et moyennes entreprises.
Voilà les secteurs que nous avons voulu favoriser dans le cadre de la relance économique. Il était important de le faire. Ce n'est pas au ministre du budget que je vais rappeler que 0,1 pour cent de croissance représente 400 millions, un montant que nous ne devrons pas aller chercher chez le contribuable, ce qui est loin d'être négligeable, et dont une partie peut être utilisée pour la relance. Or, 1 pour cent de croissance représente le maintien et la stabilisation de l'emploi. Cet élément est évidemment fondamental.
Dans le domaine des soins de santé auquel je suis particulièrement sensible, toutes les mesures qui sont prises n'ont aucune conséquence pour les malades. Dans notre système spécifique où la double liberté - la liberté du patient de choisir son praticien et la liberté thérapeutique - constitue la règle générale, le gouvernement a réussi à éviter toute mesure réduisant l'accessibilité du patient aux soins de santé. Au-delà de cette politique relative à l'accessibilité aux soins et à la qualité de ceux-ci, des mesures spécifiques ont été prises pour les patients souffrant de maladie chronique. En outre, la mise en place du plan sida est un élément extrêmement important pour certains de nos concitoyens.
Je laisserai le soin à M. Laaouej d'aborder les questions relatives à la fiscalité et aux banques. Dans ce domaine, un travail considérable doit encore être accompli. En effet, le monde financier et ses dérives sont pour une bonne partie responsables de la crise que nous traversons et que notre gouvernement maîtrise dans le respect des règles de solidarité. Cela doit être répété.
J'ai été alerté, durant l'été, par beaucoup de médecins et de soignants actifs dans les centres spécialisés dans la prise en charge des séropositifs et des malades du sida. On m'a signalé que certaines de ces personnes, réfugiées dans notre pays, étaient renvoyées dans leur pays d'origine. J'ai donc interrogé la secrétaire d'État. Elle l'a également été à la Chambre. Je présume qu'elle a donné la même réponse dans les deux assemblées. Or je lis dans la presse que ses déclarations ont satisfait M. Ducarme qui considère que tout est bien d'un point de vue humanitaire. Quant à moi, ces réponses ne me satisfont pas car la secrétaire d'État n'a fourni aucun élément concret quant au traitement réservé à ces malades.
J'ai cité une pathologie. Ce n'est pas la seule, il en est d'autres.
Je profite de la tribune pour dire et répéter que lorsqu'un patient, quelle que soit son origine, quel que soit son statut, est en traitement en Belgique et qu'on le renvoie dans son pays d'origine sans avoir la garantie de la continuité du traitement, c'est inacceptable sur le plan médical comme sur le plan politique.
Je persiste à demander à la secrétaire d'État de nous montrer dans un rapport rétrospectif, comportant également, je l'espère, des mesures prospectives, la façon dont ces malades sont traités et la manière dont les médecins, ceux de l'Office des étrangers en particulier, s'assurent que dans leur pays d'origine, la prise en charge de leur traitement pourra se poursuivre.
Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Mon groupe a hésité à répondre à la déclaration gouvernementale que nous avons entendue voici quelques jours. En effet, quel sens peut encore avoir une intervention dix jours après cette déclaration, de surcroît en l'absence du premier ministre !
Que pouvions-nous en effet ajouter, après avoir entendu et lu les déclarations des partenaires de cette majorité, dénonçant le manque de vision et d'ambition de cette déclaration en matière de relance et s'offusquant de l'autosatisfaction du premier ministre !
Si nous avons décidé de répliquer, c'est tout d'abord par respect pour le Sénat et par colère pour les oubliés de votre déclaration.
Le premier ministre n'a pas dit un mot du Sénat et il ne l'honore d'ailleurs pas de sa présence aujourd'hui. Aussi, puisque nous vivons une évolution institutionnelle qui verra disparaître cette assemblée telle que nous la connaissons aujourd'hui et que le premier ministre ne l'a pas fait, je voudrais au nom de mon groupe lui rendre hommage et rendre hommage aux générations qui nous ont précédés et à tous ces travailleurs de l'ombre qui ont participé à faire de cette haute assemblée un espace de débat démocratique serein.
Le Sénat a ainsi pu, quoique que puisse dire M. Broers, outre travailler à l'amélioration et à l'élaboration de législations de base, se consacrer à l'étude des grandes questions de société, comme la législation en matière d'euthanasie, qui nous occupe encore aujourd'hui, la législation en matière de procréation médicalement assistée, le Code de droit international privé ou la réforme de la procédure pénale, dite « le grand Franchimont ».
Nous ne pouvons qu'en être fiers et nous en féliciter.
Après avoir rappelé le respect pour notre institution, je parlerai de la colère : la colère pour les oubliés de la déclaration du premier ministre et pour le revers d'une médaille dont il s'obstine à ne voir qu'une seule face.
Non, quoi qu'en dise le premier ministre, la Belgique, ce n'est pas seulement celle du foot qui gagne.
La Belgique construite sous cette législature, c'est aussi celle de Didier Bellens et Jo Cornu, soit l'arrogance des grands patrons qui ignorent la signification d'une entreprise publique. C'est celle d'Aref, jeune Afghan de 22 ans assassiné alors que l'on prétendait qu'il n'avait rien à craindre. C'est celle des travailleurs d'Arcelor et de leur désespoir. C'est celle qui coupe 772 millions au budget de la Coopération au Développement et pleure les morts de Lampedusa. C'est 424 000 enfants - et, au total, une personne sur six - qui vivent sous le seuil de pauvreté. C'est celle des avocats qui manifestent pour défendre l'accessibilité de la Justice à tous. C'est celle où 6 150 personnes souffrant d'un handicap et 8 743 travailleurs à temps partiel perdront leur allocation de chômage à l'horizon 2015. C'est enfin celle qui - comme on l'a vu ces derniers jours - s'attaque aux manifestants, confisque des appareils photo et arrête les avocats.
En réalité, la préoccupation du premier ministre - sa déclaration est claire en la matière -, c'est de redorer l'image de la Belgique ; la nôtre, c'est de redorer le quotidien des Belges, et cela fait une sacrée différence. De ce point de vue, le bilan du premier ministre est tel qu'il n'en a rien dit, et on le comprend !
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De uiteenzetting van de eerste minister vorige week dinsdag vond ik eigenlijk heel grappig. Ik vind hem een grappig man en ik kan zijn zin voor humor wel hebben. Hij gaat er prat op dat hij ons land uit de communautaire problemen gehaald heeft. Dat moet wel een grap geweest zijn. Met de zesde staatshervorming beleeft ons land immers alweer een nieuw hoogtepunt in surrealisme.
Met de zesde staatshervorming wordt de staatkundige wanorde, de bestuurlijke chaos in dit land alleen maar groter dan ooit tevoren. De versnippering van bevoegdheden en de verstikkende inmenging van het federale machtsniveau in het beleid van de deelstaten zal nog na deze hervorming groter dan ooit zijn. De eerste minister kwam ons wijsmaken dat het zwaartepunt bij de deelstaten zou liggen. De enige spelverdeler in de Belgische staatshuishouding is en blijft de federale overheid, die alle essentiële touwtjes stevig in handen blijft houden. Ceci n'est pas une réforme de l'État, dit is surrealisme.
De zoveelste "staatsmisvorming" is niet meer dan een wanhopige poging om de boel bij elkaar te houden. Het voornaamste resultaat ervan is dat het hele bestuurlijke apparaat op alle niveaus nog stroever zal draaien dan nu al jaren het geval is, dat de bestuurlijke inertie en inefficiëntie met de zesde "staatsmisvorming" alleen nog verder zal toenemen en dat het nog moeilijker zal zijn om beleidsmaatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de inwoners van ons land.
Dat alles samen maakt de nood aan fundamentele hervormingen in de toekomst nog groter. Is het niet morgen, dan zal het overmorgen zijn. Maak u dus maar geen illusies, de roep naar een Vlaamse zelfstandigheid werd absoluut niet gebroken. Hoogstens heeft de eerste minister, dankzij de collaboratie van enkele Nederlandstalige B-partijen wat tijd gekocht, maar fundamenteel blijft het communautaire probleem bestaan.
Het existentiële probleem waar dit land mee worstelt, blijft meer dan ooit overeind: ceci n'est pas un pays.
De eerste minister zei dat hij de grootste staatshervorming aller tijden heeft gerealiseerd. De Titanic was het grootste passagiersschip van zijn tijd en de Sovjet-Unie was jarenlang het grootste land en we weten allen wat met beide is gebeurd.
Als voorstanders van Vlaamse onafhankelijkheid zouden we de eerste minister eigenlijk dankbaar moeten zijn: voor de arrogante, door Franstaligen gedomineerde regering en voor de onrechtvaardige staatshervorming, die Vlamingen meer dan ooit overtuigt van de noodzaak om met België te breken en een eigen onafhankelijke staat op te richten. Slechts 11,8% van de Vlamingen heeft nog vertrouwen in de Belgische regering.
De eerste minister is er, dankzij de collaboratie van de Nederlandstalige B-partijen, wel in geslaagd om strategische bakens uit te zetten in het voordeel van de francofonie. Brussel wordt meer dan ooit een derde gewest, een supergewest-gemeenschap, waardoor de Vlaamse hoofdstad uit Vlaanderen weggesneden wordt. Vlaams-Brabant werd op justitieel vlak uit Vlaanderen losgeweekt en de randgemeenten worden weer een stuk dichter bij Brussel, dat derde gewest, gebracht. De welvaartsoverdrachten van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel zullen omvangrijker zijn dan ooit en worden weer voor lange tijd verzekerd. Dat zijn de zogenaamde verdiensten van deze staatshervorming, die Vlaanderen echter niet ten goede komen, wel integendeel.
Ik begrijp dus dat de heer Di Rupo als eerste minister van de francofonie, nadat hij zoveel buit heeft binnengehaald, geen vragende partij meer is voor een zevende staatshervorming. In de perceptieoorlog die momenteel wordt gevoerd, is het argument hiervoor dat in de volgende legislatuur alle aandacht naar het sociaaleconomische herstel moet gaan en niet meer naar het communautaire. Dat is in deze tijden van crisis propagandistisch vanzelfsprekend een zeer goede zet, want een verlokkelijke gedachte waarmee heel wat kiezers kunnen worden misleid. Toch is en blijft het misleiding.
Het sociale en economische herstel van Vlaanderen en Wallonië is onverbrekelijk verbonden in een gordiaanse communautaire knoop die de eerste minister helemaal niet ontward heeft, wat hij ook moge beweren. De splitsing van dit land, dat is de grootste sociaaleconomische herstelmaatregel die kan worden genomen. De Belgische boedelscheiding is en blijft het alfa en het omega voor de aanpak van de sociaaleconomische problemen van de twee volkeren in dit land.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mevrouw Van dermeersch, ik kan me inbeelden dat een onafhankelijk Vlaanderen meer welvaart - maar niet meer welzijn - zal kunnen brengen voor een deel van de bevolking in Vlaanderen. Ik vrees alleen dat dan de kloof tussen de mensen in Vlaanderen ook wel groter zal worden omdat de politiek die dan gevoerd zal worden nog veel minder sociaal zal zijn. Maar denkt u dat het een economische meerwaarde zal zijn voor andere delen van het land? Denkt u dat Brussel en de vele jongeren in Brussel, daar beter van zullen worden? Dan heb ik het nog niet over mogelijke culturele of sociologische gevolgen. Een onafhankelijk Vlaanderen zou ook wel eens in het nadeel kunnen spelen van andere bevolkingsgroepen in Brussel, zoals de Vlamingen. Misschien ben ik een van de laatsten die de solidariteit tussen Vlaanderen en Brussel blijf verdedigen, maar die aspecten moeten ook aan bod kunnen komen.
Ik ben ook niet zeker dat de splitsing van België en van de Belgische sociale zekerheid, waar u voorstander van bent, de stabiliteit van het systeem zal versterken wanneer men het draagvlak kleiner maakt, integendeel. Heeft een meer welvarend Vlaanderen er wel belang bij dat het aan zijn grenzen een arm Brussel of een armer Wallonië heeft?
Vanuit puur economisch-financieel machtsoogpunt kan ik me inbeelden dat dit aan Vlaanderen voordelen biedt. Maar ik ben ervan overtuigd dat, op menselijk en humaan vlak, solidariteit, in verbondenheid en samenwerking met andere gemeenschappen, meer opbrengt voor iedereen.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Solidariteit is inderdaad belangrijk. Verbondenheid en solidariteit zijn nodig. Daarom hebben we nood aan een onafhankelijk Vlaanderen. Dat zal niet alleen de welvaart ten goede komen, maar eveneens het welzijn. Een mens is niet gemaakt om alleen te leven. Wij hebben een verbond nodig met een volk en een volk heeft een staat nodig om die verbinding te kunnen maken. Een Vlaamse staat zou die kunnen bieden aan Vlamingen. Dan blijven we solidair. Met een Vlaamse staat kunnen we zelf zorgen voor het welzijn van vele mensen die nu in armoede leven en kunnen we ervoor zorgen dat die staat welvarend wordt. Van daaruit kunnen we solidair zijn.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Durft u ook te bevestigen dat de pensioenlast in Vlaanderen veel hoger zal zijn? Het standpunt dat u inneemt, heeft nu eenmaal consequenties. Ik ben er dus niet zeker van dat uw voorstel een vooruitgang zal betekenen voor de pensioenen.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - In België leven twee volkeren met elk een verschillende problematiek. De pensioen- en werkloosheidsproblemen in Vlaanderen zijn bijvoorbeeld anders dan in Wallonië. Het is dan ook eenvoudiger als elk volk een staat vormt en zijn problemen aanpakt met de financiële middelen die worden opgehaald door dat volk en ingezet voor dat volk. Dan is dat volk sterk genoeg om solidair te zijn met zijn buren.
Wij willen een onafhankelijke Vlaamse staat binnen Europa. Ik ben Vlaming, maar ik ben ook Europeaan.
Brussel is een geval apart. Brussel blijft voor mij wel de hoofdstad van Vlaanderen. De uitbreiding van de macht van het Brussels Gewest door de zesde staatshervorming vind ik onaanvaardbaar.
Het voorstel van de premier uit de beleidsverklaring vormt helemaal geen oplossing voor de problemen, noch in Vlaanderen noch in Wallonië.
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Mevrouw Van dermeersch, u zegt dat het welzijn van de Vlaming sterk zal toenemen als Vlaanderen op alle terreinen zelf bevoegd wordt. Ik wil er toch op wijzen dat Vlaanderen al 25 jaar bevoegd is inzake de zorg voor personen met een handicap. Niettemin staan er in Vlaanderen vandaag 25 000 personen met een handicap op een wachtlijst en worden we haast wekelijks geconfronteerd met gezinsdrama's omdat mensen het niet meer zien zitten. Hoe reageert u daar dan op?
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De belastingen die de Vlamingen betalen, worden op dit ogenblik niet volledig ingezet voor de Vlamingen. Het Vlaams Belang pleit al jaren voor de afschaffing van de transfers naar Wallonië. Ik blijf erbij dat het Vlaamse belastinggeld moet worden ingezet conform de keuzes die de Vlaming in het stemhokje heeft gemaakt, met andere woorden voor het beleid waarvoor de Vlaming gekozen heeft.
Er zijn inderdaad sociale drama's. De Vlaming zal in het stemhokje duidelijk maken dat dat onaanvaardbaar is. Hij zal ervoor kiezen om het geld dat nu gebruikt wordt voor die niet-transparante transfers naar Wallonië, prioritair te gebruiken voor mensen die het nodig hebben, enerzijds, en die het ook verdiend hebben omdat ze gewerkt hebben en dus belastingen hebben betaald, anderzijds.
Ik kom ook even terug op wat de heer Anciaux heeft gezegd. Wat Brussel betreft, kan ik de staatshervorming alleen maar bestempelen als een pyrrusoverwinning. De Franstaligen vergroten hun greep op Brussel, een Vlaamse stad. Ze zullen daarover ongetwijfeld tevreden zijn. Hun tevredenheid zal echter van korte duur zijn, want Brussel zal zeer snel, over hooguit een generatie, een islamitisch kalifaat worden. De Franstaligen zullen dan, in hun pas op Vlaanderen veroverde stad, zelf een minderheid zijn, zoals de Vlamingen dat trouwens ook in verschillende steden, waaronder Antwerpen, zullen zijn. Dat hebben wij te danken aan het geniale immigratiebeleid. Voor de slechte verstaander: die opmerking is sarcastisch bedoeld.
De meerderheid van de Brusselaars zal binnenkort niet meer de taal van Molière spreken, maar wel een mengelmoes van niet-Europese talen. De Franstalige overwinning in Brussel zal dus zeer kortstondig zijn. Di Rupo zit nu in Brussel in dezelfde situatie als Napoleon in Moskou in de winter van 1812.
Ik sta achter het commentaar van de heer Torfs, gewezen CD&V-senator, op de verklaringen van premier Di Rupo over de staatshervorming. De heer Torfs bestempelde de resultaten van de verkiezingsshow die de eerste minister vorige week in het parlement heeft opgevoerd, als een combinatie van toeval en nietsdoen. Ik spreek de rector in dat verband zeker niet tegen, maar het is wel verwonderlijk dat dergelijke duidelijke taal komt van een voormalig lid van de meerderheid.
Met de beleidsverklaring die vorige week werd voorgelezen, zal de Belgische concurrentiekracht nog altijd niet vooruitgaan, zeker niet in verhouding tot onze buurlanden.
Dat de regering het niet eens kon worden over de juiste omvang van de loonhandicap, liet al vermoeden dat haar aanpak niet ingrijpend genoeg zou zijn. Ik kan de relancestrategie alleen maar typeren als een snuifje peper en zout en een klein ajuintje, wel ter waarde van 160 miljoen euro, die echt niet volstaan om het gerecht op smaak te brengen.
Zelfs de Vlaamse minister-president, die zijn economie ook ziet achteruitgaan, lust het soepje absoluut niet. Hij heeft duidelijk commentaar gegeven op het feit dat het federale niveau onze concurrentiepositie helemaal niet versterkt en onze loonhandicap helemaal niet wegwerkt.
Meer dan een kwart van het budget van die relancemaatregelen gaat naar een windmolenpark in de Noordzee. Het is logisch dat de regering veel geld vrijmaakt voor wind; het is haar voornaamste exportproduct!
De regering denkt er eens te meer in geslaagd te zijn de wet over de loonnormen aan te passen. Het relanceplan zou dan de oplossing moeten vormen voor dit noodlijdende land. Samen met vele anderen vrees ik echter van niet. Ik denk dan niet alleen aan Rik Torfs, maar ook aan Kris Peeters, die in zijn eigen parlement de kritiek niet heeft doen verstommen.
Zelfs binnen de regeringscoalitie is er dus kritiek op de beleidsverklaring, wat ik niet genoeg kan appreciëren. Ik feliciteer de regeringspartijen die zowel hier als in de Kamer openlijk het eigen beleid op de korrel hebben genomen. Dat getuigt van echte democratie, zoals die ook terug te vinden is in de Angelsaksische landen. In die landen is een regering die een slecht beleid voert, nooit zeker van parlementaire steun. België is daarentegen een handjeklapdemocratie gewoon. Dat daarin nu verandering komt, is volgens mij een goede zaak, tenminste als de regeringspartijen de daad bij het woord voegen. Overigens hadden ook werkgevers, vakbonden en belangenorganisaties heel wat bedenkingen over de beleidsverklaring.
Nochtans zitten alle regeringspartijen wel op dezelfde lijn als het gaat om de begrotingsinspanningen. Ze kloppen zich op de borst dat het begrotingsevenwicht binnen bereik is en dat er vooral in de uitgaven wordt gesnoeid. Maar dat durf ik ook te betwijfelen en te bekritiseren.
De eerste minister beweerde de werkgevers en werknemers niet in hun portefeuille te hebben getroffen. Laat ik de zogenaamde portefeuillevriendelijke maatregelen even opsommen. De subsidies op energiebesparende maatregelen zijn volledig opgedroogd, de schoolpremie is gedaald en de dienstencheques worden aan een prijsverhoging onderworpen. Verder zijn advocaten en notarissen voortaan BTW verschuldigd, die ze natuurlijk zullen doorrekenen aan hun klanten. Voor het overige zijn de accijnzen verhoogd, is er een minimumbelasting op bedrijven ingevoerd en zijn de liquidatiebonussen verdubbeld. Dat alles toont aan dat er wel degelijk maatregelen zijn genomen die werkgevers en werknemers treffen in hun portefeuille.
Het Internationaal Monetair Fonds zegt klaar en duidelijk dat de regering-Di Rupo in vergelijking met alle andere landen het grootste aantal belastingen heeft verhoogd. Een recent rapport van Voka zegt daarover nog veel meer. Niet alleen kent België met 54% het vierde hoogste overheidsbeslag van de Europese OESO-landen, maar voor al dat belastinggeld levert de regering geen waar terug. Mijn collega Mieke Vogels wees er al op dat onze burgers heel veel belastingen betalen, maar tegelijkertijd nog wakker liggen van grote problemen zoals hun gezondheidszorg.
Uit vergelijkende studies blijkt dat vele Europese landen een vergelijkbare belastingdruk hebben. Maar die landen doen veel meer voor hun burgers, terwijl andere landen met een lagere belastingdruk evenveel, zo niet meer doen dan België.
(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.)
De heer Di Rupo was er ook trots op dat hij de wachtlijsten voor probatie, enkelbanden en werkstraffen haast helemaal heeft weggewerkt. Begrijp me niet verkeerd, het is belangrijk dat de straf zo snel mogelijk volgt op het delict. Alleen geven die zogenaamde straffen - want enkelbanden, probatie en werkstraffen zijn niet echt straffen - geen afdoend antwoord op de criminaliteitsproblemen in onze samenleving. Het stelselmatig omzetten van door rechters uitgesproken celstraffen in elektronisch toezicht kan bezwaarlijk een harde aanpak van de criminaliteit worden genoemd. Het vervolgingsbeleid is aan een totale herziening toe en op dat gebied bleef het in de verklaring van de eerste minister heel stil.
Eigenlijk is het hele onderdeel over veiligheid en justitie ronduit bedroevend. Dat wordt nog het best geïllustreerd door de betoging van de politie gisteren, als reactie op de rellen in Meulenberg. Veiligheid is een fundamenteel recht in een democratie. Daarover zal niemand met mij van mening verschillen. Dat zou absurd zijn. Ooit gaf de burger het recht om wapens te dragen op om de overheid toe te staan zijn veiligheid te garanderen. Die overheid, de politie, is nu in sommige wijken van onze steden zelf niet eens meer veilig en dat is zeer bedroevend. De burger gaf het recht om wapens te dragen niet aan straatcrapuul om vanuit alle hoeken van de planeet naar ons af te zakken om onze samenleving om zeep te helpen. In de opsomming vorige week miste ik dus absoluut de strenge aanpak van de criminaliteit.
Vorige week somde de eerste minister ook een heel aantal verwezenlijkingen op die heel mooi klonken, en in het Frans zelfs nog mooier. De pensioenen blijven geïndexeerd en de laagste pensioenen worden verhoogd. Klinkt mooi, maar desondanks blijven de Belgische pensioenen nog altijd de laagste van de hele westerse wereld, terwijl we bijna de hoogste belastinggraad hebben. Om de gevolgen daarvan te illustreren geef ik één cijfer, het armoederisico voor 65-plussers. Bij ons ligt dat op 21%, in Nederland, een vergelijkbaar land, op maar 7%, hoewel sommige pensioenen daar zelfs lichtjes zijn gedaald en de Nederlandse pensioenen niet geïndexeerd zijn.
De armoede in ons land neemt dus toe en dat is heel erg. In België ligt de armoedegrens nu zogezegd op 1 000 euro voor een alleenstaande en 2 100 euro voor een gezin met twee kinderen. In 2012 moesten meer dan 100 000 voltijdse zelfstandigen het echter met nog veel minder doen, namelijk 833 euro per maand. Daar kan niemand van leven. Dat blijkt ook uit een analyse van het Neutraal Syndicaat voor zelfstandigen. Dat is onhoudbaar, dat bedrag ligt ver onder de armoedegrens en dat kan niet, zeker niet voor mensen die als zelfstandigen heel hard hebben gewerkt.
Terwijl tienduizenden mensen in ons land onder de armoedegrens leven, de werkloosheid torenhoog is, de belastingen de pan uit swingen, de achterstand in de sociale woningen niet meer bij te benen is, blijft het land toch nog altijd een aantrekkingspool voor allerhande gelukzoekers, meer dan 123 000 het afgelopen jaar. Staatssecretaris De Block scoort goed bij de publieke opinie, maar eigenlijk is ze bezig een heel grote berg zand af te graven door elke dossier, elk zandkorreltje apart met een pincetje te verplaatsen. Dat is onbegonnen werk. Het gaat hier om een collectief probleem en niet om individuele dossiers.
Het is mooi dat staatssecretaris De Block de wet toepast, want dat op zich is in dit land al revolutionair, maar die wetten zouden veel strenger moeten worden. De immigratiekraan moet niet alleen worden dichtgedraaid, er moet ook een terugkeerbeleid worden gevoerd. In dat verband verwees de eerste minister naar zijn vader, die als gastarbeider in België kwam werken, en hij beweerde dat de gastarbeiders uit die eerste periode hebben bijgedragen aan onze huidige welvaart. Dat was inderdaad de tijd van de gast-árbeiders.
Nu zitten we vooral met een generatie gast-werklozen, gast-steuntrekkers, gast-huurders-van-sociale-woningen, gast-delinquenten en gast-jihadi's. Zij zuigen onze sociale zekerheid leeg, leveren meer dan de helft van de gevangenisbevolking, ontredderen ons onderwijs en kosten ons fortuinen aan inburgerings- en integratiemaatregelen, die in Vlaanderen niet naar het wegwerken van de wachtlijsten voor gehandicapten kunnen gaan.
Inderdaad, de Italianen en de Polen van de eerste generatie hebben zich probleemloos in onze maatschappij geïntegreerd.
Die vlotte aanpassing lag voor de hand, want zij waren van een westers land afkomstig, met dezelfde historisch-christelijke achtergrond als wij. De daaropvolgende immigranten, uit de islamitische wereld en Afrika, zijn gewoonweg niet integreerbaar. Tussen hen en ons gaapt een onoverbrugbare beschavingskloof. Kijk maar naar de recente intifada tegen de politie in de Houthalense wijk Meulenberg. Die wijk is een echte no-gozone geworden, bezet door een vijandige bevolkingsgroep.
De eerste minister heeft het als Italiaan van de tweede generatie heel ver gebracht. Hij mag daar fier op zijn. Hij is premier geworden en hij kan zelfs in een heuse koloniale stijl de plak zwaaien over Vlaanderen, waar zijn regering geen meerderheid heeft. Ik hoop dat dit geen voorteken is. Zullen wij binnen twintig jaar door een Marokkaan of Turk van de tweede generatie worden geregeerd? De vereiste van een Belgisch paspoort zal geen probleem vormen, want dat is gratis te verkrijgen.
In de media lees ik dat we binnenkort vijftig jaar Marokkaanse en Turkse immigratie in België zullen vieren. Een viering lijkt me totaal misplaatst. Rampen worden niet gevierd, maar herdacht. Daarbij past ook een herdenking van de slachtoffers, die duizenden mensen die de voorbije vijftig jaar zijn bestolen, vernederd en geterroriseerd. Het vieren van het begin van de islamitische immigratie is even waanzinnig als cynisch.
Ik doe dan ook een oproep tot de eerste minister. Het kasteel brandt af. Ofwel steekt u de handen uit de mouwen en blust u de brand zelf, ofwel belt u de brandweer. In ieder geval, doe iets!
De heer Dirk Claes (CD&V). - Vandaag voeren we in de Senaat een laatste keer een plenair debat over de regeringsverklaring. Op dat bijzondere moment kom ik op het einde van mijn betoog nog even terug.
Voor CD&V is een begroting op orde de beste relancemaatregel. Daardoor is de begroting conform de Europese normen en herwinnen we het vertrouwen van de financiële markten, zoals we de voorbije twee jaar al hebben gezien.
Bij de start van deze regering in december 2011 was de rente op Belgische staatsobligaties met een looptijd van tien jaar opgelopen tot bijna 6% en lag het renteverschil met Duitsland, de spread, boven de 300 basispunten. Vandaag leent België aan 2,53% en bedraagt die spread 86 basispunten.
We hebben voor 22 miljard euro gesaneerd, wat niet evident was, en voor 1,1 miljard relancemaatregelen ingevoerd. We hebben de crisis doorstaan met een evenwichtige mix van maatregelen en bezuinigingen die de mensen in hun portemonnee sparen en de economische ontwikkeling stimuleren.
Op 6 november zal het overlegcomité samenkomen om een concurrentiepact tussen de federale staat en de gemeenschappen en gewesten af te sluiten. Ik roep iedereen op om constructief mee te werken en een plan uit te werken dat de koopkracht van de gezinnen garandeert en de concurrentiekracht van de bedrijven stimuleert. Dat is de essentie van samenwerkingsfederalisme.
De werkloosheidsgraad in België bedraagt momenteel 8,7%, wat beter is dan het Europees gemiddelde van 10,9% en het gemiddelde in de eurozone van 12%. Toch moet dat cijfer nog verder naar beneden. Daarom blijft CD&V voorstander van een hervorming van de wet van 1996 om de loonhandicap met de ons omringende buurlanden geleidelijk en structureel te verkleinen. Elke politicus die pleit voor meer jobs, pleit in wezen voor een loonlastenverlaging.
Hoewel de legislatuur kort is, heeft de regering toch een aantal resultaten geboekt. De zesde staatshervorming, met onder andere de splitsing van de kieskring BHV, de grote overdracht van bevoegdheden en de hervorming van de financieringswet is te danken aan de aanhoudende inspanningen van de staatssecretarissen Verherstraeten en Wathelet. Die staatshervorming verschuift het zwaartepunt van de beslissingen definitief naar de deelstaten.
In deze legislatuur is ook het aantal gerechtelijke arrondissementen van 27 op 12 gebracht.
De structuur van de spoorwegen is vereenvoudigd. Met het oog op een betere dienstverlening aan de reizigers komen er 2 entiteiten in de plaats van 3.
Er werden initiatieven genomen voor een eenvoudige, competitieve en eerlijke fiscaliteit, zoals de vereenvoudiging van het btw-boetesysteem en een hervorming van de fiscale administratie.
Staatssecretaris Bogaert heeft erop toegezien dat het aantal federale ambtenaren onder controle bleef en het ambtenarenstatuut gemoderniseerd. Sinds de start van de legislatuur zijn er 2547 ambtenaren minder, zonder dat aan de dienstverlening wordt geraakt.
Daarnaast is Defensie eveneens afgeslankt. Toch kwam het departement zijn verbintenissen in de Europese én internationale context na. Dankzij minister De Crem hebben we een sterk, performant en betrouwbaar leger.
Op sociaaleconomisch vlak is een einde gemaakt aan de discriminatie tussen arbeiders en bedienden. De leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor vervroegd pensioen zijn verstrengd en de werkloosheidsuitkeringen worden degressief.
Een beleid hoeft niet fundamenteel vrolijk te zijn. Moeilijke tijden vereisen immers moeilijke beslissingen. Die heeft de regering genomen, en dat is wat telt. Het werk is nog niet af, maar dat is het nooit. Elke dag weer moeten we streven naar beterschap in het belang van iedereen in het land: inwoners, gezinnen en ondernemingen.
Graag wil ik ook van de gelegenheid gebruik maken om de rol van het parlement te belichten. Zo kan ik toch met enige trots terugblikken op enkele concrete resultaten van de CD&V-fractie. We hebben een klokkenluidersregeling ingevoerd voor de federale overheidsdiensten. We hebben de wetgeving aangepast met betrekking tot de levensverzekering wat betreft de inbreng van het kapitaal na overlijden. We hebben een tijdelijk huisverbod kunnen invoeren wanneer er sprake is van huishoudelijk geweld.
Gisteren hebben 4000 politiemensen actie gevoerd in het centrum van Brussel. Ze eisen bescherming tegen geweld nadat bij rellen in Houthalen-Helchteren onlangs een agent zwaargewond raakte. Justitie moet een streng en effectief vervolgingsbeleid uitwerken en kan zich daarvoor baseren op het goedgekeurde CD&V-voorstel dat geweld op agenten strenger bestraft. Politici kunnen het zinvol vinden om mee te betogen, maar het is hier in het parlement dat de wetten worden veranderd!
Tal van wetsvoorstellen hebben dus al hun weg naar het Belgisch Staatsblad gevonden en hebben dus kracht van wet. We zijn er ook in geslaagd om enkele voorstellen, ter ondersteuning van onze bedrijven, te laten opnemen in het regeerakkoord, zoals de flexibele regeling voor studentenarbeid of een betere regelgeving voor gelegenheidsarbeid in de horeca.
Dit is het laatste plenaire debat in de Senaat over de regeringsverklaring. Onze instelling heeft door de geschiedenis van de Belgische politiek heen een zekere evolutie doorgemaakt op vlak van verkiezingsvoorwaarden, samenstelling en bevoegdheden. Sinds 1993 functioneert de Senaat als reflectiekamer en heeft de instelling steeds gepoogd zinvol gebruik te maken van het evocatierecht.
Dat is onder andere gebeurd in de hervorming van de strafprocedure, de wetgeving omtrent medisch begeleide voortplanting, de hervorming van het sociaal strafwetboek en de wet op de mede-eigendom.
In de nieuwe Senaat, ik pleeg nogal eens te zeggen `de Senaat 2.0', zullen de toekomstige senatoren hoofdzakelijk debatteren over de bevoegdheden van de verschillende overheden met het oog op een optimalisering van hun werking. Toekomstige staatshervormingen zullen niet meer goedgekeurd worden zonder een expliciete goedkeuring van de afgevaardigde leden van de deelstaatparlementen.
Het kleinere ledental, de beperktere bevoegdheden en de gewijzigde rol van de Senaat hebben een zekere impact op het personeel van de wetgevings- en administratieve diensten. Onze fractie zal constructief meewerken aan oplossingen die de verworven rechten van het personeel respecteren en zal zich inzetten om eenieder een zinvol loopbaanperspectief te geven.
Er wordt gewerkt aan een nieuw reglement dat de krijtlijnen van de hervormde Senaat vastlegt. Het voorstel dat in het Bureau voorligt, wordt in de komende weken verfijnd.
We verwachten dat het Bureau voor het einde van het jaar de nieuwe reglementen over de financiering van de fracties en het politiek personeel goedkeurt.
Dat moet leiden tot een structurele besparing van 11,5 miljoen euro.
We voeren die onderhandelingen - en ik richt me in het bijzonder tot N-VA - open en met alle partijen in het Bureau. Ik stel echter vast dat sommige partijen maar met één been aan de onderhandelingstafel staan. Ik wens dat de onderhandelingen in het Bureau van de Senaat, waar het akkoord in vertrouwen en met volle samenwerking moet worden gesloten, rustig en helder kunnen verlopen. Ik wijs erop dat het Bureau van de Senaat geen persbureau is.
De heer Huub Broers (N-VA). - Wil de heer Claes me dan verbieden om nog met de pers te praten?
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik betreur alleen dat de contacten met de pers de constructieve sfeer bemoeilijken. Ik hoop dat we de onderhandelingen rustig kunnen voeren, onder elkaar.
Dat er in het openbaar commentaar wordt geleverd eens een beslissing is genomen, vind ik geen probleem, maar de huidige gang van zaken betreur ik. Ze getuigt van populisme.
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik heb die teksten waarover mij vragen werden gesteld, niet laten lekken.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Het is beter daden te stellen in plaats van alleen maar te spreken. De vorige voorzitter van de Senaat heeft op het vlak van besparingen niets gedaan. In de pers verklaarde hij wel dat hij de vrijwillige uitdiensttredingen wou aanpakken, maar hij heeft dat nooit op het Bureau concreet gemaakt. Ik vermoed dat hij teruggefloten is door zijn eigen fractie omdat oud-collega Sevenhans nog een uittredingsvergoeding moest kunnen ontvangen. In plaats van allerlei verklaringen in de pers te geven, zou het beter zijn in de Senaat het voorbeeld geven. Als de N-VA vindt dat de functies in de Senaat te dik worden betaald, dat ze het mandaat van ondervoorzitter dan teruggeeft! Dat lijkt me meer aangewezen dan de populist uit te hangen met allerlei persverklaringen.
We zullen ons dit laatste parlementaire jaar nog hard moeten inzetten. Er is nog heel wat werk op de plank, zoals de afwikkeling van de zesde staatshervorming en de talloze wetsvoorstellen- en ontwerpen die nog op de agenda staan van de bevoegde commissies. Ik noem er enkele: de hervorming van de Raad van State; de modernisering van het erfrecht; de hervorming van de bankwetgeving. Dat zijn alle belangrijke wetsvoorstellen en wetsontwerpen die in de Senaat nog moeten worden behandeld. In de CD&V zal de regering alvast een constructieve partner vinden om die ontwerpen tot een goed einde te brengen.
Mme Christine Defraigne (MR). - J'ai l'honneur de siéger depuis dix ans dans cette assemblée que je pense avoir servie avec loyauté.
Comme certains l'ont rappelé, nous avons mis de nombreuses réformes à notre actif dans ce sénat. Ainsi, les travaux dans le domaine de la bioéthique ont été entamés après l'avènement de la loi sur l'euthanasie. Nous avons travaillé sur les lois de procréation médicalement assistée et approfondi des sujets comme celui des mères porteuses. Et nous avons encore du pain sur la planche en bioéthique puisque des débats sont toujours en cours.
Nous avons travaillé à d'importantes réformes, notamment en matière de justice. Je pense entre autres au Code de droit international privé et à la réforme de la procédure pénale qui n'est pas advenue pour avoir été calée à la Chambre ; mais de nombreux autres thèmes ont aussi été abordés. Plus récemment, nous avons réformé la procédure pénale concernant la présence de l'avocat au premier stade de la procédure. Nous devions en effet répondre à nos obligations internationales et nous conformer à la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme.
Nous avons mené des réformes dans toute une série de procédures civiles, et nous avons encore beaucoup à faire.
L'exercice que nous devons faire aujourd'hui, et que je ne qualifierai pas de « stérile » car ce terme a déjà été utilisé dans un autre contexte, est à mes yeux particulièrement vain et indigne de notre assemblée. En effet, organiser un débat au lendemain du vote intervenu à la Chambre n'a pas spécialement de sens, mais j'ai toujours considéré qu'il fallait se plier à ce devoir dans la mesure où l'opposition réclamait ce débat même s'il venait comme la moutarde après dîner.
La déclaration gouvernementale est intervenue voici dix jours, et la Chambre s'est prononcée à son sujet voici une semaine. Tout le monde a eu l'occasion de s'exprimer dans les médias, y compris, bien entendu, sur les plateaux de télévision.
Je sais que le Sénat n'a plus beaucoup d'impact et que l'on va éteindre les lumières. Il restera peut-être quelques bougies en cas de septième réforme de l'État. Tout cela est peu valorisant pour notre institution qui ne mérite pas un tel traitement.
Je ne paraphraserai pas ce qui a été dit sur la déclaration gouvernementale. Elle a été faite après la victoire des Diables rouges ; heureusement qu'elle n'a pas lieu aujourd'hui après la défaite cinglante d'Anderlecht ! Cette déclaration empreinte d'optimisme pour l'avenir prend évidemment des allures de bilan puisque c'est la dernière de cette législature. Il nous reste néanmoins encore beaucoup de travail jusqu'à la fin de celle-ci.
Le pays a été stabilisé, et l'assainissement budgétaire réalisé, bravo monsieur le ministre du Budget ! Des mesures de réforme et de relance ont été prises mais, comme cela a été dit maintes fois, cette relance doit aller plus vite et plus loin. Les défis restent colossaux, nous ne sommes pas sortis de la crise économique.
Notre groupe soutient évidemment cette déclaration et s'emploiera à travailler sur les réformes durant les quelques dizaines de jours de séance qu'il nous reste avant que les chambres ne soient dissoutes et que nous nous fassions hara-kiri.
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Toen ik vanmorgen aan de tramhalte stond, zei een Turkse vrouw me het volgende: "U bent toch Mieke Vogels van de politiek? Al een hele ochtend hoor ik op de radio dat Ford een jaar geleden de sluiting van de fabriek in Genk aankondigde." Omdat ze familie in Spanje had, wist ze dat de werknemers in de auto-industrie daar maar de helft verdienen van hier. "Is het dan niet logisch, dat die fabriek hier wegtrekt?" vroeg ze me. Op mijn vraag of zij zich in België nog een auto zou kunnen veroorloven, mocht ze de helft verdienen van haar huidige salaris, was haar antwoord "neen". "Men moet auto's produceren, maar men heeft ook mensen nodig die auto's kopen," zei ik. Zo had ze het nog nooit bekeken, gaf ze toe.
Waarom geef ik als Groene dit voorbeeld? Niet omdat ik wil dat er meer auto's verkocht worden, maar omdat het een mooie illustratie is van de hedendaagse politiek, van de manier waarop wij tegen de samenleving aankijken. Het is een voorbeeld van het neoliberale Europa, dat maar één doel heeft, namelijk de zogenaamde budgettaire orthodoxie installeren. Met de hulp van de zogenaamde neutrale instanties, zoals het IMF, worden ook de recepten gegeven om de budgettaire orthodoxie te verwezenlijken: lonen verlagen, pensioenen verlagen, met als gevolg een massale verarming.
Gelukkig gebeurt dat niet in dit land, maar het gebeurt wel in het zuiden van Europa.
Met grote spanning wacht ik op het moment waarop Europa niet alleen boetes zal opleggen omdat de budgettaire normen niet worden gehaald, maar ook boetes zal uitdelen aan die landen waar de uitkeringen onder de Europese armoedegrens liggen.
Het is voor mij een grote desillusie dat in de laatste regeringsverklaring van de legislatuur niets wordt gezegd over de toenemende armoede die we ook in dit land kennen. Ik ben blij dat een aantal collega's het thema hier wel hebben aangekaart. Dat is geen probleem van Vlamingen en Walen. De armoede is in Antwerpen even groot als in Charleroi en in Brussel. Het is grotendeels een stedelijk verschijnsel. Dat wordt niet opgelost door meer te defederaliseren. Dat kan alleen worden aangepakt door moeilijke keuzes te maken en door opnieuw mededogen en solidariteit te durven vragen.
Het was ook een desillusie voor mij dat staatssecretaris voor Armoedebestrijding De Block - de minister zal haar mijn boodschap wel meedelen - het Kinderarmoedefonds steunt, dat men in Vlaanderen wil oprichten. Waarom vind ik dat zo erg? Omdat kinderarmoede niet bestaat. Achter elk arm kind staat een arme vader, een arme moeder of een arm ouderpaar. Wanneer men armoede steeds weer reduceert tot een probleem van kinderarmoede leidt dat tot een zeer schizofrene politiek, waarbij een politicus de ene dag zegt dat de strijd tegen kinderarmoede voor hem de absolute prioriteit is, en de andere dag bereid is de werkloosheidsvergoeding van de vader of de moeder van het arme kind, af te bouwen.
Hoe is het zover kunnen komen dat wij in de 21e eeuw niets beter weten dan via een bijdrage van burgers en bedrijven een Kinderarmoedefonds op te richten om de kinderarmoede te bestrijden?
Ook de campagne rond dat fonds vind ik spuuglelijk. Hoever is het gekomen? Armoede is een sociaaleconomisch probleem, een probleem van een steeds schevere inkomensherverdeling, van een steeds grotere spanning tussen lage en hoge lonen. Een kinderarmoedefonds projecteert ons terug naar de tijd van vóór Daens. Ik vind het erg dat er niet meer reactie tegen het initiatief komt. Het is een evolutie die, wat mij betreft, absoluut onaanvaardbaar is.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Collega Vogels heeft uiteraard gelijk, maar er zijn ook een aantal positieve maatregelen genomen om de armoede tegen te gaan, zoals de verhoging van alle minimumpensioenen en ook alle kleine pensioenen van de zelfstandigen. Ik geef toe dat het niet altijd voldoende is, maar er wordt aan gewerkt. Ook ik vind het erg dat de armoede en het risico op armoede toenemen. Dat neemt niet weg dat de regering al een aantal maatregelen heeft genomen, en daar mogen we ook op wijzen.
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - De cijfers die voorliggen bij het einde van de legislatuur gaan zeker niet in de goede richting.
Ik heb één voorstel, waarvan ik graag zou hebben dat de meerderheid het ernstig neemt en erover nadenkt. Ik stel namelijk voor dat nog in deze legislatuur alle uitkeringen worden opgetrokken tot het Europese niveau van de armoedegrens. We hebben laten berekenen dat het voorstel 1,5 miljard euro zou kosten. Dat is veel. We geven jaarlijks zes miljard euro uit voor de notionele intrestaftrek, met de motivering dat het goed is voor de werkgelegenheid. Heel wat onderzoeken hebben echter aangetoond dat de creatie van werkgelegenheid door die aftrek zeer relatief is. Mijn voorstel bestaat erin anderhalf miljard uit de notionele intrestaftrek te halen en daarmee de uitkeringen op te trekken. Dat zal ongelooflijk veel werkgelegenheid creëren. Elke euro die gegeven wordt aan iemand die op het ogenblik in armoede leeft, wordt geen slapend geld op een spaarboekje, maar geld dat onmiddellijk in de economie wordt geïnvesteerd, geld waarmee een moeder eindelijk winterschoenen kan kopen voor haar kinderen en een vader eindelijk gezond eten in de brooddoos van zijn kinderen zal stoppen. Dat anderhalf miljard zal dus veel meer werkgelegenheid creëren dan wanneer het besteed wordt aan de notionele intrestaftrek. Het is een concreet voorstel dat bovendien eenvoudig is. Ik zou graag hebben dat het wordt uitgevoerd.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Er zijn maar relatief weinig collega's in de zaal, maar het is natuurlijk al een week geleden dat de regering in de Kamer het vertrouwen heeft gekregen. De spankracht is dus niet zo sterk aanwezig. Er is al veel gezegd. Het debat is in de Kamer uitvoerig gevoerd. Het enige wat we kunnen doen is een aantal bezorgdheden en een aantal positieve punten naar voren schuiven.
Hoe men het draait of keert, de grootste verdienste van deze regering is dat ze stabiliteit heeft gebracht. Er is meer stabiliteit op sociaaleconomisch en financieel vlak en ook op communautair vlak.
Toen de regering twee jaar geleden aantrad, was er gedurende meer dan vijfhonderd dagen geen beleid gevoerd en zaten we sociaaleconomisch in een situatie die door ratingbureaus - waar ik zelf weliswaar niet zo veel vertrouwen in heb heel kritisch werd beoordeeld. We zaten met gigantische rentekosten voor de overheid, waardoor financieel en economisch alle knipperlichten aan stonden. Het was een gevaarlijke situatie en mocht er toen niet zijn ingegrepen, waren de gevolgen wellicht zeer ernstig.
Ondertussen zit de begroting van de regering weer op koers: in 2014 zitten we met een begrotingstekort van 2,1%. We zijn daarmee koploper in Europa. De rente is fors gedaald en inzake staatsschuld heeft de regering zich geëngageerd om op het einde van het jaar de grens van 100% niet te overschrijden. Als ze geloofwaardig in Europa wil zijn, zal ze regering immers verplicht zijn om onder die 100% te zakken. De heer Broers kan dat misschien niet geloven, maar de regering is dat aan zichzelf verplicht is om dit te realiseren.
Als we het begrotingstekort, zoals vooropgesteld, op 2,1% kunnen houden en voor de staatsschuld onder de maximumgrens van 100% zitten, dan kan men niet zeggen dat deze regering niets heeft gerealiseerd. Integendeel! Natuurlijk zijn er nog problemen. Daarover heb ik het dadelijk. Maar gelet op de inspanningen die gedaan zijn en in vergelijking met onze Europese partners, zitten we op het gebied van sociale zekerheid, welvaart en welzijn, in ons land bijzonder goed.
Men zal mij niet horen zeggen dat de zesde staatshervorming de laatste communautaire staatshervorming is. Men zal mij zelfs niet horen zeggen dat deze staatshervorming totale rust heeft gebracht en alle problemen heeft opgelost. Dat is niet zo. Ik kan er zelfs in komen dat sommigen vinden dat alles niet voldoende transparant is en dat ons land een van de meest ingewikkelde landen ter wereld is. We zitten hier immers permanent in een overlegpolitiek; andere landen worden daar alleen in internationale organen mee geconfronteerd.
Deze staatshervorming geeft wel een antwoord op vele vragen die bij vorige onderhandelingen telkens onbeantwoord bleven.
Ik lig mee aan de basis van het Sint-Michielsakkoord, van de vierde en de vijfde staatshervorming en, minder prominent, ook van de zesde staatshervorming. Ik verzeker u dat deze staatshervorming, die de meerderheidspartijen samen met Groen en Ecolo op poten hebben gezet, qua omvang en qua financiële middelen de grootste hervorming ooit is in ons land. Deze gigantische operatie biedt de gewesten en gemeenschappen op zijn minst de mogelijkheid een sterke politiek te voeren.
Ze lost natuurlijk niet alle problemen op en er is nog altijd sprake van wanorde. Ik ben er dan ook van overtuigd dat er nog een, hopelijk laatste, staatshervorming nodig is. De uitvoering van artikel 35 van de Grondwet zal meer stabiliteit realiseren tussen de gewesten, de gemeenschappen en de federatie. Uiteindelijk, maar niet de komende jaren, zullen we het debat moeten aangaan over welke bevoegdheden federale materie blijven en welke behoren tot de gemeenschappen en de gewesten.
Dat zal echter geen gemakkelijk debat zijn. Bepalen wat federaal blijft, moet lukken. Maar vastleggen wat gewestelijk en wat tot de gemeenschappen behoort, zal minder eenvoudig zijn. Zelf ben ik wat ik zou noemen een gemeenschapsmens. Ik geloof ten volle in de gemeenschap als instelling, maar de meerderheid kantelt steeds meer naar het gewestelijke. Hierop zal ik nu niet dieper ingaan. Dat debat zullen we de volgende maanden ongetwijfeld voeren.
De regering heeft wel degelijk ernstige stappen vooruit gedaan. Ook op communautair vlak werd de kans geboden een stevige politiek vanuit Vlaanderen, Wallonië en Brussel te voeren.
Daarnaast heeft de regering ook andere maatregelen genomen die onze goedkeuring wegdragen. Meer dan ooit wordt de fraude aangepakt. We weten dat dit nog niet helemaal succesvol is, maar nooit werd vroeger zo sterk geïnvesteerd in de aanpak van de fiscale en sociale fraude.
We blijven natuurlijk geconfronteerd met het verleden. Ik vind het ook onvoorstelbaar dat een adellijke crimineel nog 700 miljoen euro belastingen kan ontlopen. Dat wijst erop dat de aanpak van de fiscale fraude in het verleden geen prioriteit was. Dat is nu anders.
De maatregelen om het eeuwigdurend probleem van het verschil tussen arbeiders en bedienden op te lossen, verdienen geen schoonheidsprijs, maar het probleem is nu wel opgelost. Had iemand dat verwacht? Neen, want de beleidsmakers schoven dat probleem al dertig jaar voor zich uit.
Voor het eerst heeft een regering een gevecht met Electrabel in haar voordeel kunnen beslechten. Electrabel werkt nu zelfs mee aan de campagnes van de regering! Vroeger was dat ondenkbaar; geen enkele regering is het gevecht met Electrabel ooit grondig aangegaan.
En dat geldt ook voor andere grote bedrijven, zoals de gsm-operatoren. Op het ogenblik daalt de gsm-factuur en dat is de verdienste van minister Vande Lanotte, die koppig vasthoudt. Nog nooit voerde een minister zo efficiënt strijd voor de verdediging van de consumentenbelangen ... en de strijd gaat nog voort.
Is alles nu rozengeur en maneschijn? Neen!
Ik heb zelf ook problemen met het asiel- en migratiebeleid, maar wel om heel andere redenen dan mevrouw Van dermeersch. Drama's zoals in Lampedusa zijn immers niet opgelost wanneer de mediastorm is gaan liggen. Europa, niet alleen België, zal een ernstig antwoord moeten formuleren op de druk van buiten Europa. Het gaat immers om gelukszoekers. Iedereen heeft het recht om het geluk na te streven. Ik zou zelf ook alles doen om voor het geluk van mijn kinderen. Die vaststelling op zich vormt uiteraard geen oplossing, maar in mijn ogen moet de regering wel een ernstig migratiebeleid ontwikkelen, naast het al bestaande asielbeleid.
De sp.a hecht zeer veel belang aan het probleem van de loonkosten. Alle meerderheidspartijen, met uitzondering van CD&V, zijn op het ogenblik al bereid stappen te doen om de loonkosten te beheersen.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Wij willen andere zaken doen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het klopt dat CD&V alternatieve voorstellen heeft gedaan. Het verschil is dat de maatregelen die wij hebben voorgesteld voor de verlaging van de btw op elektriciteit, kunnen leiden tot een lastenverlaging van 600 miljoen euro, terwijl de kostprijs, vanaf het tweede jaar, maar 300 miljoen bedraagt. Het afschaffen van een vakantiedag is toch van een heel andere orde, want dat leidt maar tot een lastenverlaging van 30 miljoen.
Ik heb er goede hoop op dat de regering zal kunnen uitpakken met een nog sterker relanceplan dan het plan dat vandaag voorligt. In het totaal gaat het nu al om een behoorlijk bedrag, ongeveer 1,2 miljard euro, en dat in zeer moeilijke budgettaire omstandigheden. Maar dat bedrag zou nog hoger mogen zijn, zeker als de consument er tegelijk beter van wordt. De verlaging van de btw op elektriciteit zou in die optiek een goede maatregel zijn.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Er zijn budgettaire verplichtingen waaraan alle overheden zich moeten houden. Het is belangrijk die na te leven. Niet omdat Europa dat wenst. Sommige landen slaan die verplichtingen trouwens in de wind, maar komen daarmee weg omdat ze binnen Europa een groter soortelijk gewicht in de schaal leggen.
Het overleg tussen de regeringen op 6 november is een belangrijke datum. De Senaat moet die datum aangrijpen. Iedereen beseft immers dat niet één overheid alleen de hele problematiek kan oplossen.
Een aantal voorstellen kunnen nog worden uitgekristalliseerd en zo nodig in gewijzigde vorm doorgang vinden. Ik denk bijvoorbeeld aan de btw-verlaging voor elektriciteit. Mijn fractie heeft daarover een eenvoudig standpunt. Aangezien elektriciteit tot de basisgoederen behoort, valt een btw-verlaging te overwegen. Minister Geens beschouwt zo'n verlaging als contra-indicatief. Dat is inderdaad het geval in een context waarin lastenverlagingen door btw-verhogingen worden gecompenseerd, een context die mijn fractie niet verdedigt.
Een btw-verlaging is nochtans interessant. Ze maakt immers niet alleen koopkracht vrij, die niet ingerekend is in de modellen, maar doet ook de indexaanpassingen opschuiven in de tijd.
Ik wens dat ook de Vlaamse regering tegen 6 november haar verantwoordelijkheid opneemt. De gewestregeringen kunnen maatregelen nemen, inzake de vraagzijde van de arbeid, met andere woorden het aanvaarden van een job of het nettoloon. Ik denk hierbij aan de werkbonus, een maatregel van de federale overheid trouwens. De federale regering kan zich dan concentreren op de aanbodzijde, op het voldoende goedkoop houden van de arbeid, zodat er werkgelegenheid wordt gecreëerd. Een gewestregering kan maatregelen nemen die de loonlasten doen dalen, zoals een btw-verlaging met verschuiving van indexaanpassingen of andere meer rechtstreekse ingrepen op de loonkosten.
De regeringen moeten dus samenwerken en elkaar niet tegenwerken. Soms vrees ik dat de partners in de Vlaamse regering dat nog niet hebben begrepen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben het helemaal met de heer Daems eens. De samenwerking tussen de verschillende regeringen van ons land is absoluut nodig.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik heb daarnet ook opgeroepen tot een constructief overleg op 6 november.
Om geld vrij te maken voor een loonlastenverlaging zou volgens economen als Peersman de belasting op consumptie moeten worden verhoogd. Die verhoging zou eveneens gelden voor goederen die op ecologisch vlak slecht zijn. Ook dat kan een belangrijk uitgangspunt zijn voor de toekomst.
De heer Huub Broers (N-VA). - De gemeenschappen en gewesten, dus ook de Vlaamse overheid, die de heer Daems viseert, moeten nu sowieso al besparen, want de overdracht van bevoegdheden gaat niet gepaard met de toekenning van meer middelen. Dat belet uiteraard niet dat er nog meer begrotingsinspanningen kunnen komen. Ik wil niet de Vlaamse regering verdedigen, maar stel enkel vast dat de huidige staatshervorming haar al tot besparingen dwingt.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat klopt zeker voor 2015 en de jaren daarna.
In het debat over de loonkosten moeten we vooral de KMO's ondersteunen. De grote ondernemingen moeten we meer verplichten faire belastingen te betalen, wat ze vandaag niet altijd doen.
Wat het recht op recht betreft, blijf ik een beetje op mijn honger. Ik stel vast dat steeds meer mensen problemen ondervinden om op een betaalbare wijze hun rechten af te dwingen. Dat oplossen is een uitdaging die het parlement verder moet aangaan.
Mevrouw Vogels heeft terecht uitgebreid gewezen op armoede. We zullen het armoedeprobleem niet tegen het einde van de legislatuur kunnen oplossen. We hebben geen homogene regering, socialisten, liberalen en christendemocraten denken nu eenmaal niet over alles hetzelfde, maar ik ben ervan overtuigd dat we moeten kiezen voor maatregelen waarin de strijd tegen armoede echt prioritair is, federaal én Vlaams. In dat verband kan ik me met mijn fractie honderd procent scharen achter het voorstel van Groen om de minima en uitkeringen op te trekken tot het niveau van de armoedegrens.
Ik kom dan kort tot mijn laatste punt, vrede en veiligheid. Volgens de heer Claes doet ons leger nog altijd zijn werk, ondanks zware besparingen. Dat klopt, maar onze regering blinkt niet uit in durf als het gaat over veiligheid, ontwapening, de strijd tegen wapenhandel en het weghalen van de kernwapens uit Kleine-Brogel. Hebben wij de durf om met de Senaat daarover een duidelijk signaal te geven?
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik wil zeer duidelijk verklaren dat ook wij het weghalen van de kernwapens uit Kleine-Brogel verdedigen, en als Limburger doe ik dat misschien nog meer dan iemand die 200 km ver woont.
M. Francis Delpérée (cdH). - Je ne m'apitoierai pas ce matin sur le sort du Sénat, ce n'est pas l'objet de cette discussion.
La discussion intervient après le discours du premier ministre sur l'état de l'Union. Il y a dix jours, le premier ministre nous a livré à cette tribune un discours sur la méthode. Il nous a aussi livré une recette.
La moindre des choses, selon moi, c'est de répondre à ce discours, de dire au représentant du gouvernement pourquoi ce discours nous convient.
Je ferai deux remarques à ce propos.
La première remarque porte sur la méthode politique.
Gardons-nous, a dit le premier ministre, de nous lancer dès à présent dans des « envolées électorales ». Autrement dit, il y aura, je n'apprends rien à personne, un bouquet d'élections au mois de mai 2014, mais selon la formule connue, « Pensons-y toujours, n'en parlons jamais ».
Les élections régionales, législatives et européennes se profilent à l'horizon. Mais, il faut le rappeler, dans l'intervalle, nous avons des travaux importants à réaliser. Ce sont notamment ceux qui touchent, de près ou de loin, à la sixième réforme de l'État. La restructuration de notre assemblée fait bien entendu partie de ce paquet institutionnel, nous en reparlerons.
Le programme est donc connu. Dans les jours qui viennent, nous allons modifier la Constitution. Nous allons voter des lois spéciales, des lois ordinaires. Nous allons réaliser d'importants transferts de compétences et de moyens. « C'est la plus grande réforme de l'État belge », a dit le premier ministre.
Je crois que dans ces conditions, nous n'avons qu'un mot d'ordre, nous devons rester concentrés sur un objectif ambitieux, certes, mais à portée de main.
C'est sans doute le moment de dire, y compris à nos partenaires, que nous ne devons pas nous laisser distraire par des débats périphériques, que nous ne devons pas nous laisser entraîner dans des querelles qui seraient uniquement inspirées par le souci des uns ou des autres de se positionner, plus ou moins adroitement, devant les électeurs du mois de mai.
Nous ne voulons pas être comme le cancre de Jacques Prévert, « qui dit non avec la tête mais qui dit oui avec le coeur » ou « qui dit oui avec la tête mais qui dit non avec le coeur ». Au cdH, nous essayons à tout moment d'assortir nos discours à nos actes et à nos votes.
Nous sommes convaincus que l'opinion publique saura gré à la majorité d'avoir privilégié, en ce moment, l'essentiel, c'est-à-dire d'avoir veillé à préserver les traits les plus significatifs de notre société politique, d'avoir conforté l'organisation fédérale de l'État, de n'avoir pas cédé aux sirènes confédéralistes. Seuls nient l'évidence ceux qui ignorent le sens des mots, le sens des réalités et le sens des institutions. Nous n'avons pas le droit de cultiver l'ignorance, de nous gargariser de nos erreurs, de mentir sur le contenu de la marchandise institutionnelle.
Je le dis au premier ministre : « Message politique reçu cinq sur cinq. » Nous ne sommes pas des démolisseurs. Nous ne sommes pas des baroudeurs. Nous sommes de ceux qui veulent conforter la Belgique fédérale dans laquelle les composantes de l'État assument des responsabilités importantes, gèrent leurs services en toute autonomie et disposent de moyens financiers significatifs.
Le discours sur l'état de l'Union nous a aussi livré une recette, « la recette belge », a dit le premier ministre. Qu'est-ce que la recette belge ? Quels sont les ingrédients que nous allons mettre dans le plat qui nous est proposé ?
Pour ma part, je crois qu'il y a essentiellement trois ingrédients.
Le premier ingrédient de la recette belge, c'est qu'elle s'inscrit dans le temps. Le premier ministre nous a dit, à titre personnel, qu'il n'envisageait pas dans l'immédiat une nouvelle réforme de l'État. Eh bien, nous non plus ! Que ce soit clair !
Vous connaissez l'histoire de la création du monde. Selon la Genèse, Dieu créa le monde en quelques jours. Combien ? Six jours en tout. Six réformes en tout. Et le septième jour, que fit Dieu ? Il contempla l'oeuvre accomplie et il se reposa. Serions-nous plus malins que Dieu ?
La différence entre Dieu et nous, monsieur Broers, c'est que nous n'allons pas vraiment nous reposer. Nous allons consacrer les cinq années qui viennent non pas à engager de nouvelles réformes de l'État, mais à mettre en oeuvre la réforme que nous aurons votée cette année sur papier. Il nous faudra construire des immeubles. Il faudra constituer des services, déplacer des fonctionnaires, changer des dossiers de place, modifier les méthodes et les circuits, organiser les budgets, créer un environnement administratif de qualité.
C'est un travail de Dieu le Père, si vous m'autorisez à encore employer cette image biblique. Il nous faudra bien une législature, portée à cinq ans, je dois vous le rappeler, pour réaliser cette opération et faire en sorte que la réforme passe de la théorie à la pratique, des textes aux réalisations.
Le deuxième ingrédient, il s'inscrit dans l'espace. Et là, j'éprouve peut-être un regret. Le premier ministre n'a pas beaucoup parlé de l'Europe et du monde dans lequel nous inscrivons pourtant notre action. Il nous a simplement dit qu'il fallait que le gouvernement remplisse ses obligations à l'égard de l'Union européenne. Ce n'est déjà pas si mal si l'on veut se mettre à l'abri de sanctions, y compris de sanctions financières. Mais n'y avait-il pas moyen de faire un peu mieux, de dire un peu plus ? N'était-il pas possible de dire que nos politiques économiques, sociales et fiscales risquaient de perdre le plus clair de leur efficacité si elles ne s'inscrivaient pas dans une perspective européenne, c'est-à-dire dans une politique décidée à vingt-huit ? Reconnaissons-le, même si cela ne nous fait pas toujours plaisir : une partie de notre avenir ne nous appartient plus, il est aussi dans les mains de nos partenaires.
Le troisième ingrédient, il s'inscrit dans les esprits. Le 15 octobre, l'intervention du premier ministre s'intitulait : « Confiance retrouvée ». Cette confiance, elle doit s'afficher dans les six mois qui viennent. Pas pour le plaisir de plastronner devant le corps électoral, mais pour éclairer l'opinion publique sur les enjeux d'un scrutin dont l'importance n'échappe à personne. Cette confiance doit aussi se manifester à plus longue échéance. Depuis décembre 2011, le gouvernement a peut-être réalisé 90% du programme qui était proposé aux Belges. Il reste des chantiers importants, comme la scission des métiers bancaires ou l'harmonisation du statut des travailleurs salariés.
Mais regardons au-delà de 2013. Il y a d'autres défis qui nous attendent. Il convient donc que nous soyons, dès 2014, en ordre de marche, que nous soyons mobilisés, que nous nous trouvions à l'abri des secousses qui pourraient nous assaillir, de l'intérieur ou de l'extérieur.
Monsieur le représentant du gouvernement, je n'ai pas de conseil à vous donner, mais j'ai envie de vous dire de ne pas vous laisser envahir par les pressions du temps immédiat. Projetez-vous, projetez-nous dans l'avenir. Tracez des voies qui ne sont pas seulement celles qui nous rapprochent des échéances électorales. Tracez des voies qui nous donnent espoir à plus long terme. « Formidable », dit un chanteur à la mode. Je ne dis pas que vous êtes formidables. Je ne dis pas que notre pays vit une période formidable. Mais je dis que vous pouvez préparer un avenir qui, à défaut d'être formidable, soit tout simplement viable.
La Belgique ne se trouve pas dans une impasse. La Belgique ne se trouve pas dans une voie sans issue. Je sais bien que l'autoroute ou les boulevards sont parfois encombrés. Eh bien, aidez-nous ! Aidez-nous à éviter les bouchons. Aidez-nous à garder le cap et la vitesse. Aidez-nous à regarder l'horizon plutôt que le paysage qui se découpe dans le kilomètre qui vient.
Monsieur le représentant du gouvernement, nous vous disons notre confiance. Nous vous la disons pour aujourd'hui, peut-être aussi pour demain. Ce n'est pas une formule de style. C'est un engagement politique. C'est l'engagement de travailler ferme et dur dans les jours, dans les semaines et dans les mois qui viennent. Et, pourquoi pas, au-delà, si les concitoyens nous en donnent, une nouvelle fois, le mandat. Ils retrouveront bientôt le droit à la parole. À eux de juger, en définitive. Pour l'instant, notre jugement à nous, il est fait. Il prend la forme d'un réel satisfecit.
(Applaus van de meerderheid)
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Onze assemblee bevindt zich vandaag op een scharniermoment. Voor de laatste maal ooit zal de Senaat in deze samenstelling een regeringsverklaring bespreken. Ik verheel niet dat ik dat ook niet erg vind. Toen ik anderhalve week geleden deze speech over de regeringsverklaring namens mijn fractie aan het schrijven was, dacht ik aan een citaat van Harry Mulisch, dat eigenlijk zeer goed samenvat welk een vreemde oefening we hier vanochtend volbrengen: "Het surrealisme heeft grote invloed uitgeoefend op zijn voorgangers."
De collega-senatoren zullen het me dan ook niet kwalijk nemen dat ik het minder over de regeringsverklaring zal hebben, maar eerder zal overlopen wat we de resterende maanden in de Senaat nog kunnen doen en hoe we nog een invloed kunnen uitoefenen op de toekomst. Na een kort overzicht van de regeringsverklaring wil ik vooral enkele voorstellen toelichten die ik graag aan de collega's voorleg. Hopelijk kan over die voorstellen een consensus groeien zodat we aan de verzuchtingen van de burger kunnen tegemoetkomen.
Om te beginnen verwijs ik naar de belangrijkste boodschap van de premier van vorige week. Onze fractie deelt zijn oproep om "dag in dag uit door te werken ten dienste van de burgers, de maatschappij in haar geheel en de ondernemingen."
De coalitie legde de voorbije twee jaar inderdaad een indrukwekkend parcours af. De gordiaanse knoop van BHV behoort intussen tot het verleden De budgettaire inspanning van de regering is er een om u tegen te zeggen. Bij de banken is de rust teruggekeerd. De burgers en ondernemers krijgen geleidelijk weer vertrouwen. Dankzij slimme en weloverwogen maatregelen lijdt onze economie duidelijk minder onder de crisis dan in de landen rondom ons. Daarnaast werden enkele broodnodige hervormingen in gang gezet, niet in het minst op domeinen zoals pensioenen, justitie en asiel en migratie.
Ik wil geen afbreuk doen aan dit debat, maar mijn collega's zullen het met me eens zijn dat we de tijd die de Senaat nog rest nuttig en efficiënt moeten besteden. Ik ga hier op dit spreekgestoelte namens onze fractie dus niet het debat van de Kamer dunnetjes overdoen, maar wel overlopen waar we nog het verschil kunnen maken.
Ik verwijs onder meer naar de steeds weerkerende oproep van de publieke opinie om ruimte te creëren voor ethische kwesties. Het voeren van brede, maatschappelijke debatten is trouwens een van de kerntaken van de huidige Senaat. Politici hebben immers de plicht de bezorgdheden van de mensen te vertalen in het beleid.
Wij moeten bijvoorbeeld het debat over euthanasie sereen voeren en er de gepaste concrete maatregelen uit distilleren. Vanuit de maatschappij en de zorgsector vangen wij allen steeds opnieuw signalen op dat de huidige euthanasieregeling tegen haar grenzen aanbotst en dat het merendeel van de bevolking die uitsluiting als arbitrair ervaart. Ik verwijs naar de zeer persoonlijke getuigenissen van mensen die een ouder of een kind na een slepende ziekte en een moeilijke lijdensweg verloren. Zij vragen of de wetgever voor hen een regeling inzake humane levensbeëindiging kan uitwerken. Ik verwijs ook naar de vele specialisten die tijdens de hoorzittingen rond euthanasie kwamen getuigen. Ik refereer eveneens naar het intensieve commissiewerk dat tot vandaag door elkeen werd geleverd. Nu komt het er als wetgever op aan om de maatschappij de hand te reiken. Ik roep vanop dit spreekgestoelte dan ook alle senatoren op om over de partijgrenzen heen en vanuit het algemeen belang een daadwerkelijk antwoord te formuleren op die terechte ethische bekommernissen.
Het erfrecht is eveneens een thema waarvoor de Senaat het gremium bij uitstek is om een antwoord te bieden op de huidige maatschappelijke problemen. Vanmiddag zal een wetsvoorstel in overweging worden genomen dat een compilatie vormt van een hele reeks wetsvoorstellen die de voorbije jaren in de Senaat werden ingediend. Uit de adviezen die op het terrein werden ingewonnen blijkt dat het voorstel een helder antwoord op de problemen biedt en van een duidelijke visie getuigt. Ik roep iedereen op om zonder ideologische spelletjes en in alle transparantie aan de hervorming mee te werken, zoals de maatschappij van ons verwacht.
Naast die zeer belangrijke werven zal de Senaat de komende weken de laatste hand leggen aan de communautaire akkoorden en aan de politieke vernieuwing. Wij zullen zeer binnenkort een formele invulling geven aan de verdere rol van de hervormde Senaat. Hierbij is het belangrijk dat we naast de concrete taakomschrijving snel klare wijn schenken voor de vele medewerkers van de Hoge Vergadering die ons doorheen de jaren hebben bijgestaan. Ik wil hen bedanken voor hun inzet. De hervorming past in de algehele staatshervorming, waarbij meer macht en bevoegdheden aan de deelstaten worden overgedragen en de deelstaten dus het overwicht in deze assemblee krijgen.
De toekomstige Senaatsvoorzitter en senatoren zullen de rol van de Senaat als ontmoetingsplaats moeten definiëren en er is voor hen een taak weggelegd in de preventie van conflicten tussen de deelstaten.
De collega's die zetelen in de gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming zullen de komende maanden de belangrijke taak hebben duidelijke lijnen uit te zetten met maar één doel voor ogen: via structurele hervormingen de fiscaliteit en de parafiscaliteit op de loonlasten drastisch terugdringen. Hierbij moet worden werk gemaakt van een efficiënte overheid. Naast een gedeeltelijke verschuiving van de fiscale lasten zal volgens mijn fractie vooral moeten worden ingezet op efficiëntiewinsten bij de overheid. Ik verwijs in dit verband naar het recente wetgevende initiatief van collega's Lijnen en Daems rond de flexi-jobs.
In de commissie Sociale Aangelegenheden, de commissie Buitenlandse Betrekkingen en de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden werden wetsvoorstellen ingediend waarvan dringend werk moet worden gemaakt.
Ik twijfel er niet aan dat zowel de meerderheid als de oppositie zich in dit laatste jaar graag willen inzetten om pragmatisch door te werken om de belangrijke wetsvoorstellen van elke fractie in het algemeen en de ethische wetsvoorstellen in het bijzonder tot een goed einde te brengen, dit omdat de burgers en de ondernemingen niets anders van ons verwachten.
Ik wens dan ook namens mijn fractie duidelijk aan te geven dat wij uiterst loyaal en constructief zullen meewerken aan het welslagen van het laatste onderdeel van de staatshervorming en het laatste jaar van deze regering. Het herwonnen vertrouwen kan enkel doorgroeien als we schouder aan schouder voortwerken.
Ons land, de burgers en de economie stonden dicht bij de afgrond, maar de veerkracht van deze regering en de wil tot slagen van de meerderheid om de noodzakelijke en diepgaande hervormingen tot een goed einde te brengen werpen nu reeds de eerst vruchten af. Met herwonnen vertrouwen slaan we de hand aan de ploeg. De acht partijen die de staatshervorming tot een goed einde hebben gebracht en de huidige meerderheid zullen samen de handen uit de mouwen steken om op de hierboven geschetste maatschappelijke vraagstukken en verzuchtingen een antwoord te bieden.
Ons land, de burgers en de ondernemers hebben duidelijk het vertrouwen herwonnen. Nu moeten we hierop voortbouwen: optimisme en vertrouwen leiden tot veranderingsbereidheid. Zonder hoop en zelfvertrouwen kan niets tot stand komen.
M. François Bellot (MR). - Dans un climat social et économique très difficile, le gouvernement a su prendre les décisions nécessaires ; les nouvelles mesures prises lors de l'ajustement budgétaire permettent de présenter un budget 2014 avec un déficit ramené à 2,25% du PIB. Le gouvernement a continué à réduire les dépenses de l'État sans augmenter la TVA, sans non plus augmenter le taux de l'IPP ou de l'ISoc.
Mais nos efforts en vue de l'assainissement de nos finances publiques ne sont pas suffisants et doivent, faut-il le rappeler, s'accompagner d'une stratégie de relance économique solide à laquelle le gouvernement va maintenant s'atteler. En termes d'ajustement, le gouvernement a mobilisé 135,8 millions d'euros, affectés à la relance économique.
Je voudrais souligner les nouvelles mesures visant le soutien aux PME et aux indépendants. La réduction des charges sociales relatives aux premiers engagements, renforcée une première fois en 2012, est étendue aux quatrième et cinquième emplois créés.
À partir du 1er juillet 2014, le montant de l'allocation familiale pour le premier enfant d'un indépendant sera aligné sur celui du régime salarié. L'égalisation du régime réservé aux indépendants avec celui des salariés est pour le MR un combat de longue date. Nous nous réjouissons que celui-ci ait pu aboutir. Il a été porté par la tenace et obstinée ministre Laruelle.
Nous saluons également les 22 millions d'euros consacrés à la déductibilité des investissements pour les PME.
Ces mesures contribueront à soutenir l'emploi et la croissance. Elles constituent l'amorce de la relance. Il importe aujourd'hui de garder le cap pour relever les nombreux défis de demain, que ce soit au niveau de la fiscalité, de la compétitivité de nos entreprises ou du coût de l'énergie.
En ce qui concerne la fiscalité, nous sommes aujourd'hui à la veille d'une réforme fiscale d'envergure. Au niveau européen, les recommandations de la Commission pointent notre régime fiscal. Il nous est demandé de procéder à un glissement de la fiscalité sur les revenus du travail vers d'autres types de revenus.
À cette fin, je tiens à souligner l'importance des travaux de la commission mixte Réforme fiscale ; de la qualité de ceux-ci dépendront les orientations du gouvernement de demain. Il ne sera pas aisé de dégager des solutions adaptées à une fiscalité plus efficace, plus neutre et plus juste ; une fiscalité orientée vers l'économie réelle et le soutien à la croissance ; une fiscalité qui préserve également les plus démunis de nos concitoyens et prend en considération la capacité contributive de chacun ; une fiscalité qui doit aussi tenir compte de la taxation déjà appliquée sur le revenu qui génère ensuite l'épargne des citoyens.
Quant à la fiscalité sur le revenu du travail, le MR plaide pour une augmentation importante de la quotité exemptée d'impôt. Aujourd'hui, le Belge paie trop vite beaucoup trop d'impôts.
Nous ne pourrons faire l'économie d'une analyse de l'ensemble des niches fiscales existantes tant à l'impôt des personnes physiques qu'à l'impôt des sociétés. L'aménagement, voire la suppression de certaines, devra nécessairement s'accompagner d'une baisse du taux d'imposition afin que notre pays s'aligne sur la moyenne européenne.
La taxation des revenus du patrimoine a déjà été revue à la hausse ces derniers mois, le précompte mobilier étant passé pour de nombreuses valeurs mobilières de 15 à 25%, ce qui correspond ainsi à une taxation à 50% des revenus générés par une entreprise auprès des détenteurs de la parcelle de la valeur représentée par les actions. Les experts auditionnés par la commission l'ont d'ailleurs bien expliqué. Il nous incombera d'analyser la nécessité et l'impact d'une nouvelle hausse du taux d'imposition sur la croissance et l'économie. Des distinctions devront peut-être s'opérer entre les actifs risqués et les actifs non risqués, sachant qu'aujourd'hui les revenus des actifs risqués sont plus taxés que les revenus non risqués, entre le capital provenant du travail et le capital issu du capital.
Le coût de l'énergie constitue l'un des éléments qu'une entreprise examine avant de décider d'investir dans une région ou un pays. Il constitue également un poste de plus en plus lourd dans le budget d'un ménage. Le glissement de la taxation des revenus du travail vers une fiscalité plus verte devra tenir compte de ces éléments et veiller à ne pas taxer deux fois le citoyen pour le même objet. Ainsi en irait-il si on appliquait une taxe sur les kilomètres parcourus en voiture alors que les accises sur le carburant frappent déjà davantage ceux qui parcourent plus de kilomètres.
Il nous semble donc important que des mesures d'aménagement spécifiques soient prévues afin de ne pas grever trop lourdement le budget des ménages et de ne pas entraver la reprise et les décisions d'investissement des entreprises.
La réduction de la TVA sur l'électricité pour les entreprises ne constitue qu'un petit pas dans la bonne direction. De nombreuses mesures doivent encore être prises pour diminuer ou en tout cas contenir la facture électrique, non seulement des entreprises mais aussi des ménages.
Nous pensons plus spécifiquement aux coûts de distribution. En Belgique, les coûts de distribution de l'électricité sont plus élevés - un tiers de plus - que ceux des autres pays de la zone euro. Nous devons placer ces coûts au coeur de la réflexion sur les prix de l'électricité.
Je voudrais conclure sur une note d'optimisme. Le groupe MR est conscient du chemin parcouru par le gouvernement. Des choix difficiles ont été posés, présentés et expliqués aux citoyens en cette période de crise. D'autres devront l'être dans les prochains jours, semaines et mois afin de continuer sur la voie de la relance économique. Il s'agit d'un travail de longue haleine, indispensable pour garantir le bien-être des habitants et de notre pays. Nous continuerons bien entendu à soutenir le gouvernement dans son action en ce sens.
Indépendamment du chapitre socio-économique, l'année 2014 sera une année charnière en ce qui concerne l'Afghanistan. Dans le cadre d'une visite sur place avec la commission de suivi des opérations militaires, nous avons eu l'occasion de percevoir concrètement les enjeux auxquels le pays est confronté.
La Belgique devra, dans le cadre de l'OTAN et de l'Union européenne, déterminer dans le prochain accord de gouvernement sa participation sur le plan militaire et en matière de coopération au développement. Ces décisions se préparent loin en amont, mais je souhaiterais vous faire part de quelques éléments d'analyse.
Quelle est la situation des soldats belges en Afghanistan ? Pour l'instant, l'armée belge est présente sur le terrain à plusieurs endroits. À Kaboul, nous participons à l'état-major de l'ISAF. Voici deux semaines, les Allemands et nous avons quitté l'aéroport de Kunduz, dont nous avons remis les clés aux autorités afghanes. À Kandahar se trouvent nos six F-16 et des instructeurs pour l'armée de l'air. D'autres instructeurs sont en charge, à Mazar-el-Sharif, du génie, du déminage et de l'appui logistique de nos troupes. Enfin, nous avons des officiers de liaison à Potsdam et à Tampa. Le retrait de nos soldats s'inscrit dans le respect des décisions prises lors du Sommet de Lisbonne, en novembre 2010. Le retrait des troupes de combat doit être achevé pour le 31 décembre 2014. Ces missions de combat devront être supportées à 100% par l'armée afghane.
Nous pouvons être fiers du travail effectué par nos soldats, présents depuis près de dix ans en Afghanistan. Dans un environnement hostile, ils ont fait preuve de courage et de professionnalisme. Un hommage appuyé doit leur être rendu. Mais le travail n'est pas encore terminé et une phase 2014/2024 est désormais ouverte.
En juin dernier, lors d'un Conseil des ministres de la Défense de l'OTAN, notre gouvernement a marqué son accord à notre participation à l'opération « Resolute Support ». Cette opération vise l'assistance et l'entraînement des forces de sécurité nationale afghanes, sur le modèle de ce que nous faisons au Mali par exemple. Nous devrions continuer à collaborer avec les Allemands dans cette táche. Nous alimenterons l'Afghan Trust Fund qui sert à financer la formation et les forces de sécurité afghanes, ce qui pose la question de leur nombre définitif. Ce n'est donc pas une mission de combat mais elle nécessitera des mesures de protection adaptées.
Nous devons oeuvrer à la bonne organisation et avoir un regard critique sur la crédibilité des élections présidentielles d'avril 2014 et des élections législatives et locales de mai 2015. Les dix-neuf candidats à l'élection présidentielle sont désormais connus. Le paysage politique semble fracturé, les affiliations politiques ont volé en éclats, au profit de compromis interethniques qui rassemblent sur un même ticket un président et deux vice-présidents.
À la suite de ces élections qui doivent marquer un progrès en matière de transparence et de crédibilité, nous devons encourager les nouvelles autorités afghanes à mieux lutter contre la corruption, contre la culture du pavot, avec des aides pour des cultures de substitution, à étendre le pouvoir central au-delà de Kaboul et à réussir la décentralisation en reconstruisant une administration locale plus forte et plus légitime. Nous devons les aider à mettre en place un système fiscal assurant des fonds aux autorités publiques, participer au développement économique du pays et oeuvrer à l'exploitation des richesses naturelles au profit des populations.
Ce développement économique permettra de fournir des emplois à une jeunesse éduquée - un des succès de la coalition - et de lutter contre la fuite des capitaux afghans.
(Voorzitter: de heer Francis Delpérée.)
Monsieur le ministre, malgré ces objectifs ambitieux, ce que j'ai vu en Afghanistan ne m'incite pas à l'optimisme. Notre vision occidentale de l'organisation d'un pays est ébranlée par le modèle interethnique et ses modes de fonctionnement peu transparents. L'équilibre entre les différentes factions repose sur de savants compromis pour le contrôle économique, religieux et social des populations locales.
Toutes ces observations et ces analyses devront être prises en compte lors de la rédaction et de l'adoption de ces futurs plans décennaux, tant à l'OTAN qu'à l'Union européenne.
Pour terminer, je soulignerai le rôle stabilisateur et pacificateur que doit jouer le Pakistan en Afghanistan.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Na de recente heisa rond Sinterklaas, zou ik in die context willen zeggen dat we niet voor sinterklaas gaan spelen.
Het gedeelte Justitie in de regeringsverklaring was zo bondig en vaag dat het moeilijk was er een aanknopingspunt in te vinden. Het leek wel of de premier niet weet met wat de minister van Justitie bezig is. Misschien heeft hij wel gedacht, hoe minder ik erover zeg, hoe minder ik verkeerd kan zeggen. De regering zou een efficiënt werkende Justitie verwezenlijkt hebben en op die manier het vertrouwen van de burger teruggewonnen hebben. Wij hebben spijtig genoeg niets in onze schoen gevonden!
Laten we eens kijken naar drie speerpunten: de gerechtelijke hervorming, de informatisering en de strafuitvoering. Deze regering heeft zeker niet het warm water uitgevonden. Al decennia wordt nagedacht over een meer optimale gerechtelijke structuur. De minister van Justitie kon terugvallen op het voorbereidende werk van haar voorgangers. Niet alle pluimen moeten dus op de hoed van deze regering worden gestoken.
De regering kan hervormingen voorleggen omdat ze zonder noemenswaardig debat door de assemblees worden gejaagd. Bovendien heeft de minister van Justitie weinig moeite gedaan om het terrein te consulteren, laat staan dat ze zou hebben geluisterd naar mensen met kennis van zaken. Ik ben niet de enige die dat zegt. Ook een liberale coalitiegenote in de Kamer heeft in een opmerkelijk en kritisch betoog dat gebrek aan luisterbereidheid aangeklaagd. De instellingen die de minister moest consulteren, omdat ze daartoe wettelijk verplicht is, verschillen duidelijk van mening met haar over hoe het gerecht van de toekomst er moet uitzien.
(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)
Ik bedoel in de eerste plaats de Hoge Raad voor de Justitie die over de gerechtelijke hervorming adviezen heeft gegeven die fundamenteel afwijken van de concepten van de minister. Er komt geen eenheidsrechtbank en het lijkt er sterk op dat er geen daadwerkelijke operationele decentralisatie naar de hoven en rechtbanken zal komen. Ongetwijfeld zal de minister antwoorden dat de adviezen niet bindend zijn en niet noodzakelijkerwijze moeten worden gevolgd. Dat is juist. Er is echter meer aan de hand als een Hoge Raad met daarin verkozen vertegenwoordigers van de magistratuur, de advocatuur en de academische wereld een heel andere mening is toegedaan.
De N-VA heeft serieuze anomalieën in de plannen vastgesteld: geen eenheidsrechtbank, want als Vlaamse liberale laat de minister zich de les spellen door de socialistische vakbond; een ongerechtvaardigde afwijkende regeling voor Brussel; BHV dat in werkelijkheid verre van gesplitst is en als kers op de taart twee parketten voor Henegouwen. Verschillende keren hebben we in de commissie gevraagd naar de redenen daarvoor. Telkens werd er mist gespuid door vage, nietszeggende antwoorden te blijven herhalen. Ik had graag de minister vandaag nog eens gevraagd om eindelijk eens een antwoord te geven op die vraag, maar ze is niet aanwezig.
Vergeet cloud computing, vergeet een digitaal beheer van het gerechtelijk apparaat. Advocaten kunnen zelfs nog niet eens conclusies per e-mail versturen en veel advocaten verliezen ontelbare uren omdat ze op de rechtbank hun beurt moeten afwachten of omdat ze zaken moeten overschrijven uit een dossier dat zich op de griffie bevindt. Er wordt een e-loket aangekondigd tegen september 2015, maar daarover is nergens een alomvattende visie te bespeuren, zodat men er gif op kan innemen dat het niet in een ander informaticasysteem van Justitie zal zijn geïntegreerd, wat tot problemen zal leiden. Het middel kan op die manier erger zijn dan de kwaal. Justitie is op vlak van informatisering net als een stoomtrein, terwijl de rest van de samenleving op een hogesnelheidstrein stapt.
Voor wat de strafuitvoering betreft hebben mijn collega's van de Kamer uitvoerig de vinger op de wonde gelegd. De minister kan mooie cijfers voorleggen, want de wachtlijsten worden weggewerkt, maar achter de façade van de mooie cijfers staat nog steeds een gebrekkig huis: gevangenisstraffen laten omzetten in korte straffen met een enkelband, zelfs wanneer dat niet raadzaam of contraproductief is.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik heb het woord niet willen nemen omdat onze tijd beperkt is, en omdat we, zoals de heer Anciaux zei, binnenkort de gelegenheid zullen hebben om in de plenaire vergadering een uitgebreid debat te voeren over de gerechtelijke hervorming, maar ik wil toch een opmerking maken. Mevrouw Faes zegt terecht dat de wachtlijsten voor het geheel van de alternatieve straffen volledig zijn weggewerkt. Ik vraag mevrouw Faes bijgevolg een klein beetje bescheidenheid aan de dag te leggen en de hand in eigen boezem te steken. Het resultaat op het vlak van Justitie staat in schril contrast met de wachtlijsten in Vlaanderen, die alsmaar aangroeien. De N-VA is er nochtans al jaren een coalitiepartner in de regering. Ik denk aan de wachtlijsten voor gehandicapten, voor kinderopvang, en ook aan het probleem van de dagelijkse files dat niet wordt opgelost.
De heer Huub Broers (N-VA). - Het is nog niet zo lang geleden dat Open Vld ook deel uitmaakte van de Vlaamse regering.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Dat is ondertussen wel al een regeerperiode geleden.
De heer Huub Broers (N-VA). - Het verheugt me wel dat we hier zoveel over Vlaanderen praten.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Men kan niet ontkennen dat in deze federale regering voor het eerst sinds decennia korte straffen opnieuw worden uitgevoerd, terwijl in de Vlaamse regering de wachtlijsten dag na dag aangroeien.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - De reactie van mevrouw Taelman is veelzeggend. Het is met de minister in de commissie altijd hetzelfde. Zij antwoordt naast de kwestie.
Het voorbeeld dat mijn collega in de Kamer aanhaalde in verband met een man die veroordeeld werd wegens huiselijk geweld en die zijn straf thuis, bij familieleden, moest uitzitten met een enkelband, tart alle verbeelding. Mevrouw Taelman kan verwijzen naar andere wachtlijsten. Het verband dat ze legt met de wachtlijsten voor enkelbanden, is helemaal onterecht.
Het is hoog tijd dat een rechter een dergelijke alternatieve straf kan opleggen. Een rechter is overigens niet geïnteresseerd in het opsmukken van cijfers.
Ik heb ook helemaal niets gehoord in de beleidsverklaring over slachtoffers van misdrijven.
Waar de minister hervormt, is het met andere woorden ongedragen en gebrekkig. De resultaten in het veld blijven uit. Ik heb geen groot vertrouwen in het werk van deze regering inzake justitie. Het lijkt erop dat de volgende regering alles zal mogen oplossen. Het wetgevend werk is niet beter. Het is maar knutselwerk en reparatie. En geregeld wordt gezegd dat er over een aantal maanden een evaluatie volgt. Kortom, de zwarte piet wordt doorgeschoven.
M. Ahmed Laaouej (PS). - Mon chef de groupe, M. Mahoux, s'est déjà exprimé sur plusieurs sujets. Je reprendrai, pour ma part, quelques éléments qui doivent retenir notre attention.
Je saluerai d'abord - il est bien que je puisse m'exprimer devant M. le Secrétaire d'État en charge du budget - le travail remarquable du gouvernement en vue de remettre nos comptes publics à l'équilibre. Cet exercice, qui semblait impossible aux yeux de certains, a pourtant pu être assumé par le gouvernement Di Rupo.
On se rappellera que durant les négociations qui ont précédé la formation du gouvernement, lorsque nous étions englués dans les questions communautaires et institutionnelles dont on ne voyait pas l'issue, le taux OLO approchait les 6%. Pour une dette publique aussi importante que la nôtre - évidemment, une augmentation des taux OLO ne concerne pas le volume complet de la dette mais uniquement le refinancement - cette évolution devait engendrer un surcoût considérable pour les caisses publiques de nature à menacer, à terme, la santé financière de notre pays.
Heureusement, par un travail sérieux, une restabilisation issue d'un accord politique, nous avons pu redonner confiance à tous ceux qui, d'une manière ou d'une autre, nous observent et dont les comportements déterminent nos taux d'emprunt à long terme. Aujourd'hui, si l'on considère une tendance à moyen terme, nos taux OLO se situent autour de 2,5 à 2,6%. Il faut s'en réjouir.
En outre, nous n'avons pas augmenté la TVA dont la croissance d'un seul point génère pourtant un milliard d'euros supplémentaire. Cette solution, qui semble facile, ne doit pas masquer plusieurs inconvénients notables, notamment celui d'envoyer un signal négatif à l'économie, une bien mauvaise idée si l'on souhaite la relancer. De plus, la mesure est injuste à l'égard des ménages et des travailleurs qui consomment, d'autant qu'il s'agit d'un impôt régressif. Le gouvernement a eu la sagesse de ne pas le faire.
Au contraire, tout en réalisant des économies, il a veillé à rééquilibrer la fiscalité en sollicitant une série de bases imposables, d'assiettes fiscales qui jusque-là ne contribuaient pas autant que les revenus du travail. Il faut saluer les efforts consentis dans ce domaine.
Nous devons également nous réjouir que, de la même manière, certaines avancées remarquables ont été enregistrées dans le domaine de la lutte contre la fraude fiscale.
Il reste, pour le futur, l'immense chantier de la réforme bancaire. Nous comptons sur le gouvernement pour la mener le plus loin possible.
Cinq ans après la faillite de Lehman Brothers, il est temps de poser un geste fort en matière de réforme du secteur bancaire afin de préserver l'épargne des Belges et d'éviter qu'elle ne serve à financer des activités de spéculation pour compte propre. C'est tout le thème de la séparation des métiers bancaires. De ce point de vue, il n'y a pas une, mais plusieurs techniques possibles. La question qui se pose est de savoir laquelle est la mieux adaptée au contexte bancaire belge.
Je voudrais également souligner l'importance, pour le gouvernement, de continuer à porter le débat de la taxe sur les transactions financières au niveau international, et au niveau européen en particulier, dans le cadre de la coopération renforcée.
Il n'échappe à personne que sous l'influence d'un certain nombre de lobbys, d'aucuns sont tentés par une marche arrière. Ce serait une erreur.
Cette taxe serait d'abord un élément de régulation du secteur financier, mais ensuite et surtout une source de recettes nouvelles qui soulagerait d'autant nos finances publiques et nous permettrait, le cas échéant, de financer un plan de relance au niveau européen, ce dont notre économie a besoin.
On voit bien que les recettes orthodoxes, conservatrices des tenants de l'économie de l'offre, ne fonctionnent pas. Il est peut-être temps aujourd'hui d'essayer autre chose. Je ne dis pas que rien ne se fait au niveau européen. Un certain nombre de décisions ont été prises pour un plan de relance et d'emploi à l'échelon européen, mais il faut en faire davantage. Il me semble que la taxe sur les transactions financières nous donnerait l'occasion de trouver le financement adéquat.
Venons-en à la Fonction publique. Pour réaliser des économies en dépenses primaires, il n'existe pas grand-chose au niveau fédéral, hormis la sécurité sociale, les dépenses de fonctionnement et les dépenses de personnel.
De ce point de vue, il est difficile de ne pas demander des efforts à la Fonction publique dans le contexte budgétaire qui est le nôtre. Mais il est inadmissible que l'on tienne des discours offensants à l'égard des fonctionnaires. Je dois vous dire qu'un certain nombre de propos sont mal ressentis par les fonctionnaires qui font tourner notre État, qui sont dévoués et font des métiers souvent pénibles et difficiles. Ils méritent, au minimum, le respect.
Enfin, je voudrais attirer votre attention sur la nécessité de continuer, au niveau international, à renforcer les collaborations et les coopérations qui nous permettent tous ensemble de préserver nos finances publiques. Il nous faut être un peu moins naïfs dans nos échanges commerciaux internationaux devant un certain nombre de comportements de dumping fiscal, environnemental et social qui font que nous ne sommes pas armés ; nous ne travaillons pas de la même manière pour faire face à une concurrence dérégulée sur le plan international. C'est une menace pour notre tissu économique et donc pour nos finances publiques.