5-2270/2

5-2270/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

22 OKTOBER 2013


Wetsontwerp houdende instemming met de Wijzigingen van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof betreffende de misdaad van agressie, aangenomen te Kampala op 11 juni 2010 tijdens de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, aangenomen te Kampala op 10 juni 2010 tijdens de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER VERSTREKEN


I. INLEIDING

De commissie heeft deze wetsontwerpen besproken tijdens haar vergadering van 22 oktober 2013.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijzigingen van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof betreffende de misdaad van agressie, aangenomen te Kampala op 11 juni 2010 tijdens de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome (nr. 5-2270/1)

Tijdens de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome te Kampala van 31 mei tot 11 juni 2010, werden zeven amendementen goedgekeurd bij het Statuut van Rome m.b.t. de misdaad van agressie. De drie voornaamste zijn het amendement 2, dat een nieuw artikel 8bis met de omschrijving van het begrip « misdaad van agressie » inlast, en de amendementen 3 en 4, die de nieuwe artikelen 15bis en 15ter inlassen, betreffende uitoefening van rechtsmacht door het Hof met betrekking tot de misdaad van agressie nadat een zaak bij het Hof aanhangig werd gemaakt door een Staat die partij is of door de aanklager op eigen initiatief (artikel 15bis) of nog door de Veiligheidsraad (artikel 15ter).

Daarnaast werden vier secundaire amendementen goedgekeurd die ingevolge de inlassing van de omschrijving van het begrip « misdaad van agressie » in het Statuut van Rome, noodzakelijk waren.

Artikel 8bis, punt 1, bepaalt dat « onder misdaad van agressie » moet worden verstaan « het plannen, voorbereiden, in gang zetten of uitvoeren (...) van een daad van agressie die door zijn aard, ernst en schaal een onmiskenbare schending vormt van het Handvest van de Verenigde Naties ». Punt 2 van dit artikel omschrijft « daad van agressie » als « het gebruik van wapengeweld door een Staat tegen de soevereiniteit, territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van een andere Staat, of op enige andere wijze die onverenigbaar is met het Handvest van de Verenigde Naties ».

Er is lang van gedachten gewisseld over het verband tussen, enerzijds, de beslissing van de aanklager een proprio motu onderzoek in te stellen naar de misdaad van agressie en, anderzijds, de beslissing van de Veiligheidsraad om het eventuele bestaan vast te stellen van een daad van agressie die de « misdaad van agressie », die het voorwerp is van het voormeld onderzoek, tot gevolg had.

De amendementen bij het Statuut van Rome betreffende de misdaad van agressie vormen een geheel en de bekrachtiging ervan kan dan ook niet worden opgesplitst. De inwerkingtreding van het geheel van deze amendementen wordt geregeld door artikel 121, punt 5, van het Statuut van Rome. Deze amendementen treden dan ook in werking ten aanzien van de Staten die partij zijn en die ermee hebben ingestemd, een jaar na de nederlegging van de instrumenten van bekrachtiging of goedkeuring.

Het Internationaal Strafhof kan zijn rechtsmacht ten aanzien van een misdaad van agressie evenwel alleen daadwerkelijk uitoefenen als de twee voorwaarden, vermeld onder punt 2 en punt 3 van de artikelen 15bis en 15ter, vervuld  zijn :

— het Internationaal Strafhof kan zijn rechtsmacht alleen uitoefenen ten aanzien van misdaden van agressie die worden gepleegd een jaar na de bekrachtiging of de goedkeuring van de amendementen door dertig Staten die Partij zijn;

— het Internationaal Strafhof kan zijn rechtsmacht alleen uitoefenen nadat de Vergadering van Staten die partij zijn, na 1 januari 2017, een beslissing in die zin heeft genomen met dezelfde meerderheid als vereist voor het goedkeuren van een amendement bij dat Statuut, ofwel bij consensus of met een twee derde meerderheid van Staten die partij zijn.

Dientengevolge zou het Internationaal Strafhof zijn rechtsmacht ten aanzien van de misdaad van agressie voor het eerst op 2 januari 2017 kunnen uitoefenen, op voorwaarde dat dertig Staten die partij zijn, de amendementen betreffende de misdaad van agressie vóór 1 januari 2016 hebben bekrachtigd en de Vergadering van Staten die partij zijn, al op 2 januari 2017 beslist het Internationaal Strafhof de toelating te verlenen om deze rechtsmacht uit te oefenen.

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, aangenomen te Kampala op 10 juni 2010 tijdens de Herzieningsconferentie van het Statuut van Rome (nr. 5-2271/1)

Het amendement op artikel 8, § 2, e), van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof werd bij consensus aangenomen op 10 juni 2010 tijdens de eerste herzieningsconferentie van het Statuut van Rome die plaatshad in Kampala van 31 mei 2010 tot 11 juni 2010.

Het gaat om het eerste amendement op het Statuut van Rome met België als initiatiefnemer.

Het amendement heeft tot doel de rechtsmacht van het Hof uit te breiden, in geval van gewapende conflicten zonder internationaal karakter, tot de hierna genoemde oorlogsmisdaden m.b.t. het gebruik van bepaalde wapens dat in geval van internationale gewapende conflicten al strafbaar is gesteld. Het betreft het gebruik van gif of giftige wapens, het gebruik van verstikkende, giftige of andere gassen en andere soortgelijke vloeistoffen, materialen of apparaten en het gebruik van kogels die in het menselijk lichaam gemakkelijk in omvang toenemen of platter en breder worden, zoals kogels met een harde mantel die de kern gedeeltelijk onbedekt laat of voorzien is van inkepingen (zogenoemde « dumdumkogels »).

Dit amendement zal het Statuut van Rome dan ook in overeenstemming brengen met de ontwikkeling van het internationaal gewoonterecht.

Een aantal Staten heeft voorbehoud gemaakt bij de strafbaarstelling van het gebruik van dumdumkogels omdat zij er in bepaalde omstandigheden gebruik van maken. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, heeft de Belgische delegatie tijdens de onderhandelingen veelvuldig contact gehad met de delegatie van deze landen. De oplossing bestaat in de aanvulling, in de « bestanddelen van misdaden », van de precisering dat het gebruik van « dumdumkogels » slechts een oorlogsmisdaad kan zijn die onder de rechtsmacht van het Hof valt, als dat gebruik plaats vindt in de context van een gewapend conflict en ermee verband houdt.

Het amendement treedt in werking overeenkomstig artikel 121, punt 5, van het Statuut, met name enkel voor de Staten die het hebben aanvaard, een jaar na de neerlegging van hun akte van bekrachtiging of aanvaarding. Het Hof oefent zijn rechtsmacht met betrekking tot zodanige misdaad alleen uit als deze is gepleegd door een onderdaan van een Staat die partij is die het amendement heeft aanvaard en op het grondgebied van een van deze Staten.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer Verstreken verwijst naar het akkoord over de definitie van de misdaad van agressie, die volgens spreker toch eerder vaag kan genoemd worden. In bepaalde gevallen kan de openbare aanklager doorgaan met het onderzoek, maar het akkoord wordt wel afgezwakt door het inbouwen van zogenaamde « understandings ». Er is bovendien een opt-out clausule voor Staten die zich niet willen binden en de wijzigingen hebben ook geen betrekking op Staten die geen partij zijn bij het Statuut, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten of Syrië.

Waarom heeft België, als initiatiefnemer, trouwens relatief lang gewacht om dit wetsontwerp ter instemming aan het Parlement voor te leggen ?

De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat de in het amendement voorgestelde bepaling inzake de uitbreiding van het statuut van Rome betreffende de misdaad van agressie, complexere voorwaarden omvat dan voor andere misdaden die reeds binnen de bevoegdheid van het Hof vallen. Men moet wel toegeven dat de misdaad van agressie een specifieke misdaad is, volgens het internationaal strafrecht.

Bij het plegen van een dergelijke daad, wordt verondersteld dat een Staat het internationaal recht ernstig schendt. Men kan niet spreken van een daad van agressie gepleegd door een individu, als er niet eerst een daad van agressie is gepleegd door een Staat. Het Handvest van de Verenigde Naties kent de Veiligheidsraad dan ook een bijzondere rol toe wat het erkennen van een daad van agressie betreft. Opdat het amendement overeenstemt met het Handvest van de Verenigde Naties, heeft men rekening moeten houden met die bijzonderheid en kan men zich niet veroorloven om geen rekening te houden met een standpunt van de Veiligheidsraad in deze materie.

Men moet er dus op letten dat de Veiligheidsraad de mogelijkheid heeft gehad om zich uit te spreken, vooraleer men het probleem bekijkt vanuit het standpunt van het individuele strafrecht en dus van de misdaad van agressie. Dat is de reden waarom de aanhangigmaking bij het Hof vrij complex is en er een verband bestaat met de Veiligheidsraad. Voor het overige worden in principe de gewone regels van het strafrecht toegepast. De Staten die geen partij zijn bij de amendementen kunnen niet als gebonden worden beschouwd, temeer daar het om het internationaal strafrecht gaat.

De heer Hellings vraagt of de misdaad van agressie een andere gradatie krijgt als er sprake zou zijn van agressie door middel van chemische of nucleaire wapens of andere massavernietigingswapens.

De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat de methode die wordt gebruikt bij de daad van agressie of vervolgens de misdaad van agressie, weinig belang heeft. Het gaat in feite om de schending van de soevereiniteit van een Staat en het feit dat die schending door een gewapend optreden gebeurt, van welke aard ook, en dat zij duidelijk ingaat tegen de regels van het Handvest van de Verenigde Naties.

IV. STEMMINGEN

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijzigingen van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof betreffende de misdaad van agressie, aangenomen te Kampala op 11 juni 2010 tijdens de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome (nr. 5-2270/1)

De artikelen 1 en 2, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, aangenomen te Kampala op 10 juni 2010 tijdens de Herzieningsconferentie van het Statuut van Rome (nr. 5-2271/1)

De artikelen 1 en2, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Johan VERSTREKEN. Karl VANLOUWE.

TEKSTEN AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijzigingen van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof betreffende de misdaad van agressie, aangenomen te Kampala op 11 juni 2010 tijdens de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome (nr. 5-2270/1)

De tekst aangenomen door de commissie is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-2270/1 — 2012/2013).

Wetsontwerp houdende instemming met de Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, aangenomen te Kampala op 10 juni 2010 tijdens de Herzieningsconferentie van het Statuut van Rome (nr. 5-2271/1)


De tekst aangenomen door de commissie is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-2271/1 — 2012/2013).