5-2137/3 | 5-2137/3 |
16 JULI 2013
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd op 4 juni 2013 in de Senaat ingediend als een wetsontwerp van de regering.
De commissie besprak dit ontwerp tijdens haar vergaderingen van 9 en 16 juli 2013.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN MEVROUW JOËLLE MILQUET, MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Artikel 13 van de richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming verplicht de lidstaten van de Europese Unie om « een orgaan of organen aan te wijzen voor de bevordering van gelijke behandeling van alle personen, zonder discriminatie op grond van ras of etnische afstamming ». Dit orgaan moet onder meer bevoegd zijn om « onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers van discriminatie, onafhankelijke onderzoeken over discriminatie te verrichten en onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen ».
De federale overheid beschikt reeds over een orgaan voor de bevordering van gelijke kansen en de strijd tegen racisme zoals die door de Europese richtlijn 2000/43/EG wordt bepaald. Maar dit bestaat niet voor het gehele land.
In ons Belgisch systeem van bevoegdheidsverdeling is de bestrijding van discriminatie en het bevorderen van gelijke kansen geen zelfstandige bevoegdheidsmaterie die is toegewezen of voorbehouden aan de federale overheid, de gemeenschappen of de gewesten.
De Raad van State heeft aangegeven dat een gemeenschappelijk instelling van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten, op basis van een samenwerkingsakkoord zoals wordt bepaald in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, de meest logische weg is om dit probleem op te lossen.
De oprichting van dit orgaan is ook opgenomen in het federaal regeerakkoord.
Het voorliggend samenwerkingsakkoord richt zo'n interfederale instelling op : het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme. Deze nieuwe gemeenschappelijke instelling zal bevoegd zijn voor de bevordering van gelijke behandeling en bestrijding van discriminatie en racisme, en dit met betrekking tot de bevoegdheden van de gemeenschappen, gewesten en de federale staat.
Artikel 2 van het Samenwerkingsakkoord bepaalt het doel van het samenwerkingsakkoord, met name de oprichting van een nieuwe gemeenschappelijke instelling genoemd : het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme. Om de onafhankelijkheid van het nieuwe orgaan te waarborgen, werd ingeschreven dat het Centrum beschikt over rechtspersoonlijkheid. Het Centrum zal het centrale meldpunt zijn voor burgers die klachten hebben met betrekking tot discriminatie. In artikel 6 wordt ingeschreven dat het Centrum lokale meldpunten voorziet, opgericht in samenwerking met de gewesten en gemeenschappen, de provincies en de gemeenten, die integraal deel zullen uitmaken van het interfederaal Centrum.
Artikel 3 geeft een overzicht van de opdrachten van het Centrum. Dit takenpakket vloeit voort uit richtlijn 2000/43/EG en de relevante wetgeving van de federale staat, de gemeenschappen en gewesten. Daarnaast zal het Centrum ook de rol vervullen van onafhankelijke instantie die de uitvoering van het Verdrag van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap bevordert, beschermt en opvolgt, zoals bepaald in artikel 33, 2 van dit Verdrag.
De laatste paragraaf van dit artikel voorziet in de vereiste onafhankelijkheid van het Centrum. Daarom wordt uitdrukkelijk verwezen naar de Beginselen van Parijs zoals neergelegd in de bijlage van resolutie 48/138 van 20 december 1993 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (1) .
Artikelen 4, 5 en 6 omschrijven de bevoegdheden van het Centrum. Het Centrum heeft aldus als opdracht onafhankelijke adviezen en aanbevelingen op te stellen, rechtshulpverleners te ondersteunen en te begeleiden alsook bewustmakingsacties te organiseren. Het kan tevens bij elke overheid informatie opvragen met betrekking tot discriminatie en de overheid vragen het Centrum op de hoogte te houden van de resultaten van de analyse van de feiten waarvan sprake is.
De belangrijkste taken van de meldpunten zijn : het behandelen van meldingen van burgers via bemiddeling, het ontwikkelen van lokale netwerken met het oog op samenwerking en doorverwijzing bij de behandeling van meldingen over discriminatie, het stimuleren van de lokale overheden en maatschappelijke sectoren om een beleid te voeren dat gericht is op het voorkomen en bestrijden van discriminatie en het opzetten van preventieve acties.
Ten slotte wordt in artikel 6 de lijst aan wetgevende teksten omschreven op grond waarvan het Centrum in rechte kan optreden. Elke partij bij het akkoord kan zelf bepalen, voor wat zijn eigen bevoegdheden betreft en binnen grenzen van de opsomming bepaald op basis van welke wettelijke teksten, dat het Centrum effectief in rechte kan optreden. Er kan enkel in rechte opgetreden worden als een slachtoffer van de discriminatie hiertoe zijn toestemming geeft, of als er geen slachtoffer geïdentificeerd werd.
Het Centrum legt jaarlijks verantwoording af aan de verschillende parlementen via een rapport over de uitvoering van zijn opdrachten, de aanwending van de middelen en zijn werking. Het Centrum maakt dit rapport over aan de respectievelijke parlementen en een kopie aan de regeringen.
Het Centrum zal beheerd worden door een interfederale raad van bestuur. Deze interfederale raad van bestuur bestaat uit 21 leden, aangeduid door de federale Kamer van volksvertegenwoordigers en de parlementen van de gemeenschappen en gewesten. Het beginsel van evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in publieke bestuursorganen wordt toegepast op de interfederale raad van bestuur. De leden van de interfederale raad van bestuur worden aangeduid omwille van hun deskundigheid, ervaring, onafhankelijkheid en moreel gezag. Om ervoor te zorgen dat de interfederale raad van bestuur en de kamers zo pluralistisch mogelijk samengesteld zijn, zal er tussen de verschillende bevoegde parlementen een overleg voorzien worden. De interfederale raad van bestuur wordt voorgezeten door twee voorzitters.
Het Centrum zal verder bestaan uit vier kamers : een federale, Vlaamse, Franstalige en Brusselse kamer. In elk van deze kamers zetelen minstens de leden van de interfederale raad van bestuur aangeduid door de respectievelijke parlementen. De betrokken parlementen kunnen nog bijkomende leden aanduiden voor hun kamer. Ook in de kamers wordt het beginsel van evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen toegepast. In de Brusselse en de federale kamer wordt bovendien de taalpariteit nageleefd.
Het parlement van de Duitstalige gemeenschap zal een lid aanduiden, dat zetelt in de interfederale raad van bestuur. Dit lid zal uitsluitend deelnemen aan de beslissingen bij concrete dossiers die uitsluitend betrekking hebben op feiten waarbij inwoners van de Duitstalige gemeenschap betrokken zijn en belang bij hebben.
Daarnaast wordt bepaald dat de dossiers die het Centrum behandelt, worden verdeeld tussen de kamers volgens de regelgeving waarvoor zij de exclusieve bevoegdheid hebben. De federale kamer is bevoegd voor dossiers die de bevoegdheid van de federale overheid betreffen. De Vlaamse, de Franstalige en de Brusselse kamer zijn telkens bevoegd voor dossiers die aansluiten op de bevoegdheden van de parlementen die de leden van deze kamers aanwijzen. De Franstalige kamer is ook bevoegd voor de dossiers die onder de bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie vallen. In dat geval zetelt het lid van de Brusselse kamer, die toebehoort aan de Franse Gemeenschapscommissie, ook. Enkel de dossiers die onder de gedeelde bevoegdheden ressorteren, meer bepaald de bevoegdheden die een rechtstreeks verband houden met de gemeenschappen, gewesten en/of federale overheid, vallen onder de bevoegdheid van de interfederale Raad van bestuur.
Het dagelijkse bestuur van het Centrum wordt uitgevoerd door een college van twee codirecteurs, die elk behoren tot een andere taalrol en bijgestaan worden door coördinatoren.
Artikel 16 regelt de financiering en het budget van het interfederale Centrum. Deze bepalingen dienen samen gelezen te worden met artikel 17 § 5 dat, voor wat de deelstaten betreft, een gefaseerde verhoging bepaalt van de in te brengen middelen.
III. BESPREKING
De heer Deprez meent dat dit dossier een mooi voorbeeld is van samenwerkingsfederalisme aangezien de bevoegdheden van de federale staat en de deelstaten binnen eenzelfde instelling zullen worden samengebracht.
De wettekst stelt België in staat zijn internationale verbintenissen na te komen.
Het Interfederaal Centrum zal de plaats innemen van het huidige Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Artikel 17 van de samenwerkingsovereenkomst is heel duidelijk hierover. Wat gebeurt er met de huidige bevoegdheden van het Centrum voor gelijkheid van kansen die niet in de samenwerkingsovereenkomst zijn opgenomen ? Het huidige centrum heeft immers bevoegdheden inzake mensenhandel en — smokkel die niet als dusdanig in het wetsontwerp zijn opgenomen. Door wie zullen ze worden uitgeoefend ?
Artikel 17, § 3, bepaalt dat het Interfederaal Centrum de rechten en plichten van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding overneemt wat de toegewezen bevoegdheden betreft, met inbegrip van de arbeidsovereenkomsten van de personeelsleden die zijn tewerkgesteld voor het vervullen van die bevoegdheden. Is het de bedoeling dat die samenstelling behouden blijft op lange termijn of wordt het personeelsbestand gewijzigd ?
Het Interfederaal Centrum was klaarblijkelijk nodig omdat bepaalde deelstaten de Europese verplichtingen niet nakwamen. Over welke deelstaten gaat het ?
De minister antwoordt dat alle deelstaten in gebreke zijn gebleven.
De heer Buysse verklaart dat zijn fractie het voorliggend ontwerp niet in het hart draagt en dit omwille van haar wedervaren met het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding. Zelf had hij het voorrecht om na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 de dagvaardingen van het Centrum voor gelijkheid van kansen te ontvangen op het nationaal secretariaat van zijn partij. De ervaringen van zijn partij gaan zelfs terug tot 1989 toen de voorloper van het huidig Centrum werd geïnstalleerd namelijk het « Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid » geleid door Paula D'Hondt.
Het opzet van dit commissariaat, het bestrijden van racisme, de integratie van de vreemdelingen en de multiculturele maatschappij te bevorderen was niet geheel duidelijk omdat er in ons land geen sprake was van racistische excessen. Wat er wel aan voorafging was het succes van het Vlaams Blok bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1988. Het initiatief van de toenmalige regering om het Centrum op te richten beoogde niet zozeer het welzijn van de vreemdelingen maar wel het bestrijden van een oppositiepartij op kosten van de belastingbetaler.
Jammer genoeg is die lijn de volgende jaren gewoon doorgetrokken en dat is de voornaamste reden waarom dit nieuwe initiatief bij zijn fractie ernstige vragen oproept. Elke opvolger van het Koninklijk Commissariaat bleek in hetzelfde bedje ziek te zijn. De opvolger, het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, heeft zich onmiddellijk ontpopt tot een instrument van het regime tegen een, toen nog, steeds groeiende oppositiepartij. Het Centrum is nooit een onafhankelijke instelling geweest maar een ambtenarenkorps dat werd aangestuurd door een politieke raad van bestuur.
Het tweede punt van kritiek is dat het Centrum zich rechtstreeks heeft bemoeid met het politieke beleid van dit land. Het meest sprekende voorbeeld van deze politieke inmenging is het lobbywerk voor het zeer omstreden stemrecht voor niet-Europese vreemdelingen. Terwijl van een ambtenarenkorps toch mag verwacht worden dat het zich op politiek vlak neutraal opstelt.
Het arsenaal van juridische instrumenten van het Centrum werd steeds uitgebreider waardoor het zich ontwikkelde tot een soort openbaar ministerie van weldenkendheid om echte of vermeende dissidenties van deze weldenkendheid in de kiem te smoren. Dat is voor de politieke partijen gemakkelijker dan het zelf te moten doen.
Ten slotte mag men vragen stellen over de efficiëntie van deze instelling. Wat is het resultaat van het jarenlange werk van deze instelling ? Uiteraard heeft het Centrum, bijvoorbeeld op het vlak van mensenhandel, zeer nuttige informatie verzameld en verspreid via de jaarverslagen. De eerste opdracht van het Centrum is echter het bevorderen van de integratie. De resultaten die het Centrum op dit vlak kan voorleggen zijn zeer pover. Volgens zijn fractie heeft het integendeel voedsel gegeven aan de nefaste slachtoffercultuur in bepaalde allochtone kringen. Daarnaast heeft het sommige spanningsvelden sterk opgeklopt.
Van de minister wenst hij te vernemen over welke waarborgen zij beschikt dat het op te richten Interfederaal Centrum niet in hetzelfde bedje ziek zal zijn. Welke waarborgen zijn er dat er niet een nog grotere vorm van gedachtenpolitie in het leven wordt geroepen ?
Wat moet men zich concreet voorstellen van het budget van het nieuwe centrum ? Artikel 16 van het samenwerkingsakkoord bevat een aantal gegevens over de financiering van het nieuwe centrum. Zal dit volstaan voor de financiering ? Wat voorzien de regering en verschillende partijen van de samenwerkingsovereenkomst als budget ?
Artikel 13 van de overeenkomst bepaalt dat administratief personeel van de verschillende partijen gedetacheerd kan worden naar het Centrum. Hoe valt dit te verzoenen met de vereiste onafhankelijkheid van het centrum ?
De heer De Nijn stelt vast dat deze commissie alleen maar voor of tegen de voorgelegde tekst kan stemmen. Zijn fractie zal het samenwerkingsakkoord goedkeuren. Toch geeft hij punten van kritiek.
Zo is het verbazend dat het Interfederaal Centrum niet bevoegd zal zijn voor discriminatie op basis van het geslacht terwijl het wel paritair moet worden samengesteld op basis van geslacht.
Het is niet duidelijk waarom het bestuur paritair moet worden samengesteld per taalgroep. Terwijl de pariteit op basis van het geslacht wordt opgelegd wenst men geen rekening te houden met de numerieke meerderheid van de Nederlandstaligen. Een 60/40-verhouding zou veel meer aansluiten bij de realiteit. In de praktijk zal in een hele reeks gevallen, werkgroepen, deelbesturen (aanwerving, begroting, ...) de Nederlandstalige meerderheid van dit land in de minderheid zijn.
Hoe zal het overleg tussen de federale regering en de gemeenschappen en de gewesten verlopen indien er problemen rijzen rond materies waarvan de bevoegdheden elkaar overlappen ? Dreigen deze discussies niet te verzanden in een impasse ? Was het niet efficiënter geweest om verschillende onafhankelijke centra op te richten zoals dat in andere regio's (Schotland, bijvoorbeeld) van Europa gebeurt ? Het lijkt hem dat de interfederalisering de bovenhand heeft gehaald op de inhoud en het doel, het bestrijden van discriminatie.
Mevrouw Thibaut wil op een belangrijk punt terugkomen, namelijk de verplichte onafhankelijkheid van het Interfederaal Centrum. Daarom zal het Interfederaal Centrum over rechtspersoonlijkheid beschikken, zoals voorzien in artikel 2 van de samenwerkingsovereenkomst. De leden van de raad van bestuur zullen worden aangewezen door de respectieve parlementen. Spreekster gaat ervan uit dat dit volgens een transparante procedure zal verlopen en er een openbare oproep tot kandidaten zal zijn om politieke benoemingen tegen te gaan.
Artikel 8, § 7, voorziet in een belangrijke lijst van onverenigbaarheden. Werd er tijdens de bespreking van het wetsontwerp niet voorgesteld om die onverenigbaarheden uit te breiden naar de hogere bestuursambten, naar de leden van de raad van bestuur van de overheidsdiensten enz. ? Spreekster had gewild dat men veel verder zou gaan in de lijst van onverenigbaarheden. Wordt er in een duidelijke periode van onverenigbaarheid voorzien tussen het einde van bepaalde functies en de aanvang van een functie als lid van de raad van bestuur van het Interfederaal Centrum ?
Ten slotte verheugt spreekster zich erover dat men bereid is lokale meldpunten op te richten. Maar is er nagedacht over de praktische uitvoering van die lokale meldpunten, in navolging van de handicontacts bijvoorbeeld ?
De heer Claes betreurt dat het Interfederaal Centrum niet bevoegd is voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Dat is een gemiste kans. Wanneer zal het Instituut voor de Gelijkheid tussen man en vrouw worden geinterfederaliseerd ?
De toegang tot het Interfederaal Centrum wordt vergemakkelijkt door lokale meldpunten. Hoe zullen deze functioneren en zijn er al beslissingen genomen omtrent de locaties ?
Tevens wenst hij te vernemen volgens welke verdeelsleutel het financieringsmodel werd opgesteld.
Ten slotte wil de heer Claes weten door welke parlementen het samenwerkingsakkoord reeds werd goedgekeurd.
Mevrouw Douifi is verheugd over het feit dat het samenwerkingsakkoord zal leiden tot een Interfederaal Centrum. Dit zal het nut aantonen van een dergelijk centrum op het vlak van preventie, vervolging en adviesverstrekking. De discussies die we nu soms hebben omdat voor bepaalde domeinen de preventie een regionale bevoegdheid is terwijl de overige bevoegdheden tot het federale niveau behoren zullen daardoor in de toekomst niet meer voorkomen. Een goed beleid is maar mogelijk als men geïntegreerd kan werken en dat wordt mogelijk door een interfederaal centrum.
Graag had zij vernomen of er Europese financiering is voorzien voor het Interfederaal Centrum.
De minister antwoordt dat dit niet het geval is.
Mevrouw Douifi wenst meer informatie over de verschillende meldpunten. Wellicht is het niet de bedoeling is om in elke provincie verschillende meldpunten op te richten. Wie zal beslissen waar deze meldpunten zullen komen ? Wellicht gebeurt dit het best in grote steden alhoewel ook problemen buiten de grote steden bestaan.
De heer De Padt stelt vast het huidige federale centrum wordt opgedoekt als het nieuwe federale centrum voor de analyse van de migratiestromen wordt opgericht. Daarnaast wordt een Interfederaal Centrum opgericht. Hoe zal dit concreet verlopen.
Het huidige centrum heeft nog een reserve van 5 miljoen euro. Is al beslist wat er zal gebeuren met die reserve ?
Mevrouw Milquet, minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt dat de samenwerkingsovereenkomst de oprichting beoogt van het Interfederaal Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Dat centrum zal het overgrote deel van de bevoegdheden van het huidige Centrum voor gelijkheid van kansen overnemen.
Het betreft de bevoegdheden die in het samenwerkingsakkoord zijn opgenomen.
Er blijven nog een aantal kleinere maar belangrijke bevoegdheden over zoals de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel. Voor deze bevoegdheden wordt een federaal centrum opgericht met het oog waarop zij een wetsontwerp in de Kamer heeft ingediend (Wetsontwerp tot aanpassing van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding met het oog op de omvorming ervan tot een federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel, St. Kamer 53-2859/1). Voor deze drie bevoegdheden komt er een centrum dat het huidige centrum opvolgt.
Het zal dus het nieuwe interfederale centrum zijn, dat voortvloeit uit de samenwerkingsovereenkomst, dat de bevoegdheden van het huidige centrum zal overnemen. Het betreft hoofdzakelijk het bestrijden van discriminatie, de bestrijding van racisme en het optreden in rechte. Alles wat te maken heeft met mensenhandel, de analyse van migratiestromen en de rechten van vreemdelingen — domeinen die onder de federale bevoegdheid vallen — zal door een nieuw federaal centrum worden uitgeoefend dat het huidige centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding zal vervangen.
Het overgrote deel van het personeel zal naar het interfederaal centrum worden overgeplaatst. De rest van het personeel zal naar het nieuwe federale centrum gaan.
Bij die overplaatsing zal het interfederaal centrum de rechten en plichten overnemen.
Zij begrijpt de politieke bezwaren tegen een interfederale instelling maar zij wijst er op dat dit een politieke keuze was van zowel de federale overheid als van de gemeenschappen en gewesten. Deze keuze geeft blijk van een duidelijke politieke wil om een centrum te behouden. Zij meent dat het samenwerkingsakkoord de noodzakelijke waarborgen bevat voor de onafhankelijkheid van het interfederaal centrum.
Voor het instituut voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt een zelfde weg bewandeld. Op dit ogenblik wordt in verschillende werkgroepen de oprichting van een genderinstituut voorbereid. Op dat vlak bestaan er nog een aantal knelpunten. Zij verwacht dat alles klaar is in de loop van het najaar.
Wat de verdeling van Franstaligen en Nederlandstaligen betreft, wijst de minister er op dat dit een politieke keuze is geweest. Men is niet verplicht om een bepaalde verdeelsleutel te hanteren.
Wat de aanwijzing van de leden van de raad van bestuur betreft, verklaart de minister dat zij rekent op de wijsheid van de parlementsleden aangezien die opdracht door hen zal worden uitgevoerd. Die opdracht houdt in dat het om een sterk pluralistische keuze moet gaan. Spreekster is ervan overtuigd dat het parlement personen zal aanwijzen met nuttige ervaring om in een dergelijke raad van bestuur zitting te hebben. De opgenomen onverenigbaarheden zijn noodzakelijk, maar men moet voorkomen dat de lijst van onverenigbaarheden zo lang wordt dat er geen kandidaat meer kan worden gevonden.
De parlementaire keuze waarborgt dus het pluralisme. Bovendien hebben de onderhandelende partijen, waarvan Ecolo trouwens deel uitmaakte, geen andere eisen gesteld inzake onverenigbaarheden.
Wat de lokale meldpunten betreft, heeft men gekozen om op vrijwillige basis te werken. De verschillende gewesten zullen dus zelf beslissen over de praktische uitvoering van die meldpunten. Een gewest zou bijvoorbeeld kunnen beslissen om een meldpunt in elke gemeente op te richten, als het daar de financiële middelen toe heeft, of in elk arrondissement. De meldpunten zullen dus afhangen van de verschillende regionale visies. Het is de bedoeling om burgers een eenvoudige toegang te waarborgen.
Voor de begroting werd een tweedelige fase van de verdeling van de middelen voorzien. Een eerste fase betreft het jaar 2013, waarbij de Federale Staat 6 500 000 euro zal financieren voor het interfederaal centrum en de gewesten en gemeenschappen zullen voor 1 096 000 euro bijdragen op grond van een verdeelsleutel. De tweede fase treedt in werking vanaf 2014. Dan zal 6 350 000 euro door federale staat worden gefinancierd en 1 355 000 euro door de gewesten en de gemeenschappen. De huidige kost voor het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding bedraagt 7 500 000 euro. Het saldo zal dienen voor de financiering van het nieuwe federale centrum.
Het Federaal Parlement stemt als eerste over de goedkeuring van deze samenwerkingsovereenkomst. De stemming van de overige Parlementen zal uiteraard moeten worden afgewacht. De minister hoopt dat de procedure in zijn geheel zal zijn afgehandeld tegen 1 januari 2014.
Mevrouw Thibaut herinnert eraan dat de Senaat grondig zal worden hervormd en een brug zal vormen tussen de verschillende gemeenschappen. Hij zal zich dus toeleggen op de zogenoemde transversale materies. In het kader van die hervorming meent spreekster dat het Interfederaal Centrum voor de gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding goed past binnen de bevoegdheden van de toekomstige Senaat.
Dit punt wordt trouwens al besproken binnen de Comori.
Mevrouw Milquet deelt mee dat zij hier persoonlijk geen problemen mee heeft, maar de zaken lijken zich anders af te tekenen. Spreekster vindt dat die suggestie zinvol is, maar om verschillende redenen werd ze niet in aanmerking genomen.
Mevrouw Thibaut nodigt elke politieke fractie uit om die boodschap over te brengen aan haar respectieve fractieleiders aangezien het intern reglement van de Senaat momenteel wordt besproken.
IV. STEMMINGEN
Artikel 1
Bij dit artikel wordt geen enkele opmerking gemaakt en het wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Artikel 2
Bij dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt en het wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Artikel 3
Amendement nr. 1 (amendement van de regering)
De regering dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-2137/2) dat ertoe strekt artikel 3 van het wetsontwerp te doen vervallen met het oog op meer juridische duidelijkheid. Het wetsontwerp is immers niet duidelijk in zijn huidige vorm. Bijgevolg zal de wet in werking treden op de tiende dag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Amendement nr. 1 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Het aldus geamendeerde wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Dalila DOUIFI. | Philippe MOUREAUX. |
(1) http://www2.ohchr.org/english/law/parisprinciples.htm.