5-229COM

5-229COM

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 4 JUNI 2013 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de niet-opvang van hulpbehoevende gezinnen door Fedasil» (nr. 5-3319)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de opvang van illegale families in Holsbeek» (nr. 5-3589)

Vraag om uitleg van mevrouw Freya Piryns aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de aanbeveling van de Federale Ombudsman over gezinnen zonder wettig verblijf» (nr. 5-3536)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Sinds 1 mei 2009 worden burgers uit de tien nieuwe lidstaten van de EU, met uitzondering van Roemenië en Bulgarije, niet meer door Fedasil opgevangen. In een recent antwoord op een schriftelijke vraag meldde de staatssecretaris dat Fedasil in 2012 de opvang voor 228 Europese gezinnen heeft geweigerd. Volgens Fedasil kunnen die EU-burgers geen materiële hulp meer krijgen omdat ze niet illegaal op ons grondgebied verblijven. De staatssecretaris bevestigde deze beslissing omdat EU-burgers dezelfde rechten hebben als Belgische onderdanen. Ze stelde letterlijk dat "de belangen van de kinderen van EU-onderdanen bijgevolg op dezelfde manier dienen te worden behartigd als die van kinderen met een Belgisch paspoort".

Indien Fedasil niet verantwoordelijk is voor de opvang van deze Europese gezinnen, wie dan wel? Welke consequenties verbindt de staatssecretaris aan de stelling dat "de belangen van de kinderen van EU-onderdanen op dezelfde manier dienen behartigd te worden als die van de kinderen met een Belgisch paspoort"? In hoeverre is de staatssecretaris opnieuw voor deze materie bevoegd, maar dan als staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding?

Ik kom nu tot mijn vraag over de opvang van illegale gezinnen in Holsbeek.

Recent hoorden we dat er een oplossing werd gevonden voor een deel van de opvang van gezinnen met kinderen zonder wettig verblijf. Fedasil en de dienst Vreemdelingenzaken sloten hieromtrent onlangs een nieuw akkoord. Deze gezinnen vinden nu een opvang in het nieuwe open terugkeercentrum te Holsbeek. Het lijkt een oplossing voor een prangend probleem dat sinds 2009 woekerde, maar is het niet veeleer een schijnoplossing? Alle gegevens waarover ik beschik, doen me alleszins denken aan een schijnoplossing.

Deze oplossing koppelt de opvang van deze gezinnen immers integraal aan de terugkeer, terwijl er vroeger nog ruimte was voor andere duurzame oplossingen. In het nieuwe akkoord krijgen de gezinnen nog dertig dagen - tegenover vroeger negentig dagen - om mee te werken aan hun vrijwillige terugkeer. Als ze niet meewerken, kunnen ze worden opgesloten in een gesloten centrum met het oog op een gedwongen terugkeer. Bovendien wordt dit centrum beheerd door de dienst Vreemdelingenzaken zelf. Dat vergroot de argwaan van de illegale gezinnen substantieel.

Kortom, deze maatregel lijkt veeleer bedoeld om gezinnen in illegaal verblijf te ontmoedigen om zich aan te melden bij het OCMW. Ik vermoed dat de winst voor de staatssecretaris vooral wordt gevonden in de statistieken, want hoe minder illegale gezinnen zich aanmelden, hoe minder gevallen in de statistieken. Het aantal gezinnen met kinderen vermindert in de registratie, maar ik betwijfel of het ook vermindert in de samenleving.

Begrijpt de staatssecretaris dat ik enig voorbehoud maak? Hoe denkt zij deze problematiek aan te pakken?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - De aanleiding voor mijn vraag waren de aanbevelingen die de federale ombudsman destijds formuleerde inzake de opvang van kinderen die illegaal met hun ouders in ons land verblijven. Op dat moment werden gezinnen met kinderen op geen enkele manier opgevangen. Recentelijk heeft de staatssecretaris een nieuw systeem op poten gezet, waardoor gezinnen zonder wettig verblijf naar zogenaamde terugkeercentra worden gebracht en daar dertig dagen krijgen om het land te verlaten.

Ik sluit me aan bij de vele vraagtekens die de heer Anciaux al bij deze regeling heeft geplaatst. Net als hij ben ik van mening dat gezinnen die al een langere periode, zij het illegaal, in het land verblijven en dan plotseling naar zo'n centrum worden gestuurd met het oog op hun terugkeer binnen dertig dagen, niet echt worden aangespoord tot die stap. Ik vrees dat vele van die gezinnen gewoon illegaal in het land zullen blijven. Ik deel ook de kritische analyse van collega Anciaux.

Om die reden vraag ik de staatssecretaris dat ze, zoals de wet vandaag overigens bepaalt, voor deze gezinnen met kinderen, of ze nu legaal of illegaal in het land verblijven, opvang blijft aanbieden.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - De juridische situatie van EU-burgers is volledig verschillend van de rechtspositie van personen die illegaal op het grondgebied verblijven. Voor EU-burgers geldt het vrij verkeer van personen.

Een dergelijke verregaande vrijheid maakt echter een verregaande mogelijkheid om uitkeringsrechten te beperken ook noodzakelijk, zoals bepaald in de EU-richtlijn 2004/38. Om de ruime vrijheid van personenverkeer te kunnen garanderen zonder het systeem van sociale bescherming op de helling te zetten, maakt dezelfde Europese richtlijn het mogelijk EU-burgers tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf van sociale bijstand uit te sluiten en hun verblijfsrecht in te trekken indien ze een onredelijke belasting voor het sociaalbijstandsstelsel betekenen. In navolging van onze buurlanden hebben we deze mogelijkheid met de wet van 14 januari 2012 in Belgisch recht omgezet.

OCMW's en Fedasil hebben de taak strikt te controleren of voldaan is aan de voorwaarden voor sociale of materiële bijstand. De OCMW's moeten met andere woorden nagaan of de betrokkenen behoeftig zijn.

Europese onderdanen die geen aanspraak kunnen maken op sociale of materiële bijstand in België, hebben meerdere mogelijkheden. Eerst en vooral kunnen ze als werknemer of zelfstandige werken om in hun levensonderhoud te voorzien, want ze moeten geen arbeidskaart hebben. Ze kunnen ook een beroep doen op de eerstelijnsdiensten van Centra voor algemeen welzijnswerk, de daklozenopvang en de OCMW's, die op basis van de noden van deze mensen autonoom kunnen beslissen bijstand te verlenen. Als het in het belang is van kinderen, kunnen ze zich ook tot de bevoegde autoriteiten op het vlak van jeugdbescherming richten. Tot slot kunnen ze ook nog altijd naar hun EU-land van herkomst terugkeren als het hier niet loopt zoals ze hadden verwacht. Er komen immers nogal wat mensen met valse verwachtingen naar hier.

De aanbevelingen van de federale ombudsman heb ik uiteraard gelezen. Fedasil heeft tijdens de grote opvangcrisis beslist dat het bepaalde mensen niet meer kon opvangen. Dat was niet uit koppigheid, maar gewoon bij gebrek aan plaatsen. Mijn voorgangers hebben toen in een hels tempo plaatsen bijgemaakt. Die suggestie kreeg ik in het begin ook, maar ik heb structurele maatregelen genomen op het vlak van de in- en uitstroom; sinds begin 2012 kunnen we alle rechthebbende asielzoekers een opvangplaats garanderen. Dankzij het winterplan vanaf midden oktober kreeg iedereen die erom vroeg, ongeacht zijn of haar statuut, tijdens de voorbije winter een dak boven het hoofd, ook de gezinnen in illegaal verblijf.

Ik herinner me dat ik de vraag kreeg, onder andere van mevrouw Piryns, wat er na de winteropvang, na 1 april zou gebeuren. Ten eerste hebben we door de voortdurende koude de winteropvang voor iedereen verlengd tot 15 april. Intussen hebben we natuurlijk niet stilgezeten en hebben dienst Vreemdelingenzaken en Fedasil een akkoord gesloten over de opvang van gezinnen, ook in illegaal verblijf. Daardoor wordt opnieuw een structurele opvang gegarandeerd aan elk gezin dat een aanvraag heeft ingediend bij het OCMW, dat natuurlijk eerst wel moet vaststellen dat het gezin niet zelf voor het onderhoud van de kinderen kan instaan. In het opvangcentrum worden de gezinnen ook begeleid naar een eventuele vrijwillige terugkeer.

Aan gezinnen met kinderen vragen we of ze bereid zijn om terug te keren. Zijn ze dat, dan gaan ze naar open terugkeercentra en krijgen ze zo de kans uit de illegaliteit te komen. In principe krijgen ze één maand om te vertrekken, maar die wettelijke termijn kan worden verlengd indien dat nodig is om de nodige documenten te verzamelen, om medische zorgen toe te dienen of om familieredenen.

Een gelijkaardig beleid wordt gevoerd tegenover gezinnen die illegaal in ons land verblijven en die meestal al heel veel procedures hebben doorlopen. Met dit nieuwe beleid willen we hun belangen behartigen, maar ook ons asielbeleid correct en coherent maken.

In de open terugkeercentra worden deze mensen door Fedasil speciaal begeleid naar terugkeer, maar wel in het bijzijn van een liaisonofficier van de dienst Vreemdelingenzaken. We willen iets doen aan de uitzichtloosheid van een illegaal verblijf in ons land. Een verblijf in de illegaliteit is en blijft de minst humane en minst duurzame oplossing. De oplossing die we nu aanreiken, moet wel nog worden geëvalueerd.

We weten eigenlijk niet hoeveel mensen er illegaal in België verblijven. Voor de opvangcrisis verbleven er ook illegalen in het opvangnetwerk van Fedasil. Ik heb cijfers teruggevonden van 2007, toen 10% van de mensen in het opvangnetwerk illegaal in ons land verbleef. Het was niet de taak van Fedasil om deze mensen op te vangen; tijdens de opvangcrisis heeft Fedasil dat ook gezegd.

Het klopt dat illegalen die niet voor vrijwillige terugkeer kiezen, gedwongen kunnen worden om terug te keren. Er worden echter nooit gezinnen met kinderen in gesloten centra geplaatst. Kinderen opsluiten is sinds 2008 verboden en we zullen dat niet meer doen. Daarom hebben we trouwens de "turtelhuisjes" geopend van waaruit de gedwongen terugkeer van deze gezinnen kan worden georganiseerd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De staatssecretaris ziet wel verschillende mogelijkheden voor de opvang van hulpbehoevende gezinnen uit de EU door andere instanties dan Fedasil, maar zij weet ook dat die opvang in de praktijk nog altijd tot problemen leidt. De terugkeer loopt niet altijd zo vlot.

Ik ben blij dat er geen kinderen meer in gesloten centra worden opgesloten. Dat is voor mij een aangename verrassing, want ik wist dat niet.

Ik heb nog wel een probleem met het verkorten van de terugkeertermijn tot dertig dagen. De staatssecretaris zegt dat die periode wel iets langer mag zijn, maar toch vrees ik dat illegale gezinnen zich niet meer zullen melden bij het OCMW en dat ze in feite in de illegaliteit zullen verdwijnen. Dan is er natuurlijk niets opgelost.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - De staatssecretaris zegt dat de Belgische staat naar een oplossing zoekt als ouders niet in staat zijn om in het onderhoud van hun kinderen te voorzien. De oplossing ziet ze dan in een terugkeercentrum.

De vraag blijft wat er moet gebeuren als de ouders niet in staat zijn om voor hun kinderen in behoorlijk onderhoud te voorzien en als ze niet bereid zijn een terugkeerformulier te tekenen. Wat doet ze dan met deze gezinnen? Het Grondwettelijk Hof heeft zeer duidelijk gezegd dat deze kinderen met het oog op hun kwetsbaarheid en de rechten van het kind onvoorwaardelijk recht op opvang hebben. Dit recht op opvang mag niet gekoppeld worden aan de bereidheid tot terugkeer van de ouders. Ik begrijp best dat dit de doelstelling moet zijn, maar brengt het korte tijdsbestek van het nieuwe systeem ons niet in contradictie met andere wetten en met de rechten van deze kinderen in het bijzonder?

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik ben geen jurist, maar naar mijn oordeel gaat mevrouw Piryns toch kort door de bocht met haar interpretatie van het arrest van het Grondwettelijk Hof.

Ik wijs erop dat we, voor het eerst in jaren, al deze gezinnen nu wel opvangen. We zoeken naar een oplossing met een duurzaam karakter, maar die hoeft niet noodzakelijk in ons land te liggen. Daarom precies investeren we zoveel in de terugkeer en in de opleiding van begeleiders. We werken daarvoor samen met de IOM, met Caritas en met iedereen die naar een duurzame oplossing wil zoeken. We hebben wel een termijn vastgelegd gezet, omdat het al lang duidelijk is dat het niet goed is om de mensen drie tot vijf jaar in twijfel te laten leven over hun terugkeer. Dat is geen goed beleid en precies daarom vragen we de gezinnen dat ze sneller beslissen welke toekomst ze voor hun kinderen willen.

We doen ook meer. Gezinnen die vrijwillig terugkeren, worden door onze contacten in het land van herkomst gevolgd. Daaruit blijkt trouwens dat de meesten van hen het daar zeer goed doen.