5-224COM | 5-224COM |
De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De Belgische diplomatieke dagen in het Egmontpaleis werden dit jaar overschaduwd door een onenigheid tussen de minister en de regionale regeringen. In zijn beleidsbrief had de minister een nieuw initiatief gelanceerd, namelijk het inzetten van raadgevers in de economische diplomatie.
De drie gewesten zijn daar niet over te spreken en maakten hun onvrede ook officieel kenbaar via een brief aan de minister. Het aantrekken van buitenlandse investeringen en buitenlandse handel is immers een regionale bevoegdheid. De federale regering heeft daarbij alleen een ondersteunende rol.
Voor de gewesten komt het initiatief neer op het creëren van een parallelle functie, die de middelen en inspanningen verdeelt. Ze zien in de demarche van de minister een sluiks manoeuvre om de bevoegdheid weer naar het federale niveau te verschuiven.
De minister zelf reageerde laconiek door te stellen dat hij alleen kosteloze vrijwilligers wil inzetten, dat de praktijk niet nieuw is en dat de federale ambassades nog altijd een belangrijke economische rol spelen. De minister vindt het daarenboven dom om niet te profiteren van de expertise van die vrijwilligers.
Het relletje kadert natuurlijk ook in de ruimere discussie over de vage bevoegdheidsverdeling tussen het federale en het gewestelijke niveau, die in de praktijk al jaren voor moeilijkheden zorgt op het terrein. Daarom werd in november beslist de bestaande samenwerkingsakkoorden, die nog van begin jaren '90 dateren, te heronderhandelen. Die onderhandelingen verlopen echter moeizaam, onder meer door de weigerachtigheid van de federale regering om de bevoegdheden te delen. Daardoor lijkt het manoeuvre van de minister al een stuk minder onschuldig.
Ik zal me niet uitspreken over het nut of de onzin van de functie van de economische raadgevers bij ambassades. Ik stel me vooral vragen over het gebrek aan samenwerking.
Bevestigt de minister dat zijn initiatief helemaal niet werd overlegd met de gewesten? Vindt de minister zijn initiatief gezien de bevoegdheidsverdeling, een normale praktijk? Of werd toch overlegd met de gewesten en zo ja, op welke manier?
Zal de minister zijn initiatief doorzetten? Komt er nog een overleg met de gewesten?
Aanvaardt de minister de analyse dat dit soort territoriumgevechten nefast kan zijn voor de economische diplomatie en het imago van België?
Klopt het dat de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende overheden op operationeel niveau niet erg duidelijk is? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de samenwerkingsakkoorden? Waar liggen de knelpunten en wanneer denkt de minister een akkoord te kunnen voorleggen?
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - In zijn beleidsbrief voor 2013 kondigde de minister aan een federaal netwerk van economische raadgevers te willen ontwikkelen. Die raadgevers zouden deel uitmaken van lokale mini-business councils en een lokaal netwerk van interessante economische contacten beheren.
In een gezamenlijke reactie van Vlaams minister-president Kris Peeters, Waals minister Jean-Claude Marcourt en Brussels minister Benoît Cerexhe wordt het idee van de minister van tafel geveegd omdat hij geen rekening houdt met de gewestelijke bevoegdheden, waaronder economische diplomatie. Vandaag speelt de federale overheid daarbij slechts een ondersteunende rol, zoals het organiseren van prinselijke zendingen door het Agentschap voor Buitenlandse Handel.
De drie gewestelijke ministers stellen dat de federale overheid "niet de vereiste bevoegdheid heeft om een netwerk van raadgevers in economische diplomatie te ontplooien" en vinden het eveneens overbodig om een nieuwe functie te creëren, die het werk zal overdoen van "de economische en handelsattachés van de gewesten die hun activiteit uitoefenen in overeenstemming met het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gewesten".
Hoewel de minister samen met zijn Vlaamse, Waalse en Brusselse collega's deel uitmaakt van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB), waren die collega's helemaal niet op de hoogte van de redenen waarom de minister die raadgevers wou aanstellen.
De ICBB werd opgericht bij gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Het is een forum waarin de federale regering de gemeenschappen en gewesten informeert over het buitenlands beleid. Zowel de federale regering als de gemeenschappen en gewesten kunnen agendapunten voorstellen.
Als ik goed ben ingelicht, zou de ICBB in november 2012 zijn samengekomen en zouden er werkgroepen zijn opgestart. Graag had ik van de minister vernomen of zijn initiatief met de gewestelijke collega's in de ICBB werd besproken. Zo niet, wanneer zal de minister de kwestie agenderen bij de ICBB zodat een aanvaardbare oplossing kan worden uitgewerkt?
M. Hassan Bousetta (PS). - Les choses ayant été clairement explicitées dans les deux interventions précédentes, je ne compte par refaire ici tout le développement.
Monsieur le ministre, en décembre dernier, vous aviez annoncé votre volonté de moderniser l'approche de la diplomatie, notamment de la diplomatie économique. Vous aviez également déclaré vouloir mieux identifier les besoins des décideurs économiques et créer la fonction de conseiller en diplomatie économique. Vous aviez aussi évoqué la création de petits business councils.
La presse a relayé la réaction des ministres régionaux de l'Économie et de l'Emploi. Je pense en particulier au ministre wallon, au ministre bruxellois et au ministre-président flamand. Dans ce contexte de crispation autour de la répartition des compétences au regard de ces business councils et de ces conseillers en diplomatie économique, pourriez-vous préciser ce que recouvrent exactement ces notions ? Quelle est la composition de ces councils ? Quel en est le fonctionnement ? J'ai pris connaissance de l'arrêté royal du 24 janvier 2013 dont les décisions ont déjà été mises en oeuvre. Aussi, je souhaiterais davantage d'explications au sujet du fonctionnement des councils et de l'articulation de l'action des conseillers par rapport à ceux qui sont désignés par d'autres niveaux de pouvoir.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Het gebeurt slechts zelden dat de gewesten constructief samenwerken met het federale niveau. Dat federale niveau tegenwerken kunnen ze daarentegen zeer goed. Dat geldt niet alleen in dit dossier.
Ik wil deels uiting geven aan mijn verontwaardiging. Zo proberen we allen om buitenlandse investeringen aan te trekken, maar steken we al onze energie in het elkaar tegenwerken. Dat is een verlies van de tijd en de middelen. Ik vel hierbij geen waardeoordeel. In de praktijk stel ik dergelijke idiotieën vast en daarop wil ik reageren.
De bevoegdheid inzake het buitenlands economisch beleid is niet eenduidig afgelijnd. Mocht dat zo zijn, dan zou bij de nakende staatshervorming alvast geen nieuwe aanzet worden gegeven tot nogmaals het opdelen van bepaalde entiteiten. Ook zou het federale niveau niet met de gewesten moeten samenwerken om een platform te creëren om buitenlandse economische activiteiten tot stand te brengen. Vandaag bestaan zowel op federaal als op regionaal niveau entiteiten die zich bezig houden met buitenlands economisch beleid.
Voor zover ik weet sluiten de federale en regionale excellenties zich maar al te graag aan bij de leden van de koninklijke familie met een diplomatiek paspoort die af en toe in het buitenland verblijven, omdat die nu eenmaal deuren opendoen en aldus voor de gewesten middelen binnenbrengen. Als het federale niveau zich wil aansluiten bij een gewestelijke actie, dan wordt dat bijna ervaren als een terroristische aanslag op de bevoegdheidsverdeling, die voor mij sowieso niet eenduidig is.
Minister Reynders en ik hebben ooit samen in een regering gezeten; hij kan dus getuigen dat ik geen voorstander was van de regionalisering van de buitenlandse handel. Op dat vlak ben ik een aanhanger van de linkse componist Bertolt Brecht en zijn uitspraak "Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral". We zouden beter eerst de economische inspanningen bundelen teneinde meerwaarde te creëren voor iedereen, in plaats van die inspanningen aan weinig renderende activiteiten te verspillen.
Ik weet dat de gewesten in de praktijk niet overal economische vertegenwoordigers hebben. Zonder dat hierover formele afspraken bestaan of een interministerieel regionaal akkoord is gesloten, verdedigt de Waalse vertegenwoordiger in bepaalde delen van de wereld de Vlaamse belangen en omgekeerd. Als dat geen bevoegdheidsoverschrijding is, dan weet ik het ook niet. Nogmaals, zonder een waardeoordeel te vellen over een of ander beleidsniveau, wil ik aangeven dat heel wat energie wordt verspild.
Wat de grond van de zaak betreft meen ik niet dat de federale minister zich schuldig maakt aan een of andere bevoegdheidsoverschrijding wanneer hij zich in het kader van de economische diplomatie, die formeel nog altijd een federale bevoegdheid, laat adviseren door mensen met kennis van zaken.
Het gaat immers om zakenlui die, hoewel ze in het buitenland verblijven, aan ons land gehecht zijn. Ze willen dan ook bijdragen aan de promotie van ons land, of het nu om Vlaanderen, Wallonië, Brussel of het Duitse taalgebied gaat.
Ik denk dan ook niet dat hier sprake is van een constitutionele aberratie. In de federale begroting staan overigens enkele posten ingeschreven zoals de economische promotie van het land in het buitenland. Hiervoor stond enkele jaren geleden een miljoen euro ingeschreven, wat overigens veel te weinig is. De gewestministers hebben nog altijd geen belangenconflict ingeroepen om die post te laten schrappen.
De zaak ligt gevoelig. Ik weet niet of de federale minister van Buitenlandse Zaken of de gewestministers spelletjes hebben gespeeld. Mocht dat zo zijn, dan moeten die stoppen. De verschillende niveaus moeten nagaan hoe ze de krachten kunnen bundelen. In sommige landen is op initiatief van de ambassadeur een overlegplatform opgericht waarbij de regionale economische vertegenwoordigers in samenspraak met de Belgische diplomaten zich organiseren om zo goed mogelijk werk te leveren. In sommige landen lukt dat, in andere niet. Ook dat heeft tot op heden nog niet tot grote institutionele oprispingen geleid in de gewesten.
Kortom, de bevoegdheidsverdeling is helemaal niet duidelijk, maar volgens mij is er geen sprake van een bevoegdheidsoverschrijding.
Ik vraag de minister dan ook om duidelijkheid te scheppen. Wat is de exacte draagwijdte van de beslissingen die hij heeft genomen? Hoe kunnen we, in godsnaam, de krachten bundelen met als doel dat onze economie er beter van wordt? Hoe kunnen we komen tot een constructief in plaats van het huidige obstructieve federalisme?
M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes. - Je répondrai à toutes les questions posées au ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes, un titre repris soixante-quatre fois sur l'ordre du jour de cette séance et qui est d'ailleurs le titre officiel publié au Moniteur belge !
Het nieuwe systeem van raadgevers voor de economische diplomatie op gang brengen is een prioriteit voor het departement van Buitenlandse zaken. De voorbereiding van het koninklijk besluit van 24 januari, die deze functie invoert, werd al jaren geleden aangevat op initiatief van mijn voorgangers Yves Leterme en Steven Vanackere. Over het ontwerp werd op 8 oktober jongstleden een advies van de Raad van State verleend.
Dit nieuwe systeem van lokaal gevestigde en onbetaalde raadgevers, dat dus kosteloos is voor onze diplomatie, is essentieel voor de verdediging van de Belgische belangen door onze ambassadeurs en consuls-generaal. De raadgevers zullen mij via de ambassadeurs en consuls-generaal adviseren over de materies die onder de federale bevoegdheid vallen.
Mijn diensten zullen natuurlijk met aandacht het dossier bij de Raad van State volgen, maar ik twijfel er niet aan dat het om een federale bevoegdheid gaat en ik heb niet de intentie om af te zien van dit belangrijk element van mijn strategie voor economische diplomatie, dat een directe en dringende vraag is van onze ondernemers die werk creëren. De benoeming van een twintigtal raadgevers is trouwens al bekrachtigd; ik heb aan meerdere onder hen al het brevet gegeven, bijvoorbeeld tijdens mijn verblijf in Brazilië vorige maand.
De beslissing om dit netwerk te ontwikkelen is geen onderwerp van discussie geweest binnen de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid (ICBB) of Buitenlandse Handel (ICBH), maar ik ben natuurlijk bereid om de ICBB hierover uitleg te verschaffen tijdens de volgende vergadering. Tot nog toe heb ik nog geen vraag gekregen van een van de gewesten om dit te bespreken of op de agenda te plaatsen.
Je précise d'ailleurs que lors de la dernière réunion de cette conférence interministérielle, j'ai eu le plaisir de rencontrer le ministre-président flamand et le ministre bruxellois, M. Vanhengel. Je n'ai pas eu le plaisir de constater la présence de collègues ministres des autres entités régionales ou de la Fédération Wallonie-Bruxelles. Seuls des représentants des cabinets et des administrations étaient présents.
Je n'ai reçu aucune demande d'inscription de ce point à l'ordre du jour. Nous n'en avons dès lors pas débattu.
L'arrêté royal lui-même prévoit une coopération au niveau local avec les attachés économiques et commerciaux, avec qui ils sont appelés à être complémentaires gráce à leur ancrage durable dans la société locale et à leur expérience dans des domaines étrangers à la promotion des exportations et à l'attraction d'investisseurs. Les conseillers ne conseilleront ainsi pas directement nos entreprises, ne procéderont pas à des études et n'établiront pas de listes d'importateurs ou d'agents. Il s'agit là du travail des attachés commerciaux.
Cela dit, ce réseau n'est pas une création ex nihilo mais un projet basé sur une formule déjà éprouvée et couronnée de succès, à savoir celle des conseillers du commerce extérieur dont dispose la France et dont notre pays a disposé jusqu'il y a peu. L'arrêté royal de 2013 a en effet justement pour objet de combler dans les domaines du ressort du fédéral, comme la macroéconomie, la fiscalité, les finances, la sécurité sociale ou l'énergie - auxquels je pourrais ajouter une part des compétences relatives aux transports - le vide laissé par la disparation du système de conseillers du commerce extérieur dont le titre et les táches étaient en effet devenus source de confusion.
Ik heb daarover inderdaad veel gelezen. Sommigen voeren aan dat er geen economische bevoegdheden zijn op federaal vlak. Dat standpunt verbaast me. In de federale regering heb ik toch een collega die minister van Economie is. Misschien heeft hij omzeggens geen bevoegdheden, zoals de heer Anciaux beweert, maar dat zou toch vreemd zijn. Daarnaast heb in de federale regering nog collega's die bevoegd zijn voor financiën, sociale zekerheid, pensioenen, maar ook voor transport, energie en nog andere domeinen. Ik begrijp de reactie daarover dus niet goed.
Het aanwijzen van de raadgevers is een gelegenheid om de federale bevoegdheid ter zake te verduidelijken.
La relance du business council créé en 1998 par le ministre De Gucht et réuni pas ses successeurs participe de la même volonté de mieux mettre notre outil diplomatique au service de nos intérêts économiques stratégiques et de la promotion d'un level playing field de droit et de fait pour nos opérateurs économiques à l'étranger, en collaboration avec le niveau régional et dans le respect des compétences respectives.
Ik heb al veel verschillende missies georganiseerd, met of zonder prins Filip. Voor de laatste missie naar Brazilië werd ik uitgenodigd door het Vlaams Agentschap voor internationaal ondernemen, Flanders Investment & Trade (FIT) om met vertegenwoordigers van de verschillende vervoermodi het forum Intermodal bij te wonen. Ik was blij te zien dat op een stand van FIT de havens van Antwerpen, Gent en Zeebrugge gepromoot werden onder de naam en het logo "Portos da Bélgica", met daarbij ook een Belgische vlag. Ik heb niets tegen het gebruik van onze Belgische vlag door een gewestelijk agentschap. Ik heb me altijd bereid getoond om in te gaan op dit soort van vragen, zowel van AWEX als van Brussels Export of FIT. Ik streef een correcte verdediging van alle bedrijven, van alle gewesten en van alle Belgische belangen in het buitenland na.
Ik ben blij dat daar nu een nieuw instrument bijkomt. Zoals de heer Daems terecht zei, staat dat instrument niet enkel ten dienste van onze ambassadeurs, maar ook van de gewestelijke attachés, van de verschillende agentschappen van de gewesten en van de gewestministers bevoegd voor buitenlandse handel tijdens hun missies in het buitenland.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Hoewel ik de houding van de minister voor een stuk begrijp, heb ik er toch mijn bedenkingen bij.
Het is ongetwijfeld juist dat zowel het federale niveau als de gewesten en de gemeenschappen buitenlandse bevoegdheid hebben, minstens als afgeleide bevoegdheid van hun eigen bevoegdheden. Inzake onderwijs bijvoorbeeld zijn de gemeenschappen integraal bevoegd voor het internationaal beleid.
Zoals uit zijn functiebenamingen blijkt is minister Reynders bevoegd voor buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ook Europese zaken. Die bevoegdheden zijn het gevolg van een politieke beslissing, die ik respecteer. Ik vind die benamingen wel geen argument dat voor het initiatief van de economische raadgevers kan worden ingeroepen. Ik weet ook dat er nog enige federale coördinatie op het gebied van buitenlandse handel moet gebeuren. Maar volgens mijn institutionele kennis en die is niet zo gering, is buitenlandse handel grotendeels overgeheveld naar de gewesten.
De uitleg van de minister dat de economische raadgevers ten dienste staan van alle gewesten die op hen een beroep willen doen, is onschuldig en ik maak daar dan ook geen drama van. Ik spreek me evenmin uit over hun nut. Ik zeg alleen dat er beter over had kunnen worden overlegd en ook over de samenwerkingsakkoorden. Overleg voorkomt conflicten.
Het federale niveau heeft er geen belang bij om zich op het terrein van de gewesten en de gemeenschappen te begeven en omgekeerd ook niet. De toekomst van België zal alleen maar mogelijk zijn als er heel veel respect voor elkaars eigenheid en elkaars bevoegdheid is. Dat vereist heel wat overleg en consultatie. Dat is bij het initiatief van de economische raadgevers van minister Reynders toch wel wat achterwege gebleven. Voor het overige is de minister duidelijk geweest. Dat is positief.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De minister zegt dat hij vrij zeker is over de afloop van de procedure die bij de Raad van State loopt. We lopen beter niet vooruit op de feiten en wachten rustig af of de Raad van State oordeelt of de Grondwet werd gerespecteerd.
Voor een klein deel sluit ik me aan bij collega Daems. Hij verwees naar andere landen, waar een soort van overlegplatform bestaat om in het kader van het buitenlands beleid op een goede en volwassen manier samen te werken. Ook in België bestaat iets dergelijks, namelijk de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid, de ICBB. De minister vermeldde ook de Interministeriële Conferentie voor Buitenlandse Handel. Die instrumenten werden opgericht om in het kader van het buitenlands beleid van België de verschillende beleidsniveaus te laten samenwerken en onderling informatie door te spelen.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Ik ben de voorzitter van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid. De Interministeriële Conferentie voor Buitenlandse Handel valt onder de bevoegdheid van de gewesten. Sinds ik minister van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel ben, nu ongeveer achttien maanden, heb ik nooit een uitnodiging gekregen voor een Interministeriële Conferentie en ik geef toe dat dat misschien nuttig zou kunnen zijn.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik moet dat tegenspreken. De Vlaamse minister-president heeft er zowel bij de minister als bij zijn voorganger, de heer Vanackere meermaals op aangedrongen een interministeriële conferentie bijeen te roepen. Als ik me niet vergis heeft de enige bijeenkomst plaatsgevonden in november vorig jaar.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Ik ben bevoegd voor de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid. Ik heb al twee vergaderingen gehouden: één vorig jaar en één enkele weken geleden. Er stonden een tiental vragen van het Vlaamse gewest op de agenda. We hebben binnen werkgroepen oplossingen gevonden voor enkele punten.
De Interministeriële Conferentie voor Buitenlandse Handel is in de handen van de gewesten en de gewestelijke minister is er voorzitter van. De vragen van de minister-president om die conferentie bijeen te roepen kunnen dus niet aan mij of aan mijn voorganger gericht zijn. Ik ben niet gekant tegen het bijeenroepen van die conferentie, maar ik heb er tot nu toe geen uitnodiging voor gekregen.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik dank de minister voor de toelichting. Het is duidelijk dat er geen concrete en correcte afspraken zijn. Dat is het probleem. De minister zegt dat het agendapunt niet in het ICBB werd besproken, maar dat het in de Interministeriële Conferentie voor Buitenlandse Handel had moeten worden besproken. Wanneer er verschillende interministeriële conferenties worden opgericht, maar niet iedereen zijn rol op een correcte manier speelt, blijft het vechtfederalisme bestaan.
De minister heeft onlangs gezegd dat, als hij in het buitenland Belgische ministers ontmoet, dat de Vlaamse minister-president is, bij missies in het buitenland. Blijkbaar ontmoet hij in het buitenland de Waalse en de Brusselse collega's niet. Dat toont dat Vlaanderen ambities heeft op het vlak van buitenlands beleid en buitenlandse handel.
Er zijn in dit land structuren gecreëerd waarbinnen moet worden samengewerkt. Het gaat echt niet op dat een minister een persoonlijk initiatief neemt, niet overlegt met de gewestministers en de gewesten voor een voldongen feit plaatst.
Misschien komt daarbij ook dat op het vlak van buitenlands beleid en buitenlandse handel de ambities van de drie gewesten onderling verschillen. Als minister Reynders in het buitenland vooral de Vlaamse minister-president ontmoet en minder die van Brussel of Wallonië, hoeft hem dat niet zo te verwonderen. Vlaanderen is immers goed voor ongeveer 80% van de Belgische export. Misschien komt daar vanaf 2014 wel verandering in! Als er in het land dan iets verandert?
M. Hassan Bousetta (PS). - Quelle que soit l'issue du recours, il est essentiel qu'une concertation soit organisée avec les régions.
Avez-vous reçu la lettre du ministre-président flamand cosignée par les ministres bruxellois et wallon du Commerce extérieur ?
Par ailleurs, il est regrettable que vous ne soyez pas associé à la concertation interfédérale informelle qui a lieu actuellement. On a évoqué les nombreuses inquiétudes que suscite le projet du ministre et le risque de confusion et de doublons. L'économie internationale ne se soucie guère de nos problèmes de répartition de compétences.
Quoi qu'il en soit, je note votre volonté d'organiser une concertation avec les régions. Il faudra, à un moment donné, examiner la valeur ajoutée que peut nous apporter les spécialistes de la diplomatie économique en termes d'informations. Vous dites qu'il ne s'agira ni d'études ni de listes d'importateurs.
En tout état de cause, l'information devra circuler et, sur ce plan, les plaidoyers de nos collègues sur l'activation de la Conférence interministérielle du commerce extérieur sont extrêmement importants.
Je reviendrai certainement sur les missions plus précises de ces conseillers en diplomatie économique et sur l'importance d'une concertation avec les régions.
De heer Rik Daems (Open Vld). - De titel van minister is uiteraard wel een argument, tenzij iemand naar de Raad van State gaat om die te laten vernietigen.
Ik ben het vaak met de heer Anciaux eens, maar in dit geval niet. De aanwijzing van economische adviseurs is volgens mij niet onschuldig, maar integendeel zeer nuttig en nodig. Zij kunnen immers aan de federale regering aangeven welke maatregelen binnen de federale bevoegdheden interessant kunnen zijn om internationale investeringen aan te trekken. Ik denk bijvoorbeeld aan de notionele intrest en het niet-bestaan van een meerwaardebelasting op aandelen. De gewesten hebben daar geen bal mee te maken, maar ze profiteren wel mee van dat gunstige regime, dat door sommigen in dit halfrond ten onrechte als parasitair wordt omschreven. Via dat gunstregime van de federale regering worden investeringen in het Vlaams Gewest aangetrokken. Eens te meer vel ik geen waardeoordeel; Vlaams minister-president Kris Peeters is immers een goede vriend, net als Rudy Demotte en Guy Vanhengel.
Los van overleg en dergelijke mag niet de indruk worden gewekt dat het economische beleid is geregionaliseerd. Dat is niet zo. Er zijn belangrijke onderdelen geregionaliseerd. Het is een groot probleem dat de regeling niet duidelijk is. De gewesten hebben elk een verschillende aanpak en dat heeft een weerslag op het federale niveau.
Overleg is interessant, maar ik zou dan graag willen dat Vlaanderen en Wallonië afspreken dat ze vanaf vandaag altijd zullen onderhandelen en altijd dezelfde economische maatregelen zullen nemen. Ik denk niet dat dit realistisch is, tenzij de materie terug naar het federale niveau wordt overgeheveld. Als de materie wordt geregionaliseerd en het gevolg is dat de drie gewesten dezelfde maatregelen moeten nemen, dan kan ze beter op federaal niveau worden gehouden. Daarmee kunnen kosten worden uitgespaard. Vaak wordt uit het oog verloren dat een regionalisering dubbele kosten met zich brengt. De regionalisering is een van de oorzaken waarom het overheidsbeslag in ons land meer dan 50% bedraagt. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik tegen een regionalisering ben.
We blijven buitenlandse handel louter als export zien. Dat klopt niet want buitenlandse handel is minstens zo belangrijk in de andere richting. Dat geldt zeker voor de buitenlandse investeringen. Ik verwijs alleen maar naar Ford en ArcelorMittal.
Ik zal binnenkort een voorstel van resolutie indienen waarin ik pleit voor de oprichting van een intergouvernementeel platform voor het behoud of het aantrekken van internationale investeringen. Hoewel vandaag op het terrein al veel inspanningen worden gedaan, kan een dergelijk platform een meerwaarde bieden. Ook kan het politici doen beseffen dat niet alleen exporteren belangrijk is, maar dat in de eerste plaats het aantrekken van investeerders cruciaal is.
In de dossiers waarnaar ik verwees, heb ik aanstoot genomen aan het feit dat regionale ministers na een bezoek aan het buitenland aankondigen dat er een probleem is dat de federale regering moet oplossen, terwijl ze altijd onderstrepen dat het economische beleid een regionale bevoegdheid is.
De gewesten zouden zo verstandig moeten zijn om alle beschikbare subsidiemiddelen, die overigens hun oorsprong vinden in de wetten van 1956 en 1970, anders aan te wenden en een level playing field te creëren. Ze kunnen daarbij gebruik maken van hun bevoegdheid om afcentiemen toe te kennen. Via die pseudofiscale omweg kan het ondernemingsklimaat in Vlaanderen, Wallonië en Brussel worden gestimuleerd. Op dat gebied hebben de gewesten, met alle respect van de regionale regeringen, nog niets gedaan.