5-102

5-102

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 16 MEI 2013 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «een mogelijk pervers effect van een verhoging van het vakantiegeld voor sommige gepensioneerden» (nr. 5-983)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Rond 15 mei wordt het vakantiegeld aan gepensioneerden uitbetaald. In het kader van de welvaartsaanpassing werd dat vakantiegeld met 5% verhoogd. Voor gepensioneerden die een maandelijks pensioen tussen 1150 en 1300 euro bruto ontvangen, heeft die verhoging, na betaling van de belasting echter eigenlijk een daling van het nettopensioen tot gevolg. Volgens de berekeningen, die door het ABVV werden gemaakt, zouden honderdduizenden mensen worden getroffen.

Het lijkt op zijn minst contradictorisch dat een maatregel die er bewust op gericht is de koopkracht op peil te houden, uiteindelijk leidt tot een daling van de koopkracht. Het gaat bovendien niet over een marginaal neveneffect. Heel wat gepensioneerden worden erdoor getroffen. Blijkbaar werden hieromtrent bij voorbaat beloftes gedaan binnen het tripartiete overleg, maar daarvan is volgens het ABVV niets terechtgekomen.

Ik had mijn vraag eerst tot de minister van Pensioenen gericht, maar nu blijkt dat dit dossier onder de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën valt.

Hoe kan het dat een verhoging van het brutopensioen uiteindelijk leidt tot een verlaging van het nettopensioen? Kan de minister dit alsnog rechtzetten? Wat gaat hij concreet doen?

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - De belastingdruk op pensioenen en vervangingsinkomsten wordt verlaagd door het verlenen van belastingverminderingen. De gewone belastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten volstaan niet om de belasting "lage vervangingsinkomsten" tot nul te herleiden. Een belastingplichtige waarvan het gezamenlijk belastbaar inkomen uitsluitend uit pensioenen en vervangingsinkomsten bestaat, wordt daarom een bijkomende vermindering verleend wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen niet meer bedraagt dan een bepaald referentie-inkomen. Die vermindering is gelijk aan de belasting die overblijft na toepassing van de gewone vermindering.

Wanneer het netto-inkomen meer bedraagt dan dat referentie-inkomen, wordt een bijkomende vermindering verleend die gelijk is aan het verschil tussen de belasting die overblijft na toepassing van de gewone vermindering, enerzijds, en het positieve verschil tussen het netto-inkomen en het referentie-inkomen, anderzijds.

De combinatie van de feitelijke belastingvrijstelling in artikel 154 en de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten en pensioenen leidt tot een belastingval. Het bedrag van de feitelijke belastingvrijstelling is door de jaren heen via welvaartsaanpassingen veel sneller gestegen dan de normale belastingverminderingen, die enkel werden geïndexeerd.

Wat de procedure betreft, werd bij het overleg met de sociale partners toegezegd het probleem te onderzoeken. Dat is ook gebeurd en mijn voorganger heeft de kern hierover een nota voorgelegd. Er is echter nooit beslist om de wet aan te passen. Zoals u weet heeft een aanpassing van de fiscale wetgeving steeds een aanzienlijke budgettaire impact. Mochten alle belastingvallen worden weggewerkt in het voordeel van de belastingplichtigen, zou dat voor het aanslagjaar 2013 652 miljoen euro kosten. Op het begrotingsconclaaf heeft, voor zover ik weet, geen enkele partij bij ter zake een voorstel ingediend.

Wat de kern van de zaak betreft, merk ik op dat de fiscale wetgeving niet recent is gewijzigd en dat het probleem dus al sinds jaren bestaat. Aan de oorsprong ligt een bijkomend belastingvoordeel dat enkel alleenstaande gepensioneerden of steuntrekkers genieten. Zij krijgen tot een bepaald inkomen een extra belastingvermindering die gehuwden niet krijgen.

Bij de combinatie van pensioen en nog een beperkt ander inkomen is er in die schijf zelfs sprake van een belastingval, omdat die extra belastingvermindering niet wordt toegepast. Zodra de belastingplichtige ook maar een miniem bedrag ander gezamenlijk belastbare inkomen heeft, zoals een onderhoudsuitkering, wordt geen bijkomende vermindering verleend, ook al ligt het inkomen van de belastingplichtige onder het referentie-inkomen.

Problemen zoals een belastingval kunnen we slechts oplossen wanneer we de extra belastingverminderingen voor zij die niet meer actief zijn ter discussie durven te stellen. De belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten verlaagt de belastingdruk op de lage pensioenen en de vervangingsinkomsten in belangrijke mate.

Er is geen vergelijkbare verlaging van de belastingdruk op lage inkomsten uit een beroepsactiviteit. Dat heeft tot gevolg dat, bij een nochtans vergelijkbare draagkracht, de belastingplichtigen met vervangingsinkomsten minder bijdragen dan de belastingplichtigen met een activiteitsinkomen. Een bijkomende vermindering doet het verschil nog toenemen.

Een en ander kan misschien aan bod komen wanneer de verenigde commissies binnenkort de belastinghervorming bespreken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor zijn antwoord, dat in mijn ogen alvast technisch correct is. Het is duidelijk dat het probleem helemaal niet nieuw is. Ik stel er de minister en zelfs zijn voorgangers, dan ook niet rechtstreeks verantwoordelijk voor.

Niettemin gaat het om een concreet probleem dat vele mensen treft die sowieso een niet al te hoog inkomen hebben. Het probleem rijst immers bij de gepensioneerden met een laag pensioen, tussen 1150 en 1300 euro bruto per maand. Ik ben van mening dat toch moet worden onderzocht of er in dit geval niet minstens voor kan worden gezorgd dat de maatregel niet tot een verlaging van het nettopensioen leidt.

Ik begrijp dat de belastingval niet alleen in dit dossier een probleem vormt en dat het volledig wegwerken ervan een zware ingreep is. De minister had het over een bedrag van 652 miljoen. Ik denk dat daarvoor geen ruimte is. Wel moet het mogelijk zijn de welvaartsaanpassing eenmalig niet door te voeren, maar te wachten tot de volgende welvaartsaanpassing. Het gelijktijdig gecumuleerd doorvoeren van die twee aanpassingen zou immers wel tot een verhoging van het netto-inkomen leiden.

Ik stel dus voor die verhoging van 5% nu niet toe te kennen. Die verhoging wel toekennen betekent immers enerzijds 5% geven, maar anderzijds 6% afnemen. Dat lijkt mij geen goede zaak. Hoewel ik besef dat het niet zo evident is om die 5% nu niet toe te kennen, moet er toch worden geprobeerd een oplossing te vinden voor de tienduizenden betrokken gepensioneerden die aldus hun nettopensioen zien dalen. Uitstel zou de regering alleszins niets kosten.

Ik vraag niet dat de minister vandaag al belooft de aanpassing uit te stellen, maar wel dat hij zich ertoe verbindt een en ander te onderzoeken.