5-1939/2

5-1939/2

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

21 MEI 2013


Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, en met de Notulen van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie, gedaan te Brussel op 2 maart 2012


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEREN MILLER EN VERSTREKEN


I. INLEIDING

De commissie heeft dit ontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 7, 14 en 21 mei 2013.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER KOEN GEENS, MINISTER VAN FINANCIËN

Het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie werd op 2 maart ondertekend door vijfentwintig lidstaten van de Europese Unie. Enkel het Verenigd Koninkrijk en de Tsjechische Republiek beslisten niet mee te ondertekenen.

Het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie omvat naast de preambule, zes titels betreffende :

— titel I : Doel en toepassingsgebied van het verdrag;

— titel II : Consistentie en verhouding tot het Unierecht;

— titel III : Begrotingspact;

— titel IV : Coördinatie van het economisch beleid en convergentie;

— titel V : Bestuur van de eurozone;

— titel VI : algemene bepalingen en slotbepalingen

Het Verdrag wil niet alleen de begrotingsdiscipline onder het motto van de stabiliteit aankaarten, maar ook de coördinatie van de economische beleidsmaatregelen versterken ter ondersteuning van de doelstellingen inzake duurzame groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en sociale samenhang.

Sinds de financiële crisis van 2008 overheerst de soevereine schuldencrisis binnen de eurozone de actualiteit in de Europese Unie. De gevolgen van deze crisis zijn duidelijk waarneembaar in de hele eurozone en zelfs daarbuiten. Om te voorkomen dat de crisis zou uitdijen, hebben de Europese Unie en de lidstaten van de eurozone verschillende instrumenten in het leven geroepen om aan de landen in moeilijkheden financiële steun te verlenen, om het economisch bestuur binnen de economische en monetaire unie te versterken en om groei en werkgelegenheid te bevorderen.

Eerst richtte de Raad van de Europese Unie de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF) op. Vervolgens werd het permanente Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) ingesteld. Deze verschillende mechanismen komen niet alleen tegemoet aan de vereiste inzake budgettaire verantwoordelijkheid maar zijn ook een uiting van de solidariteit tussen de lidstaten.

Tegelijkertijd nam de Europese Unie ook een pakket maatregelen ter versterking van het economisch bestuur aan. Deze wetgevende maatregelen, bekend als « six pack », verankeren het Stabiliteits- en Groeipact en zorgen voor een versterkte controle inzake begrotingsdiscipline bij de lidstaten door middel van preventieve en corrigerende maatregelen.

Uitgaand van de vaststelling dat de buitensporigtekortprocedures waarin het Verdrag van Maastricht voorziet, ontoereikend waren om de soevereine schuldencrisis te voorkomen, rees de vraag om de bestaande procedures aan te passen.

Alleen een herziening van de verdragen kon hierbij een oplossing bieden. Een dergelijke herziening vereiste echter de instemming van alle lidstaten. Op de Europese Raad van 9 december 2011 bleek al snel dat het Verenigd Koninkrijk niet met deze herziening kon instemmen.

Er werd dan ook gekozen voor een intergouvernementeel verdrag dat zou gesloten worden door de zeventien lidstaten van de eurozone en waarbij de andere lidstaten partij konden worden.

Het Verdrag huldigt de « Gouden regel » te weten de begrotingen van de partijen moeten in evenwicht zijn of een overschot vertonen. Dit beginsel wordt geacht verwezenlijkt te zijn wanneer het structureel begrotingsevenwicht overeenstemt met de doelstelling op middellange termijn zoals vastgelegd in het stabiliteits- en groeipact, zijnde een jaarlijks structureel tekort van maximum 0,5 % van het BBP. De partijen gaan ook de verbintenis aan een snelle convergentie naar hun respectieve middellange termijn-doelstelling na te streven. In uitzonderlijke omstandigheden is een tijdelijke afwijking toegestaan. In geval van een significante afwijking, moet een automatisch correctiemechanisme worden ingesteld.

Deze regels moeten in het nationaal recht van de partijen worden toegepast, bij voorkeur op grondwettelijk of overeenkomstig niveau en dit binnen een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag, een periode die op 1 januari 2013 ingegaan is. Het Hof van Justitie zal bevoegd zijn om de omzetting van deze regels in de nationale rechtsorde van de lidstaten te controleren.

De partijen verbinden zich verder ertoe de schuld, als benchmark, met gemiddeld een twintigste per jaar te verlagen, overeenkomstig de Europese wetgeving (six pack).

De partijen die zich in een buitensporigtekortprocedure bevinden moeten een budgettair en economisch partnerschap instellen dat aan de Commissie en de Raad ter goedkeuring wordt voorgelegd. De verdragsluitende partijen van de eurozone gaan de verbintenis aan, de aanbevelingen en voorstellen die de Commissie in het kader van de buitensporigtekortprocedure op basis van het tekortcriterium formuleert, te steunen tenzij een gekwalificeerde meerderheid zich daartegen verzet. Een voorstel om een soortgelijke verbintenis aan te gaan in geval van niet-naleving van het schuldcriterium haalde het niet.

De verdragsluitende partijen gaan de verbintenis aan gezamenlijk te werken aan een economisch beleid dat de groei ten goede komt. Daartoe nemen ze alle nodige maatregelen op de terreinen die van essentieel belang zijn voor de goede werking van de eurozone, teneinde het concurrentievermogen te stimuleren, de werkgelegenheid te bevorderen, bij te dragen tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de financiële stabiliteit te versterken. Zo nodig, wordt in het verlengde hiervan teruggegrepen naar de instrumenten van versterkte samenwerking waarin de Europese verdragen voorzien.

Het Verdrag treedt in werking zodra twaalf lidstaten van de eurozone het Verdrag hebben bekrachtigd; het was de bedoeling dit aantal voor 1 januari 2013 bijeen te krijgen en dit streefdoel is ook aldus behaald. In een considerans wordt gesteld dat een lidstaat die het Verdrag tegen 1 maart 2013 niet heeft ondertekend of die de regels inzake begrotingsevenwicht zoals bedoeld in artikel 3 niet binnen de vooropgestelde termijn heeft omgezet, geen aanspraak meer kan maken op financiële steun in het kader van het Europees stabiliteitsmechanisme.

Een slotbepaling van het Verdrag voorziet in de mogelijkheid tot toetreding van het Verenigd Koninkrijk en de Tsjechische Republiek. Een andere bepaling stelt dat binnen een termijn van maximum vijf jaar een initiatief zal worden genomen om het Verdrag in de Europese verdragen te integreren.

III. BESPREKING

De heer Mahoux meent dat het verdrag grotendeels overneemt wat reeds met instemming van het Europees parlement werd besloten, met name via het Six pack en het Two pack. In het Europees Parlement waren de stemmingen trouwens niet altijd eenduidig.

Van de acht maatregelen zijn er zeven die Europese verordeningen betreffen, en waarover geen enkele discussie mogelijk is. Deze maatregelen moeten worden uitgevoerd zoals zij in het Europees Parlement zijn aangenomen.

De achtste maatregel is een richtlijn, die in Belgisch recht moet worden omgezet.

Deze bespreking betreft de bekrachtiging van het verdrag.

In dit verband verklaart spreker dat wat er niet in het verdrag staat misschien belangrijker is dan wat er wel in staat, wat wellicht een groot deel van de ontevredenheid verklaart, die de fractie van spreker deelt.

Een duidelijke regel is dat wanneer de regering een verdrag ondertekent, het Parlement dit alleen kan goedkeuren of verwerpen zonder iets aan de inhoud te kunnen wijzigen.

Spreker benadrukt dat zodra de regering dit verdrag goedkeurt, de wetgever het in Belgisch recht moet omzetten.

De kritiek van de bevolking slaat onder meer op de falende aanpak van de groeiproblematiek en de ambitieuze sociale en milieuregels op Europees vlak.

De fractie van spreker zal voor het ontwerp stemmen, maar hij dringt er sterk op aan dat de omzetting in Belgisch recht uitvoerig wordt besproken. Het Parlement kan op dit ogenblik invloed uitoefenen op de inhoud van de tekst die het Europees verdrag omzet.

De Belgische wetgever bevindt zich dan niet meer in een positie van « alles of niets », waarbij hij alleen maar kan goedkeuren of verwerpen, maar hij beschikt over een zekere bewegingsvrijheid.

Sprekers fractie vindt dat er dan een brede overlegronde moet worden gehouden met financiële verantwoordelijken (financiële organisaties, Nationale Bank, economisten, ...), maar ook en vooral met sociale partners, in het bijzonder de vakbonden die kunnen wijzen op de fundamentele aspecten die aan bod moeten komen in de teksten die het verdrag omzetten.

De minister heeft aangegeven welke landen het verdrag reeds bekrachtigd hebben, en welke niet. Spreker herinnert aan het risico dat men loopt als het voorliggende ontwerp niet wordt aangenomen, en de regering het verdrag niet kan bekrachtigen.

Het recente verleden toont aan dat het beleid van onze regering, en in het algemeen de inspanningen die geleverd zijn om te voldoen aan de regels van degelijk begrotingsbeheer, een verlaging van de schuldenlast met zich mee hebben gebracht.

Onlangs heeft de minister van Financiën, in aanwezigheid van de eerste minister en andere regeringsleden, aangegeven welke de werkelijke gevolgen zijn, ook voor de begroting, van de verlaagde intrestvoet die wij betalen, gelet op een jaarlijkse hernieuwing van de schuld van 30 à 40 miljard.

Omdat de begrotingsproblematiek nog steeds actueel is, is het belangrijk dat deze verlaagde schuldenlast blijft duren.

Niettemin bevat het verdrag niet alle aspecten die spreker en zijn fractie erin willen zien.

Weliswaar voorziet het in een betere coördinatie van het economisch beleid op het niveau van de Europese Unie, een doelstelling waar sprekers fractie achter stond.

Een aanpak waarbij men ervan uitgaat dat de begroting alle problemen zou regelen, is echter vanzelfsprekend ontoereikend.

Ondanks de aanpassingen die onze regering, maar ook de Franse regering, hebben aangebracht op Europees vlak, zijn er niet genoeg bepalingen die zowel de groei als de coördinatie van het sociale en het milieubeleid betreffen.

Om deze redenen zal sprekers fractie het ontwerp goedkeuren, maar zij dringt erop aan dat hoorzittingen worden gehouden wanneer dat nodig zal zijn, met andere woorden wanneer de omzetting van het verdrag in Belgisch recht wordt besproken, wat niet lang meer zal duren.

De heer Anciaux wenst uitdrukkelijk hoorzittingen over deze aangelegenheid. Het verdrag is zeer ingrijpend en er moet een grondig maatschappelijk debat gevoerd kunnen worden. Wanneer deze hoorzittingen dienen georganiseerd te worden is voor de heer Anciaux minder essentieel, liefst nu bij de behandeling van het verdrag, maar hij kan zich ook verzoenen met hoorzittingen op het ogenblik van de omzetting van de verdragsbepalingen in het Belgisch recht. Er dient dan wel een zekerheid te bestaan dat er op dat ogenblik hoorzittingen worden georganiseerd met de sociale partners en internationale experten op het vlak van economisch en financieel recht.

De Europese commissie krijgt verregaande bevoegdheden om in te grijpen op de financiële huishouding van ons land en er moet dan ook een effectieve democratische controle zijn op Europees vlak.

De financiële en economische crisis waarin de Europese Unie zich vandaag bevindt werd in grote mate veroorzaakt door ondoordachte speculatie van de banken die niet bepaald in het belang was van de spaarders. De Staat heeft de financiële wereld geholpen en moet nu zelf ook zwaar besparen. Dit is ook noodzakelijk, wil men de komende generaties niet opzadelen met schulden. Er moet een permanent besparings- en bezuinigingsbeleid worden gevoerd totdat de verdragsnormen worden gehaald. Nu beloopt de schuld nog 100 % van het Bruto Binnenlands Product(BBP). Dit moet gereduceerd worden tot 60 % van het BBP en er moet du 40 % van het BBP worden bespaard wat neerkomt op 40 % van 360 miljard euro, zo'n 144 miljard euro. De schuld moet op twintig jaar worden aangezuiverd à rato van 7 miljard per jaar. Dit is een zware opgave want in tijden van zware economische en financiële crisis moet er ook ruimte zijn voor investering. Is dit mogelijk binnen het verdrag ? Tot op heden heeft het saneringsbeleid van ons land nog niet tot sociale drama's geleid zoals in Griekenland, Italië en Spanje het geval is en dit verdrag mag dan ook niet hiertoe aanleiding geven. Men mag niet alles herleiden tot financiële en economische normen, maar men moet ook een anti-armoede en een duurzaam sociaal-economisch beleid voeren en daar is in het verdrag geen sprake van. Heeft men daarvoor ruimte gelaten ?

De heer De Groote vindt dat dit verdrag kan leiden tot meer budgettaire discipline. De huidige crisis heeft aan het licht gebracht dat veel overheden behoorlijk wat geld hebben uitgegeven zonder eigenlijk de economisch evolutie in het oog te hebben gehouden. De Europese solidariteit via het Europees Noodfonds is niet grenzeloos en kan alleen via meer responsabilisering van alle overheden zowel binnen Europa als in België zelf. De lidstaten en ook de deelstaten moeten vanuit het oogpunt van het subsidiariteitsprincipe op een autonome manier blijven instaan voor hun budgettair beleid. De federale overheid mag dit debat niet aangrijpen om de greep op de federale deelstaten te vergroten.

Er is ook nog onduidelijkheid over bijvoorbeeld de bepalingen van het snel convergeren op middellange termijn, de concrete implementatie van het automatisch correctiemechanisme en de rol die het Hof van Justitie kan spelen bij het afdwingen van dit intergouvernementeel verdrag.

Er moet tussen de verschillende overheden in ons land een akkoord komen over de verdeling en de betaling van een Europese boete. Er bestaat een vaste verdeelsleutel tussen de federale overheid en de deelstaten. Spreker is echter voorstander van het principe « de veroorzaker betaalt », waarbij bijvoorbeeld de gemeenschappen moeten aansprakelijk worden gesteld voor aangelegenheden die binnen hun bevoegdheid vallen.

Bij de ondertekening van het Verdrag van Lissabon werd voorgesteld dat ons land een verklaring zou ondertekenen waarbij werd gesteld dat het Nationaal Parlement ook deelstaatsparlementen omvat, die nog op gelijke voet staan met het Federale Parlement. Is een dergelijke verklaring ook toegevoegd aan dit verdrag ?

Volgens de heer De Gucht is dit een belangrijk Verdrag voor het realiseren van de broodnodige begrotingsdiscipline met controlemechanismen ter ondersteuning. De coördinatie van het economisch beleid vanuit de Europese Unie is eveneens één van de centrale thema's. Dit is de beste manier om protectionisme tegen te gaan, wat voor een open economie als België nefast zou zijn. Onder druk van ons land, werden er ook aandacht geschonken aan duurzame groei en sociale cohesie.

Men moet niet blind, maar wijs besparen en investeren in sectoren met toekomst. Men moet echter ook vaststellen dat de Europese Unie kampt met een democratisch deficit omdat de burger nog weinig vertrouwen heeft. De Europese Unie voert dan ook een campagne « 2013, Europees Jaar van de Burger » zodat de burger zou begrijpen dat de Europese Unie een directe gunstige invloed heeft op zowel sociale, economische, financiële als culturele aspecten van het leven.

Mevrouw Matz wijst op het grote belang van deze tekst. Het zou jammer zijn als het debat zich louter zou toespitsen op verklaringen voor of tegen bezuinigingen.

Niemand is voor besparingen, maar wij weten ook dat de Staat geen schulden kan blijven maken en dat tekorten dus absoluut moeten verminderen.

Men heeft teveel de neiging gehad om alleen de aspecten met betrekking tot bezuinigingen in beschouwing te nemen.

Het verdrag niet goedkeuren, zou neerkomen op zelfsabotage. Enerzijds zou dit de inwerkingtreding ervan niet verhinderen, aangezien twaalf landen het al bekrachtigd hebben, en anderzijds zou België in geval van financiële crisis geen toegang hebben tot het Europees stabiliteitsmechanisme, dat als enige een financiering aan een redelijke intrestvoet kan waarborgen.

Al is het nut van het begrotingsverdrag voor discussie vatbaar, het is de prijs voor het beschermingsmechanisme dat het stabiliteitspact invoert.

Men mag zich niet van doel vergissen. De strijd tegen bezuinigingen, voor groei en voor werkgelegenheid voert men niet door het verdrag te verwerpen, maar door te pleiten voor meer politieke integratie binnen de Eurozone.

De bespreking die de commissie ten gronde moet voeren, gaat ook niet over procedures.

Na de Duitse verkiezingen in september moet men een politiek alternatief bieden voor deze Duitse strategie. Zij rekent op een combinatie van begrotingsdiscipline en loonmatiging om de groei te herstellen door een verlaging van de tekorten en een betere competitiviteit voor de export, en het een voor een afbouwen van de staatsschulden.

In werkelijkheid zal Europa pas weer groei kennen als de begrotingsdiscipline op lange termijn gepaard gaat met een samenvoeging van de staatsschulden die het risico op extreme spreads van de intrestvoeten definitief uit de weg zou ruimen. Daarvoor moet de Eurozone, net als de Verenigde Staten en China, als een politieke unie optreden. Een bankunie, een sterke federale begroting, sociale en fiscale convergentie moeten de eenheidsmunt aanvullen en evenwichtig maken. Deze federale begroting zou met eigen middelen worden gefinancierd (belasten van transnationale ondernemingen en van financiële activa wegens hun mobiliteit). Deze federale Europese begroting moet zaken van Europees belang financieren (uitgaven van gemeenschappelijk belang, defensie, programma's van fundamenteel onderzoek en interconnectie van grote netten van energievervoer en informatica, ...).

We weten dat we Duitsland en Frankrijk moeten overtuigen. Als men vasthoudt aan de huidige intergouvernementele Eurozone lijkt dit grote project onhaalbaar. Als men de burgers echter mobiliseert voor een politiek geïntegreerde Eurozone, is het mogelijk een democratische dynamiek op gang te brengen. In feite is er volgens spreekster geen andere optie voor 2014 dan deze verdere integratie binnen de Eurozone. Dan zal men pas echt kunnen spreken over groei en werkgelegenheid in Europa.

Spreekster stelt vast dat men ook veel aandacht schenkt aan het opnemen in de teksten van een aantal verklaringen die alleen maar bevestigen wat alle democratische partijen willen, met name groei en werkgelegenheid. Natuurlijk moet Europa ook zorgen voor groei en werkgelegenheid, maar dat kan alleen als men de schulden samenvoegt. Momenteel zijn er immers te grote verschillen tussen lidstaten, zodat sommige zich tegenover andere in een moeilijke positie bevinden. Maar daarvan moet Duitsland worden overtuigd. Spreekster hoopt dat de minister in die zin handelt, en dat hij dit Europees project voorstaat, ook na dit verdrag dat enigszins als een schrikbeeld wordt beschouwd, maar dat vele andere uitdagingen bevat dan de bezuinigingen.

De heer Hellings wenst eerst en vooral een vraag te stellen over de « Six pack ». Van de zes bestanddelen ervan, zijn de eerste vijf verordeningen die onmiddellijk van toepassing zijn, en is het zesde richtlijn 2011/85, die naar Belgisch recht moet worden omgezet. Ze legt precies de nationale budgettaire omkadering vast. Bij hun omzetting naar hun nationaal recht, moeten de lidstaten kencijfers vaststellen, die dan weer de afwijkende clausules bepalen waarop men een beroep kan doen bij een begrotingsoverschrijding.

Waarom wordt de wet waarin de richtlijn naar Belgisch recht wordt omgezet niet tegelijk met het verdrag ingediend, aangezien het in beide gevallen om een potentieel begrotingstekort gaat ? Wanneer wordt het wetsontwerp houdende omzetting ingediend ?

Het verdrag in het algemeen en artikel 3 in het bijzonder zijn de uitdrukking van een ideologie die zowat overal triomfeert, het neoliberalisme. Het uitgangspunt ervan is het postulaat, dat volgens de ecologisten fout is, dat te hoge tekorten de huidige crisis hebben veroorzaakt.

De ervaring van alle lidstaten van de Europese Unie bij het beheer van de crisis sinds 2008 toont aan dat het niet de tekorten zijn die de crisis hebben veroorzaakt waarin we vandaag wegzinken, maar wel de maatregelen om ze te verminderen.

Men moet in deze toestand een aantal investeringen handhaven die belangrijk zijn voor de toekomst en die de crisis verhindert.

In het meerjarig saneringsplan 2012-2016, dat de regering aan de Commissie heeft voorgelegd, heeft men steeds voor de hardste lijn gekozen. De Hoge Raad voor de Financiën stelde twee oplossingen voor, en er is gekozen voor het traject dat snel overschotten opleverde, ten koste van de economische ontwikkeling.

Dat heeft een heel duidelijke impact op de recente regeringsmaatregelen : afschaffing van de pro Deo advocaten, afschaffing van belastingaftrek voor energiebesparende uitgaven, degressieve werkloosheidsuitkeringen. Dit zijn stuk voor stuk gevolgen van de uiterst harde politieke keuzes op Europees niveau.

Die keuzes werden gemaakt terwijl het verdrag nog steeds niet van toepassing is en het dus niet verplicht tot de keuze voor een zo hard begrotingstraject.

Hoewel de doelstelling het verminderen van ons tekort is, haalt het snoeiwerk in de begroting, waartoe vandaag is beslist en dat verder gaat dan het « Six pack » en het toekomstig omgezet verdrag, niet eens de doelstelling van de schuldvermindering. De lentevooruitzichten van de Commissie voor België in 2013 en 2014 wijzen volgens de wiskundige modellen opnieuw op een schuldgraad die hoger is dan 100 % van het BBP.

De ideologische keuze die in dat verdrag gemaakt wordt, kan dus voor de ecologisten geen samenlevingsproject zijn.

Zij menen dan ook dat dit verdrag minstens moet worden omkaderd. Er zijn mogelijkheden, aangezien het verdrag vaag blijft betreffende een aantal definities die het voorstelt.

Dat geldt bijvoorbeeld voor artikel 3, waarin sprake is van « uitzonderlijke omstandigheden » waaronder een afwijking van de gouden regel die het verdrag oplegt, kan worden verantwoord. Die uitzonderlijke omstandigheden moeten minstens door de regering nader worden omschreven in de memorie van toelichting van de instemmingswet.

Dit is niet onbeduidend. Het vaststellen door de Commissie van een drastische vermindering van de economische activiteit kan bijvoorbeeld een van de gegevens zijn die de regering in die memorie van toelichting omschrijft als een « uitzonderlijke omstandigheid ».

Een tweede concept dat moet worden gedefinieerd, is dat van het structureel tekort. De Commissie zelf kon geen antwoord geven aan Europese Parlementsleden van de fractie van de Groenen in het Europees Parlement, die gevraagd hadden of uitgaven voor werkloosheid dienden te worden beschouwd als een deel van het structureel tekort. Ook dat is voor de Belgische Staat een gelegenheid om (met zijn Europese partners) zijn interpretatie te geven van een begrip dat niet nauwkeurig gedefinieerd is.

Een derde punt betreft het automatisch correctiemechanisme, dat weliswaar in het verdrag bepaald wordt, maar niet nauwkeurig. Behelst dat mechanisme alleen de uitgaven, met alle gevolgen van dien op begrotingsniveau, in het bijzonder voor de armsten ? Kan het ook de ontvangsten behelzen ? Kan de regering, wanneer een automatisch correctiemechanisme in werking treedt, beslissen zowel aan de ontvangsten als aan de uitgaven te sleutelen, een beetje naar het voorbeeld van de begrotingsaanpassingen van de Amerikaanse federale regering ? Men ziet daar dat de Staat prioriteiten in acht neemt bij het zoeken naar middelen.

Gezien de onnauwkeurigheid van het verdrag over die thema's, had de regering prioriteiten kunnen vaststellen en een aantal sectoren buiten schot kunnen houden. De fractie van spreker denkt bijvoorbeeld aan de sectoren onderzoek, onderwijs, gezondheid, milieu en alle economische sectoren die werkgelegenheid opleveren.

Waarom moeten we die concepten nu definiëren ? Omdat er vandaag een ideologische veldslag gehouden wordt. Een aantal lidstaten van de Europese Unie, zoals Duitsland, zijn onvoorwaardelijke voorstanders van soberheid. Andere Staten, die verstrikt zitten in de economische problemen, zullen echter pogen de strijd met die ideologie aan te gaan. Indien de Belgische federale regering vandaag beslist in haar instemmingswet een aantal concepten nader te bepalen, dan worden dat hefbomen om de Europese Commissie, maar ook de Raad, van koers te doen veranderen in de richting van een relancebeleid dat werkelijk zinvol is. Om die strijd te winnen moet men gebruik maken van de kleinste zwakke plek.

Spreker denkt ook dat de gouden begrotingsregel zin heeft. Het zou misdadig zijn een ondraaglijk hoge schuld op de schouders van de toekomstige generaties te laden. Maar in een economisch beleid met oog voor een toekomst voor die generaties, moet men ook voorkomen dat de ecologische schuld en de sociale schuld hoger worden.

Welnu, spreker meent dat de « begrotingswaan » van de dag belet om een beleid te voeren waardoor het groeien van die milieu- en sociale sneeuwbal kan worden voorkomen.

De Europese Unie en haar lidstaten zijn een aantal engagementen aangegaan via het EU 20-20-project. Dat was geen begrotingsproject.

Voorliggend verdrag heeft uitsluitend begrotingsdoelstellingen. Hoe kan men de doelstellingen van EU 20-20 handhaven (verhoging van de werkgelegenheidsgraad van de 24-64-jarigen tot 73 %, vermindering van de CO2-uitstoot met 30 % in vergelijking met 1990, verbetering van de energie-efficiëntie, een hoger aantal gediplomeerden uit het secundair onderwijs) in het begrotingskeurslijf dat het stabiliteitsverdrag oplegt ? Wat denkt de minister daarover ?

Het lijkt tegenstrijdig. Daarom moeten de intenties van de federale regering ten opzichte van de positieve doelstellingen van EU 20-20 worden gepreciseerd.

Het is ten slotte belangrijk dat zoveel mogelijk mensen bij het beslissingsproces betrokken worden. Het begrotingsverdrag heeft als nadeel dat het de burgers nog meer afzijdig houdt van de Europese uitdagingen.

Ook moet dat verdrag — en de regering moet zich daartoe engageren — grondig worden geëvalueerd met betrekking tot zijn sociale gevolgen en zijn gevolgen voor het milieu, hoewel een evaluatie vooraf beter was geweest. Om al deze redenen zal sprekers fractie de instemmingswet niet goedkeuren.

Mevrouw Matz herinnert eraan dat commissaris Olli Rehn Frankrijk, Spanje en Nederland onlangs meer tijd heeft gegeven om het tekort te verlagen tot minder dan 3 %, mits er een programma van structurele hervormingen komt. Spreekster vraagt hoe die gunst wordt verantwoord en hoe het met België zit.

De heer Miller wenst eerst en vooral meer uitleg over het feit dat die ratificatie voor België zo laat komt. Het verdrag werd ondertekend op 2 maart 2012 en had tegen 1 januari 2013 geratificeerd moeten worden. Op 7 maart 2013 was Zweden het laatste land dat zijn verplichtingen had vervuld; negentien van de vijfentwintig lidstaten die het verdrag ondertekend hadden, waaronder dertien Staten van de zeventien van de Eurozone, hadden het verdrag reeds ondertekend. Welke problemen zijn er in de herfst gerezen tussen de Federale Staat en de deelstaten ? Het antwoord interesseert spreker, in zijn hoedanigheid van senator en Waals parlementslid, zeer.

De begroting die de federale regering indient moet stringent zijn, niet wegens de verplichtingen van het verdrag, maar wegens de toestand van onze overheidsfinanciën. Dat geldt voor alle regeringen van dit land, voor de huidige meerderheden en voor die welke in 2014 uit de stembussen zullen komen. De overheidsuitgaven laten oplopen is een dwaasheid en een handicap voor het optreden van de overheid.

Spreker verwijst hierbij naar het interview van minister Labille in Le Soir van 14 mei jongstleden, die het over een « logique budgétaire de mort » heeft. Hij verklaart dat die logica wordt opgelegd door het Europese begrotingstraject.

In dit artikel, verantwoordt de heer Labille verantwoordt zijn woorden als volgt : « Quand je parle de logique budgétaire de mort, je me réfère à Hannah Arendt et ses pulsions de mort du capitalisme ». Er is inderdaad onlangs een film over Hannah Arendt uitgekomen, maar men moet niet alles geloven wat in de bioscoop verteld wordt... Een Staat is geen kapitalistische onderneming, maar heeft zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn burgers. Spreker vindt de woorden van minister Labille dus wat kort door de bocht.

Tevens moet het begrotingsverdrag worden beschouwd als een van de stukken van een reusachtige puzzel, die een antwoord moet bieden op de crisis die de Europese landen sinds 2008 doormaken.

In tegenstelling tot wat men vaak hoort, is het Stabiliteitspact niet het enige perspectief van Europa, dat ons nationaal beleid zou inperken. Via de begroting van de Europese Unie hebben we het ook over de verdediging van onze landbouwers, het regionale beleid ter zake...

We moeten dus verder gaan met dat project, waarover we in de commissie ook praten naar aanleiding van het voorstel van resolutie van mevrouw Arena over de herindustrialiseringsplannen van de Europese Unie (stuk Senaat, nr. 5-1950/1).

Een essentieel punt is artikel 13 van het Verdrag, dat voorziet in de organisatie van een interparlementaire conferentie. Spreker heeft daarover een voorstel van resolutie (stuk Senaat, nr. 5-1988/1) ingediend, dat strekt om de tenuitvoerlegging van dat artikel te steunen, niet alleen met betrekking tot het Europees Parlement, maar ook tot het Federaal Parlement en, aangezien de bevoegdheid voor economie bij de gewesten ligt, tot de Gewestparlementen. Het is een belangrijk bestanddeel van het verdrag, dat via de Parlementen een democratisch debat mogelijk maakt.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie krijgt de bevoegdheid kennis te nemen van het niet-omzetten in het nationaal recht van de clausules van het verdrag. Er moet worden toegezien op het invoeren van de gouden regel, hetzij in de Grondwet, hetzij in een bijzondere wet. Dat moet uiterlijk op 1 januari 2014 gebeurd zijn. Spreker wil enige informatie over de regeringsplannen, in de wetenschap dat er financiële sancties vooropgesteld zijn.

Een ander aandachtspunt betreft artikel 3, dat stipuleert dat elke Staat een automatisch genoemd correctiemechanisme tegen ontsporingen moet voorzien. Het eist ook dat onafhankelijke instellingen op nationaal niveau worden aangewezen om op de toepassing en de eerbiediging van de regel van het begrotingsevenwicht toe te zien. De MR-fractie verwacht daarover van de minister nadere informatie.

De heer Verstreken merkt dat de deelstaten ertoe verbonden zijn, niet alleen maatregelen te nemen om de begrotingsdiscipline na te leven maar ook om de coördinatie te versterken met het oog op groei, werkgelegenheid —, concurrentievermogen en sociale samenhang. Men heeft hier te maken met een intergouvernementeel verdrag omdat een herziening van de Europese verdragen niet mogelijk was onder andere door de houding van het Verenigd Koninkrijk. Ontstaat aldus niet het gevaar dat men een Europa krijgt met twee snelheden en wordt de cohesie binnen de Europese Unie niet ondergraven ? Hoe kunnen trouwens de lidstaten gesanctioneerd worden voor het niet nakomen van afspraken ? Hoe regelt Spanje het toezicht op de verantwoordelijkheden van haar deelstaten voor het tot stand brengen van budgettaire evenwichten en kan dit worden afgedwongen ? Welke rol speelt het Europees Hof van Justitie ? Het Vlaams Parlement heeft de toestemmingsprocedure reeds beëindigd maar wat is de stand in de andere deelparlementen ?

Als reactie op de heer Miller benadrukt de heer Mahoux met betrekking tot de toepassing van artikel 13, dat het de parlementen zijn die hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. We hebben de gelegenheid gekregen om te discussiëren en voorstellen te formuleren in verband met de structurering van wat artikel 13 voorstelt, zowel op het niveau van de interparlementaire contacten op Europees vlak (COSAC), als in Cyprus tijdens de vergaderingen van de voorzitters van de assemblees. Één van de werkhypotheses was dat de aansluiting — aangezien de discussie met het Europees Parlement erg belangrijk was — zou kunnen gebeuren naar het model dat gebruikt wordt voor de Europese structuur inzake het Europese defensiebeleid. Er is een tweevoudig doel : geen bijkomende structuur creëren en ervoor zorgen dat artikel 13 wordt toegepast en dat de nationale parlementen in samenwerking met het Europees Parlement kunnen optreden.

De minister antwoordt dat de Europese Unie bezig is met het opzetten van de twee laatste van de drie pijlers die nodig zijn om tot een Europese convergentie te komen. Een monetaire unie betekent dat er convergentie moet zijn op twee andere niveaus : een budgetair beleid en een politiek beleid. Op dit moment is er een centraal Europees monetair beleid.

In het verleden was het monetair beleid een binnenlandse aangelegenheid, wat tot devaluatie van de nationale munt kon leiden bij een regeringscrisis. Men kan de Europese Unie dus niet verwijten dat ze instabiliteit veroorzaakt. Het begrotings- en monetair beleid maken de Europese burger niet echt enthousiast.

Het stabiliteitsprogramma 2013-2015 dat de regering heeft uitgewerkt in overleg met de gewesten en de gemeenschappen, werd aan de Europese Commissie voorgelegd. Het gaat in de richting van het striktste scenario van de Hoge Raad voor financiën om het gebrek aan vooruitgang in het verleden op te vangen, aangezien de regering van 2010 tot 2012 alleen lopende zaken behandelde. België heeft een goede internationale reputatie in de internationale economie, wat betekent dat ons land een vrij lage rentevoet kan krijgen op de lineaire obligaties op tien jaar.

Ons land kan de prijzen niet meer beïnvloeden door een nationaal monetair beleid te voeren en door bijvoorbeeld een devaluatie van de nationale munt door te voeren om onze prijzen op de internationale markt te doen dalen. België kan ook de rentevoeten niet beïnvloeden. Ons land is afhankelijk van het monetair beleid van de Europese Unie en de Europese Centrale Bank.

Onze prijzen hangen vooral af van onze concurrentiekracht ten opzichte van de andere lidstaten. De Europese Unie moedigt ons aan om onze groei en onze positie op de internationale markt te versterken, door maatregelen op het vlak van het beleid inzake onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, tijdelijke tewerkstelling, stage, werkgelegenheid en werkloosheid voor jongeren, allemaal materies waarvan veel aspecten onder de bevoegdheid vallen van de gewesten en de gemeenschappen, maar ook meer bepaald op het vlak van ons loonbeleid.

De Belgische budgettaire politiek steunt op een stevige gemeenschappelijke monetaire politiek en zal meer en meer worden aangevuld met een derde pijler namelijk de gezamenlijke groei en met de gezamenlijke concurrentiekracht van de Europese Unie.

De minister is volledig akkoord om hoorzittingen te organiseren op het ogenblik van de omzetting van de verdragsbepalingen in het Belgisch recht.

Het verdrag is verder gericht op het reduceren van het democratisch deficit. Er wordt aan ons land gevraagd een aantal regels in het nationaal recht om te zetten zoals de Golden Rule.

Het verdrag is een stap naar en duurzame oplossing van de Sovereign Debt Crisis. Begrotingsdiscipline hangt er nauw samen mee alsook de solidariteitsinspanningen om lidstaten in moeilijkheden te helpen.

Een groot gedeelte van de verdragsbepalingen bestaat al binnen de akkoorden en wetgeving van de Europese Unie. Het gaat meer bepaald over het Stabiliteits- en Groeipact en de zes Europese verordeningen of de zogenaamde « Six-Pack » wetgeving uit 2011. De verdragsbepalingen zullen echter omgezet worden in het intern rechtssysteem van de verdragspartijen.

Onze staatsschuld bedraagt op dit moment zo'n 100 % van het Bruto Nationaal Product. Het is juist dat de Europese Commissie onze schuld voor 2013 wat hoger inschat omdat ze denkt dat onze economische groei lager zal liggen waardoor onze inkomsten zullen teruglopen. Door het verkopen van activa van de Staat ten bedrage van 1 miljard euro en door een optimaal schuldbeheer zal getracht worden de staatschuld terug te brengen tot minder dan 100 % van het BNP, zoals beloofd aan de Europese Unie. Zelfs volgens de meest pessimistische voorspellingen, zou onze economie in 2014 met 1 % groeien.

De heer Hellings meent dat dit verdrag onevenwichtig is. Het klopt dat het budgettair sneeuwbaleffect moet worden bedwongen op lange termijn, maar dat geldt ook voor het milieu en de sociale problematiek. Groot-Brittannië en Tsjechië zullen dit verdrag niet ratificeren. De Britse economie is veel meer ontwikkeld dan de onze, maar de Tsjechische economie is vergelijkbaar met de onze en Tsjechië heeft ook een goede internationale reputatie. Dus wat België betreft, doet het argument betreffende de reputatie niet echt ter zake.

Mevrouw Matz wil weten of de minister initiatieven heeft genomen om het debat te heropenen over de onderlinge verdeling van de schulden binnen de Eurozone.

De heer Anciaux stemt ermee in om de hoorzittingen te laten doorgaan op het ogenblik van de omzetting van de verdragsbepalingen in het Belgisch recht. In deze interne Belgische context, kan men naast de budgettaire norm, ook de normen inzake sociale bescherming en duurzaamheid in de wetgeving verwerken zonder afbreuk te doen aan de verdragsbepalingen ? Wat is de visie van de minister hierop ?

De minister verwijst naar artikel 6 van het verdrag, waarin bepaald wordt : « Artikel 6. Met het oog op een betere coördinatie van de planning van de uitgifte van nationaal schuldpapier, melden de verdragsluitende partijen hun plannen tot uitgifte van nationaal schuldpapier vooraf aan de Raad van de Europese Unie en aan de Europese Commissie. » (stuk Senaat, nr. 5-1939/1, blz. 34).

Dit artikel 6 geeft echter geen rechtsbasis voor de verdeling van de schuldenlast (mutualiseren van de schuld) maar is wel een eerste stap in die richting (stuk Senaat, nr. 5-1939/1, blz. 17).

De minister zal er op toezien dat er hoorzittingen kunnen tot stand komen op het ogenblik van de omzetting van de verdragsbepalingen in het Belgisch recht.

Spreker vermeldt een recent voorstel van de heer Jean-Claude Trichet, voormalig voorzitter van Europese Centrale Bank waarin hij suggereert de boetes voor de lidstaten die de begrotingsdiscipline niet volgen, af te schaffen.

De heer Trichet stelt voor om te evolueren naar « une fédération économique et budgétaire européenne par exception ». De Europese Commissie zou dan economische en budgettaire maatregelen voorstellen gericht op de sanering van de begroting van de betrokken Lidstaat. Deze worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Europese Raad van regeringsleiders en Staatshoofden en vervolgens moeten deze ook bij meerderheid worden aangenomen door het Europees Parlement in samenspraak met het parlement van de betrokken Lidstaat.

Dit voorstel zal op weinig enthousiasme kunnen rekenen binnen de Europese Unie maar het toont, volgens de minister, wel duidelijk aan dat de uitdagingen op budgettair gebied zeer complex zijn, gelet op het aantal beleidsniveaus, op nationaal als Europees vlak, dat hierbij betrokken is.

De minister is van oordeel dat er evenwel reden is tot optimisme omdat er binnen de Europese Raad Economische en Financiële Zaken die zevenentwintig lidstaten verenigt, over ingewikkelde problemen zoals fiscale fraude en de uitbouw van de bankenunie toch vooruitgang wordt geboekt.

De heer Vanlouwe verwijst naar een schrijven van 27 februari 2013 gericht aan mevrouw Sabine de Bethune, voorzitster van de Senaat vanwege mevrouw Anne Demelenne, secretaris-generaal van het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), de heer Claude Rolin, secretaris-generaal van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) en de heer Bernard Noel, nationaal secretaris van de Algemene Centrale der liberale vakverbonden van België (ACLVB).

Hierbij wordt aangedrongen op het houden van hoorzittingen (eventueel gemeenschappelijk voor Kamer en Senaat) zodat diverse standpunten waaronder ook die van de vakbonden — over de politieke, economische en sociale draagwijdte van het Verdrag aan bod kunnen komen, ook in het ruimere kader van het Europees economisch bestuur.

De heer Hellings wil dat er hoorzittingen worden georganiseerd vóór dit wetsontwerp wordt aangenomen, zoals ook gevraagd wordt in de brief van 20 maart laatstleden van mevrouw Khattabi, voorzitster van haar politieke fractie, aan de voorzitster van de Senaat.

De heer Mahoux verwijst naar zijn oorspronkelijk voorstel om hoorzittingen te organiseren wanneer de bepalingen van het verdrag worden omgezet in Belgisch recht. Spreker meent dat dit voorstel in de eerste plaats ter stemming moet worden voorgelegd aan de commissie en vraagt dat de commissie zich bij stemming uitspreekt om dit punt eerst te bespreken.

Bij de procedurestemming wordt met 9 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding beslist om eerst te stemmen over het voorstel van de heer Mahoux om hoorzittingen te organiseren wanneer de bepalingen van het verdrag worden omgezet in Belgisch recht. Het voorstel van de heer Mahoux wordt met 11 stemmen bij 2 onthoudingen aangenomen.

IV. STEMMING

De artikelen 1 en 2, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem.

Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.

De rapporteurs, De voorzitter,
Richard MILLER. Johan VERSTREKEN. Karl VANLOUWE.

De tekst aangenomen door de commissie is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-1939/1 — 2012/2013).