5-220COM | 5-220COM |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - In september jongstleden heeft de Vlaamse Liga tegen kanker de minister een dossier overhandigd over de moeilijkheden die kankerpatiënten ondervinden wanneer ze weer aan het werk willen gaan. Ik som de belangrijkste knelpunten kort op.
Kankerpatiënten worden soms ontslagen tijdens hun ziekteverlof of kort na de werkhervatting. Werkgevers zijn niet altijd bereid de nodige aanpassingen te doen, bijvoorbeeld aan het takenpakket of de werkplek. De huidige systemen van toegelaten arbeid - een arbeidsongeschikte die deeltijds het werk hervat en deels zijn uitkering behoudt - zijn niet flexibel genoeg. Zo is bijvoorbeeld een geleidelijke afbouw van de uren niet mogelijk als voltijdse arbeid te zwaar blijkt te zijn en is er onvoldoende informatie over dat complex systeem en de rechten en plichten dat het meebrengt. Bij het zoeken naar werk lopen ex-kankerpatiënten vaak nog tegen vooroordelen van de werkgever aan over mogelijk herval of eventuele afwezigheden. Er is geen duidelijk aanspreekpunt en de betrokkenen kunnen met deze problematiek noch bij de ziekteverzekering, noch bij de werkloosheidsuitkering terecht.
Ter gelegenheid van het rapport van de Vlaamse Liga tegen kanker beloofde de minister in het voorjaar van 2013 een rondetafelconferentie te organiseren met alle betrokken partijen, ook van de gemeenschappen en gewesten. Ondertussen werd op 15 januari van dit jaar bekendgemaakt dat het RIZIV aan Waalse kant met FOREM en de verzekeringsinstellingen een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten om arbeidsongeschikte werknemers beter te begeleiden bij hun terugkeer naar de werkvloer.
De problematiek die ik net beschreef, speelt een steeds grotere rol, want 40% van de kankerdiagnoses wordt gesteld bij mensen tussen 15 en 64 jaar en 60 à 80% van de mensen die de ziekte overleven, keer naar de werkvloer terug. Bovendien stijgen de overlevingskansen altijd.
Naar aanleiding van de Internationale Kankerdag op 4 februari 2013 - we zijn intussen al enkele maanden later - had ik van de minister graag het volgende vernomen.
Welke concrete stappen houdt de samenwerkingsovereenkomst tussen het RIZIV, FOREM en de verzekeringsinstellingen in? Welke doelstelling heeft deze overeenkomst?
Zijn er plannen voor een soortgelijk initiatief in samenwerking met de VDAB? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Welke initiatieven zal de minister nemen om iets te doen aan de knelpunten die de Vlaamse Liga tegen Kanker in haar rapport aanhaalt?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Ik stel voor dat mevrouw Franssen de eerste en tweede vraag aan mevrouw Onkelinx en de heer Courard stelt. Ik ben niet bevoegd voor het RIZIV en al helemaal niet voor FOREM en VDAB, zelfs niet vóór de zesde staatshervorming. Daarmee kom ik meteen bij de derde vraag.
Eigenlijk ben ik zeer bezorgd over de punten waarvoor de Vlaamse Liga tegen kanker aandacht vraagt. Ik ben er een grote voorstander van dat mensen de kans krijgen om te werken. Ook mensen die na een zware behandeling opnieuw aan het werk willen en daarvoor gemotiveerd zijn, moeten we alle kansen geven.
Daarom ijver ik er in de regering voor een oplossing te vinden voor het probleem van het gewaarborgd loon van kankerpatiënten die voor hun behandeling om de zoveel weken even uit roulatie zijn. De intervallen tussen twee periodes zijn soms van aard dat de ziekteverzekering geen uitkering geeft en dus moet de werkgever elke keer het gewaarborgd loon betalen. Hoe kleiner de onderneming, hoe zwaarder dat weegt. Vaak worden werknemers daarom ontslagen of moeten ze in het systeem van primaire arbeidsongeschiktheid of eventueel van invaliditeit blijven, terwijl ze tussen twee behandelingen in eigenlijk wel willen werken.
De geneeskunde en de technieken zijn zozeer geëvolueerd dat werken tijdens een behandeling in bepaalde gevallen mogelijk is, terwijl men vroeger gewoon ten dode was opgeschreven. Onze regelgeving moet daaraan nog worden aangepast. Dat is echter sneller gezegd dan gedaan. De hele regelgeving is geschreven met het oog op bestaanszekerheid, maar ook vanuit het principe dat iets wit is of zwart. De grijstinten zijn er vaak uitgehaald. Samen met mijn collega's Onkelinx en Courard ben ik op zoek naar oplossingen.
Daarnaast wil ik ook een soort van chatbox opzetten, een elektronische communicatie tussen de betrokken artsen, namelijk de huisarts of de specialist, de arbeidsgeneesheer en de adviserend geneesheer van het ziekenfonds. Nu worden patiënten vaak van de ene naar de andere dokter gestuurd en moeten ze telkens zelf uitleg geven, terwijl ze dat niet altijd kunnen of niet de juiste termen gebruiken of niet overtuigend genoeg zijn. Dat probleem willen we opvangen met een online chatbox waar de artsen vooral zoeken naar wat patiënten wél nog kunnen. Nu wordt vaak gefocust op wat ze niet meer kunnen en op de vraag of er een goede reden is om te zeggen dat ze niet meer kunnen werken. Terwijl er patiënten zijn die willen werken, die sociale contacten willen en niet willen thuiszitten. In zo'n situatie is de vraag wat ze wel nog kunnen veel belangrijker. De drie artsen moeten met elkaar overleggen en uiteindelijk een gezamenlijk advies geven.
Bij de ontwikkeling van een instrument daarvoor zijn echter drie instituten betrokken en, zoals iedereen weet, zijn artsen vaak zeer individualistisch en hebben ze niet graag dat men zich in hun manier van werken mengt. Maar we werken voort.
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Uiteraard is de minister niet bevoegd voor het RIZIV, dat weet ik ook wel, maar aangezien de problematiek verschillende kanten heeft, leek het me niet onlogisch dat de minister het probleem van de werkhervatting ook bij haar collega's in de regering aankaart. Maar ik heb er geen probleem mee mijn vraag ook aan de andere regeringsleden te stellen.
De herziening van de regelgeving voor het gewaarborgd loon is een oplossing voor mensen die al een vaste job hebben, maar niet voor mensen met tijdelijke contracten, uitzendkrachten, niet-benoemde leerkrachten en dergelijke meer. Zij hebben grote problemen, zeker tussen de behandelingen in.
Problemen zijn er echter niet alleen tijdens de behandeling. Mensen die al verschillende keren voor kanker zijn behandeld, zien hun fysieke mogelijkheden achteruitgaan, ook als ze geen behandeling meer nodig hebben. Veel kankerpatiënten die hervallen zijn, hebben in hun lichaam een vermoeidheid die niet meer verdwijnt. Ook voor hen moeten we structurele oplossingen zoeken en de regelgeving aanpassen.
Daarvoor is misschien zelfs een ruimere visie nodig en ik moedig de hele regering en de gemeenschappen en gewesten aan om daarover in overleg te gaan. Ons hele systeem van tewerkstelling, vervangingsinkomens en gezondheidszorg is altijd op acute ziekten georiënteerd, terwijl steeds meer mensen chronisch ziek zijn. Voor hen hebben we geen antwoorden. Kankerpatiënten, mensen met het chronisch vermoeidheidssyndroom en andere chronisch zieken blijven eigenlijk in de kou staan. Dankzij de vooruitgang van de geneeskunde en ons gezondheidssysteem zijn er steeds meer ziekten die niet langer fataal zijn, maar chronisch worden en dan moeten we onze regelgeving daarop ook aanpassen.
Het is goed dat gezocht wordt naar verschillende instrumenten, zoals de chatbox, ook als een consensus daarover niet gemakkelijk te vinden is. Volgens mij moeten de patiënten echter ook een stem hebben. Vele mensen willen heel graag opnieuw de stap naar de arbeidsmarkt zetten, dat is ook mentaal bijzonder belangrijk, maar ze moeten wel inspraak krijgen bij het bepalen van wat ze nog wel kunnen en wat niet. Dat kan niet enkel en alleen aan de arts worden overgelaten. Er moet ten minste ook iemand van de sociale dienst van het ziekenhuis bij betrokken worden.