5-98 | 5-98 |
Mme la présidente. - M. Hendrik Bogaert, secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, répondra.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik stel vast dat opnieuw staatssecretaris Bogaert zal antwoorden in plaats van de minister van Financiën. Zoals een aantal collega's voel ik me gefrustreerd omdat het onmogelijk blijkt de nieuwe minister van Financiën naar de Senaat te laten komen, al moet ik toegeven dat hij vandaag wel een geldig excuus heeft. Zelfs op de Oude Markt in Leuven slaag ik er niet in hem te ontmoeten! Misschien kan Vincent Van Quickenborne me nog raad geven en me uitleggen hoe hij destijds tot bij minister van Binnenlandse Zaken Tobback in Leuven is geraakt. Kortom, als minister Geens binnenkort niet verschijnt in de Senaat, krijgt hij wel een probleem, denk ik.
Mijn vraag gaat over de financiële transactietaks, en omdat het een veeleer polemische vraag is, had ik ze graag aan de minister zelf gesteld.
Iedereen weet intussen dat ik een zeer koele minnaar ben van de financiële transactietaks, met dien verstande dat ik uiteraard plichtsgetrouw respecteer wat het regeerakkoord daarover bepaalt.
Recente berekeningen van zowel de Nationale Bank als van de bankenfederatie Febelfin tonen aan dat de invoering van een financiële transactietaks de Belgische banken zowat 8 miljard euro per jaar zal kosten. Dat is in mijn ogen een groot bedrag.
Kan de minister van Financiën de orde van grootte van dat bedrag bevestigen?
Kan de minister van Financiën bevestigen dat die hoge kost een element van bezorgdheid is? Vreest hij niet dat als de financiële transactietaks slechts in een deel van de Europese Unie wordt ingevoerd, dat aanleiding kan geven tot massaal ontwijkingsgedrag?
Ons land is op het ogenblik een financieel centrum, onder meer door de aanwezigheid van clearinghuizen zoals Swift en Euroclear. Deelt de minister van Financiën de bezorgdheid dat de invoering van een financiële transactietaks enkele duizenden jobs in ons land in gevaar kan brengen? Moet ons land in die omstandigheden wel het voortouw nemen bij de invoering van die taks? In mijn ogen staat in het regeerakkoord niet dat wij voorop moeten lopen.
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Sta mij toe even terug te gaan in de tijd. Het regeerakkoord van 1 december 2011 bepaalt dat de regering er op Europees vlak voor zou pleiten om een taks op financiële transacties in te voeren.
In overeenstemming daarmee heeft de vorige minister van Financiën in de Ecofin-ministerraad een ontwerp van richtlijn gesteund voor de invoering van een financiële transactietaks (FTT) in de Europese Unie. Dat ontwerp was door de Europese Commissie ingediend kort voor de totstandkoming van de regering.
Zeer vlug bleek dat er tussen de 27 lidstaten geen overeenstemming kon worden gevonden over de invoering van een FTT in de Europese Unie. Aangezien het gaat over een fiscale aangelegenheid, is er echter unanimiteit vereist voor het invoeren van een dergelijk taks.
Een aantal lidstaten, waaronder ons land, heeft daarop aan de Europese Commissie gevraagd om een voorstel in te dienen om te komen tot een Raadsbeslissing waardoor het mogelijk zou worden om een FTT in te voeren onder het regime van de versterkte samenwerking. De Europese Commissie heeft dan een dergelijk voorstel ingediend, dat door de Raad van ministers is goedgekeurd op 22 januari 2013. Daardoor kregen de 11 lidstaten die het verzoek tot versterkte samenwerking hadden geformuleerd, de toelating van de Raad om over te gaan tot een versterkte samenwerking voor de invoering van de FTT.
De Europese Commissie heeft dan op 14 februari 2013 een nieuwe ontwerprichtlijn voor een financiële transactietaks ingediend, ditmaal onder het stelsel van de versterkte samenwerking.
Op het ogenblik dat de heer Vanackere, namens de Belgische regering, de idee van een versterkte samenwerking steunde in een brief aan de Europese Commissie, wist niemand hoeveel lidstaten zouden meedoen. Het was ook niet duidelijk in welke mate de Europese Commissie in haar nieuwe ontwerprichtlijn oog zou hebben voor het verschil dat er nu eenmaal is tussen het invoeren van een gemeenschappelijke taks in de hele unie, dan wel in een deel van de lidstaten.
Inmiddels is binnen de organen van de Raad van ministers van de Europese Unie de bespreking over de ontwerprichtlijn begonnen. Ik heb mijn administratie gevraagd een impact-assessment te maken van de ontwerprichtlijn. Die oefening houdt uiteraard rekening met alle elementen die worden aangereikt, ook door stakeholders vanuit de financiële sectoren en andere sectoren van het bedrijfsleven. Alle input, ook die van Febelfin wordt met dank aanvaard en aandachtig bestudeerd door de diensten van Financiën.
Bovendien gaan heel wat ramingen die de regering ontvangt uit van ongewijzigd gedrag van de marktoperatoren. De financiële transactietaks heeft precies tot doel dat ze hun gedrag wel zouden wijzigen.
Uit de permanente analyse die ik samen met mijn administratie zal maken, zou kunnen blijken dat de bepalingen van de ontwerprichtlijn, mede aangezien slechts elf van de binnenkort achtentwintig lidstaten deelnemen, hetzij hun doel voorbijschieten, hetzij onvoldoende effectief zijn. In dat geval zal Financiën de onderhandelingen uiteraard bijsturen.
Naar verwachting is nu elk van de elf lidstaten bezig met de studie van de voorstellen en van de gevolgen ervan. In dat verband stip ik aan dat alle zevenentwintig, binnenkort achtentwintig lidstaten van de Europese Unie debatteren over de ontwerprichtlijn. Ten slotte moeten de deelnemende lidstaten die unaniem goedkeuren.
Ons land moet er rekening mee houden dat financiële dienstverlening een belangrijke activiteit is in onze economie. De impact op die economie zou dus voor België weleens groter kunnen uitvallen dan voor andere lidstaten, te meer daar onze buurlanden wellicht niet zullen meedoen. De heer Daems wijst in dat verband terecht op de aanwezigheid in ons land van een aantal instellingen op het vlak van de marktinfrastructuur.
Daarnaast zal ik bij de onderhandelingen onder meer in het achterhoofd houden dat België onderdak biedt aan een hoog aantal treasury centers van grote multinationals en een zeer open economie heeft.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Het is een heel mooi antwoord. Ik ben er wel niet helemaal tevreden mee en ik had graag met de minister wat langer over het onderwerp gedebatteerd. Ik zal er dan ook binnenkort in de commissie op terugkomen.
Het antwoord is nogal genuanceerd en het bevestigt mijn idee dat het geen zin heeft met de fanfare voorop te lopen, snel principieel te handelen en de FTT in te voeren om daarna de schade op te meten.
Ik hoor nu de minister van Financiën bij monde van de staatssecretaris aangeven wat ik van bij het begin heb gezegd. Met andere woorden, we moeten kunnen nagaan wat de effecten op onze economie zijn van de invoering van de FTT, ook op de clearing houses en vooral de 104 treasury centers van de grote multinationals. Die dreigen immers weg te lopen als ze enige onzekerheid ter zake aanvoelen.
Als alle 28 EU-lidstaten de richtlijn over de versterkte samenwerking moeten goedkeuren dan ben ik enigszins gerustgesteld, hoewel ik me ook kan indenken dat landen die aan ons land grenzen en die niet meedoen, wel eens voorstander zouden kunnen zijn van een invoering onder het regime van de versterkte samenwerking, om redenen die de staatssecretaris en ikzelf best kunnen begrijpen!
Nogmaals dank aan de staatssecretaris voor het antwoord dat hij heeft gegeven namens de minister van Financiën die ik binnenkort in de Senaat hoop te kunnen begroeten.